6 Vragenuur: Vragen Paulus Jansen

Vragen van het lid Paulus Jansen aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over tweetalig Nederlands-Duits onderwijs in de grensstreek.

De voorzitter:

De heer Jansen is samen met zijn collega's Albert de Vries van de PvdA en Roald van der Linde van de VVD op werkbezoek geweest. Naar aanleiding daarvan heeft de heer Jansen een vraag aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over tweetalig Nederlands-Duits onderwijs in de grensstreek. Het woord is aan de heer Paulus Jansen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. Een drietal krimpwoordvoerders uit de Kamer was afgelopen vrijdag op bezoek in Winterswijk. Dat is een prachtig stukje Achterhoek, de grens van Nederland naar Duitsland. Dat is ook de achtergrond van de vraag die ik aan de staatssecretaris van Onderwijs wil stellen. Voor Winterswijkers die het Duits beheersen, verdubbelt het aantal bereikbare banen. In die regio ligt de werkgelegenheid niet voor het oprapen. Dit geldt overigens ook voor de andere kant van de grens. Duitsers die graag in Nederland willen werken, zouden geholpen zijn als ze beter Nederlands zouden spreken en verstaan. Een basisschool in Kotten — die ligt op slechts 500 meter van de grens — werkt al samen met twee Duitse basisscholen. Deze school wil starten met een experiment met tweetalig onderwijs. Het idee is dat een of meer docenten van de Duitse scholen een paar uur per week in Nederland lesgeven en omgekeerd. Als de proef met gesloten beurzen wordt uitgevoerd, is dat een spotgoedkope manier om de kansen voor onze kinderen op een mooie baan in de toekomst te vergroten. Ook voor het mkb in de grensstreek is beheersing van het Duits trouwens cruciaal. Natuurlijk zijn er bij zo'n experiment altijd wat wettelijke hobbels te nemen. In Duitsland moeten docenten bijvoorbeeld academisch zijn geschoold, terwijl in Nederland op dit moment hbo volstaat.

Ik zou de staatssecretaris, mede namens mijn collega De Vries van de fractie van de PvdA, willen vragen of hij zich actief wil inzetten om dit experiment mogelijk te maken, ook voor andere scholen in de grensstreek die geïnteresseerd zijn, enerzijds door met zijn Duitse collega afspraken te maken over het wegnemen van wettelijke beletselen en anderzijds door met de scholen afspraken te maken over de kwaliteitsborging van het experiment. Met Duits in de rugzak kan de Winterswijkse scholier straks kiezen uit twee keer zoveel banen dan zonder. Dat moeten wij deze kinderen niet onthouden.

Staatssecretaris Dekker:

Net als de heer Jansen onderschrijf ik het belang van samenwerken, zeker in een gebied als de regio rond Winterswijk. Ook als het gaat om tweetalig onderwijs ondersteunen wij van alles. Ik kan eigenlijk kort zijn. Ik zou naar aanleiding van de vraag contact willen opnemen met de school om precies te bekijken waar men tegen aanloopt, wat de exacte belemmeringen zijn. Als het nodig blijkt om met mijn collega in de deelstaat Noordrijn-Westfalen contact op te nemen om te zien of er ook daar nog regels zijn die het een en ander belemmeren, dan zal ik dat niet nalaten.

De heer Paulus Jansen (SP):

Kijk, voorzitter, zo kort en tevredenstellend kan een antwoord zijn. Ik vraag de staatssecretaris om de Kamer, met name de onderwijswoordvoerders, op de hoogte te houden van de ontwikkelingen. Ook in andere gemeenten in de grensstreek — ik weet dat het bijvoorbeeld in Limburg en Gelderland speelt — is er animo.

Ik heb een vervolgvraag over krimp in bredere zin. De aanpak van krimp vereist een samenwerking tussen allerlei departementen en lagere overheden. Het gaat om economie, maar ook om onderwijs, wonen en zorg. Denkt de staatssecretaris dat hij en zijn ministerie op dit punt wat meer kunnen betekenen voor de grensregio? De belangrijkste krimpregio's liggen tegen de Duitse grens aan. Ik noem Noordoost-Groningen, Zuidoost-Limburg en de Achterhoek. Zou het niet verstandig zijn om de inspanningen vanuit het ministerie van Onderwijs om die krimp samen met andere ministeries aan te pakken, te vergroten?

Staatssecretaris Dekker:

Er gebeurt in de krimp al het een en ander. De heer Jansen noemt een regio waar dit soort samenwerking kennelijk nog in de kinderschoenen staat. In Limburg gebeurt het op heel veel plekken al, overigens zeer ondersteund door lokale overheden aldaar, gemeentes en provincie. Het is interessant om te bekijken of dat hier ook het geval kan zijn. Wat krimp in het onderwijs betreft hebben wij zeer binnenkort een uitvoerige discussie met de vaste Kamercommissie over de maatregelen die nodig zijn om versterking te bieden. Wellicht dat dat aan de vraag tegemoetkomt. BZK is het coördinerende departement om ervoor te zorgen dat de aanpakken van krimp, die niet alleen rond scholing en onderwijs spelen, maar ook op de woningmarkt en de arbeidsmarkt, goed gecoördineerd worden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De heer Jansen is in Winterswijk geweest. Ik ben in Hoogeveen geweest. Ook daar speelt deze problematiek. Ik heb begrepen dat er in Nederland 123 scholen met tweetalig onderwijs zijn. Bij 121 daarvan gaat het om de Engelse taal, bij slechts 2 om de Duitse taal. Dat is natuurlijk een gemiste kans, gezien de werkgelegenheid. Duitsland is ook onze belangrijkste handelspartner. 10 april is de Dag van de Duitse taal. Kan ik het kabinet met het oog daarop verleiden tot het uitspreken van ambities? Gaan wij het aantal scholen dat ook lesgeeft in de Duitse taal, dat tweetalig onderwijs biedt, met een bepaald aantal vergroten?

Staatssecretaris Dekker:

De Dag van de Duitse taal wordt ook door mij toegejuicht. Ik dacht dat mevrouw Dik mij ging uitnodigen om een woordje Duits te spreken, maar gelukkig deed zij dat niet. Ik ben wat voorzichtig om beloftes te doen in de zin van: wij gaan het aantal scholen vergroten dat zowel in het Nederlands als in het Duits lesgeeft. Het is echt iets dat vanuit de scholen zelf moet komen. Om die reden zeg ik tegen de heer Jansen: als een school het wil en tegen belemmeringen aanloopt, dan wil ik best bekijken of wij die kunnen wegnemen. Ik geloof niet dat het succesvol wordt als wij tegen scholen gaan zeggen dat zij het per se moeten doen. Uiteindelijk moet het de intrinsieke motivatie van de school, de schoolleider en de ouders zijn die zoiets moet doen slagen.

Mevrouw Straus (VVD):

Bij de begrotingsbehandeling heb ik de staatssecretaris een heel mooi boekje overhandigd over buurtaalonderwijs, zowel in het Duits als in het Frans. Daarbij zijn basisscholen in staat om vanaf groep 5 het vak Duits of Frans te geven. Deze euregioscholen hebben zich met elkaar verenigd. Ik vraag de staatssecretaris om dit ook in de grensregio richting het noorden nog eens onder de aandacht te brengen. De scholen hoeven niet volledig tweetalig onderwijs te verzorgen, maar kunnen wel het vak Duits op een kwalitatief verantwoorde wijze aanbieden op de basisschool.

Staatssecretaris Dekker:

Mevrouw Straus heeft helemaal gelijk. Wij hebben het hier vaak over tweetalig onderwijs, maar dan wordt ook een substantieel deel van de niet-taalvakken in een vreemde taal verzorgd. Daarvoor zijn de mogelijkheden in ons basisonderwijs redelijk beperkt. Er is een wetsvoorstel in de maak dat het vanaf het schooljaar 2015/2016 mogelijk moet maken om in ieder geval 15% van de tijd echt in de andere taal onderwijs te bieden. Mevrouw Straus heeft het over een doeltaal; niet alleen Engels leren naast het Nederlands maar ook Duits of, in sommige streken, Frans. Ik zou daar heel erg voor zijn. Dit zijn mooie projecten die ik onder de aandacht zal brengen.

De voorzitter:

Dank voor uw antwoorden en dank voor uw komst naar de Kamer.

Naar boven