5 Vragenuur: Vragen Leenders

Vragen van het lid Leenders aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het bericht dat fijnstof dodelijker is dan gedacht.

De heer Leenders (PvdA):

Voorzitter. Langdurige blootstelling aan fijnstof is ook in lage concentraties levensgevaarlijk. Tot ver onder de Europese norm van 25 microgram per kubieke meter (µg/m3) blijkt fijnstof dodelijker dan gedacht. Dat schreven onderzoekers uit dertien Europese landen gisteren in het Britse medische tijdschrift The Lancet. Wij schrikken van dit bericht. Wij wisten welk advies de Wereldgezondheidsorganisatie en ons eigen Longfonds geven over fijnstof, maar tot nu toe was dat advies vooral gebaseerd op Amerikaans wetenschappelijk onderzoek. Zo'n grote studie als deze is in Europa nog nooit gedaan.

Onderzoeken stellen dat er een langeafstandscomponent in fijnstof zit. Daarvoor is een Europese aanpak noodzakelijk. Daarom heb ik enkele vragen aan de staatssecretaris. Wat zijn volgens haar de implicaties voor de Nederlandse positie op dit gebied in Europa? Welke mogelijkheden heeft de staatssecretaris om de Europese afspraken over normen aan te passen aan deze nieuwste wetenschappelijke inzichten? Ziet de staatssecretaris wegens de uitkomsten van dit onderzoek de noodzaak om maatregelen te nemen om de gezondheid van burgers te beschermen? Zo ja, welke maatregelen zijn dat?

Staatssecretaris Mansveld:

Voorzitter. Ik dank de heer Leenders voor zijn vragen. De eerste vraag is wat de implicaties zijn voor de Nederlandse positie in Europa. De norm die in Europa gesteld is voor 1 januari 2015 wordt door Nederland gehaald, nu al. Wij hebben gezegd dat wij de norm verder willen verlagen, van 25 naar 20 microgram. Aankomende vrijdag spreken wij daarover in de Milieuraad. Dan worden wij voor het eerst geïnformeerd. Ik verwacht dat er voor kerst bericht komt van de Europese Commissie over haar standpunt daarover. In het AO Leefomgeving van 15 januari kunnen wij daarop terugkomen.

De heer Leenders vraagt naar mijn mogelijkheden om de Europese afspraken aan te passen. We willen verder gaan dan het voorstel van de Europese Commissie en de norm verder verlagen. Het tegengaan van fijnstof is iets wat voor de gezondheid belangrijk is. De heer Leenders heeft dat net ook al bepleit. Ik zal dus inbrengen dat wij vinden dat de norm verder naar beneden moet. Belangrijker is dat de maatregelen die wij nemen naar mijn mening gericht moeten zijn op de bron. Het gaat dus niet zozeer om het bijstellen van de norm, maar ook om bepalingen om auto's schoner te maken, roetfilters te verplichten en de industriële uitstoot te verlagen. Daarvoor pleiten wij. Dat moet in Europees verband. Een deel van de fijnstof waait over de grens heen. Het is dan ook heel belangrijk dat bijvoorbeeld Duitsland bronbeleid voert en de industriële uitstoot naar beneden brengt.

De heer Leenders (PvdA):

Ik ben tevreden over de reactie van de staatssecretaris op onze Europese inspanningen. Ik maak daaruit op dat wij die inspanningen gaan leveren. In relatie tot haar antwoorden op de maatregelen stel ik graag nog een verdiepende vraag. De trend bij luchtverontreiniging in Nederland is op zich goed. De lucht wordt in Nederland eigenlijk steeds schoner, vooral door technologische ontwikkelingen. Toch is in Nederland sprake van lokale piekbelasting. Ik stel daarover graag twee vragen. Is de staatssecretaris het met ons eens dat lagere overheden een belangrijke rol hebben op het punt van de overschrijding of dreigende overschrijding van normen? Kan zij aangeven in welke mate zij verwacht dat de positieve trend die wij zien door technologische oplossingen kan worden doorgezet? Ziet zij mogelijkheden om dat proces van technologie te versnellen of te versterken?

Staatssecretaris Mansveld:

Op het punt van de rol van de lagere overheden het volgende. Ik denk dat iedere overheid in Nederland — er is veel beleid gedecentraliseerd — zich moet inzetten om ervoor te zorgen dat de oplossingen bij elkaar komen, binnen de eigen bevoegdheden. Ik heb al eerder toegezegd dat het belangrijk is om te kijken welke rol welke overheid heeft. Dat is in de begrotingsbehandeling gedaan. Het is belangrijk om te kijken wie wat kan doen en de krachten te bundelen voor het voeren van het meest effectieve beleid.

De positieve trend in technische oplossingen ligt op het gebied van het bronbeleid voor een deel buiten ons. Op het gebied van auto's kunnen wij Europees wat aan de normering doen, maar wij zijn geen auto producerend land. Ik begrijp uit de gebaren van de voorzitter dat ik voort moet maken. Innovaties moeten daarom niet alleen in Nederland maar ook in het buitenland, in Europa, gestimuleerd worden, evenals de normen.

De heer Leenders (PvdA):

De staatssecretaris heeft nog niet gereageerd op mijn opmerking over het inzetten op technologische ontwikkelingen.

Staatssecretaris Mansveld:

Ik zie voor een deel innovatie liggen in technologische oplossingen. Daarop moet gewoon ingezet worden. Dat vind ik spannend, als ik kijk hoe wij de normen voor fijnstof PM2,5 naar beneden brengen. Nederland blijkt daarin te slagen.

De heer Leenders (PvdA):

Ik concludeer dat wij het met elkaar eens zijn over de Europese normen en het inzetten op technologische ontwikkelingen. Ik stel nog één korte vraag over de inzet van lokale overheden. In de praktijk blijkt nog wel eens dat gemeenten, of in navolging van hen provincies, bij het verlenen van vergunningen tegen de grenzen van landelijke wet- en regelgeving aanlopen. Is de staatssecretaris het met ons eens dat lagere overheden meer ruimte moeten krijgen en dat wij in dat verband onze landelijke wet- en regelgeving eens goed tegen het licht moeten houden?

Staatssecretaris Mansveld:

Ik weet hoe belangrijk dit punt is voor de heer Leenders. We krijgen straks de Omgevingswet. De heer Leenders weet dat ik het belang van de koppeling tussen milieu en gezondheid steun. Ik vind het heel goed dat hij de oplossing en de invloed van de overheid zo dicht mogelijk bij de problemen wil zien. Ik zeg hem toe dat ik daarnaar zal kijken in relatie tot het toekomstige milieubeleid en de verbindingen daarin. Ik onderschrijf dat dus.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik dank de staatssecretaris voor haar beantwoording. Als ik haar goed heb beluisterd, zegt zij dat wij allemaal schone lucht willen — dat wil de VVD ook — en dat Nederland ernaar streeft om op 20 uit te komen, terwijl Europa thans de norm van 25 hanteert. Wie heeft dat besloten, waar en wanneer is dat besloten en is dat überhaupt besloten? Deze cijfers verbazen mij namelijk. Kan de staatssecretaris daarop een toelichting geven?

Staatssecretaris Mansveld:

De Europese Commissie heeft een consultatie gedaan. Daarin heb ik aangegeven dat wij de norm scherper willen stellen, namelijk op 20 microgram. Wij zijn natuurlijk benieuwd naar wat de Europese Commissie met de consultatie heeft gedaan en ik verwacht dat zij ons binnen anderhalve week, dus voor de feestdagen bericht. De eerste mondelinge rapportage is voor de Milieuraad van aanstaande vrijdag geagendeerd.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik zou graag van deze staatssecretaris willen weten waarom de makkelijkste en goedkoopste maatregelen om de hoeveelheid fijnstof terug te brengen en daarmee mensenlevens te redden stelselmatig door dit kabinet genegeerd worden. Mensen die langs een ring wonen in de grote stad gaan eerder dood vanwege fijnstof. Dat hebben we eerder in rapporten gelezen en dat lezen we nu weer. Er zijn twee maatregelen die eigenlijk niets kosten en die onmiddellijk helpen. Een daarvan is 80 km/u op de ring en de andere is het stelselmatig toepassen van het nieuwe rijden. Beide maatregelen zijn door dit kabinet onderuit geschoffeld. Waarom?

Staatssecretaris Mansveld:

Wij hebben het hier over PM2,5, terwijl mevrouw Van Tongeren waarschijnlijk refereert aan PM10. Het is overigens bekend dat de uitspraak over de maximum snelheid op de A13 bestudeerd wordt, terwijl hetzelfde vraagstuk wat betreft de A10 nog onder de rechter is. Ik wil dat graag eerst afwachten.

De heer De Graaf (PVV):

Met al die maatregelen in het verschiet en deze staatssecretaris kennende, weten we dat we straks inderdaad helemaal niets meer mogen. Dan mogen we misschien nog fietsen en misschien nog wandelen. Ik zou dus een beetje voorzichtigheid willen betrachten en daarom de volgende vraag aan de staatssecretaris willen stellen. In een aantal wetenschappelijke artikelen staat dat houtkachels en open haarden meer fijnstof uitstoten dan het verkeer en dat bos en park een grote bron van fijnstof zijn. Het zijn niet de minste onderzoeksinstituten die dat naar buiten brengen. Kan de staatssecretaris rekening houden met deze feiten als zij in Europe in overleg gaat om de duimschroeven nog wat verder aan te draaien? Ik adviseer haar daarbij overigens om dat niet te doen.

Staatssecretaris Mansveld:

De heer De Graaf en ik hebben altijd andere wetenschappelijke onderzoeken, maar ik zal dit ook zeker bestuderen. Tot op heden waren de maatregelen gebaseerd op Amerikaans onderzoek en wat ik heel goed vind van dit onderzoek is dat het heel breed in Europa heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat we nu onderzoek hebben dat getoetst is op ons eigen gebied, waar wij zelf proberen om de problemen op te lossen. Ik zal alle wetenschappelijke onderzoeken erbij bestuderen. Over het beleid ga ik nog in gesprek met de heer De Graaf.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik dank de staatssecretaris voor haar bevestiging aan de heer Leenders dat zij zich in Europa zal inzetten voor een aanscherping van die plafonds. Over een belangrijk gedeelte van de fijnstofproblematiek moeten natuurlijk Europese afspraken worden gemaakt. Daarnaast is het ook van belang om de lokale knelpunten op te lossen en daarover in gesprek te gaan met de lokale overheden. Mijn fractie heeft daar ook al een aantal keren voor gepleit. De staatssecretaris geeft aan dat zij daarmee nog terugkomt naar de Kamer. Wanneer zal dat gebeuren?

Staatssecretaris Mansveld:

Ik bekijk dat heel graag in relatie tot de Omgevingswet, want daarin wordt de milieuwetgeving ondergebracht. Het aantal algemene maatregelen van bestuur zal ook worden verminderd. Ik vind het heel belangrijk dat wij tegelijkertijd bekijken waar welke verantwoordelijkheid het beste past. Dat zullen we niet separaat doen voor fijnstof of de verschillende soorten fijnstof, maar wij zijn er actief mee bezig de Milieuwet op te laten gaan in de Omgevingswet. Wij komen daar dus zeker over te spreken en dit is voor mij een specifiek aandachtspunt.

De heer Smaling (SP):

Is dit niet ook het moment voor de staatssecretaris om van de zwarte doos van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit af te stappen? Daar werden de zaken toch altijd uitgemiddeld, terwijl nu blijkt dat juist piekbelasting het meeste kwaad doet, of dat nu langs de A10 of de A13 is, in de Weesperstraat of de Wibautstraat. Het punt is dus dat piekbelastingen het meest belastend zijn. Dit zou daarom, ook gezien de feiten die op tafel liggen, het moment voor de regering zijn om van gemiddelden over te stappen op een beleid dat piekbelastingen aanpakt.

Staatssecretaris Mansveld:

Er worden nu twee dingen door elkaar gehaald. Dit gaat om PM2.5 en daar halen we de normen. In het programma voor lucht, het NSL, ons nationale programma, kijken we ook naar de piekbelastingen die daarin plaatsvinden. Je kunt dan bijvoorbeeld denken aan NOx. Ik ben in gesprek met de steden waar dat plaatsvindt. We komen drie keer per jaar bij elkaar en we zijn bezig met een plan van aanpak om te kijken waar we juist die piekbelastingen aan kunnen pakken. Ik hoop dat als je de hoogste pieken weghaalt, de pieken steeds kleiner worden en dat we ondertussen met bronbeleid niet meer aan pieken toekomen.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer.

Naar boven