2 Vragenuur: Vragen Oskam

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Oskam aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Politie raadt mishandelde scheids aangifte af".

De voorzitter:

De minister van Veiligheid en Justitie gaat met een knal zitten.

Minister Opstelten:

U kent mijn gewicht.

De voorzitter:

Ik ken inderdaad uw gewicht. Er gaat iets mis met de stoel. Ik hoop dat u een andere stoel kunt vinden.

Mijnheer Oskam, ga uw gang.

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Sport en geweld gaan niet samen. Dat zeiden wij na de dood van grensrechter Richard Nieuwenhuizen, inmiddels meer dan een jaar geleden. Daarom is het mooi dat ik nu een vraag kan stellen aan de minister van Veiligheid en Justitie en dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport daar nu achter hem zit. Na de dood van Richard Nieuwenhuizen is er immers een speciaal topberaad georganiseerd met de betrokken ministers, maar ook met de sportbonden, om te kijken hoe het verder moest. Er was veel maatschappelijke onrust over geweld in de sport. De uitkomst van het topberaad was dat de sport niet meer regelgeving nodig heeft, maar dat er meer respect voor elkaar moet komen op het veld en dat wij elkaar daarin moeten steunen.

Ik maak mij sterk voor het tegengaan van geweld in de sport. Ik doe dat samen met andere Kamerleden. Juist vanwege mijn ervaring als oud-scheidsrechter betaald voetbal en voorzitter van de KNVB West II heb ik mij daar extra voor ingezet. Sporten moet een feest zijn, zonder geweld. Het is een collectief doel.

Dit weekend werd iedereen opgeschrikt door een vechtpartij bij het waterpolo in Haarlem, waar een scheidsrechter in elkaar werd geslagen. Ik vraag mij oprecht af hoe mensen elkaar dit kunnen aandoen als zij met elkaar willen sporten. Over dit geweldsincident wil ik geen vragen stellen, want ik heb net als de minister contact gehad met de politie en het is inmiddels opgelost. In eerste instantie wilde de politie het tegen elkaar wegstrepen en uiteindelijk is er aangifte gedaan. Het gaat om de beeldvorming bij dit soort zaken en hoe wij daarmee omgaan, zeker omdat in de krant staat dat de politie de zaak de deur uit praat.

Wij vinden het een algemeen belang dat slachtoffers van geweld het recht hebben om te worden gehoord door de politie, dat zij aangifte kunnen doen en dat dit in het proces van verwerking heel belangrijk is. Het kan niet zo zijn dat de politie voorspellende juridische gaven heeft om te zien of een zaak in de toekomst iets kan worden. Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister.

Is de minister met mij van mening dat aangifte doen uiteindelijk zin heeft voor slachtoffers van geweld en dat, als zij te horen krijgen dat er mogelijk bewijsgebreken zijn, het niet aan de politie is om daarover te oordelen? Is de minister zich ervan bewust dat sportbonden hun scheidsrechters altijd aanraden om aangifte te doen bij geweld en dat het bericht uit Haarlem voor verwarring zorgt? Ziet hij ook in dat juridische voorspellingen van de politie niet positief bijdragen aan het imago van de politie? Slachtoffers willen erkenning van wat er gebeurd is, maar ook vergelding van de daad en zij willen dat de politie gaat opsporen. Dan is het doen van aangifte een belangrijke stap. Ziet de minister ook in dat deze berichtgeving ertoe kan leiden dat mensen zelf het recht in eigen hand nemen en dat er een sneeuwbaleffect voor geweld in de sport kan ontstaan als de politie de zaak de deur uit praat?

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de heer Oskam voor het stellen van zijn vragen. Dat geeft mij de mogelijkheid om er goed en duidelijk op in te gaan. Sport en geweld gaan niet samen. Daarom heeft collega Schippers destijds dat initiatief genomen.

Aangifte doen is ongelooflijk belangrijk en heeft zin. De politie is verplicht om die aangifte aan te nemen. Dat staat in de wet. Het slachtoffer is naar de politie gegaan. De politie heeft meteen gezegd dat hij aangifte kon doen, maar ook dat er bemiddeling mogelijk was. Daar is op ingegaan. De bemiddeling heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer heeft met de Koninklijke Nederlandse Zwembond contact opgenomen en toen alsnog besloten om aangifte te doen. Er had hier dus direct aangifte moeten worden gedaan. Daarna had over bemiddeling kunnen worden gesproken.

Sportbonden willen dat altijd aangifte wordt gedaan. Ik denk dat de zwembond hier heeft aangegeven hoe het moet door aan het slachtoffer te adviseren om alsnog aangifte te doen, ondanks het feit dat er goede bemiddeling had plaatsgevonden waarbij de mensen elkaar de hand hebben geschud. Dit heeft gisteravond plaatsgevonden.

Tot slot: het is bijzonder belangrijk dat het recht van aangifte, of in de kern de plicht om aangifte te doen, heel scherp door de politie gehonoreerd wordt. Het staat in de wet. Niet de politie moet de aangifte beoordelen; in onze rechtsstaat is dat aan het Openbaar Ministerie.

De heer Oskam (CDA):

Eigenlijk zijn al mijn vragen beantwoord.

De heer Marcouch (PvdA):

De minister is duidelijk. De politie is verplicht om de aangifte op te nemen. In dit specifieke geval had de aangifte opgenomen moeten worden. Afgelopen zaterdag was ik in Roosendaal. Toen ging het om een discriminatiezaak. Het signaal dat we vaak krijgen, is dat zaken als intimidatie, geweld of discriminatie toch min of meer door de politie worden gebagatelliseerd en weggewuifd. Dat roept de vraag op wat de kwaliteit is van de mensen die aan de balie staan. Zij zouden er eigenlijk voor moeten zorgen dat doorgevraagd wordt, om uiteindelijk tot de conclusie te kunnen komen of al dan niet sprake is van een strafbaar feit, in plaats van mensen te ontmoedigen.

Minister Opstelten:

De heer Marcouch kan ik antwoorden dat dit nou juist een van de punten is waarvoor wij die 105 miljoen, die voor sommigen zeer bekend zullen zijn, willen inzetten. We willen namelijk de kwaliteit van het hele intakeproces bij het opnemen van een aangifte verhogen. De medewerkers van service en intake moeten op mbo-niveau 3 à 4 komen. Met de heer Marcouch zeg ik ook dat als degene die aangifte doet zich onheus bejegend voelt, hij niet moet schromen om gewoon een klacht in te dienen. Daar is de klachtenprocedure voor. Dat is in het recente geval dat de heer Marcouch even noemde ook gebeurd. In die procedure zal dat ook bekeken worden.

De voorzitter:

Dank voor uw antwoorden en dank voor uw komst naar de Kamer.

Naar boven