2 Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2014 (33750-XVII).

De voorzitter:

We gaan vandaag alleen de eerste termijn van de Kamer doen. Ik heet de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van harte welkom. We zijn blij dat u er bent, want ik weet dat u zich niet helemaal fit voelt. We proberen daar een beetje rekening mee te houden.

Ik heet de mensen op de publieke tribune van harte welkom, en natuurlijk de collega's die deelnemen aan het debat. We hebben vandaag een maidenspeech, namelijk die van de heer Van Laar. Hij heeft laten weten dat hij wel graag gefeliciteerd wil worden met zijn maidenspeech, maar dat hij het niet erg vindt om geïnterrumpeerd te worden in zijn maidenspeech. We beginnen niet met de heer Van Laar, maar met de heer Jasper Van Dijk van de SP.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik pakte vanochtend de ochtendkranten, waaronder Trouw, dat opent met "Paus Franciscus kiest radicaal voor de armen." Toen dacht ik: dat is eigenlijk in één zin mijn betoog. Had hier ook kunnen staan:"Ploumen kiest radicaal voor de armen"? Dat is de kernvraag van mijn betoog. Ziet de minister dat als een uitdaging? Want de minister stelt in haar nota een ambitieus doel: op naar een duurzame wereld zonder armoede, met handel als belangrijkste instrument. Dat gaat evenwel gepaard met een fikse bezuiniging op Ontwikkelingssamenwerking: vanaf 2010 wordt ongeveer 2 miljard euro bezuinigd, van circa 5,5 naar 3,5 miljard euro.

Als je dan zo inzet op handel, wat is dan het bewijs dat handel leidt tot die beloofde duurzame groei? Waaruit blijkt dat dit gaat helpen om de wereldwijde armoede uit te bannen? Er is niets tegen handel, het is heel mooi als landen met elkaar tot een goede, eerlijke handelsrelatie komen, maar wat doet het aan armoedebestrijding? Wat zijn de streefdoelen op dat punt? Wat wil de minister aan het eind van haar termijn, wanneer die ook komt, kunnen zeggen? Is het niet sterk om daarover wat duidelijker te zijn, zodat de minister ons kan laten zien wat ze heeft bereikt? Deelt de minister de mening dat handel een mooi streven is, maar niet zaligmakend als het gaat om armoedebestrijding? De allerarmste landen worden nauwelijks bereikt, want daar is nauwelijks handel. Daarnaast wonen de meeste armen tegenwoordig in middeninkomenslanden, en laat dat nou net de landen zijn waar de minister eenzijdig wil inzetten op handelsrelaties. Zoals oud-PvdA-Kamerlid Jeroen de Lange schreef: wat goed is voor de bv Nederland is niet automatisch goed voor een ontwikkelingsland.

In het welbekende tijdschrift Socialisme & Democratie van het wetenschappelijk bureau van de PvdA wordt in het nummer van juni 2013 het beleid van deze minister puntig beschreven, in het artikel "De Noren doen het beter", van Frans Bieckmann. Waar is die progressieve agenda, vraagt hij zich af, waarin de structurele oorzaken van de mondiale economische crisis worden aangepakt? In het stuk wordt verwezen naar Noorwegen. Daar wordt expliciet gekozen voor de aanpak van ongelijkheid, omdat die funest is voor groei. In de nota zegt de minister het zelf ook: groei met grote ongelijkheid en uitsluiting is niet duurzaam. Waarom maakt zij dan niet meer werk van de aanpak van ongelijkheid tussen en binnen landen? De Noren pleiten voor sociale, in plaats van neoliberale globalisering, die is gebaseerd op eerlijke handel, democratie en solidariteit. Concrete voorstellen zijn het tegengaan van belastingvlucht en een valutatransactietaks, vergelijkbaar met een financiëletransactietaks die de minister haar love baby noemde. Ik neem aan dat zij hierover ook enthousiast is. Graag een reactie. Mijn advies: lees die nota van de Noorse regering; Nederland kan er veel van leren.

In het beleid van de minister is één ding zeker, het Nederlandse bedrijfsleven en Defensie mogen flink snoepen uit de pot van Ontwikkelingssamenwerking: 250 miljoen voor Defensie en aanvankelijk 750 miljoen voor een bedrijvenfonds. Het budget van dat laatste wordt uitgesmeerd en verlaagd, en dat is alleen maar goed nieuws.

Het amendement van de heer Voordewind c.s. is een prima stap. Wij zullen dat steunen. In 2014 gaat 50 miljoen naar ontwikkelingshulp, waaronder het Global Fund, in het kader van aidsbestrijding. Ik kan dat, als voorzitter van het Meerpartijen Initiatief Hiv/Aids/SRGR, alleen maar toejuichen. Gisteren ontvingen wij nog een knuffelbeer van STOP AIDS NOW! en het KNCV Tuberculosefonds in verband met Wereldaidsdag op 1 december. Slechts een op de vijf kinderen die het nodig hebben krijgt daadwerkelijk aidsremmers. Hier valt dus nog een wereld te winnen.

De heer Jan Vos (PvdA):

De SP adresseert een aantal opmerkingen aan het adres van de PvdA. Ik heb hiernaar met veel belangstelling geluisterd. In de allerarmste landen van de wereld zullen wij inderdaad via ontwikkelingssamenwerking de armoede moeten verlichten. In Afrika zijn de mensen er de afgelopen decennia nauwelijks op vooruitgegaan. Er zijn echter ook werelddelen, bijvoorbeeld Azië, waarin veel economische groei is geweest en waar honderden miljoenen, zo niet miljarden mensen uit de armoede zijn geholpen. U adresseert vandaag opmerkingen aan ons adres, mijnheer Van Dijk. Weet u om hoeveel mensen het gaat in China en de rest van Azië?

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Jan Vos (PvdA):

Kent u de aantallen?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het is een indrukwekkend aantal. Ik ben benieuwd of u het weet.

De heer Jan Vos (PvdA):

Volgens de definitie van de Wereldbank leefde in 1981 50% van de mensen in armoede. Nu is dat 25%. Dat betekent dus een halvering van de armoede in Azië. Met alle respect voor het beleid dat wij in Nederland hebben gevoerd op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, dat hadden wij nooit kunnen bereiken, nergens ter wereld. Dat moet je je realiseren. De wereld is veranderd. Daarom ook staan wij positief tegenover de agenda van de minister.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat was geen vraag, maar een statement van de heer Vos om te zeggen dat hij de bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking blijkbaar uitstekend vindt. Ik zeg met hem dat de groei van de landen in Azië geweldig is; daar moeten wij heel blij mee zijn. Tegelijkertijd blijft het grote probleem in met name Sub-Sahara-Afrika bestaan en daar wordt fors op gekort.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Gaat de nieuwe coalitie, zo vraag ik met name de heer Voordewind, ook in 2015 een amendement indienen? Anders is het eenmalig geld en dat zou zonde zijn. Bovendien zit er nog altijd 50 miljoen in het bedrijvenfonds, wat ten koste gaat van de echte ontwikkelingshulp. Ik heb daarom zelf ook een amendement ingediend waarin deze 50 miljoen naar onderwijs gaat. Het belang daarvan kan niet worden onderschat. Ik hoop op steun. Nu nog de exportfinanciering schrappen uit het bedrijvenfonds. Die hoort daar helemaal niet thuis, die hoort eerder thuis bij Economische Zaken. Het is ook de vraag of de Eerste Kamer dit wel steunt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het antwoord is uiteraard: ja, wij gaan het volgend jaar weer proberen. Er is 1 miljard bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking. Wij zullen ons uiterste best doen en wij hopen dat die 50 miljoen een kentering in het beleid teweegbrengt en dat wij straks weer teruggaan naar die 0,7%, net zoals Cameron dat op dit moment probeert te bewerkstelligen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dit beschouw ik vooral als een oproep aan de minister. Althans, de heer Voordewind kondigt aan dat hij komend jaar gaat proberen om weer 50 miljoen, en misschien meer, weg te halen uit dat beruchte bedrijvenfonds. Ik kan hem daarin alleen maar steunen.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ik ben nu toch een beetje in verwarring gebracht door de heer Van Dijk. Eerst heeft hij het over de Noren die zo keurig keuzes maken. De minister maakt een keuze voor de vier speerpunten die al geïdentificeerd zijn en voor "van hulp naar handel", economische vooruitgang dus. Nu hoor ik de heer Van Dijk weer een pleidooi houden om terug te gaan naar onderwijsprojecten. Betekent dit niet weer een nodeloze verbreding? Wij maken een keuze en nu verbreedt de heer Van Dijk het weer.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mevrouw De Caluwé maakt die keuze. Zij is lid van een partij die, vanwege angst voor de PVV, zegt dat eigenlijk alle ontwikkelingshulp moet worden afgeschaft. De SP heeft nooit gezegd dat je moet stoppen met onderwijs. Onderwijs is de beste manier om landen en met name mensen uit armoede te halen. Daarop wordt snoeihard een half miljard bezuinigd. Uiteraard moet je goed kijken naar de besteding van dat geld — wij zijn de eersten om daar goed op te letten — maar snijden in onderwijs is oliedom.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

De VVD maakt graag haar eigen keuzes. Zij is voor geen enkele partij bang bij het maken van die keuzes.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nou, dat betwijfel ik.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

De heer Van Dijk verwijt de regering dat zij geen keuzes maakt, maar zij maakt heel duidelijke keuzes. Vervolgens zegt de heer Van Dijk: ja, maar we moeten ook nog dit en dat en dat. Dat is mijn punt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Daarvoor voeren wij vandaag het debat. Elke partij heeft haar inbreng. De SP zegt: onderwijs is de beste manier om uit de armoede te komen. Ik hoop op steun van de Kamer. Als we het allemaal eens waren met de minister, zoals de VVD blijkbaar is, hoefden we dit debat niet te voeren.

Voorzitter. De minister kiest onomwonden voor het bevorderen van wereldwijde vrijhandel. Nederland zet de WTO-agenda voort, probeert alsnog de omstreden Economic Partnership Agreements (EPA's) er doorheen te krijgen en sluit gretig het ene vrijhandelsakkoord na het andere zonder acht te slaan op het risico van investeringsbeschermingsovereenkomsten. Wat is de reactie van de minister op het artikel in De Groene Amsterdammer van 21 november waaruit blijkt dat het vrijhandelsverdrag tussen de VS en de EU een frontale aanval op de democratie is? Met dit verdrag kunnen multinationals buiten de gewone rechtspraak om claims indienen bij landen over winst die zij in de toekomst zouden mislopen. Veel gekker moet het niet worden. De onderhandelingen werden tijdelijk stilgelegd als gevolg van het afluisterschandaal vanuit de VS. Ik vraag de minister om die onderhandelingen opnieuw te staken vanwege de enorme risico's aan dit verdrag. Ik zou hier stevig op inzetten, net als bij de textielindustrie. Als de minister Coolcat kan berispen, dan kan zij dat bij Obama toch ook doen? Ik reken op haar steun.

De minister gaat de belastingverdragen met ontwikkelingslanden opnieuw bekijken op oneerlijke clausules. Dat is mooi. Maar gaat zij ook werkelijk zorgen voor een eerlijke herziening of kijkt ze vooral naar onze buurlanden vanwege de concurrentiepositie? Ik noem vier concrete stappen die gezet kunnen worden. Zorg voor transparantie over het aantal brievenbusmaatschappijen in Nederland, geef inzicht in de afspraken die de regering heeft met bedrijven, regel country-by-country reporting door bedrijven en verhoog de vestigingseisen voor brievenbusmaatschappijen. Ik krijg graag op elk punt een reactie.

Nog vier korte punten. Hoe kijkt de regering naar de verschrikkingen in de Centraal-Afrikaanse Republiek? Mogelijk dreigt genocide. Wat zijn de mogelijkheden voor humanitaire hulp?

Hoe zit het met de toezegging om te spreken met banken en pensioenfondsen over landroof? Samen met collega Smaling heb ik daartoe een motie ingediend voor niet-vrijblijvende afspraken om landroof tegen te gaan. Graag een update.

Werkloze leraren in Nederland zouden kunnen werken in OS-landen met behoud van het recht op uitkering. Wat vindt de minister van dit voorstel van VSO Nederland?

Tot slot. Hoe staat het met de reders die op verzoek van de SP hulp bieden aan de Filippijnen?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Voorzitter. Deze begroting is de eerste waarin buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking als één geheel worden behandeld. Het was een lang gekoesterde wens van de VVD om de transitie van hulp naar handel en investeringen in te zetten. Ik zal in mijn inbreng dan ook vooral focussen op de kansen die er nu liggen in ontwikkelingslanden, kansen op het gebied van economische ontwikkeling, maar ook op andere vlakken waar onze expertise een toegevoegde waarde kan bieden. Van hulp naar handel is geen kreet, maar een fundamentele verandering van beleid. Miljoenen jongeren komen de komende jaren op de arbeidsmarkt in zich ontwikkelende landen. De wereldwijde vraag naar voedsel, water en sanitaire voorzieningen neemt toe. Dit zijn mondiale problemen waarvoor wij een oplossing moeten zien te vinden. Nederland heeft expertise in huis op het gebied van landbouw en watermanagement, waardoor we onze partnerlanden kunnen steunen bij de aanpak van voedsel- en waterproblemen. Daarnaast is het stimuleren van de economie de beste garantie voor werk, stabiliteit en het terugdringen van immigratie. Investeringen zorgen voor banen, lokale bedrijvigheid en een middenklasse die belasting betaalt. Als ontwikkelingslanden hun eigen inkomsten kunnen opschroeven door deze belastingen, kunnen zij de armoede ontstijgen en zijn zij op termijn niet meer afhankelijk van het hulpinfuus.

Ook onze vijftien partnerlanden zien economische groei als dé manier om de armoede te ontstijgen en vragen om meer handel en investeringen. Zij worden daarnaast veel zelfbewuster en vragen terecht om een gelijkwaardigere behandeling. Dat is een goede ontwikkeling, maar daar staat ook iets tegenover. De VVD vindt dat investeringen een voorwaarde moeten zijn voor hulp. In Ethiopië bijvoorbeeld hebben wij deze zomer tijdens de commissiereis gehoord dat Ethiopië graag investeringen wil vanuit Nederland, maar qua beleid vooral inzet op infrastructuur. Handel en investeringen zijn van latere zorg, zo werd ons verteld. Bovendien kunnen ondernemers daar geen landeigendom verwerven, wat onzekerheid ten aanzien van hun investeringen oplevert. Dat betekent dat Nederland zwaar inzet op het ondernemersklimaat daar, terwijl het nationale beleid achterblijft. Dat is onwenselijk. Ontwikkelingssamenwerking is een onderdeel van een afgestemd pakket dat je met elkaar afspreekt. Ik hoor graag van de minister welke afspraken zij met de regeringen van partnerlanden maakt om te voorkomen dat inspanningen vanuit Nederland teniet worden gedaan door achterblijvend beleid.

De VVD ziet vooral kansen voor de transitie van hulp naar handel en investeringen en is blij dat de minister zo voortvarend inzet op hulp en handel. Neem bijvoorbeeld Indonesië, dat jarenlang een ontwikkelingsland is geweest, een OS-land voor Nederland en andere landen. Vorige week werd de grootste handelsmissie van Nederland ooit naar dit land georganiseerd, waarbij ook de minister-president en deze minister aanwezig waren. Dat laat zien dat het kan: een OS-land, een ontwikkelingsland, kan een handelsland worden. Dat is uiteindelijk het beste voor de mensen in Indonesië en Nederland. Eerder werden Colombia, Vietnam en Zuid-Afrika aangemerkt als transitielanden. ZnTo transitie van hulp naar handel hoopt de VVD de komende jaren vaker te zien, bijvoorbeeld in landen als Ghana en Kenia. De begroting loopt echter nog onvoldoende synchroon met die inzet. Op de ontwikkeling van de private sector wordt in 2014 meer bezuinigd dan op de meeste andere speerpunten. Pas vanaf 2015 stijgt het budget. Het DGGF is bovendien getemporiseerd, waardoor het aandeel van de private sector binnen de ontwikkelingssamenwerking is geslonken tot minder dan l0% van het budget. Zelfs daarvan gaat maar een klein deel naar het Nederlandse bedrijfsleven, waarvan de minister de expertise zo graag wil inzetten.

De minister heeft op het verzoek van de VVD het bedrijfsleveninstrumentarium vereenvoudigd en toegankelijker gemaakt. Dat is mooi. Het is goed dat via dit instrument niet alleen activiteiten van het lokale en het internationale bedrijfsleven worden gefinancierd, maar ook het ondernemersklimaat wordt bevorderd. Er zit echter een rare verdeling in het budget. Ruim de helft van het budget gaat naar flankerend beleid in ontwikkelingslanden, veelal via multilaterale organisaties. Flankerend beleid voor met name het lokale bedrijfsleven is goed, maar je hebt er helemaal niets aan als dat onvoldoende wordt ondersteund door investeringen. De VVD wil dat er meer geld gaat naar het bevorderen van investeringen die niet op een commerciële manier tot stand kunnen komen en die ook niet marktverstorend zijn. Daar zit men immers om te springen. Investeringen zorgen voor banen, kennisoverdracht en groei van de lokale bedrijvigheid. Het bedrijfsleveninstrument is er niet voor bedoeld om multilaterale organisaties te bekostigen. Daarom zal ik een amendement indienen om budget van deze organisaties over te hevelen naar financiering van investeringen van het bedrijfsleven.

De rol van het maatschappelijk middenveld in de transitie van hulp naar investeringen is interessant.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voordat mevrouw De Caluwé naar de rol van het maatschappelijk middenveld gaat, merk ik op dat ik met haar eigenlijk heel blij ben met het feit dat hulp en handel in combinatie met elkaar worden bezien, want dat biedt heel veel mogelijkheden. Als ik het goed begrijp, zegt mevrouw De Caluwé dat investeringen een voorwaarde zijn voor hulp. Met andere woorden, onze partnerlanden moeten wel hun investeringsklimaat naar onze maatstaven in orde brengen voordat zij in aanmerking komen voor hulp. Heb ik dat goed begrepen? Is dat een voorwaarde om voor hulp in aanmerking te komen?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Die conclusie is misschien iets te kort door de bocht. Als wij hulp en investeringen bieden, moeten er wel mogelijkheden zijn om te investeren. Dat wil niet zeggen dat wij vragen dat de investeringsagenda van landen wordt ingericht naar ons model, want bijvoorbeeld Denemarken of Zweden stelt weer andere eisen. Dus die situatie moeten wij niet nastreven. Echter op het moment dat Ethiopië ons vraagt om investeringen en wij bieden daarnaast hulp op allerlei terreinen, maar tegelijkertijd blijkt dat investeren moeilijk is doordat men bijvoorbeeld niet kan handelen of geen leningen kan verwerven en dus geen zekerheden heeft, dan moet het land eraan meewerken om investeringen mogelijk te maken.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dat is inderdaad precies mijn vraag. Laten wij het voorbeeld van Ethiopië nemen. Begrijp ik goed dat mevrouw De Caluwé zegt dat als Ethiopië dat zou doen — om welke reden dan ook, het land kan daar eigen redenen voor hebben, het is een soevereine staat — het land dan niet voor hulp in aanmerking komt?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Hulp en handel is wel de combinatie die wij bieden. Op het moment dat de Ethiopische overheid zegt dat investeringen heel belangrijk zijn en wij die investeringen en de hulp bieden, maar zij vervolgens zegt dat de focus de komende jaren ligt op infrastructuur omdat zij vooral wegen wil aanleggen en dat zij pas daarna zal kijken hoe zij de handel zal faciliteren, zal het niet werken. Onze agenda biedt één pakket van hulp en investeringen, dat heb ik al eerder in mijn betoog gezegd. Wij moeten er dan bij die landen op aandringen dat zij het klimaat zodanig vormgeven dat wij die investeringen kunnen doen. Anders heeft die combinatie geen zin.

De heer Van Laar (PvdA):

Als ik de VVD goed begrijp, pleit zij voor een goed ondernemersklimaat en bezuinigt zij vervolgens op datzelfde ondernemersklimaat. Private sectorontwikkeling door internationale organisaties, ngo's en overheden is er juist voor bedoeld om het ondernemersklimaat te verbeteren. Mevrouw De Caluwé wil dat verplaatsen naar rechtstreekse investeringen in bedrijven, maar daar wordt het ondernemersklimaat toch niet beter van?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ik wil een gedeelte verplaatsen. Het is toch van de zotte dat wij een bedrijfsleveninstrumentarium hebben dat voor zo'n 55% werkt aan een ondernemersklimaat en waarvan maar een klein deel, nog geen 20%, is bestemd voor investeringen van het Nederlandse bedrijfsleven? Ik zeg dan: dat moet veel meer met elkaar in evenwicht zijn. Ik ben absoluut voor een goed ondernemersklimaat. Ik ben ook voor steun aan het lokale bedrijfsleven, en ook via het bedrijfsleveninstrumentarium. Die steun moet echter wel in evenwicht zijn met onze investeringen, want juist investeringen zorgen ervoor dat het lokale bedrijfsleven verder kan groeien en dat er veel meer kan worden ondernomen op lokaal niveau. Als de investeringen achterblijven, kun je al die boeren wel blijven steunen, maar je kunt dan geen steun verlenen aan bijvoorbeeld warehousing, storage en al die andere zaken die nodig zijn.

De heer Van Laar (PvdA):

Investeringen moet de private sector in eerste instantie zelf doen. Als dat echt niet lukt, hebben we het Dutch Good Growth Fund of de ORIO-regeling. U wilt nu blijkbaar een nieuwe pot maken voor een nieuwe soort investeringen en daarmee het ondernemingsklimaat verslechteren, omdat er voor andere dingen geen geld meer is. Ik kan het niet volgen.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ik kan de heer Van Laar niet volgen. Het bedrijfsleveninstrumentarium bestaat al jaren en is juist bedoeld om subsidies, leningen of concessionele financiering te verlenen aan bedrijven op plaatsen waar wij heel graag willen investeren maar waar financiering commercieel niet mogelijk is, bijvoorbeeld voor de aanleg van wegen. Ik noemde net ORIO. ORIO is in 2009 opgestart maar er is nog helemaal niets tot een uitvoering gekomen. Dat mag ook wel even wat scherper en efficiënter.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik moet eerlijk zeggen dat ik nu ook even de weg kwijt ben. Pleit de VVD, de partij van het marktkapitalisme, nu voor subsidies voor het bedrijfsleven?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Het gaat om zaken die niet commercieel door het bedrijfsleven kunnen worden neergezet. Het bedrijfsleven wordt ingezet om de ontwikkelingsagenda van de overheid mogelijk te maken. Er worden daar bijvoorbeeld wegen aangelegd. Het bedrijfsleven, bijvoorbeeld een bollenboer of rozenkweker die daar investeert, doet dat vaak gewoon met commerciële leningen. Daar moeten we vooral niet aanzitten. Wij bieden hulp aan een land om een weg aan te leggen en gebruiken daarvoor ons bedrijfsleven, of we werken met een uitgebreidere tender. Zo lever je een bijdrage aan de aanleg van een weg.

De heer Sjoerdsma (D66):

Het wordt me nu duidelijk wat de VVD echt bedoelt. De VVD is gewoon voorstander van gebonden hulp; hulp waaraan de voorwaarde vastzit dat een Nederlands bedrijf moet kunnen profiteren van het geld dat we geven. Als er maar één ding is bewezen in het veld van ontwikkelingssamenwerking, dan is het dat gebonden hulp te duur en te weinig efficiënt is. Waarom pleit de VVD daar dan voor?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ik pleit voor de inzet van onze expertise. We doen juist de dingen in ontwikkelingslanden waarbij de expertise van onze bedrijven heel goed van pas komt. Waarom zouden het niet onze bedrijven zijn? In het algemeen wordt het aanbesteed, zoals bij ORIO, en heel vaak komen daar Nederlandse bedrijven uit. Noem het "gebonden hulp", maar landen als Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk doen dat ook. Het is maar net welke definitie je eraan geeft. Ik ben er niet op tegen om ons bedrijfsleven in te zetten als onze expertise heel erg belangrijk is.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Van Klaveren.

De heer Van Klaveren (PVV):

Dank u, voorzitter.

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter, een punt van orde. De heer Van Klaveren staat voor nul minuten ingeschreven. Ik weet daarom niet waarom hij hier staat.

De voorzitter:

Dat staat onjuist op de sprekerslijst. Hij heeft zich voor elf minuten ingeschreven op de grote lijst, maar dat is niet overgenomen op de sprekerslijst. Hij staat daarom gewoon ingeschreven en daarom geef ik hem nu het woord.

De heer Jan Vos (PvdA):

Als lid van deze Kamer moet ik, voorafgaand aan het debat, die grote lijst bij de Griffie gaan inzien? Moet ik niet kunnen uitgaan van wat ik van u heb gekregen?

De voorzitter:

Als lid van deze Kamer moet u erop vertrouwen dat als de voorzitter zegt dat iemand is ingeschreven voor elf minuten, dat ook het geval is. Ga uw gang, meneer Van Klaveren.

De heer Van Klaveren (PVV):

Misschien is het een idee voor mijn PvdA-collega om het Reglement van Orde een keer door te nemen. Interrumperen mag namelijk altijd.

De voorzitter:

Alleen als de voorzitter u daartoe de gelegenheid geeft. Dat wil ik bij dezen graag doen.

De heer Van Klaveren (PVV):

Mooi, dank u wel.

Wij hoorden de VVD net spreken over een staatsfonds dat zij wil optuigen om marktfalen te compenseren: het Dutch Good Growth Fund. Wij weten dat de VVD dit kabinet steunt in het idee om miljoenen naar vakbonden in Bangladesh te laten gaan. We weten ook dat er volgend jaar bijna 4 miljard gaat naar het maakbaarheidsideaal, maar dan op mondiaal niveau. Ik vraag de VVD: sinds wanneer gelooft zij in een grote overheid en waarom heeft zij het liberalisme vaarwel gezegd?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Dat zijn wel heel veel vragen ineens. Laat ik vooropstellen dat de VVD met dit kabinet meer bezuinigt dan in het Catshuisoverleg mogelijk was geweest. Dat weet de heer Van Klaveren ook heel goed.

Ik kom op het maakbaarheidsideaal. Wij zijn ervoor dat bedrijven kunnen investeren, het liefst met commerciële leningen. Wij weten echter ook dat het in deze tijden van crisis heel erg lastig is, zeker buiten Europa, om aan leningen te komen. Het enige wat wij met het fonds willen, is dat het mkb, dat nu niet aan leningen kan komen, wel een lening of gedeeltelijke lening kan krijgen, met een zekere garantie. Het moet een pakket worden dat samen met commerciële aanbieders wordt vormgegeven om ervoor te zorgen dat wij kunnen investeren en dat wij de projecten kunnen uitvoeren die we belangrijk vinden voor het beleid dat er nu ligt.

De heer Van Klaveren (PVV):

Ik constateer dat de VVD meegaat in het linkse idee dat sprake is van marktfalen, dat een staatsfonds nodig is om dat marktfalen te compenseren, en dat de VVD nu ook gelooft in de maakbaarheid van de samenleving, alleen dan op mondiaal niveau. Dat is verrassend.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Wij hebben het regeerakkoord ondertekend en wij zijn goed voor onze handtekening. De heer Van Klaveren weet wat wij het liefst zouden willen. Wij zijn goed voor onze handtekening en willen er binnen het regeerakkoord voor zorgen dat wij met het bedrijfsleven de economie zo veel mogelijk vlot trekken en dat die landen zo snel mogelijk op eigen benen komen te staan. Ja.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het is wel een beetje hilarisch. Mevrouw De Caluwé vroeg mij net hoe ik erbij kwam om het voorstel te doen om in onderwijs te investeren. Het kabinet had immers besloten om dat niet meer te doen. Schandalig! Nu doet mevrouw De Caluwé een compleet nieuw voorstel, waarvan het kabinet juist heeft gezegd: privatesectorontwikkeling en gebonden hulp, dat doen wij niet meer. Zij heeft een "fantastisch" fonds opgericht, het bedrijfslevenfonds, het DGGF. Waarom doet zij daar niets mee? Wat is dit voor proefballonnetje?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ik vraag mij echt af of de SP-woordvoerder de begroting heeft gelezen. Privatesectorinvesteringen zouden iets heel nieuws zijn? Dat doen wij al jaren! Ik heb de minister gevraagd om het bedrijfsleveninstrument grondig te herzien. Dat heeft zij gedaan. Er zijn minder instrumenten en er komt één loket, maar daarbinnen wil ik graag een verschuiving die meer naar investeringen gaat dan nu in de begroting staat.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik beschouw dit als een ondoordacht proefballonnetje. Wij zullen zien of het voorstel een meerderheid haalt.

Ik heb nog een vraag. Mevrouw De Caluwé sprak over het werkbezoek aan Ethiopië. Daar was ik ook bij. Wij hebben ook een bezoek gebracht aan het kantoor van de Afrikaanse Unie. Daar was een mevrouw die ons hartstochtelijk vertelde dat wij toch heel erg moesten oppassen met die European Partnership Agreements. Dat valt een beetje onder dit debat, want Europa en de VVD willen graag vrijhandel. Die mevrouw zei echter: doe dat niet, geef onze landen meer tijd. Luistert de VVD wel naar dit soort mensen?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ja. Wij hebben zelfs meer dan een uur naar die mevrouw geluisterd. Wij waren uitgenodigd om een discussie met haar aan te gaan, maar wij kregen er geen woord tussen. Discussie was nauwelijks mogelijk. Wij hebben naar die mevrouw geluisterd, maar zij heeft helaas niet naar ons geluisterd. Dat vonden wij wel erg jammer. Door die enorme monoloog heeft zij ons één ding duidelijk gemaakt: de EPA's moeten er absoluut komen. Er is een overgangsperiode. De minister heeft gezegd als honest broker te willen optreden en aan te geven waar de knelpunten liggen en waar wij iets aan kunnen doen. Het is juist bedoeld om die landen te helpen om zo snel mogelijk gewoon handel met ons te kunnen drijven. Wat mijn partij betreft, moeten de EPA's doorgaan.

Voorzitter. De rol van het maatschappelijk middenveld in de transitie van hulp naar investeringen is een interessante. Enkele jaren geleden waren nog maar enkele ngo's actief op het gebied van economische ontwikkeling. Tegenwoordig zien steeds meer organisaties het belang ervan. Dat is een goede ontwikkeling, zolang die organisaties niet zelf op de stoel van het bedrijfsleven gaan zitten. Er zijn al mooie samenwerkingsverbanden ontstaan tussen ngo's en bedrijven. Er is echter nog een wereld te winnen. Ik kom weer terug op ons bezoek aan Ethiopië. Daar bezochten wij een ngo die vuilnisvrouwen van gratis kruiwagens voorzag. Hierdoor verdrievoudigde hun salaris in één klap. Dat was een goed initiatief, maar het geld voor de benodigde additionele kruiwagens was op. Op het voorstel van een collega van de PvdA of de kruiwagens niet konden worden verstrekt op afbetaling werd verbaasd gereageerd, terwijl de vrouwen de kosten van de kruiwagens er in een maand al uit hadden kunnen hebben en op deze manier hadden kunnen leren hoe je investeert in je eigen toekomst.

We hebben recentelijk al een heel debat gevoerd over het maatschappelijk middenveld. Ik zal daar nu niet te veel op ingaan. Ik wil de minister wel vragen om stevig in te zetten op organisaties die met een vernieuwende manier van hulp bezig zijn. Met ICT is bijvoorbeeld een forse sprong in ontwikkeling te maken, zoals binnen landbouw en binnen SRGR, Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten. ICT kan er ook voor zorgen dat jongeren op het platteland hun toekomst zoeken, en niet in de stad. Zij kunnen op het platteland door middel van internet informatie uitwisselen over bijvoorbeeld storage, marktprijzen en logistieke ketens.

Een ander onderwerp waar veel kansen liggen, is vrouwelijk leiderschap. De minister onderkent het belang van de betrokkenheid van sterke vrouwen in situaties van fragiele statenopbouw. De politieagentes zijn een speciale groep vrouwen. In Afghanistan hebben Nederlandse politieagentes een geweldige bijdrage geleverd door hun vrouwelijke collega's in Kabul te trainen in vaardigheden, zoals fouilleren, het voeren van gesprekken en leidinggeven. Ik heb het met nadruk niet over de politietraining, ik heb het over additionele trainingen voor vrouwen die al politieagent zijn. Er is een groot tekort aan vrouwelijke politieagenten. Als er niet snel duizenden extra vrouwen worden opgeleid in het fouilleren, kan een groot deel van de vrouwelijke bevolking bij de verkiezingen op 5 april 2014 domweg niet stemmen. Met een mannelijke genderverantwoordelijke bereik je op dit punt weinig, hoe goed in de inzet van zo'n man ook moge zijn. Vrouwen zoals onze Nederlandse politievrouwen kunnen het verschil maken. De VVD wil dat er binnen de begroting meer ruimte komt voor dergelijke projecten, in Afghanistan, maar ook in andere fragiele staten zoals Mali en Zuid-Sudan. Op dit punt zal ik een motie indienen.

Een ander punt waarvoor de VVD een motie wil indienen, betreft de noodhulp. Het noodhulppotje is een specifieke post onvoorzien. Het is goed dat Nederland in tijden van nood een bijdrage kan leveren. De minister kan in voorkomende gevallen snel geld toezeggen voor acute en eerste hulp. In de meeste gevallen gaat het om bedragen tussen de 2 en 5 miljoen per incident. Met een bijdrage van 17 miljoen ineens voor Syrië werd in september het noodhulpbudget in één klap bijna geleegd, terwijl de bijdrage uit andere landen zoals Rusland zeer bescheiden bleef. De totale bijdrage voor Syrië kwam daarmee ruim boven de 20 miljoen, een bedrag dat gelijkstaat aan een heel partnerlandbudget. De minister kan daar heel goede redenen voor hebben, maar er bestaat op dit moment onvoldoende inzicht in die redenen. De VVD wil daarom dat de minister bij uitgaven boven de 5 miljoen in één keer de Kamer, zodra dit besluit genomen is, informeert over het hoe en waarom van de uitgaven. Daarin moet ook betrokken worden wat andere landen en de EU doen en hoe dit zich verhoudt tot de bijdrage van Nederland.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het gaat hier om noodhulp. De minister heeft daarvoor een budget. In de begroting is daar over het algemeen een bedrag van 250 miljoen voor uitgetrokken. De regering regeert, de Kamer controleert. Als dit plan doorgaat, gaan we hier dan dagen of weken discussiëren over een bedrag van 6 miljoen terwijl mensen sterven, ontheemd zijn en sterven van de honger? Is dat het plan van de VVD?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Dat is niet het plan. Ik wil graag die informatie hebben om juist die controle te kunnen uitoefenen. Dat wil dus niet zeggen dat wij het geven van noodhulp van tevoren zullen tegengehouden totdat wij erover gedebatteerd hebben. Het kan net zo gaan als bij andere besluiten van een minister. Daarover gaat een brief naar de Kamer. Dan kun je vervolgens aangeven dat je er een debat over wilt voeren. Dat wil niet zeggen dat we vooraf toestemming kunnen geven. We kunnen alleen achteraf controleren. Maar nu hebben we veel te weinig informatie. We kunnen van tevoren wel vragen wat de minister gaat geven, maar dan weten we dat niet. We kunnen ook achteraf roepen: 17 miljoen is wel heel erg veel; waarom hebt u dat gedaan? Dan hebben wij die informatie niet. Ik wil graag die informatie hebben, zodat ik de controle beter kan uitoefenen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Wil de VVD die informatie om daar een debat over te voeren en om daar een motie over in te dienen? Staat daarin bijvoorbeeld dat de VVD 6 miljoen of 10 miljoen voor Syrië op dit moment echt te veel vindt en dat er meer geld naar Rusland zou moeten? Of zegt de VVD nu: geef ons het briefje waarop staat hoeveel geld de minister heeft overgemaakt en daarmee is het klaar? Als de VVD dat laatste wil, dan wijs ik erop dat de minister dat al doet. Zij informeert ons al over crises in de wereld. Wat is het nu?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

De minister informeert inderdaad. Wij horen dan uit de media of van de minister dat er 17 miljoen is overgemaakt. Ik wil graag dat daar een motivatie bij komt waarom de minister dat heeft gedaan in vergelijking tot andere landen. Dan kunnen wij daarover een debat voeren, zoals wij vaker debatten voeren over besluiten die genomen zijn. Dat wil niet zeggen dat wij dit kunnen tegenhouden. Daar heb ik het niet over, maar wij voeren heel vaak debatten over besluiten die genomen zijn.

De heer Sjoerdsma (D66):

Mevrouw De Caluwé zegt een beetje geschrokken te zijn van die 17 miljoen die minister Ploumen plotsklaps voor de crisis in Syrië op tafel heeft gelegd. Zij zou eigenlijk wel willen weten welke motivatie minister Ploumen daarvoor had. Dat lijkt mij overduidelijk. Dit is de allergrootste humanitaire ramp die op dit moment op deze aardbol plaatsvindt. Zegt mevrouw De Caluwé nu eigenlijk: die 17 miljoen had helemaal niet naar Syrië moeten gaan?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Nee, dat is niet wat ik zeg. Wat ik wel zeg, is dat landen als Rusland de mond vol hadden over hun betrokkenheid bij de mensen in Syrië, dat wij als eerste weer de portemonnee hebben getrokken en dat andere landen ook eens aan zet zijn. Dat laat onverlet dat het een vreselijke situatie is in Syrië en dat wij natuurlijk ook moeten helpen. Daar hebben we noodhulp voor. Maar het hoeft niet zo te zijn dat wij altijd als eerste onze portemonnee trekken. Dat was mijn bezwaar.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik vind het echt heel cynisch wat ik hoor. Laat ik de vraag gewoon anders stellen. Het noodhulppotje is leeg. Aan welke rampen had deze minister dit jaar niet moeten geven? Dat is eigenlijk wat u zegt: de minister moet het beter verantwoorden, want wij hebben het gevoel dat de minister het geld niet naar de juiste rampen stuurt. Aan welke rampen had deze minister volgens de VVD geen geld moeten geven?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Het probleem is dat het potje vrij snel leeg is gegaan. In september zat er al bijna niets meer in. Bezuinigingen zijn er niet op noodhulp, zeg ik tegen de heer Sjoerdsma.

De voorzitter:

Geeft u maar antwoord op de vraag die door de microfoon gesteld is, want dat komt in de Handelingen.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Prima! Nu ben ik even de draad kwijt.

Welke hulp had zij niet moeten geven? Dat kunnen wij pas achteraf beoordelen. Dat is ook vaak heel moeilijk, want het is een pot onvoorzien, dus je weet niet vooraf wat er gaat komen. We weten ook niet of er dit jaar nog een ramp zal komen. Dat kun je ook niet voorzien. Maar wij kunnen wel achteraf in een debat aangeven: moet je als het potje al bijna leeg is en als je in september misschien nog 20 miljoen hebt, het niet helemaal leegmaken en ook eens kijken wat andere landen kunnen bijdragen? Dat is toch niet zo erg?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik vind dat mevrouw De Caluwé nu duidelijkheid moet geven. Of zij vindt dat Nederland in het geval van Syrië te snel de portemonnee heeft getrokken en dat wij anderen hadden moeten laten voorgaan. Of zij vindt, zoals een heel groot deel van deze Kamer, dat het kabinet lof verdient voor het feit dat het zo snel de portemonnee heeft getrokken. Maar je kunt niet met een theoretisch betoog over een debat dat je misschien in de toekomst over noodhulp wilt gaan houden, twijfel laten bestaan over wat je nu eigenlijk vindt. Was het nu goed dat Nederland snel de portemonnee trok of was Nederland te snel met het trekken van de portemonnee? Je kunt niet allebei beweren.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ik zal heel duidelijk zijn. Nederland was te snel met het trekken van de portemonnee. Ik vind het goed dat wij een bijdrage geven, maar Nederland was op dat moment te snel. Er zijn ook wel eens andere landen aan zet. Daar mag je ook best druk op uitoefenen. Dat laat onverlet dat het goed is dat wij geven. Het laat onverlet dat het een vreselijke situatie is in Syrië. U doet nu net alsof de VVD zich niets aantrekt van de Syrische vluchtelingen. Dat is niet waar. Maar het gaat er wel om dat je in verhouding moet bekijken wie wat bijdraagt.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik ben heel blij met deze duidelijkheid. Terwijl de Kamer in overgrote meerderheid het kabinet heeft geprezen voor het feit dat het zo snel de portemonnee trok, zegt de VVD, de coalitiepartij, dat dat niet had moeten gebeuren.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Er wordt wel degelijk bezuinigd op de noodhulp, 10 miljoen euro. Hier zegt mevrouw De Caluwé met droge ogen dat dat niet zo is. Ik vind echt dat de VVD-fractie zich zou moeten schamen om hier in de Kamer te zeggen dat deze minister niet meteen kan helpen in landen waar een ramp is maar wij er hier eerst een debat over moeten gaan voeren of er in andere landen ook wel wordt gegeven, terwijl de mensen daar sterven van de honger. Ik vind dat gewoon onfatsoenlijk!

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ik heb niet gezegd dat er vooraf een debat moet zijn. Dat is gewoon onjuist. Wat ik heb gezegd — dat op de noodhulp niet wordt bezuinigd — gaat over volgend jaar. Er wordt volgend jaar niet bezuinigd op noodhulp.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Als aan mevrouw De Caluwé hier in de Kamer wordt gevraagd welke rampen niet financieel hadden moeten worden gesteund, kan zij niet aangeven welke rampen ten onterechte steun van ons hebben gekregen. Zij zegt dat zij dat niet kan omdat we niet precies weten welke rampen er nog aankomen en omdat we niet precies weten wat effectief was. Hoe kunnen we dat vooraf dan wel weten?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ik kan tegen mevrouw Thieme zeggen dat er dit jaar geen ramp is geweest waaraan we geen steun hadden moeten geven. We moeten ook steun geven aan Syrië. Maar we moeten af en toe ook bekijken of we altijd als eerste vooraan moeten staan om de portemonnee te trekken. Dat is wat ik heb gezegd.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Voorzitter. Vorig jaar is een amendement aangenomen waarmee de begrotingssteun aan Rwanda is komen te vervallen. Voor komend jaar is het budget voor Rwanda weer bijna op het oude niveau. Voor rechtsorde is wederom een substantieel bedrag uitgetrokken. Graag hoor ik van de minister of daarmee ook de begrotingssteun terug is gekomen, of dat de financiering nu op een andere wijze gebeurt. Op welke wijze heeft Rwanda aangetoond dat de vorig jaar wegbezuinigde investeringen weer gerechtvaardigd zijn?

Het volgende punt met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking betreft Europa. Europa is de grootste donor ter wereld. De EU geeft 11 miljard euro per jaar uit aan ontwikkelingshulp. Een korte inventarisatie levert een lijst van 28 landen op waar de EU begrotingssteun aan geeft. Daarbij gaat veel mis. Recentelijk zijn misstanden gemeld in de Palestijnse gebieden, Congo en Egypte. Hoe gaat de minister om met dit soort signalen? Die vraag stel ik temeer omdat de EU met behulp van andere landen opnieuw begint aan grootschalige wederopbouwoperaties in Mali. Algemene begrotingssteun lijkt niet de juiste manier om een aanpak voor fragiele staten te realiseren. Sectorale steun is wellicht wel goed, maar dan met zeer stringente voorwaarden en controlemechanismen.

Met een aantal partnerlanden en voormalige partnerlanden gaat het inmiddels voorspoedig, zo voorspoedig dat hulp plaatsmaakt voor handel. Diverse bedrijven schroeven hun marketingbudget voor Afrika flink op, doen goede zaken in India en de toestroom van Nederlandse bedrijven naar China blijft doorgaan. Bij Kenia, Ghana en Indonesië wordt steeds meer op handel ingezet. De succesvolle handelsmissie naar Indonesië krijgt binnen anderhalf jaar een vervolg. Dat is mooi. De VVD is van mening dat bij een dergelijke transitie van hulp naar handel, de hulp ook daadwerkelijk afgebouwd dient te worden. Tijdens die afbouw moet hulp eerst nog ter ondersteuning van de handel worden ingezet, zodat het vliegwiel gaat draaien. Het is in ieder geval positief om te zien dat de suggestie van de VVD voor trilaterale OS-relaties wordt overgenomen door de minister. De minister heeft in Indonesië gesteld dat zij mogelijkheden ziet voor trilaterale samenwerking tussen Nederland en Indonesië en bijvoorbeeld Myanmar.

Afbouw van hulprelaties vergt ook een zakelijke benadering met betrekking tot handelsverdragen. Nederland moet aanhaken bij de economische groei in de wereld. De EU produceert nagenoeg geen grondstoffen. We hebben last van een krimpende en vergrijzende bevolking. Indien wij onze levensstandaard willen behouden, zal onze verdiencapaciteit ook op orde moeten blijven.

Ik rond af. "Nederland is een klein land met een groot buitenland", zei een voormalig minister van Buitenlandse Zaken al eens. Er liggen veel kansen voor het bedrijfsleven hier en elders. Hierdoor is het voor bedrijven mogelijk om te investeren en te groeien, zodat de werkgelegenheid toeneemt, de wereldwijde voedselvoorziening op peil komt en de veiligheid verder toeneemt. Nederland draagt zijn steentje bij door de inzet van onze expertise op de speerpunten landbouw, water, SRGR en rechtsstaatontwikkeling en door het bevorderen van ondernemerschap en investeringen. Door te focussen op kansen, door in te zetten op partnerschappen en een appel te doen op de verantwoordelijkheden van onze partnerlanden, komen we tot gelijkwaardige relaties, waar onze partnerlanden en wijzelf zo graag naartoe willen. Zo neemt de hulp verder af en krijgt de samenwerking met de meeste landen hetzelfde karakter als de samenwerking die we nu met China en Brazilië hebben.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb een vraag over een punt waar de VVD en de SP elkaar wellicht wel op kunnen vinden, namelijk de Europese ontwikkelingssamenwerking. Daar had mevrouw De Caluwé het ook al over. Ik ben altijd kritisch over Europese ontwikkelingssamenwerking, omdat het een laag betreft tussen de multilaterale organisaties en landelijke hulp. Wat vindt de VVD van het Europees Ontwikkelingsfonds? Dat gaat nu weer met 24 miljoen euro omhoog ten opzichte van 2012. Steunt de VVD dat of zegt zij: dat geld kunnen we beter gebruiken?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

De heer Van Dijk en ik kunnen elkaar daar zeker in vinden. De heer Van Dijk weet ook dat de VVD zich altijd kritisch over dat fonds heeft uitgelaten. Het bedrag hoeft zeker niet omhoog; wat ons betreft kan het lager worden. Europa moet zich vooral bezighouden met het coördineren van de hulp. Dat vind ik wel goed in de aanpak van fragiele staten, iets wat de EU samen met de lidstaten wil doen. Europa moet zich echter niet opstellen als de 29ste lidstaat. Eigenlijk mag het bedrag in dat potje gewoon omlaag. Wij hebben de minister ertoe aangespoord om dat in Brussel te ventileren, maar dat blijkt op EU-niveau nog niet zo te vlotten.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het is helemaal helder, ik kom hier nog op terug.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Klaveren. Zoals eerder gemeld, is hij ingeschreven voor 11 minuten spreektijd, waarvan hij er 10 in de eerste termijn wil gebruiken.

De heer Van Klaveren (PVV):

Voorzitter. In Nederland worden verzorgingshuizen gesloten, schieten de belastingen door het dak en is de afbraak van ons land in volle gang. Tegelijkertijd wordt er in 2014 meer dan 25 miljoen uitgegeven aan het bouwen van wc's in Mali, Jemen, Benin en Mozambique. Narcoticastaat Bolivia ontvangt miljoenen. Afghanistan, het meest corrupte land ter wereld, en plaats van shariageweld zoals steniging van vrouwen, ontvangt 30 miljoen. Vakbonden in Bangladesh ontvangen 9 miljoen. Bijna 11 miljoen gaat naar projecten gericht op het seksleven van inwoners van Burundi, Ghana en Kenia. Ten slotte gaat er zelfs een miljoen naar re-integratieprojecten voor piraten in Somalië.

Vanaf 1960 smeet ons land in het kader van ontwikkelingshulp bijna 100 miljard over de balk. In 2014 is de miljardenkraan nog altijd niet dichtgedraaid. Ook volgend jaar gaat er bijna 4 miljard de bodemloze put in die ontwikkelingshulp heet. Napoleon stelde al dat onzinnigheid in de politiek geen handicap is. Dit kabinet doet er alles aan om Napoleons gelijk te onderstrepen. Een deel van de miljarden wordt gestoken in een revolverend overheidsfonds, het Dutch Good Growth Fund. Dit fonds, waar 700 miljoen in wordt gepompt, is door dit kabinet opgetuigd om in te springen op het zogenaamde marktfalen. Volgens dit kabinet is hier sprake van omdat bedrijven niet willen investeren in risicolanden. Dat zij geen lening kunnen krijgen via banken, hangt uiteraard samen met het enorme risico dat bedrijven lopen in instabiele ontwikkelingslanden. Het is niet meer dan logisch, dus. Deze coalitie, waarbinnen de liberale VVD de grootste is, is echter — gek genoeg — van mening dat buitenlandse bedrijven in corrupte en mislukte staten, zoals Afghanistan, leningen moeten kunnen krijgen van de Nederlandse Staat. Nu weten wij dat de VVD met haar belastingverhogende beleid en geld voor vakbonden in Bangladesh niet langer echt rechts te noemen is, maar veel linkser dan het optuigen van een staatsfonds dat marktfalen moet compenseren, wordt het niet. Ondanks het VVD-verpakkingspapiertje met het stempeltje "handel" is dit fonds dan ook niets meer dan een socialistisch PvdA-speeltje.

Ontwikkelingshulp is niet alleen onzinnig, zoals deskundigen als Moyo, Easterly en Djankov al stelden. Het kent zelfs een zeer kwaadaardige kant. Van het totale ontwikkelingshulpbudget gaan er volgend jaar, naast de hiervoor genoemde onzinuitgaven, wederom honderden miljoenen naar verschillende anti-Israëlische hulpclubs in ons land. Zo stak Oxfam Novib geld in een clubje als Stop de Bezetting, dat een demonstratie organiseerde waar "hamas, hamas, joden aan het gas" en "intifada, intifada" werd gescandeerd. Zoals velen weten, is de intifada een gewelddadige opstand. Hulpclub ICCO gaf geld aan de website Electronic Intifada. Een van de beheerders daarvan vergelijkt Israël met Nazi-Duitsland. Ook de stichting BADIL, die de Israëlische regering bezetting, racisme en zelfs genocide verwijt, ontving geld van ICCO. Maar ICCO ging nog veel verder. Samen met die andere subsidiespons Cordaid stak men in de periode 2003-2010 geld in Ittijah, een radicale pro-Palestijnse organisatie waarvan de directeur zelfs een veroordeelde Hezbollah-terrorist is.

Er is nog meer Het zojuist al genoemde Cordaid doneerde ook geld aan Ma'an Development Center, een organisatie die de zogenaamde Palestijnse gebieden een openluchtgevangenis noemt en zelfs plannen smeedt om de Israëlische staat omver te werpen.

Verder stelde Cordaid-directeur Grotenhuis dat het boycotten van Israël gerechtvaardigd is en dat het heel belangrijk is dat mensen zich verzetten tegen de zogenaamde bezetting van Palestina. De genoemde hulpclubs zijn dus niet de meest frisse organisaties. De PVV wil weten hoeveel Nederlands belastinggeld er al misbruikt is voor anti-Israëlpropaganda door deze organisaties. We hebben het dus over financiële steun aan propaganda tegen een bevriende staat. Hoe oordeelt de minister hierover? Kan de minister aangeven wat er na de brief van staatssecretaris Knapen is gebeurd? Welke maatregelen zijn toen genomen tegen de anti-Israëlische hulpclubs? Ook hoort de PVV graag van de minister hoe zij de directiesalarissen van meer dan €100.000 per jaar bij deze zelfverrijkende subsidiesponzen duidt. Oxfam, Cordaid en ICCO ontvangen in 2014 tezamen bijna een kwart miljard van de Nederlandse Staat. Hongerend Afrika zou vast geholpen zijn met de topsalarissen en het 6 miljoen kostende pand waar Oxfam Novib in huist.

Voorzitter. Er zijn meer zaken waar de PVV niet heel vrolijk van wordt. Ik heb het onder andere over de vragende handjes van organisaties zoals de VN en de EU, die overigens rijkelijk worden gevuld. De VN ontvangt volgend jaar 340 miljoen van de Nederlandse Staat. De EU krijgt zelfs een half miljard. En wat doet de EU nu eigenlijk met ons geld? Ze geeft het weg.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Misschien is dit een mooi moment om even te interrumperen, want de tirade gaat maar door over ontwikkelingssamenwerking. Ik kan dit niet helemaal plaatsen. Ik probeer het beleid van de PVV een beetje te volgen. We hebben vorige week een debat gehad over het asielbeleid. De grenzen moeten dicht. Tegelijkertijd zegt dezelfde PVV: we gaan geen stuiver aan ontwikkelingssamenwerking geven. De heer Van Klaveren vraagt nu wat de resultaten zijn. De levensverwachting is de afgelopen 30 jaar met gemiddeld 20 jaar gestegen; de aidsbestrijding is zeer effectief geweest in het tegengaan van besmettingen; het onderwijs — elk kind naar school — is tot 90% toegenomen. Dat zijn de resultaten die u tegenhoudt, mijnheer Van Klaveren!

De heer Van Klaveren (PVV):

Wat ik al aangaf: de EU geeft dat geld weg. Zelfs de Europese Rekenkamer stelt dat er bijna nooit meetbare doelen worden gesteld en externe of interne controle is afwezig. Door en door corrupte staten, dictaturen en OIC-landen ontvangen bakken met belastinggeld. Egypte, het land waar tegenwoordig meer kerken dan kaarsen branden en meer dan 100.000 christenen zijn gevlucht voor islamitisch geweld, kreeg sinds 2007 1 miljard.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij hebben in deze Kamer de gewoonte om antwoord te geven op de vragen die gesteld worden door collega's. Ik zou het op prijs stellen als ik een antwoord kreeg. Ik ben kritisch, met de heer Van Klaveren, waar het de EU-bestedingen betreft, maar ik heb een brede vraag gesteld en de heer Van Klaveren kan niet alle hulp zomaar wegzetten als niet effectief. Dat is gewoon niet aan te tonen.

De heer Van Klaveren (PVV):

Voorzitter. Mijn collega stelde net geen vraag, vandaar dat ik geen antwoord gaf op een niet gestelde vraag.

De voorzitter:

Mijnheer Voordewind, misschien kunt u een vraagteken achter uw vraag zetten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb wel degelijk een vraag gesteld. Ik heb de verbinding gelegd tussen het asielbeleid, waar de heer Van Klaveren de grenzen dicht houdt, terwijl hij ontwikkelingssamenwerking wil uitsluiten. Daar heb ik een vraag over gesteld. Hoe brengt hij die twee in verband met elkaar? Hoe kan hij dat rijmen? Wat hij doet, is contraproductief.

De heer Van Klaveren (PVV):

Zoals bekend is de PVV inderdaad een groot voorstander van een restrictief immigratiebeleid en een groot voorstander van opvang in de regio. Dat hoeft niet uit de pot ontwikkelingshulp te komen. We sturen nu een hele hoop centjes bijvoorbeeld naar VluchtelingenWerk Nederland. Noem al die gekke linkse propagandaclubs maar op. Dat geld kunnen we beter besteden aan tenten bouwen, bijvoorbeeld in Syrië.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het is bekend dat de PVV voor noodhulp is. Dat is dan het enige restje solidariteit of omzien naar de armen dat bij de PVV nog overblijft. Daarmee houd je echter niet de grote vluchtelingenstroom naar Europa tegen. Om dat te doen, moet je echt investeren in duurzame ontwikkeling, je moet kinderen naar school laten gaan, zodat er perspectieven ontstaan daar. Waarom wil de heer Van Klaveren daar niet gewoon aan?

De heer Van Klaveren (PVV):

Die visie delen wij niet. Wat wij denken dat je moet doen, is grensbewaking instellen en mensen tegenhouden die hier niet thuishoren.

De heer Sjoerdsma (D66):

De heer Van Klaveren had het net over het maatschappelijk middenveld in Nederland. Hij had daar weinig lovende woorden voor, zo vat ik hem maar even kort samen. Er was van alles mis met deze organisaties en eigenlijk deugde er niets van. Toch denk ik dat er aan die organisaties wel één element is waar de PVV van de heer Van Klaveren een puntje aan kan zuigen. Ze zijn namelijk wel financieel transparant. Van hen is bekend waar het geld vandaan komt en waaraan het wordt besteed.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Sjoerdsma (D66):

Mijn vraag is: zou de PVV ook duidelijkheid willen geven over de financiën van de PVV?

De heer Van Klaveren (PVV):

De PVV is volgens mij een zeer transparante partij. Alle financiën van mijn partij zijn volgens mij in de afgelopen tijd langsgekomen in de media. Wat dat betreft valt er dus weinig spannends te beleven aan onze interne financiële huishouding.

De voorzitter:

Ik zie dat u een vervolgvraag wilt stellen, mijnheer Sjoerdsma, maar volgens mij staan de financiën van de PVV vandaag niet op de agenda. Wij spreken vandaag over de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Misschien kunt u daarover een vraag stellen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat zal ik doen. Hoe kwalificeert de heer Van Klaveren de financiële transparantie van het Nederlands maatschappelijk middenveld?

De heer Van Klaveren (PVV):

Die is bedroevend slecht. Dat kan ik staven met een verhaal dat ik al eerder heb gehouden, tijdens een WGO. Ik wijs daarvoor op SNV, een grote hulpclub die nog steeds geen certificaat heeft gekregen van de club die de transparantie beoordeelt van alle hulpclubs in Nederland. Over die transparantie ben ik dus ook niet heel lovend, maar dat zal de heer Sjoerdsma niet verbazen.

De voorzitter:

De heer Van Klaveren gaat verder met zijn betoog.

De heer Van Klaveren (PVV):

Ik zei al dat er een miljard is verdwenen in Egypte. Maar er is meer. Er is ook een zwart gat bij geld voor Congo, de nummer twee op de lijst van falende staten. Dit land krijgt bijna 2 miljard toegeworpen door de EU. Het eerste miljard ging dezelfde weg als het geld voor Egypte, namelijk richting het zwarte gat. De overige 900 miljoen werd gestoken in projecten waarover de Rekenkamer stelde dat ze goed bedoeld waren, maar onrealistisch en structureel niets zouden bijdragen. Het geld zal zonder enig spoor verdwijnen. Kortom, het hele bedrag is weggegooid geld. Milton Friedman stelde in het kader van overheidsbeleid al eens dat er niets zo veel schade aanricht als goede bedoelingen.

De EU verspilt ons geld niet alleen in Afrika. Ook de laatste dictatuur van Europa, Wit-Rusland, krijgt bijna 40 miljoen cadeau om de grenzen te versterken. De Nederlandse belastingbetaler helpt mee aan het in stand houden van het Wit-Russische ijzeren gordijn. Dit is een absurde situatie. Deze verspillingsgekte van de EU moet stoppen. De PVV hoort dan ook graag wanneer de minister gaat beginnen met het terugvorderen van de totale Nederlandse bijdrage aan EU-ontwikkelingshulp.

Er is in Nederland niemand te vinden die miljarden wil uitgeven aan ontwikkelingshulp, met uitzondering van de leden van een linkse elite met een enorm onterecht schuldgevoel. Wat is er mooier dan dit bevestigd te krijgen door de fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid? Diederik Samsom stelde net na het sluiten van het regeerakkoord in een landelijke krant: ik kreeg de eerste weken na de presentatie van het regeerakkoord massa's boze mails, maar over ontwikkelingssamenwerking kreeg ik er welgeteld nul.

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter. Nederland is een van de meest open landen ter wereld. Ons land is voor eigen welvaart en welzijn afhankelijk van de ontwikkelingen in het buitenland. Onze welvaart laten groeien, kan alleen op een groene en duurzame manier. Dat is in ons eigen belang en in het belang van een betere en eerlijker wereld. De Partij van de Arbeid is dan ook zonder meer tevreden over de manier waarop het kabinet hieraan invulling heeft gegeven en over de manier waarop de minister het eerste jaar haar werkzaamheden heeft verricht. Complimenten daarvoor. Onlangs heb ik nog persoonlijk mogen deelnemen aan een handelsdelegatie naar Brazilië. Ik heb daar met eigen ogen kunnen zien hoe de minister haar werk verricht. Dat doet ze zonder meer uitstekend. Ik heb begrepen dat zij in de afgelopen drie weken weer in drie verschillende landen is geweest. Dat kenmerkt het hoge energieniveau waarmee zaken worden aangepakt. Niets dan lof daarvoor.

Nederland zou wel naïef zijn als het ervan zou uitgaan dat met een verschuiving van hulp naar handel, democratische bestuursvormen en de hulp aan de allerarmsten in deze wereld vanzelf tot stand zouden komen. Wij maken ons daarover nog steeds ernstig zorgen. In de eenentwintigste eeuw bepaalt economische macht steeds vaker politieke macht. Die macht ligt wereldwijd steeds vaker in handen van een kleine elite. De plutocratische staat, met plutocratische machthebbers, wint terrein. Dat zien we niet alleen in Rusland en China, maar ook in ons eigen Europa, waar Berlusconi het in Italië op die manier lang voor het zeggen had. Een wereld waarin economische en politieke macht op een ondemocratische manier worden samengebald, bedreigt ons pluriforme en op rechtstatelijke begrippen gedefinieerde wereldbeeld. Nederland mag dan misschien een klein landje zijn, maar ik vind het wereldbeeld dat we hier hebben groots.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik ben het daar helemaal mee eens. Er is een democratisch deficiet, met name als het gaat om de vrijhandelsakkoorden die op dit moment worden voorbereid. Van de 135 bijeenkomsten in het kader van de totstandkoming van het vrijhandelsakkoord met Amerika werden er 116 met het bedrijfsleven en zijn lobbyisten gevoerd. Geen enkele ngo is daarbij aanwezig. Democratische controle kan niet plaatsvinden, want deze bijeenkomsten worden in het geheim gehouden. Wat vindt de heer Vos daarvan?

De heer Jan Vos (PvdA):

Dat akkoord is inderdaad een heel belangrijke kwestie, omdat het twee van de grootste machtsblokken verbindt, die op een democratische, pluriforme en rechtsstatelijke manier georganiseerd zijn, namelijk de EU en de VS. Degenen die het in die landen in gouvernementele zin voor het zeggen hebben, onderhandelen dat akkoord met elkaar uit. Ik denk dat dat goed is, want het is een belangrijke machtsfactor ten opzichte van landen die fundamenteel anders denken over democratie, het milieu en mensenrechten. Maar ik ben het wel met u eens dat er nog wat zorgpunten in dat akkoord zijn. Daar kom ik graag later op terug.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Daar kijk ik naar uit. In dit akkoord wordt mogelijk gemaakt dat bedrijven regeringen kunnen aanspreken op het feit dat ze strengere regels kennen dan in het land waar het bedrijf is gevestigd. Er kunnen dus grote claims komen. Regels die door democratische organen zijn vastgesteld, kunnen dus door het bedrijfsleven onderuit worden gehaald door dit akkoord, en doordat er grote claims komen via rechtszaken. Kunt u daarop ingaan?

De heer Jan Vos (PvdA):

U doelt op het Investor-state Dispute Settlement, het ISDS. Dat is arbitrage op grond van afspraken in een investeringsverdrag. Dat ISDS past Nederland in heel veel verdragen toe. Het is oorspronkelijk bedoeld om, als landen bijvoorbeeld overgaan tot onteigening van bezittingen van onze multinationals, die multinationals in staat te stellen een claim in te dienen bij de overheid van zo'n land, en wel bij een arbitragehof buiten dat land, bijvoorbeeld bij de Wereldbank. Dan kan een vergoeding worden uitbetaald aan die multinationals. Het is in het algemene belang van Nederland dat dat soort clausules wordt opgenomen in die investeringsverdragen. In het recente verleden hebben we echter ook gezien dat die clausules worden misbruikt. Ik wil dit toch even afmaken, voorzitter.

De voorzitter:

Ik hoopte dat u al aan het einde van uw uitleg was gekomen. Maar ik begrijp dat dat niet zo is.

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik ben er bijna.

De voorzitter:

Maar u hebt beloofd dat u er verderop in uw tekst op terugkomt. Dat doen we nu.

De heer Jan Vos (PvdA):

Zet u de klok weer aan, dan ga ik door met de beantwoording van de vraag van mevrouw Thieme.

In een aantal gevallen worden die clausules misbruikt. De fractie van de Partij van de Arbeid vraagt dan ook aan de minister om zich in Europees verband in te zetten voor de opname van bepalingen in het handelsakkoord, die deze mogelijk negatieve gevolgen ondervangen. Is de minister daartoe bereid? Zo ja, hoe schat zij dit in? Zo'n arbitragesysteem biedt bedrijven de mogelijkheid, nationale rechtsgangen te omzeilen, en het kan bovendien leiden tot ongewenste claims en tot voordelen voor buitenlandse bedrijven die Nederlandse bedrijven niet hebben. Die zorg deel ik met mijn coalitiepartner.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het is inderdaad belangrijk dat de heer Vos dit soort vragen stelt aan de minister. Straks zal de vraag zijn, wat je precies verstaat onder misbruik en wat niet. Er is al jurisprudentie van een Zweeds energiebedrijf dat de Duitse staat voor de rechter daagt, omdat Duitsland de kerncentrales wil gaan sluiten. Vattenfall zegt dan: we hebben een schadeclaim van meer dan 3 miljard. Denkt u daaraan? Het is belangrijk om het begrip "misbruik" goed te definiëren.

De heer Jan Vos (PvdA):

Vattenfall in Duitsland is een voorbeeld waarin een clausule wordt gebruikt op een wijze die wij voorheen niet hebben kunnen voorzien. Ik vraag mij zeer af of dat in dit geval terecht is. Een ander voorbeeld is een tabaksfabrikant, naar ik meen Philip Morris. Toen de Australische regering besloot sigarettenpakjes van een duidelijke waarschuwing voor het gevaar van roken te voorzien, diende deze fabrikant een claim in bij de Australische overheid. Weer een ander voorbeeld is een Amerikaans bedrijf dat gezondheidsmiddelen waarvan de patenten niet deugden, op de Canadese markt bracht. Vervolgens zei de Canadese rechter: wilt u die producten weer van de markt halen? Het bedrijf diende hierop een claim in bij de Canadese overheid. Als wij straks in Nederland worden overspoeld door claims van Amerikaanse bedrijven — in de Amerikaanse claimcultuur is dat heel gewoon, maar voor ons is het absoluut niet gewoon — ten gevolge van een ISDS-clausule in het vrijhandelsverdrag met de Verenigde Staten, dan ben ik daarop tegen. Ik vraag de minister of zij deze zorgen kan wegnemen. Kan zij onderzoek laten doen naar de vraag wat er dadelijk gaat gebeuren? Kan zij voorkomen dat wij zo'n situatie in Nederland krijgen? Ik wil die niet.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Kort gezegd, dat systeem van investeringsbescherming kan nooit worden gebruikt om nationale wetgeving te omzeilen. Dat is het soort misbruik dat de heer Vos en ik ook willen voorkomen in Europa. Wij vragen de minister om te voorkomen dat dit soort clausules in het verdrag komen.

De heer Jan Vos (PvdA):

Inderdaad moeten eerst nationale rechtssystemen worden uitgeput. Wij als politici in de Kamer willen beleid kunnen wijzigen, bijvoorbeeld op het gebied van milieu. Stel dat wij in Nederland zeggen: wij gooien alle kolencentrales dicht; dat kan echt niet meer met het klimaat, die 3,6 graden. Wij moeten dat dan ook kunnen doen en vervolgens niet miljarden aan bedrijven hoeven te betalen. Zo zit mijn wereld in ieder geval niet in elkaar. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld schaliegas. Ik wil niet dat dadelijk een Amerikaans bedrijf een claim indient als wij besluiten om niet tot schaliegaswinning over te gaan omdat het niet schoon en veilig kan. Dat is een wereld die wij moeten voorkomen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Daar ben ik het mee eens. Nu zie je dat Nederland en de rest van Europa om die claims te voorkomen, met de Amerikanen gaan onderhandelen teneinde min of meer gelijke regelgeving te realiseren. Amerikaanse producten hoeven dan niet aan strengere regelgeving te voldoen in Nederland of in de andere landen van Europa. Is dat wenselijk? Dat betekent dus dat er hormoonvlees op de Europese markt komt. Dat zijn dingen die wij niet zouden willen.

De heer Jan Vos (PvdA):

Hormoonvlees is zo'n voorbeeld. Een ander voorbeeld is genetische modificatie. In Europa gaan wij daar anders mee om dan in de Verenigde Staten. Ik hoor graag hoe de minister hierover denkt. Of neem arbeidsrechten. De bescherming van vakbonds- en arbeidsrechten is in Nederland heel anders geregeld dan in de Verenigde Staten. Zien wij straks ons recht op vrije vakbeweging en collectief onderhandelen ondermijnd worden door het vrijhandelsverdrag met de VS?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wij hebben in de speerpuntennota het antwoord van de minister kunnen lezen. Zij schrijft: ik heb daartoe beleidsvrijheid, ik houd beleidsvrijheid om nadere eisen te stellen aan producten. Is de heer Vos met mij van mening dat dit onvoldoende garantie biedt voor ons dat het akkoord ook in het belang van onze voedselveiligheid, ons milieu en het dierenwelzijn gesloten wordt?

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik denk dat het akkoord in het algemeen van groot belang is. Het gaat hierbij om 800 miljoen mensen die gezamenlijk ter waarde van 500 miljard euro handel drijven. Dat is de helft van alle handel wereldwijd. De EU-landen en de VS zijn landen die in het algemeen — straks kom ik nog op een andere uitzondering — op een manier zijn georganiseerd die mij bijzonder aanstaat. Het zijn pluriforme democratieën, rechtsstaten. Gezien de manier waarop de wereld in elkaar zit, is het belangrijk om met dit soort landen gezamenlijk een vuist te maken tegen landen die veel minder democratisch georganiseerd zijn of die zelfs plutocratisch georganiseerd zijn. Ik heb al een aantal voorbeelden gegeven. In die zin ben ik een voorstander van het verdrag. Het zal ook een beetje geven en nemen zijn. Ik heb behoorlijk wat zorgpunten en als ik de reacties zo hoor, delen wij die voor een groot gedeelte met elkaar.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter, mag ik nog een keer interrumperen? Dan ga ik daarna weer gewoon rustig zitten.

De voorzitter:

Dan geef ik u nog de gelegenheid.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dank u wel. "Een beetje geven en nemen." Ik wil het graag wat specifieker hebben. Wat vindt de heer Vos een toelaatbare "aderlating"? In hoeverre mag worden meebewogen met Amerika?

De heer Jan Vos (PvdA):

Ten aanzien van dwangarbeid en kinderarbeid zijn een aantal kernconventies van de Internationale Arbeidsorganisatie, de ILO, niet ondertekend door de VS, omdat die conventies in strijd zouden zijn met de Amerikaanse wetgeving. Ik ben erg benieuwd hoe de minister dit ziet voor Europa. Hoe wil zij daarop ingaan? Dat is een zorgpunt.

Een ander heel belangrijk punt betreft de zorgen van het kabinet en de Kamer over de spionageactiviteiten van Amerikaanse inlichtingendiensten in verschillende landen en bij Europese instellingen, maar ook in Nederland. Wij vinden dit geen manier om samen te werken met elkaar. Ik vraag mij af hoe aan de privacybescherming vorm wordt gegeven in het handelsverdrag, want door dat handelsakkoord komt de privacybescherming in Europa onder druk te staan. Het is immers bekend dat bedrijven in de VS veel vrijer toegang hebben tot persoonsgegevens dan in Nederland. Ik ben erg benieuwd …

De voorzitter:

Mijnheer Van Dijk. Sorry, gaat u verder, mijnheer Vos. Ik dacht dat u verder ging met uw betoog. De heer Van Dijk wil graag interrumperen, maar blijkbaar bent u nog bezig met uw antwoord. Excuses.

De heer Jan Vos (PvdA):

Kunnen we weer hetzelfde doen? Als u op de knop drukt, ga ik verder met de beantwoording van de vraag.

De voorzitter:

Nee hoor, want er staat nog iemand die een vraag wil stellen. Ik laat de klok dus gewoon stilstaan. U gebruikt veel tijd na de interrupties, maar u krijgt ook veel vragen.

De heer Jan Vos (PvdA):

Het is ook een ingewikkelde materie.

De voorzitter:

Mijnheer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De heer Vos geeft heel goed de zorgen over dit verdrag weer. De investeringsbeschermingsovereenkomsten spelen daarbij een centrale rol. Ook andere fracties hebben die zorgen en ook ik heb die zorgen uitgesproken. Ik heb hierover een simpele, concrete vraag. Indien het verdrag op die negatieve manier uitpakt en de investeringsbeschermingsovereenkomsten dus niet worden uitgewerkt op een manier die ons bevalt, is de heer Vos het dan met mij eens dat wij niet alleen moeten blaffen maar ook moeten bijten en dus tegen de minister moeten zeggen dat wij niet akkoord gaan met dit verdrag?

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik heb begrepen dat het verdrag uiteindelijk ter ratificatie wordt voorgelegd aan de Kamer. In laatste instantie zullen wij daar dus zelf over kunnen besluiten. Ik denk echter dat het goed is om in dit stadium onze zorgen heel duidelijk met de minister te delen. Zoals ik aan het begin van mijn betoog al aangaf, ken ik haar als een zeer adequaat en energiek bewindspersoon. Ik ga er dan ook van uit dat zij heel hard aan de slag gaat om die zorgen weg te nemen, zodat we hier uiteindelijk kunnen instemmen met een heel belangrijk handelsakkoord.

De voorzitter:

Mijnheer Vos, gaat u verder. Ik zet de klok nu weer aan.

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik heb al iets verteld over de privacybescherming. In de VS hebben bedrijven gemakkelijker toegang tot persoonsgegevens. Als wij in Nederland iets bij Google of bij Amazon op internet zetten, komt dat in de Verenigde Staten op een server. Als je een virusscanner hebt, bijvoorbeeld van Norton, en als je het verkeerde vinkje zet, worden nu al alle gegevens in je computer naar de VS geüpload. Hoe gaan we daar straks mee om in het handelsverdrag met de VS, in het TTIP? Kan de minister waarborgen dat de privacy van individuen gewaarborgd wordt en dat de vertrouwelijkheid van persoonlijke informatie niet wordt aangetast? Hoe wenst de minister daarmee om te gaan? De fractie van de PvdA is voorstander van een separate clausule over privacybescherming in het handelsverdrag met de VS. Ik denk dat wij er na alles wat in de afgelopen periode is gebeurd, niet op kunnen vertrouwen dat dat land op een goede manier omgaat met onze persoonsgegevens. Ik wil daar ook bij zeggen dat mijn fractie met veel belangstelling uitkijkt naar de onderzoeken die worden gedaan en naar de definitieve berichtgeving vanuit de VS over hoe dit in elkaar zit. We kijken ook met een schuin oog naar de onthullingen die nog komen. Wij wensen de minister veel succes bij de onderhandelingen over dit akkoord, maar wij sluiten niet uit dat wij die onderhandelingen op een gegeven moment zullen moeten stopzetten als blijkt dat het allemaal nog veel ernstiger in elkaar zit dan wij denken. Die waarschuwing wil ik wel meegeven.

Nederlanders hebben het recht om te weten wat zij kopen. Energie mag niet worden opgewekt met bloedkolen, kleding mag niet gemaakt zijn door kinderhandjes in mensonterende omstandigheden en biobrandstoffen kunnen niet verbouwd worden op land dat is geroofd van de allerarmsten. Met een mooi woord noemen we dit "ketentransparantie". Een mooi voorbeeld van zulke beoogde transparantie is de zogenaamde steenkolendialoog die de afgelopen jaren in Nederland heeft plaatsgevonden. De deelnemers aan die dialoog waren energiebedrijven, mijnbouwbedrijven, ngo's en vakbonden. De ministers Ploumen en Kamp noemden die steenkolendialoog maar in beperkte mate succesvol. Mijn fractie zou het iets anders willen kwalificeren: wij zijn eigenlijk wel teleurgesteld. Energiebedrijven hebben zich niet bereid getoond om aan te geven uit welke mijnen zij steenkool betrekken. Individuele energiebedrijven kunnen daardoor niet verantwoordelijk worden gehouden voor het kopen van steenkool van mijnen waar mensenrechten worden geschonden. Bovendien maakt dit het voor Nederlanders onmogelijk om te kiezen voor goede kolen. Als je op dit moment in Nederland je verwarming aandraait, weet je dus niet of die energie wordt opgewekt uit kolen uit een mijn in Colombia, waar vakbondsleiders door paramilitairen worden vermoord omdat zij opkomen voor mijnarbeiders die onder mensonterende omstandigheden hun werk moeten doen. Dat is een wereld waarin de Partij van de Arbeid niet wil leven.

De heer Sjoerdsma (D66):

De Partij van de Arbeid en D66 kunnen zich volgens mij nadrukkelijk vinden in dit pleidooi van de heer Vos. Ik vraag me alleen af hoe ver de heer Vos wil gaan. In de afgelopen jaren is die steenkolendialoog gevoerd, maar hij heeft eigenlijk bijzonder weinig opgeleverd. Als de vrijwillige gesprekken van minister Ploumen niet zo veel opleveren, ziet de Partij van de Arbeid dan ook de mogelijkheid om over te gaan tot wetgeving om transparantie over de herkomst van steenkool echt af te kunnen dwingen?

De heer Jan Vos (PvdA):

Je ziet dat Nederlanders op een aantal terreinen steeds beter willen weten wat ze kopen. We hebben dat gezien met kleding uit Bangladesh; we willen niet dat die kleding wordt gemaakt in bedrijven waar op een onfatsoenlijke manier wordt gewerkt, onder heel slechte arbeidsomstandigheden in fabrieken die in brand kunnen vliegen of kunnen instorten. Je ziet dit ook op het gebied van de biobrandstoffen; we willen — om het met een populaire term van ngo's te zeggen — geen voedsel in onze tank. Ook op het gebied van kolen bestaat zo'n probleem. We hebben nu jarenlang gesproken met de CEO's van de energiebedrijven en hun gevraagd om ons gewoon te vertellen waar die kolen vandaan komen. Als je zoiets inkoopt, zet je het namelijk in de boekhouding. Je kunt dat dan transparant maken, zodat Nederlanders kunnen kiezen tussen bloedkolen of gewone kolen. Ik ben nu op het punt aanbeland waarop ik zeg: nu is het genoeg geweest; als er geen heldere afspraken komen, moet de Kamer het maar gaan verplichten. Ik heb daarvoor een motie in voorbereiding. Ik weet dat wij hierbij altijd samen met D66 hebben opgetrokken. Ik zou dat ook in dit geval graag doen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Nog even een verhelderende vraag. Ik stelde de heer Vos een vraag, hij zei dat de Kamer dit maar moet gaan verplichten. Als het minister Ploumen niet lukt om tot vrijwillige afspraken te komen, wat houden die Kamerafspraken volgens de heer Vos dan in?

De heer Jan Vos (PvdA):

Wij spreken nu in eerste termijn. Ik heb mijn zorgen geuit over het proces. Ik ben erg benieuwd om te horen op welke wijze de minister deze zorgen wenst te adresseren in haar antwoorden op de vragen. Ik zal daarna op dit punt terugkomen in tweede termijn. Ik heb net al gezegd dat ik een motie hierover overweeg. De precieze kwalificatie van die motie kunnen we dan bespreken en we kunnen er dan over van gedachten wisselen.

Voorzitter. Ik dank u hartelijk voor de tijd die u mij ter beschikking heeft gesteld. Het zal u goed doen dat er wat tijd resteert vanwege de beantwoording van de vragen waartoe u mij uitgebreid de gelegenheid heeft gegeven.

De voorzitter:

Dank u voor uw bijdrage.

Ik geef nu het woord aan de heer Van Laar van de fractie van de Partij van de Arbeid. Dit is de maidenspeech van de heer Van Laar. Hij heeft er echter geen bezwaar tegen om te worden bevraagd over wat hij gaat zeggen, mochten de leden daartoe de behoefte voelen. Hij zal beginnen met een algemeen deel. Ik stel voor om hem in ieder geval de gelegenheid te geven om dat af te maken. Ga uw gang, meneer Van Laar, en geniet van dit moment.

De heer Van Laar (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. In mijn studententijd moest ik, net als iedere student, besluiten wat ik met de rest van mijn leven wilde doen. Ik zag vrienden die allang wisten wat ze wilden worden, en dat al aan het worden waren. Ik wist alleen dat ik de wereld eerlijker wilde maken. Daarvoor had ik inmiddels genoeg onrecht gezien. Of ik dat nu als advocaat, als ambtenaar of als activist zou doen, wist ik niet. Laat staan op welk onrecht ik me zou willen richten: armoede in Nederland of ver weg, het feit dat doven niet dezelfde kansen krijgen als anderen en milieuvervuiling of dierenleed. Uiteindelijk nam ik een simpel, rationeel besluit. Als ik de wereld eerlijker wilde maken, moest ik beginnen met het bestrijden van het ergste probleem dat ik kende. Ik wist wel wat dat probleem was. Ik was al jaren betrokken bij conferenties en gesprekken over kinderprostitutie en de aanpak daarvan.

De stichting heeft de bevrijding van meer dan 2.000 meisjes mogelijk gemaakt. Honderden daders zijn vervolgd en veroordeeld. Meer dan 10.000 Nederlanders hebben dat mogelijk gemaakt. Het was een eer om samen met Evelien Hölsken leiding te mogen geven aan die organisatie. Ik heb ervan geleerd dat wij vanuit onze bevoorrechte positie over de hele wereld het verschil kunnen maken voor deze meisjes. Ik heb ervan geleerd dat een simpel, rationeel besluit enorm ingewikkelde en emotionele consequenties kan hebben.

De Partij van de Arbeid is ervan overtuigd dat wij, Nederlanders, het verschil kunnen maken voor mensen over de hele wereld. De PvdA wil extreme armoede in 2030 de wereld uit hebben. Zij zet daarvoor in op inclusieve groei: ook de mensen met de laagste inkomens en de meest kwetsbaren moeten profiteren van groei. Binnen die armste groepen zijn bijvoorbeeld vrouwen en mensen met een beperking oververtegenwoordigd. Juist voor die groepen maakt de PvdA zich sterk, niet door doelgroepenbeleid te voeren, maar door te zorgen voor inclusieve projecten en inclusief beleid en door bedrijven te steunen die inclusief werken.

De recente ramp op de Filipijnen bewijst dat internationale solidariteit nog altijd springlevend is onder de Nederlandse bevolking. Mensen vinden ontwikkelingssamenwerking belangrijk en hebben gul gegeven voor noodhulp en wederopbouw. Zij zijn terecht kritisch over de manier waarop hulpgeld wordt besteed. De PvdA deelt die kritische blik op ontwikkelingssamenwerking. Effectiviteit moet vooropstaan. Wij zien ook veel vernieuwing en blijvend succesvolle activiteiten. Dat geeft ons vertrouwen. Onze hulp gaat met de tijd mee. Dit zien wij terug in de agenda van de minister. Het kabinet en de minister verenigen op vooruitstrevende wijze de agenda's voor hulp en handel. Wij zien vandaag de dag hoge groeicijfers in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Daar liggen dus veel mogelijkheden voor het Nederlandse bedrijfsleven en voor de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking, om de handel en bedrijvigheid daar te ondersteunen. Economische groei kan volken uit de armoede trekken. Dat is ons doel. Wij willen in deze geheel nieuwe en steeds veranderende context niet op de oude voet doorgaan. Ontwikkelingssamenwerking moet altijd met haar tijd meegaan. Hulp en handel kunnen wij in 2013 niet meer los van elkaar zien. Dat willen onze partnerlanden niet en dat willen wij niet. Het betekent wel dat onze inzet op handel, maar ook op het gebied van landbouw, belastingen en andere beleidsterreinen, coherent moet zijn met ontwikkelingsdoelstellingen. Dat houdt in dat het beleid armoedebestrijding niet ondermijnt, maar juist ondersteunt. Wij hebben het kabinet hierop al verschillende stappen vooruit zien zetten, bijvoorbeeld bij de aanpak van belastingontwijking. Tenslotte moet ook ontwikkelingssamenwerking zelf inclusief zijn. daarom houden wij oog voor de meest kwetsbare groepen, zoals vrouwen, kinderen en mensen met een beperking.

De PvdA staat voor de rechten van kinderen. Wij zijn dan ook blij met het amendement van de ChristenUnie om meer geld vrij te maken voor kinderrechten. Wij staan volledig achter de inzet van de minister om de strijd tegen kindhuwelijken tot prioriteit te maken. Het is onverdraaglijk dat ieder jaar nog steeds miljoenen meisjes worden gedwongen tot huwelijken. Zij worden dagelijks blootgesteld aan seksueel misbruik en gaan niet meer naar school. Zij worden zwanger, terwijl hun lichaam daar nog niet klaar voor is.

Meisjes blijven ook na hun achttiende een prioriteit voor de PvdA. Wij zijn blij met de inspanningen van het kabinet om vrouwenrechten expliciet onderdeel te maken van de post-2015-agenda. Wij zien echter nog te vaak beleidsstukken voorbijkomen waarin de rol van vrouwen en meisjes en de strategieën die kunnen helpen om hun positie te verbeteren, niet expliciet worden gemaakt. We vragen de minister daarom om in alle beleidsdocumenten die we in 2014 van haar mogen ontvangen, aan te geven of en hoe meisjes baat hebben bij dat beleid en welke strategieën daarbij gevolgd worden.

De Dutch Coalition on Disability and Development presenteerde onlangs de notitie "Iedereen doet mee", met aanbevelingen hoe de Nederlandse overheid personen met een handicap kan betrekken in haar huidige ontwikkelingsbeleid. Wat is de visie van de minister op deze nota en de inclusiviteit van het ontwikkelingsbeleid? Welke stappen kunnen wij in 2014 verwachten?

Door niet-geoormerkte bijdragen aan internationale organisaties geven we hun de vrijheid die ze nodig hebben, maar verliezen we een belangrijk sturingsinstrument. Ook in de evaluatie van het SRGR-beleid, waarover we een apart debat willen voeren, wordt dit geconstateerd. Hoe ziet de minister deze spanning? De brief die wij gisteren van haar ontvingen over de rol van maatschappelijke organisaties binnen de speerpunten, geeft nog geen antwoorden op de vragen die we onlangs in het algemeen overleg hebben gesteld. Laat ik proberen om het samen te vatten in één vraag. Hoe bepaalt de minister de effectiviteit van internationale organisaties en Nederlandse organisaties en hoe bepaalt zij vervolgens hoe zij haar budget inzet? Worden die twee partijen in openlijke competitie met elkaar gebracht?

In mijnen in Congo en in Sierra Leone dalen kinderen al dan niet onder dwang met gevaar voor eigen leven in stoffige mijnen af om daar conflictmineralen als coltan en goud op te halen. Strijdende partijen gebruiken de opbrengst om wapens te kopen en hun strijd voort te zetten. Het kan niet zo zijn dat deze grondstoffen voor onze sieraden en telefoons bijdragen aan het voortduren van conflictsituaties en grove mensenrechtenschendingen. De regering heeft al stappen gezet op dit dossier, bijvoorbeeld met het conflictvrije tin, een initiatief in Oost-Congo. Wij hebben de minister gevraagd om een voortrekkersrol te spelen. Wat zijn de concrete resultaten en welke resultaten verwacht de minister in 2014 te boeken? Wanneer kunnen de Nederlandse consumenten erop vertrouwen dat hun telefoons vrij zijn van conflictmineralen? We vragen de minister om zich in Europees verband binnen dit dossier maximaal in te zetten voor gepaste zorgvuldigheid, zodat bedrijven transparant zijn en nagaan of er sprake is van conflictmineralen in hun productieketen.

Transparantie is van groot belang. Op het gebied van grondstoffen ondersteunt Nederland daarom het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI). Door het EITI kunnen burgers in landen als Liberia precies zien hoeveel inkomsten hun regering haalt uit mijnbouw en hoeveel belasting hierover wordt betaald. Als Nederland internationaal daadwerkelijk geloofwaardig wil zijn, zal het dan ook zelf dit systeem moeten implementeren. Dat heeft de regering in 2012 al beloofd. Hoe ver staat het daar nu mee? Noorwegen heeft het al gedaan en de VS, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zijn bijvoorbeeld onderweg. Wij vragen de minister het EITI zo snel mogelijk in te voeren.

Wat betreft het Dutch Good Growth Fund zijn we blij met de door de minister ingeslagen weg. We zien de vele kansen die dit fonds biedt voor ondernemers hier en in ontwikkelingslanden. Voor de PvdA staat daarbij ontwikkelingsrelevantie voorop. Die ontwikkeling inclusief economische groei is immers ons doel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Mijnheer Van Laar, heel hartelijk gefeliciteerd met deze maidenspeech. Ik bedank u voor het feit dat u uw persoonlijke motivatie om hier te staan, met ons hebt willen delen. Ik zal de vergadering schorsen, zodat de leden van uw fractie, waarvan er velen aanwezig zijn, en de andere mensen in de zaal u kunnen feliciteren. Ik mag dat zelf gelukkig als eerste doen.

De vergadering wordt van 11.46 uur tot 11.53 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan verder met de eerste termijn. Het woord is aan mevrouw Agnes Mulder van het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Allereerst feliciteer ik de heer Van Laar van harte met zijn maidenspeech. Ik vond het mooi, hoe warm en betrokken hij vertelde over hoe hij zich persoonlijk heeft beziggehouden met dit onderwerp.

Het CDA vindt het hartverwarmend dat de inwoners en bedrijven van ons land zo gul geven voor de mensen op de Filipijnen. Fijn dat we leven in een land waarin we omzien naar elkaar.

Het CDA vindt het van belang dat dit kabinet verder inzet op de speerpunten die CDA-staatssecretaris Knapen in het vorige kabinet heeft neergezet, namelijk water, voedselzekerheid, veiligheid, rechtsorde, seksuele en reproductieve rechten, en gezondheid. De vraag die onze partij heeft, is hoe we deze speerpunten en het bedrijfslevenbeleid, inclusief het Dutch Good Growth Fund, goed op elkaar laten aansluiten. Als we niet oppassen, dreigt een gefragmenteerd beleid. Hoe bewaakt de minister dat er voldoende integraliteit is en zaken elkaar versterken?

Als we hulp geven of investeren in handel, willen we graag met elkaar dat de gelden effectief ingezet worden. Het rapport van de Rekenkamer, Monitoring beleid voor ontwikkelingssamenwerking, stand van zaken 2012, is kritisch over ons beleid. Ten eerste concludeert het rapport dat regionale programma's afbreuk kunnen doen aan focus op partnerlanden en ten tweede, dat er een risico is van versnipperde middelen voor het bedrijfsleven.

Er gaan vrij veel middelen van ons OS-budget naar multilaterale kanalen. De vraag is of die kanalen eigenlijk wel goed functioneren. Het CDA wil de Nederlandse bijdrage aan het UNDP tegen het licht houden. Het orgaan blijkt niet zo goed te functioneren, aldus het Britse Multilateral Aid Review. Is de minister bereid om aan te dringen op verbetering van de prestaties van het UNDP of anders de Nederlandse bijdrage te verlagen? Op deze manier wil het CDA niet omgaan met de gelden van onze inwoners.

Nederland heeft zijn sectorale begrotingssteun aan Rwanda stopgezet en tegelijkertijd heeft de minister in EU-verband sectorale begrotingssteun goedgekeurd. Kan de minister dit verhelderen? Volgens ons spoort het niet met de door de minister gesuggereerde gecoördineerde benadering. Deze goedkeuring verbaast ons temeer omdat ten tijde van de besluitvorming hierover nog altijd sprake was van voortgaande steun door Rwanda aan M23. Het voortgangsrapport van de VN-groep van experts van 16 juli 2013 heeft dit bevestigd, naast rapporten van Human Rights Watch. De steun van Rwanda aan M23 is pas daadwerkelijk aantoonbaar gestopt toen M23 eindelijk verslagen werd door het Congolese leger en MONUSCO in oktober van dit jaar. Onduidelijk is dus waar de minister haar toetsing op gebaseerd heeft en naar welke vertrouwenwekkende stappen van Rwanda de minister refereert.

Wij hebben het DGGF altijd gezien als een fonds voor Nederlandse mkb'ers en mkb'ers daar. Het moet worden gebruikt voor ontwikkelingsrelevante investeringen die leiden tot werkgelegenheid in deze landen. Zoals al aangegeven tijdens het notaoverleg, vragen we ons dan ook af waarom de exportfinanciering onder dit fonds valt. Dat is in onze ogen niet logisch. We zouden die graag willen loskoppelen. We willen de eerste twee sporen in het fonds houden en de voorgestelde langetermijnfinanciering die daarvoor is, gebruiken. De bijbehorende technische assistentie is nodig om een goed rendement te kunnen halen uit de investeringen in de eerste twee sporen van het fonds. Tegelijkertijd denk ik: waar heeft de minister het geld voor de technische assistentie weggehaald? Graag ontvangen we daar een nadere toelichting op. Wat gaat er nu niet meer door.

We hebben nog geen helder beeld van wat de technische assistentie voor het derde spoor precies inhoudt. Daarop krijgen we graag een reactie van de minister. Zoals we er nu in staan, kan deze assistentie beter worden ingezet in het bedrijfslevenbeleid. Zoals wij tijdens het debat over het Dutch Good Growth Fund al hebben gezegd, kan het derde spoor dus uit het fonds.

Onze fractie heeft behoefte aan duidelijkheid over het totale grensoverschrijdende bedrijfsleveninstrumentarium. Wij willen graag dat de minister uiterlijk in maart met een visie hierop komt. Snelheid is geboden. In een tijd waarin ons land twee van de drie boterhammen in het buitenland verdient, moet het bedrijfsleven weten waar het aan toe is. De minister schuift met geld en de Rekenkamer is kritisch. Het streven om het bedrijfsleven op maat te bedienen leidt tot een relatief grote hoeveelheid regelingen, garanties en fondsen. Een risico is dat hierdoor de relatie tussen het instrumentarium en de beoogde doelen minder transparant wordt. Daarnaast kan de hoeveelheid aan instrumenten leiden tot een toename van de beheerskosten, wat mogelijk op gespannen voet staat met de bezuinigingen die het departement doorvoert op de apparaatsuitgaven, zo staat te lezen in de brief van de Rekenkamer. Graag een reactie van de minister op deze stevige kritiek.

Wij hebben al uitgebreid met elkaar van gedachten gewisseld over het Dutch Good Growth Fund en het feit dat dat erg moeizaam van de grond komt. Dat is ook niet zo vreemd, want het is een allegaartje geworden, en dat terwijl het hier om heel veel geld gaat.

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik heb een vraag over het instrumentarium, want ik begrijp wel iets van de kritiek die u hier, in ieder geval via de Rekenkamer, verwoordt dat het allemaal erg ingewikkeld is. U vraagt om een reactie van de minister, maar mag ik dan ook uw visie horen hoe het beter zou kunnen met die regelingen?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dank voor deze vraag van de PvdA-fractie.Er komt begin januari nog een IOB-rapport. Daar zal waarschijnlijk ook heel uitgebreid in staan wat de verbeterpunten zijn. Dat willen wij graag nog even afwachten. Vandaar dat wij graag in maart met elkaar over de visie willen praten. Dan kunnen wij de kritiek of de aanbevelingen uit het rapport ook echt met elkaar gaan gebruiken.

Verder denken wij dat het goed is om meer in te zetten op leningen in plaats van op subsidies. Daarvan heeft de minister ook gezegd dat zij die kant op wil. Dat ondersteunen wij, zeker ook na ons bezoek aan Afrika. Daar heb ik aan alle betrokken ondernemers de vraag gesteld: stel dat u nu geen subsidie had gehad maar een lening, was het dan ook goed geweest? Het antwoord was steevast "ja". Dus daar willen wij graag naartoe: inzetten op de speerpunten, dus niet los van het Dutch Good Growth Fund maar ook bekijken hoe je dit in de speerpunten verder kunt laten terugkomen, zodat je echt een samenhangend beleid hebt. Daaraan hebben wij als CDA echt behoefte. Anders denken wij dat het allemaal veel te gefragmenteerd zal worden. Dat zou goede hulp ook kunnen voorkomen en dat is jammer.

De heer Jan Vos (PvdA):

Wij waren samen in Afrika. Ik kan mij nog heel goed een gesprek herinneren waarin iemand zei: wij hebben al die instrumenten, maar als ik een interessant bedrijf heb met een heel mooie propositie waarvan ik denk dat wij het echt moeten helpen, dan is er in al die instrumenten en in al die regelingen niet één plek te vinden waar ik het kwijt kan, omdat zij zo zijn dichtgetimmerd met allerlei voorwaarden dat het er net niet in past. Hoe gaan wij het nu regelen dat dat niet meer voorkomt?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat is natuurlijk wel de uitdaging, want als je echt innovatief bent, pas je vaak ook in de Nederlandse regelingen heel slecht. Ik heb inderdaad ook al meerdere bedrijven bij mij aan de deur gehad die dat beeld bevestigen. Juist die bedrijven zou je nu wel dat stapje verder willen helpen. Dus laten wij daar dan ook uitgebreid aandacht aan geven in het bedrijfsleveninstrumentarium. Dat zou ik echt een heel mooie uitdaging vinden. Dat ga ik graag met de PvdA aan.

Omdat het Dutch Good Growth Fund zich richt op een breed spectrum aan doelen en activiteiten brengt dat wel de vraag met zich mee of er voldoende expertise is voor de individuele transacties die gesloten gaan worden. Waaruit blijkt dan dat Agentschap NL dat kan? Ambtenaren die bankje gaan spelen; dat geeft mij geen goed gevoel. Hoe worden de effecten gemeten en wanneer is het fonds succesvol? Graag een nadere toelichting van de minister op dit punt.

Het CDA is van mening dat wanneer een regeling niet werkt, je er dan mee moet durven stoppen. Uit vele bronnen kregen wij te horen dat de ORIO-regeling als mislukt kan worden beschouwd. Net als wij vorig jaar hebben aangegeven niet meer door te willen gaan met algemene begrotingssteun, ben ik nu helder over de ORIO-regeling. In een motie met de VVD heb ik aangegeven dat ik mij kan voorstellen dat de vrijkomende gelden een aanvulling zijn op het DGGF. Ik zie ook mogelijkheden om de gelden anders in te zetten, in het grensoverschrijdende bedrijfslevenbeleid, als er maar duidelijkheid over het totale beleid is. Gezien de crisis waarin wij ons bevinden, denken wij dat wij hier niet te lang mee moeten wachten. VNO-NCW omschrijft het zo:"terwijl Nederland draalt, versterken onze concurrenten hun economische diplomatie en hun exportondersteuning". Dat is een beeld dat ik herken. Onze ambassades spelen een centrale rol in ons bedrijfslevenbeleid. De contacten die onze mensen daar hebben, zijn in een steeds meer staatskapitalistische wereld van groot belang. Naar aanleiding van het bezoek aan China heeft het CDA de regering gevraagd om te onderzoeken in hoeverre bedrijven voor bepaalde diensten van ambassades zouden kunnen betalen, naar het voorbeeld van Denemarken.

In de pers heeft VNO-NCW al aangegeven dat dit een begaanbare weg zou zijn, als die posten maar openblijven. Het CDA wil graag een integrale visie van het kabinet op dit punt. Het zou heel goed zijn als die visie aansluit bij het beleid van het bedrijfsleven. Het zou goed zijn om dat met elkaar te bespreken. Ik begreep dat hier afgelopen maandag ook op is ingegaan tijdens het notaoverleg, maar ik vind het heel belangrijk om dit hier nog eens te benadrukken. Het gaat immers niet alleen maar om Buitenlandse Zaken maar ook om Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Uit het onderzoeksrapport van de Algemene Rekenkamer van 13 november komt naar voren dat de middelen die de ambassades zelfstandig lokaal kunnen inzetten voor OS-beleid, niet voldoende worden afgestemd met de collega's in Den Haag. De Rekenkamer constateert dat 45% van het totale OS-budget wordt besteed via multilaterale organisaties. Het CDA zou juist veel meer een rol zien voor het maatschappelijk middenveld. Hoe kijkt de minister daartegenaan? De Rekenkamer zegt eigenlijk dat de Kamer niet helemaal goed wordt geïnformeerd. Ik wil graag een reactie hierop. Het staat op pagina 8 van het rapport.

Kan de minister ook een update geven over de koppeling van ontwikkelingsgelden en het terugnemen van asielzoekers? Bij welke landen knelt het op dit moment? Wat doet de minister daaraan?

Ik kom op een punt dat altijd vragen oproept bij inwoners, namelijk de beloning van directeuren van ontwikkelingsorganisaties. Per 1 januari 2013 vallen de anbi's ook onder de balkenendenorm. Dat vinden wij een heel goede zaak. Blijft dit ook zo?

Het CDA vindt het van belang dat maatschappelijke organisaties over een stevig maatschappelijk draagvlak beschikken en dat ze zeker hun rol als waakhond of tegenmacht willen spelen. Op dit moment moeten aanvragers van toekomstige subsidies 25% aan eigen inkomsten kunnen aantonen. Toch vangt het CDA geluiden op dat er nog geen precieze duidelijkheid over bestaat. De heer Van der Staaij heeft moties op dit vlak ingediend, die zijn ondersteund door het CDA. In hoeverre voert de minister deze aangenomen moties uit?

Dan heb ik nog een laatste oproep. We hebben samen met de heer Van der Staaij ook een motie ingediend over het beroepsonderwijs. Misschien kan de minister daar nog op ingaan.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Over één ding wordt opvallig weinig gesproken, namelijk over de historische bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking. Ik begrijp dat VVD daar niet over spreekt, want zij wil meer bezuinigen. Ik begrijp ook dat de PvdA er niet over spreekt, want zij wil minder bezuinigen. Het CDA heeft de afgelopen 40 jaar, behalve dan de laatste 2 of 3 jaar, altijd pal gestaan voor de internationale norm van 0,7%. Is dat nog steeds het geval, of denkt het CDA daar inmiddels anders over?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Wij hebben als CDA bij de begrotingsbehandeling vorig jaar al aangegeven dat de keuze die dit kabinet heeft gemaakt, niet onze keuze zou zijn geweest. We moeten constateren dat een en ander ondertussen wel verdergaat. We hebben het geld niet kunnen vinden om op dit moment extra te investeren in ontwikkelingssamenwerking. In die zin ben ik ook een realist. Hoe jammer wij het ook vinden dat we die norm op dit moment niet kunnen halen, moeten wij toch zeggen dat ook wij er op dit moment geen extra geld voor hebben kunnen vinden.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dat is mij ook opgevallen. Sterker nog, het CDA heeft in het kabinet-Rutte I ook zelf verantwoordelijkheid genomen voor een bezuiniging van 1 miljard. Mijn vraag is meer gericht op de toekomst. Staat het CDA nog steeds voor die 0,7%? Misschien kan die norm worden gerealiseerd als het economisch weer wat beter gaat. Of zegt het CDA: we leggen ons erbij neer dat het weg is, want de tijden veranderen? Ik hoor beide standpunten een beetje doorklinken in het antwoord van mevrouw Mulder.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Het is mooi dat ik nog even in de gelegenheid wordt gesteld om het helderder door te laten klinken. Als we straks kijken naar de nieuwe ODA-criteria, dan zijn de resultaten die we met elkaar willen bereiken misschien belangrijker dan het doel. Of het nou 0,7%, 0,8% of 0,6% is, het gaat ons erom dat je uiteindelijk de armoede de wereld uit krijgt, dat er ontwikkeling is in ontwikkelingslanden en dat er werkgelegenheid is. Dat vinden wij belangrijk. Daarom zijn we ook blij met deze agenda voor hulp en handel. Hiermee wordt immers ook ingezet op werkgelegenheid in ontwikkelingslanden. Als je mensen werk geeft, zijn mensen gelukkiger; dat tonen alle onderzoeken aan. Dan kunnen zij veel meer bereiken, voor zichzelf zorgen en op eigen benen staan. Dat vinden wij belangrijk voor de toekomst.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dit is toch een wat teleurstellend antwoord van het CDA. Onlangs heeft de secretaris-generaal er nog toe opgeroepen om de fatsoensnorm van 0,7% echt te gaan handhaven. Het CDA heeft daar geen extra geld voor kunnen vinden bij de laatste tegenbegroting, maar wij hebben nu wel een amendement ingediend voor 50 miljoen. Gaat de CDA-fractie dat amendement steunen, om in ieder geval die 50 miljoen voor de meest kwetsbare groepen te reserveren?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Daar sta ik op zichzelf genomen niet negatief tegenover.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het CDA gaat over zijn eigen woorden, maar dit klinkt wel heel zuinig. Namens het CDA heeft mevrouw Mulder zojuist gezegd dat het heel belangrijk is om te investeren, zowel in handel als in hulp, met name aan de meest kwetsbare groepen. Een groot deel van deze Kamer reserveert 50 miljoen extra, maar nu zegt mevrouw Mulder dat zij niet echt staat te springen, in de trant van: als het moet, dan moet het misschien. Kunt u iets meer enthousiasme laten zien?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Sorry, nu komt het Drentse in mij boven: het kon minder. Voor de formulering van zojuist geldt dat ook. Natuurlijk is het hartstikke mooi dat wij geld kunnen inzetten voor mensen die dit het hardst nodig hebben.

De voorzitter:

U hebt lang genoeg in het westen gewoond om te weten hoe het dan beter overkomt, blijkbaar.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik woon hier nu een jaar door de week. Je leert wat bij, zal ik maar zeggen.

De heer Van Laar (PvdA):

Mevrouw Mulder brengt mij toch een beetje in verwarring. Tot een paar maanden geleden zei zij dat de CDA-fractie nooit zou hebben ingestemd met de bezuinigingen die het kabinet voorstelt. Nu zegt zei: wij willen vasthouden aan de 0,7%-norm. In zijn tegenbegroting haalt het CDA 300 miljoen weg bij Ontwikkelingssamenwerking. Dat is bijna 10% van het budget. Ik kan die drie geluiden niet meer op één lijn krijgen. Misschien kan mevrouw Mulder mij daarbij helpen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik denk dat wij heel duidelijk zijn geweest. Vorig jaar bij de begroting zeiden wij: dit zou niet onze weg zijn. Maar goed, wij zien ook wel dat wij niet de meerderheid hebben met 13 zetels. Dan weet je ook dat je die verandering niet teweegbrengt als een meerderheid deze besluiten al heeft genomen. Dan kom je op kleinere aanpassingen, zoals die welke met een amendement zijn aangebracht door de nieuwe coalitiepartijen. Dat neem ik waar en daar heb ik zojuist al het een en ander over gezegd.

De heer Van Laar (PvdA):

Met de partijen waarmee wij het amendement hebben ingediend halen wij juist geld terug naar het ODA-deel van de begroting. U haalt het geld weg bij ontwikkelingssamenwerking en wilt daar 300 miljoen minder hebben. Vorig jaar zei u: 1 miljard gaat ons te ver. Maar nu is 1,3 miljard blijkbaar het goede bedrag.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Nee, want wij hebben op deze begroting niet 300 miljoen weggeschreven en dat weet u ook best wel, zeg ik via de voorzitter tegen de heer Van Laar.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Allereerst feliciteer ik collega van Laar hartelijk met zijn werkelijk prachtige en persoonlijke maidenspeech. Ik hoop nog op veel mooie debatten met hem en zijn andere PvdA-collega's

Een diplomatiek goochelaar; zo noemde ik minister Timmermans gisteren. Het zou echter te ver voeren om minister Ploumen vandaag zijn charmante assistente te noemen. Zij speelt immers een van de twee hoofdrollen. Bovendien staan wij vandaag in de plenaire zaal dankzij deze minister. Met een oude illusionistentruc zaagde zij pardoes de begroting van Buitenlandse Zaken doormidden, in een deel Buitenlandse Zaken en een deel Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik vraag haar: waarom eigenlijk? De splitsing maakt financiële controle op de buitenlandbegroting wel een stukje lastiger. Dit is slechts het laatste wapenfeit van deze minister, want zij begon haar ministerschap met de grote verdwijntruc. Ziet u dat miljard voor Ontwikkelingssamenwerking? Poeff ... weg is het! Wegbezuinigd. Tijd om ons af te vragen of dat wel zo'n goed idee was, werd ons niet gegund, want meteen na de verdwijntruc volgde de afleidingsmanoeuvre. Natuurlijk, die 1 miljard lag ook minister Ploumen zwaar op de maag, maar met veel vertoon toverde zij twee wonderfondsen uit de hoge hoed. Samsom zei daarover bij Pauw en Witteman: zo modern, zo vooruitstrevend; dat miljard is zo vergeten. Het publiek was even in vervoering, maar al snel werd het te veel abracadabra. DGGF, BIV: onhandige afkortingen die onhandige compromissen markeren, want minister Hennis wilde haar Defensiegeld terug en minister Kamp wilde zijn mkb-geld terug. Het resultaat: balletje, balletje met honderden miljoenen. Het Dutch Good Growth Fund, ooit bedoeld om de economieën van heel arme landen te helpen, voor het mkb hier en het mkb daar, leningen en investeringen, exportbevorderend en ontwikkelingsrelevant, het klonk te mooi om waar te zijn en dat is het ook. D66 heeft diverse voorstellen ingediend om dit fonds beter te maken en ik hoop dat de minister daar vandaag alsnog uitgebreid op wil reageren. De kern, het steunen van het mkb in ontwikkelingslanden, gaat bovendien pas in 2015 van start. Ik zeg dan: stel dan het hele fonds nog een jaartje uit. Graag hoor ik daarop een reactie van de minister.

Dan het andere wonderfonds, het BIV. Het lijkt nu toch eerder geld van Defensie te zijn dat gestald is bij minister Ploumen om de bezuiniging op Ontwikkelingssamenwerking te camoufleren. Mijn fractie zou het bijzonder spijtig vinden als deze minister niet verder kwam dan OS-stikkertjes plakken op Patriots en het Nederlandse grootbedrijf. Wil de minister de ontwikkelingsrelevantie van beide fondsen alsnog garanderen?

Voorzitter. Het blijkt maar weer dat goocheltrucs een stuk minder leuk zijn als je weet hoe ze werken. We moeten deze minister echter niet tekortdoen. Zij maakt zich hard om handel en ontwikkelingssamenwerking beter te combineren, en terecht. Onze internationale betrokkenheid en handelsgeest verbinden ons met de hele wereld, in ons eigen belang, want in het buitenland verdienen wij ons geld. Het is echter ook in het belang van die mensen in de wereld voor wie vrijheid, veiligheid en een gevulde maag geen vanzelfsprekendheid zijn. Wij zien in deze minister een enthousiaste pleitbezorger van juist dat verhaal. Mijn fractie vraagt zich wel af waar de minister de inzet op handel nu werkelijk vergroot. Natuurlijk, zij eet zeekomkommers in Myanmar en drinkt Bintang in de bierfabriek in Indonesië. Zij reist onverschrokken naar Oost-Congo en Somalië met handelsmissies. Petje af, maar daarachter: financieel gebeurt er in ieder geval niets meer, aldus de VVD. Ook de inzet op handelsverdragen blijft hetzelfde. Het is gewoon een EU-competentie. In het postennet wordt flink gesneden, dus de ondersteuning vermindert en handelsmissies worden misschien systematischer aangepakt, maar dat is ook geen intensivering. Buitenlandse investeringen aantrekken, deden wij eerder ook al. Kortom, kan de minister aangeven waar volgens haar de intensivering op handel zit?

De minister trok een grote broek aan bij misstanden rondom de kledingindustrie in Bangladesh, en terecht. Zij combineert daar handel en hulp, wist knap bedrijven aan zich te binden en toonde zich niet bang. Toen dwarsligger Coolcat haar opriep om haar jurkjes in te leveren voor het goede doel, sloeg zij terug met de naakte waarheid: Coolcat moest eerst maar eens een akkoord tekenen, zodat textielwerkers fatsoenlijke salarissen kunnen krijgen. Goed, maar deze bemoeienis met Bangladesh leidde tot ergernis bij de VVD, die haar toebeet: hulp is het afkopen van schuldgevoel. Met zo'n coalitiepartner heeft de minister volgens mij geen oppositie meer nodig. Welke ruimte krijgt de minister eigenlijk van de VVD om hulp en handel te combineren? Ik vraag dat ook, omdat de visie van de minister, twee wereldbeelden in een hand, direct uiteenspatte in 20 brieven. De minister toont ambitie. Solidariteit met de kanslozen en ondernemen met de kansrijken. Op deze wijze vrezen wij echter dat zij het niet kan waarmaken. De kernvraag is voor mijn fractie vandaag: wat wil deze minister in 2014 bereiken?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ik heb een vraag over de begroting. Ik heb even naar de tegenbegroting gekeken van D66. D66 verwijt de coalitie weinig ambitie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Mag ik aan de heer Sjoerdsma vragen hoeveel extra D66 voor 2014 uittrekt voor ontwikkelingssamenwerking?

De heer Sjoerdsma (D66):

Met plezier. Wij trekken structureel een half miljard meer uit voor ontwikkelingssamenwerking dan deze coalitie. Dat kunnen we in 2014 nog niet waarmaken, maar later wel.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ik zie 0,1 miljard bezuinigen op het DGGF. Dat is wat ik zie in de tegenbegroting. Een ombuiging is er alleen voor 0,1 miljard. Het gaat om 100 miljoen, het gaat echt niet om meer. Ik heb het over 2014.

De heer Sjoerdsma (D66):

En ik antwoord u: in 2014 halen wij de 100 miljoen die gepland is voor het Dutch Good Growth Fund terug. Dat geld stoppen we in ontwikkelingssamenwerking. Het gaat hier om structureel geld. Ook wij kunnen het afbraakbeleid van het kabinet niet in één keer ongedaan maken. Dat hebben wij bovendien al eerder gedaan, bij het Kunduzakkoord. Dat deden wij overigens samen met de VVD toen het vorige kabinet 700 miljoen wilde bezuinigen. Het ging toen om 700 miljoen, mevrouw De Caluwé! Die bezuiniging wisten wij toen daadwerkelijk om te draaien. Gaat u mij nu verwijten dat mijn partij niet voldoende zou doen om die bezuiniging ongedaan te maken?

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Sjoerdsma (D66):

De minister meldde vorige week trots: Nederland is ontwikkelingsvriendelijk. Nederland stond op plek vijf op een mooie internationale ranglijst. De minister zei direct: deze uitkomst laat zien dat we op de juiste weg zijn met de combinatie van hulp en handel. Felicitaties. Maar de minister is nog niet helemaal begonnen aan de uitvoering van haar visie. Dat gebeurt pas in 2014. Het jaar 2013 was namelijk het jaar waarvoor D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en GroenLinks, maar niet de PvdA, de bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking zodanig keerde dat Nederland op de norm van 0,7% bleef steken. Ik vraag de minister dan ook met wiens veren zij, als een trotse Jan, te pronken staat.

Wat de minister ons niet vertelt, is dat in hetzelfde rapport Nederland slecht scoort voor nota bene beleidscoherentie. Voor veiligheid en migratie scoort Nederland lager dan gemiddeld wegens de wapenuitvoer naar arme en ondemocratische landen, en vanwege het lage aantal studenten dat wij opnemen uit ontwikkelingslanden. Wat vindt de minister hiervan?

Ook scoort Nederland nog slechter op technologie, omdat ons beleid rond intellectueel eigendom de stroom van vernieuwingen simpelweg beperkt. Hoe wil de minister in 2014 de innovatiestroom naar ontwikkelingslanden versterken? Uit hetzelfde rapport blijkt verder dat Nederland nogal laks is bij het opsporen van omkoping en corruptie. Hoe gaat de minister daar werk van maken?

Er ligt een aangenomen motie over de klimaatfinanciering. De minister wordt daarin opgeroepen om minstens 50% van het geld daarvoor uit private middelen te halen. Ik vraag haar hoeveel privaat geld zij al heeft binnengehaald. Hoever is zij met het beteugelen van het koekoeksjong van de klimaatgelden?

D66 wil de minister ook graag een nieuwe ambitie meegeven. Met vrouwenrechten en SRGR zo hoog op de agenda, mag wat D66 betreft het thema vrouwenbesnijdenis niet ontbreken. Wereldwijd zijn ongeveer 100 miljoen meisjes besneden. Wil de minister dit thema toevoegen aan haar persoonlijke prioriteitenlijst?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik heb het zojuist in een debat met de heer Vos gehad over de vrijhandelsakkoorden, waaronder het akkoord tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. Ik heb gezegd wat mijn bezwaren zijn. Er kunnen door dat akkoord producten in Europa op de markt komen die niet voldoen aan onze milieueisen of eisen rond dierenwelzijn. Zelfs aan eisen rond arbeidsomstandigheden kunnen zij niet voldoen. Vindt de heer Sjoerdsma dat Nederland een eigenstandige positie in de Europese Unie heeft waardoor het nee kan zeggen tegen dit akkoord als het niet voldoet aan onze eisen?

De heer Sjoerdsma (D66):

Ja, dat vind ik, en wel om de volgende redenen. In de eerste plaats vind ik dat, omdat bijvoorbeeld onze Europarlementariërs nauw betrokken zijn geweest, niet alleen bij het opstellen van het mandaat, maar ook bij de uitvoering van de onderhandelingen die momenteel gaande zijn. Ik noem als voorbeeld mijn collega, de Europarlementariër Marietje Schaake. Zij is de woordvoerder namens de het Europees Parlement en is daar in staat om een vinger aan de pols te houden. In de tweede plaats hebben we over dat mandaat met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en met minister Kamp van gedachten kunnen wisselen. Ook daar is er een mogelijkheid voor controle. We hebben het vertrouwen gekregen, maar het mandaat ligt overigens inmiddels al ruimschoots op straat. Dan zijn er ook de onderhandelingen, die waarschijnlijk nog een hele tijd zullen duren. Tijdens die onderhandelingen zullen wij ook nog de gelegenheid hebben om met de ministers van gedachten te wisselen. Tot slot komt het verdrag ook nog in de Kamer aan de orde. Dus ja, ik vind dat Nederland zowel aan de voorkant als tijdens het proces en aan de achterkant voldoende middelen heeft om daarop in te gaan.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat is goed om te horen. Hoe gaat het op dit moment met de onderhandelingen over het akkoord? Er zijn immers zorgen over genetisch gemodificeerde gewassen, voedsel en hormoonvlees, en natuurlijk over de claims die ons boven het hoofd hangen, mocht een bedrijf dat naar Nederland wil importeren te maken krijgen met regels die het niet zint.

De heer Sjoerdsma (D66):

Onze zorgen zijn nog breder dan wat u schetst. Wij hebben ook zorgen over de privacy en over een mogelijke verdringing van het mkb door grote multinationals. Dat laat onverlet dat in de basis van het verdrag natuurlijk wel een heel mooie kans schuilt, namelijk de kans dat we door middel van handel niet alleen een enorme hoeveelheid banen scheppen, maar ook een enorme hoeveelheid inkomen. Die twee moeten we met elkaar zien te verbinden.

De heer Van Laar (PvdA):

Ook de heer Sjoerdsma brengt mij in verwarring. Hij spreekt schande van de bezuinigingen, die een half miljard lager hadden moeten zijn. Maar hoe beoordeelt hij dan het optreden van zijn fractievoorzitter en financieel specialist, die afspraken hebben gemaakt over de begroting en terugkwamen met een verschuiving van 50 miljoen, zonder extra geld? Er is wel wat geld van DGF naar Ontwikkelingssamenwerking, maar geen 500 miljoen. Zij hebben ook het genoegen gehad om met de VVD te onderhandelen, en kwamen met ongeveer hetzelfde resultaat thuis.

De heer Sjoerdsma (D66):

Nu breekt echt mijn klomp! Nu breekt echt mijn klomp! Toen het vorige kabinet, waar de VVD ook in zat, 700 miljoen extra wilde bezuinigen op Ontwikkelingssamenwerking, toen we als Kamer de kans hadden om dat om te draaien, toen waren er een aantal partijen die de verantwoordelijkheid namen om dat te doen: de SGP, de ChristenUnie, de VVD, grappig genoeg, GroenLinks en D66. Wij draaiden dat om. Waar was uw partij op dat moment? Waar was uw partij? Uw minister geniet van het extra geld dat we toen hebben geregeld. Dan gaat u mij verwijten dat ik úw plannen, de plannen die ú hebt gesteund, niet ongedaan heb kunnen maken. Een gotspe.

De heer Van Laar (PvdA):

Ik constateer slechts dat wij straks beiden voor de begroting gaan stemmen, dat we beiden hebben onderhandeld met de VVD en dat we beiden niet met een beter resultaat thuis zijn gekomen. Dat het Lenteakkoord ons niet sociaal genoeg was, is een ander punt. Het gaat nu om de begroting voor 2014. Als ik de resultaten van D66 bekijken, denk ik dat die gelijk zijn aan die van de PvdA. Neem daar dan verantwoordelijkheid voor.

De heer Sjoerdsma (D66):

De heer Van Laar constateert maar wat raak. Het Herfstakkoord was nodig om Nederland financieel-economisch uit het slop te helpen, om de coalitie, waar werd uitgeruild, weer op weg te helpen. Als de heer Van Laar denkt dat D66 met twaalf zetels daar alles kan veranderen wat niet goed is, dan weet hij niet wat goed is en wat compromissen sluiten is. Het was daar simpelweg niet mogelijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik kan wel een beetje meegaan in de verbazing van de heer Sjoerdsma over de interrupties die hij krijgt van de coalitiepartijen. Namens de SP heb ik nog een kans die D66 kan inkoppen. Ik heb een amendement ingediend om nog 50 miljoen uit dat inmiddels beruchte bedrijvenfonds weg te halen en te investeren in onderwijs. Volgens mij heeft zijn partij daar iets mee. Mag ik op uw steun rekenen?

De heer Sjoerdsma (D66):

De SP maakt het bijzonder aanlokkelijk voor D66. Wij zijn natuurlijk de onderwijspartij bij uitstek. De SP wil daarvan ook graag een graantje meepikken, begrijp ik. Ik begrijp ook de wensen van de SP op dit gebied. Of wij het amendement gaan steunen, zal gedeeltelijk afhangen van hoe de minister antwoordt op de grote zorgen die wij hebben over hoe het fonds op dit moment is ingericht. Zij zegt: die 50 miljoen kan pas in 2015 worden aangewend. Zij heeft het nog steeds over grootbedrijven en exportbevordering. Daar hebben wij onze zorgen over geuit. De minister heeft de moties op dit punt ontraden, maar ik geef haar graag een nieuwe kans om daar uitgebreid op in te gaan. Als ze daar positief op reageert, zal ik daarin niet zomaar met de SP meegaan. Mocht dat niet zo zijn, dan zal ik zeker overwegen om het amendement te steunen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik proef enige aarzeling. Uw partij heeft inderdaad, ere wie ere toekomt, altijd veel te zeggen over onderwijs. Dan verbaast het mij een beetje dat u aarzelt over zo'n mooi amendement, mijnheer Sjoerdsma. Wij zullen het afwachten, maar ik reken eigenlijk onverkort op uw steun.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik dank voor dit blijk van vertrouwen.

De Kamer doolde dit jaar in het spiegelpaleis van de minister, soms een ervaring rijker, positief dus, maar soms ook een illusie armer. Dat was 2013. 2014 wordt wat dat betreft de lakmoesproef voor de minister. Zij moet laten zien of de wereld van haar krijgt wat die verdient. Gaat de minister enkel de boeken in als de minister die keihard bezuinigt of pakt zij door, maakt zij haar belofte waar, legt zij er nog meer ambitie in om hulp en handel effectief en met oog voor ontwikkeling met elkaar te combineren?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Isha is 13 jaar en woont in Turkije. Hij wil later arts worden, maar nu werkt hij op de katoenvelden. Hij werkt voor onze goedkope kleren. Straks werkt hij in de hazelnoten, voor onze chocopasta. Nyirangendo en zijn zusje komen uit Rwanda en zijn nog maar 9 en 7 jaar oud. Een jaar geleden overleden hun ouders aan aids. Nu staan ze er al twee jaar alleen voor. Ze gaan niet naar school. Joseph is een kleine cacaoboer uit Ivoorkust. Hij kan met zijn gezin onmogelijk rondkomen. Ze zitten onder de armoedegrens. De prijs op de markt valt tegen. Vooral tussenhandelaren en fabrikanten strijken de winst op. Naïma is een jonge vrouw, gestrand in de grensplaats Mafraq, Jordanië. Zij is een van de slachtoffers van de burgeroorlog in Syrië.

Dit zijn vier voorbeelden van mensen die de ChristenUnie op het oog heeft, mensen voor wie wij het doen, mensen voor wie ontwikkelingssamenwerking bedoeld is, namelijk de meest kwetsbaren. Dit zijn onze naasten. Wij proberen ze hier in de Kamer een stem te geven, een stem van hoop om naar de zwakke, de weduwe, de wees en de vreemdeling om te zien. De ChristenUnie wil dan ook een politiek van hoop voeren en niet een politiek van angst of van wegkijken.

Vorig jaar heeft dit kabinet-Rutte/Asscher afgesproken om 1 miljard te bezuinigen op de allerarmsten in de wereld. De afgelopen jaren heb ik een aantal keren het mantra gehoord dat wij meer gaan doen met minder geld. Dat klinkt mooi, maar het is niet realistisch. Er is minder geld beschikbaar gekomen voor armoedebestrijding. De ChristenUnie is dan ook heel blij dat wij met steun van de Partij van de Arbeid, de SGP, D66 en de VVD een amendement kunnen indienen om 50 miljoen naar de meest kwetsbare groepen te krijgen. Wij hopen niet alleen dat dit geld beschikbaar komt voor de meest kwetsbare groepen, wij hopen ook dat dit een kentering is in het beleid: terug naar die 0,7% waartoe de secretaris-generaal onlangs nog een oproep deed. Ik hoop dat wij dit kunnen doorzetten, ook in 2015. Dit beleid is inmiddels ingezet door David Cameron, de premier in Engeland, die tegen de crisis in toch meer geld uitgeeft aan ontwikkelingssamenwerking.

Het amendement gaat over noodhulp aan Syrië, kwetsbare kinderen en aidsbestrijding, vandaar dat ik vandaag een lintje draag. Op 1 december is het immers Wereldaidsdag. Bijna elke minuut wordt er een baby geboren met hiv. Dat zijn er dus meer dan 1.000 per dag. Via het Global Fund gaan wij medicijnen bekostigen om besmetting van kinderen te voorkomen. In het kader van SRGR is 8 miljoen beschikbaar voor de bestrijding van aids en kinderprostitutie — de heer Van Laar had het hier al over — en het tegengaan van kinderhuwelijken. Bescherming dus van de kansarmen. Vaak zijn dit soort thema's taboe voor de lokale gemeenschap. Ik vraag de minister dan ook of zij bereid is om de zogenaamde faith-based organisations in te schakelen bij de uitvoering van aidsbestrijding, die immers zo belangrijk is. Dat geldt ook voor kinderprostitutie, kinderhuwelijken et cetera. Is zij daartoe bereid?

Er is 7 miljoen beschikbaar voor Syrië. Ik begrijp dat Buitenlandse Zaken druk bezig is met de crisis op de Filipijnen. Ik heb alle begrip daarvoor. Het kan echter niet zo zijn dat alle voorstellen op tafel blijven liggen terwijl de winter intreedt en hulp nu hard nodig is. Er liggen nu enkele voorstellen. Die vragen echt om beantwoording tussen nu en twee weken, zodat het winterisationprogramma, het programma om zich voor te bereiden op de winter, snel van start kan gaan. Kunnen organisaties die niet geregistreerd zijn, zoals World Vision, Dorcas en ZOA, rekenen op steun van de minister?

Ik ga snel door met het onderwerp kinderarbeid. Dit betreft een andere kwetsbare groep waarvoor in het amendement aandacht wordt gevraagd. Ik heb het voorbeeld genoemd van Isha, die niet naar school kan gaan. In het amendement gaat een bedrag naar Stop Kinderarbeid. Wil de minister deze projecten dan ook minimaal de komende drie jaar steunen? Het was niet mogelijk om dit in het amendement uit te spreiden, maar ik vraag de minister om na te gaan of het bedrag structureel gemaakt kan worden voor de komende drie jaar, zodat er niet voor één jaar een project opgezet kan worden, maar echt structureel voor de komende drie jaar.

Ik kom te spreken over de arbeidsrechten in de kledingsector. Ik prijs de minister ervoor hoe moedig zij de conferentie in Berlijn, die zij mede heeft georganiseerd, heeft bijgewoond. Ik prijs haar ervoor dat zij boven op de Nederlandse bedrijven zit die het safety-akkoord voor Bangladesh nog niet getekend hebben. Twee weken geleden stond ik met onze jongerenorganisatie PerspectieF op de stoep bij Coolcat om voor hetzelfde te pleiten. Ik mag hopen dat deze bedrijven, die echt publiekelijk zijn aangesproken, ook snel het safety-akkoord ondertekenen. Dat zal niet genoeg zijn. We weten dat Bangladesh een van de landen is waar de arbeidsrechten geschonden worden. We moeten het breder trekken. We moeten nagaan welke risicolanden er nog meer zijn. Ik denk aan een land als Cambodja, waar ook regelmatig fabrieken instorten en in brand staan en mensen omkomen in de kledingindustrie. Is de minister bereid, een breder convenant op te zetten met de kledingindustrie en -branche, dat gaat over meer landen, risicolanden en alle arbeidsvoorwaarden? Ik krijg daarop graag een reactie van de minister.

De ChristenUnie heeft een amendement ingediend over de verzoeningsprojecten in het Midden-Oosten en Israël. Graag een reactie van de minister op dat punt.

De ChristenUnie kiest voor een hoopvolle politiek. We hopen op een kentering als het gaat om het stoppen van de bezuinigingen. We moeten verantwoordelijkheid nemen voor de allerarmsten in de wereld. We moeten het opnemen voor mensen zoals Josef, Naïma, Nyirangendo en Isha.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb een toelichtende vraag. De heer Voordewind zegt terecht dat je de toestanden in de kledingindustrie moet aanpakken. Het is gek om dat uiteindelijk maar in één land te doen, want dan zeggen die bedrijven daar: wij gaan gewoon naar een ander land. Wil de heer Voordewind het wereldwijd aanpakken? Ik steun de intentie, maar is dat haalbaar? Hoe ziet hij dat voor zich?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ja, dat is de intentie van de motie. Het gaat in ieder geval om de risicolanden, de landen waarvan we weten dat de arbeidsnormen daar regelmatig worden geschonden. Ik noemde het voorbeeld van Bangladesh. We moeten de verschuiving naar andere landen tegengaan. Die verschuiving is al gaande van China naar Bangladesh omdat de invoerrechten naar Europa verminderd zijn. De hele sector trekt vervolgens naar Bangladesh. Bangladesh kan dat niet aan. Vervolgens worden in no-time onveilige fabrieken gebouwd waarin de situatie onverantwoord is. Nu moeten we voorkomen dat er niet weer een verschuiving plaatsvindt naar Cambodja. We moeten die landen goed in beeld krijgen. Daarom doe ik deze oproep aan de minister. Ik hoop op steun van de rest van de Kamer om dit breder aan te pakken dan alleen Bangladesh.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De heer Voordewind heeft ongetwijfeld van de week kunnen zien dat Coolcat op zijn minst not amused was over de werkwijze van de minister. Hoe kijkt de ChristenUnie daartegen aan?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Coolcat en nog een stuk of drie andere bedrijven hebben het safety-akkoord nog steeds niet getekend. Ik heb aangegeven dat we zelf als fractie met onze jongeren ervoor gepleit hebben bij Coolcat. Ik begrijp dat er beweging is bij Coolcat, maar dat het bedrijf nog steeds niet getekend heeft. Het heeft nog vragen over het akkoord, namelijk hoe het juridisch zit. Dat is wel het mooie van dit akkoord. Het is juridisch bindend. Men moet echt gaan betalen. De betrokkenheid wordt juridisch vastgelegd. Ik hoop dat dit ook voor de andere bedrijven gaat gelden.

De heer Van Klaveren (PVV):

We kennen de ChristenUnie als een partij die het prachtig vindt dat er heel veel geld naar ontwikkelingshulp gaat. Wat de PVV betreft, kan dat geld beter in andere zaken gestoken worden. Door de voorliefde van de ChristenUnie voor ontwikkelingshulp en haar bereidheid om gigantische hoeveelheden geld te steken in organisaties zoals Oxfam Novib, ICCO en Cordaid, steunt zij indirect ook anti-Israël-propaganda. Deelt de ChristenUnie de visie van de PVV dat dit soort organisaties van het subsidie-infuus afgehaald moet worden?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dit is een heel klein onderdeel van het werk dat die organisaties wereldwijd doen om de meest kwetsbaren te bereiken. Ik deel de kritiek van de PVV op het zo gericht aanpakken van Israël en het bashen van Israël, maar ik vind niet dat daarmee alle hulp die deze organisaties krijgen, moet worden stopgezet, want er gebeurt heel veel goeds met dat werk. Ik ben het met de PVV eens dat de labeling vanuit Europa eraf moet, dat de veroordelingen in de Mensenrechtenraad onevenwichtig zijn ten aanzien van Israël et cetera, maar wij willen niet stoppen met de hulp aan die organisaties, omdat zij heel veel ander goed werk doen.

De heer Van Klaveren (PVV):

Ik vind het spijtig om te moeten constateren dat de ChristenUnie het blijkbaar oké vindt dat dit soort organisaties samenwerkt met hulpclubs die zelfs samenwerken met veroordeelde Hezbollah-terroristen. Wat doet de ChristenUnie, behalve zeggen dat zij het niet leuk vindt, om ervoor te zorgen dat de anti-Israël-propaganda van deze linkse clubjes stopt?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Wij hebben daar eerder over gesproken. Met u zijn wij van mening dat de minister deze organisaties hierop moet aanspreken, want het kan niet zo zijn dat er indirect geld gaat naar terroristische organisaties zoals de Hamas. Daar hebben we eerder al Kamervragen over gesteld. Daar kunnen we dus gezamenlijk optrekken om opheldering te krijgen en om er bij de minister op aan te dringen om deze organisaties daarop aan te spreken. Ik hoop ook echt dat de minister daar morgen in de beantwoording iets over kan zeggen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Uiteraard ook mijn felicitaties aan de heer Van Laar. Ik beloof hem dat hij bij zijn volgende inbreng zeker geïnterrumpeerd zal worden.

Het jaar 2014 wordt een historisch jaar voor de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Voor het eerst sinds 1973, 40 jaar geleden, zakt Nederland onder de internationaal afgesproken norm. Het werd te duur. We kunnen het niet meer betalen. We zitten in een crisis en dan moet iedereen een steentje bijdragen, ook de allerarmsten. Ook van hen mag best een bijdrage worden gevraagd. Van elke euro die wij verdienden, gaven we tot nu toe bijna een cent weg aan ontwikkelingssamenwerking. Dat kan niet meer uit. Dat we volgend jaar een historisch dieptepunt bereiken, is het automatische gevolg van bewust genomen politieke besluiten van drie partijen — het CDA, de VVD en de PvdA — nadat zij 40 jaar lang de Nederlandse bijdrage als een kwestie van fatsoen beschouwden. De VVD was van die drie altijd het meest kritisch, maar bond in wisselende coalities altijd weer in, omdat het CDA of de PvdA pal stonden voor de fatsoensnorm. Dat is voorbij.

Waarom is dat eigenlijk zo erg? Eigenlijk was datgene wat wij deden, helemaal niet zo bijzonder. We hielden ons aan een afspraak die wij zelf hadden gemaakt. Dat veel anderen dat niet deden, was voor ons geen reden. En voor die andere landen was Nederland een voorbeeld, een ongemakkelijke waarheid en een maatstaf. Die voorbeeldrol zijn we kwijt. We hebben met die voorbeeldrol wereldwijd ontzettend veel goodwill opgebouwd. Dat gebeurde de laatste tijd vooral in Afrika, maar eerder in al die landen in Azië en Zuid-Amerika waar onze hulp mede de aanzet was tot ontwikkelingen waarvan niet alleen de burgers van die landen profiteren, maar nu ook onze investeerders en handelaren.

Het is natuurlijk vooral erg dat de strijd tegen armoede nog lang niet is gestreden. Een miljard burgers op deze wereld profiteren vooralsnog niet van de groei van de economie, van investeringen en van handel. Ze zijn aangewezen op sociale investeringen in onderwijs, in schoon drinkwater, in gezondheidszorg. Dat zijn investeringen die niet door de markt en het bedrijfsleven worden gedaan en dus uit de publieke sector moeten komen. Vooral uit de eigen nationale middelen in die landen, maar ook uit internationale inkomensoverdracht, zoals we hebben afgesproken. Tegen al die mensen zegt Nederland nu: sorry, bij ons gaat het slecht, dus voor jullie schiet er even ook wat minder over. Dat is een treurige waarheid.

Ik heb de volgende vragen aan de minister. Gaan we ooit terug naar de internationale norm? Als de minister het met mij eens is dat dat moet, hoe gaan we dat dan doen en, vooral, wanneer? En waar hangt dat van af? Van het begrotingstekort, van de economische groei? Is het een idee om de internationale hulpnormen in wetgeving op te nemen, zoals in België gebeurt en elders wordt overwogen? Zo wordt het in ieder geval duidelijk dat er niet zomaar op kan worden bezuinigd.

Er is veel in het beleid van deze minister wat ook mijn fractie aanspreekt: haar inzet voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en voor sociale en ecologische normen in de internationale handel. Dat spreekt ons aan.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ik hoor de heer Van Ojik aan over de 0,7%-norm. Ik hoorde dat we zo veel hebben kunnen bereiken met al die hulp die we hebben gegeven. Kan de heer Van Ojik één land noemen dat we, nadat we er 40 jaar hulp aan hebben gegeven, zo ver hebben kunnen krijgen dat het op eigen benen kon staan?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Daar zijn talloze voorbeelden van. Dat geldt voor bijna heel Latijns-Amerika. Ik kan me de tijd nog heel goed herinneren dat veel van onze hulp naar Latijns-Amerika ging. Minister Ploumen gaat nu met handelsdelegaties naar al die landen toe, en zij plukt er de vruchten van datgene wat we in het verleden met hulpgelden en publieke middelen hebben geïnvesteerd. Je kunt ook denken aan landen als Vietnam, Ghana, en aan landen in zuidelijk Afrika als Zambia. Daar zijn talloze voorbeelden van.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

De bijdrage die wij daar hebben geleverd, heeft nooit meer uitgemaakt dan 13% van het geld dat deze landen binnenkregen. Die landen hebben zich omhoog geworsteld door goed bestuur, door een goede inkomenspolitiek, door goede productiefaciliteiten, door industriepolitiek. Daardoor hebben ze zich omhoog geworsteld, niet door onze ontwikkelingshulp.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Mevrouw De Caluwé creëert een tegenstelling. Al die zaken die zij opnoemt, zijn mede dankzij hulp van buiten in die landen gebeurd. Uiteraard niet alleen: het overgrote deel van de inspanningen in de ontwikkelingslanden wordt, gelukkig maar, geleverd door de ontwikkelingslanden zelf. Wat we aan internationale inkomensoverdracht hebben gedaan, heeft juist op de gebieden van gezondheid, onderwijs, ondernemersklimaat en rechtsstaatontwikkeling gezorgd voor een omgeving waarin het nu heel goed zakendoen is, onder andere voor Nederlandse bedrijven. Dat laatste zal mevrouw De Caluwé ongetwijfeld aanspreken en ikzelf heb daar ook niets op tegen. Maar het is kortzichtig om de rol te miskennen die de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking heeft gespeeld als — als ik het zo mag zeggen — wegbereider voor dat soort handel en investeringen.

De heer Van Klaveren (PVV):

We hebben vandaag van verschillende partijen gehoord dat ontwikkelingshulp zo geweldig is en de wereld vooruithelpt. Ik noemde een aantal deskundigen in mijn eigen inbreng: Dambisa Moyo, Simeon Djankov, William Easterly. Keer op keer hebben zij aangetoond dat het helemaal geen zoden aan de dijk zet en dat we er zo snel mogelijk mee moeten stoppen. Ik vraag GroenLinks hoe het die onderzoeken en uitkomsten duidt.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik ken de meeste van de werken die de heer Van Klaveren noemt. Daar is veel over te zeggen. Ik kijk naar de cijfers. Ik dacht dat de heer Voordewind er net ook al een aantal noemde. De gigantische vooruitgang die is geboekt op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, voedselrijkdom en schoon drinkwater is mede en soms voor een belangrijk deel te danken aan hulp. Er zijn ook landen, zo zeg ik nog even tegen mevrouw De Caluwé, die voor veel meer dan 13% van hulp afhankelijk waren en die onze hulp nu niet meer nodig hebben. Dat is toch geweldig! Ik ben het helemaal eens met wat de heer Van Klaveren wil: een wereld zonder hulp. Er zijn talloze landen die ook geen hulp meer van ons krijgen. Er zijn alleen nog steeds 1 miljard mensen op deze wereld die wel mede van die hulp afhankelijk zijn. Die mensen laat de heer Van Klaveren in de kou staan.

De heer Van Klaveren (PVV):

Het punt is nu juist dat hetgeen de collega van GroenLinks zegt, niet klopt volgens de onderzoeken. Deze landen — de heer Van Ojik noemde er een aantal in Afrika en Zuid-Oost-Azië — zijn niet vooruitgegaan dankzij hulp. Sterker nog, zij hebben zich juist minder snel ontwikkeld door die hulp. Het punt van de mensen die ik net noemde, is: stop, stop, stop, want het vertraagt bij deze landen de gang om te worden opgenomen in de vaart der volkeren.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik heb net in antwoord op de vraag van mevrouw De Caluwé een aantal landen genoemd die in een bepaalde fase van hun ontwikkeling in sterke mate op buitenlandse hulp zijn aangewezen. In het geval van Azië kan ik het voorbeeld van Vietnam nog een keer geven. Die landen hebben nu onze hulp niet meer nodig; sterker nog, zij dragen nu via de handelsmissies en de investeringen die onze bedrijven daar doen, bij aan onze economische groei. Daar heb ik geen enkel probleem mee, integendeel, dat vind ik prima, maar ik heb wel een probleem met mensen die doen alsof de hulp die wij daar gegeven hebben, helemaal niets heeft uitgehaald en niet heeft bijgedragen aan datgene waar wij nu de vruchten van plukken.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik was net begonnen met de minister complimenten te maken op een aantal punten, maar ja, toen werd ik geïnterrumpeerd.

De voorzitter:

Ik had u al de gelegenheid gegeven om verder te gaan met uw betoog, maar mevrouw Thieme heeft nog een vraag.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik ben een beetje verbaasd dat de heer Van Ojik zegt dat hij geen enkel probleem heeft met die handelsmissies naar Vietnam, China en al die andere landen die nu opkomende economieën zijn, omdat deze bijdragen aan onze economische groei. Ik ken GroenLinks als een partij die zegt: wacht eens even, is het wel van zo'n groot belang dat wij proberen om allerlei landbouwproducten, zoals dierlijke producten, naar die landen te verschepen en dat wij handelsmissies uitvoeren om varkensoren te verkopen in China en kalfsvlees in Japan, terwijl dat een enorme ecologische voetafdruk veroorzaakt; moeten wij wel die kant op? Ik stel op dit punt dus nog even een vraag ter verheldering.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dat stel ik op prijs. Ik neem aan dat mevrouw Thieme weet dat wij bij alle debatten die wij in de Kamer voeren over handelsmissies en Nederlandse investeringen in derde landen, op alle mogelijke manieren voorwaarden bepleiten op het gebied van ecologie, sociale omstandigheden, lonen et cetera. Ik ben dus geen voorstander van handel en investeringen tegen elke prijs. Ik vind dat die wel degelijk gebonden moeten zijn aan allerlei regels op het gebied van milieu, sociale omstandigheden en arbeidsomstandigheden. Dat neemt niet weg dat ik inderdaad gezegd heb dat ik er geen enkel bezwaar tegen heb als Nederlandse bedrijven investeren in of handel drijven met landen die tot voor kort nog op hulp waren aangewezen. Ik geloof dat het zo kan zijn dat dit niet alleen in het belang van Nederland, maar ook in het belang van die landen is. Ik ben het echter helemaal met mevrouw Thieme eens dat dit geen ongelimiteerd pleidooi is voor vrijhandel en investeringen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Mijn partij werd aangesproken door GroenLinks. Ik heb net in mijn betoog aangegeven dat die 0,7% voor ons een richtsnoer is. Het gaat ons om de resultaten. Ik wil dit toelichten aan de hand van een voorbeeld van een economische missie. Minister Ploumen is aanwezig geweest bij een bijeenkomst van de Afrikaanse Unie. Die bestond 50 jaar, groot feest. Middenin het programma van dat grote feest van de Afrikaanse landen, kwamen de minister-president van Brazilië en die van … De voorzitter kijkt mij vermanend aan en wil dat ik het kort houd, maar ik heb heel weinig interrupties gepleegd vandaag, dus ik hoop op een beetje coulance. Deze mensen kregen uitgebreid de tijd. Ook de Chinese vicepremier kreeg uitgebreid de tijd. In de rand van het programma, ergens achterin, zaten uiteindelijk Barroso en Kerry, de partijen die in de afgelopen jaren de meeste hulp hebben gegeven, zeker aan het Afrikaanse continent. Hoe duidt GroenLinks de appreciatie door deze Afrikaanse landen van onze hulp? Is de wereld niet gewoon een beetje veranderd en moeten wij ons zelf ook niet aanpassen en het beleid opnieuw uitvinden?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik kan bevestigen dat de wereld veranderd is, misschien zelfs niet een beetje maar vrij structureel. Betekent dit dat Afrikaanse landen wel met wat minder hulp toekunnen? De kern van mijn pleidooi is juist dat het aantal mensen dat hardnekkig en structureel in armoede leeft, helaas nog steeds tegen de miljard loopt. Die mensen leven ook in India. Er zijn alleen al in India 400 miljoen mensen die nog onder de armoedegrens leven. Die mensen hebben op dit moment niets aan onze handel en onze investeringen. Die mensen wonen ook in Afrika en die wonen ook nog voor een deel in Latijns-Amerika. Zij zijn aangewezen op internationale inkomensoverdrachten. Wij hebben daarover afspraken gemaakt. Wij hebben onze handtekening daaronder gezet. Volgend jaar, voor het eerst sinds 40 jaar, houden we ons daar niet meer aan. Dan kan mevrouw Mulder wel zeggen dat de wereld veranderd is. De wereld is wel veranderd, maar dat is voor ons toch geen reden om ons niet meer aan de afspraken te houden?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Maar de weg om die afspraken na te komen, is bij het CDA een andere dan bij GroenLinks. GroenLinks kiest echt voor wat we in het verleden deden. GroenLinks zegt: vroeger was alles beter. Wij kiezen voor een goede toekomst voor de landen. Wij kiezen ervoor om door middel van handel en investeringen mensen daadwerkelijk kans te geven op een baan. Daar draait het bij ons om.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het is toch echt een lachertje om alleen al de suggestie te wekken dat het daar bij ons niet om draait. Wij hebben als Nederland onze handtekening gezet voor die 0,7% van het bruto nationaal product. Daar hebben we ons 40 jaar aan gehouden. De partij van mevrouw Mulder heeft zich daar ook altijd aan gebonden gevoeld. Nu zegt mevrouw Mulder in een interruptie: ach, het mag ook wel 0,6 zijn, het mag ook 0,8 zijn, het doet er eigenlijk niet zo veel toe. Wij hebben getekend voor die 0,7%. Wij hebben in internationaal verband afgesproken dat wij van elke euro die we verdienen 0,7 eurocent — geen cent maar 0,7 eurocent — overdragen aan mensen die dat nodig hebben. Daar houden we ons nu niet meer aan. Dat is voor het eerst sinds 40 jaar. Dat vind ik erg.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

De heer Van Ojik zegt: de wereld is veranderd, maar wij hebben een afspraak gemaakt. De wereld is ingrijpend veranderd, landen in Afrika vragen om onze investeringen, maar wij moeten ons houden aan een afspraak die we in 1973 hebben gemaakt. Aan die afspraak heeft bijna niemand zich gehouden. Die was toen misschien relevant, maar de wereld staat er nu heel anders voor.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Als die afspraak nu niet meer relevant is, nodig ik mevrouw De Caluwé uit om zich publiekelijk in de VN te uiten. Misschien kunnen we die afspraak "ontvrienden" of zo. Ik weet niet hoe dat tegenwoordig gaat. We kunnen er misschien wel iets op verzinnen. Maar doe dat dan! Dat andere landen zich niet aan een afspraak hielden, was voor ons nooit een reden om ons er ook niet aan te houden. Sterker nog, we waren er trots op dat wij ons er wel aan hielden. We stonden daarin niet alleen. Er waren landen zoals Noorwegen, Zweden en Denemarken, die dat ook deden. Wij behoorden met trots tot die groep. Misschien was de VVD daar iets minder enthousiast over dan GroenLinks, maar ook de VVD ging daar uiteindelijk altijd wel weer schoorvoetend mee akkoord. Dat is nu voorbij. Het CDA vindt het niet meer zo belangrijk, de VVD heeft het nooit zo belangrijk gevonden en de PvdA heeft met pijn in het hart en met een steen op de maag afscheid genomen van die 0,7%. Ik zou zeggen tegen de VVD: ga naar New York, zeg daar dat u daar toen voor getekend hebt, maar dat de wereld veranderd is en dat u zich daar niet meer aan gebonden voelt. Dan bent u stoer.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Ik ben er trots op te melden dat wij ons aanpassen aan die veranderende wereld en daarom hebben gezegd: wij stappen af van die 0,7%. Dus dat is precies wat wij hebben gedaan.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Mevrouw De Caluwé is daar trots op. Zij heeft internationale afspraken gemaakt. Daar staat de handtekening van Nederland onder. Vanaf volgend jaar is die handtekening niets meer waard. Mevrouw De Caluwé zegt dat zij daar trots op is omdat de wereld veranderd is. Ik gun iedereen zijn eigen trots.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik probeerde steeds de minister een compliment te maken, maar daar rust geen zegen op. Ik ga in de resterende twee minuten haar toch nog maar een paar vragen stellen. Het spijt me. Er komt misschien in tweede termijn nog een compliment.

Wij hebben het, ook in het verleden, gehad over de EPA's, de Economic Partnership Agreements. De minister heeft de pretentie om daarbij een "honest broker" te zijn. Hoe staat het eigenlijk met die rol en hoe verhoudt die zich tot de druk waaraan, ook volgens de coherentierapportage die we van de minister hebben ontvangen, een land als Ghana nu blootstaat om mee te werken aan die EPA's, omdat het anders niet meer voor hulp in aanmerking zou kunnen komen of in ieder geval niet meer voor de handelsvoordelen — misschien is het beter als ik het zo formuleer — die het nu heeft? Bij de vragen die onder andere door collega Van Dijk zijn gesteld over het handelsakkoord tussen de EU en de VS sluit ik me heel graag aan. Ik ben zeer benieuwd om van de minister te horen wat de Nederlandse inzet is als het gaat om dat beschermen van de nationale rechtsgang maar ook als het gaat om de sociale en milieuregels die in dit verdrag tussen de EU en de VS een plek moeten krijgen.

Ten slotte wij zijn blij met de coherentierapportage die de minister ons heeft gestuurd. Het ging nu alleen nog om de gevallen van Bangladesh en Ghana. Dit is een heel belangrijke pilot, als uitvoering van een motie waarin mijn voorganger El Fassed daarom heeft gevraagd. Ik vraag de minister of die pilot zo goed is bevallen dat wij dit nu voor alle landen gaan doen. Uit de rapportage blijkt dat er nog grote problemen zijn op het gebied van coherentie. Terwille van de tijd noem ik ze niet op. Ik vraag de minister verder wat zij eraan gaat doen om de coherentieproblemen die in de pilotrapportage zijn gesignaleerd te repareren.

De voorzitter:

Er is nog een vraag voor u van de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Over de coherentieproblemen heb ik ook in mijn inbreng iets gezegd. Kan de heer Van Ojik misschien nog even toelichten op welke problemen hij doelt?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dank u zeer. Dit zijn altijd interrupties die je graag krijgt! Uit de rapportage die de minister ons heeft gezonden blijkt dat er in ieder geval verbeteringen mogelijk zijn. Ik noem een aantal punten op uit de brief waar het gaat om symmetrie in de handelsafspraken. Het gaat dan in de brief over ongelijke handelsafspraken, maar ook over belastingen. Het gaat verder over het klimaat, ook een van de coherentie-issues waarop wordt getoetst. En het gaat over oneerlijke concurrentie bij de handel in landbouwproducten. Ik vind het heel goed dat wij die rapportage hebben ontvangen. Het is heel goed om man en paard te noemen, maar wij zijn vooral nieuwsgierig om van de minister te horen wat voor conclusies zij nu uit die pilot trekt.

Goedemiddag, mevrouw de voorzitter! Je let even niet op en er zit heel iemand anders. De hele wereld verandert, niet een beetje maar echt heel structureel!

Voorzitter: Hamer

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Staaij, die ik niet kan beloven dat hij niet ook zo'n schok te verwerken krijgt en die ik erop wijs dat mevrouw Van Miltenburg zo weer terug is. Maar wij gaan gewoon beginnen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik ben zeer schokbestendig, dus dat komt goed uit!

De voorzitter:

Dat weten wij inmiddels!

De heer Van der Staaij (SGP):

Hartverwarmend was de inzet van heel veel mensen die gul gaven, of zij nu links of rechts waren, of zij nu jong of oud waren, of zij in het noorden of het zuiden woonden, voor de noodhulp voor de Filippijnen. Het viel mij wel op dat heel veel mensen er ook bij zeiden: let wel op dat het goed wordt besteed. Die uitspraak is tekenend voor deze tijd. Mensen zeiden: ik geef met overtuiging, maar het geld moet wel terechtkomen bij datgene waar ik het voor bedoel. Ik vind het prima dat men zijn hart laat spreken, maar tegelijkertijd wel zijn verstand gebruikt. Dat is altijd een aansprekende combinatie, maar zeker ook hierbij. De heer Van Laar gaf daar in zijn maidenspeech ook een heel mooi voorbeeld van. Hij bleek persoonlijk heel erg betrokken te zijn als het gaat om onrecht en seksueel misbruik van kinderen, maar hij kan daar op een heel doordachte en verstandige manier invulling aan geven. Mijn complimenten voor zijn maidenspeech.

Iedereen zag de noodhulp voor de Filipijnen, maar ik werd ook getroffen toen ik in de achterliggende tijd een Stille Rampen Krant van het Rode Kruis doorbladerde. Hoeveel rampen komen niet in het nieuws? Er zijn rampen waar we heel weinig over horen en lezen. Ik noem bijvoorbeeld de knokkelkoorts in Zuid-Amerika, de droogte in Namibië en de vluchtelingen in Zuid-Sudan. Maar liefst 91% van de rampen, waarbij gelukkig ook wordt geholpen door allerlei organisaties, komt niet in het nieuws. Het is belangrijk dat daarbij ook wordt geholpen. Het is niet alleen belangrijk dat er noodhulp plaatsvindt of dat er wordt opgetreden als dingen vreselijk mis zijn gegaan. We moeten met elkaar ook ons best doen om rampen te voorkomen. Structurele hulp is daarom ook nodig. Als rampen niet te voorkomen zijn, moeten we werk maken van de voorbereiding op die rampen. Ik noem bijvoorbeeld de orkanen die eraan komen. Daarbij moet je in ieder geval je best doen om slachtoffers te voorkomen. Dat is wat de SGP voor ogen staat op dit beleidsterrein: hart voor de mensen, maar ook met verstand van zaken proberen om hier op een goede manier invulling aan te geven. Ik ga er niet uitgebreid in algemene termen op in. Ik wil mij in dit debat beperken tot een aantal concrete thema's, voortbordurend op eerdere moties.

Voorzitter: Van Miltenburg

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb nog een algemene vraag aan de minister. Hoe ervaart zij dik een jaar later de combinatie van werken met hulp en handel?

Ik kom te spreken over een vorm van onrecht die je tegenkomt en die je raakt, namelijk de kwestie van de gendercide, ook wel femicide genoemd. Daar heb ik vorig jaar een motie over ingediend. Die is gelukkig Kamerbreed aangenomen. Het begrip "femicide" houdt in dat pasgeboren meisjes worden gedood of voordat zij geboren worden, worden geaborteerd, simpelweg vanwege het feit dat zij meisjes zijn. Dat is een van de ernstigste schendingen die je je maar kunt voorstellen. Gelukkig is hierbij sprake van een positieve houding van de minister en de Kamer. Er is gezegd: laten we ons best doen om te bekijken wat we tegen dat onrecht kunnen doen. In de beantwoording viel het mij op dat de inzet in het bijzonder gericht is op China. We weten echter dat het ook op grote schaal speelt in India en Azerbeidzjan. Zo zijn er nog meer landen te noemen. Ik vraag de minister om breder te kijken in welke landen het speelt. Kan zij aangeven of er openingen zijn om dat op een effectieve manier aan te kaarten?

Water is ook een thema dat van levensbelang is. Het kan een bron van grote conflicten zijn, maar ook een bron van welvaart. Daarbij levert hoogwater in veel delta's grote problemen op. De expertise van Nederland op dit terrein is onbetwist. Het trof mij dat de Unie van Waterschappen meldde nauw te willen samenwerken met het ministerie en het bedrijfsleven om kennis en expertise te exploiteren naar ontwikkelingslanden. Wat gebeurt er op dit terrein allemaal al? Op welke manier kan dit een impuls krijgen, ook om de effecten van bezuinigingen op het terrein van water te dempen? Kortom, pakt de minister die handschoen van de Unie van Waterschappen ook op?

Op het terrein van ontwikkelingssamenwerking gebeurt er heel veel door staten, maatschappelijke organisaties, private organisaties en het bedrijfsleven. Ik ga nog even in op de maatschappelijke organisaties. De SGP heeft ook een motie ingediend waarin wordt verzocht om te bekijken of we de eigen bijdrage van die maatschappelijke organisaties kunnen verhogen. Die motie is aangenomen. Wij vinden het een goede zaak als maatschappelijke organisaties zo veel mogelijk gebruik kunnen maken van vrijwilligers. Zorg ervoor dat je als maatschappelijke organisatie verankerd bent in die samenleving, maar ook over eigen geld kunt beschikken. Ook op dat punt ligt er een Kamermotie. Ik vraag de minister of zij mogelijkheden ziet om ook op termijn het percentage van de eigen bijdrage die van maatschappelijke organisaties wordt gevraagd, substantieel te verhogen. Je stimuleert de organisaties daarmee om zich te verstaan met hun achterban en die te versterken. Daarnaast biedt het, bij een dalend budget, toch nog een aanzienlijk aantal organisaties de mogelijkheid om cofinanciering van de overheid te krijgen. Graag hoor ik nog meer over de uitvoering van de motie in die richting.

Sprekend over het maatschappelijk middenveld valt het mij op hoe weinig zicht wij feitelijk hebben op wat er nu in totaal aan middelen beschikbaar is voor het maatschappelijk middenveld vanaf 2016. Wat zal er naast het eigenlijke subsidiekader voor strategische partnerschappen beschikbaar zijn aan thematische fondsen binnen de vier speerpunten waarop de maatschappelijke organisaties ook kunnen inschrijven? Wij hebben een brief gekregen waarmee eigenlijk een beetje wordt teruggeblikt, maar ik zou het graag voor de toekomst willen horen. Kan dit worden verhelderd?

Onderwijs is ook een thema waar wij graag op terugkomen, want welke partij in deze Kamer is eigenlijk geen onderwijspartij? Het blijkt dat de internationale steun voor onderwijs met maar liefst 14% is gedaald, zo lees ik in de beantwoording van de feitelijke vragen. Het is de grootste daler op het hele terrein van ontwikkelingssamenwerking. De minister zegt toe dat het kabinet andere donoren die nog wel in basisonderwijs investeren, zal blijven aansporen om de financiële steun te handhaven en/of te verhogen. Mag ik deze toezegging dik onderstrepen, maar ook vragen hoe de minister dit concreet gaat doen? Is het niet het meest kansrijk om het ook via de Europese Unie te realiseren? Die is op dit moment immers nog bezig om zaken vast te leggen voor de komende periode. De EU-programma's per EU-partnerland zijn nog niet vastgelegd. Zij zijn wel in een vergevorderd stadium. Hoe komt het onderwijs hier vanaf? Wat kan Nederland hier nog aan bijsturen?

Ik wil graag ook nog mijn eigen motie noemen over beroepsonderwijs, waarvoor er brede steun was in de Kamer. Ik heb met instemming begrepen dat er in 2013 in totaal 93 miljoen naartoe gaat, verdeeld over zo'n 80 activiteiten. Betreft dit inderdaad allemaal beroepsonderwijs in eigenlijke zin? Een belangrijke vraag van mij is: hoe zit het in 2014, en met name daarna, met de continuering van de inzet voor lager beroepsonderwijs of eventueel voortgezet beroepsonderwijs? De beantwoording van de feitelijke vraag geeft daarover nog onvoldoende helderheid, terwijl de motie juist de focus legt bij de noodzaak van continuering. Graag krijg ik daarover nadere uitleg.

Ik noem ook nog even een punt dat ik gisteren bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken heb aangekaart. Ik weet niet zeker of het de minister voor Ontwikkelingssamenwerking of de minister van Buitenlandse Zaken is die hierover gaat. Ik heb het over de financiële steun voor de zogenaamde OAS-missies in Colombia. Daarover zou binnenkort weer een knoop moeten worden doorgehakt. Zoals ik gisteren heb toegelicht, lijkt het ons een goede zaak als dit wordt voortgezet. Ik hoor graag de reactie van de minister hierop. Welke minister maakt mij niet uit, als de reactie maar positief is.

Bij de brief over de voortgang van de speerpunten voor ontwikkelingssamenwerking worden verschillende resultaatgebieden belicht. Ik zou op één punt graag meer willen horen. Het betreft inhoudelijke informatie over het belang en de status van, en de uitdagingen omtrent, infectieziekten en de daarbij behorende levensreddende middelen. Zo veroorzaakt het rotavirus de infectieziekte die momenteel de op een na hoogste oorzaak van kindersterfte in Afrika is. Meer dan een miljoen kinderen onder de 5 jaar sterven jaarlijks aan de gevolgen van diarree in combinatie met dat rotavirus. In de voortgangsrapportage komt dat niet echt naar voren. Kan de minister inzicht geven in hoe het staat met het verbeteren van de toegang tot andere levensreddende middelen tegen te voorkomen infectieziekten, zoals bijvoorbeeld het rotavirus? Wat zijn de doelstellingen en de uitdagingen tot 2015 en daarna? Ik kom eerlijk gezegd ook een beetje op dat punt vanuit het idee van die stille rampen, die punten waar soms veel minder aandacht voor is, maar waarvan je zegt: ongelooflijk dat dit ook zo speelt en inderdaad zo veel kindersterfte tot gevolg heeft.

Tot slot maak ik een opmerking over het thema beleidscoherentie. Ik zou er het thema visserij nog even uit willen pikken, dat ik eerder heb aangekaart. Wij zien wel dat er studie wordt gemaakt van het bereiken van meer coherentie op het terrein van het landbouwbeleid. Op het terrein van visserij lijkt er niet echt een concreet onderzoek te liggen, terwijl het gemeenschappelijk visserijbeleid eigenlijk nog minder doorzichtig is dan het landbouwbeleid. Daarnaast zijn er allerlei bilaterale visserijakkoorden tussen EU-lidstaten en afzonderlijke ontwikkelingslanden. Daarom zou het ons goed lijken om er de vinger achter te krijgen. Daarom zou ik een meer actieve houding van de minister op dit punt willen bepleiten.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. We kennen de minister als enthousiast, altijd geïnteresseerd, luisterend, bewogen en bevlogen. Maar hoe is dat nu toch te rijmen met de snoeiharde koers die zij zonder blikken of blozen moet — of wil, dat is de vraag — varen? Zij spreekt Coolcat, Wibra en Prénatal aan op hun verantwoordelijkheid om uitbuiting tegen te gaan en te stoppen met business as usual. Als je dan echter kijkt naar het beleid van deze minister, dan moet je helaas constateren dat haar beleid gericht is op vrije handel. Ruim baan voor big business as usual. Een ziel, twee gedachten?

Bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking en het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking omdopen tot het ministerie van Hulp is Handel: kort gezegd is dat de situatie waarin we verkeren. We proberen opkomende economieën niet te behoeden voor onze fouten uit het verleden. Integendeel, we exporteren onze fouten in de onbedwingbare behoefte naar economische groei en geld. Onze welvaartsverslaving is de grootste bedreiging geworden van ons welzijn en onze welvaart, met name van die van de toekomstige generaties.

Hulp die verkocht wordt als handel, het klinkt nog steeds als: "kan ik u helpen", maar dan vanachter de toonbank van bv Nederland. Are you being served, maar dan niet om te lachen. Nederland en andere landen in het rijke westen hebben een periode van ongekende welvaart afgesloten, maar een kleine planeet met een groeiende wereldbevolking laat geen ongebreidelde groei toe. Hoe goed het met ons gaat, meten we in euro's. Als onze portemonnee maar eerst weer beter gevuld is, dan kunnen we anderen gaan helpen of ons bekommeren om dieren en de natuur. We staan voor grote uitdagingen om de groeiende wereldbevolking te voeden. Daan van Doorn van de commissie-Van Doorn, die de toekomst van de Nederlandse veehouderij onderzocht, merkte op dat, wanneer het westerse consumptiepatroon zou worden overgenomen door de rest van de wereld, we drie tot vier aardbollen nodig zouden hebben, en dat die er simpelweg niet zijn. Ja, denk je dan, dat is een slimme vent.

Wat doen wij ondertussen? Wij sturen onze minister-president en onze koninklijke familie uit voor handelsmissies naar China, Vietnam, Indonesië en naar Rusland om daar promotie te maken voor onze megastallen en fokbedrijven, voor Nederlands varkensvlees en voor Nederlandse melk, terwijl dat het meest milieuvervuilende onderdeel van ons voedselpakket is. Ruim baan voor big business as usual. We laten op dit moment een zuivelpromotiecentrum in China bouwen. We hebben de vorige Chinese premier wijsgemaakt dat alle Chinese schoolkinderen — dat zijn er zo'n 300 miljoen — elke dag een halve liter melk zouden moeten drinken, terwijl overigens 90% van die kinderen lactose-intolerant is. Alleen al het Chinese schoolmelkprogramma zou tot een dagelijkse extra uitstaat van broeikasgassen leiden van ruim 200 miljoen kilo CO2-equivalenten. Hoe verantwoord vindt de minister het niet respecteren van de lactose-intolerantie en de bevordering van de uitstoot van broeikasgassen?

Wij zijn totaal niet voorbereid op de toenemende voedselconcurrentie en de grondstoffenschaarste. We hebben gezien wat er gebeurt met de schappen in de supermarkten als bijvoorbeeld de Chinezen hun familie hier vragen om babyvoeding te kopen en dat op te sturen naar China. We moesten er allemaal een beetje om lachen dat Chinezen melkpoeder kwamen kopen in onze supermarkten. Niemand lijkt er echter bij stil te staan dat dit nog maar het beginnetje is van wat ons te wachten staat, van wat er gaat gebeuren met de beschikbaarheid van granen voor ons voedsel, voor veevoer, voor de vleesindustrie, als China, Brazilië, Rusland en India gaan groeien zoals de veehouderij hier in het westen is gegroeid. Wie zal dan als eerste het loodje leggen? Wie zal er dan recht krijgen op al die granen? Zal dat Nederland zijn of zal het dat grote en machtige China zijn? De agressieve exportstrategie van met name onze veehouderij leidt niet alleen tot economische problemen, maar trekt ook diepe sporen in onze leefomgeving. Nederland gebruikt in het buitenland voor de export van dierlijke producten vier keer het eigen landoppervlak. Die grond is nodig voor de productie van veevoer. Ik zal straks nog terugkomen op de soja. Dit landgebruik leidt tot biodiversiteitsverlies en uitputting van de bodem. Het houdt bovendien kostbare landbouwgronden bezet.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik hoor het betoog van de Partij voor de Dieren. Daarin wordt een tamelijk negatief toekomstbeeld geschetst. In hoeverre is mevrouw Thieme ook op de hoogte van het feit dat er heel goede innovaties door het bedrijfsleven worden doorgevoerd? Daarmee kan juist meer opbrengst per hectare worden gerealiseerd. Dat kan gebeuren op een heel goede en gezonde manier. Ik ben onlangs nog bij een prachtig bedrijf hier in de buurt op bezoek geweest. Zulke bedrijven kunnen vanuit Nederland echt bijdragen aan het oplossen van problemen op wereldniveau. Ziet mevrouw Thieme dat ook, of ziet zij alleen maar het negatieve beeld dat zij schetst?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het is goed dat mevrouw Mulder daarnaar vraagt. Het zou namelijk onterecht zijn als zij het beeld zou scheppen dat de Partij van de Dieren uitgaat van een soort doemscenario. Wij staan echter wel voor de keuze of we doorgaan op de oude weg van meer produceren ten koste van de biodiversiteit en het milieu, of dat wij een nieuwe weg inslaan. Wij eten bijvoorbeeld ontzettend veel dierlijke producten. Dat gaat ten koste van mensen in derdewereldlanden die de gronden daar niet zelf kunnen gebruiken, omdat die worden gebruikt voor het verbouwen van voer voor het vee in Nederland. Dat is onrechtvaardig. Ik kan mij wél voorstellen dat het Nederlandse bedrijfsleven heel goed kleinschalige biologische boerenbedrijven in bijvoorbeeld Afrika kan helpen bij het verhogen van de productie. Dat moet echter gebeuren binnen de grenzen die de aarde stelt, dus binnen de biologische en ecologische randvoorwaarden die we nu eenmaal moeten stellen als we een gezonde aarde voor toekomstige generaties willen overhouden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Het doet me goed om te horen dat de Partij voor de Dieren de kwaliteit van ons bedrijfsleven erkent. Het doet met goed om te horen dat ook de PvdD vindt dat er voor dat bedrijfsleven een rol is weggelegd in ons ontwikkelingsbeleid.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ja, het is echter wel vervelend dat juist daar niet op wordt ingezet door de minister. Zij zet niet in op kennisoverdracht en agro-ecologische landbouw, maar zij is druk met handelsmissies naar China en Vietnam. Daarmee wil zij vooral bevorderen dat men daar Nederlandse melk gaat drinken en Nederlands kalfsvlees gaat eten. Is dat nu wel zo verstandig? In de eerste plaats zijn dit milieuvervuilende producten en in de tweede plaats moet je je afvragen of het niet beter is als de mensen daar hun eigen landbouw ontwikkelen. In plaats daarvan bevordert de minister het dumpen van goedkope producten uit Nederland, omdat wij voor geld de melkboer en de slager van de wereld willen zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Thieme vervolgt haar betoog.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De enorme schade die ontstaat bij het winnen van grondstoffen en het produceren van granen, hout en soja, grondstoffen en landbouwproducten die wij importeren, laten wij voor rekening van de ontwikkelingslanden. Dat is natuurlijk omgekeerde ontwikkelingshulp. Het gaat daarbij om geldstromen die van zuid naar noord vloeien, die ons rijker maken en de arme landen nog armer. Dit gebeurt, terwijl er zo veel kansen zijn voor het bevorderen van een betere samenleving en een betere wereld. Volgens de Universiteit van Minnesota kunnen we 10 miljard mensen voeden als we ophouden met het telen van veevoer voor onze vleesconsumptie en voor biobrandstoffen. Wat een kansen en wat een perspectief! Wat jammer dat Nederland daarbij geen voortrekkersrol op zich wil nemen.

In de vrijhandelsakkoorden die de EU met de VS, Japan en Canada wil afsluiten, ligt ook weer de nadruk op export en import van dierlijke en plantaardige producten, dus op voedsel. Dat levert niet de voorgespiegelde hoorn des overvloeds op. Sterker nog, de prijs voor de minimale economische groei die de akkoorden misschien opleveren, is torenhoog. Het niveau van de bescherming van de kwaliteit van onze voedingsmiddelen, van het dierenwelzijn en van het milieu dreigt te worden aangepast aan de minder strenge Amerikaanse normen. In een brief van de Amerikaanse Senaatscommissie voor Financiën wordt duidelijk waar de Amerikanen van af willen. Zij willen af van de EU-beperkingen voor genetisch gemanipuleerde gewassen. Zij willen af van het verbod op het gebruik van hormonen bij runderen. Zij willen af van beperkingen op ontsmettingsmiddelen in vlees en van beperkingen op het gebruik van groeibevorderaars. Dat zou allemaal moeten verdwijnen om maar hormoonvlees te kunnen importeren in Europa. Ecotoxicoloog dr. Everts merkte in oktober van dit jaar in een messcherp betoog in Het Parool op dat de EU en de VS hun regels en verordeningen vooral willen harmoniseren en erkennen, en dat dit voor de EU het accepteren van de Amerikaanse normen betekent. Die Amerikaanse normen zijn op veel terreinen, met name op het gebied van milieu, voedselveiligheid en landbouw, veel minder strikt dan de Europese.

Voorzitter. Er wordt ook nog eens grotendeels in het geheim onderhandeld, terwijl het hier gaat om de grootste bilaterale vrijhandelsovereenkomst uit de geschiedenis. Van de 135 bijeenkomsten voor het akkoord waren er 116 met alleen het bedrijfsleven, dat voormalige topambtenaren als lobbyist voor de eigen sector inzette. De Amerikaanse econoom en Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz zegt: als de onderhandelaars een echt vrijhandelsregime zouden creëren dat het openbaar belang vooropstelt en waarbij aan de opvattingen van gewone burgers ten minste evenveel gewicht wordt toegekend als aan die van de lobbyisten van het bedrijfsleven, dan pas zou ik optimistisch zijn dat het wat zou opleveren voor de economie en dat dit het sociale welzijn zou versterken. De realiteit is echter, zo stelt Stiglitz, dat wij een handelsovereenkomst voorbereiden die de bedrijfsbelangen vooropstelt, in een proces van onderhandelingen dat ondemocratisch en niet transparant is. Ik wil graag een reactie op de zorgen die Joseph Siglitz uit over de vrijhandelsakkoorden.

Welke consequenties zal het sluiten van een vrijhandelsakkoord met de VS hebben voor onze eigen voedselkwaliteit en -veiligheid? Dat de Europese Unie de import toestaat van kip die met een chlooroplossing wordt gedesinfecteerd aan het einde van de slachtlijn? Dat wij genetisch gemanipuleerd voedsel importeren? Dat wij Amerikaans varkensvlees importeren met de hier verboden groeibevorderaar ractopamine? Ik wil een duidelijk ja of nee horen. Indien het antwoord "nee" is, welke gevolgen heeft het akkoord dan voor onze boeren in Europa, voor onze voedselveiligheid en voor onze volksgezondheid? Hoewel de minister schriftelijk stelt dat de EU en Nederland beleidsvrijheid behouden op het gebied van gezondheid, veiligheid, arbeidsomstandigheden, milieu en culturele diversiteit, zijn de zorgen in de Kamer, bij maatschappelijke organisaties en bij boeren niet weg.

Een ander zeer kwalijk punt bij de vrijhandelsovereenkomst is het feit dat de minister instemmend toekijkt bij Investor-state Dispute Settlement. Investeerders in de Europese Unie en de Verenigde Staten worden hierdoor in staat gesteld om regeringen voor een internationaal tribunaal te dagen op grond van misgelopen te verwachten winsten, veroorzaakt door strenge milieu- en voedselveiligheidsregelgeving. Tabaksgigant Philip Morris heeft bijvoorbeeld Uruguay en Australië aangeklaagd vanwege hun antirookwetten. Toen Duitsland vorig jaar na de Fukushima-ramp besloot om te stoppen met kernenergie, werd het land met een beroep op een bilateraal investeringsverdrag voor 700 miljoen euro gedaagd door het Zwitserse bedrijf Vattenfall. Duizenden Europese en Amerikaanse bedrijven hebben dochterondernemingen aan de andere kant van de Atlantische Oceaan, en dat belooft wat. Zij kunnen gebruikmaken van een trans-Atlantische investeerder om hun eigen regering voor het tribunaal te dagen. Philip Morris heeft deze flexibele-vestigingsmethode al toegepast. Is de minister van plan om dit tegen te gaan? Of is het weer ruim baan voor big business as usual?

Ik kom op agro-ecologische landbouw en het recht op voedsel. Ontwikkelingshulp gaat over landbouw, en het recht op voedsel gaat met name over landbouw. Het produceren van voedsel voor de eigen markt in ontwikkelingslanden komt op veel plekken in de wereld niet op gang wegens onze dumpingpraktijk. Ik debatteerde hier al over met mevrouw Mulder. Wij importeren nog steeds vooral grondstoffen uit het Zuiden om daarvan vervolgens goedkope producten te maken. De verrekenprijzen door grote multinationals worden extreem laag gehouden, waardoor de ontwikkelingslanden nauwelijks belastinginkomsten krijgen over hun aardschatten. Ik hoor graag van de minister wat zij daartegen gaat doen.

De Kamer heeft onze motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht om de ontwikkelingsgelden die besteed worden aan voedselzekerheid, ten goede te laten komen aan kleine boeren en het ondersteunen van agro-ecologische landbouwpraktijken. Nu lezen wij in de speerpuntenbrief van de minister dat in dertien partnerlanden wordt ingezet op verhoging van de voedselproductie door een betere beschikbaarheid van onder andere zaaizaad, landbouwgif en kunstmest. Kan de minister uitleggen hoe het bevorderen van het gebruik van kunstmest en landbouwgif zich verhoudt tot agro-ecologische landbouw? Is het zaaizaad lokaal zaad dat door de boerengemeenschappen zelf bewaard en ontwikkeld wordt of is het zaad uit Nederland en wordt hier toch weer gekozen voor big business as usual?

In de beantwoording van feitelijke vragen over de nota over hulp, handel en investeren stelt de minister dat bij ondersteuning van kleine boeren en boerinnen agro-ecologische landbouwpraktijken worden ondersteund, voor zover de lokale boerinnen en boeren daarom vragen. Ik wil weten of er naast het voorbeeld van samenwerking in Uganda met Simon Lévelt en de biologische koffieteelt nog andere aanvragen zijn gedaan en hoe boeren in die landen geïnformeerd worden over de mogelijkheden om ondersteund te worden bij hun agro-ecologische projecten. Deelt de minister de mening dat de agro-ecologische landbouwtranche breder is dan alleen gecertificeerde biologische landbouw? In de speerpuntennota wordt gerefereerd aan climate-smart agriculture als manier om duurzaam te produceren. Is de minister het met mij eens dat de klimaatslimme landbouw niet alleen op klimaatverandering anticipeert maar dat deze de klimaatverandering ook niet mag verergeren? Kan zij dan ook uitleggen waarom tijdens de laatste handelsmissie naar Indonesië werd ingezet op de meest milieubelastende landbouw, namelijk melk- en vleesproductie?

Veel bedrijven leiden consumenten om de tuin met maatschappelijk verantwoord ondernemen, oftewel greenwashing. Onderzoekster Schouten van de Universiteit Utrecht heeft daarmee korte metten gemaakt in een overtuigend proefschrift. Zij heeft aangetoond dat de rondetafels voor duurzame palmolie en verantwoorde soja beperkt zijn in hun vermogen om duurzaamheidsproblemen adequaat aan te pakken. De minister zet juist in op de rondetafels. De onderzoekster zegt: de participerende bedrijven dragen alleen oplossingen voor duurzaamheidsproblemen aan waarvan zij zelf geen economische schade ondervinden. Er wordt bijvoorbeeld niet gesproken over het beperken van de consumptie van palmolie of soja. Ook bij het bespreken van meer fundamentele oplossingen voor duurzaamheidsproblemen, zoals ontbossing, komen deze initiatieven nauwelijks van de grond of helemaal niet aan de orde. Bovendien is deelname aan de rondetafels op vrijwillige basis en kan regelgeving niet afgedwongen worden. De onderzoekster stelt dat de nationale overheden tot nu toe niet in staat zijn geweest om dit soort duurzaamheidsproblemen die leiden tot grootschalige ontbossing, aan te pakken. Nu blijkt dat de rondetafels dat ook niet lukt, raadt de onderzoekster aan om het over een andere boeg te gooien. Ik wil graag weten wat de minister vindt van dit onderzoek en of zij van plan is om andere maatregelen te nemen om die duurzaamheidsslag te maken. Immers, de toch al schamele criteria rondom soja en palmolie worden nauwelijks gehandhaafd. Bijna alle grote westerse gebruikers van palmolie, zoals McDonalds, Walmart en Unilever, zijn lid van de rondetafel voor duurzame palmolie. Toch wordt in Zuid-Azië, waar palmolie wordt gewonnen, nog steeds massaal ontbost voor palmolieplantages en worden mensen van hun land verjaagd. Wat gaat de minister doen, nu blijkt dat de rondetafel dit niet tegenhoudt? De minister heeft namelijk in haar functie als partijvoorzitter van de PvdA op 18 mei 2011 in haar column gloedvol betoogd "dat de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven verder strekt dan mooie woorden en vrijblijvende projecten". Dat is nu precies wat een rondetafel is.

Het Planbureau voor de Leefomgeving gaf deze maand een helder, niet mis te verstaan advies: als Nederland via handelsketens verder wil bijdragen aan duurzame ontwikkeling elders, dan kan de overheid verduurzaming niet alleen overlaten aan de voorhoede in de markt. De overheid zal meer invloed moeten uitoefenen om meer bedrijven te stimuleren, over te stappen naar duurzame alternatieven. Wat gaat de minister doen met dit advies?

Uit het dit jaar gepubliceerde rapport van Oxfam Novib blijkt dat de tien grootste voedingsconcerns allemaal ernstig onder de maat presteren met betrekking tot duurzaamheid. De markt kent geen ethiek; dat weten we allemaal. Overheden zouden die moeten toevoegen aan het marktmechanisme. Daarom vraag ik de minister of zij bereid is om heldere randvoorwaarden te stellen aan bedrijven. Gaat de minister minimale duurzaamheidseisen opstellen? Gaat zij ook inzetten op een adequaat toezicht en sanctioneringssysteem? Of is het hier ook weer ruim baan voor big business as usual?

De minister kiest voor economische groei om welvaart voor iedereen te realiseren. Het is naïef te geloven dat wij kunnen doorgaan met groeien; wij hebben de fysieke grenzen van de aarde al ruim overschreden. En terwijl dit kabinet rond de Brusselse totempaal danst om maar krampachtig vast te houden aan een begrotingstekort van om en nabij de 3%, is het ecologische begrotingstekort inmiddels opgelopen tot meer dan het tienvoudige daarvan, meer dan 30%!

De dag waarop wij de natuurlijke grondstoffencapaciteit overschreden, Earth Overshoot Day, viel in 1980 op 14 december. Op die dag waren de grondstoffen voor dat jaar op. Dit jaar viel die dag op 20 augustus. Daarmee laten wij dit jaar het ecologisch tekort aan grondstoffen oplopen tot meer dan 30%. Als je meer natuurlijke bronnen gebruikt dan de aarde kan bieden, bouw je een ecologische schuld op. Je leeft dan op de pof van toekomstige generaties. De Nederlandse overheid geeft iedere dag 50 miljoen euro meer uit dan er binnenkomt. Dit betekent dat ons tekort elke dag met €3 per Nederlander oploopt, maar het ecologisch tekort is dus nog vele malen groter. Daar moeten wij op inzetten.

Naast het feit dat wij moeten ophouden om de slager en melkboer van de wereld te willen zijn ten koste van ons milieu en van mensen in ontwikkelingslanden, moeten wij ook de consumptie in het rijke westen naar beneden halen. Wij kunnen niet blijven consumeren alsof wij vier aardbollen ter beschikking hebben. Dit betekent ook dat wij moeten ophouden met het exporteren van onze onhoudbare leefstijl naar andere landen. Mensenrechtenexpert Olivier de Schutter van de Verenigde Naties wijst daar met nadruk op. Wij zullen welvaart moeten delen en het begrip moeten herdefiniëren. Wij moeten af van de illusie dat wij de koek groter kunnen maken; wij moeten de koek eerlijker gaan verdelen.

Als wij onze eigen handelspolitiek niet veranderen, zullen ontwikkelingslanden onze handel niet als hulp ervaren. Bij het uitblijven van concrete acties voor het verminderen van onze eigen voetafdruk op de wereld en bij het uitblijven van de erkenning dat onze exportdrift ten koste gaat van de mogelijkheden voor ontwikkelingslanden om zichzelf te ontplooien, blijven mooie woorden symboolpolitiek. Er moet een einde komen aan big business as usual ten koste van mens, dier, natuur en milieu.

En voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Thieme.

Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de behandeling van de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van de zijde van de Kamer. Wij zullen dit debat morgen voortzetten. Dan zal de minister reageren op de gestelde vragen en de aan haar voorgelegde dilemma's.

Ik schors de vergadering tot 14.00 uur. Wij hervatten de vergadering dan met de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt van 13.31 uur tot 14.00 uur geschorst.

Naar boven