4 Vragenuur: Vragen Verheijen

Vragen van het lid Verheijen aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij afwezigheid van de minister van Buitenlandse Zaken, over het bericht dat Turkije de toegang tot Twitter heeft geblokkeerd.

De heer Verheijen (VVD):

Voorzitter. Afgelopen vrijdag bleek dat de Turkse premier, Erdogan, vanaf donderdagnacht een algemene blokkade van Twitter heeft ingesteld. Hij schaart zich daarmee in het rijtje van China, Iran en Egypte. Gelukkig weten veel innovatieve Turken de blokkade te omzeilen, zo zagen we op Twitter. Zelfs president Gül van Turkije heeft er kritisch over getwitterd. Al met al is dit wederom een aanval door de Turkse overheid op de vrijheid van meningsuiting. Turkije is daarmee niet alleen kampioen in het opsluiten van journalisten, maar het wil in toenemende mate ook gewone burgers in Turkije de mond snoeren. Twitter is voor ons bij uitstek een symbool van vrijheid voor burgers om zich te uiten, ook in kritische zin. Het pad dat Turkije bewandelt, is wat ons betreft onhoudbaar. Het lijkt daarmee ook steeds meer afstand te nemen van een eventueel EU-lidmaatschap.

Daarom heb ik de volgende vragen voor de minister. Deelt het kabinet de zorg van de VVD-fractie en van velen in de samenleving? Hoe verhouden deze acties van Turkije zich met de afspraken en eisen die zijn verbonden aan het kandidaat-lidmaatschap en de toch al stroef lopende onderhandelingen? Recentelijk zijn aan de toekenning van pretoetredingssteun aan kandidaat-lidstaten, zoals Turkije, strengere voorwaarden verbonden. Ik vraag het kabinet of deze acties van Turkije consequenties hebben voor deze subsidiegelden. Op welke wijze wil het kabinet dit nastreven? Ten slotte: welke acties zijn of worden door Nederland of in Europees verband ondernomen tegen Turkije?

Minister Ploumen:

Voorzitter. Dank aan de heer Verheijen voor zijn vragen. Het hoeft geen betoog dat Nederland de zorgen over het twitterverbod deelt. Sociale media zijn niet meer weg te denken in welke moderne democratie ook en zeker ook niet — de heer Verheijen zei er ook al iets over — in een kandidaat-lidstaat voor de Europese Unie. Nederland vindt daarom ook dat Turkije dit besluit zou moeten heroverwegen in het belang van de vrijheid van meningsuiting en van een sterke en robuuste rechtsstaat. De Turkse president Gül heeft inderdaad per tweet afstand genomen van dit verbod. De Nederlandse consul-generaal heeft tot een uur geleden ook nog getwitterd, zo zag ik. Het klopt dus dat dit verbod omzeild kan worden, maar het is evident dat dit verbod niet past bij een kandidaat-lidstaat van de Europese Unie.

De onderhandelingen over een eventueel lidmaatschap van Turkije van de Europese Unie zijn sinds 2005 gaande. Of Turkije ooit zal toetreden, is niet te zeggen, want dit zijn openeinde-onderhandelingen. Nederland vindt overigens dat het onderhandelingsproces en de actieve betrokkenheid van Nederland daarbij wel de goede manier zijn om veranderingen in Turkije te bewerkstelligen. De bal ligt echter in Ankara en niet in Den Haag. Ankara moet bewegen en voortgang maken wat betreft de strenge eisen die Nederland strict and fair — zoals het dat altijd doet — hanteert.

De heer Verheijen stelde ook een vraag over de toekenning van de pretoetredingssteun. Er moet nog een besluit genomen worden over een nieuwe landenstrategie voor de toetredingssteun. De Commissie heeft wel al aangegeven dat Turkije voor de periode 2014 tot 2020 minder geld krijgt en dat de inzet meer gericht is op het versterken van de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten. Er is een nieuw beleid voor de toetredingssteun en als gevolg daarvan wordt de hoeveelheid steun nadrukkelijker gekoppeld aan de voortgang van het hervormingstraject. Dit verbod bewijst maar weer eens dat dit hard nodig is in Turkije.

De heer Verheijen (VVD):

Ik dank de minister voor de beantwoording. Zij geeft onder andere aan dat het hervormingsproces eigenlijk niet vooruitgaat, maar dat men juist stappen achteruitzet gezien dit soort ontwikkelingen. De minister zegt dat onderhandelingen de beste manier zijn om veranderingen te bewerkstelligen. Gezien de ontwikkelingen in de afgelopen anderhalf tot twee jaar valt dit echter te betwijfelen. Turkije laat zich in ieder geval niet veel gelegen liggen aan wat Europa en de Europese waarden van dat land vereisen.

Ik ga hier even concreet op in. De minister geeft aan dat de pretoetredingssteun bedoeld is om vooruitgang te boeken en de ontwikkelingen en hervormingen in Turkije stimuleren. Zijn er concrete acties gepland om te bekijken of wij die gelden kunnen korten, als Turkije, zoals nu maar ook in de afgelopen jaren, geen vooruitgang boekt, maar de eisen en waarden van Europa met voeten treedt? Zijn er concrete stappen te verwachten? Bovendien herhaal ik mijn vraag die nog niet beantwoord is: welke acties worden er in bilateraal of Europees verband jegens Turkije ondernomen?

Minister Ploumen:

Ik ga in op de eerste vraag van de heer Verheijen. Het gebruikelijke politieke moment voor een toets op de voortgang en financiering is de reguliere voortgangsrapportage van de Commissie in oktober.

De tweede vraag van de heer Verheijen was welke acties er worden ondernomen. Naast Nederland hebben ook de Eurocommissarissen Fühle en Kroes hun zorgen uitgesproken over dit twitterverbod. De Raad van Europa en het Europees Parlement hebben dat natuurlijk ook gedaan, evenals Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. De kracht van de uiting van zorgen zit ook in de collectiviteit waarmee dit gebeurt.

De heer Verheijen (VVD):

Ik dank de minister voor de antwoorden. Ik hoop echt dat Nederland concrete acties onderneemt richting Turkije. Bovendien hoop ik dat Nederland actief acties voor het korten van de pre-accessiesteun in gang zal zetten als dit soort zaken zich in Turkije voordoet.

De voorzitter:

De minister heeft net zo min als ik een vraag gehoord.

De heer Segers (ChristenUnie):

De fractie van de ChristenUnie is tegen toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Wij kunnen beter werken aan en streven naar goed nabuurschap in plaats van volledige toetreding. Als wij nu constateren dat er sprake is van verslechtering, dat zo'n twitterverbod, dat een sterke indicatie is van die verslechtering, geen enkele consequentie heeft, wat houdt de uitspraak dan nog in dat wij staan voor vrijheid en voor een Europese Unie waarin vrijheid een fundamentele waarde van die Unie is? Als er alleen maar verontwaardiging kan worden uitgesproken en dat verder geen enkele consequentie heeft, wat stelt het dan nog voor dat dit een pijler van onze Unie is?

Minister Ploumen:

Het uitspreken van verontwaardiging is in dit kader juist wel relevant. De Nederlandse regering ziet de onderhandelingen als de manier om Turkije te confronteren als dat moet, maar vooral ook om het land mee te krijgen in de Europese normen en waarden. Dit betekent dat er een dialoog is. Ik heb al gezegd dat de bal nu in Ankara ligt. Als Turkije niet voldoende inzet toont, betekent dit dat de onderhandelingen natuurlijk veel moeizamer zullen verlopen. Die consequentie is in zo'n traject wel degelijk relevant.

De heer Van Bommel (SP):

De Kamer heeft in 2004 een motie aangenomen waarin de regering wordt gevraagd om in de onderhandelingen met Turkije steeds het punt van de vrijheid van meningsuiting en, meer specifiek, het aankaarten van de Armeense genocide, te betrekken. De regering zou met dit heldere standpunt van de Kamer aan de slag gaan. Toch is er op dat terrein geen resultaat geboekt. Nu doet zich een volgend geval voor waarvan heel Nederland, de regering en de Kamer zeggen dat het niet kan. Als dit twitterverbod echt effectief wordt gemaakt — dat is het nog niet — is dat een inperking van de vrijheid van meningsuiting waarmee wij niet akkoord kunnen gaan. Dit moet dus een punt zijn in de gesprekken met Turkije voordat de hoofdstukken 23 en 24 worden heropend. Die hoofdstukken hebben betrekking op democratie en mensenrechten, en die zijn hier in het geding. Mijn vraag aan het kabinet en aan de minister is dan ook heel concreet: zijn zij bereid dit thema te betrekken bij de gesprekken die voorafgaan aan het heropenen van de hoofdstukken 23 en 24?

Minister Ploumen:

De heer Van Bommel suggereert — ik kan mij voorstellen dat hij dat per ongeluk doet — dat de Nederlandse regering deze onderwerpen niet nadrukkelijk genoeg zou betrekken bij de gesprekken die zij met de Turkse regering voert. Dat doet zij wel, natuurlijk mede naar aanleiding van deze motie en naar aanleiding van andere debatten in de Kamer. De minister van Buitenlandse Zaken was recentelijk in het kader van de Wittenburgdialoog met Turkije in Ankara. Hij heeft daar zowel aan zijn ambtsgenoot als aan anderen onze grote zorgen kenbaar gemaakt juist over de onderwerpen die raken aan de vrijheid van meningsuiting.

De onderhandelingen over de hoofdstukken 23 en 24 zijn nog niet geopend. De heer Van Bommel weet ook dat er een unilaterale blokkade is door Cyprus. Die onderhandelingen zijn nu dus nog niet aan de orde.

De heer Sjoerdsma (D66):

Die blokkade van Twitter is natuurlijk afschuwelijk. Het is mooi te zien dat er juist na die blokkade meer tweets uit Turkije kwamen dan ooit tevoren. De minister zei hierover echter iets interessants, namelijk dat onderhandelingen de beste manier zijn om Turkije te confronteren. Zij zegt ook dat de hoofdstukken 23 en 24 bij dit thema horen en dat die worden geblokkeerd door Cyprus. Trekt zij dan ook de conclusie dat de regering zal pleiten voor het openen van de onderhandelingen, ook bij Cyprus, als de confrontatiemethode via onderhandelingen de beste strategie is?

Minister Ploumen:

Die unilaterale blokkade ligt er. Het is ook evident dat Nederland niet voor unilaterale blokkades is. Wij vinden dat je dit collectief moeten doen. De vraag van de heer Sjoerdsma heeft daardoor een hoog als-dankarakter, hoe jammer ik dat ook vind. Ik ga ervan uit dat de heer Sjoerdsma in het debat over de Staat van de Unie, dat aanstaande maandag zal worden gevoerd, hierover nog vragen zal stellen en opmerkingen zal maken. Het is duidelijk: die blokkade ligt er en dit betekent dat wij deze onderwerpen niet in het kader van de formele onderhandelingen aan de orde stellen. Wij zullen natuurlijk wel iedere andere mogelijkheid aangrijpen om dit onderwerp van dialoog en confrontatie te laten zijn met de Turkse regering.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw komst naar de Kamer en voor het vervangen van uw collega.

Naar boven