7 Beëdiging Baay-Timmerman

Aan de orde is de beëdiging van mevrouw Baay-Timmerman.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Neppérus tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven.

Mevrouw Neppérus, voorzitter der commissie:

De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op mevrouw M.H.H. Baay-Timmerman te Huizen. De commissie is eenparig tot de conclusie gekomen dat mevrouw M.H.H. Baay-Timmerman te Huizen terecht benoemd is verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De commissie stelt u daarom voor om haar toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dient zij wel eerst de eden af te leggen zoals die zijn voorgeschreven bij de wet van 27 februari 1992, Staatsblad nr. 120.

De commissie verzoekt u tot slot, de Kamer voor te stellen, het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:

Ik dank namens de Kamer de commissie voor haar verslag en stel voor, dienovereenkomstig te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)<1>

De voorzitter:

Mevrouw Baay-Timmerman is in het gebouw der Kamer aanwezig om de voorgeschreven eden af te leggen.

Ik verzoek de griffier, haar binnen te leiden.

Nadat mevrouw Baay-Timmerman door de griffier is binnengeleid, legt zij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven eden af.

De voorzitter:

Ik mag nu iets doen wat niemand nog mag doen: ik feliciteer mevrouw Baay-Timmerman nu alvast. Voor de overige leden is er gelegenheid voor felicitaties na de stemmingen.

Naar boven