7 Energie

Aan de orde is het VAO Energie (AO d.d. 18/02).

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik heb één motie die aan duidelijkheid weinig te wensen over laat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat energieleveranciers per jaar een vastrecht tussen €39 en €149 in rekening brengen "… onder andere ten behoeve van tijdige en juiste facturatie, incassokosten en klantenservice";

overwegende dat dit vastrecht in de periode 2006-2013 met 78% gestegen is, tegen een stijging van gemiddeld 4% en 7,3% voor respectievelijk de variabele kosten van elektriciteit en gas;

overwegende dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) niet de bevoegdheid heeft om een vastrechttarief bij energielevering afzonderlijk te toetsen;

van mening dat tarieven kostengeoriënteerd moeten zijn en het onredelijk is dat voor facturatie, incasso en klantenservice tussen €39 en €149 in rekening gebracht wordt;

overwegende dat deze ontwikkeling ook haaks staat op doelstellingen van energiebesparing;

spreekt uit dat de ACM op de kortst mogelijke termijn de bevoegdheid moet krijgen om afzonderlijke energietarieven, met inbegrip van het vastrecht, te toetsen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven, Paulus Jansen, Van Tongeren en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 152 (29023).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. In het AO hebben we van gedachten gewisseld over de mogelijkheid om de ene provincie een deel van haar opgave voor windenergie te laten overgeven aan een andere provincie, indien die provincie aangeeft dat te willen en daarvoor iets terug te geven. De minister was daar heel terughoudend in, vanuit het oogpunt dat de nationale doelstelling moet worden gehaald. Met het laatste ben ik het helemaal eens. Maar als die provincies het zelf willen, waarom dan niet? Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Rijk en de provincies als onderdeel van het energieakkoord een akkoord hebben gesloten over het realiseren van 6.000 MW windvermogen op land in 2020;

overwegende dat het behalen van de doelen van het energieakkoord van essentieel belang is voor het bestendigen van de koers naar een volledig duurzame energievoorziening;

overwegende dat om redenen van onder meer maatschappelijk draagvlak, ruimtelijke ordening en vrijwillige inzet van aanvullende ruimte bepaalde provincies eventueel meer potentieel hebben dan de huidige afspraken vereisen;

van mening dat de nationale opgave niet in het geding mag komen;

verzoekt de regering om onder die voorwaarde samen met de provincies te onderzoeken of de uitruil van de onderlinge opgaven voor windenergie door de provincies gewenst wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 153 (29023).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

We hebben er natuurlijk niets aan als alleen de provincies iets willen weggeven en niemand iets terug wil geven. Vandaar dat ook over die wenselijkheid aan twee kanten moet worden gesproken.

De hele crisis in Oekraïne laat zien dat onze energietransitie er niet alleen maar eentje is die van belang is voor het klimaat, maar ook voor onze gehele politieke onafhankelijkheid. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse en Europese energievoorziening in toenemende mate afhankelijk is van geïmporteerde fossiele brandstoffen;

overwegende dat deze afhankelijkheid grote ongewenste effecten heeft op bijvoorbeeld de Europese handelsbalans of de slagkracht van de Europese diplomatie;

overwegende dat de Europese geopolitieke positie ernstig ondergraven wordt door deze afhankelijkheid, zoals schrijnend zichtbaar wordt in de kwestie rondom de Russische interventie in Oekraïne;

verzoekt de regering om met een analyse van de bedreigingen en kansen die volgen uit deze energieafhankelijkheidspositie te komen, inclusief mogelijke oplossingsrichtingen, en de Kamer over dit proces dit voorjaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 154 (29023).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik moet mijn excuses maken naar de collega's: ik zal zo moeten vertrekken naar een AO dat al is gestart.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik heb twee moties en een vraag.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering de doelstelling heeft om in 2020 200.000 elektrische auto's in Nederland in gebruik te hebben;

overwegende dat potentiële e-autokopers zeker willen weten dat zij hun auto thuis en bij hun werk kunnen opladen;

overwegende dat de fiscale regels rondom laadpalen thuis en laadpalen bij bedrijven voor elektrische auto's door verschillende belastinginspecteurs verschillend worden uitgelegd;

verzoekt de regering om te zorgen dat de fiscale regels voor elektrische auto's eenduidig worden uitgelegd, zodat het consumentenvertrouwen rond e-auto's toeneemt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 155 (29023).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister schrijft dat hij in gesprek is met alle relevante partijen over schaliegas;

overwegende dat gemeenten, provincies en waterschappen ook relevante partijen zijn;

verzoekt de minister, ook in overleg te treden met VNG, IPO en Unie van Waterschappen over schaliegas en de Kamer in april 2014 over deze gesprekken te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 156 (29023).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Over de voortgang met het uitrollen van meer zonnepanelen in Nederland lazen we tot ons genoegen in de krant dat ook Diederik Samsom, fractievoorzitter van de PvdA, een pleidooi hield voor zonnepanelen op alle daken die op het zuiden staan. Wij willen hierover graag door de minister op de hoogte worden gebracht, in een brief of bij een volgend rapport dat eraan komt. Wanneer horen wij weer hoe het gaat met de voortgang van de toename van zonnepanelen in Nederland?

De heer De Rouwe (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ik vervang mevrouw Mulder. Zij zit met een klein ongemakje thuis met haar voet omhoog. Ik dien twee moties in waar ik dus niet alles van weet. Dat zeg ik even tegen mijn collega's, zodat zij niet allemaal vragen gaan stellen.

De voorzitter:

Wij wensen u sterkte, en haar ook!

De heer De Rouwe (CDA):

Dank u wel. Ik zie dat ik nu aan uitlokking doe. Dat had ik niet moeten doen!

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat schade ten gevolge van mijnbouw, of dat nu door gaswinning of door steenkoolwinning komt, nog vele jaren later door verzakkingen kan ontstaan;

overwegende dat inwoners erop moeten kunnen vertrouwen dat, als zij schade ondervinden ten gevolge van mijnbouwactiviteiten, deze schade vergoed wordt;

overwegende dat de rechtsvordering tot vergoeding van schade die een gevolg is van beweging van de bodem door mijnbouwactiviteiten verjaart na verloop van 30 jaar na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt;

verzoekt de regering om de voor- en nadelen te onderzoeken van het eventueel verlengen of opheffen van deze verjaringstermijn en daarover de Kamer voor 1 juni 2014 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 157 (29023).

De heer De Rouwe (CDA):

Ik dien mijn tweede motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de schade in Limburg van bewoners die een beroep hebben gedaan op het Waarborgfonds Mijnbouwschade volgens de Technische commissie bodembeweging redelijkerwijs is toe te rekenen aan de winning van steenkool;

constaterende dat het Waarborgfonds Mijnbouwschade het sluitstuk is voor de bescherming van individuen en bescherming biedt voor situaties waarin er geen rechtsopvolger is van een mijnbouwonderneming zoals in Kerkrade het geval is;

overwegende dat het beroep op verjaring door de minister van Economische Zaken om de schade niet te vergoeden uit het Waarborgfonds Mijnbouw geen recht doet aan de morele verplichting om de schade te vergoeden;

van mening dat schade ten gevolge van mijnbouw vergoed moet worden;

verzoekt de regering, zich niet te beroepen op verjaring bij het beoordelen van verzoeken om schadevergoeding uit het Waarborgfonds Mijnbouwschade,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 158 (29023).

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter. Vorige week werd bekend dat het eerste schip met zware Noordpoololie van de Noordpool is vertrokken naar de haven van Rotterdam. Wij weten dat Greenpeace daar actie heeft gevoerd en dat daarvoor 30 actievoerders zijn gearresteerd die in Rusland 100 dagen in de cel hebben doorgebracht. Mijn fractie vindt dit een zorgwekkende ontwikkeling en dient daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Russische Gazprom heeft gemeld dat de eerste op onze Noordpool gewonnen olie per schip onderweg is van de Noordpool naar de Rotterdamse haven;

overwegende dat het winnen en vervoeren van zware olie op de Noordpool grote risico's met zich meebrengt voor dit natuurgebied en dat het vervoer van zware olie op de Zuidpool reeds verboden is;

verzoekt de regering, in EU-verband een verbod op transport van zware Noordpoololie na te streven;

verzoekt de regering tevens, de mogelijkheden te inventariseren om de import van zware Noordpoololie in de Europese Unie te verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jan Vos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 159 (29023).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik vind het een sympathieke gedachte van de PvdA dat zij de slechtste van de oliesoorten wil weren uit Rotterdam. Ik vraag mij af of dit bijvoorbeeld ook geldt voor teerzandolie of misschien schaliegas, dat onder zeer milieukritische omstandigheden gewonnen worden.

De heer Jan Vos (PvdA):

Over teerzandolie hebben wij al een motie aangenomen die ook door mijn fractie gesteund is. Dat weet mevrouw Van Tongeren. Ons standpunt daarover is helder. Over schaliegas hebben wij binnenkort een debat in de Kamer. Ik weet dat u dat liever gisteren dan vandaag had gevoerd. Wij willen echt even zorgvuldig alle informatie van de minister afwachten voordat wij dat debat aangaan. Dan zullen we ons standpunt ongetwijfeld helder maken. U weet dat wij schaliegaswinning alleen zullen toestaan als dat echt schoon en veilig kan.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de inbreng van de Kamer. We kunnen een paar minuten wachten totdat alle moties er zijn, maar ik zie dat de minister toch gelijk kan antwoorden. Ik geef hem het woord.

Minister Kamp:

Mevrouw de voorzitter. Wij werden eerst verblijd met de motie van de heer Van Gerven op stuk nr. 152 over het vastrecht. De heer Van Gerven vraagt de Kamer om uit te spreken dat de ACM op de kortst mogelijke termijn de bevoegdheid moet krijgen om afzonderlijke energietarieven met inbegrip van het vastrecht te toetsen. Ik hoop dat de heer Van Gerven zich realiseert dat de ACM op dit moment al de wettelijke bevoegdheid heeft om de integrale tarieven te beoordelen. Alle onderdelen van het tarief, ook het vastrechtonderdeel, mogen door de ACM beoordeeld worden en dat doet zij ook. We hebben in Nederland een goed werkende consumentenmarkt, met veel concurrentie en scherpe tarieven. Onlangs bleek uit een vergelijking die de Europese Commissie voor heel Europa heeft gemaakt, dat de gedaalde commodityprijzen in Nederland helemaal worden doorgegeven in de vorm van lagere leveringsprijzen voor de consument, voor de afnemer. Dat is in andere landen vaak niet het geval. Het blijkt bij ons dus goed te werken. Slechts 1% van de consumenten in Nederland is ontevreden over de dienstverlening door de leverancier. Er wordt ook veel gebruikgemaakt van de mogelijkheid om op grond van kostenbesparingen van de ene leverancier naar de andere over te gaan. De markt in Nederland functioneert dus goed. Er is veel concurrentie en de consumenten profiteren daarvan. Bij de ACM zijn geen signalen binnengekomen dat er met betrekking tot het vastrecht een probleem zou zijn. Er wordt niet alleen in deze sector maar ook in andere sectoren gebruikgemaakt van vastrecht. Daar zijn vaak ook goede argumenten voor.

Vanuit deze achtergrond is er dus geen probleem op het punt van de werking van de markt, want die is goed. Er is ook geen probleem op het punt van de bevoegdheden van de ACM, want die heeft zij al. Er is ook geen sprake van het probleem dat het vastrecht energiebesparing door een huishouden in de weg zou staan, want 94% van de energierekening van een gemiddeld huishouden is variabel en kan dus door de consument beïnvloed worden door het energieverbruik aan te passen. Door minder energie te verbruiken en door energie te besparen, kun je gemiddeld dus 94% van je energierekening beïnvloeden. Al met al zijn er volgens mij voldoende redenen om de Kamer deze motie van de heer Van Gerven c.s. te ontraden.

De heer Van Gerven (SP):

Het vastrecht is in een aantal jaren met 78% gestegen. Ik begrijp dat dat een relatief klein deel is van het totale bedrag, maar die toename is veel groter dan de inflatie en kan niet door gewone kostenontwikkelingen verklaard worden. Daarom is de motie ingediend. Ik beperk me tot een concrete vraag. In het dictum van de motie staat: "spreekt uit dat de ACM op de kortst mogelijke termijn de bevoegdheid moet krijgen om afzonderlijke energietarieven, met inbegrip van het vastrecht, te toetsen". Zegt de minister dat dit al de realiteit is, dat de ACM dit nu al kan en dat zij op dat punt kan corrigeren als zij dat wil of als zij zich daartoe bevoegd acht?

Minister Kamp:

Het antwoord is ja.

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren, de heer Van Gerven heeft de motie ingediend. Gaat uw opmerking over dezelfde motie?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ja.

De voorzitter:

Goed, een korte vraag dan, want als we dit allemaal gaan doen …

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Mevrouw Dik-Faber en de heer Paulus Jansen zijn niet aanwezig; dat risico loopt u dus niet, voorzitter. De minister zei in de beantwoording van deze vraag: de markt werkt goed, want je ziet dat consumenten overstappen. Ik ben helemaal voor het hergebruik van warmte, maar dat is nu juist een van de problemen. Een consument die gekoppeld zit aan een warmtenet kan namelijk niet overstappen naar een andere leverancier. Ik heb niet het overzicht dat de minister of de ACM misschien heeft, maar ik heb wel rekeningen gezien met daarop inderdaad enorme toenames voor allerlei randapparatuur en voor vastrecht. Wat wij beogen, is: mag de ACM daar een keer goed naar kijken, zodat de populariteit van warmtenetten weer gaat toenemen?

Minister Kamp:

Mevrouw Van Tongeren spitst het nu helemaal toe op het warmtenet en op wat daarover recentelijk is gewisseld tussen kabinet en Kamer. De motie-Van Gerven c.s. gaat over energieleveranciers en over vastrecht. Ik heb dus ook geantwoord in reactie op de bewoordingen die de heer Van Gerven en de medeondertekenaars gekozen hebben. Ik kan alleen maar zeggen dat de markt in Nederland goed blijkt te werken, dat de effecten die op de internationale markten optreden in de prijs in Nederland goed worden doorgegeven, dat de consumenten tevreden zijn en dat de consumenten kunnen wisselen en dat ook doen. Op dit moment is al 44% van alle huishoudens een keer van leverancier gewisseld. Nog eens 40% denkt erover om dat binnenkort een keer te gaan doen. Er zit dus een heel goede marktwerking achter. Voor wat betreft het vastrecht is er dus echt geen materieel probleem, en als er wel een materieel probleem zou zijn, is de ACM in staat om daarop te corrigeren. Ik geloof dus dat we kunnen leven zonder deze motie, vandaar dat ik haar heb ontraden.

Mevrouw Van Veldhoven stelt in haar motie op stuk nr. 153 dat de provincies onderling hun taakstellingen voor wind op land zouden moeten kunnen verschuiven. Zij kiest de bewoording dat de Kamer van mening zou moeten zijn dat de nationale opgave voor windenergie op land niet in het geding moet komen en zij verzoekt de regering om onder die voorwaarde samen met de provincies te onderzoeken of de uitruil van onderlinge opgaven voor windenergie door de provincies gewenst wordt. Ik heb over deze kwestie samen met mijn collega van I en M vaak en gedurende een langere periode met de provincies overlegd. Alle aspecten zijn daarbij aan de orde geweest. We hebben met hen afgesproken dat de 6.000 megawatt wind op land die we willen hebben, gerealiseerd wordt. We hebben ook precies afgesproken wat de provincies allemaal moeten doen. Dat is geen gemakkelijke taak voor de provincies; dat moeten ze voor elkaar zien te krijgen en daar moeten ze zich echt voor inzetten. Ik denk dat het helemaal nog niet aan de orde is dat provincies meer realiseren dan ze moeten. We moeten ons erop concentreren dat ze realiseren wat er moet gaan gebeuren. Als er hier en daar wat meer wordt gerealiseerd, denk ik dat we daar blij mee moeten zijn, want we zijn er nog niet als we dit hebben gerealiseerd. Er zal nog meer moeten gebeuren voor wat betreft duurzame energie en we zullen moeten bekijken door welke vorm van duurzame energieproductie dat het best kan worden ingevuld. Het lijkt mij dus niet nodig en niet gewenst om nu, als er ergens wat meer gebeurt, meteen al ergens anders minder te laten gebeuren, dus een probleem op te lossen waarvan de provincies naar mij toe niet hebben aangegeven dat het een probleem is. Vandaar dat ik de motie van mevrouw Van Veldhoven aan de Kamer ontraad.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De minister zegt: de provincies zijn niet naar mij toe gekomen en dat is een reden waarom ik deze motie ontraad. Als een provincie Utrecht en een provincie Groningen de minister zouden benaderen met zo'n verzoek, zou hij dan wel bereid zijn om het te heroverwegen?

Minister Kamp:

Ik heb dus gedurende een langere periode meerdere malen samen met mijn collega met de provincies overlegd. We hebben alle aspecten van de taakstelling waarvoor we staan, gezamenlijk doorgenomen en daar een afspraak over gemaakt. Wat ik altijd graag doe als ik eenmaal een afspraak heb gemaakt, is ervoor zorgen dat die afspraak wordt nagekomen. Dan probeer ik niet meteen weer om daar dingetjes aan te veranderen, want dat maakt het allemaal niet gemakkelijker. Mocht het ergens zo zijn, wat ik niet verwacht, dat men meer kan doen dan men mij op dit moment heeft toegezegd, dan ben ik daar blij mee. Laten we in een breder verband eens gaan bekijken hoe we daar dan weer op moeten gaan reageren. Ik zou dat niet willen gebruiken om vervolgens een andere provincie minder te laten doen. Ik vind het dus niet gewenst wat mevrouw Van Veldhoven de Kamer wil laten uitspreken, vandaar dat ik dit de Kamer ontraden heb.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

We willen allemaal die duurzame-energietransitie met de gewenste snelheid tegen de laagst mogelijke kosten vormgeven. De maatschappelijke kosten horen daar ook bij. Ik vraag niet aan de minister om een afspraak met de provincies eenzijdig te wijzigen. Dat zou ongepast zijn, en daarom heb ik de motie zo geformuleerd dat de minister met de provincies onderzoekt of zij dat wensen. Als zij dat niet wensen, houdt het op. Als een provincie als Utrecht en een provincie als Groningen samen tot overeenstemming kunnen komen dat Oost-Groningen wat meer ontwikkelt wat past in de strategie van de provincie Groningen en Utrecht daardoor op de korte termijn een probleem oplost — wellicht moet er daar in de toekomst inderdaad alsnog wat gebeuren — waarom zouden we dat dan niet doen?

Minister Kamp:

Omdat het niet als een probleem naar voren is gebracht bij de vele gesprekken die hierover over een langere periode met de provincies zijn gevoerd. Ik denk ook dat het niet goed is dat je, als je een afspraak hebt gemaakt, vervolgens alweer binnen een maand op die afspraak terugkomt en daarop gaat nuanceren. Ik denk dat als er ergens meer mogelijk is, we dat meerdere mogelijk nog heel goed kunnen gebruiken en dat we dat dan beter achter de hand kunnen houden dan het ergens anders weer weg te geven. Ik heb ook niet uit een van de provincies het signaal gekregen dat zij denken dat ze op dit moment meer kunnen doen dan zij nu aan mij hebben toegezegd. Ook vanuit dat oogpunt zie ik geen reden voor de Kamer om de uitspraak te doen die nu door mevrouw Van Veldhoven is gevraagd. Ik ontraad deze motie.

Mevrouw Van Veldhoven heeft nog een tweede motie voorgelegd. Daarin zegt zij dat de regering een analyse moet maken van de bedreigingen en kansen die volgen uit de energieafhankelijkheidspositie die op dit moment voor Nederland geldt, dat daarbij dan de mogelijke oplossingsrichtingen moeten worden betrokken en dat de Kamer dit voorjaar over dit proces moet worden geïnformeerd. Ik denk dat de Kamer perfect over dit hele onderwerp is geïnformeerd. Juist omdat wij op dit moment in grote mate afhankelijk zijn van fossiele energie, is dat aspect een van de belangrijkste overwegingen om ons met kracht in te zetten voor de ontwikkeling van duurzame energie. Duurzame energie, met geothermie, wind op zee, wind op land en zonnepanelen, zorgt ervoor dat je in eigen land in de energiebehoefte voorziet en dat je dan minder uit andere landen hoeft in te voeren. We hebben dat heel intensief met elkaar besproken. We hebben vervolgens ook met elkaar besproken dat wij het in Nederland fysiek zo hebben georganiseerd, doordat we onderdeel zijn van het Noordwest-Europese elektriciteitsnet en een Europees gasnet waarin Nederland echt een hub is, dat we wat dat betreft onze positie zo sterk mogelijk hebben gemaakt. We hebben in Rotterdam een heel grote LNG-terminal, waardoor vloeibaar gas van elders in de wereld naar Nederland kan worden gebracht en benut. We hebben niet alleen verschillende verbindingen met Rusland maar ook een verbinding met Noorwegen en we hebben ook ons eigen gas nog. We beschikken over een brede energievoorziening. We hebben sterk in beeld gehad dat we zo min mogelijk afhankelijk zijn en hebben de benodigde maatregelen daartoe getroffen. Ik denk dat er absoluut geen behoefte is aan de analyse waar mevrouw Van Veldhoven om vraagt en daarom ontraad ik deze motie van mevrouw Van Veldhoven en de heer Sjoerdsma.

Dan heb ik nog een motie van de heer Van Tongeren voorgelegd gekregen.

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter.

De voorzitter:

We gaan het debat niet herhalen. U bent geen indiener.

De heer Jan Vos (PvdA):

Dit is ook geen herhaling van het debat.

De voorzitter:

U bent geen indiener. Dus stelt u een korte, feitelijke vraag.

De heer Jan Vos (PvdA):

Kan de minister bevestigen dat ook bij de regering, meer dan enkele weken geleden, het besef leeft dat de energieafhankelijkheid van Europa een belangrijk element is in de verhoudingen met Rusland?

Minister Kamp:

Wij zijn daar zeer van doordrongen. We weten heel goed wat er uit Rusland naar Nederland komt en we weten ook goed dat het via Oekraïne naar Nederland komt. We weten ook hoe Rusland zich heeft gedragen in tijden van crisis. In die situatie heeft het niet het instrument van de energieleveranties gebruikt om druk uit te oefenen. We weten wel dat dat mogelijk is en die wetenschap hebben we voortdurend gehad. Vandaar ook dat wij, maar ook de vorige kabinetten met overtuiging gewerkt hebben aan diversificatie, waardoor wij aanvullend op onze eigen energie die wij in Nederland beschikbaar hebben, de overgang maken naar duurzame energie, fysiek op de diverse netten zijn aangesloten, de LNG-terminal via de Rotterdamse haven voor elkaar hebben gekregen en ook zo veel mogelijk de verschillende manieren om energie naar Nederland te kunnen halen en daarin te kunnen schuiven, afhankelijk van de ontwikkelingen, optimaal benutten. Wij waren en zijn er zeer voor gemotiveerd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Juist als de minister zegt dat veel feiten en analyses beschikbaar zijn, is mijn vraag waarom het dan zo moeilijk is om een en ander voor de Kamer helder en integraal op papier te zetten, inclusief de cijfers die daarbij horen. Er is een LNG-terminal, maar hoeveel capaciteit biedt die dan ten opzichte van de vraag die er is en de verwevenheid die Nederland heeft met de rest van de Europese markt? Volgens mij is het verzoek niet zo heel erg moeilijk maar wel erg actueel in de context van de huidige ontwikkelingen, waardoor het niet alleen voor de Kamer maar misschien ook voor andere mensen heel interessant is om die afhankelijkheidsrelatie nog eens goed in beeld te hebben en de kansen die de hernieuwbare-energieomwentelingen bieden.

Minister Kamp:

Ik denk dat dit informatie is die bij de Kamer uitentreuren bekend is. Vandaar dat de Kamer voor heel veel geld de overgang wil maken naar duurzame energie. Het is in het regeerakkoord en het energieakkoord vastgelegd. Er is voor beide steun geweest in de Kamer. Alle concrete maatregelen ter uitvoering ervan hebben we genomen ondanks het feit dat het heel veel geld kost en er ook veel verzet tegen is. We doen het toch om reden van klimaatbeheersing en beperking van de afhankelijkheid. Wij hebben de zaak goed geregeld, zowel fysiek als wat betreft afspraken. Wij maken optimaal gebruik van de verschillende mogelijkheden om in onze energievoorziening te voorzien. Daar nog eens een verhaal over schrijven draagt nergens toe bij. Daarom ontraad ik de motie.

In de motie op stuk nr. 155 stelt mevrouw Van Tongeren dat er onduidelijkheid is over de fiscale regels voor elektrische auto's. Zij vindt dat die onduidelijkheid moet worden weggenomen. Dat ben ik met haar eens. Mevrouw Van Tongeren heeft, zoals ik in het algemeen overleg heb gezegd, er terecht op gewezen dat door belastinginspecteurs een verschillende uitleg aan dit aspect wordt gegeven. Daarom heb ik gezegd dat de Belastingdienst dit zelf heeft geconstateerd en daarover naar buiten toe en intern zal communiceren, om ervoor te zorgen dat er maar één lijn is en dat die lijn voor iedereen duidelijk is. Gelet op wat ik de Kamer op dit punt al heb kunnen meedelen, is deze motie overbodig. Daarom ontraad ik haar.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Met zo'n heldere toezegging van de minister kan ik de motie aanhouden. Als ik verder geen klachten meer krijg vanuit het land, hoef ik haar niet meer in te dienen. Blijkt het toch nog niet zo eenduidig te zijn voor de consument … De minister en ik willen beiden hetzelfde, namelijk dat de mensen die zo'n auto kopen, ervan gebruik kunnen maken. Het is dan heel mooi geregeld en ik dank de minister voor deze heldere toezegging.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (29023, nr. 155) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Kamp:

Mevrouw Van Tongeren begrijpt dat ik het niet voor mijn rekening neem dat er voor ieder huishouden voor rekening van de overheid een elektrische laadpaal moet komen, evenmin als overal een benzinepomp staat. Zij maakt er ook geen karikatuur van. Zij wil niet dat er onduidelijkheid is. Ik wil dat ook niet. Ik vind het heel terecht dat zij zegt dat zij mij erop zal aanspreken, mocht later blijken dat die onduidelijkheid er toch nog wel is. Ik zal proberen dat te voorkomen.

In de motie-Van Tongeren/Dik-Faber op stuk nr. 156 geeft mevrouw Van Tongeren aan, dat de minister in overleg zou moeten treden met VNG, IPO en Unie van Waterschappen over schaliegas en de Kamer in april 2014 daarover zou moeten informeren. Ik moet een heleboel doen met betrekking tot schaliegas. Om te beginnen moet voorafgaand aan eventuele proefboringen bekeken worden of het op een verantwoorde manier kan, en zo ja, waar dat dan het beste zou kunnen. Wij hebben daarvoor een traject uitgezet dat onder andere een planologische studie en besluitvorming daarover inhoudt. Wij zullen de tijd die daardoor beschikbaar komt, ook gebruiken om de communicatie naar behoren te laten zijn. Vanzelfsprekend zal daarover ook met de gemeenten, provincies, waterschappen en met hun verenigingen gesproken worden. Wij zien daarvoor een langer tijdbeslag beschikbaar dan in de motie wordt genoemd. Vanwege het tijdbeslag dat in de motie wordt genoemd en vanwege het feit dat wij dit overleg natuurlijk gaan voeren, is de motie overbodig en ontraad ik haar.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Er zijn nu 152 gemeenten en 8 provincies die forse zorgen hebben op dit terrein, zelfs zo fors dat zij moties hebben aangenomen waarin staat dat zij geen schaliegaswinning op hun terrein willen. Het zijn nevengeschikte democratisch bestuurders. Het dossier loopt al een tijd. Misschien is april heel kort door de bocht, maar zou de minister een datum kunnen noemen waarop het wel kan? Als ik er "na het zomerreces" van maak, zou de minister er dan wel positief tegen aankijken?

Minister Kamp:

Mevrouw Van Tongeren zal zich ook realiseren dat wij in de energievoorziening met allerlei problemen te maken krijgen. In Groningen is er de aardgaswinning. Er zijn mensen in Groningen die zeggen dat wij daar geen aardgas meer moeten winnnen vanwege de problemen daar. Mevrouw Van Tongeren zegt dat 150 gemeenten zeggen dat er geen schaliegas moet worden gewonnen. Kustgemeenten zeggen dat er voor hun kust geen windmolens geplaatst moeten worden. Veel gemeenten, mensen en organisaties zeggen dat er op land geen windmolens geplaatst moeten worden. Weer anderen zeggen dat er ook geen windmolens op zee geplaatst moeten worden omdat dat veel te veel geld kost. Vervolgens zeggen wij allen dat de energievoorziening 100% gegarandeerd moet zijn en dat wij niet afhankelijk mogen zijn van Rusland. Dat kan niet allemaal samengaan. Daarover moet dus goed nagedacht worden; besluiten over ieder van die aspecten moeten zorgvuldig genomen worden. Met betrekking tot schaliegas heeft de Kamer duidelijk gemaakt dat een zorgvuldig proces over de locaties gewaardeerd wordt. Dat wil ik ook doen door een planologisch onderzoek te houden op grond waarvan je kunt besluiten waar eventueel proefboringen kunnen plaatsvinden. Aan die proefboringen zijn ook weer voorwaarden gesteld en dat moet allemaal worden uitgezocht. Het lijkt mij nuttig om daarvoor het traject voor het schaliegas dat we met elkaar in beeld hebben gekregen te gebruiken. Het is niet nodig om als Kamer tussentijds uitspraken te doen. Ik ben zeer gemotiveerd om het traject na overleg met de Kamer op een zorgvuldige manier te doorlopen en zal vooruitlopend op dat traject niets doen wat de Kamer ongewenst acht.

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren, kort graag.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het wordt natuurlijk gewaardeerd dat de minister niets doet wat de Kamer ongewenst acht. Ik begrijp ook dat regeren lastig is, zeker op energiegebied. Dit is echter een simpel verzoek tot overleg met de democratisch gekozen nevenbestuurders, gemeenten en provincies die allen grote zorgen hebben. Wat is nu het grote probleem voor de minister om die drie gesprekken aan te gaan? Ik begrijp dat niet. Ik wil deze motie toch in stemming brengen en deze minister ter overweging geven om vroegtijdig met deze drie partijen in gesprek te gaan, zodat er niet eenzelfde soort volkswoede ontstaat als in Groningen het geval was. Ik vraag alleen om een gesprek.

Minister Kamp:

Ik heb al gezegd dat wij gedurende een langere periode een planologische procedure moeten voeren en besluitvorming daarover zullen plegen. In die periode zullen ook andere dingen onderzocht worden en zal er een brede en zorgvuldige communicatie zijn, onder andere met de partijen die in de motie worden genoemd. Het gebeurt dus al en ik heb daar echt geen motie voor nodig. Je zou me ook kunnen opdragen om te gaan spreken met de partijen die mogelijk de proefboringen gaan uitvoeren, of met burgers die daar opvattingen over hebben die zij georganiseerd naar voren willen brengen. Je kunt ook aan mij vragen om via de massamedia voldoende informatie te verspreiden, maar dat zijn allemaal zaken die tot mijn werk behoren en die ik ook doe. Deze motie heeft echt geen meerwaarde en daarom ontraad ik haar.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer De Rouwe iets wil opmerken.

De heer De Rouwe (CDA):

Ik heb een punt van orde. Net als mevrouw Van Veldhoven moet ik nu naar een debat waarin ik moet spreken. Ik hoor de minister ontzettend graag zijn waardering uitspreken voor de twee ingediende moties. Het is geen onfatsoen, maar ik kan het helaas niet bijwonen. Ik moet mij verontschuldigen dat ik verder niet meedoe aan dit debat.

Minister Kamp:

Ik snap dat de heer De Rouwe zijn prioriteiten moet stellen en ik leg mij daar vanzelfsprekend bij neer. Eenieder kiest zijn prioriteit, maar ik blijf voorlopig hier staan.

De voorzitter:

Ik zie de heer Vos zitten, ik zie de heer Van Gerven zitten, ik zie de heer Leegte zitten en ook mevrouw Klever, dus de minister gaat verder met de behandeling van de moties.

Minister Kamp:

Dat zal ik doen. De motie op stuk nr. 158 is van de heer De Rouwe en mevrouw Mulder. Zij verzoeken mij om de voor- en nadelen te onderzoeken van het eventueel verlengen of opheffen van de verjaringstermijn en de Kamer daarover voor 1 juni te informeren. Een verjaringstermijn is een wettelijk gegeven, dus kun je niet achteraf verjaringstermijnen veranderen. Ik heb ook niet vanwege die verjaringstermijn gezegd dat men het in Limburg maar moet uitzoeken, maar ik heb met de Kamer gewisseld dat ik op grond van formele redenen niet anders kon dan een drietal vragen af te wijzen. Het is wel nodig om te bekijken wat er precies aan de hand is en hoe daarop gereageerd moet worden. Ik wil ook bekijken of er niet op een andere wijze een fonds kan komen waarvan ik wel voor schrijnende gevallen gebruik kan maken. Dat geldt dan ook voor de drie gevallen die ik op grond van de regels van het andere fonds heb moeten afwijzen. Wij doen op een heel zorgvuldige manier wat de heer De Rouwe en mevrouw Mulder wensen. Deze motie heeft op dit punt geen meerwaarde en om die reden ontraad ik haar.

Dan is er nog een tweede motie van de heer De Rouwe en mevrouw Mulder. In die motie vragen zij de regering om zich niet te beroepen op verjaring bij het beoordelen van verzoeken om schadevergoeding uit het Waarborgfonds Mijnbouwschade. Dat is eigenlijk een tweede motie die over hetzelfde gaat en waarvoor dezelfde argumentatie geldt. Om die reden ontraad ik die eveneens.

Van de heer Vos heb ik de motie op stuk nr. 159 gekregen. Daarmee verzoekt hij de regering om te onderzoeken hoe in EU-verband een importverbod op zware olie, afkomstig van de Noordpool, tot stand kan worden gebracht. Hij heeft de volgende woorden gekozen: "verzoekt de regering, de mogelijkheden te inventariseren om de import van zware Noordpoololie in de EU te verbieden". Net als met alle andere onderwerpen moeten we ook met dit onderwerp verstandig omgaan, omdat 30% van de ruwe olie die in Rotterdam wordt aangevoerd, uit Rusland afkomstig is. Een groot Russisch bedrijf werkt ook aan plannen om op de Maasvlakte een olieterminal te bouwen. Dit is een belangrijk onderdeel van het functioneren van de Rotterdamse haven. Aan dat functioneren van de Rotterdamse haven is vervolgens de raffinagecapaciteit gekoppeld die we daar hebben. Daaraan zit weer chemische industrie gekoppeld. Ik denk dus dat we hiermee verstandig om moeten gaan. De heer Vos zal dat ongetwijfeld ook willen, al was het maar vanwege werkgelegenheidsbelangen die hier spelen. Ik moet zeggen dat er geen juridische titel is om olie tegen te houden. Dat geldt voor Nederland en de andere landen in Europa. Het is glashelder dat wij geen juridische titel hebben om olie uit het noordelijke gebied tegen te houden. Zoals bekend, is dat anders op de Zuidpool. Voor dat gebied geldt een internationaal verdrag dat verbiedt om tot het jaar 2048 delfstoffen te winnen. Zo'n verdrag is er niet voor het noordelijke gebied. Dat betekent dat hier geen juridische basis voor is.

Het tweede probleem is dat we een wereldhandelsakkoord hebben, het WTO-verdrag. Daarin is het uitgangspunt non-discriminatie, hetgeen betekent dat gelijke goederen uit verschillende landen gelijk behandeld moeten worden. Iets aparts doen met betrekking tot olie uit het noordelijke gebied is in strijd met het WTO-verdrag. Daarvoor is geen juridische basis. Ik zie dus geen mogelijkheid om te doen wat de heer Vos zegt. Wel kunnen wij onze expertise en ons rechtstreekse overleg met Rusland en het overleg in Europees verband met Rusland gebruiken om te werken aan een veilige en milieutechnisch verantwoorde winning van olie in het noordelijke gebied. Dat doen wij dan ook met de Russische regering. Ik ga er graag mee door. Voor het toewerken naar een verbod zie ik op dit moment echter geen mogelijkheden. Ik vraag mij ook af of je, mede gelet op de andere belangen, verstandig bezig bent als je probeert om iets te realiseren wat je niet kunt realiseren. Om die reden ontraad ik de motie van de heer Vos.

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik begrijp het toch nog niet helemaal, want bepaalde soorten hormoonvlees uit de Verenigde Staten importeren we ook niet, omdat we dat in Nederland niet willen hebben. Andere genetisch gemodificeerde producten accepteren we ook niet in Nederland. We willen in Nederland ook geen AK-47's importeren. Waarom kunnen we dan voor zware olie uit de Noordpool geen uitzondering maken, in WTO-verband of anderszins? Het is een specifiek product, specifieke olie en dus geen gelijk product.

Minister Kamp:

Genetisch gemodificeerde en niet-genetisch gemodificeerde producten zijn verschillende producten die je verschillend kunt behandelen, maar olie is olie, of je die nu uit de Noordzee haalt, uit het noorden van de Noordzee, het noorden van de Noordzee bij Noorwegen of 60 kilometer boven Moermansk, zoals in dezen het geval is. Er zit geen verschil tussen die olie. Het gaat er natuurlijk wel om dat je nagaat hoe die olie wordt gewonnen en of daarbij iets bijzonders speelt. Dat kun je volgens mij het best in overleg met Rusland doen. Dan kunnen wij zelf gebruiken wat wij aan expertise hebben en wat er verder in Europa aan expertise beschikbaar is. Die expertise kan ook in Noorwegen en Rusland worden gebruikt om oliewinning zo verantwoord mogelijk of in ieder geval verantwoord plaats te laten vinden. Dat kan wel. Olie is uiteindelijk olie, net zoals andere olie. Op grond van het WTO-verdrag mogen wij die niet anders behandelen. Dat is een van de twee redenen waarom ik deze motie ontraad.

De voorzitter:

Dan nog één zin.

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik ben toch van mening dat het andere olie is. Het gaat om zware olie. Dat is overigens ook het geval op de Zuidpool. De soorten olie zijn wel degelijk verschillend. Zoals je hoogcalorisch en laagcalorisch gas hebt, heb je ook verschillende soorten olie. Dit is een heel specifiek type olie. Het nadeel van deze olie is dat ze wordt gewonnen in een heel specifiek gebied, namelijk op de Noordpool. Bij een eventuele ramp zal de Noordpool zeer vervuild raken en duurt het heel lang voordat de olie wordt afgebroken. Het duurt langer dan bijvoorbeeld in de Golf van Mexico, waar we de problemen met de preventer van BP hebben gehad. Het is dus een ander product én een ander gebied. Ik begrijp dan ook niet waarom we daar niet op een andere wijze mee kunnen omgaan.

Minister Kamp:

De heer Vos spreekt over de Noordpool. Het gaat om het gebied in het noorden van onze planeet, zo'n zestig kilometer uit de kust. Het booreiland waarover het gaat, ligt ten oosten van Moermansk in een gebied waar de waterdiepte 20 meter is. Het is een vrij klein veld waaruit een keer per kwartaal een schip met olie komt, zoals nu onderweg is naar Rotterdam. De olie die er gewonnen wordt, wordt ook gewonnen op andere plekken op dezelfde breedtegraad of iets lager. Gelet op de formulering van de WTO is het volgens mij niet houdbaar om te stellen dat het om een ander product gaat. Het is hetzelfde product. Zowel om juridische redenen, namelijk dat er geen titel is om de olie te weigeren, als om onze gebondenheid aan de WTO denk ik dat het niet mogelijk is om te doen wat in deze motie wordt gevraagd. Daarom ontraad ik haar.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dank. De stemmingen over de moties zijn aanstaande dinsdag. Ik dank de minister.

De vergadering wordt van 13.18 uur tot 14.01 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven