23 Cameratoezicht

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgermeester tot de inzet van cameratoezicht (33582).

Voorzitter: Elias

De voorzitter:

Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom in ons midden.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Voor de duidelijkheid vermeld ik erbij dat ik tijdens dit debat mijn collega Lilian Helder vervang, omdat zij vanavond afwezig is.

Voorzitter. Het is inmiddels wel bekend hoe de PVV-fractie over camerabeelden als opsporingsmiddel denkt. Cameratoezicht helpt — natuurlijk samen met de politie-inzet — de veiligheid sterk te vergroten. Gebleken is dat gemeenten behoefte hebben aan een meer flexibele inzet van cameratoezicht in de publieke ruimte om overlast die zich gemakkelijk verplaatst, zoals straatroven en zakkenrollen, beter te kunnen bestrijden. De PVV-fractie staat daarom positief tegenover het wetsvoorstel, maar heeft desondanks nog wel enkele vragen aan de minister.

Ik begin met de vraag of dit wetsvoorstel gevolgen zal hebben voor het wetsvoorstel versterken presterend vermogen van de politie. Het nieuwe artikel 126nda Strafvordering moet volgens het wetsvoorstel versterking van het presterend vermogen van de politie komen te luiden: "In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de opsporingsambtenaar in het belang van het onderzoek van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot beelden gemaakt met vaste camera's voor de beveiliging van goederen, gebouwen of personen, vorderen deze gegevens te verstrekken." In de memorie van toelichting staat dat het begrip "vaste" van de formulering "vaste camera's" is ontleend aan artikel 151c Gemeentewet. De vraag is nu of die voorgestelde wetswijziging in het kader van de versterking van het presterend vermogen van de politie ook zal gelden voor flexibele camera's, zoals bedoeld in het wetsvoorstel waarover wij vanavond praten. Het kan namelijk niet zo zijn dat de minister enerzijds in een wet voorstelt om de opsporingsmethode te verruimen maar dat dit anderzijds door de invoering van een andere wet weer wordt beperkt. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

Nu kom ik op de privacy van criminelen. Het is een feit dat cameratoezicht helpt bij de opsporing van strafbare feiten en ook bij de bestrijding van overlast. Overlast zal er vrijwel zeker gedeeltelijk door worden voorkomen. De aanwezigheid van camera's heeft namelijk ook een preventieve werking; dat zal de minister ongetwijfeld met de PVV eens zijn. De privacy wordt in dit wetsvoorstel voldoende gewaarborgd, want het uitkijken van de beelden vindt plaats onder regie van de politie. Daarnaast kan de gemeenteraad in zijn verordening voorschriften opnemen zoals het maximeren van het aantal te plaatsen camera's. De PVV blijft echter van mening dat het verspreiden van foto's en videobeelden in de media in het kader van de opsporing zodanig wettelijk geregeld moet worden dat het niet tot gevolg kan hebben dat lagere straffen worden opgelegd wegens een schending van de privacy van de dader. Helaas is dat toch nog steeds het geval. Onlangs gaf de minister in een debat dan ook aan dat hij bezig is met een zachte variant van het oorspronkelijke PVV-voorstel over het gebruik van camerabeelden gemaakt door burgers ten behoeve van opsporing: beter iets dan niets! Het wetsvoorstel dat nu de internetconsultatie ingaat, wachten wij af. De PVV zal dit punt echter net zolang herhalen tot het wetgeving is. Het blijft voor de PVV namelijk onacceptabel dat criminelen strafvermindering kunnen krijgen omdat rechters van mening zijn dat de privacy van daders geschonden wordt. "Wil je privacy, pleeg dan geen misdrijf" is het devies van de PVV.

Tot slot nog een laatste opmerking over het gebruik van drones. De minister heeft gezegd dat de huidige wetgeving voldoende toereikend is voor het inzetten van drones. De vraag is wel hoe de minister dit zal regelen. Hij heeft al aangegeven dat vliegend cameratoezicht niet is uitgezonderd van de reikwijdte van het wetsvoorstel. Op sommige plekken in een gemeente kan het uit oogpunt van de openbare orde van belang zijn om flexibele camera's in de vorm van drones in te zetten, juist omdat er niet altijd overal menselijk toezicht kan zijn. De fractie van de PVV hoort graag hoe de minister ervoor zal zorgen dat gemeenten die dat willen, ook werkelijk gemakkelijk gebruik kunnen maken van drones.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Wij bespreken vandaag een wet die regelt dat gemeenten niet alleen camera's voor cameratoezicht op vaste plaatsen kunnen neerzetten, maar dat zij ook flexibele camera's kunnen gebruiken. Als de overlast zich verplaatst, kunnen de camera's worden mee verplaatst. Dat klinkt natuurlijk heel logisch en daar is ook niets op tegen, zou je zeggen. De SP-fractie heeft echter nog een aantal kritische vragen.

Mijn fractie is niet tegen cameratoezicht. Dat kan een middel zijn — let wel, een middel en dus niet een doel — om toezicht te houden op de veiligheid in een wijk. Een camera grijpt echter niet in. Je kunt een stad volhangen met camera's, maar dat wil niet zeggen dat de stad veiliger wordt. Daarom zijn wijkagenten en de mannen en vrouwen in het blauw nog altijd noodzakelijk om werkelijke veiligheid te creëren.

De minister zal zeggen dat camera's natuurlijk kunnen ondersteunen. Dat beaam ik. Ik heb een nachtdienst mogen draaien bij de politie in Amsterdam. Onder toezicht van de politie lezen boa's mee op de camera's en dan gaan de politieagenten erop af. Dat wil niet altijd zeggen dat zij ook op tijd zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Kooiman, er zijn heel weinig mensen op de tribune, maar ook thuis volgt een aantal mensen dit debat. Wilt u afkortingen zo veel mogelijk vermijden?

Mevrouw Kooiman (SP):

Boa's zijn buitengewoon opsporingsambtenaren. Terecht, voorzitter, dat u daar op wijst.

De beelden bieden dus niet de garantie dat agenten meteen kunnen ingrijpen. Zoals ik al zei: een camera grijpt niet in, dat doet de politie. Camerabeelden kunnen natuurlijk wel helpen bij de opsporing achteraf. Iedereen kent de beelden van de kopschoppers. De beelden kunnen later ook helpen bij het bewijs in strafzaken. Je kunt een stad dus wel helemaal volhangen met camera's, maar dat wil niet zeggen dat het er veiliger door wordt.

De SP-fractie is een groot voorstander van maatregelen die werken. Daarbij mogen wij het privacy-aspect niet uit het oog verliezen. Als een gemeente rupsje-nooit-genoeg is, kan de burgemeester de hele gemeente volhangen met camera's. Dan speel je als inwoner opeens de hoofdrol in de serie Big brother. Hoewel het onderzoek naar de inzet en het gebruik van de vliegende camera's nog niet is afgerond, maakt dit wetsvoorstel de inzet van deze vliegende camera's wel mogelijk.

De minister doet nu nog onderzoek naar de knelpunten in de bestaande wet- en regelgeving voor het gebruik van drones. Hij doet ook onderzoek naar de mogelijk negatieve effecten van het gebruik van de drones en de vraag hoe de privacy kan worden gewaarborgd. Dat zijn heel belangrijke zaken, die je moet onderzoeken voordat je de inzet van drones mogelijk maakt. Met deze wet kan het gebeuren dat je lekker ligt te zonnen in de achtertuin en dat je bezoek krijgt van zo'n drone of dat de gemeente in je huiskamer kan kijken om te zien wat de pot schaft. Dat vind ik te ver gaan.

De politie kan nu al bij dreigende verstoring van de openbare orde vliegende camera's inzetten. Waarom moet dit nu mogelijk worden gemaakt voor de gemeenten? Waarom krijgen de burgemeesters en de gemeenten die mogelijkheid nu al en worden niet eerst de uitkomsten van het onderzoek afgewacht? Ik wil heel graag dat de minister hier duidelijkheid over geeft. Is hij bereid ervoor te zorgen dat de drones niet ingezet worden door de gemeenten totdat het onderzoek is afgerond en is besproken met de Kamer? Anders heb ik een heel mooie motie die deze minister op weg kan helpen.

Ook bij deze wet ben ik bezorgd dat hij wel erg ruim geïnterpreteerd kan worden door de gemeenten. Er zijn eindeloos veel mogelijkheden voor de gemeenten om camera's in te zetten. Zij lijken oneindig. In de huidige regelgeving heb je voor elke camera een specifiek plaatsingsbesluit nodig, maar dat is na deze wetswijziging niet meer nodig. Bij een flexibele camera mag je een heel gebied aanwijzen. De minister noemt hierbij zelf als voorbeeld een pleintje. Kan een gebied ook een hele woonwijk zijn of misschien wel een hele stad? In de antwoorden schrijft de minister dat dit natuurlijk niet de bedoeling is, maar als je de letter van de wet bekijkt, is dat wel mogelijk. Hoe gaat de minister voorkomen dat burgemeesters hele wijken of misschien wel een heel stadsdeel gaan aanwijzen?

Een ander groot punt van zorg voor de SP-fractie is dat de inzet van cameratoezicht niet is gebonden aan tijd. Burgemeesters mogen de camera's net zo lang blijven inzetten als zij denken dat goed is. Daar staat wel tegenover dat de burgemeester verplicht wordt om de gebiedsaanwijzing in te trekken zodra de inzet van de camera's niet langer noodzakelijk is. Dat was nog niet zo in het vorige wetsvoorstel, en daar is mijn fractie wel over te spreken. Kan de minister aangeven wanneer dat precies is? Waar, wanneer en hoe toetst de burgemeester dit? Hoe vaak is de burgemeester verplicht om dit te evalueren? Hoe vaak moet de burgemeester dit voorleggen aan de gemeenteraad? Mijn fractie zou het toejuichen als dit in ieder geval jaarlijks beoordeeld zou worden.

In het wetsvoorstel lees ik dat de minister het voor burgemeesters en gemeenten mogelijk maakt om in hele gebieden, ook grote gebieden, onbeperkt, dus zonder tijdslimiet, flexibele camera's en desnoods ook drones in te zetten. Ik vind dat nogal wat.

Er zijn dus heel wat vragen en zorgen. Ik hoop dat de minister deze vragen kan beantwoorden en mijn zorgen kan wegnemen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken, wil het gebruik van mobiel cameratoezicht mogelijk maken. Het gaat hier specifiek om camera's die ingezet worden op basis van de Gemeentewet, voor de handhaving van de openbare orde, bijvoorbeeld bij overlast veroorzaakt door hangjongeren, drugsgebruikers, zakkenrollers of vandalen.

D66 begrijpt de wens van gemeenten om een meer flexibele toepassing van cameratoezicht. In bepaalde gevallen kan dit wel degelijk van nut zijn. In uitgaansgebieden werkt cameratoezicht bijvoorbeeld goed om overlast te verminderen. Mijn fractie staat daarom open voor het gebruik van mobiel cameratoezicht door gemeenten, mits dit effectief gebeurt en de rechten van burgers worden gewaarborgd.

Wij hebben een aantal vragen over de kosten en baten van de inzet van cameratoezicht in de praktijk en de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Het lijkt erop dat cameratoezicht vaak ineffectief en duur is, weinig oplevert voor de handhaving van de openbare orde of voor de opsporing van strafbare feiten en hoge risico's voor de privacy van mensen met zich brengt.

Vaak wordt over cameratoezicht gesproken als de panacee voor alle kwalen. Er worden camera's ingezet, zonder dat zij effectief zijn. We zien dan ook toenemend cameratoezicht in de openbare ruimte; niet alleen camera's die op straathoeken hangen, maar ook slimme camera's langs de snelweg die kentekens vastleggen, de automatische nummerplaatregistratie (ANPR), camera's met gezichtsherkenningsmogelijkheden, camera's die vanuit de lucht de openbare orde in de gaten houden, de drones en particuliere camera's.

Booming business, zou je kunnen zeggen. Eén camera kost een gemeente gemiddeld zo'n €15.000.

Volgens schattingen zijn er ongeveer een miljoen camera's in Nederland, waarvan zo'n 200.000 in de openbare ruimte. Het is logisch dat veel mensen het gevoel van big brother krijgen en dat ze denken dat de overheid hun geld verspilt. Mensen worden steeds meer door de overheid bespied onder het mom van veiligheid, zonder dat aangetoond kan worden dat de maatregelen daadwerkelijk effectief zijn. Het kabinet kan namelijk niet met feiten en cijfers bewijzen dat mobiel cameratoezicht echt nodig en effectief is. Het risico bestaat op schijnveiligheid en verspilling van geld. Kan de minister een overzicht geven van de kosten van cameratoezicht? Hoeveel geld wordt door de overheid hieraan besteed? Waaruit blijkt dat met cameratoezicht het doel om de criminaliteit te verminderen en het veiligheidsgevoel te bevorderen daadwerkelijk wordt bereikt? Hoe verhouden de kosten zich tot het probleem?

D66 gelooft niet in één oplossing voor de veiligheidsproblemen. Op lokaal niveau moet worden bekeken wat de beste oplossing is. Gemeenten moeten op basis van lokale afwegingen bepalen of camera's mogen worden ingezet of niet. De beslissingen moeten gebaseerd zijn op feiten en niet op onderbuikgevoelens. Soms zijn er namelijk betere, goedkopere en effectievere alternatieven voor de handhaving van de openbare orde, zoals de aanwezigheid van agenten op straat — dat is een heel simpel alternatief — of voor het veiligheidsgevoel van mensen, zoals betere verlichting en straatinrichting. Het gebruik van mobiel cameratoezicht door gemeenten moet daarom goed onderbouwd zijn. Gemeenteraden moeten voldoende feitelijke informatie krijgen om kosten en effectiviteit vooraf te kunnen afwegen. Ten slotte zal ook de inzet van camera's achteraf geëvalueerd moeten kunnen worden.

Maar ook in de Tweede Kamer zijn feiten van belang. Ik ga ervan uit dat het kabinet over feiten beschikt waarop de wet is gebaseerd. Heeft het kabinet een overzicht van de gemeenten waar feitelijk aangetoond is dat bestuurlijk cameratoezicht strafbare feiten heeft voorkomen dan wel het veiligheidsgevoel van de burgers daadwerkelijk heeft bevorderd? Bij cameratoezicht is het van belang dat mensen op de hoogte zijn van het gebruik van camera's, ten eerste omdat cameratoezicht een inbreuk is op de persoonlijke levenssfeer, en ten tweede omdat cameratoezicht anders geen preventieve werking heeft. Als het geen preventieve werking heeft, kan het alleen maar achteraf nuttig zijn voor de opsporing en niet voor de handhaving van de openbare orde.

Het eerste punt is de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Veel mensen zijn niet op de hoogte van het gebruik van camera's in de openbare ruimte. Zij hebben er geen idee van dat ze bespied worden. Privacy is een recht dat niet zomaar door de overheid mag worden afgepakt. In tegenstelling tot de bewering van het kabinet, vindt D66 dat de risico's van flexibele en vliegende camera's voor dit recht groter kunnen zijn dan die van vaste camera's. D66 heeft nog geen antwoord van het kabinet gekregen op de volgende belangrijke vraag. Op welke wijze wordt gewaarborgd dat informatievergaring vanuit de lucht, die met laagvliegende camera's bijzonder gedetailleerd kan zijn, niet in strijd is met privacyregels?

Dan kom ik op het tweede punt: zonder goede communicatie is er geen preventieve werking. Volgens het kabinet kan de wetenschap dat er gebruik wordt gemaakt van cameratoezicht, personen ervan weerhouden in de publieke ruimte de orde te verstoren. Maar ook met goede communicatie is er nog geen preventieve werking. Delinquenten houden rekening met de aanwezigheid van camera's of verplaatsen hun activiteiten naar een plek die uit het zicht is. Kan het kabinet met feiten aantonen dat mobiel cameratoezicht daadwerkelijk een preventieve werking heeft? Hoe worden personen goed erover geïnformeerd dat er sprake is van cameratoezicht? Daarom heb ik mijn twijfels over de preventieve kant, het voorkomen van delicten. Beelden kunnen misschien wel nuttig zijn voor de repressieve kant, de opsporing van een strafbaar feit. Kan de minister hierop ingaan en aangeven hoeveel misdaden worden opgelost die zonder camera's niet op te lossen waren geweest? Voor de preventieve kant zijn namelijk niet alleen camera's maar ook mensen nodig. Veel camerabeelden worden niet live uitgekeken of worden alleen achteraf bekeken als er bijzondere aanleiding voor is.

Ik kom bij het uitkijken van de beelden. De minister schrijft in de nota naar aanleiding van het verslag dat dit gebeurt onder regie van de politie. Maar in één adem schrijft hij ook dat gemeenten zelf bepalen hoe zij invulling geven aan het uitkijken van camerabeelden. Hoe verhoudt zich dit tot elkaar? Ofwel er wordt nu geregeld dat er wordt uitgekeken onder regie van de politie en dat betekent dat gemeenten zich daaraan hebben te houden, of we laten het los, maar dan gebeurt het niet onder regie van de politie. Dat zou mijn fractie buitengewoon betreuren.

Ik rond af. Wij begrijpen de wens van gemeenten om mobiele camera's in te zetten voor de handhaving van de openbare orde. Als de techniek vooruitgaat, moet de wet ook mee. Maar twee aspecten blijven onveranderd, de waarborging van de rechten van mensen en de noodzaak van effectieve maatregelen. Aan dure ineffectieve maatregelen die ook nog de privacy schenden, hebben wij niets. Dit voorstel verruimt op papier de mogelijkheden van gemeenten. Hierin heeft de Tweede Kamer een stem. Hopelijk luistert de minister daarnaar. Over de inzet van mobiele camera's in de praktijk zullen de gemeenteraden moeten gaan. Daar moeten de burgemeesters dan ook naar luisteren.

De heer Marcouch (PvdA):

We spreken over een wetswijziging die regelt dat wat tot nu toe een vaste camera was, straks een flexibele camera zal zijn. Cameratoezicht is op zichzelf niet nieuw. Nieuw is dat camera's in een bepaald gebied niet meer alleen aan die ene paal hangen, maar dat de burgemeester die kan verplaatsen als dat nodig is voor het organiseren van de veiligheid in de buurt. Veiligheid in buurten en wijken is een belangrijk onderwerp. Wij zien en horen dat de ene buurt de andere niet is. In de ene buurt is het vaak onveilig, terwijl het in buurt iets verder heel erg veilig is. Bij veiligheid gaat het er uiteindelijk om dat je meer dingen tegelijkertijd doet. Je investeert bijvoorbeeld in fysieke maatregelen in een buurt. Je organiseert de leefbaarheid in de buurt door goede verlichting. Dat draagt bij aan het veilig houden van de buurt, maar dat gebeurt ook door de inzet van politie en toezichthouders en de betrokkenheid van bewoners. Een camera is dan niet meer dan een hulpmiddel. Wat mijn fractie betreft is dat nooit een middel op zichzelf of een doel op zichzelf. Het is een middel dat de professionals en al die goedwillende bewoners die hun buurt veilig willen maken, helpt.

Ik pleit er daarom voor de inzet van een camera altijd onderdeel te laten zijn van al die andere noodzakelijke maatregelen. Je mag nooit gemakkelijk besluiten: doe mij maar een camera. Die kwestie ligt veel lastiger dan dat agenten die groep jongeren op het plein aanspreken. Het kan nooit de bedoeling zijn om dat onzichtbaar achter een camera op afstand te doen. De minister beschrijft de kwestie van de doelmatigheid in de memorie van toelichting, maar die moet dan ook in acht worden genomen. Dat is noodzakelijk.

In de memorie van toelichting schrijft de minister dat een burgemeester een gebied kan aanwijzen. Dat is op zichzelf genomen nu ook mogelijk. Mijn vraag is of de minister heel expliciet kan aangeven dat dit een afgebakend gebied is, ook voor de flexibele camera. Of kan het aangewezen gebied de hele gemeente zijn? Dat lijkt mij niet de bedoeling, maar ik zou heel graag expliciet van de minister horen dat de reikwijdte van de wet een heel specifiek afgebakend gebied betreft, waar de waarborgen in acht genomen worden. Dat is noodzakelijk om zo'n camera te kunnen inzetten.

Collega's hebben zojuist vragen gesteld over de drones. Ook mijn fractie is benieuwd hoe de minister die ziet. Wij hebben geen principiële bezwaren tegen de inzet van drones, als ze net zo worden ingezet als al die andere camera's. Het enige verschil is dan dat ze niet aan een paal hangen.

De regie ligt bij de politie, maar de verantwoordelijkheid bij de burgemeester. Kan de minister nog eens uitleggen wat hij verstaat onder de regie van de politie? Is de politie eindverantwoordelijk of is de burgemeester dat? Wie stuurt wie aan? Dat lijkt mij van belang, zeker als het gaat om de verantwoordelijkheid die bij het cameratoezicht hoort.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik kom even terug op de drones. Ik heb hier een plan van aanpak voor een onderzoeksopzet voor de drones. De heer Marcouch zal het wel herkennen, want wij hebben het vandaag in onze e-mailbox gehad. Vindt de heer Marcouch het met de SP-fractie niet een beetje raar dat wij het nu al mogelijk maken voor gemeentes om drones in te zetten, terwijl er nog een onderzoek naar loopt? Bovendien moet dit nog met de Kamer worden besproken.

De heer Marcouch (PvdA):

Wij behandelen nu een wetswijziging om flexibel cameratoezicht mogelijk te maken. Wij zijn niet heel specifiek aan het regelen dat drones worden ingezet. Voor mij is een drone niet meer dan een vliegende camera. De manier waarop drones worden gezet, de noodzaak om ze al dan niet in te zetten en de waarborgen voor de privacy die daarbij horen, vind ik van belang. Ik hoor daarom heel graag van de minister hoe hij dit ziet. Het lijkt mij niet dat wij zomaar drones inzetten zonder dat wij dat binden aan allerlei wet- en regelgeving. Voor mij is een drone echter niet meer dan een camera. Je kunt allerlei soorten camera's hebben. Daarvoor gelden dezelfde regels als voor de andere camera's.

Mevrouw Kooiman (SP):

Met deze wet maken wij het wel mogelijk voor gemeentes om drones in te zetten, terwijl wij dat voorheen niet mogelijk maakten. Dat staat expliciet in de wet en daar hebben wij expres naar gevraagd; ook uw fractie, zo heb ik mogen lezen. Bent u het ermee eens dat wij moeten wachten met het inzetten van camera's door gemeenten? De politie kan het al, maar de gemeenten moeten even wachten tot wij het hier in de Kamer goed hebben doorgesproken.

De heer Marcouch (PvdA):

Wat mij betreft moeten wij in ieder geval wachten op deze wetgeving. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister op mijn vraag hoe hij het gebruik van de drones ziet in relatie tot dit wetsvoorstel. Ik zie de drone niet als iets anders dan iedere andere camera. De verantwoordelijkheden die bij het flexibele cameratoezicht horen, horen ook bij zo'n drone. Het is niet iets anders; het is ook een camera, maar een die zonder paal eventjes ergens in de lucht kan hangen. Uiteindelijk gaat het erom waarom je zo'n camera inzet en met welk doel, en of de waarborgen die de wet vereist, in acht zijn genomen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Tot slot ...

De voorzitter:

Ik wilde het eigenlijk tot twee vragen per interruptie beperken, maar als niet iedereen dit gaat doen, sta ik u deze interruptie nog even toe. Ga uw gang.

Mevrouw Kooiman (SP):

Er blijft onduidelijkheid bestaan. Wij bespreken vandaag al wetgeving die de inzet van die drones mogelijk maakt. Wij kunnen de minister vandaag in ieder geval vragen om nog even te wachten met de inzet van drones. De flexibele camera is prima, maar wacht nu nog even met de inzet van drones, totdat wij hier de richtlijnen goed hebben besproken.

De heer Marcouch (PvdA):

Dat vind ik een beetje raar. Als ik dat zou vragen, doe ik alsof die drone anders is dan iedere andere camera.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dat is ook zo.

De heer Marcouch (PvdA):

Het is gewoon een camera. Die flexibele camera kun je, als je je niet aan de regels wilt houden, ook op een zodanige manier ophangen dat je bij wijze van spreken in iemands woonkamer kunt kijken. Voor de inzet van die drone moeten dezelfde regels gelden als voor de inzet van iedere andere camera. Ik denk dan aan de privacy, aan het beoogde doel en aan de wettelijke waarborgen die daarbij horen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik ben enigszins gerustgesteld door de laatste woorden van de heer Marcouch, want een flexibele camera is echt niet zo ongeveer hetzelfde als een drone. Een drone kan veel meer. Die kan inzoomen op een heel laag niveau, die kan heel veel meer zien en ook veel sneller verplaatst worden dan een flexibele camera. Ik vraag de heer Marcouch of hij het met D66 eens is dat wij voorlopig heel terughoudend moeten zijn met de inzet van drones, totdat de privacy echt goed geregeld is.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik ben het eens met collega Berndsen als het gaat om terughoudendheid. Ik vind dat je sowieso terughoudend moet zijn met de inzet van camera's. Als je camera's inzet, moeten de omstandigheden in een wijk of stad erom vragen. Dat vereiste, die noodzakelijkheid moet er zijn. Als je het middel inzet, moet het verantwoord gebeuren in relatie tot wat wij hier vandaag aan het regelen zijn voor de privacy, voor datgene wat er met de beelden gebeurt et cetera. Ook een drone of welke camera dan ook wordt door mensen ingezet. Zij moeten dat verantwoord en transparant doen. Daarom regelen wij hier vandaag dat de burgemeester de verantwoordelijkheid krijgt en dat de gemeenteraad er controle op kan uitoefenen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik hoor de heer Marcouch dus zeggen dat het gaat om proportionaliteit en om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Die twee zaken moeten goed geregeld zijn. Daar hebben wij de wet van vanavond voor. Die wet voldoet misschien nog niet in alle opzichten aan de vereisten, maar dit zijn voor de heer Marcouch ook twee belangrijke punten.

De heer Marcouch (PvdA):

Zeker, dit zijn heel belangrijke punten. Ik vind dat wij met dit soort wetten en met de inzet van dit soort middelen uiteindelijk alle mensen die deugen, beschermen. Zij worden al aangetast in hun vrijheid en veiligheid door overlastveroorzakers of criminelen. Het mag dan niet zo zijn dat de middelen die de overheid inzet, die vrijheid en veiligheid nog meer aantasten. Wij moeten die mensen beschermen, in de eerste plaats in hun privacy.

Ik weet niet hoe het met de spreektijd zit, maar ik heb nog twee puntjes.

De voorzitter:

Ik ga iets heel doms zeggen: u mag zo lang praten als u wilt, want het gaat om wetgeving. Maar wij hebben afgesproken dat wij ons een beetje beperken. Gaat u rustig verder!

De heer Marcouch (PvdA):

Dat stelt mij gerust. Ik zal er heel verantwoord mee omgaan.

Wij hebben het net gehad over het waarborgen van de privacy. Dat heeft ook te maken met de kwaliteit van de mensen die de beelden uitlezen. Een paar weken geleden heb ik de minister Kamervragen gesteld over het feit dat een beveiliger beelden met zijn iPhone heeft gefilmd en vervolgens op internet heeft gezet. Ik dring bij de minister aan op het trainen en opleiden van mensen. Ik vraag hem hoe het geregeld is met de geheimhouding voor aflezers. Ik ken de training en opleiding van politiemensen. Die is naar mijn idee prima, maar hoe zit het met alle toezichthouders die volgens de toelichting van de minister particulier ingehuurd kunnen worden?

De minister is niet heel erg ingegaan op het type camera's dat kan worden ingezet. Het lijkt mij van belang dat wij dit regelen— dat hoeft niet per se in de wet — en eisen van de gemeenten dat de kwaliteit van de camera's goed is en dat het geen placebo's zijn. Als we camera's ophangen, moeten de beelden daarvan van dusdanige kwaliteit zijn dat ze doen wat ze moeten doen, namelijk meehelpen om meer veiligheid te organiseren. We zien heel vaak dat er camera's ingezet worden die beelden opleveren waar je helemaal niets mee kunt.

Mijn fractie staat positief tegenover dit wetsvoorstel en we zijn er blij mee, ook omdat dit wetsvoorstel recht doet aan vele verzoeken vanuit het veld. Veel lokale bestuurders en politiemensen vragen erom. Wij vinden dit een prima verbetering van het cameratoezicht, zodat we dat veel effectiever kunnen laten zijn.

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. In de eerste plaats dank ik de minister voor de beantwoording van diverse vragen, die ook van de zijde van de VVD zijn gesteld in de schriftelijke ronde, die aan dit plenaire debat is voorafgegaan. Die beantwoording heeft er mede toe geleid dat de VVD kan instemmen met dit voorstel tot verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester, want daar hebben we het over, tot de inzet van cameratoezicht. Het wordt voor die burgemeester mogelijk gemaakt om, natuurlijk in samenspraak met de gemeenteraad, aan de hand van een gebiedsaanwijzing vaste of flexibele camera's in te zetten. Die flexibiliteit acht ik nuttig bij de bestrijding van aanhoudende en verplaatsende overlast. Dan kunnen wij denken aan hangjongeren, drugsgebruikers, drugsdealers, straatrovers, zakkenrollers, noem maar op. We geven de burgemeester de mogelijkheid om cameratoezicht zo gericht en doeltreffend mogelijk in te zetten.

In reactie op een vraag van mevrouw Kooiman permitteer ik mij te stellen dat dit volgens de VVD niet betekent dat het om een halve binnenstad gaat. Het moet natuurlijk gaan om een strikt afgebakend gebied en de inzet van camera's daar moet met een motivatie onderbouwd worden. Een halve binnenstad is niet proportioneel en de minister zal daar ongetwijfeld nog een keer op ingaan.

Wat de inzet van mobiele camera's betreft, vraag ik mij overigens wel af, welke rol nu precies van de gemeenteraad wordt verwacht op dit gebied. Het is dan een bevoegdheid die aan de burgemeester toekomt, maar ongetwijfeld heeft de minister daar zo zijn gedachten over. Verwacht de minister dat de gemeenteraad periodiek toetst of er in het aangewezen gebied nog wel cameratoezicht nodig is? Ik denk dat dit goed zou zijn. Kan de minister ook daarop ingaan?

Ik rond af met een opmerking over de evaluatiebepaling die is opgenomen. Die bepaling stelt dat de minister tegenover de Kamer binnen een periode van vijf jaar aangeeft hoe het met deze wet is gegaan. Ik zou graag zien dat in deze evaluatie specifiek wordt meegenomen de effectiviteit van de wet, aan de ene kant in het vergroten van de veiligheid — een aantal collega's heeft het daar ook over gehad — en aan de andere kant zeker ook in het waarborgen van de privacy. De vragen daarover leven ook bij mij. Als de minister dat zou willen toezeggen, zou ik graag willen dat er specifieke aandacht komt voor het zogeheten kenbaarheidsvereiste en de vraag hoe dat wordt nageleefd. Kan de minister die toezegging doen?

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Wanneer delen van het verkiezingsprogramma van het CDA door deze minister worden uitgevoerd, stemt mij dat uiteraard tot tevredenheid. De uitbreiding van de mogelijkheden voor cameratoezicht en gebiedsverboden in gemeenten kunnen op steun van mijn fractie rekenen. Cameratoezicht draagt bij aan de verbetering van de veiligheid in de publieke ruimte en bevordert het zichtbaar maken van overlast, geweld en criminaliteit. Door de inzet van cameratoezicht is een effectievere handhaving van de openbare orde mogelijk.

Gemeenten hebben zelf aangegeven behoefte te hebben aan meer flexibele inzet van camera's. Hierdoor is meer ruimte voor maatwerk bij de inzet van cameratoezicht als toezichtinstrument in de publieke ruimte. Daar is het het CDA om te doen: adequaat optreden van de politie bij dreigende verstoring van de openbare orde. En ook zich verplaatsende overlast binnen het probleemgebied, bijvoorbeeld hangjongeren, drugsgebruikers, drugsdealers, straatrovers, zakkenrollers — het is net allemaal aan de orde gekomen — kunnen met flexibel cameratoezicht beter worden aangepakt. Naar de mening van het CDA zal cameratoezicht ertoe bijdragen dat de veiligheid en het veiligheidsgevoel van burgers worden vergroot.

Ik heb nog wel een aantal vragen. Onder flexibel cameratoezicht valt ook de inzet van drones. Daarover is net de discussie gevoerd. Het CDA begrijpt heel goed dat burgers vragen hebben over hun privacy als drones worden ingezet voor cameratoezicht. De minister stelt dat de politie mobiele camera's doorgaans slechts inzet in gevallen waarin daadwerkelijk sprake is van een verstoring van de openbare orde of van een concrete dreiging daarvan. Naar aanleiding van de combinatie van de woorden "doorgaans" en "daadwerkelijk" stel ik voor de zekerheid de volgende vraag aan de minister. In welke gevallen zet de politie mobiele camera's in zonder dat sprake is van daadwerkelijke verstoring van de openbare orde of dreiging daarvan?

Ik heb ook een aantal vragen over de evaluatie door zowel de gemeenten als de Kamer. Van gemeenten wordt verwacht dat de inzet van het cameratoezicht periodiek wordt geëvalueerd en dat het cameratoezicht wordt stopgezet indien blijkt dat de rechtvaardigheidsgrond aan het cameratoezicht is ontvallen. Die evaluatieperiode zal echter per gemeente verschillen. Voorziet de minister problemen bij de evaluatie van deze wet, die na vijf jaar plaatsvindt, omdat door gemeenten verschillend zal worden omgegaan met de mogelijkheid van de evaluatie door de gemeenteraad?

Een ander punt, dat net ook door de heer Van Oosten en mevrouw Berndsen is genoemd, is de evaluatie op het punt de privacygevoeligheid van de inzet van mobiele camera's. Omdat de inzet van mobiele camera's zo privacygevoelig is, is het wellicht verstandig dat de Kamer eerder dan de voorgestelde, en gebruikelijke, vijf jaar komt te spreken over de doeltreffendheid en effecten van deze wet in de praktijk. Hoe denkt de minister over een evaluatietermijn in relatie tot deze wet van bijvoorbeeld drie jaar in plaats van vijf jaar? Ik overweeg om op dit punt een amendement in te dienen. Misschien is dat niet nodig en maakt de minister dit punt tot het zijne.

De CDA-fractie kan goed leven met de inzet van drones, niet alleen vanwege de handhaving van de openbare orde, maar ook omdat deze kunnen bijdragen aan de bescherming van hulpverleners en de vergaring van bewijsmateriaal. Ik denk bijvoorbeeld concreet aan de brandweer, die in noodsituaties veel baat kan hebben bij de inzet van drones. In gevaarlijke situaties hoeven geen brandweermannen op onderzoek uitgestuurd te worden; drones kunnen de situatie vanuit de lucht, met een camera, vaak sneller en beter in beeld brengen dan brandweermannen zelf. Ik heb hierover met de minister van gedachten gewisseld tijdens het mondelinge vragenuur van 29 oktober 2013 en hij zei toen dat hij de inzet van drones door de brandweer toestaat. Hij beloofde op korte termijn in het veiligheidsberaad een beleidslijn te bespreken zodat de inzet van drones door de brandweer in alle regio's op dezelfde wijze gebeurt. Bij dezen vraag ik hem naar de stand van zaken ten aanzien van die beleidslijn in de veiligheidsregio's.

In Nederland wordt door de nationale en lokale overheidsdiensten al volop gebruikgemaakt van drones. Deze diensten doen dit vooral door commerciële dienstverleners in te huren. Het gaat dan bijvoorbeeld om foto- of videorapportages vanuit de lucht, van gebouwen, terreinen of evenementen, om inspecties van industriële objecten, om windmolens, hoogspanningsmasten, pijpleidingen, luchtobservaties van mensenmassa's, branddetectie- en monitoring, en meer van dat soort zaken. Wanneer dat gebeurt, gebeurt het met een vergunning die is afgegeven door de Inspectie Leefomgeving en Transport van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Dan is het ook geen probleem. Het heimelijk inzetten van drones met camera's is echter strafbaar. Kan de minister aangeven of strafrechtelijk is opgetreden tegen misbruik van het inzetten van drones en, zo ja, hoe vaak dat is gedaan? Zijn er voor de burger voldoende rechtsmiddelen om tegen deze vorm van ongewenst cameratoezicht op te komen? Zo ja, welke? Stel dat je zit te barbecueën en daar opeens beelden van op YouTube staan, gemaakt door zo'n drone?

Het CDA vroeg al eerder naar voorbeelden en aantallen van situaties waarin mensen kenbaar hebben gemaakt dat hun privacy is aangetast door cameratoezicht in hun gemeente. De minister heeft toen geantwoord dat er in de grote steden eigenlijk geen klachten zijn ingediend tegen gemeentelijk cameratoezicht, maar dat er juist andersom klachten zijn ingediend tegen het beëindigen van cameratoezicht. Deelt hij de opvatting van de CDA-fractie dat het een belangrijk gegeven is in de discussie over privacy versus veiligheid? Kan hij aangeven of er sinds de nota naar aanleiding van het verslag noemenswaardige veranderingen zijn in de ontvangen klachten over cameratoezicht, zowel van camera's ingezet door gemeenten als van mobiele camera's ingezet door de politie?

Ik heb nog twee vragen over het gebruik van camerabeelden. Beelden die zijn gemaakt met behulp van particuliere videocamera's kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de opsporing van strafbare feiten, zoals camerabeelden bij tankstations of juweliers die worden gebruikt om de daders van een gewapende overval op te sporen. Het primaat bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten ligt bij de overheid. Burgers kunnen camerabeelden waarop personen herkenbaar in beeld zijn dus niet zomaar zelf openbaar maken. Zij zullen eerst aangifte moeten doen van het strafbare feit en politie en justitie de gelegenheid moeten geven om de beelden te beoordelen op de bruikbaarheid voor de opsporing. Ik wil graag van de minister weten of de politie voldoende doet met de aangeleverde beelden van burgers en of burgers volgens hem tevreden zijn over de manier waarop de politie met die camerabeelden omgaat.

Bij de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie eind 2013 hebben de heer Van Oosten en ikzelf een motie ingediend, die ook is aangenomen, waarin de regering wordt opgeroepen te onderzoeken hoe camerabeelden effectiever kunnen worden gebruikt in samenhang met het privacyvraagstuk. De minister heeft aangegeven in het eerste kwartaal van 2014, dat nog niet helemaal voorbij is, een wetsvoorstel voor internetconsultatie uit te brengen dat met de nodige waarborgen ter bescherming van de privacy een ruimer gebruik van camerabeelden van particulieren ter ondersteuning van de opsporing mogelijk maakt. Ik heb de brief van vandaag niet gelezen, want ik kom rechtstreeks uit de parlementaire enquêtecommissie, dus misschien staat het ook in de brief die mevrouw Kooiman net noemde. Ik wil toch graag van de minister weten wat de stand van zaken is van dit wetsvoorstel.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik wachtte even geduldig af om te kijken of ik niets gemist had. De heer Oskam noemt in zijn betoog ook de drones en zegt dat het mogelijk moet zijn voor bijvoorbeeld de brandweer om drones in te zetten. Ik ben dat met hem eens, maar de vraag is natuurlijk of wij dat al mogelijk moeten maken voor gemeenten — hij schetste al het voorbeeld van de barbecue in de tuin — terwijl het onderzoek hiernaar voor privacyrichtlijnen nog loopt.

De heer Oskam (CDA):

Ik heb al aangegeven dat ik de brief van de minister van vandaag niet heb gelezen, maar ik weet wel ongeveer wat erin staat. Het CDA vindt dat de burgemeester snel moet kunnen optreden bij verstoring van de openbare orde of een dreiging daarvan. Ik zit op de lijn van de heer Marcouch, die zegt: het maakt mij niet zo veel uit of het nu gewone camera's zijn of drones. Drones zijn een iets ander verhaal, omdat ze vliegen en naar beneden kunnen vallen. De veiligheid is dus in het geding. In het kader van de openbare orde en de behandeling van dit wetsvoorstel is het CDA voor inzet van drones. Wel ben ik het met mevrouw Kooiman eens dat wij over een breder gebruik van drones, bijvoorbeeld ook in de landbouw — daar kunnen ze ook gebruikt worden; daar heb je geen camera's — goed met elkaar van gedachten moeten wisselen, niet alleen over de privacy, maar ook over de veiligheid.

Mevrouw Kooiman (SP):

Het onderzoek is juist gericht op de inzet door gemeenten en de veiligheid. Bij verstoring van de openbare orde kan de politie al gebruikmaken van drones. Wanneer dat onderzoek nog loopt, lijkt het mij echter een beetje voorbarig om de inzet van die vliegende camera's door gemeenten mogelijk te maken uit een oogpunt van preventie. Laten wij daar nog even mee wachten, want wij hebben die richtlijnen nog niet eens besproken in de Kamer.

De voorzitter:

En wat is uw vraag?

Mevrouw Kooiman (SP):

Is de heer Oskam dat met mij eens?

De heer Oskam (CDA):

Nee, ik ben dat niet met mevrouw Kooiman eens. Ik heb uitgelegd in welke omstandigheden wij vinden dat er verder over moet worden gesproken. Het CDA is op dit moment al voorstander van de inzet van drones door gemeenten met het oog op de openbare orde.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de inbreng van de zijde van de Kamer. Ik kijk rond of er nog spijtoptanten zijn, maar die zijn er niet. Ik schors de vergadering tot exact half acht.

De vergadering wordt van 19.19 uur tot 19.32 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Veiligheid en Justitie voor zijn beantwoording in eerste termijn.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun reacties op het wetsvoorstel. Cameratoezicht verbetert de veiligheid in de publieke ruimte. Het bevordert het zichtbaar maken van overlast, geweld en criminaliteit, zoals door alle sprekers is aangevoerd. Daardoor wordt een effectievere handhaving van de openbare orde mogelijk. Wij kennen allemaal de geschiedenis van dit wetsvoorstel. In 2005 is met een wijziging van de Gemeentewet een wettelijke grondslag gecreëerd voor het vaste cameratoezicht. Tijden veranderen. Hangjongeren, drugsgebruikers, drugsdealers en vandalen maken de huidige wet toch minder geschikt, te star, voor gebruik. Daarom verzochten de burgemeesters, de politie en het Openbaar Ministerie al langere tijd met klem om de Gemeentewet te wijzigen.

Dit wetsvoorstel is gewoon een aanpassing van de Gemeentewet aan de wensen van de tijd. Veel van de sprekers erkennen dat, waarvoor mijn dank Straks hoeft de burgemeester niet meer een specifieke plek aan te wijzen waarop hij vaste camera's wil inzetten. Hij kan straks een gebied aanwijzen waarbinnen snel camera's snel kunnen worden geplaatst en verplaatst. Op die manier kunnen camera's snel met de overlast mee worden verplaatst. Mijn stelling is dat het daardoor ook makkelijker is om het cameratoezicht te stoppen. Als het cameratoezicht ergens niet meer effectief is, is het makkelijker te verplaatsen naar waar het eventueel wel effectief zou kunnen zijn. Het gaat bij dit voorstel dus niet om het invoeren van een nieuw instrument, maar om het effectiever en flexibeler maken van een bestaand en nuttig instrument.

Ik zal uiteraard een aantal vragen beantwoorden, te beginnen met die over de toepassing van de wet. Kan de politie mobiele camera's inzetten in situaties waarin daadwerkelijk sprake is van een verstoring van de openbare orde of van een concrete dreiging van een dergelijke verstoring? Nee. De politie kan alleen mobiele camera's inzetten in situaties waarin daadwerkelijk sprake is van een verstoring van de openbare orde of van een concrete dreiging van een dergelijke verstoring. Waar het gaat toezicht in verband met de handhaving van de openbare orde, is het aan de burgemeester om camera's in te zetten. Er hoeft dan niet altijd sprake te zijn van een acute dreiging van verstoringen van de openbare orde.

De heer Van Oosten heeft gevraagd of ik wil aangeven welke rol van de gemeenteraad wordt verwacht. De gemeenteraad is natuurlijk vrij in de verhouding met de burgemeester om daar zelf de spelregels voor af te spreken. Sommige gemeenteraden zullen zelf periodiek toetsen of in het aangewezen gebied nog wel cameratoezicht nodig is. Andere gemeenteraden zullen de burgemeester verzoeken om daarover periodiek verantwoording af te leggen. Dat lijkt mij een heel goede zaak. Veel burgemeesters hebben ook de behoefte om de raad daarover te informeren en er verantwoording over af te leggen. De gemeenteraad en de burgemeester hebben natuurlijk een vrijheid en die zou ik niet willen inperken door te zeggen dat het altijd dan, dan of dan moet zijn. Dat hangt van de omstandigheden af.

Mevrouw Kooiman vroeg hoe de burgemeester toetst of inzet van cameratoezicht proportioneel is. Of in een specifiek geval de inzet van cameratoezicht proportioneel is, is afhankelijk van de omstandigheden in die situatie. Bij de vaststelling welke gebieden al dan niet in aanmerking komen voor cameratoezicht gaat de burgemeester uit van informatie van de politie. Hoe komt zo'n besluit van een burgemeester tot stand? Dat besluit wordt waarschijnlijk in de driehoek genomen op basis van een rapport dat de burgemeester krijgt van de politie en eventueel op basis van aanvullende andere gegevens. Op basis daarvan kan de burgemeester, gehoord ook de officier van justitie, een standpunt innemen. De burgemeester zal het gebied specifiek vaststellen aan de hand van de feiten die in het rapport staan. Ook kan hij of zij zich baseren op zogenaamde integrale veiligheidsmonitoren. De burgemeester zal dit echter altijd op basis van feiten dienen vast te stellen.

Het is ook mogelijk dat de burgemeester ervoor kiest om de gemeenteraad telkens te informeren over een besluit dat hij heeft genomen. De burgemeester en de gemeenteraad zijn vrij om dat te bepalen. De burgemeester kan aan die informatie de overwegingen toevoegen op basis waarvan hij zijn besluit heeft genomen.

Mevrouw Berndsen vraagt of we een overzicht hebben waarin feitelijk wordt aangetoond dat bestuurlijk toezicht heeft voorkomen dat mensen een strafbaar feit pleegden of waaruit blijkt dat het gevoel van veiligheid is vergroot. Zij vraagt ook of er een overzicht bestaat van kosten en baten. De inzet van camera's voor de handhaving van de openbare orde heeft niet als primair doel het voorkomen van strafbare feiten. Wel blijkt uit de evaluatie van Regioplan dat cameratoezicht in de openbare ruimte als zodanig succes heeft en de veiligheidsgevoelens vergroot. Daarbij moet uitdrukkelijk rekening worden gehouden met de omstandigheden waaronder het middel wordt toegepast. De keuze voor de inzet van cameratoezicht is en blijft een bevoegdheid van de burgemeester. Er is daarbij sprake van beleidsvrijheid. De kosten van cameratoezicht komen dan ook voor rekening van de gemeente. De burgemeester zal zelf, samen met de gemeenteraad, moeten bepalen of de kosten van het toezicht opwegen tegen de baten.

Mevrouw Kooiman en de heer Marcouch vragen of men het volledige grondgebied van een gemeente kan aanwijzen voor cameratoezicht. Dat is uitdrukkelijk niet de bedoeling. Ik zeg dat dus met nadruk. Ik heb zojuist al gezegd op welke manier een burgemeester bepaalt wat de feiten zijn. Op grond daarvan kan hij of zij besluiten tot het toepassen van cameratoezicht, binnen de verordening die door de raad is aangenomen. Het is niet de bedoeling dat daarmee automatisch de gehele gemeente of bijvoorbeeld de gehele binnenstad binnen een gemeente wordt aangewezen. Gebiedsaanwijzing moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit. Daaruit volgt dat nauwkeurig zal moeten worden afgewogen welk gebied wordt aangewezen. Een ongemotiveerde verwijzing naar bijvoorbeeld het gehele gebied van de binnenstad of zelfs van de gehele gemeente, geeft geen blijk van een dergelijke zorgvuldige afweging. Ik denk dat zo'n verwijzing dan ook niet zal plaatsvinden. Ik heb ook niet gehoord bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel dat dit heeft plaatsgevonden. Hiermee is geen ervaring.

Mevrouw Kooiman (SP):

De minister zegt dat het niet de bedoeling is dat er in zo'n besluit een hele wijk wordt aangewezen. Dat heb ik ook kunnen lezen in de memorie van toelichting en in de antwoorden op de vragen die wij hebben gesteld. Ik heb echter specifiek gevraagd of het mógelijk is. Is het volgens de letter van de wet mogelijk dat een burgemeester bijvoorbeeld een hele wijk aanwijst?

Minister Opstelten:

Laat ik zeggen: het gebeurt niet. Door de behandeling van dit wetsvoorstel is de memorie van toelichting, en ook dit debat, mede richtinggevend voor de manier waarop dit wordt toegepast. Burgemeesters en gemeenten hebben natuurlijk al lange tijd ervaring opgedaan met cameratoezicht. Het gebeurt niet. Heel feitelijk wordt een afweging gemaakt waar, wanneer en hoelang cameratoezicht wordt ingezet. Daarbij speelt proportionaliteit een rol.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik begrijp dat het volgens de letter van de wet eigenlijk wel kan om een hele wijk te voorzien van cameratoezicht. De minister zegt echter dat dat niet de bedoeling is. Ik weet niet hoe de minister dit gaat voorkomen.

Minister Opstelten:

Ik hoef het ook niet te voorkomen, het is namelijk een verhouding tussen de gemeenteraad en de burgemeester. Laten we in dit land de ruimte geven aan de gemeenteraden en de burgemeester om zijn of haar beleid te voeren. De ervaring is dat dat in dit land heel goed gaat. De burgemeesters vragen om flexibiliteit, omdat de huidige bepaling gewoon ouderwets is en niet meer voldoet. Iedereen die dat volgt, kan dat begrijpen, zoals u dat vandaag ook doet. Daarom geef ik de ruimte. We kunnen heel formeel-juridisch bepalen wat er kan, maar dan zijn er nog heel veel dingen meer te bepalen, kijkend naar de Politiewet. Het gaat erom dat altijd getoetst wordt op proportionaliteit. Burgers kunnen daartegen — dat is belangrijk — in beroep gaan. Als het voor de rechter komt, zal hij of zij dat nooit accepteren.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Het is natuurlijk heel goed dat we gemeenten de ruimte laten om eigen beleid vorm te geven, maar tegelijkertijd zijn we wel bezig met een wet die hier moet worden vastgesteld. Waarom heeft de minister niet iets meer restricties in de wet aangebracht als het gaat om het gebruik van flexibele camera's? De deur wordt wagenwijd opengezet. We hebben in het verleden gezien dat je als gemeente haast niet meetelde als je geen camera's in je gemeente had staan. Uit een onderzoek uit 2000 is gebleken dat er heel veel camera's stonden die nauwelijks gebruikt werden. Hoe voorkom je aan de ene kant dat je als landelijke overheid te veel restricties oplegt, maar aan de andere kant dat je die deur wagenwijd openzet?

Minister Opstelten:

Door te zeggen wat ik net zei. En door in de memorie van toelichting aan te geven wat de bedoeling is. Deze wet is in goed overleg met de gemeenten tot stand gekomen. De ervaring tot nu toe leert — dat blijkt uit alle rapporten — dat gemeenten daarmee heel verstandig omgaan. Wat dat betreft is Nederland geen cameraland. Je kunt Nederland bijvoorbeeld niet vergelijken met Engeland. Moet u daar eens in de steden komen! Dat is heel anders. Hier wegen de burgemeesters in hun driehoeken gewoon de proportionaliteit af, op basis van feiten die door de politie worden aangedragen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

200.000 camera's in de openbare ruimte? Ik zou toch niet willen zeggen dat dat op de schaal van ons land niet erg veel is. Maar waarom heeft de minister er niet voor gekozen — laat ik het dan anders formuleren — om de gemeenteraden beter in positie te brengen? We hebben dat gezien bij de aanscherping van het preventief fouilleren. Daar kan de burgemeester zijn gang gaan, en legt hij achteraf verantwoording af. Maar waarom niet in de wet opgenomen dat gemeenteraden daarover ook zeggenschap hebben, en wel vooraf?

Minister Opstelten:

Nee, de gemeenteraad is kaderstellend: hij geeft de bevoegdheid aan de burgemeester. Vervolgens gaat de burgemeester daarmee om. Dan is de tweede taak van de gemeente, net zoals dat uw taak is, om toezicht te houden en te vragen of de burgemeester verantwoording wil afleggen over de manier waarop daarmee om is gegaan. De burgemeester doet dat, want het mooiste wat een benoemde bestuurder kan doen, is het afleggen van verantwoording aan de gekozen raadsleden.

Mevrouw Kooiman vroeg, hoe de burgemeester toetst of de inzet van camera's nodig is. De burgemeester evalueert de inzet van het cameratoezicht periodiek. Dit doet hij aan de hand van dezelfde criteria als die op basis waarvan hij tot de inzet van cameratoezicht heeft besloten: de facts and figures van de politie. De centrale vraag daarbij is steeds of het cameratoezicht nog noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde. Zo nee, dan kunnen de camera's worden weggehaald. Zo ja, dan kunnen ze blijven hangen. De burgemeester baseert zich bij de beantwoording van deze vraag vooral op informatie van de politie. Ik verdedig de stelling dat we hiermee niet de deur wagenwijd openzetten, maar dat de burgemeester hierdoor veel effectiever kan opereren en dat hij veel sneller dan vroeger zal besluiten om de camera's te verplaatsen of om te zeggen: het is hier mooi geweest, we stoppen ermee.

Mevrouw Berndsen vroeg of ik een aantal voorbeelden kan noemen van gemeentelijke evaluaties waaruit blijkt dat cameratoezicht effectief is. Ik noem er een viertal uit mijn hoofd. In Hoogeveen is het aantal geweldsmisdrijven en bedreigingen afgenomen door cameratoezicht. In de gemeente Heerlen is het aantal vermogensdelicten en gevallen van drugsoverlast afgenomen in gebieden met cameratoezicht. In de gemeente Alkmaar is het veiligheidsgevoel onder bezoekers en bewoners van het cameragebied verbeterd. Ook is het aantal slachtoffers van criminaliteit en overlast gedaald. In de gemeente Ede worden sinds de invoering van het cameratoezicht minder gevallen van verstoring van de openbare orde geregistreerd. De sterkste daling werd gevonden bij het aantal vernielingen en het aantal gevallen van diefstal uit motorvoertuigen.

De heer Marcouch sprak over de operationele regie van de politie en over het uitlezen. In de praktijk komt het voor dat camerabeelden door ingehuurde particuliere beveiligers of gemeentelijke boa's worden bekeken. Die mensen worden gescreend en opgeleid. Het is natuurlijk van groot belang dat personen die beelden uitkijken, bekwaam en betrouwbaar zijn. Net als politieambtenaren worden particuliere beveiligers en boa's getoetst op bekwaamheid en betrouwbaarheid en zijn zij verplicht tot geheimhouding. Men kan boa's inzetten om de beelden uit te kijken. Dat is prima, gezien de geheimhouding en goede kwaliteit et cetera. Dat is ook mijn ervaring uit het verleden. Maar de kern is dat de regie, de borging van de kwaliteit en de beoordeling daarvan bij de politie liggen.

De voorzitter:

En wat zijn die "boa's" ook alweer?

Minister Opstelten:

Dat zijn de bijzondere opsporingsambtenaren.

De voorzitter:

Ik vraag dat in verband met de mensen die thuis met ons meekijken.

Minister Opstelten:

Ik doe de mensen die kijken een plezier, want zij weten wel wat boa's zijn.

De voorzitter:

Gebruikt u zo min mogelijk afkortingen.

Minister Opstelten:

Als u het niet erg vindt, blijf ik "boa" zeggen, want …

De voorzitter:

Nou, daar heb ik bezwaar tegen.

Minister Opstelten:

… de bevolking begrijpt die term wel.

De voorzitter:

Laten we er geen spelletje van maken. Ik stel het op prijs als we hier zo min mogelijk afkortingen gebruiken.

Minister Opstelten:

Daar ben ik het helemaal mee eens, maar "boa" is een begrip.

De voorzitter:

Niet bij iedereen.

Minister Opstelten:

Dat zou het dan moeten worden.

Voorzitter. De heer Marcouch vroeg of ik nog eens kan schetsen wat wordt bedoeld met de operationele regie van de politie. Ik meende dat ik dit in een nutshell heb gedaan.

Mevrouw Berndsen zei dat de gemeenten zelf invloed hebben op de wijze waarop zij het uitkijken verder vormgeven, terwijl de politie de operationele regie heeft. We zijn het met elkaar eens. De operationele regie van de politie staat buiten kijf en geldt onverkort. De politie, en niemand anders, heeft de operationele regie bij de uitvoering van het cameratoezicht. Dit betekent echter niet dat de beelden uitsluitend door politieambtenaren moeten worden uitgekeken. Gelukkig niet. Ook andere personen, zoals de bijzondere opsporingsambtenaren in dienst van de gemeente, mogen camerabeelden uitkijken, mits dat plaatsvindt onder regie van de politie. De gemeente heeft dus een verantwoordelijkheid wat betreft het vormgeven van het uitkijken: welk personeel van de gemeente, welke dienst, hoeveel uitkijkers. Dat laat echter onverlet dat de operationele regie bij de politie ligt.

Ik kom op de verhouding tot andere wetten. De heer Fritsma heeft gevraagd of het wetsvoorstel gevolgen heeft voor het wetsvoorstel versterking presterend vermogen van de politie.

De voorzitter:

Maar niet dan nadat mevrouw Berndsen nog een vraag heeft gesteld, namens D66.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

De nota naar aanleiding van het verslag vind ik op dit punt absoluut niet helder. Daarom heb ik die vraag ook gesteld. Het is het antwoord van het kabinet. Inderdaad, de regie, de operationele sturing moet bij de politie liggen. Op dat punt ben ik het helemaal met de minister eens. Zo hoort het ook. Tegelijkertijd echter wordt de gemeente de ruimte gegeven om een eigen invulling te geven aan de wijze waarop het uitkijken vervolgens plaatsvindt en beoordeelt de politie zelf, zoals de minister schrijft, wanneer ze komt tot daadwerkelijke inzet van politiepersoneel voor het uitkijken van de beelden. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Wat gaat de gemeente precies doen? Welke ruimte heeft de gemeente? Wat houdt de regie van de politie dan precies in?

Minister Opstelten:

Eén zin: de regie van de politie houdt in dat de politie de kwaliteit bepaalt van het hele proces en beoordeelt of degenen die uitlezen, dus de bijzondere opsporingsambtenaren et cetera, de toets van de noodzakelijke kwaliteit kunnen doorstaan. Die ambtenaren moeten de toets der kritiek van de politie kunnen doorstaan. De processen kunnen verschillend zijn. Ik ken er een stuk of vijf. Het kan zijn dat er maar eentje de leiding heeft en er toezicht op houdt dat het goed loopt. Dan is dat prima en genoeg. Het gaat om de regie. Zo gebeurt het nu. We hebben het nu alleen ook in de wet vastgelegd. Dat is belangrijk.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Heeft de politie nu de operationele regie bij de uitvoering van het gemeentelijke cameratoezicht of heeft de politie het toezicht op de wijze en het moment van uitlezen?

Minister Opstelten:

Als u het mij vraagt: op beide. Het ene heeft echter te maken met het andere. Het kan ook met geld te maken hebben. Het is belangrijk om een afweging te maken. Als je tot cameratoezicht in een specifiek gebied besluit, dan moet dat, zoals ook in de wet staat, bekend worden gemaakt bij de bewoners. Mevrouw Berndsen vroeg daar ook naar. Dat staat in het wetsvoorstel. Dan moet ook bekend zijn of er wordt uitgelezen of niet. Ik heb zelf altijd gezegd: als er niet wordt uitgelezen, dan deugt het niet. Dat moet toch helder zijn.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Opstelten:

De heer Fritsma vroeg naar de gevolgen van het wetsvoorstel voor het wetsvoorstel versterking presterend vermogen van de politie. De wijziging van de Gemeentewet voor flexibel cameratoezicht mag toch niet tot gevolg hebben dat de verruiming volgens het wetsvoorstel versterking presterend vermogen van de politie teniet wordt gedaan? Nee, dit heeft geen gevolgen. Het wetsvoorstel versterking presterend vermogen van de politie maakt het voor de politie eenvoudiger om ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten particuliere camerabeelden op te vragen. Het vorderen, nu door de officier van justitie, wordt voortaan ook mogelijk door de opsporingsambtenaar. Voor camerabeelden die zijn gemaakt op grond van artikel 151c van de Gemeentewet voorziet de Gemeentewet nu al in de mogelijkheid om de beelden voor opsporing van strafbare feiten te gebruiken. De verruiming, zoals voorgesteld, naar beelden die zijn opgenomen met flexibele camera's, maakt dat niet anders. Het huidige wetsvoorstel heeft dus geen effecten voor het wetsvoorstel versterking presterend vermogen van de politie.

Moet het wetsvoorstel versterking presterend vermogen van de politie aangepast worden? Nee; ik denk dat ik dat zojuist duidelijk heb aangegeven. De heer Fritsma heeft het over het voorgestelde artikel 126nda van het wetsvoorstel versterking presterend vermogen van de politie. Dit artikel ziet echter niet op de beelden die worden verkregen met gemeentelijke camera's. Voor de vordering van die beelden is het wetsvoorstel versterking presterend vermogen van de politie niet nodig, omdat de politie op grond van artikel 151c van de Gemeentewet nu al gebruik kan maken van die beelden. Dit is een herhaling van de feiten.

De heer Oskam vroeg hoe het staat met het wetsvoorstel over particulier cameratoezicht. In de kern is dit dezelfde vraag als die van de heer Fritsma. In het eerste kwartaal van 2014 wordt dit wetsvoorstel voorgelegd ter internetconsultatie. Dat vindt plaats rond 1 april. Het gebruik van camerabeelden gemaakt door particulieren wordt mogelijk als ondersteuning van de opsporing met inachtneming van de bescherming van persoonsgegevens.

De heer Fritsma vroeg of er bij wet geregeld zal worden dat de daders van strafbare feiten geen strafvermindering krijgen als camerabeelden waarop zij te zien zijn, worden gepubliceerd. Bij openbaarmaking van camerabeelden oordeelt de rechter in laatste instantie of de openbaarmaking rechtmatig was en of hij daaraan consequenties verbindt. Ik dien geen wetsvoorstel in dat deze toetsingsvrijheid van de rechter aan banden beoogt te leggen. Ik kom echter wel met een wetsvoorstel, zoals net aangegeven, ter uitvoering van de motie-Oskam/Van Oosten, waarnaar de heer Oskam ook heeft gevraagd.

Wordt het kenbaarheidsvereiste betrokken bij de evaluatie van de wet? In het wetsvoorstel is opgenomen dat de wet vijf jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd. Het gaat dan om de effectiviteit van de wet. Ik zeg toe de afwegingen op lokaal niveau, het kenbaarheidsvereiste en de naleving daarvan hierbij te betrekken.

De heer Marcouch vroeg of ik het eens ben met de vraag of de kwaliteit van de camera's goed moet zijn. Ik ben het daar uiteraard mee eens. Gemeenten bepalen zelf of er camera's worden ingezet en aan welke kwaliteitseisen deze moeten voldoen. Indien zij ervoor kiezen om camera's in te zetten, kan ik hun met het oog op de effectiviteit van het cameratoezicht aanbevelen om kwalitatief goede camera's in te zetten. Als je het doet, doe het goed! Dit geldt zowel voor het personeel als voor het materieel. Door intelligent cameratoezicht zijn er bijvoorbeeld minder mensen nodig om de beelden uit te kijken. Intelligente camera's genereren immers alleen beelden bij detectie van beweging of geluid, waardoor er minder camera's tegelijkertijd in de gaten hoeven te worden gehouden.

De heer Oskam vroeg of er sinds de nota naar aanleiding van het verslag noemenswaardige klachten zijn over het cameratoezicht. Er zijn geen landelijke cijfers over het aantal mensen dat geklaagd heeft over cameratoezicht. Wel besteedt een deel van de gemeenten in evaluaties van het cameratoezicht aandacht aan het draagvlak voor cameratoezicht onder de bewoners en ondernemers in het cameragebied. In Amsterdam zijn er bijvoorbeeld de afgelopen jaren geen klachten ingediend tegen gemeentelijk cameratoezicht. De klachten die de gemeente heeft ontvangen, zijn juist gericht tegen het beëindigen van het cameratoezicht. Dat gaf de heer Oskam al aan. In de gemeente Den Haag zijn er ook geen klachten ontvangen. Op de vraag van de heer Oskam kan ik dus antwoorden dat ik geen noemenswaardige feiten kan noemen die een verandering in de positie brengen.

Ik kom bij de drones. Hoe is gewaarborgd dat het recht op privacy niet wordt geschonden door de inzet van drones met camera's? Camera's kunnen alleen worden ingezet indien dat noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde. Elke inzet van camera's moet worden getoetst aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit betekent dat een drone niet kan worden ingezet als kan worden volstaan met een camera aan de grond. Wel zijn situaties denkbaar waarin het noodzakelijk is om uit de lucht te monitoren hoe mensenmassa's zich verplaatsen, bijvoorbeeld tijdens grote evenementen. In die gevallen kan worden volstaan met een camera waarmee geen beelden worden gemaakt waarop gezichten kunnen worden herkend, zoals warmtebeeldcamera's. Zo blijft het recht op privacy van de burger in die situatie beschermd.

De heer Fritsma heeft gevraagd hoe ik zal regelen dat gemeenten gebruik kunnen maken van drones. De inzet van drones ten behoeve van de openbare orde geschiedt onder gezag van de burgemeester. Ik acht het aan hem of haar om te bezien of dit in voorkomende gevallen dient te gebeuren ter handhaving van de openbare orde.

Mevrouw Kooiman heeft gevraagd of ik het gebruik van drones onder dit wetsvoorstel zou willen uitstellen tot het onderzoek van het WODC is afgerond. Ik heb vandaag de opzet van dit onderzoek aan de Kamer voorgelegd. Ik beschouw drones als een effectief middel dat meerwaarde kan hebben in de politiepraktijk. Met het wetsvoorstel zal de inzet van drones bijvoorbeeld mogelijk worden voor het monitoren van mensenmassa's, dus voor crowd control. Daarvoor is het een goed middel. Als er situaties zijn die de inzet van drones rechtvaardigen, dient daartoe na zorgvuldige afweging te kunnen worden besloten.

De inzet van drones met camera's zal niet lichtvaardig plaatsvinden. Dat is ook nu mijn ervaring. Ik kan aangeven in hoeveel gevallen het tot nu toe heeft plaatsgevonden. De bescherming van de privacy gebiedt dit immers ook. Ik zie daarom ook geen aanleiding om de uitkomsten van het onderzoek van het WODC af te wachten. Dat is ook niet de bedoeling van dat onderzoek. Dat is bedoeld om meer kennis te vergaren. Wij kunnen dan in de toekomst aan de hand van de ervaringen die wij opdoen, verder kijken of nadere wetgeving nodig is. Maar wij kunnen er natuurlijk ook lering uit trekken voor de keuze en inzet van materieel. In die zin kijk ik daar ook naar.

De voorzitter:

Mevrouw Kooiman, dit punt is al een paar maal aan de orde geweest. Daarom graag kort en krachtig.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik wil eerst iets rechtzetten. Ik heb niet gevraagd of de minister de wet wil uitstellen, ik heb gevraagd of hij in ieder geval met de gemeenten in gesprek wil gaan om de inzet van drones uit te stellen tot wij erover hebben gesproken. De minister geeft allerlei voorbeelden, maar het is nu ook al mogelijk. De politie kan drones al inzetten bij evenementen. Zij kan daar al voor kiezen en ik vraag de minister nu alleen maar om de gemeenten te stimuleren om dat nu even niet te doen en het onderzoek af te wachten.

Minister Opstelten:

De gemeente is de burgemeester. Er is er maar één verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en dat is de burgemeester. Als je cameratoezicht inzet langs de lijnen van deze wet, dan is dat heel goed mogelijk als je de subsidiariteit en proportionaliteit goed afweegt. Ik zal zo aangeven hoe het nu gebeurt. Dan gaat het ook een beetje leven. Het zal duidelijk zijn dat dit niet vaak gebeurt en dat er heel precies materieel wordt gebruikt. Daarom zie ik geen enkele aanleiding om dit af te wachten. Integendeel, ik zou dat een gemiste kans vinden, omdat wij daar juist in alle zorgvuldigheid ervaring mee kunnen opdoen. Die ervaringen kunnen wij ook betrekken bij het onderzoek dat gaat lopen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik heb ook meegelopen met de landelijke eenheid van de politie en ik weet hoe nuttig het kan zijn om drones in te zetten. Dat ben ik helemaal met de minister eens. Omdat het zo gevoelig ligt, omdat er nog onderzoek naar loopt, omdat er nog richtlijnen moeten komen voor gemeenten over de manier waarop wij ze moeten inzetten, vraag ik enkel en alleen om aan gemeenten te vragen om de inzet van die drones even uit te stellen totdat we die richtlijnen hebben en deze besproken zijn met de Kamer.

Minister Opstelten:

Dit wordt een herhaling van zetten.

Ik zal ingaan op de vragen van mevrouw Kooiman en mevrouw Berndsen. Welke procedure moet voor de inzet van drones worden gevolgd? Het gaat er dan om dat wij de Raven gebruiken ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Als je het daarover hebt, geschiedt het aanvragen door de officier van justitie door tussenkomst van het College van procureurs-generaal, maar als het plaatsvindt in het kader van de openbare orde op aanvraag van de burgemeester. In beide gevallen vindt op het ministerie een subsidiariteits- en proportionaliteitstoets plaats.

Hoe vaak zijn zij ingezet? In 2012 14 keer en in 2013 7 keer. Er zijn buitengewoon veel successen. Het is een ongelofelijk mooi middel om in te zetten bij de ook door de Kamer gewenste intensivering van henneponderzoeken. Als je dat heel specifiek op basis van politiemateriaal op gemeentelijk niveau aangeeft, kan het daarin passen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dan toch even precies. Het gaat om de inzet van drones. De minister zegt eerst dat het aan de burgemeester is, die deze kan inzetten in het kader van de handhaving van de openbare orde. Dan heeft hij het over crowd control en over warmtezenders die in zo'n drone kunnen zitten, maar geen gezichtsherkenning. Maar de minister schetste zo-even een hele opschaling van bevoegdheden als het gaat om de inzet van de Ravens. Kennelijk geldt daarvoor iets anders dan voor de gewone drones. Mijn eerste vraag is welk onderscheid daarin zit. Mijn tweede punt is dat wij hier bezig zijn met wetgeving, die kaders dient aan te geven op basis waarvan die zaken kunnen gebeuren. Ik mis echt een kader voor de vraag wanneer en hoe de drones ingezet kunnen worden, op basis van welke criteria. Ik ondersteun mevrouw Kooiman van harte. De Kamer heeft niet voor niets gevraagd om onderzoek te doen naar de manier waarop je drones zou moeten inzetten. Het stelt mij echt niet gerust als de minister op twee manieren antwoord geeft op één vraag.

Minister Opstelten:

Er is antwoord te geven op de wijze waarop ik dat doe. Als je de Raven inzet, is dat in de kern een civiel-militair instrument, dat weet u ook. Dan past het dat er op centraal niveau wordt gekeken naar de proportionaliteit en de subsidiariteit van het inzetten van de Raven. Dat gebeurt en dat is succesvol. Ik heb de getallen genoemd, omdat het bescheiden getallen zijn. Het is dan ook zeer verantwoord. Daarnaast is het mogelijk voor een burgemeester om flexibel cameratoezicht in te zetten, op de wijze die past en aan de hand van wat nodig is, gezien de feiten die in de kern door de politie zijn aangegeven.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Is een Raven hetzelfde als een drone in dit wetsvoorstel?

Minister Opstelten:

Wat zegt u?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Is een Raven hetzelfde als een drone zoals die in dit wetsvoorstel wordt genoemd?

Minister Opstelten:

Een Raven is een drone.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Maar dan klopt het toch niet dat ik een opschalingsniveau krijg als het gaat om de Raven en dat de drone zoals de minister die wil laten inzetten door de burgemeester, van een andere orde is? Hier wordt alleen maar over drones gesproken. Dan is het toch van tweeën één: of het is een middel dat een opschalingsniveau qua inzet heeft, of het is een simpel middel met een enorme inbreuk op de persoonlijke levenssfeer?

Minister Opstelten:

Nee, …

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Wat is het nou? Ik kan hier echt geen touw aan vastknopen.

Minister Opstelten:

Dat is jammer voor mevrouw Berndsen. Ik wil nog een keer herhalen wat ik net heb gezegd, namelijk dat er situaties denkbaar zijn waarin het noodzakelijk is om vanuit de lucht te monitoren. Daarbij gaat het om de vraag hoe mensenmassa's zich verplaatsen, bijvoorbeeld tijdens grote evenementen. In die gevallen kan worden volstaan met een camera waarop geen gezichten herkend kunnen worden, zoals warmtebeeldcamera's. Zo kan het recht op privacy van burgers worden beschermd. Drones worden dus bescheiden, proportioneel en zeer verantwoord door gemeenten ingezet. Er is een wettelijke titel om dat te doen. Binnen deze wet is het mogelijk, zoals het nu ook mogelijk is.

De heer Van Oosten (VVD):

Ik heb in mijn handen het wetsvoorstel alsook de nota naar aanleiding van het verslag, waarbij de fracties allerlei vragen hebben gesteld. Naar aanleiding van deze discussie wil ik nog een vraag aan de minister stellen. Ik lees dat deze wet toekomstbestendig en onafhankelijk van de techniek is. We hebben het hier over drones, onbemande vliegtuigen of wat dan ook, maar we hebben het zo-even ook over gebiedsafbakening gehad. Zo zijn er nog wat andere facetten in deze wet. Zie ik het juist dat hoe zwaarder het middel is dat wordt toegepast, hoe zwaarder de toets is ten aanzien van evenredigheid en proportionaliteit, die allereerst door de burgemeester wordt gedaan, die daarna door de gemeenteraad wordt gecontroleerd en die vervolgens bij de rechter vatbaar is voor bezwaar en beroep? Dat is denk ik een heel simpele samenvatting. Kan de minister dit nog een keer benadrukken?

Minister Opstelten:

Dan begrijp ik het misverstand wel. De Raven is van Defensie en wordt in het kader van bijstand op verzoek de burgemeester aan de politie ter beschikking gesteld. Daardoor heb je die toets. Dat is heel normaal. Dat is professioneel. Ik heb dat aangegeven omdat ik dacht dat ik hiermee mevrouw Berndsen kon helpen, aangezien zij als enige in deze Kamer het punt van de proportionaliteit en de subsidiariteit naar voren heeft gebracht. Ik bedien haar dus.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter …

De voorzitter:

Misschien is het handig als de minister eerst nog antwoord geeft op de vraag van de heer Van Oosten.

Minister Opstelten:

Ik heb die vraag reeds beantwoord. In het kader van bijstand heeft het een hogere toets nodig. Een kwartier geleden heb ik al gezegd dat het om een civiel-militaire situatie gaat, omdat de Raven van Defensie is. Voordat we Defensiemiddelen inzetten, moeten we een en ander toetsen, maar het gaat wel erg ver om het voortdurend daarover te hebben. In zeven gevallen hebben we dit het afgelopen jaar succesvol gedaan. Maar we kunnen hier zeker nog een halfuur over spreken.

De voorzitter:

Als u het goed vindt, mevrouw Berndsen, maken we eerst het binnenrijm af en geef ik eerst de heer Van Oosten het woord.

De heer Van Oosten (VVD):

Ik stelde deze vraag naar aanleiding van de discussie over de onbemande vliegtuigen en de camera's die daaraan bevestigd zijn, maar een en ander zag op een algemener vraagstuk. Ik begrijp de minister echter heel goed. Hoe zwaarder het middel is dat we inzetten, of dat nou onbemande vliegtuigen zijn of anderszins, hoe zwaarder de toets ten aanzien van proportionaliteit et cetera. Dat is overigens precies zoals het in de beantwoording is meegegeven. Dat is toch in feite de samenvatting?

Minister Opstelten:

Ik kan het nog eenvoudiger zeggen. De politie heeft zelf namelijk geen drones. Dat is het uitgangspunt. Defensie heeft ze wel. De Nationale Politie gaat zelf niet in drones investeren. Als we die willen inzetten, maken wij gebruik van de drones van Defensie. Dan krijg je deze afwegingen.

De voorzitter:

Dan ben ik bij mevrouw Berndsen, omdat zij werd uitgedaagd, maar we gaan niet de hele avond door met interrumperen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dat was ik ook niet van plan, maar ik maak deze discussie niet complex. Ik heb het gewoon over drones gehad. In de beantwoording van de minister naar aanleiding van vragen van de Kamer wordt de drone genoemd. De drone maakt dus onderdeel uit van dit wetsvoorstel, want het is een vliegende camera. Die kan wel degelijk gezichten herkennen. Het kan via warmteherkenning gaan, maar ook via gezichtsherkenning. De minister noemt vervolgens de Raven, maar daar hebben wij het niet over gehad.

Minister Opstelten:

Ik wel.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ja, maar dan moet de minister niet doen alsof ik het niet snap. Het is geen vraag van mij geweest, dus daar hoef ik ook geen antwoord op. Dat maakt het wel complex, omdat de Raven geen onderdeel uitmaakt van deze wet, tenzij ik het helemaal verkeerd zie. Dit wetsvoorstel gaat over de verruiming van de bevoegdheden van de burgemeester. De burgemeester kan de Raven niet inzetten, want dat is een civieltechnisch instrument dat bij Defensie vandaan komt. Daar moet de minister helder antwoord op geven, maar laten wij het nu beperken tot deze wet. We hebben het dan over een normale drone, een vliegende camera, maar niet over de Raven.

Minister Opstelten:

Zeker wel, want de Raven wordt op gezag van de burgemeester ingezet. Die bepaalt dat namelijk. Uiteindelijk vindt er een toets plaats. Ik zeg het zoals het is. Ik hoop dat mevrouw Berndsen dat ook wil begrijpen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Maar maakt deze kwestie nu onderdeel uit van dit wetsvoorstel of niet?

Minister Opstelten:

Het kan langs de lijnen van de Politiewet. Het kan dus nu al. Ik kan het trouwens simpeler maken. Dan is wellicht sprake van een theoretische vraagstelling. De politie zal namelijk niet zelf met drones komen. Dat is belangrijk. Wij gaan dat, gelet op het materieel van de politie, niet zelfstandig doen. Defensie heeft ze namelijk. Dat wil ik met mijn punt zeggen. Dan het antwoord op de vraag of ik een en ander wil uitstellen. In afwachting van het onderzoek lijkt mij dat geenszins nodig. Ik heb aangegeven, met het oog op het materieel, waarom dat niet nodig is.

Dan heb ik nog iets over de evaluatie. De heer Oskam had het over drie in plaats van vijf jaar. Hij gaf het zelf al een beetje aan. In drie jaar doe je zo weinig. Gemeenten zitten op verschillend niveau qua investeren. Er zijn gemeenten die nog weinig hebben. Ik geef de voorkeur aan een termijn waarbinnen wij wat tot stand kunnen brengen, een termijn die ons de mogelijkheid geeft ervaring op te doen met deze nieuwe wet. Ik denk niet er wat dat betreft veel vrees hoeft te zijn. Mevrouw Kooiman en mevrouw Berndsen willen de ontwikkeling met drones niet verder laten gaan, maar eerst moet het onderzoek klaar zijn. Ik heb daar vanochtend een brief over geschreven. Dat onderzoek is in november gereed, maar ik wil daar niet op wachten. Als die combinatie de Kamer zou kunnen binden, ben ik bereid om naar drie jaar te gaan, maar anders houd ik graag vast aan de termijn van vijf jaar.

De voorzitter:

Ik stel vast dat er behoefte is aan een tweede termijn.

Het woord is aan de heer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de gegeven antwoorden. Ik herhaal dat de PVV-fractie positief tegenover het wetsvoorstel staat. Cameratoezicht helpt, samen met politie-inzet, de veiligheid te vergroten. Dat is heel erg belangrijk.

Ik wil nog wel één motie indienen. Die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er voor het gebruik van foto's en video- of camerabeelden door politie en justitie in het kader van de opsporing onvoldoende wettelijke basis is en dat rechters mede om deze reden en vanwege het gestelde schenden van de privacy van de daders lagere straffen kunnen opleggen;

van mening dat daders het recht op privacy hebben verspeeld door een misdrijf te begaan;

constaterende dat het tonen van foto's en video- of camerabeelden van verdachten in het kader van de opsporing een erg efficiënt en effectief middel is gebleken;

verzoekt de regering, het verspreiden van foto's en camerabeelden in de media in het kader van de opsporing zodanig wettelijk te regelen dat het niet meer tot gevolg kan hebben dat rechters lagere straffen opleggen wegens een schending van de privacy van de dader, met inachtneming van de straftoemetingsvrijheid van de rechter,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (33582).

De heer Fritsma (PVV):

Ten overvloede: deze motie doet geen afbreuk aan de straftoemetingsvrijheid van de rechter, dus dat bezwaar van de minister is hopelijk weggenomen. Daar kan ik het bij laten.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Laat ik beginnen met te zeggen dat de SP niet tegen de inzet is van camera's en ook niet tegen de inzet van flexibele camera's. Ik kan mij goed voorstellen, als boeven en overlastgevers zich verplaatsen, dat je dan een camera met hen mee laat bewegen. Voor mijn fractie zijn drie zaken heel belangrijk. Een daarvan is de gebiedsaanwijzing. Is het nu wel of niet mogelijk om een hele wijk aan te wijzen als het gaat om de inzet van flexibele camera's? De minister zegt: het kan wel volgens de letter van de wet, maar het moet niet mogelijk zijn. Ik vind dat heel moeilijk met elkaar te rijmen. Daarom stel ik uitdrukkelijk de volgende vraag aan de minister. Kan hij aangeven hoe hij gaat voorkomen dat burgemeesters inderdaad niet gaan zeggen: wij hebben een afgebakend terrein, dat kan net zo goed een hele wijk zijn?

Het oneindig lang inzetten van de camera's is ook mogelijk. De minister zegt dat dan wel moet worden geëvalueerd of de inzet van camera's nog nodig is. Mijn vraag aan de minister is nog niet helemaal beantwoord, namelijk: wanneer en hoe moeten burgemeesters straks gaan evalueren wanneer die camera's niet meer nodig zijn?

De heer Oskam (CDA):

Mevrouw Kooiman had zojuist een aantal interrupties op de heer Marcouch, de minister en mij over het eventueel uitstellen van het inzetten van drones, in verband met de discussie over het gebruik daarvan die nog in de Kamer moet worden gevoerd, mede naar aanleiding van het WODC-onderzoek. In het plan van aanpak van het WODC-onderzoek lees ik — het was toch een beetje mijn eer te na dat ik het niet had gelezen — dat de focus van het onderzoek ligt bij het gebruik van drones door de overheid voor civiele doeleinden en gebruik in de particuliere sector. Het onderzoek zal dus gericht zijn op toepassingen buiten het domein van veiligheid en justitie. Mijn vraag aan mevrouw Kooiman is: waarom wilt u dit ophouden, als het onderzoek om iets heel anders gaat?

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik vraag de heer Oskam, het plan van aanpak goed te lezen. Er staat: de focus van het onderzoek ligt op het gebruik van drones door de overheid voor civiele — dat wil zeggen niet-militaire — doeleinden. Daarnaast zal het onderzoek dus ook gericht zijn op toepassing buiten het domein. Het gaat dus ook om het domein van Veiligheid en Justitie zelve. De commissie heeft daar indertijd expliciet om gevraagd. Wij wilden graag weten of de gemeentes straks kunnen omgaan met de inzet van drones. Ik ben het helemaal eens met de heer Oskam dat de inzet van drones bij de brandweer en de politie zeer waardevol kan zijn. De politie kan nu al drones inzetten. Ook met het betoog van de fractie van de VVD in dezen ben ik het eens, maar ik vind het een stap te ver gaan om burgemeesters nu al die bevoegdheid te geven, terwijl het onderzoek nog loopt. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op basis van de wijziging van de Gemeentewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht het mogelijk is om onbemande vliegtuigen, ofwel drones, in te zetten voor handhavingsdoeleinden;

constaterende dat er een kabinetsonderzoek komt naar onbemande vliegtuigen, als aangekondigd in de brief van de minister van 10 februari 2014 (30806, nr. 18);

van mening dat het onwenselijk is dat gemeenten overgaan tot de inzet van deze onbemande vliegtuigen zolang dit onderzoek nog niet afgerond is;

verzoekt de regering, gemeenten te stimuleren om geen onbemande vliegtuigen in te zetten in het kader van de handhaving van de openbare orde, tot het kabinetsonderzoek is afgerond en de Kamer de gelegenheid heeft gehad de uitkomsten van dit onderzoek te beoordelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (33582).

Mevrouw Kooiman (SP):

Met mijn motie wil ik uitdrukkelijk niet de wet uitstellen. Ik kan mij voorstellen dat mijn fractie voor de wet wil stemmen, maar deze motie is voor ons wel belangrijk. Wij willen gemeentes stimuleren om dit niet te doen. Voor een SP'er is het een softe motie. Graag een toezegging, dan ben ik al tevreden.

De voorzitter:

Dat is wellicht een nuttige toelichting.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Ik benadruk dat wij het vandaag hebben over de aanpassing van de Gemeentewet in het kader van de verruiming van de bevoegdheden van de burgemeester. Ik vind dat wij de discussie daartoe moeten beperken. Het gaat om de inzet van flexibele camera's als aanvulling op de middelen. Ik ben het in dat opzicht volstrekt eens met collega Marcouch, die zei dat het geen doel op zich mag worden. Het moet een instrument zijn dat proportioneel wordt ingezet en met bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Mijn fractie vindt het belangrijk dat er sprake is van democratische controle op de inzet van deze middelen. Ik vind het dan ook eigenlijk wel jammer dat in deze wet de positie van de gemeenteraad niet sterker wordt verankerd.

Ik kom op de drones. Wat mijn fractie betreft wordt dat een apart regime. Wij zijn niet tegen de inzet van drones, maar de Kamer heeft niet voor niets om een onderzoek gevraagd. Zij heeft niet voor niets onderzoeksvragen geformuleerd. Ik zou het wel chic vinden als de minister zou zeggen: het is een onderzoek van de Kamer; laten wij wachten op de uitkomsten daarvan voordat wij de burgemeesters de bevoegdheid geven om drones in te zetten. Ik doel dan op flexibele camera's en niet op militaire drones, de Ravens. Over die laatste hebben wij het hier niet. Een drone kan bijzonder verfijnde informatie vergaren. Als er gewerkt wordt met een camera kan die informatie heel gedetailleerd zijn. Daardoor kan een grote inbreuk worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer. Alleen al daarom vindt mijn fractie het van belang dat er waarborgen komen, dat het College bescherming persoonsgegevens akkoord geeft voor het gebruik van die drones. Nogmaals een oproep aan de minister om juist dit onderdeel op een andere, zorgvuldige manier te behandelen.

De heer Van Oosten (VVD):

Ik heb nog een vraag over het vorige punt, de gemeenteraad. Mevrouw Berndsen zei in deze wet te missen dat de gemeenteraad in positie wordt gebracht. Wat mist mevrouw Berndsen dan in dat opzicht?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Wat ik mis? Er is geen overleg met de gemeenteraad. De burgemeester bepaalt het zelf en de gemeenteraad wordt daar achteraf over geïnformeerd. Dat is democratische controle achteraf in plaats van de gemeenteraad aan de voorkant te betrekken bij de besluitvorming. Dat is overigens hetzelfde als bij de aanscherping van de Wet preventief fouilleren. Ik noemde dat al even. Ook daar heeft D66 heel nadrukkelijk een punt van gemaakt.

De heer Van Oosten (VVD):

Mevrouw Berndsen is het toch wel met mij eens dat een burgemeester, ondanks wellicht een toets achteraf, wel gek zou zijn als hij zonder goede motivering besluit tot het plaatsen van flexibele camera's, indien hij later niet aan de gemeenteraad kan uitleggen waarom hij vond dat daar een reden toe was op het gebied van de openbare orde, terwijl die reden er in werkelijkheid niet was? Zo werkt toch de lokale democratie niet, zou je denken?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Waarom maken wij wetten waarin we de positie van de gemeenteraad nadrukkelijk aan de orde stellen? In de Politiewet hebben we nadrukkelijk gewaarborgd dat de gemeenteraden in positie worden gebracht. Ik zou het belangrijk vinden om bij zo'n onderwerp ook de gemeenteraad te positioneren.

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Mijn fractie staat ook positief tegenover deze wetswijziging. Waar het hier vooral om gaat, is dat wij met deze wetswijziging een handreiking doen aan mensen die elke dag in het veld werken, zodat zij veel effectiever de veiligheid in buurten en wijken kunnen organiseren. Daarbij is van belang dat de flexibiliteit in de opstelling van die camera's straks mogelijk wordt gemaakt, natuurlijk met inachtneming van de waarborgen die horen bij de privacy. Uiteindelijk gaat het erom dat we de veiligheid van de mensen beschermen en dat de overheid camera's niet zodanig plaatst dat dit leidt tot een schending van de privacy van mensen. Ik heb de minister goed gehoord: de privacy van mensen wordt gewaarborgd en goed in acht genomen. Ik heb er alle vertrouwen in dat gemeenteraden de inzet van camera's en het toezicht en de controle daarop heel kritisch zullen volgen en dat zij de burgemeesters daarop zullen bevragen. Dat is ook mijn ervaring als lokaal bestuurder en gemeenteraadslid, bijvoorbeeld in Amsterdam. Heel belangrijk is ook dat camera's die nergens meer toe dienen, op tijd worden weggehaald. Wij staan deze wetswijziging positief tegenover.

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. Ik kan heel kort zijn. Ik zei al dat de VVD positief tegenover dit voorstel staat en dit debat heeft daar geen verandering in gebracht. Wij staan nog altijd positief tegenover dit wetsvoorstel. Ik wil voor de Handelingen nog een keer benadrukken dat het goed is dat we zo'n flexibele inzet van camera's kunnen krijgen. Hoe zwaarder het middel is dat we willen inzetten, hoe belangrijker het is dat er elke keer een evenredigheidstoets wordt gedaan, een proportionaliteitstoets. We hebben het gehad over de onbemande vliegende objecten waar dan een camera aan hangt, maar het is techniekonafhankelijk. Een wet maak je niet alleen voor de dag van morgen, maar ook voor de jaren daarna. De volgende keer hebben we het weer over iets anders. Die proportionaliteitstoets wordt zwaarder naarmate de effecten groter zijn. Ik heb de minister dat een aantal keren horen zeggen. Het leek mij verstandig om het nog een keer vast te stellen.

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Wat mij betreft is een aantal vragen nog niet beantwoord. Ik heb het punt van de drones en de brandweer aan de orde gesteld. De minister zou dat bespreken in het Veiligheidsberaad. Ik hoor graag wat de stand van zaken is op dat punt.

Ik heb verder gesproken over de mogelijkheid van het heimelijk inzetten van camera's via drones. Dat komt voor maar dat mag niet. De vraag is of daartegen wordt opgetreden door politie en justitie. Als je het slachtoffer bent van een dergelijke inzet van drones en camera's en er beelden van je verschijnen op YouTube of wat voor andere media dan ook, zijn er dan voldoende rechtsmiddelen om je daartegen te beschermen, afgezien van de normale aansprakelijkheid via de wet?

Ik heb de minister gevraagd of de politie voldoende doet met beelden die burgers, winkeliers of ondernemers maken van strafbare feiten. Zijn de burgers daar ook tevreden over?

De minister heeft gevraagd om hem en de burgemeesters ruimte te geven om hun werk te kunnen doen op het gebied van openbare orde en veiligheid door het inzetten van flexibel cameratoezicht, waaronder die drones. Ik proef in de Kamer dat de minister die ruimte krijgt, maar ik voel ook dat daar spanning op zit, met name op het gebied van de privacy, maar ook op het punt van de veiligheid. Daarom is het goed om de vinger aan de pols te houden en die zaak snel te evalueren. Ik snap dat de minister zegt dat mensen de kans moeten krijgen om dingen te doen, maar we weten bij dit soort zaken dat elke gemeenteraad waar die drones of camera's worden ingezet aan het einde van het jaar van de burgemeester wil weten hoe vaak dat gebeurd is en wat dat heeft opgeleverd. Die cijfers zijn al vrij snel bekend. Ik wil de minister graag de ruimte bieden waar hij om vraagt, maar dien toch een amendement in. Ik wil graag in artikel II, lid 2 de termijn van vijf jaar vervangen door drie jaar.

De voorzitter:

Amendementen worden ingediend op papier, via Bureau Wetgeving. Dat zien wij dus vanzelf verschijnen.

De heer Oskam (CDA):

Ja, maar dan weet de minister het alvast.

De voorzitter:

Dat is hierbij aangekondigd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Dank voor de vragen in tweede termijn. Ik begin met de motie op stuk nr. 7 van de heer Fritsma. Volgens mij heb ik al geantwoord. Het is uiteindelijk gewoon aan de rechter om daarin een beslissing te nemen, die wij ook dienen te respecteren. Ik moet deze motie dan ook ontraden.

Dan kom ik bij de vragen en de motie van mevrouw Kooiman. De gebiedsaanwijzing is echt een aangelegenheid van de gemeenteraad, niet van de wet. De gemeenteraad bepaalt het kader waarin de burgemeester kan werken. De burgemeester wijst het gebied aan en doet dat, zoals in de schriftelijke behandeling is aangegeven en zoals ik heb gezegd, op basis van feiten die de politie aandraagt. Dat is heel specifiek. Vervolgens legt hij daarover verantwoording af, waarbij hij ook de proportionaliteit en de subsidiariteit zal aantonen. Ik denk dat dit voldoende waarborgen biedt.

Wanneer en hoe evalueren de burgemeesters? Dat is plaatselijk verschillend. Er zijn burgemeesters die doorlopend evalueren. Dat zou ik niet adviseren, maar het is hun verantwoordelijkheid en die van de gemeenteraad. Indien het toezicht niet meer noodzakelijk is, moet de gebiedsaanwijzing worden ingetrokken. Dat is natuurlijk ook belangrijk. De burgemeester geeft een tijdspad aan: hoe lang duurt het? Vervolgens geeft hij aan hoe hij evalueert en verantwoording aflegt. Ik denk dat dit voldoende waarborgen zijn.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 8 van mevrouw Kooiman, die oproept om de gemeenten te stimuleren om geen drones in te zetten tot het WODC-onderzoek plus de beleidsreactie daarop van het kabinet plus het debat zijn geweest. Ik ontraad de motie. De burgemeester is verantwoordelijk voor de openbare orde en moet de instrumenten kunnen inzetten die hem krachtens de wet toekomen. Daarin zijn voldoende waarborgen. Misschien kan het mevrouw Kooiman enigszins geruststellen dat ik in mijn periodiek overleg met de VNG, het strategisch veiligheidsberaad, zal agenderen dat wij daarover in gesprek blijven, maar ik moet de motie ontraden.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dit is een cruciaal onderdeel voor mijn fractie, vandaar dat ik steeds weer naar de interruptiemicrofoon loop. Ik ben blij dat de minister dit in elk geval agendeert in het periodiek overleg. Daar ben ik echt al gelukkig mee. De vraag is — dat is eigenlijk het enige dat ik vraag — of de minister bereid is om gemeenten of burgemeesters te verzoeken om nog even het onderzoek af te wachten.

Minister Opstelten:

Dat was het punt wat in de motie staat en die ontraad ik. Ik wil geen stilstand creëren. Dit is een instrument dat in ontwikkeling is. Ik heb vertrouwen in de gemeenteraden en de burgemeesters. Ik heb vertrouwen in hun gezamenlijkheid en in hun expertise. Ik denk dat het belangrijk is dat wij daarin meegaan. Proportionaliteit en subsidiariteit zijn daarbij altijd het uitgangspunt, voor elke burgemeester. Ik denk dat wij dat niet moeten doen. Ik voel dat mevrouw Kooiman en ik dicht bij elkaar staan, ook waar het gaat om het wetsvoorstel. Daarom geef ik de handreiking dat ik het zal agenderen voor het overleg met de VNG. Ik wil het er daar over hebben, maar niet met de bedoeling om hen te vragen om niets te doen.

De voorzitter:

Ik heb de indruk dat wij in het stadium zijn van de afronding, van het handhaven van de motie of niet. Ga uw gang, mevrouw Kooiman.

Mevrouw Kooiman (SP):

Als ik alleen agenderen hoor, weet ik nog steeds niet wat de minister gaat bespreken met de burgemeesters. Mijn wens is volgens mij heel erg duidelijk. Die staat in de motie. Als de minister het agendeert, maar er niets over zegt dan zijn wij echter nog niet veel verder.

Minister Opstelten:

Daar hoeft mevrouw Kooiman niet bang voor te zijn. Ik zeg iets.

Mevrouw Kooiman (SP):

Maar wat?

Minister Opstelten:

De wijze waarop die ontwikkeling zich voortzet, de manier waarop de wet en de toepassing daarvan zich ontwikkelen, dat wil ik aan de orde stellen. Een ander punt is dat wij niet, zoals bij de brandweer even dreigde, verschillende situaties krijgen. Ik vind het goed om met elkaar een soort eenheid van opvatting te krijgen, waarin wordt geleerd van de best practices. Dat soort ontwikkelingen moet bij elkaar worden gebracht en gestimuleerd. Ik wil het echter niet afhouden.

Ik kom nu bij de inbreng van mevrouw Berndsen. De inzet van flexibele camera's moet proportioneel zijn. Ik waardeer de open instelling en benadering van de fractie van D66 ten aanzien van dit wetsvoorstel. Ik vind dat de democratische controle en de positie van de gemeenteraad goed in het wetsvoorstel zitten, omdat het de verordening bepaalt. Die geeft het kader aan en daarbinnen moet het bestuursorgaan burgemeester functioneren en verantwoording afleggen. Laten wij het niet anders doen, want dan gaat de gemeenteraad verantwoording afleggen aan de burgemeester. Dat zijn de verkeerde verhoudingen. Ik denk dat dit niet moet. Als je het aan de voorkant volstrekt dichttimmert, gaat de kern van dit wetsvoorstel onderuit omdat die de burgemeester meer ruimte geeft. Die moet echter wel verantwoording afleggen. Laten wij het nu eens de kans geven en laten wij het bekijken.

Over de drones is er volgens mij een accentverschil. Ik heb de vragen van mevrouw Kooiman daarover beantwoord. Hetzelfde antwoord geldt voor mevrouw Berndsen.

Tegen de heer Marcouch zeg ik dat waarborgen voor de privacy en voor de proportionaliteit in het hele systeem zitten. De heer Van Oosten heeft hetzelfde gezegd.

De heer Oskam vroeg of de politie voldoende doet met door de burgers aangeleverde beelden en of burgers tevreden zijn met terugkoppeling hiervan door de politie. Door burgers aangeleverde beelden worden zeer serieus door de politie behandeld en vormen voor de politie een zeer belangrijke informatiebron. Mij zijn dus geen klachten bekend over de afhandeling door de politie van de ontvangst van zulke beelden. Er is geen onderzoek gedaan naar de vraag wat de burgers vinden van de afhandeling. Ik heb echter niet gehoord van klachten hierover.

De heer Oskam heeft ook gesproken over rechtsmiddelen anders dan de onrechtmatige daad. De rechtsgang bij een burgerlijke rechter is mogelijk en is als zodanig genoeg. De burger heeft dus die mogelijkheid.

De heer Oskam (CDA):

Ik stelde de vraag over de beelden uiteraard omdat wij regelmatig burgers spreken die beelden maken, daarmee naar de politie gaan en daarna van die politie op hun sodemieter krijgen. De politie zegt dan dat ze die beelden niet had mogen maken. Burgers komen dan in het beklaagdenbankje terecht in plaats van dat hun zaak wordt behandeld. Dat vinden we natuurlijk lastig.

Minister Opstelten:

Ik zeg daarom nogmaals dat ik naar de Kamer kom met een wetsvoorstel waarmee we willen bewerkstelligen dat er meer ruimte komt voor de burgers. Dat wetsvoorstel komt in consultatie. In het voorstel komen criteria te staan. Het gaat daarin om de reikwijdte van de mogelijkheden van de burger om ook zelfstandig dingen te doen. Die mogelijkheden worden verruimd. Dit is een gevoelig wetsvoorstel. We hebben er heel goed naar gekeken. De eerste consultatie zal nu volgen. Ik hoop dat daarmee ook de heer Oskam wordt bediend. Wij roepen burgers inderdaad zelf op om het materiaal dat zij hebben over bijvoorbeeld een overval wél in te leveren. Wij roepen de mensen op om te filmen en om dat materiaal vervolgens aan de politie of het Openbaar Ministerie te geven. Dat is de lijn. Volgens mij denken de heer Oskam en ik dus in dezelfde richting.

De brandweer zet op dit moment geen drones in. De beleidslijn is nog in ontwikkeling. Het Veiligheidsberaad zal hierover uiteindelijk een besluit nemen. Daarbij is de lijn natuurlijk een unitaire doctrine. We zullen de Kamer informeren als het Veiligheidsberaad dat besluit heeft genomen. Ik zal dit blijven volgen.

Ik kom tot slot op het amendement waarin wordt voorgesteld om van de voorgestelde 5 jaar 3 jaar te maken. Ik heb daarover nog even goed nagedacht. Volgens mij zouden we dat niet moeten doen. In 2005 is de Gemeentewet aangepast. We hebben er nu zo'n tien jaar mee gewerkt. Ik vind dat te vaak dingen worden geëvalueerd die zich nog niet hebben voorgedaan of waarmee te weinig ervaring is opgedaan. Laten we de gemeenten daarom nu even de kans geven om van deze wet iets te maken. Daarom ontraad ik het amendement. Ik wil de termijn gewoon op 5 jaar houden. Dat is een gebruikelijke en goede termijn. Na 5 jaar heb je echt iets stevigs om te evalueren.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister. Wij zullen aanstaande dinsdag stemmen over de ingediende moties, het reeds aangekondigde amendement, eventueel nog nader in te dienen amendementen en het wetsvoorstel.

Naar boven