4 Vragenuur: Vragen Rog

Vragen van het lid Rog aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht "Scholieren dupe van blunder Cito".

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. Vanochtend lazen we in de krant van wakker Nederland dat 85.000 scholieren de dupe zijn van een blunder van het Cito. De pauzes bij het havo- en vwo-schoolexamen Engels waren te kort, waardoor scholieren onvoldoende tijd hadden om de vragen tot zich te nemen en een antwoord te formuleren. Leerlingen mogen niet de dupe zijn van fouten in toetsen! Leerlingen hebben er recht op dat het eindcijfer op hun diploma op een correcte manier tot stand is gekomen. We willen af in Nederland van de zesjescultuur. We willen excellentie bevorderen. Steeds meer opleidingen in het hoger onderwijs selecteren aan de poort. Dat is prima, maar dat moet wel op basis van valide gegevens gebeuren.

Het LAKS stelde al dat het Cito deze 85.000 scholieren ernstig heeft gedupeerd. Deze scholieren lopen de kans dat zij dubbel gedupeerd worden als hun school hun geen herkansing aanbiedt. De staatssecretaris stelt dat het aan de scholen zelf is om een herkansing aan te bieden. Het CDA vindt dat alle gedupeerde scholieren een faire kans verdienen op een correct cijfer op hun eindlijst. We moeten als samenleving kunnen vertrouwen op de waarde en de juistheid van de diploma's. Daarom vraag ik de staatssecretaris om zijn gezag in te zetten om in overleg met de VO-raad alle gedupeerde scholieren die dat willen, het recht te geven om de gewraakte luistertoets te herkansen. Tevens vraag ik hem om met het LAKS, de VO-raad en het Cito in overleg te treden over de vraag of 17 maart, de datum waarop het Cito de herkansing wil laten plaatsvinden, een geschikte datum is, aangezien deze datum precies in de tentamenperiode valt.

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Ik ben het helemaal met de heer Rog eens dat het ongelooflijk vervelend en sneu is voor alle leerlingen die een luistertoets willen maken dat daarbij iets niet goed is gegaan. Ik geloof dat het Cito dit onmiddellijk heeft erkend. Samen met het LAKS en de VO-raad heeft het Cito direct bekeken hoe deze kwestie kan worden opgelost. Het gaat om schoolexamens, die onder de verantwoordelijkheid van scholen vallen. Ik ben in ieder geval blij dat er een herkansing wordt aangeboden.

De heer Rog zei dat leerlingen hier niet de dupe van mogen worden. Dat ben ik met hem eens. Ik heb overigens helemaal geen aanleiding om te veronderstellen dat dit het geval zal zijn. Ik zal zelf contact opnemen met de VO-raad, maar de scholen die wij hebben gesproken bieden al hun leerlingen de mogelijkheid om, als zij dat wensen, wat van hun cijfer afhangt, de toets opnieuw te doen. Die toets zal plaatsvinden in de volgende schoolexamenweek. De vraag is of dit het geschikte moment is. Daarover valt natuurlijk altijd te twisten. Ik weet in ieder geval dat het in die week vaak over het lezen en de literatuur gaat. Dan zit je al lekker in de taal en is dat misschien wel een goed moment om deze toets af te nemen. Ik heb begrepen dat de VO-raad in ieder geval zeer content is met de geboden oplossing.

De heer Rog (CDA):

Ik deel met de staatssecretaris dat het over schoolexamens gaat en dat het derhalve een bevoegdheid is van de school om wel of niet de herkansing aan te bieden. De staatssecretaris geeft aan dat hij zich in contact stelt met de VO-raad. Wil hij in dat contact er daadwerkelijk voor zorgen dat iedere scholier die dat wenst ook echt die herkansing krijgt? Die harde toezegging heb ik nog niet. De staatssecretaris zegt nog geen aanwijzing te hebben dat scholen ervan afzien, maar ik wil graag de zekerheid hebben voor de scholieren dat zij, wanneer zij dat willen, die herkansing daadwerkelijk kunnen plegen.

Mijn tweede vraag betrof de datum waarop de herkansing zal plaatsvinden. Staat de staatssecretaris daarover in contact met het LAKS? Van het LAKS komt immers de zorg of het wel een verstandig moment is omdat dit precies in een tentamenperiode valt.

Staatssecretaris Dekker:

Ik kan toezeggen dat ik hierover contact opneem en dat zal bespoedigen, maar het blijft een verantwoordelijkheid van scholen. Als de heer Rog mij om een harde garantie vraagt, kan ik die niet geven. Ik kan wel meegeven dat het natuurlijk niet alleen in het belang van de leerlingen is dat de cijfers een beetje goed zijn en kloppen, maar ook in het belang van de scholen zelf. Een school is er helemaal niet bij gebaat als de leerlingen het gemiddeld veel minder goed doen dan in de jaren ervoor omdat er iets fout is gegaan bij de scholen. Het lijkt mij in het belang van het Cito, in het belang van de leerlingen en in het belang van de scholen dat dit op een goed moment en op een goede manier wordt opgelost. Wat het moment betreft: ik heb begrepen dat daar uitvoerig overleg over is geweest en dat er ook zeer goede redenen zijn om het juist wel in die examenweek te doen. Ik wil daar best nog eens naar informeren, maar ook op dat punt kan ik niet toezeggen dat het een-twee-drie verandert. Er is namelijk al heel veel in het werk gezet om ervoor te zorgen dat dit in de volgende examenperiode netjes kan worden meegenomen.

De heer Rog (CDA):

Mijn laatste vraag aan de staatssecretaris is of hij in ieder geval wil toezeggen dat hij zijn gezag daadwerkelijk inzet om te bevorderen dat alle scholen die herkansingsmogelijkheid bieden. Daaraan gekoppeld vraag ik de staatssecretaris of hij aan de Kamer wil rapporteren of er daadwerkelijk scholieren zijn die uiteindelijk die kans niet hebben gekregen, want volgens mij willen we dat allemaal voorkomen.

Staatssecretaris Dekker:

Misschien mag ik het omdraaien. Ik zal mijn gezag, zoals de heer Rog het noemde, zeker gebruiken en inzetten. Nogmaals: de vraag is of dat echt nodig is, want alle partijen hebben er belang bij om dit goed te doen. Laten we het spookbeeld dus niet groter maken dan nodig. Ik denk dat scholen, leerlingen, het LAKS en het Cito er baat bij hebben dat dit probleem wordt opgelost. Dat is een van de redenen waarom binnen vier dagen na het examen de partijen het erover eens waren dat er een oplossing moest komen, hoe die eruitzag en binnen welke tijd dit moest worden opgelost. Ik vind het wat ver gaan om hier een hele rapportage aan op te hangen. Daar waar leerlingen het gevoel hebben dat zij tekort zijn gedaan, kunnen zij aan de bel trekken, om te beginnen bij hun scholen, waar zij bij eindexamencommissies terechtkunnen met hun klachten.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw antwoorden. Nee, ik vergis mij, want mevrouw Jadnanansing heeft een aanvullende vraag.

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Er is een fout gemaakt door het Cito. De school moet het oplossen en de jongeren zijn de dupe. Is de betrouwbaarheid van deze toets vooraf niet getest en is er geen reservetoets voor deze jongeren beschikbaar?

Staatssecretaris Dekker:

Het maken van goede toetsen is een ingewikkeld proces en vraagt heel veel ervaring. Het Cito doet dat in mijn ogen al jaren heel goed. Dat is een van de redenen waarom heel veel scholen deze luistertoetsen afnemen bij het Cito, want daar zijn zij helemaal niet toe verplicht. Een school kan ook een eigen toets ontwikkelen of kiezen voor een ander bureau dat dit soort toetsen maakt. Dit zijn geen landelijk voorgeschreven toetsen. Het gaat om het schooleindexamen. Scholen zijn vrij in hun keuze met wie zij zaken doen. Zij gaan vaak naar het Cito, omdat dat een goede naam heeft en betrouwbare toetsen afneemt. Er is hier iets fout gegaan. Dat is eerst en vooral heel vervelend voor deze leerlingen, maar natuurlijk ook voor de scholen en het Cito. Daarom wordt dit snel hersteld. Dat betekent dat een herziene betrouwbare toets wordt ingezet. De betrouwbaarheid van de toets was volgens mij niet zozeer het probleem. Het had gewoon met iets heel simpels te maken, namelijk met het feit dat de pauze tussen de vragen korter was dan de bedoeling was. Dat moet worden hersteld.

De heer Van Meenen (D66):

We leven in een tijd van toets- en afrekenculturen, gestimuleerd door dit kabinet en zijn voorgangers. Dat leidt ook tot steeds meer landelijke toetsen en examens. Is de staatssecretaris het met mij eens dat, als er iets misgaat met een landelijk examen of tentamen, het effect voor de leerlingen enorm veel groter is dan wanneer scholen op hun eigen manier ten behoeve van de leerlingen de toetsen zouden afnemen? Is dit niet een teken aan de wand?

Staatssecretaris Dekker:

Ik kan mij absoluut niet vinden in het beeld dat de heer Van Meenen probeert te schetsen, alsof er sprake zou zijn van een afrekencultuur et cetera. We hebben in het voortgezet onderwijs één landelijk voorgeschreven toets, het centraal eindexamen. Dat hebben we al 30 à 40 jaar. De ervaringen daarmee zijn goed. Ik hoor niemand in het onderwijs zeggen dat men daar vanaf wil. Alles wat scholen daarvóór doen, staat hun dus vrij. Ik hoor de heer Van Meenen altijd veel praten over professionaliteit en over het vertrouwen in scholen en in leraren dat zij kiezen voor de toets die het beste bij hen past, als zij al een toets doen. Laten we dat vertrouwen dus ook een beetje teruggeven aan de scholen. Als scholen kiezen voor een Cito-toets zoals deze, zal dat misschien niet voor niets zijn, namelijk omdat het doorgaans heel goede toetsen zijn.

De heer Klaver (GroenLinks):

Gelukkig groeit de kritiek vanuit de Kamer op de inzet van toetsen in het onderwijs om vooral te meten of het beleid van het ministerie effectief is en niet zozeer om te bekijken wat de voortgang van leerlingen is. Daarom is bij de onderwijsbegrotingsbehandeling een motie aangenomen waarin staat dat verhoging van de Cito-score geen doel meer moet zijn van het regeringsbeleid. Hoe staat het op dit moment met de uitvoering van die motie?

Staatssecretaris Dekker:

Ik heb bij de aanname van die motie aangegeven dat het te smal is om alleen daarnaar te kijken. Wij moeten zoeken naar een breder palet van indicatoren om de kwaliteit van het onderwijs inzichtelijk te maken. De gesprekken daarover vinden op dit moment plaats. Wij verwachten daarover bij de nieuwe begrotingsbehandeling voorstellen te kunnen doen.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden en voor zijn komst naar de Kamer.

De volgende serie vragen was eigenlijk toegekend aan de heer Sjoerdsma, maar hij is zo galant geweest om die over te dragen aan zijn collega Van Bommel van de SP.

Naar boven