Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 60, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 60, item 4 |
Aan de orde is het VAO Voortgang speerpunten Ontwikkelingssamenwerking (AO d.d. 12/02).
De heer Van Laar (PvdA):
Voorzitter. De PvdA bedankt de minister voor de uitgebreide beantwoording, zowel tijdens het AO als in de latere schriftelijke toevoegingen. Helaas deed de minister in de schriftelijke beantwoording minder toezeggingen dan in de mondelinge beantwoording. Daarom dien ik vandaag toch nog drie moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat HPV-vaccinaties van grote meerwaarde zijn voor de bescherming van jonge meisjes;
overwegende dat dit vaccin een positief neveneffect heeft omdat het meisjes in de leeftijd van 9 tot 13 jaar al naar de kliniek laat komen;
van oordeel dat aan het HPV-vaccinatieprogramma seksuele voorlichting gekoppeld kan worden waardoor jonge meisjes goed voorbereid hun nieuwe levensfase ingaan;
verzoekt de regering om met de partnerlanden van Nederland waar SRGR een sector is binnen het OS-programma, in gesprek te gaan over het inpassen van de HPV-vaccinatie in de SRGR-programma's en de mogelijkheden voor koppeling aan aanvullende programma's,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Laar (PvdA):
De volgende motie gaat over onveilige abortussen. 98% daarvan vindt plaats in ontwikkelingslanden en het is van groot belang dat Nederland de strijd daartegen blijft steunen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat 98% van de onveilige abortussen in ontwikkelingslanden gebeurt;
constaterende dat de IOB-evaluatie aangeeft dat het aantal projecten dat door Nederland gefinancierd wordt met betrekking tot veilige abortus, te beperkt is en er meer gedaan kan worden;
constaterende dat Nederland een belangrijke rol heeft in de dialoog over en het ondersteunen van organisaties en projecten met betrekking tot veilige abortus in ontwikkelingslanden;
constaterende dat in 2015 een nieuwe call for proposals gehouden zal worden;
verzoekt de regering, in de begroting voor 2015 ten minste 5 miljoen euro te oormerken voor een call for proposals voor projecten gericht op veilige abortus in ontwikkelingslanden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb een vraag ter opheldering. In de brief die we van de minister hebben ontvangen staat dat zij geld zal gaan oormerken, specifiek voor hetgeen de heer Van Laar vraagt. Wij zouden dat weer betreuren, want wij zouden meer in preventie willen investeren. Wat voegt de motie echter toe aan de toezegging die de minister nu heeft gedaan?
De heer Van Laar (PvdA):
Het huidige budget van de huidige call is 2 miljoen. Wij vragen nu om een budget van ten minste 5 miljoen. Dat houdt dus in dat het budget ten opzichte van het huidige budget tweeëneenhalf keer zo groot zal worden. Dan …
De voorzitter:
Mijnheer Van Laar, excuus. Uw tijd was al om toen de heer Voordewind u zijn vraag kwam stellen. Hebt u nog een afrondende opmerking?
De heer Van Laar (PvdA):
Ik heb nog een motie.
De voorzitter:
Ja, maar de tijd is om. U hebt dan te veel moties voor uw twee minuten.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Een motie mag altijd worden ingediend.
De voorzitter:
Nee. We hebben een regime waarin we iedereen twee minuten geven. Iedereen houdt zich daar ook netjes aan. Ik ben best bereid om, als alle collega's zeggen dat zij de heer Van Laar graag de gelegenheid geven deze ene motie nog in te dienen, dat aan hem toe te staan. Maar de afspraak van twee minuten is niet voor niets gemaakt en daar moet u dan met het aantal moties rekening mee houden.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik zou de heer Van Laar alle tijd willen geven om ook die laatste, cruciale motie in te dienen.
De voorzitter:
Mijnheer Van Laar, namens uw collega's geef ik u dan gelegenheid om die motie nog in te dienen, maar houdt u er in het vervolg rekening mee.
De heer Van Laar (PvdA):
Dank u wel.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat effectiviteit van het OS-beleid vooropstaat en dat de keuze van kanalen daar een afgeleide van is;
van mening dat het, gegeven de specifieke toegevoegde waarde van maatschappelijke organisaties op het terrein van pleiten en beïnvloeden, alsook hun toegevoegde waarde om de allerarmsten te bereiken, niet voor de hand ligt dat het percentage van het ODA-budget dat nu direct via de maatschappelijke organisaties loopt, zal afnemen;
verzoekt de regering om de steun aan maatschappelijke organisaties, ook via het bilaterale en multilaterale kanaal, te continueren, nauwgezet te monitoren en de Kamer daarover jaarlijks te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. We hebben een goed algemeen overleg gehad over de speerpunten van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Even los van het feit dat de Partij voor de Dieren de enorme bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking afwijst, moet je wel kijken hoe je dat beleid zo goed mogelijk vormgeeft. Voor de Partij voor de Dieren is het van groot belang dat we niet alleen voedselzekerheid wereldwijd als ambitie op papier zetten, maar ook serieus bekijken hoe je daaraan het beste inhoud kunt geven. In het AO ging het nog niet helemaal goed. Toen vroeg ik de minister of ze al eens heeft gesproken met de VN-mensenrechtenrapporteur voor het recht op voedsel, Olivier De Schutter, die al zes jaar lang onafhankelijke rapporten uitbrengt vanuit mensenrechtenperspectief en vanuit het perspectief van de ontwikkelingslanden over wat voor de lange termijn de beste strategie is. Toen zei de minister min of meer dat hetgeen deze rapporteur verkondigt ook maar een mening is. Gelukkig heb ik in de brief van de minister gelezen dat ze wel degelijk met Olivier De Schutter het gesprek aangaat. Om die koers te ondersteunen, heb ik een motie die mede wordt ingediend door mevrouw Thieme die ik tijdens het AO verving.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Speciaal Rapporteur voor het Recht op Voedsel van de VN-Mensenrechtenraad aanbevelingen heeft gedaan voor voedselzekerheid wereldwijd;
verzoekt de regering, een samenhangende voedselvisie te sturen voor haar internationale voedselzekerheidsbeleid waarin de aanbevelingen van de rapporteur zijn verwerkt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik sprak de VN-rapporteur twee weken geleden op een bijzonder goed bezochte conferentie over voedselzekerheid op Wageningen UR. Hij vertelde mij toen dat zijn mandaat in april afloopt. Dan wordt er een opvolger aangesteld. Ik hoop dat dit iemand is met wie wij ook goed uit de voeten kunnen. Ik hoop van de minister te horen wat de resultaten zijn van haar gesprek met de rapporteur.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Wij spraken met de minister over de vier speerpunten van haar beleid. Het meest wezenlijke daarvan, althans voor mij, is de inzet op seksuele en reproductieve rechten. Nederland mag trots zijn: dat beleid werpt echt vruchten af. Nederland heeft de mondiale agenda daar verder gebracht door steeds opnieuw taboeonderwerpen aan te snijden. Toegang tot veilige abortus, waarvoor ik mij al anderhalf jaar inzet in deze Kamer, is daarvan een goed voorbeeld. Er valt echter nog meer winst te behalen. Dat kan door Nederland op lokaal niveau aanwezig te laten zijn op ambassades, door daar niet te snijden in de capaciteit en door ervoor te zorgen dat de mix van kanalen daar op orde blijft.
Daartoe dien ik de twee volgende moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering haar inzet op ontwikkelingssamenwerking in het algemeen en op het vlak van seksuele en reproductieve rechten in het bijzonder afbouwt in de overgangslanden;
van mening dat ook voor meisjes en vrouwen in overgangslanden SRGR van belang zijn;
verzoekt de regering, in de overgangslanden wel actief te blijven op het vlak van seksuele en reproductieve rechten en de Kamer te informeren over de wijze waarop hieraan invulling zal worden gegeven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Die motie betrof het aantal landen waarin Nederland actief is op het gebied van SRGR.
Het gaat echter ook over de personele capaciteit van ambassades om zich daarmee bezig te houden. Die capaciteit neemt af. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de personele capaciteit op ambassades voor de inzet op SRGR langzaam afneemt;
overwegende dat de bezuinigingen op het postennet recentelijk structureel zijn gehalveerd;
van mening dat Nederland juist op de taboedoorbrekende onderwerpen actief dient te zijn en te blijven;
verzoekt de regering, de personele capaciteit op ambassades voor de inzet op seksuele en reproductieve rechten minimaal op het huidige niveau te behouden, liefst te versterken en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Dit waren precies twee minuten.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgens geef ik graag het woord aan de heer Jasper van Dijk voor zijn twee minuten. Als zeer ervaren Kamerlid weet hij natuurlijk perfect hoe het moet in twee minuten.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Tja, we gaan het zien.
Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste dien ik in namens het Meerpartijen Initiatief HIV/Aids en seksuele gezondheid. Daarin gaat het om meer transparantie rond de besteding van middelen voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, ook bekend als SRGR. Ik dien de motie mede in namens mevrouw De Caluwé, de heer Van Laar, de heer Sjoerdsma, mevrouw Mulder en mevrouw Ouwehand.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de IOB in haar evaluatie over seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) stelt dat er weinig informatie beschikbaar is over de effectiviteit van multilaterale instellingen op de doelstellingen en prioriteiten van het Nederlandse beleid op dit gebied;
overwegende dat het voor het behalen van de Nederlandse doelstellingen op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten noodzakelijk is om effectieve organisaties te zoeken die een duidelijke toegevoegde waarde hebben;
verzoekt de regering om in de jaarlijkse rapportage over SRGR duidelijk te rapporteren welke (financiële) middelen per organisatie op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten worden besteed, waarom voor deze organisatie gekozen wordt en aan te geven welke specifieke doelen de minister wil bereiken;
verzoekt de regering tevens om in de scorekaarten aan te geven welke impact de betreffende organisatie heeft bereikt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland haar SRGR-programma in verschillende landen gaat afbouwen;
overwegende dat het onduidelijk is welke gevolgen dit heeft voor het voortbestaan van en de toegang tot SRGR-programma's in deze landen;
verzoekt de regering, de Kamer hiervan middels een jaarlijkse brief op de hoogte te houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat was een motie in drie seconden.
De voorzitter:
Fantastisch, ik ben trots op u!
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Voorzitter. De VVD heeft de afgelopen jaren sterk aangedrongen op een resultaatgericht en meetbaar ontwikkelingsbeleid. De minister heeft in haar rapportage over het speerpuntenbeleid al meer inzicht gegeven in de inspanningen en resultaten dan voorheen het geval was. Het rapport bevat echter nog weinig overall resultaten. De VVD is dan ook blij dat de minister tijdens het debat heeft toegezegd om voor de komende begroting met een volgende rapportage te komen, waarbij ook de resultaten van de strategische meerjarenplannen van de partnerlanden wordt meegenomen. De VVD zal die rapportage kritisch beoordelen op concrete doelen en behaalde resultaten.
Tijdens het debat heb ik al aangegeven dat de rapportage over het speerpunt seksuele en reproductieve gezondheid en rechten een bijzonder beeld geeft. Ondanks de unieke expertise van Nederland en onze tolerantie voor key populations gaat een heel groot deel van onze bijdrage naar multilaterale organisaties, waarvan de effectiviteit onduidelijk blijft. Doelmatigheid en effectiviteit zijn van groot belang bij de besteding van grote sommen geld. Daarom zal de VVD bij wijze van uitzondering een motie steunen die de nodige extra administratieve inspanning tot gevolg heeft, namelijk de motie van de heer Van Dijk van de SP. Ik zal zelf geen moties indienen.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk voor deze inbreng.
De heer Van Klaveren (PVV):
Voorzitter. Tijdens het AO hebben we gesproken over speerpunten in het ontwikkelingsbeleid. Zoals wellicht bekend is de PVV geen voorstander van staatsontwikkelingshulp, behoudens noodhulp. Het is geen taak van de Nederlandse overheid om toiletten te bouwen in Mali, re-integratietrajecten te bekostigen voor Somalische piraten en vakbonden te helpen in Bangladesh. Ook het seksleven van mensen in Burundi is geen zaak van onze overheid. De PVV gelooft in tegenstelling tot de Partij van de Arbeid, en inmiddels ook de VVD, niet in de maakbaarheid van de samenleving; niet in Nederland en ook niet daarbuiten. In totaal gaat er dit jaar bijna 4 miljard euro naar ontwikkelingshulp. Dat zijn miljarden die ook gestoken kunnen worden in belastingverlagingen in eigen land en in het openhouden van de verzorgingstehuizen, waardoor welvaart en welzijn in Nederland worden bevorderd. Wat de PVV betreft dient er maar één speerpunt te zijn waar het gaat om ontwikkelingshulp, en dat is het zo spoedig mogelijk stoppen met deze verspilling. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er dit jaar in totaal bijna 4 miljard euro naar ontwikkelingshulp gaat, waarvan 1,1 miljard naar het speerpuntenbeleid;
overwegende dat de gekozen speerpunten ervoor zorgen dat deze gelden niet besteed kunnen worden aan lastenverlichting en het openhouden van verzorgingstehuizen in eigen land;
verzoekt de regering, slechts één speerpunt centraal te stellen in haar speerpuntenbeleid, namelijk het zo spoedig mogelijk stoppen van alle staatsontwikkelingshulp, behoudens noodhulp,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand heeft nog een vraag voor u.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik hoor de PVV zeggen dat zij niet gelooft dat de wereld maakbaar is. Dat gelooft de Partij voor de Dieren ook niet, maar ik wil de woordvoerder van de PVV vragen of hij het met de Partij voor de Dieren eens is dat de wereld wel kapot gemaakt kan worden. Misschien brengen sommige dingen die wij doen schade aan in ontwikkelingslanden en zouden wij daarmee kunnen stoppen. Voelt de PVV ervoor om dat serieus te bekijken? Daar hoeft geen geld naartoe. We kunnen ook ophouden het ontwikkelingslanden onnodig moeilijk te maken met de manier waarop wij hier leven en ons bedrijfsleven wereldwijd opereert. Kan de PVV voor die lijn staan, of zegt de PVV, om het maar onparlementair uit te drukken: we hebben schijt aan alles?
De heer Van Klaveren (PVV):
Allereerst zijn dat niet mijn woorden. Ik vind het een beetje onbeschoft taalgebruik, maar dat kan. Voor de PVV is dit helder. Wij zijn altijd voorstander geweest van vrije handel en dat geldt voor ontwikkelingslanden en voor niet-ontwikkelingslanden. Dus als wij de vrijhandel stimuleren komt het vanzelf wel goed met dat deel van de wereld.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de aanvullende antwoorden op die in de brief van 21 februari jongstleden. Zij geven mij wel aanleiding tot enkele korte opmerkingen en vragen. Allereerst vraag ik aandacht van de minister voor het Global AIDS Interfaith Alliancefonds. Daarover hebben we het gehad tijdens het algemeen overleg. Ik overwoog een motie in te dienen, maar dat doe ik toch niet, want ik heb er voldoende vertrouwen in dat deze minister hier serieus naar wil kijken. Dit fonds zou de allerarmsten toegang tot watersanitatie en hygiëne moeten bieden. Ik heb er vertrouwen in dat deze minister daarvoor eventueel financiële ruimte vrijmaakt.
In de brief stelt de minister expliciet aandacht te willen besteden aan veilige abortussen. Daarvoor wil zij in 2015 een geoormerkt budget vrijmaken. Dat hoeft van mijn fractie niet per se. Mijn fractie maakt zich er grote zorgen om dat jonge meisjes verkracht en misbruikt worden en roept de minister daarom liever op tot het oormerken van geld in 2015 ter voorkoming van ongewenste zwangerschappen bij deze meisjes. Is de minister daartoe bereid?
Ten slotte steunt mijn fractie de moties waarin wordt gepleit voor een grotere balans tussen de kanalen die verband met de speerpunten houden, ook op het gebied van SRGR. Daarvoor heeft de IOB uitgebreid aandacht gevraagd. De verhoudingen zijn nu 50% voor de multilaterale organisaties en 20% voor het particuliere ngo-kanaal. Wil de minister serieus nagaan of er een betere balans kan worden bewerkstelligd naar aanleiding van het IOB-rapport?
De voorzitter:
Hiermee komen we aan het einde van de inbreng van de Kamer. De minister heeft aangegeven, een paar minuten te willen hebben om de moties te beoordelen.
De vergadering wordt van 10.35 uur tot 10.40 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik verzoek de leden om hun plaatsen in te nemen. De minister heeft aangegeven dat zij klaar is voor een reactie op de moties. Het woord is aan de minister.
Minister Ploumen:
Dank u wel voorzitter, en dank aan de leden van de Kamer voor hun opmerkingen, vragen en moties. Ik loop ze een voor een langs en zal ook ingaan op een aantal punten die naar voren zijn gebracht door leden die geen motie hebben ingediend.
De motie op stuk nr. 75 gaat over HPV-vaccinatie, en is ingediend door de heer Van Laar met steun van de VVD. Tijdens het AO heb ik aangegeven dat ik een brief zal schrijven over vaccinaties tegen infectieziekten met speciale aandacht voor HPV-vaccinaties. Deze brief ontvangt u binnenkort. Wij steunen HPV-vaccinaties via GAVI, het internationale initiatief dat zich hiervoor inzet. Het is een heel efficiënt en effectief publiek-privaat samenwerkingsverband. Daarnaast zullen Nederland en de acht partnerlanden waar seksuele en reproductieve gezondheid en rechten een sector is in het OS-programma, graag en bij voortduring in gesprek gaan over de HPV-vaccinaties. Het betreft Bangladesh, Benin, Burundi, Ethiopië, Ghana, Jemen, Mali en Mozambique. Ik laat daarom graag het oordeel over de motie aan de Kamer.
De motie op stuk nr. 76 van de heren Van Laar en Sjoerdsma gaat over veilige abortus. Ik deel het standpunt dat het een meerwaarde heeft om zowel in vergaderzalen als underground te pleiten voor veilige abortus. Ik blijf me daarvoor inzetten. Dat heb ik bij herhaling gezegd, en ik zeg het ook nu weer. Ik ben ook bereid om in de nieuwe SRGR-subsidietenders voor het maatschappelijk middenveld 5 miljoen euro per jaar te oormerken voor het werken aan veilige abortus. In de loop van 2015 zal de nieuwe call worden uitgezet. De projecten gaan in 2016 van start. Ook over deze motie laat ik het oordeel aan de Kamer.
De voorzitter:
De heer Voordewind heeft een vraag. Het is niet zijn motie, maar gezien de tijd sta ik toe om er één vraag over te stellen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Het gaat over een onderwerp waar ik net iets over heb gezegd. Misschien komt de minister er nog aan toe, maar nu zij 5 miljoen euro heeft toegezegd voor veilige abortus, ben ik erg benieuwd of ze eenzelfde bedrag, of in ieder geval een bepaald bedrag, gaat oormerken voor de preventieve kant ervan.
Minister Ploumen:
Zoals we in het AO hebben besproken, zet Nederland fors in op preventie van seksueel en ander geweld tegen meisjes en vrouwen. Een initiatief dat recent veel aandacht heeft gekregen, is het werk dat we doen tegen early marriages, Girls Not Brides. Ik ben blij dat de Kamer daar steeds haar steun over uitspreekt. In het kader van SRGR werken we in de acht partnerlanden heel nadrukkelijk aan het speerpunt geweld tegen vrouwen. In de speerpuntenbrief en de rapportages wordt heel precies uitgesplitst welke bedragen worden uitgegeven aan de diverse onderdelen. Het is een substantiële omvang in termen van financieel commitment.
Aanstaande maandag en dinsdag ben ik in New York bij de Verenigde Naties op de bijeenkomst Commission on the Status of Women. Ik zal er zelf weer spreken over dit onderwerp. De heer Voordewind kan er echt van verzekerd zijn dat wij over preventie zowel financieel als wat betreft betrokkenheid, minstens zo uitgesproken zullen zijn als over het onderwerp veilige en legale abortus. Het is één domein. Wij willen dat meisjes in veiligheid kunnen opgroeien en zich seksueel kunnen ontplooien op een manier die bij hen past, en niet gedwongen. Daar blijf ik me voor inzetten.
De voorzitter:
Ik constateer dat u een toezegging hebt gedaan. Ik kijk even naar de indieners van de motie of dat voldoende is, want het is uiteraard aan hen om te bepalen of ze de motie willen aanhouden of intrekken.
Minister Ploumen:
De lichaamstaal kennende van de leden van de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking geloof ik dat de voorzitter de juiste inschatting maakt, als dat al aan mij zou zijn.
De voorzitter:
Ik kan lichaamstaal niet zo eenduidig aflezen, dus ik kijk even naar de indiener van de motie of hij de motie wil aanhouden of dat de minister een afdoende toezegging heeft gedaan zodat hij de motie kan intrekken. Ik kijk dus even naar de indiener.
De heer Van Laar (PvdA):
Volgens mij liet de minister het oordeel aan de Kamer. Ze vroeg de Kamer om zich uit te spreken en het daarna te doen. Laten wij dat dus doen.
Minister Ploumen:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 77 over de beschikbare financiering voor het kanaal maatschappelijk middenveld. Zoals gezegd, en ik herhaal dat hier, wil ik niet vooraf sturen op financieringskanalen. Effectiviteit staat voorop en dat is ook de afweging die ik maak als het gaat om de vraag met welke partners en welke kanalen wij willen werken. Dat is en blijft het uitgangspunt. Ik heb al eerder gezegd dat dit niet wegneemt dat ik de relevantie van het maatschappelijk kanaal, zoals ook beschreven in de motie, van harte onderschrijf. De ngo's werken effectief op een aantal terreinen en bieden op die manier perspectief om ook dat kanaal in de toekomst stevig in mijn beleid te verankeren. Natuurlijk wil ik ook verantwoording afleggen voor mijn uiteindelijke keuzes, maar ik herhaal het voor de zekerheid nog maar even zodat de indieners en ikzelf op één lijn zitten: ik ga niet sturen op het kanaal, maar op basis van effectiviteit. In die zin zie ik de motie als ondersteuning van het beleid. Ik herhaal nogmaals dat ik niet stuur op kanalen en dat handhaaf ik.
Ik kom bij de motie op stuk nr. 78 van mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren. Ik zeg graag toe dat ik met een bredere brief kom, die ik samen met collega Sharon Dijksma zal opstellen over het internationale beleid rondom voedselzekerheid. Daarin willen wij ook de internationale trends duiden. Het veld is in beweging, zoals mevrouw Ouwehand eerder ook al heeft gezegd. In de brief zullen wij zeer zeker ook de aanbevelingen van de VN-rapporteur "meenemen"; ik heb een hekel aan dat woord. Dus wij zullen ons daartoe "verhouden". Wij zullen aangeven in hoeverre wij dat wel of niet opvolgen. En of die VN-rapporteur nu de heer De Schutter is of een opvolger maakt ons niet uit: beiden zijn ons even lief en beiden nemen wij even serieus. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.
De voorzitter:
Ook hier is sprake van een toezegging, dus ik kijk even naar mevrouw Ouwehand of zij de motie wil handhaven of dat de toezegging voldoende is.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dank voor de toezegging van de minister. Ik denk toch dat ik de motie in stemming wil brengen, want ik vind het belangrijk dat het parlement hierover ook een uitspraak doet. Mocht dat nog wijzigen, dan laat ik dat voor de stemmingen nog weten.
De voorzitter:
Uiteraard.
Minister Ploumen:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 79 van de heer Sjoerdsma van D66. In deze motie wordt de regering verzocht in de overgangslanden actief te blijven op het speerpunt SRGR. Ik moet de aanneming van deze motie ontraden. Het beleid zit als volgt in elkaar.
Wij hebben een aantal landen, partnerlanden. In elk van deze vijftien landen hebben wij maximaal drie speerpunten. Die speerpunten zijn tot stand gekomen op basis van in-depth, langdurige en goede consultaties. Er zijn afwegingen gemaakt op basis waarvan dat beleid tot stand is gekomen. Ik wil daar niet zomaar een sector aan toevoegen. Ik vind dat wij consistent beleid moeten voeren en focus moeten blijven aanbrengen. Ook wil ik een loyale partner wil zijn. Ik promoot dat zelf ook zeer in het project Joint Programming van de Europese Unie. Dat betekent dus dat SRGR geen toegevoegd speerpunt kan worden. In het bredere beleid van SRGR werken wij ook met multilaterale organisaties samen. In verschillende fora houd ik zelf pleidooien voor seksuele en reproductieve rechten. Die gelden inderdaad voor alle landen van de wereld. De heer Sjoerdsma kan zich dus verzekerd weten van mijn blijvende inzet op dat punt, maar ik ga niet het speerpuntenbeleid van de verschillende landen zoals wij dat hebben vastgelegd, wijzigen.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik heb het idee dat de minister mijn motie anders uitlegt dan die bedoeld en geschreven is. Ik vraag ook niet om de toevoeging van een speerpunt aan bepaalde landen, maar ik vraag om het speerpunt op het gebied van seksuele en reproductieve rechten in de overgangslanden te behouden, ook al zijn wij daar de ontwikkelingssamenwerking langzaam aan het afbouwen. Op een gegeven moment kunnen die landen natuurlijk zelf voor hun watervoorziening en hun voedselzekerheid opkomen, als zij rijker en welvarender worden, maar dit is nu juist een thema dat niet per se samenhangt met de sociaal-economische status van een land, maar met de wijze waarop met dit soort taboedoorbrekende onderwerpen wordt omgegaan. Vandaar deze motie.
Minister Ploumen:
Als ik goed naar de heer Sjoerdsma luister, en dat doe ik eigenlijk altijd, begrijp ik de motie zo dat, wanneer wij in de overgangslanden een transitie maken van hulp naar handel, wij in de transitieperiode aandacht blijven hebben — als wij dat al hadden — voor dit onderwerp als speerpunt. Dat is denk ik zo. Als er wijzigingen in komen, heeft dat te maken met de contextspecifieke situatie. Ik kan niet toezeggen dat ik, wanneer de ontwikkelingssamenwerkingsrelatie met een land is afgebouwd, specifiek vanuit dat budget blijf inzetten op seksuele en reproductieve rechten. Uiteraard zeg ik wel toe dat mijn internationale pleidooien ook voor die landen gelden. Ik heb nog niet helemaal scherp waar de heer Sjoerdsma precies naartoe wil. Ik heb geen intentie om, daar waar het een speerpunt is, dat speerpunt af te bouwen, anders dan dat het past in de algemene overgang van zo'n land. Als wij de hulprelatie afbouwen, doen wij dat geleidelijk en niet in één keer. Dus bouw ik natuurlijk ook dat SRGR-budget daarmee af. Ik houd het niet tot het einde van de transitieperiode per definitie op peil. Ik wil er graag naar kijken, maar niet per definitie.
De voorzitter:
Ik denk dat de interpretatie van de motie door de minister helder is. Misschien kan de heer Sjoerdsma overwegen om zijn formulering nog wat te wijzigen, zodat deze beter overeenkomt met de interpretatie van de minister, en in ieder geval helder is wat ermee bedoeld is.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik heb de minister goed gehoord, en in feite ontraadt zij wat ik met de motie vraag, namelijk doorgaan met de inzet op deze sector, ook al gaat de relatie op een gegeven moment dominant van hulp naar handel. Ik vat het zo op, want dat is de strekking van de motie. Ik zal de motie niet zo formuleren dat deze uiteindelijk ondersteuning van beleid wordt.
Minister Ploumen:
Dan moet ik de motie ontraden, waarbij ik nog een keer nadrukkelijk zeg dat mijn algemene inzet op dit thema alle vrouwen en meisjes ter wereld geldt.
Dan kom ik op de motie van de heer Sjoerdsma op stuk nr. 80, over de capaciteit van de ambassades op dit specifieke onderwerp. Ik wil mij er graag voor inspannen om de capaciteit te handhaven. De vorm waarin die capaciteit zal materialiseren, met uitgezonden medewerkers, lokale medewerkers of op een andere manier, wil ik graag afhankelijk laten zijn van de lokale context. Het is natuurlijk ook afhankelijk van de verdere invulling van de taakstelling van de rijksoverheid. Als ik de motie zo mag lezen van de heer Sjoerdsma, dan laat ik het oordeel graag aan de Kamer over. Dat zou ik zelf ook graag zien. Als ik de motie niet zo mag lezen, moet ik de aanneming ervan helaas ontraden.
De voorzitter:
Kan de heer Sjoerdsma de interpretatie van de minister volgen?
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik kan de interpretatie wel volgen, en de invulling of het een uitgezonden medewerker of een lokale medewerker moet zijn, laat ik natuurlijk graag aan de minister over. Ik zal niet in het personeelsbeleid van de minister treden. Het is natuurlijk wel bedoeld als een piketpaaltje binnen het bezuinigende en inkrimpende postennetwerk, om te laten zien dat de Kamer een bepaalde prioriteit stelt in datgene waaraan de ambassades de voorkeur moeten geven.
Minister Ploumen:
De heer Sjoerdsma en ik hebben een interessant debat dat een beetje exegetisch dreigt te worden. Dat zie ik ook aan uw lichaamstaal, voorzitter. Ik wil graag toezeggen dat ik mij ga inspannen om die capaciteit te handhaven, maar ik geef geen garanties.
De voorzitter:
Wat is daarmee uw oordeel over de motie?
Minister Ploumen:
Als ik haar in die zin mag lezen dat een inspanningsverplichting voor de heer Sjoerdsma voldoende is, dan laat ik het oordeel graag aan de Kamer. Moet ik garanties geven, dan moet ik de motie helaas ontraden.
De voorzitter:
Het oordeel is in principe aan de Kamer. Accepteert de heer Sjoerdsma de interpretatie van de minister of zet hij zijn eigen interpretatie daar tegenover? Wil hij zijn motie verduidelijken? Dan weet iedereen hoe het oordeel van de minister moet worden gelezen. Ik zie aan de lichaamstaal van de heer Sjoerdsma dat hij dit van plan is.
Minister Ploumen:
Wij leren elkaar bij dit VAO steeds beter kennen.
Ik kom op de motie van de heer Van Dijk op stuk nr. 81. Die motie gaat over de effectiviteit van de partnerorganisaties in het SRGR-beleid. Ik zeg de heer Van Dijk graag toe dat ik in de jaarlijkse resultaatrapportage over SRGR zal rapporteren over welke financiële middelen per multilaterale organisatie of internationaal fonds voor SRGR worden besteed, over de reden waarom er voor een specifieke organisatie is gekozen en over de specifieke doelen van de organisatie. Die informatie hebben wij natuurlijk omdat wij daarop onze afweging baseren in termen van effectiviteit. Gezien de IOB-evaluatie en de aanbevelingen kan ik mij goed voorstellen dat het goed is om het te expliciteren. Ik heb meer moeite met het verzoek om in de scorecard van multilaterale organisaties en internationale fondsen aan te geven welke impact de desbetreffende organisatie heeft bereikt, omdat die scorecard daar niet voor bedoeld is. Voordat je het weet, wordt zo'n card een heel lange lijst en wordt het meer een evaluatie. Wij geven heel precieze scores. De performance van de organisatie op de doelstellingen die Nederland belangrijk vindt worden in zijn algemeenheid meegenomen. Specifieker zou ik niet willen worden. Als de heer Van Dijk zich kan vinden in mijn eerste toezegging en het afraden van het scorecarddeel, dan laat ik het oordeel over de motie graag aan de Kamer.
De voorzitter:
Ik kijk naar de heer Van Dijk of hij hierop wil reageren.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De motie is breed ondertekend, mede namens het meerpartijeninitiatief, dus het minste wat ik moet doen is mij verhouden tot de mede-indieners. Ik zal er even naar kijken, maar in principe luidt de motie zoals zij nu luidt. Als ik de motie verander, dan merkt de minister dat vanzelf.
Minister Ploumen:
Dat wachten we dan maar even af. Ik zou het fijn vinden om het oordeel aan de Kamer te laten, omdat ik de geest van de motie zeer deel. Het gaat echt om de uitwerking. Zowel de heer Van Dijk als zijn mede-indieners als ikzelf hebben een hekel aan overbodige bureaucratische rompslomp. Dat is echt de achtergrond van mijn commentaar op de motie.
De voorzitter:
En dat commentaar hebben wij gehoord. Het is "oordeel Kamer" met een aandachtspunt. De heer Van Dijk buigt zich daar nog even over.
Minister Ploumen:
Ik kom op de motie van de heer Van Dijk op stuk nr. 82. Ik geef de heer Van Dijk graag mee dat ik de Kamer op de hoogte wil houden van de gevolgen van het voortbestaan van de bezuinigingen op SRGR. Dat kan in een speerpuntenbrief, dat kan in toelichtende brieven over dit onderwerp. Als de heer Van Dijk het prima vindt om het in brieven te doen die toch al naar de Kamer komen, dan zie ik de motie heel graag als ondersteuning van beleid.
De voorzitter:
Dat lijkt mij een redelijk verzoek. Volgens mij hoeven wij er geen uitgebreide gedachtewisseling over te hebben.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Als de motie op die manier wordt uitgevoerd, trek ik haar in.
De voorzitter:
Minister Ploumen:
Ik zal nog consciëntieuzer dan ik van mijzelf al ben die rapportage ter hand nemen.
Ik kom te spreken over motie 33625, nr. 83 van de heer Van Klaveren. In mijn beleid en in het beleid van dit kabinet staat dat we inclusieve economische groei willen. We willen economische groei waar alle mensen van kunnen profiteren: bij mij om de hoek in Amsterdam-West, bij de heer Van Klaveren in de straat, maar ook in Burundi. Ik denk dat ik de heer Van Klaveren op die duiding van zijn motie niet meekrijg en daarom ontraad ik het aannemen ervan. Als hij alsnog mijn interpretatie mocht delen, dan hoor ik dat wel. Vooralsnog ontraad ik het aannemen van de motie.
Ik kom nog kort, en tot slot, te spreken over de woorden van de ChristenUnie over The Global Interfaith WASH Alliance. Er is geen motie over ingediend, maar het is wel goed om even te zeggen dat die organisatie haar kracht ontleent aan het feit dat ze wereldwijd mensen kan mobiliseren op het terrein van WASH en dat ze de gewenste gedragsverandering propageert. Ik ben aanwezig geweest bij de oprichting in New York op 25 september. Ik overweeg om een kleine startbijdrage te geven zodat de organisatie op basis daarvan ook bij andere financiering kan vinden. Vaak is zo'n startbijdrage heel lastig te krijgen. Ik zeg graag toe dat zeer te overwegen. Dat betekent eigenlijk dat ik het ga doen, zo zeg ik tegen de heer Voordewind.
De voorzitter:
Dat is een prachtige toezegging om mee af te sluiten.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de moties wordt aanstaande dinsdag gestemd.
Ik schors de vergadering voor een paar minuten zodat de nieuwe bewindspersonen hun plaats kunnen innemen. Dan gaan wij verder met de Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20132014-60-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.