7 Verantwoordingsdebat

Aan de orde is de voortzetting van het Verantwoordingsdebat over de jaarverslagen over het jaar 2012, het rapport van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen ( 33605 ) en de Verantwoordingsbrief 2012 ( 33633 ).

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Als je discussie van vanmorgen hebt gevolgd, zou je het bijna vergeten, maar vandaag blikken we terug op het jaar 2012. Dat was een bijzonder jaar, waarop coalities van verschillende samenstelling hun stempel drukten. Om te beginnen was er de regeringscoalitie van de VVD en het CDA, gedoogd door de PVV. Na het weglopen van de PVV hadden we een wandelgangenminister van Financiën die eigenlijk werd gedoogd door een gelegenheidscoalitie van vijf partijen en na de verkiezingen was er vanaf oktober een nieuwe regeringscoalitie van VVD en PvdA.

De vraag die in het verantwoordingsdebat uiteraard centraal zou moeten staan, is wat het jaar ons als samenleving heeft opgeleverd. Daarbij hoort het natuurlijk niet alleen en uitsluitend te gaan om de cijfers, maar uiteindelijk om de vraag of het is gelukt om de samenleving een stapje vooruit te helpen en de oplossing van problemen dichterbij te brengen. Dan gaat het natuurlijk vooral over de aanpak van de financiële en economische crisis. Dat laatste was in de politieke constellatie van 2012 niet eenvoudig. Dat is het in zeker opzicht nog steeds niet. Maar de winst, wellicht de grootste winst als je naar dat jaar kijkt in politiek opzicht, is dat de fragmentatie waarvan ook toen sprake was en het weglopen van de PVV in elk geval niet hebben geleid tot onbestuurbaarheid en vertrouwensverlies van financiële markten. Ook de premier weet namelijk dat we daar op dat moment dichtbij zijn geweest. Het schip is drijvende gebleven en er is een grote hervorming van de collectieve sector in gang gezet, maar de klus verwisselde wel steeds van aannemer en de ideeën over de verbouwing veranderden mee. Hervormingen en bezuinigingsmaatregelen werden in gang gezet, gewijzigd, aangevuld en nog een keer gewijzigd. Denk aan de wetsvoorstellen over de AOW, de Wet werken naar vermogen en plannen op het terrein van de zorg. Er zijn vele wijzigingen doorgevoerd en ook voor de uitvoeringspraktijk is dat niet altijd eenvoudig geweest. Ook het bouwwerk is er niet altijd per definitie beter van geworden.

De Rekenkamer constateert dat niet te volgen is of de afspraken over hervormingen en bezuinigingen ook echt worden waargemaakt. Graag verneem ik een reactie van de minister-president en van de minister van Financiën op deze kritiek. Hoe gaat de regering de verantwoording op dit punt concreet verbeteren? Gisteren blikte de minister van Financiën in de media al iets vooruit, maar ik wil graag weten hoe dat in de jaarverslagen voor ons goed te volgen valt.

In elk geval, hoe je het ook wendt of keert, tot herstel van de economie hebben de maatregelen in 2012 niet geleid. Vooral in de tweede helft van 2012 – de heer Van Dijck wees daar ook al op – daalde het vertrouwen van de consumenten en producenten en daalden de investeringen in woningen en ook de bedrijfsinvesteringen scherp. De economie kromp met 1%. De werkloosheid steeg met meer dan 115.000 mensen tot 571.000. Nederland deed het ook beduidend slechter dan het Europese gemiddelde. Ik hoor graag in dit debat van de minister-president hoe hij deze scherpe daling van het binnenlandse vertrouwen verklaart. Alom wordt gesuggereerd dat dit te maken heeft met het binnenlandse balansherstel door banken, pensioenfondsen en huishoudens, die een rem op de economische ontwikkeling zet. Als die stelling klopt, zou je vervolgens de vraag moeten stellen wat er nodig is om het vertrouwen te herstellen en de economische spiraal naar boven weer te vinden. Bevordert het kabinet ook in voldoende mate een spoedig balansherstel en met name een afbouw van schulden?

Mijn fractie heeft in de Kamer al een aantal malen voorstellen gedaan om ook de afbouw van private schulden, zoals de bestaande hypotheekschuld, te bevorderen via bijvoorbeeld bouwsparen of maatregelen die het aflossen stimuleren. Collega Blanksma heeft hier al eens gepleit voor minder eigenwoningforfait als je je woningschuld aflost of het verruimen van schenkingsfaciliteiten voor ouders en grootouders. Is de minister-president bereid om ook naar dat soort instrumenten te kijken om de private schuld versneld te verlagen en op die manier het vertrouwen en het consumentenvertrouwen weer in een spiraal naar boven te krijgen? Is de minister-president het met het CDA eens dat het verstandig zou zijn geweest om de afspraak uit het Lenteakkoord op te volgen dat de btw-verhoging in toenemende mate gecompenseerd wordt door een lagere inkomstenbelasting? De praktijk is anders. Laat ik de heer Van Dijck dat nageven. De keuzes die op dat punt zijn gemaakt, zijn op dit moment vooral verdere lastenverzwaring en ook nivellering. Ik heb daarover met de heer Nijboer een kort debat gevoerd.

Door de lagere inkomstenbelasting, 11 miljard, en de hogere werkloosheidsuitgaven bleef het tekort in 2012 hoog, ondanks de forse bezuinigingen die in gang waren gezet. Het begrotingstekort daalde wellicht tot 4,1% van het bbp, maar de overheid gaf ruim 24 miljard meer uit dan er binnenkwam. Laten wij de hoge aardgasbaten van 11,8 miljard buiten beschouwing, dan zou het tekort nog bijna 2% hoger uitvallen. Ik kan mij heel goed vinden in de vragen die de heer Merkies hierover heeft gesteld. Zou de minister-president of de minister van Financiën kunnen ingaan op de gevoeligheid van het begrotingssaldo voor de inkomstenkant en de aardgasbaten? Ik wijs erop dat de Studiegroep Begrotingsruimte in het veertiende rapport dat zij daarover heeft uitgebracht al heeft gewezen op die gevoeligheid van de inkomsten voor een verslechterde conjunctuur. Ik zou graag zien dat de regering ook op dat punt een reactie geeft.

Het kabinet-Rutte/Verhagen heeft al ingezet op een kleinere overheid met een forse taakstelling op de rijksdienst van 788 miljoen. Ik kan mij herinneren dat de minister-president het in het verleden al eens had over de babywalvis die maar steeds groter werd en waarvan het de bedoeling was om die kleiner te maken. Die lijn van besparingen, van taakstellingen op de ambtelijke organisatie is doorgezet in het Lenteakkoord en ook in het kabinet-Rutte/Asscher. De Algemene Rekenkamer heeft onlangs een rapport uitgebracht over de tamelijk onoverzichtelijke stapeling van achtereenvolgende taakstellingen op de rijksdienst. Van de eerste taakstelling is volgens de Rekenkamer slechts een deel belegd met concrete plannen, slechts 364 miljoen, en resteert er nog een groot deel. Daarbovenop is de afspraak van het Lenteakkoord gekomen, 875 miljoen, en legt de regering nog een taakstelling van 1,1 miljard. Tegelijkertijd, zo schreef Het Financieele Dagblad gisteren op basis van een eigen onderzoek, gaven ministeries in 2012 in totaal 237 miljoen meer uit aan apparaatskosten dan de begroting autoriseerde. Dit alles roept de vraag op hoe de invulling van de taakstelling op de ambtelijke organisatie eigenlijk wordt aangestuurd en gemonitord. Hoe waarborgt de regering dat de taakstelling ook echt op de apparaatskosten drukt en niet tot verborgen beleidskeuzes leidt? Is de regering bereid om de Kamer een overzicht te verschaffen van de gevolgen van die taakstellingen voor de verschillende uitvoeringsorganisaties?

Ik heb net in een debatje met de heer Zijlstra al aangegeven dat ik heb geprobeerd na te gaan wat die stapeling voor de Dienst Justitiële Inrichtingen betekent. Als je dat probeert te ontcijferen, blijkt dat die 340 miljoen slechts voor een klein deel wordt verklaard uit de keuzes van het Lenteakkoord, maar ook voor slechts 90 miljoen wordt gedekt uit de aanvullende taakstellingen die het regeerakkoord op de ambtelijke dienst legt. Pagina 45 van het regeerakkoord, zeg ik er maar even bij voor de mensen die meelezen en meeschrijven. Datzelfde regeerakkoord legt op Veiligheid en Justitie echter een taakstelling van 300 miljoen. Als slechts 90 miljoen daarvan voor rekening komt van de Dienst Justitiële Inrichtingen, is natuurlijk de vraag hoe dan de resterende 200 miljoen wordt ingevuld. De politie was uitgezonderd. Is dat nog steeds het geval, zo vraag ik aan de minister-president. Moet dat bedrag helemaal voor rekening komen van de rechterlijke macht?

Ik denk echt dat het belangrijk is dat de Kamer beter inzicht krijgt in de stapeling van de verschillende taakstellingen op de verschillende uitvoeringsdiensten en ook in de keuzes waartoe die stapeling leidt. Ik vraag dan ook of een dergelijk inzicht ook wordt verschaft voor bijvoorbeeld de Belastingdienst, het UWV, de IND en misschien ook de AIVD. De Rekenkamer stelt: "Verantwoord bezuinigen impliceert dat er op bestuurlijk niveau keuzes worden gemaakt en dat deze expliciet aan de Tweede Kamer worden voorgelegd, zeker als die keuzes gevolgen hebben voor de beleidsuitvoering en voor de dienstverlening aan burgers en bedrijven". Graag krijg ik een uitgebreide reactie van de regering op dat punt.

Ook voor de aanpak van de bankencrisis en de eurocrisis was 2012 een belangrijk jaar. De rode knop bleef thuis. De ECB nam twijfel in de financiële markten weg met forse opkoopprogramma's zoals SMP en OMT voor staatsobligaties en LTRO voor banken. Het zijn afkortingen, maar er staan gigantische bedragen achter. Via Europese steunfondsen en rechtstreekse leningen droeg Nederland bij aan begrotingssteun voor diverse lidstaten in problemen. Tegelijkertijd is het begrotingstoezicht versterkt en werden de eerste stappen gezet in de richting van de bankenunie. De keerzijde – dat is ook duidelijk zichtbaar in het jaarverslag, waarvoor waardering van onze fractie – is dat de risico's en garanties voor de Staat enorm zijn toegenomen. Mijn fractie is dus blij dat dat overzicht steeds beter en completer wordt, maar dat maakt ook het besef groter dat die risico's aanzienlijk zijn: meer dan 500 miljard euro. Als die risico's zich allemaal zouden materialiseren, dan zou de staatsschuld bijna met 100% toenemen en is ons land de facto failliet. Ik zeg er meteen bij dat dat een zeer extreem scenario is. De minister gaf gisteren al aan dat voor tal van die risico's geldt dat ze zich niet in die extreme mate zullen manifesteren als ze in de jaarverslagen zijn opgenomen.

Dat roept de vraag op hoe reëel de weergave van de risico's is en hoe reëel de kans is dat de Staat erop aangesproken zal worden. Ik noem als voorbeeld de 140 miljard, een van de grootste posten, die staat ingeboekt voor het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Nu de huizenprijzen dalen en de werkloosheid oploopt, neemt het materiële risico toe dat die garantie, die reservering in enigerlei mate aangesproken zal worden. Graag vernemen wij hoe groot volgens de regering de omvang van de reële risico's is en of daar ook voldoende voorzieningen tegenover staan. De minister van Financiën gaf gisteren in de media aan dat hij risico's wil afbouwen. Graag duidelijkheid over de vraag op welke risico's hij doelt en in welk tempo hij ze wil afbouwen.

Een goede financiële verantwoording is van essentieel belang voor het vertrouwen in de overheid. De bereidheid om belasting te betalen hangt rechtstreeks samen met het vertrouwen in de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de uitgaven. Anders gezegd: als belastinggeld verdwijnt in de zakken van fraudeurs of wordt besteed aan onzinnige projecten, dan ondermijnt dat het vertrouwen. Het is daarom goed dat de Rekenkamer scherp blijft toezien op de rechtmatigheid van de uitgaven en dat de overheid daarover verantwoording aflegt. Mijn fractie is blij met de verbeteringen die in de kwaliteit daarvan zichtbaar blijven.

Wat de CDA-fractie betreft kan het signaleren van frauderisico's een prominentere plek krijgen in de verantwoording. Afgelopen week voerden wij al een uitgebreid debat over de fraude met toeslagen. Vergelijkbare signalen zijn eerder geuit rond de uitkering van de kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank. Ook zorgfraude staat inmiddels als onderwerp op de agenda. Minister Schippers heeft vandaag aangekondigd dat zij nog een breed onderzoek wil uitvoeren naar de zwakke plekken in het systeem. Daarbij heeft zij het over het hele zorgdomein. Er worden jaarlijks heel veel audits door rijksdiensten en departementen uitgevoerd die zwakke plekken blootleggen, maar in de verantwoordingsbrief van de regering en ook in de jaarstukken van de departementen vind je daar vaak heel weinig van terug. Is de regering bereid om in de verantwoording over 2013, dus komend jaar, expliciet aandacht te besteden aan frauderisico's en de aanpak daarvan, gebaseerd op een integrale analyse van de risico's op de terreinen van ten minste zorg, sociale zekerheid, subsidies en belastingen?

Veel zorg en irritatie bestaan er bij mijn fractie over de verantwoording op Europees niveau. Ook dit jaar heeft Nederland weer keurig een lidstaatverklaring opgesteld over de besteding van gelden uit Europese fondsen, maar Nederland is slechts een van de vier landen die dat doet. En jaar na jaar weigert de Europese Rekenkamer goedkeuring te verlenen aan de Europese jaarrekening. In een tijd van bezuinigingen en in een tijd waarin het draagvlak voor de Europese ontwikkeling onder grote druk staat, is dit echt niet acceptabel. Nederland zou een betere verantwoording als keiharde voorwaarde moeten stellen bij de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader vanaf 2014. Mijn vraag aan de minister-president is of hij bereid is daarvan een hard punt te maken.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Voordat ik begin, moet mij toch iets van het hart over de bijdrage van de heer Zijlstra. Die deed mij ineens erg denken aan dat liedje van Kinderen voor kinderen. Ineens zag ik de heer Zijlstra voor mij: op een onbewoond eiland, melk drinkend uit een kokosnoot, zwaaiend met een vlaggetje in zijn door een VVD-wethouder gesubsidieerde geveltuin. Ik moest dat toch even met de Kamer delen! Ik bedoelde die VVD-wethouder uit Amsterdam.

Over naar de orde van de dag. 2012 was het jaar waarin volgens sommigen de wereld zou vergaan. Het goede nieuws is dan wellicht dat er slechts een kabinet is gesneuveld. 2012 was een bijzonder politiek jaar. Het begon nog met het gedoogkabinet van VVD, CDA en PVV. En de SGP, niet te vergeten. Het voortijdig einde van dit experiment maakt het ook tot een gebroken politiek jaar. Midden in een economische crisis zat Nederland met een demissionair kabinet. Weer naar de stembus, dus. De PVV liep weg, de premier liet het kabinet uit zijn handen vallen en de oppositie moest de begroting redden. Nou ja, de oppositie? Een deel van de oppositie dan, want in de linkerhoek van de Kamer weerstond een sociaaldemocratische fractie dapper alle verzoeken om verantwoordelijkheid te nemen.

Na een opgeklopte tweestrijd, vele beloften aan de kiezer, volgde de eerste formatie nieuwe stijl. Zonder bemoeienis van het staatshoofd. Het initiatief lag bij het parlement. Op het laatste mag de Kamer trots zijn. Maar geldt dat ook voor het resultaat? VVD en PvdA wilden het per se met zijn tweeën doen. Een combinatie van conservatief-liberalen en sociaaldemocraten, twee stromingen met een lange geschiedenis in de Nederlandse politiek en met de potentie om elkaar te versterken: solidariteit en een kritische blik op besteding van belastinggeld, investeren en hervormen, sociaal en liberaal. Aan het begin van de formatie waren wij dan ook positiefkritisch over deze combinatie. Wij doopten haar Paars-min. Maar de haastformatie leidde helaas tot een start in mineur. De inkt van het regeerakkoord was nog niet droog, of de onzalige zorgpremie leidde tot een heus oproer. Het zou nog lang onrustig blijven in Den Haag.

Hoe langer dit kabinet zit, hoe meer het positieve uitruilen lijkt te verworden tot een wederzijdse gijzeling. Belangrijke ambities worden geofferd omwille van de lieve vrede in de coalitie. Want wat is er nou bereikt in het afgelopen halfjaar? De VVD-belofte was: geen aanpak van de hypotheekrenteaftrek. Maar die kwam er wel. En dankzij de heer Zijlstra weten we dat die aftrek zelfs helemaal mag worden afgeschaft. Waar de premier eerder nog zei: als die aftrek er niet was, had ik haar wel uitgevonden. Ik moet zeggen dat deze ruk naar links zelfs de D66-fractie te ver gaat. PvdA-leider Samsom beloofde: zonder quotum geen bezuiniging op sociale werkplaatsen.Hoe

De heer Zijlstra (VVD):

Ik probeer een aantal dingen te negeren waarbij een loopje wordt genomen met de werkelijkheid, maar dit gaat wel erg ver. Als mevrouw Van Veldhoven de zaken keurig weergeeft, helpt dat het debat enorm. Het voorkomt allerlei onnodige interrupties. Als we over een aanpassing van de hypotheekrenteaftrek praten, dan praten we ook over een liberaal belastingstelsel, dus over fors lagere tarieven. Dat geldt ook voor de aanpassing in het huidige regeerakkoord. Als het gaat om de kabinetsformatie: ik kan mevrouw Van Veldhoven aanraden de brief van verkenner Kamp nog eens te lezen, daarbij lettend op het advies van de heer Pechtold. Dat staat op gespannen voet met haar eigen verklaring.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Als de heer Zijlstra de brief van de heer Kamp nog eens goed leest, ziet hij dat de heer Pechtold daarin heeft gesproken van "ten minste twee partijen". Maar wellicht heeft hij dat over het hoofd gezien. Overigens heeft hij net opnieuw verklaard dat er wel degelijk een systeem zonder hypotheekrenteaftrek mogelijk is. Ik heb helemaal niet gezegd dat hij daar geen aanvullende voorwaarden aan zou stellen, ik zeg alleen dat het mij toch opvalt dat, waar op het eiland van de premier de hypotheekrenteaftrek zou worden uitgevonden, diezelfde hypotheekrenteaftrek er op het eiland van de heer Zijlstra niet meer zou zijn. Ik vind dat een verschil dat zelfs mijn fractie wat ver gaat.

Voorzitter. Over naar de Partij van de Arbeid. Partij van de Arbeid-leider Samsom beloofde: zonder quotum geen bezuinigingen op de sociale werkplaatsen. Maar de bezuinigingen gaan door en het quotum is van tafel. En de coalitie wilde feestelijk nivelleren via een inkomensafhankelijke zorgpremie. Nou, die kwam er dan weer niet. En zo kan ik nog wel even doorgaan. En voor de rest: uitstel, op uitstel, op uitstel van de hervorming van de WW, het ontslagrecht en de zorg. De titel van het laatste VVD-verkiezingsprogramma "Niet doorschuiven maar aanpakken" begint bijna een beetje op mijn lachspieren te werken. Na de wankele constructie van Rutte I was één ding voor iedereen duidelijk: Nederland snakte naar een stabiel kabinet met een duidelijke koers en een stevig mandaat om besluiten te nemen. VVD en PvdA kozen echter bewust weer voor een minderheidskabinet. De houding was: "we komen er wel; geen meerderheid in de Eerste Kamer? ach ..."

Er is veel wat de VVD en de PvdA scheidt maar één ding bindt hen zeer: een dubbele opstelling ten aanzien van de Eerste Kamer. Want de partijen die naam gaven aan de nachten van Wiegel en Van Thijn, klagen nu over een politieke senaat. Maar was het niet PvdA-lijsttrekker Marleen Barth die in aanloop naar de Eerste Kamerverkiezingen in 2011 al waarschuwde: wij gaan het kabinet het heel moeilijk maken? En was het niet Loek Hermans, de fractievoorzitter van de VVD in de Eerste Kamer, die nog voordat er een wetsvoorstel lag, al liet weten grote moeite te hebben met de plannen voor de zorgpremie? Ik vraag de premier: is Rutte II nou echt stabieler dan Rutte I?

De Nederlandse politiek onderhandelt nu al anderhalf jaar van akkoord naar akkoord. Ik noem het vijfpartijenakkoord, het tussenakkoord, het regeerakkoord, het bijgesteld regeerakkoord, het woonakkoord, het polderakkoord, het zorgakkoord, en het einde is nog niet in zicht. Voor ons in deze zaal, in deze Haagse werkelijkheid zijn al die deelakkoorden nog enigszins begrijpelijk. Haagse akkoorden op basis van coalities, breekpunten en budgetten. Maar wat is het resultaat voor gemeenten, voor bedrijven, voor mensen? Mensen zijn onzeker, chronisch onzeker over hoe ze er na het volgende akkoord voor zullen staan. Want door al die wisselende contacten zijn elke lijn, elke visie en daarmee ook de voorspelbaarheid verdwenen. Herstel van het structurele gebrek aan vertrouwen, dat is volgens mijn fractie de belangrijkste opdracht voor de Nederlandse politiek. Is de premier dat met mij eens?

De heer Klein (50PLUS):

Over die wisselende contacten het volgende. Mevrouw Van Veldhoven heeft daar volgens mij zeer aan meegewerkt. Zij geeft aan dat die wisselende contacten slecht zijn voor ons land en leiden tot onzekerheid, maar dan is mijn vraag waarom zij als D66 überhaupt meewerkt aan bijvoorbeeld zo'n woonakkoord.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik snap de vraag van de heer Klein heel goed. Wij werken mee omdat wij verantwoordelijkheid willen nemen om de besluiten te nemen die nodig zijn om dit land verder te helpen. Ik analyseer nu dat dit nodig is omdat er een keuze is gemaakt voor weer een minderheidskabinet. Idealiter is het dus niet nodig om elke keer via wisselende contacten tot onderdelen van het bouwwerk te komen, zoals het CDA zo-even aangaf.

De heer Klein (50PLUS):

Waar D66 zich er zo op voorstaat dat er sprake moet zijn van een stabiele regering, is mijn vraag of het wat haar betreft dan niet logischer is om er nu geen enkele steun of medewerking aan te verlenen, behalve dan wanneer zij daadwerkelijk regeringsverantwoordelijkheid kan gaan dragen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Nee. D66 gaat voor het realiseren van haar eigen programma. Wij gaan niet met een rechte rug aan de zijlijn staan.

Herstel van het structurele gebrek aan vertrouwen, dat is volgens mijn fractie de belangrijkste opdracht voor de Nederlandse politiek. Is de premier dat met mij eens? D66 vindt in ieder geval op dit punt medestanders in een aantal Hoge Colleges van Staat. "Mijn onbegrijpelijke overheid", dat was de titel van het laatste verslag van de Ombudsman. En kritisch is nu ook het rapport van de Algemene Rekenkamer. Over dat rapport heb ik een aantal specifieke vragen aan de premier. Ten eerste over de informatievoorziening. Volgens de Rekenkamer krijgt de Kamer vaak te weinig informatie om te kunnen beoordelen of publiek geld ook effectief is besteed. Dat probleem is nog groter als meerdere bewindspersonen verantwoordelijk zijn. Dat raakt dus direct aan de controlerende taak van het parlement. Het is goed dat we voor iedere uitgegeven euro een bonnetje kunnen laten zien, maar of we met dat geld ook ons doel efficiënt bereiken, is volgens de Rekenkamer niet duidelijk. Wat gaat de premier hieraan doen?

Ten tweede de bedrijfsvoering. De premier gaat prat op de bezuinigingen op de rijksoverheid. Mijn fractie deelt met hem de ambitie om zo efficiënt mogelijk te werken, maar de Rekenkamer signaleert dat anderhalf miljard aan ingeboekte bezuinigingen op de rijksoverheid niet wordt onderbouwd. Dat hoeft natuurlijk ook helemaal niet, want die besparingen doen zich gewoon voor, zo schrijft minister Blok letterlijk in zijn jaarverslag. "Wensdenken" noemt de Rekenkamer dat, ook letterlijk. Wie volgt de premier? Zijn minister of de Rekenkamer? En gelooft de premier echt dat het geld gewoon uit de lucht komt vallen? Zo ja, waar hangt die wolk dan? Gratis geld: daar gelooft mijn fractie niet in. Kan de minister-president toezeggen dat er voor de zomer een stevige onderbouwing komt voor al deze ingeboekte bezuinigingen?

Kleiner betekent nog niet vanzelf beter. Rücksichtslos snoeien in de overheid gaat namelijk ook ten koste van de ambtenaar die de toeslagenfraude moet voorkomen, die in de vreemdelingenketen werkt of die ervoor zorgt dat een hamburger niet uit paardenvlees bestaat. Hoe kijkt de premier aan tegen het risico dat kwaliteit onder druk komt te staan? Moeten we niet veel duidelijker aangeven wat al die ambtenaren niet meer hoeven te doen?

De decentralisatie is een enorme opgave, waarmee meer dan 15 miljard euro is gemoeid. Een belangrijk deel van de totale rijksbegroting gaat naar de regio's. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de controle op de effectieve besteding van al dat geld, bijvoorbeeld aan thuiszorg en dagopvang, goed wordt geborgd? Ik vraag dat, omdat de Kamer dat niet meer zal doen.

Ten slotte zeg ik nog iets over de financiën. De Rekenkamer uit hierover haar zorgen. Bij veel ministeries zijn er stevige aandachtspunten. Eén ministerie wordt in het bijzonder genoemd: bij minister Opstelten is het een chaos. Hij heeft geen idee hoeveel geld hij uitgeeft, omdat zijn nieuwe systeem niet werkt. En als hij het al niet weet, hoe kunnen wij het dan beoordelen? Hoe weten we dan of al die bezuinigingen op de gevangenissen nodig zijn? Hoe weten we überhaupt of hij niet te veel geld uitgeeft? Wat gaat het kabinet doen om dit probleem op te lossen en wordt de Kamer daarvan op de hoogte gehouden?

Dit kabinet heeft zoals ieder kabinet een minister van Binnenlandse Zaken. Het asielbeleid is echter verhuisd naar het VVD-veiligheidsdepartement en programmaminister Blok neemt Wonen en Rijksdienst voor zijn rekening. De minister van Binnenlandse Zaken heeft daardoor alle tijd voor de bestuurlijke ambities in het regeerakkoord, zoals de hervorming van de provincies. Eindelijk! Het eerste landsdeel zou er voor de verkiezingen van 2015 moeten zijn, zo beloofde Samsom ons. De waterschappen gaan uit de Grondwet en het aantal gemeenten gaat met 75 omlaag. Een prijzenswaardig pakket! Maar wat is hier een halfjaar later nog van over? De landsdelen zijn vooruitgeschoven. De gemeentelijke herindeling is afgezwakt. En de waterschappen? Niets meer over gehoord. De afrekenbare doelen om het kabinet hierop scherp te kunnen controleren, ontbreken helaas weer in de jaarverslagen, ondanks de afspraak hierover met de premier. Ik neem daarom aan dat we ze met Prinsjesdag wel krijgen.

Ik hoop echt dat de hervorming van het binnenlands bestuur onder leiding van deze premier niet voor de tweede keer op rij mislukt. Het zou toch zeker een rare figuur zijn dat de provincies in 2015 worden gekozen, gevolgd door de verkiezing van de Eerste Kamer, en dat sommige provincies even later samen als een nieuw landsdeel opnieuw ter stembus gaan? Is dit wenselijk? Wat betekent het voor de Eerste Kamer? Heeft het kabinet het allemaal wel goed doordacht? Zo ja, waar baseert hij dat op?

Mijn fractie heeft op deze Verantwoordingsdag speciale aandacht voor het duo dat justitie op stelten zet en tevens over onze veiligheid waakt. Beide bewindspersonen hadden weer plannen voor tien, getuige de indrukwekkende stapel persberichten. De Rekenkamer kijkt echter naar de resultaten, niet naar de retoriek. Dierenpolitie: ingevoerd en weer afgeschaft. Wietpas: aangekondigd, aangepast en nog altijd de oorzaak van veel overlast. Waren de prioriteiten wel op orde? Zo is de pakkans voor woninginbraak in 2012 gedaald naar een treurige 8%, en dat is wat mensen echt zorgen baart. Als we daar werk van maken, kunnen we het vertrouwen wel herstellen.

Dan was er ook nog een tekort aan direct inzetbare celcapaciteit. Hoe verhoudt dit zich tot de 340 miljoen die het kabinet nog wil bezuinigen op de gevangenissen? 14.000 veroordeelde criminelen lopen nog steeds vrij rond en de verjaringstermijn voor zware misdrijven is ook nog eens verruimd. De strafbaarstelling van illegaliteit, met mogelijk meer illegalen in de gevangenis tot gevolg, komt daar nog bovenop! Is het dan wel slim om zo veel cellen te sluiten? Ik stel het even heel scherp: minister-president, is dit kabinet bereid een crimineel te laten lopen om een extra illegaal te kunnen opsluiten?

Ik rond af. 2012 was een turbulent jaar, zowel politiek als economisch. Het eerste halfjaar van Rutte II heeft nog niet geleid tot het gewenste herstel van vertrouwen. Ons aanvankelijk optimisme over deze coalitie is er niet groter op geworden, maar we laten ons komend jaar graag positief verrassen door constructieve voorstellen van het kabinet. Wij zullen die in ieder geval blijven doen, en niet alleen waar het gaat om het herstel van de economie. Wetsvoorstellen ten aanzien van de koopzondag en godslastering liggen evenals de referendumwetten al in de Eerste Kamer, en voorstellen inzake het ambtenarenrecht, de weigerambtenaar en het verbod op de discriminatie van homoseksuele leraren liggen in de Tweede Kamer. Het verwijsrecht bij euthanasie en meer invloed op het eigen levenseinde komen eraan.

D66 wil werken aan herstel van vertrouwen, vanuit een visie op de toekomst van Nederland. De toekomst van mensen centraal, met investeringen in onderwijs en de medisch-ethische agenda. De toekomst van ons land centraal, met vergroening van de economie en een grondige hervorming van de verzorgingsstaat. Niet alleen in de krant of in liedjes, maar ook in de Kamer.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Voordat ik tot mijn inhoudelijke inbreng in dit Verantwoordingsdebat kom, wil ik allereerst complimenten geven aan de mensen van de Algemene Rekenkamer, niet alleen aan hen die hier aanwezig zijn, maar ook aan de mensen achter de schermen. Zij zorgen ervoor dat wij ons werk ten volle kunnen uitvoeren. Dat is vaak op de achtergrond, maar ik wil toch wel benadrukken dat het voor ons van wezenlijk belang is.

Voorzitter. Het is een bijzonder Verantwoordingsdebat dit jaar, want het beleid over 2012 is tot stand gekomen via drie verschillende coalities van in totaal zeven partijen. Waar veel partijen verantwoordelijk zijn, bestaat het risico dat geen enkele partij zich daadwerkelijk verantwoordelijk voelt, zeker niet als het beleid van de ene coalitie weer ongedaan wordt gemaakt door de volgende coalitie. Het afgelopen jaar was er echter één partij die haar handtekening heeft gezet onder elk akkoord en er was er één persoon die daar telkens bij betrokken was. Gelukkig hebben we dan ook de minister-president, die we vandaag in ieder geval ter verantwoording kunnen roepen over het beleid dat in 2012 gevoerd is, want hij was de constante factor in het geheel.

Bij het aantreden van zijn eerste kabinet in oktober 2010 nam de minister-president een voorbeeld aan zijn liberale betovergrootvader Cort van der Linden. Wij moesten zijn kabinet beoordelen op de resultaten die hij zou gaan bereiken. Wacht u op onze daden, zei de minister-president aan het eind van zijn eigen regeringsverklaring. Ik pak deze handschoen graag op. Het kabinet heeft onder moeilijke omstandigheden zijn werk moeten doen. In het afgelopen jaar zijn we geconfronteerd met een ernstige economische crisis, waarover we gisteren de laatste sombere cijfers mochten ontvangen. Nederland verkeert nog steeds in een diepe recessie. De werkloosheid is in april opgelopen tot 650.000 mensen. Nog nooit telde ons land zo veel mensen die zonder baan thuis zitten, met veelal schrijnende gevolgen. In de afgelopen drie maanden kwamen er per maand gemiddeld 19.000 werklozen bij.

Daarnaast is de staatsschuld de afgelopen jaren fors opgelopen. Deze schuld bedraagt inmiddels 428 miljard euro, oftewel € 26.000 per Nederlander. Vooral de zorgkosten rijzen de pan uit. Daarnaast zijn veel mensen onzeker over hun baan, hun pensioen en de waarde van hun huis. De onzekerheid over het veranderende kabinetsbeleid draagt al helemaal niet bij aan het herstellen van vertrouwen. Tegen deze achtergrond en tegen de eigen woorden van de minister-president dat wij hem moesten beoordelen op zijn daden, vraag ik hem hoe hij zelf terugkijkt op het afgelopen jaar. Is hij trots op wat hij heeft bereikt? Gaan wij de goede kant op met Nederland? Vindt hij zijn optimistische houding nog steeds gerechtvaardigd?

Zeker bij gezinnen is er sprake van grote onzekerheid over de effecten van het kabinetsbeleid. De aandacht voor gezinnen lijkt onder te sneeuwen in het beleid van dit kabinet. Het is onduidelijk welke minister primair verantwoordelijk is voor het gezinsbeleid. Gezinnen met kinderen, vooral gezinnen met alleenverdieners, worden extra hard in de portemonnee getroffen door de bezuinigingen. Dat kan wel oplopen tot -6%. Er staan nog forse bezuinigingen op de kindregelingen op de rol. Voor gezinnen met kinderen die gaan studeren, duurt de onzekerheid over de studiefinanciering maar voort. De ChristenUnie is van mening dat gezinnen meer ruimte moeten krijgen om zelf keuzes te maken. Zo moeten gezinnen zelf kunnen beslissen hoe zij de bijdragen vanuit de kindregelingen inzetten. Terugkomend op de uitspraken van minister Bussemaker over werkende moeders: deelt het kabinet ons standpunt dat het aan mensen zelf is om keuzes te maken tussen arbeid en zorg? Mijn fractie vraagt zich oprecht af wat de waarde is van het gezin voor het kabinet. Hoe komt dit tot uitdrukking in het gevoerde beleid? Graag krijg ik een reactie daarop.

De afgelopen tijd zijn wij geconfronteerd met goed betaalde managers die scholen, woningbouwcorporaties of zorginstellingen berooid achterlieten, en met banken die onverantwoorde risico's namen en gered moesten worden met publiek geld. Recentelijk zijn wij geconfronteerd met fraude in de zorg, met pgb's en toeslagen. Dit wangedrag komt voor van hoog tot laag en is zo wijdverbreid dat wij het niet meer over incidenten kunnen hebben. En het wangedrag is zo destructief voor het onderlinge vertrouwen en zo fnuikend voor de solidariteit in onze verzorgingsstaat dat wij dit niet ernstig genoeg kunnen nemen. Wij kunnen ook alleen van deze kwaal genezen als wij de juiste diagnose stellen, want inderdaad, om oud-premier Lubbers te citeren: Nederland is ziek. Of om het vrij naar Hamlet nog iets dramatischer te zeggen: something is rotten in the state of Holland. Wij kunnen nog zo veel wetten en regels maken, als die niet langer gedragen worden door moraal, worden ze vanzelf krachteloos.

Het morele tekort van onze samenleving laat zien hoe belangrijk waarden zijn als soberheid, matigheid, eerlijkheid, rechtvaardigheid, naastenliefde en solidariteit. Het toont ook aan hoe de ondermijning van deze woorden het vertrouwen in de politiek aantast. Afgelopen week hebben wij onder andere gezien hoe de fraudezaken dit doen. In het kabinet-Balkenende IV werd een morele agenda opgesteld, ook en juist met medewerking van de Partij van de Arbeid. Naar analogie daarvan vraag ik dit kabinet hoe de wet- en regelgeving nu uitnodigt tot immoreel gedrag en wat zijn plannen zijn om dit in te dammen. Ik hoorde de heer Van Hijum al pleiten voor een rijksbreed overzicht van frauderisico's. Ik wil mij daar graag bij aansluiten.

Ik kom bij een aantal specifieke punten ten aanzien van de verantwoording, ten eerste de zorguitgaven. Er is blijvende aandacht nodig voor de beheersbaarheid van de zorguitgaven. Door vergrijzing, de toename van het aantal chronisch zieken en de technologische ontwikkelingen zal de vraag naar zorg alleen maar toenemen. Zo bedragen alleen al de uitgaven voor medisch-specialistische zorg 20 miljard euro. Wat gaat het kabinet concreet doen om de zorguitgaven aan te pakken en tegelijkertijd goede zorg te blijven garanderen?

Uit het onderzoek van de Rekenkamer blijkt verder dat zorginstellingen veel financiële risico's lopen, onder andere door vastgoed en derivaten. Bovendien is er geen totaaloverzicht over deze financiële risico's. Zeker bij zorginstellingen, die steeds groter worden als gevolg van fusies en overnames, is het belangrijk dat dit overzicht er wél is. Is de regering bereid om te zorgen voor een totaaloverzicht van de financiële risico's die zorginstellingen lopen?

Er ligt een ambitieuze doelstelling voor 16% hernieuwbare energie in 2020. Het is echter onduidelijk of het kabinet op koers ligt om deze doelstelling te halen. In 2012 was het aandeel duurzame energie 4,4%; een stijging van maar liefst 0,1% ten opzichte van 2011. Daarbij komt dat de aanlooptijd van projecten twee tot vijf jaar bedraagt. Voor windenergie op zee is deze termijn mogelijk zelfs langer. Tegelijk is een kwart van het budget voor duurzame energie in 2012 niet besteed, zo blijkt. Vertraging en uitval van projecten blijven een groot obstakel vormen. Hoe wil het kabinet voorkomen dat we te lang bezig blijven met onrealistische projecten? En hoe legt het kabinet de onderuitputting uit aan huishoudens en bedrijven die te maken krijgen met een opslag op hun energierekening juist om geld vrij te maken voor verduurzaming?

Tot slot vraag ik aandacht voor de bezuinigingen bij de rijksoverheid. De Rekenkamer concludeert dat de taakstelling van het kabinet-Rutte/Verhagen van 788 miljoen euro slechts voor 364 miljoen euro is onderbouwd met businesscases. Daarnaast moet de taakstelling van het kabinet-Rutte/Asscher van 1,1 miljard euro nog worden ingevuld. Ik concludeer dus dat er voor een beoogde besparing van 1,5 miljard euro nog geen concrete plannen zijn. De minister voor Wonen en Rijksdienst herkent zich echter niet in dat beeld en denkt dat het allemaal wel gaat lukken. Dat is een opmerkelijke conclusie, aangezien de Algemene Rekenkamer heel duidelijk is in haar conclusies. Ik hoor graag van dit kabinet met welke concrete plannen het meent de taakstelling van 1,5 miljard straks wel te gaan invullen. Ik hoop dat we dat snel kunnen horen, want het heeft ook te maken met de verantwoording over het afgelopen jaar.

Ik wil het kabinet ook bedanken voor de verantwoording die het heeft afgelegd. De Algemene Rekenkamer heeft geconcludeerd dat de verantwoording is verbeterd. Het is een doorgaand onderwerp van aandacht, en ook dit draagt bij aan de betrouwbaarheid die burgers mogen verwachten van de overheid bij de besteding van de middelen. Ik dank het kabinet daar dan ook voor.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Dank aan de Rekenkamer voor het uitstekende geleverde werk, en ook dank aan het kabinet voor de geleverde stukken.

Een jaar geleden stonden we hier ook. Toen stond deze premier hier om verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid, maar dan met een demissionair kabinet. Het politieke experiment met de PVV was een mislukking gebleken. Even leek het erop dat er een einde was gekomen aan dergelijke onverantwoorde avonturen in tijden van crisis. Door het Lenteakkoord was de begroting voor 2013 veiliggesteld en konden we allemaal vol vuur de verkiezingen in, met voor de één een wat beter resultaat dan voor de ander.

Wat de verkiezingen ons allemaal bracht, was dat we konden hopen op een stabiel meerderheidskabinet en een einde aan de zinloze symboolpolitiek. Helaas, de symboolpolitiek werd grotendeels met knippen en plakken overgenomen uit het gedoogakkoord van Rutte I. Dat werd de afgelopen weken pijnlijk duidelijk voor de PvdA. Ook aan het politiek experimenteren is geen einde gekomen. Onze premier houdt van risicovol ondernemen. In het verleden behaalde resultaten bieden daarbij geen garanties voor de toekomst, maar lessen kun je natuurlijk wel trekken. Had onze premier dat maar gedaan. Samen met kompanen Kamp, Samsom en Bos knutselde hij snel, snel, snel een kabinet in elkaar. Een beetje te snel, zouden we achteraf kunnen concluderen. Want de drie pijlers onder dit kabinet – de schatkist op orde, eerlijk delen en duurzame groei – blijken zo wankel als wat.

De schatkist is niet op orde. Sterker nog, dit kabinet kan niet eens met zekerheid zeggen of de bezuinigingen van 2012 wel zijn gehaald. Hoe het met eerlijk delen staat, is al helemaal niet te zeggen, behalve dan dat een recordaantal van 650.000 werklozen aan eerlijk delen zeker niet bijdraagt. Ook van duurzame groei is geen sprake. De economie krimpt en krimpt, laat staan dat er sprake is van verduurzaming. Voor dat laatste moet je echt kiezen, maar dat is iets wat dit kabinet uit de weg gaat. Overigens worden we over de eerste en de derde pijler – de schatkist op orde en duurzame groei – regelmatig geïnformeerd door het CPB, het CBS en het PBL. Allemaal instituten die ons op de hoogte houden van de stand van de schatkist, de economische groei en het duurzame gehalte daarvan. Maar hoe komen we erachter hoe het staat met de pijler eerlijk delen? De Algemene Rekenkamer benoemde al het feit dat de effectiviteit van het beleid weinig helder wordt. De Kamer heeft er al vaker een punt van gemaakt dat het kabinet zich concrete doelen zou moeten stellen zodat het daarop kan worden afgerekend. De heer Pechtold heeft daar regelmatig naar gevraagd. Wanneer kunnen we zeggen dat het kabinet is geslaagd in zijn operatie om eerlijk te delen? Als het kabinet die concrete doelen heeft gesteld – dat moet breder gaan dan koopkrachtplaatjes, want de sociale kwestie is meer dan een broodkwestie alleen – dan zou ik willen voorstellen dat het Sociaal en Cultureel Planbureau een soort "eerlijkdelenmonitor" maakt om in de gaten te houden hoe het staat met de vorderingen op dat gebied.

De drie pijlers zijn allemaal behoorlijk gammel. Gisteren werden de nieuwste CBS-cijfers gepresenteerd. Er is grote werkloosheid in de bouw en de kinderopvang. Dat reken ik dit kabinet aan. Eerder bleek dat het consumentenvertrouwen in Nederland op dat in Griekenland na het laagst is van Europa. Ook dat reken ik het kabinet aan. Het vertrouwen in de politiek neemt af. Ook dat reken ik het kabinet aan. Het kabinet is doof en blind voor bestaande cijfers en signalen. Het gebruikt een begrotingsnorm van 3% als kompas. De Algemene Rekenkamer heeft echter laten zien dat het kompas stuk is. Het noorden kan net zo goed het oosten blijken te zijn, want het kabinet weet niet precies hoeveel het heeft bezuinigd in 2012. Een van de ministeries waar het overzicht kwijt is, is het ministerie van Veiligheid en Justitie. Dat is niet voor het eerst. Justitie is al langer een zorgenkindje. Uit begrotingen en jaarverslagen valt maar moeilijk op te maken hoeveel geld waaraan is besteed. Hoe gaat het kabinet dit oplossen?

Zoals ik al zei, is het kabinet doof voor veel geluiden van grote onrust en zorgen onder mensen. Mensen vragen zich af of ze straks nog wel een baan, een pensioen of toegang tot goede zorg hebben. Wat doet het kabinet om het vertrouwen te herstellen? Het kiest voor een bezuinigingspakket van enkele miljarden. Hoeveel precies is nog onzeker. Het kabinet kiest ervoor om dit boven de markt te laten hangen. Dat is onverantwoord, dat is onverstandig en dat is onwenselijk. Zo herstel je geen vertrouwen. Er vallen rake klappen in de bouw, de thuiszorg en de kinderopvang. Het kabinet kan moeilijk beweren dat dit het gevolg is van boze krachten. Die klappen zijn rechtstreekse gevolgen van de keuzes van het kabinet. Het kabinet is geen toeschouwer aan de zijlijn, maar moet in actie komen. Het moet kiezen voor plannen die onze economie sterker en duurzamer maken en die ons voorbereiden op de toekomst. Het moet weg van de Haagse politieke blikvernauwing, weg van debatten die enkel gaan over een 3%-norm, de omvang van de staatsschuld en de economische groei. In die zin vond ik de bijdrage van de fractievoorzitter van de VVD hoopgevend. Hij probeerde verder te kijken dan de realiteit van hoe het nu georganiseerd is. Ik hoop dat dit doorkijkje naar de toekomst en naar hoe je helemaal opnieuw zou moeten beginnen de houding is die we de komende tijd van de VVD zullen zien om echt tot vernieuwing te komen.

Fundamenteel andere keuzes zijn nodig. De gevolgen van klimaatverandering zijn schrikbarend. 32 miljoen mensen verlieten in 2012 gedwongen huis en haard om te vluchten voor de gevolgen van klimaatverandering. Dat is de menselijke prijs voor klimaatverandering, zo berichtte Trouw gisteren. Wat mijn fractie betreft is het tempo dat dit kabinet kiest om over te gaan tot verduurzaming volstrekt onvoldoende. Het aandeel hernieuwbare energie in het totale energieverbruik van 2012 was 4,4%. Dat is vergelijkbaar met de 4,3% uit 2011. Op deze manier duurt het 950 jaar voordat wij van onze fossiele verslaving af zijn. Bijna 1.000 jaar om onze aarde weer gezond te maken. Uit de oude subsidieregeling voor duurzame energie, de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE), is 172 miljoen euro minder besteed dan geraamd. Dit is voor een deel besteed aan taakstellingen op het departement, zo valt te lezen, terwijl ik dacht dat taakstellingen bedoeld waren om het vet van de botten te snijden, om bureaucratie aan te pakken. SDE-gelden aanwenden voor deze taakstelling is, gezien de urgentie van de energieomwenteling, wat mij betreft dan ook onverantwoord. Graag krijg ik een reactie hierop.

Ik ga nu in op het verkwanselen van de natuur. Van de 545 miljoen euro begroot voor natuur, is er slechts 224 miljoen euro uitgegeven. Waar is het geld gebleven? Is dit geld wellicht naar de provincies gegaan? Graag krijg ik verheldering op dit punt. Voor GroenLinks is een eventuele onderbesteding op natuur namelijk onacceptabel, want ondertussen worden de doelen op het vlak van de biodiversiteit niet gehaald, is het beheer van Natura 2000-gebieden nog altijd niet geregeld en moet Staatsbosbeheer mensen ontslaan en grond verkopen.

Wij moeten duurzaam de crisis uit. Daarmee kregen wij banen. Fors meer investeren in woningisolatie levert op korte termijn 13.000 extra banen in de bouw op. Het zelf mogen opwekken van energie, of het nu in de buurt is of niet, levert 40.000 banen op in tien jaar tijd, banen waar de mensen in dit land wanhopig op zitten te wachten.

Ik kom tot een afronding. Trots als een pauw waren Mark Rutte en Diederik Samsom bij de presentatie van het regeerakkoord. Het weerspiegelt de zoektocht naar het beste van twee werelden, zeiden ze bij de presentatie. Ik moet tot mijn spijt het volgende constateren: zo doof als de premier was voor de waarschuwingen over de instabiliteit van zijn minderheidsconstructie, zo blind is hij nu voor het falen van zijn economische recept. Hij draait dus langzaam nog een rondje mee in de vicieuze cirkel en de PvdA draait met hem mee. Dat is onnodig, onrechtvaardig en onverstandig.

Voorzitter, wellicht klinken deze woorden u bekend in de oren. Dat kan kloppen, want ze zijn geparafraseerd uit de bijdrage van de heer Samsom tijdens het Verantwoordingsdebat van vorig jaar. Ik denk dat zijn voorganger, Wouter Bos, hierover zou zeggen: "Dit land kan zoveel beter".

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik weet niet of het u is opgevallen, maar wij hebben te maken met een trendbreuk, want de afgelopen jaren voerden de fractievoorzitters dit debat. Nu moet ik vaststellen dat de financiële woordvoerders en slechts één fractievoorzitter het debat voeren. Ik moet zeggen dat mij dat best bevalt. Ik weet niet precies wat de fractievoorzitters gedacht hebben, maar zij zeiden in ieder geval tegen de financiële woordvoerders: doen jullie het maar. Ik dacht toen: dat vergroot de kans dat het om de inhoud gaat. In het begin van zijn bijdrage sprak de heer Zijlstra over het eiland Utopia. Ik vroeg mij toen af of het wel over Verantwoordingsdag ging, maar uiteindelijk kwam dat helemaal goed. De wereld is dus niet zwart-wit.

Minister Rutte:

Dat klinkt als een compliment.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat klinkt inderdaad als een compliment. De heer Zijlstra mag dit echt als een compliment beschouwen. Laten wij ruiterlijk zijn vandaag.

Het is essentieel dat het op een Verantwoordingsdag echt om de inhoud gaat. Dit gaat namelijk ergens over. Als je bekijkt hoeveel miljarden er in 2012 besteed zijn, moeten wij eigenlijk elk jaar een normale Verantwoordingsdag hebben. Eigenlijk moet ik constateren dat wij die in dit parlement maar eens in de twee jaar hebben, want het kabinet dat in een najaar aantreedt, treedt meestal anderhalf jaar later weer af. Vervolgens heb je een Verantwoordingsdag over het ene en het andere kabinet. Feitelijk hebben wij dat nu ook. Een van de coalitiegenoten – ik weet niet meer wie daarover begon – heeft heel duidelijk gemaakt dat het begrotingsbeleid van vorig jaar de verantwoordelijkheid is van nagenoeg iedereen in dit parlement. Dat hindert ook helemaal niet, want de Kamer ziet toe op de regering en moet gewoon kijken wat goed gaat.

Ik wil ook de Algemene Rekenkamer een compliment geven. Volgens mij is bij de behandeling nog geen enkele vraag gesteld met de strekking hoe de Rekenkamer tot een bepaalde conclusie kon komen. Er zijn heel veel vragen aan het kabinet gesteld naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer. Zo hoort het ook. Chapeau voor het werk dat u jaarlijks doet! Geef dat vooral ook door aan alle medewerkers.

Met rechtmatigheid van de bestedingen ging het opnieuw heel goed. Dat moet ook, want de overheid moet een betrouwbare instantie zijn. Wel hebben wij een vraag aan het kabinet. Het beheer van Veiligheid en Justitie moet zo snel mogelijk op orde zijn en ook bij Binnenlandse Zaken is het nodige aan de hand. Het eigen beheer is nauwelijks op orde. Gezien de decentralisaties die voor de deur staan, houd ik mijn hart vast. Gaat de minister, zoals gesuggereerd door de Algemene Rekenkamer, actiever toezien op deze departementen en op de andere departementen? De aanbeveling van de Algemene Rekenkamer was algemeen gesteld, namelijk dat een actievere houding van de minister van Financiën nodig is. Graag hoor ik zijn reactie.

Volgens de Algemene Rekenkamer is er bij Binnenlandse Zaken ook onvoldoende zicht en controle op het afslanken van de overheid. De heer Van Hijum heeft hier uitgebreid bij stilgestaan en ik zal de details dus niet herhalen, maar dit is zorgelijk. Wij hebben besloten om in eigen vlees te gaan snijden. Dat moet ook. De bureaucratie moet minder worden en de kosten moeten naar beneden. De Algemene Rekenkamer stelt vast dat het ministerie van Binnenlandse Zaken hierop onvoldoende grip heeft en dat het onvoldoende hard kan maken dat er maatregelen genomen worden om de gigantische bezuinigingen op de overheid waar te maken. Dat baart mij zorgen.

De minister voor Wonen en Rijksdienst heeft gezegd dat het wel meevalt, maar dat baart mij nog meer zorgen. Dan kunnen wij erop wachten dat wij volgend jaar bij Verantwoordingsdag misschien moeten constateren dat het onhaalbaar is geweest en dat wij op andere zaken moeten bezuinigen. Dat wil dit parlement niet, dat wil de SGP in ieder geval niet en ik neem aan dat de minister van Financiën het ook absoluut niet wil. Hoe kan hij garanderen dat deze bezuiniging doorgaat?

Ik wil een compliment geven aan het ministerie van Defensie. Dat is volgens mij nog niet genoemd, maar op voorgaande verantwoordingsdagen ging het keer op keer uitvoerig over het ministerie van Defensie. Dat blijkt ook uit figuurtjes van de Algemene Rekenkamer. Die piekten in voorgaande jaren enorm. Dit jaar heeft het ministerie van Defensie voor het eerst de boel op orde. Die zegeningen mogen ook weleens geteld worden. De aanhoudende aandacht die het parlement en het kabinet hiervoor gehad hebben, heeft blijkbaar invloed gehad.

De Rekenkamer benadrukt het belang van een helder overzicht over de planning en realisatie van bezuinigingen en hervormingen. Het kabinet heeft op dat overzicht bezuinigd. We hebben niet langer een uitvoerige bijlage met allerlei grafiekjes, tabelletjes, toeters en bellen. Dat is prima. Dit overzicht is nu vervangen door een overzicht van Veiligheid en Justitie, maar dat is wel heel andere koek. Wij vinden dit wel erg summier, want wij kunnen nu niet nagaan of beleidsvoornemens worden gerealiseerd of niet. Kan dit element aan het overzicht worden toegevoegd? Wij willen graag weten of het beleidsvoornemen qua wetgeving volgens planning verloopt. Moet er eventueel gas worden gegeven of moet er worden geremd?

Vertrouwen is de brandstof voor de economie. Zonder vertrouwen kun je beleid voeren wat je wilt, maar zal de economie niet groeien. Dat is het probleem van Nederland. Wij hebben allerlei vormen van beleid. Er wordt via het begrotingstekort 24 miljard geïnvesteerd in de economie. Via allerlei akkoorden worden pogingen gedaan om de economie te stimuleren, maar dit alles zet onvoldoende zoden aan de dijk. Uit cijfers blijkt dat het consumentenvertrouwen tussen 2008 en 2012 onder alle EU-landen alleen in Griekenland harder gedaald is. Hoe kan dat? Wat kunnen wij eraan doen om het vertrouwen te stimuleren?

Ik noem drie punten die hierbij van belang zijn. Beleid moet bekend zijn, beleid moet consistent zijn en beleid moet voorspelbaar zijn. Het moet bekend zijn, want onzekerheid is funest. Hoe kijkt het kabinet wat dat betreft aan tegen het uitstellen van de aanvullende bezuinigingen in 2013? 2012 heeft geleerd dat zo'n lange periode van onzekerheid niet helpt. Creëren wij daarmee niet meer onzekerheid dan nodig is?

Beleid moet consistent zijn. Verschillende collega's hebben aandacht gevraagd voor het jojobeleid. Het ene kabinet zegt: de langstudeerdersmaatregel. Na de verkiezingen zegt het andere kabinet: nee, die trekken we weer in. We gaan iets doen met sociaal leenstelsel, zegt dit kabinet. Wat dat "iets" is, weet niemand. Dat creëert onzekerheid, een situatie waarin mensen gaan zitten wachten. Er wordt een forensentaks ingevoerd. Nee, want vervolgens wordt die weer ingetrokken. Er komt een inkomensafhankelijke zorgpremie. Terecht had de VVD daar een wat genuanceerdere visie op. Vervolgens gebeurt er heel wat anders. Moet het kabinet niet werken aan consistenter beleid, dat daadwerkelijk doorgaat? Zou het niet helpen om de economie te stimuleren als consumenten meer zekerheid hebben?

Beleid moet bekend en consistent zijn. Er is wat dat betreft ook aandacht besteed aan het rondpompen van geld. Wat wij aan de ene kant als probleem neerzetten, corrigeren wij weer via allerlei posten, waardoor er gigantisch veel geld rondgepompt wordt. Dat is een probleem. De commissie-Van Dijkhuizen studeert daarop. Hoe gaat het kabinet daarmee om? Gaat het daar positief naar kijken? Dat vroeg ik ook aan de geachte collega van de Partij van de Arbeid. Als het rondpompen verminderd kan worden en de hoge marginale tarieven daardoor verlaagd kunnen worden, werkt het kabinet daar dan aan mee? De VVD-woordvoerder heeft in ieder geval aangegeven daarmee positief om te gaan. Ik hoor dat ook van de collega van de Partij van de Arbeid. Gaat het kabinet dat ook doen?

Ik onderstreep wat de collega van de ChristenUnie zei ten aanzien van gezinsbeleid en het beleid van de minister van Onderwijs. Eerlijk gezegd vond ik het getuigen van een ouderwetse politiek uit het jaar nul om vanuit Den Haag te sturen in de keuze van ouders. Als je nu iets niet moet doen, is dat het wel. Hoe verhoudt dat zich tot het verhaal dat de heer Zijlstra hier houdt? Het kan toch niet zo zijn dat moderne mensen in een gezin zelf die keuzes niet maken en dat de minister van Onderwijs vanuit Den Haag gaat bepalen hoe beleid in elkaar zit?

Tot slot, het beleid moet voorspelbaar zijn. Daarvoor moet draagvlak zijn. Er wordt op verschillende momenten een beroep gedaan op allerlei partijen om steun te verlenen. Wij zijn altijd bereid om constructief te kijken, maar ik moet eerlijk zeggen dat dit moeilijker wordt als de steun wel gevraagd wordt voor economische en sociale situaties, voor bezuinigingen en voor hervormingen, terwijl immateriële waarden en geestelijke vrijheden onder druk komen te staan. Laat ik het probleem als volgt neerleggen. Wat mevrouw Veldhoven hier vol trots naar voren brengt als verworvenheden ten aanzien van smalende godslastering, de Winkelsluitingswet, de enkelefeitconstructie en de gewetensbezwaarde ambtenaren, vormt voor ons een probleem. Hoe gaat het kabinet daarmee om? Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen om niet te polariseren en om ruimte te bieden voor het hele parlement om de kans te vergroten dat beleid daadwerkelijk doorgaat. Dat is essentieel voor herstel van vertrouwen. Ik hoor graag de reactie van het kabinet.

De heer Klaver (GroenLinks):

De heer Dijkgraag had het over de minister van Onderwijs en Cultuur. Zij gaat ook over emancipatie. Hij hekelde haar woorden dat eigenlijk iedereen zou moeten werken met de opmerking dat de overheid niet dwingend zou moeten zijn. Moeten wij er met het beleid van de overheid niet voor zorgen dat er echt een vrije keuze is? Wordt economische zelfstandigheid, voornamelijk voor vrouwen, niet nog te vaak belemmerd door de overheid? Moeten wij die belemmeringen niet wegnemen?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ja, maar de heer Klaver maakt een fout door aan te nemen dat ieder individu economisch zelfstandig moet zijn. Sommige individuen zeggen: ja, dat wil ik. En daar kiezen ze dan voor. Anderen zeggen: nee, we leven samen, de een doet dit en de ander doet dat. Laat alsjeblieft die keuze gemaakt worden door de mensen zelf!

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik begrijp het dat de heer Dijkgraaf zegt: laat mensen zelf die keuze maken. Maar stel, je hebt beleid over bijvoorbeeld de aanrechtsubsidie, die nu wordt afgebouwd. Dat speelt een rol in het plaatje dat mensen thuis maken. Mensen gaan rekenen: ga ik werken of niet, wat loont? Loont het om nog te gaan werken, bijvoorbeeld als de kinderopvang niet wordt vergoed? Als dat niet loont, is het dan werkelijk een vrije keuze voor mensen om te kiezen voor die economische zelfstandigheid? Volgens mij is dat het punt. Het klinkt misschien wat vreemd, maar wellicht kunnen GroenLinks en de SGP elkaar op dat punt vinden door ervoor te zorgen dat mensen een werkelijk vrije keuze hebben. Nu is het overheidsbeleid immers nog te vaak beklemmend om te kiezen voor die economische vrijheid doordat de kinderopvang onbetaalbaar is en werken niet altijd loont.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het is precies andersom. Ik zou ervoor zijn om die neutrale keuze in het beleid vast te zetten. Maar vergelijk nu eens de volgende twee huizen naast elkaar. In het ene huis wonen twee mensen die samen € 30.000 verdienen, elk 50%. In het andere huis is er één inkomen, van € 30.000. Het tweede huis betaalt € 7.000 belasting meer dan het eerste huis. Al het beleid is erop ingezet om die keuze niet neutraal neer te zetten. Het is eenzijdig gericht op de arbeidsmarkt. Dat ontmoedigt het verhaal van de heer Zijlstra over mantelzorg. Dat ontmoedigt keuzes die mensen heel graag willen maken. Ik vind dat een modern land een land is waarin mensen in vrijheid die keuze kunnen maken. Dan moet het beleid echt anders.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De heer Dijkgraaf omschreef het vorige kabinet als "niet polariserend". Ik moet zeggen dat dat in de herinnering van in ieder geval mijn fractie heel anders is. Maar goed, daar gaat mijn vraag niet over. Mijn vraag gaat over de opmerking die de heer Dijkgraaf daarna maakte. De heer Dijkgraaf geeft terecht aan dat de D66-fractie een lange traditie heeft om te proberen in dit land stappen voorwaarts te zetten, bijvoorbeeld op medisch-ethisch terrein. Ik respecteer dat de heer Dijkgraaf en zijn partij daar anders over denken. Maar wat bedoelde de heer Dijkgraaf nu precies met zijn opmerking? Moet ik die zo lezen dat hij aan het kabinet vraagt om te voorkomen dat een andere partij in deze Kamer met dit soort initiatieven komt? Daarvan heb ik melding gemaakt in mijn tekst. Of zegt hij iets anders? Zegt hij in feite: we gaan nergens meer aan meedoen als dit soort initiatieven in behandeling wordt genomen? Wat zei hij nou eigenlijk?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Volgens mij was ik vrij transparant, probeerde ik dat te zijn. Zo niet, dan is de vraag terecht en probeer ik het nog een keer te zeggen. En anders komt mevrouw Van Veldhoven wel weer terug. Mijn punt is het volgende. Als er voor bezuinigingen en hervormingen een beroep wordt gedaan op steun van onze partij omdat er een meerderheid in het parlement moet zijn en er tegelijkertijd ofwel van het kabinet ofwel van de Kamer allerlei initiatieven komen die contrair aan onze diepste overtuigingen zijn, die ons in het hart treffen, dan krijg je op een gegeven moment de situatie dat je zegt: hoe kun je die dingen nog met elkaar rijmen? Op de ene dag ben je constructief en geef je steun en op de andere dag worden dingen gedaan die precies tegen je ingaan. Dit is overigens niet alleen een oproep aan het kabinet. Immers, die verantwoordelijkheid ligt in de hele Kamer. Daarin heeft mevrouw Van Veldhoven gelijk. Als we het belang van dit land willen dienen met bezuinigingen en hervormingen, wat een groot goed en een belangrijk item is, dan hebben we wat dat betreft ook die collectieve verantwoordelijkheid.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

In mijn eigen bijdrage heb ik geanalyseerd hoe het komt dat we nu telkens met wisselende meerderheden tot akkoorden moeten komen. Daardoor ontstaat immers het probleem dat de heer Dijkstra schetst. Anders heb je gewoon een meerderheid die zegt: dit is de balans waarbij we ons prettig voelen, die leggen we vast in een regeerakkoord en de rest kan proberen om nog punten te realiseren. Vindt de heer Dijkgraaf dan ook dat het toch een wat ongelukkige keuze was om te kiezen voor een kabinet zonder meerderheid in de Eerste Kamer?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Wij hebben bij de start van dit kabinet, en ook al in de adviezen bij de vorming van dit kabinet, inderdaad precies dit punt gemaakt. We gaven aan: het is nogal een keuze van een kabinet om in zee te gaan zonder een meerderheid in de Eerste Kamer, want dan krijg je dit soort ontwikkelingen. Als dan de ene keer D66 nodig is, de andere keer de SGP en de ChristenUnie en de volgende keer het CDA, terwijl je elkaar op andere punten totaal niet kunt vinden – op sommige punten, zoals het woonakkoord, wel – dan gaat het wel wrijven. Ik stel gewoon vast dat dit zo is, maar ik stel ook vast dat er wel een oplossing voor moet komen. Anders gaat het echt een keer mis.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De heer Dijkgraaf heeft het over vertrouwen. Dat is natuurlijk een heel belangrijk element voor de economie. Ik lees echter net dat de woningverkoop in april 26% lager is dan in maart. De woningverkoop is gigantisch ingezakt. De heer Dijkgraaf is medeverantwoordelijk voor het woonakkoord dat is gesloten, dat achteraf een vreselijk monster blijkt te zijn. Heeft hij er spijt van dat hij dat gesteund heeft?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Nee, absoluut niet. Wij hadden toen niet zozeer te maken met een verzoek om de problemen op de woningmarkt op te lossen als wel met het feit dat er een verhuurderheffing kwam, met huurverhogingen waarvan verschillende fracties in dit parlement zeiden: wacht eens even, dat gaat ons te ver. Die huurverhoging vonden wij te hoog, de verhuurderheffing vonden wij ook te hoog. Juist als wij die hadden laten doorgaan, waren de investeringen nog meer geremd. Je moet wel de gehele woningmarkt bekijken. In het kader van die wetsvoorstellen hebben wij ook een aantal maatregelen genomen, die zeer succesvol zijn. Het kan nog succesvoller als de banken eindelijk eens gaan meewerken door gewoon positief de knop om te zetten, door op te houden met zeuren dat het ingewikkeld is. Als je als econoom – ik mag hopen dat er economen bij de bank werken – twee annuïteiten bij elkaar optellen ingewikkeld vindt, wordt het tijd dat je iets anders gaat doen en niet meer bij een bank gaat werken. Het is een problematisering van het woonakkoord van heb ik jou daar. Ik zou zeggen: mensen, schouders eronder. Er staan prachtige maatregelen in. Stop nu gewoon eens met zwartkijken en ga nu gewoon eens bouwen aan de woningmarkt. Als die mensen oplossingen willen, moeten zij niet dit soort dingen problematiseren waardoor zij tegelijkertijd het vertrouwen afremmen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Volgens mij is de heer Dijkgraaf ook besmet met het rozebrilvirus van de heer Rutte …

De heer Dijkgraaf (SGP):

Nee hoor.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Van schouders eronder en kom op. Het is gewoon een vreselijk akkoord dat gesloten is. De woningmarkt zat op slot. Dit akkoord is er gekomen om de woningmarkt duidelijkheid, zekerheid en vertrouwen te geven. De woningmarkt gaat alleen maar verder op slot, mijnheer Dijkgraaf. U kunt wel uw ogen sluiten voor de werkelijkheid en u kunt wel de roze bril van de heer Rutte lenen, maar dat zijn de feiten. De huren gaan nog steeds met 4% omhoog, de btw-maatregel werkt niet zoals wij gisteren hebben kunnen zien en de Blokhypotheek wil niemand hebben omdat hij te duur is en niemand hem wil verkopen omdat hij te ingewikkeld is. Dat woonakkoord is gewoon een grote farce en u had dat nooit moeten tekenen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De SGP is niet de partij die gelijk een roze bril opzet; dat doen anderen dan weer. Wij willen de dingen wel positief bekijken. De heer Van Dijck kan het hier zo stellen, maar het komt doordat het feitelijk gewoon wordt tegengewerkt. Vanaf het eerste moment dat het woonakkoord afgesloten werd, was de reactie van de hypotheekadviseurs dat het een vreselijk akkoord is. Ze hadden de tekst nog niet eens gelezen, maar alleen maar het teletekstbericht bekeken. Hoe kan dat, vraag ik me af. Laten de mensen daar eens op een positieve manier naar kijken. Wat wil de markt? De markt wil niet 100% aflossing, want dat remt de koopkracht om huizen te kopen. De markt wil 50%. Dat is precies wat we geleverd hebben. Ik geef de heer Van Dijck toe dat het woonakkoord niet de oplossing is voor de woonmarkt, maar dan vraag ik de heer Van Dijck om terug te kijken naar de behandeling van het woonakkoord. Toen hebben wij zelf aangegeven dat het niet de oplossing van het woningprobleem was, omdat het probleem veel dieper zit. Dat heeft te maken met het onderliggende consumentenvertrouwen, met de onzekerheid in beleid, met de economische crisis en met het feit dat banken onvoldoende leningen verstrekken. Dat geheel zal aangepakt moeten worden. Ik geef gelijk toe dat het meer tijd kost, maar dat hadden wij ons ook wel gerealiseerd.

De heer Merkies (SP):

Ik neem aan dat de heer Dijkgraaf wel bekend is met de resultaten van vandaag van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Wat is voor de heer Dijkgraaf een redelijk percentage voor de stijging van de huren tot 2017?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat hebben wij bepaald in de wet die aangenomen is. Ik vind dat een redelijk percentage. Als het goed is, debatteren wij voor de zomer nog over de verhuurdersheffing. Dat zijn twee heel verschillende issues. Het laatste heeft vooral te maken met de investeringscapaciteit van woningcorporaties. Daarover zullen wij nog wel een paar stevige debatten voeren. Wij hebben tegen de regering gezegd dat wij die wet alleen steunen, als gegarandeerd is dat woningcorporaties voldoende investeringscapaciteit hebben.

De heer Merkies (SP):

Die gaan dus 28% minder bouwen. Ik neem aan dat de heer Dijkgraaf op zijn minst geschrokken is. Een huurstijging van 22% is echt ongekend. Dat is gemiddeld meer dan € 100 per maand. Dat moet toch schokkend zijn voor de heer Dijkgraaf? Dan moet hij toch tenminste denken: hé, heb ik daar mijn handtekening onder gezet?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Je moet dan wel naar verschillende inkomenscategorieën kijken. Voor de laagste inkomenscategorie is er helemaal geen huurstijging en dan stijgt het heel langzaam. Alleen voor de hoogste inkomenscategorieën zijn er huurstijgingen. De 22% die nu wordt genoemd, geldt alleen voor die gevallen waarin nu te weinig wordt betaald, dus niet als je aan je maximale huur zit. Dat is nodig om het scheefhuren tegen te gaan. Dat was precies het probleem dat het parlement al jarenlang wilde oplossen, wat echter niet gebeurde. Wij blijven kijken naar de uitwerking, wij blijven kijken naar gevallen die niet zo bedoeld zijn. Als er gevallen bij zijn waarvan je zegt dat het op die manier niet moet, zullen wij de eersten zijn om er met de heer Merkies vragen over te stellen. Het generieke beeld van het tegengaan van scheefwonen via de huurstijging voor hoge inkomens hebben wij wel gesteund.

De heer Merkies (SP):

Die laagste categorie gaat overigens ook 4% omhoog, maar gaat u nog eens in op die 22% huurverhoging tot 2017.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik dacht dat ik dat net had gedaan. Mijn interpretatie is dat het geldt voor die gevallen waarin op dit moment een te lage huur wordt betaald. Dat is precies het probleem van scheefwonen. Sociale woningbouw moet echt bedoeld zijn voor mensen met een laag inkomen. Voor die mensen zullen wij er altijd zijn. Als er daar knelgevallen zijn, moeten wij die oplossen. Maar als mensen die € 100.000 verdienen in een grachtenpand zitten en € 250 huur per maand betalen, hoop ik dat die huur heel snel stijgt.

De heer Van Hijum (CDA):

Uit het onderzoek waarop de heer Merkies doelde, blijkt dat de consequenties van het akkoord, met name van de verhuurdersheffing, aanzienlijk zijn: uitstel of afstel van investeringen, van nieuwbouw en van groot onderhoud. Dat geldt ook voor de werkgelegenheid. Ik kan mij herinneren dat de heer Dijkgraaf destijds heeft gezegd dat hij nog eens goed moest kijken naar de effecten en dat zijn steun daarvan afhankelijk was. Ik ben benieuwd naar zijn oordeel.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat kan ik wel geven. Wij staan er nog steeds achter en zullen heel serieus bekijken hoe dit nu komt, maar ik ben eerlijk gezegd nog niet overtuigd. Bij het woonakkoord namen wij aan dat corporaties eindelijk werk gaan maken van de efficiencyverbetering, waardoor zij meer geld overhouden. Kijk je naar de netto contante waarde van de huurstijging versus de netto contante waarde van de verhuurdersheffing en tel je de netto contante daarvan op bij datgene wat zij hebben gedaan, dan stijgt het investeringsvolume door het woonakkoord in plaats van te dalen. Naar dat soort dingen zullen wij heel kritisch kijken, maar ik ben het met de heer Van Hijum eens dat investeringen in de bouw essentieel zijn, zeker in deze situatie. De bouw heeft het al uiterst moeilijk. Dat hebben wij toen gezegd en dat zeggen wij nog steeds. Daar zijn wij consistent in. Wij zullen er uiterst zorgvuldig naar kijken in het kader van de wetsbehandeling.

De heer Van Hijum (CDA):

Bij mij in de regio en vermoedelijk ook in de regio van de heer Dijkgraaf is dit volop gaande: projecten worden uitgesteld en arbeidsplaatsen worden geschrapt. Zegt de heer Dijkgraaf: als dit plaatje klopt, dan is dat voor ons niet acceptabel, maar ik vermoed dat er nog wel wat lucht in zit? Of vindt hij de genoemde cijfers acceptabel?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dan moeten wij wel even onderscheid maken tussen de effecten van de verhuurderheffing en de effecten van een problematiek die er al lang bij corporaties was, maar die lange tijd niet onderkend is. Zie de Vestia-affaire, zie allerlei investeringen, zie de gigantisch hoge salarissen van de top van corporaties, zie allerlei bureaucratie, zie de grote hoeveelheid personeel om hetzelfde investeringsvolume weg te zetten vergeleken met private instellingen. Daarop kan flink worden bezuinigd. Mijn stelling is dat die daling van de investeringen haar oorzaak niet vindt in de verhuurderheffing, maar in de problemen die er al waren. Men probeert het nu te verkopen als de schuld van de verhuurderheffing. Daar trappen wij niet in. Wij gaan zeer zorgvuldig naar de cijfers kijken. Ik kijk naar de verhuurderheffing, ik kijk naar het woonakkoord met efficiencymaatregelen bij corporaties. Ik kijk naar de 150 miljoen in een energiebesparingsfonds. Ik kijk naar het btw-voordeel, omdat de corporaties kunnen profiteren van de verlaging van 21% naar 6% voor renovaties. Als je de netto contante waarde daarvan pakt, is het saldo-effect ten opzichte van de bestaande problematiek volgens mij niet negatief maar positief.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. In dit verantwoordingsdebat blikken wij terug op de rijksuitgaven over het jaar 2012. Het is een resultaat van beleid van VVD, CDA en PVV, in het voorjaar van VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie en aan het eind van het jaar VVD en PvdA. De VVD heeft vanochtend een mooi beeld gegeven van utopisch VVD-eilanddenken. Wat ons betreft is dat een praatje voor de vaak. De kabinetten in 2012 hebben ronduit slecht gepresteerd, zo lezen wij in de stukken, met als constante factor, juist, de VVD. Hinken op twee gedachten, dat komt uit de stukken naar voren. De eerste gedachte is die van het terugbrengen van de tekorten door bezuinigingen, lees: voor het overgrote deel lastenverzwaringen. De tweede gedachte is Nederland uit de crisis trekken. Maar het is pappen en nathouden.

50PLUS heeft niet voor niets meegedaan aan de verkiezingen in 2012, en met succes. De positie van de 50-plusser, de AOW'er en de pensioengerechtigde vinden wij onrechtvaardig onder druk staan. Ook de komende tijd zal 50PLUS hard nodig zijn om te werken aan een samenleving waarin wij kiezen voor rechtvaardigheid voor de 50-plusser. De oudere wordt daarin niet gezien als overbodig en als kostenpost. Wij kiezen voor zorg voor mensen en voor onze omgeving. 50PLUS kiest voor verantwoordelijkheid voor de volgende generaties.

Vandaag bespreken wij de jaarrekeningen en de jaarverslagen over 2012 en wat zien wij? Oplopende tekorten en een economie die maar in het slop blijft zitten. De staatsschuld bedraagt in 2012 maar liefst 428 miljard. Dat is 71,3% van het bruto binnenlands product. Volgens EU-afspraken mag de staatsschuld 60% daarvan bedragen. De staatsschuld neemt toe en dat baart de fractie van 50PLUS zorgen als daar niets tegenover staat, namelijk een verbetering van die Nederlandse economie of het tegengaan van de afbraak van voorzieningen voor ouderen, waarbij de rekening voor de duurdere wederopbouw naar volgende generaties wordt doorgeschoven.

Het kabinet geeft vaak aan dat wij afhankelijk zijn van de wereldeconomie, maar die gaat juist de goede kant op. Sterker nog, als wij het schip van staat drijvend houden, dan is dat door de export. Waarom gaat het dan niet beter met Nederland? Ten opzichte van de piek voor de crisis zijn we in Nederland zo'n 3% bruto binnenlands product kwijtgeraakt. Duitsland en België zitten al boven het niveau van voor de crisis. Hoe is dit alles te verklaren? Zaten we in 2012 en nu op weg naar het gevoerde financiële en begrotingsbeleid op de goede weg? Volgens de 50PLUS-fractie wordt niet gekozen voor de goede weg, de weg naar herstel, de weg naar rechtvaardigheid voor de 50-plusser, die ouderen niet als last, maar als gelijkwaardige mensen in een samenleving van jong en oud ziet, de weg naar een toekomst voor alle generaties.

Naar aanleiding van de bevindingen van de Rekenkamer zien wij het volgende. De daadwerkelijke bezuinigingen voor de rijksoverheid zijn noodzakelijk, maar blijken niet eenvoudig. Zo merkt de Algemene Rekenkamer op dat forse bezuinigingen zijn ingeboekt als gevolg van het realiseren van de Compacte Rijksdienst. Het lijkt echter maar de vraag, of en in hoeverre reeds ingeboekte besparingen worden gehaald. Hoe hard en realistisch zijn deze bezuinigingen? Hoe kan de bedrijfsvoering daadwerkelijk kosteneffectief worden gemaakt? De Rekenkamer spreekt van het gevaar van wensdenken. Dat stelt ons absoluut niet gerust. Wij vinden het verder heel zorgelijk dat expliciete informatie over de realisatie van de bezuinigingsdoelstellingen voor 2012 ontbreekt. We vragen het kabinet, die alsnog te leveren. Wij vinden het essentieel dat de minister van Financiën goed zicht blijft bieden op de uitvoering van het zeer omvangrijke bezuinigings- en hervormingspakket. Dat gebeurt nu onvoldoende. Dat is niet alleen van belang voor de verantwoording van het kabinet naar de Tweede Kamer, maar in de eerste plaats ook voor het kabinet zelf. Hoe kan het kabinet anders effectief aan de knoppen draaien? Of is het alleen maar ad-hocbeleid?

Zoals de Algemene Rekenkamer in de Staat van de rijksverantwoording 2012 aangeeft, staat of valt het budgetrecht van de Kamer met een goede informatievoorziening vanuit de departementen naar de Kamer toe. Volledige beleidsinformatie is een eerste vereiste en een noodzakelijke voorwaarde voor adequaat informeren van het bestuur. Juist in deze onzekere tijden. Informatie is het begin en het einde om te komen tot de noodzakelijke uitgavenbeheersing, stelt de Algemene Rekenkamer ook. Alleen met goede informatie kunnen wij vaststellen of de belastingeuro van de burger goed besteed wordt. Wij vinden het ronduit onthutsend dat diezelfde Rekenkamer in haar rapportage tot de conclusie komt dat de informatieverstrekking aan het parlement in veel gevallen tekortschiet. De belofte die verantwoord begroten met zich mee brengt, wordt onvoldoende waargemaakt. Ministers informeren de Kamer in hun jaarverslagen onvoldoende over de effectiviteit van het beleid. Leiden bezuinigingen daadwerkelijk tot vermindering van uitgaven, of slechts tot verschuivingen tussen de ministeries? Leiden lastenverzwaringen, bijvoorbeeld de btw-verhoging, tot verbetering van de economie? Kortom, wij kunnen onvoldoende vaststellen of het beleid op koers ligt. Begrotingen bieden zelfs minder informatie dan voorheen over de ambities en de concrete beleidsinzet van de ministeries. Wij vinden dat als 50PLUS echt onbegrijpelijk. Helemaal in deze tijd, waarin grote hervormingen in uitvoering zijn of op stapel staan. In een tijd waarin financieel zoveel van de burger verwacht wordt, verwachten wij van het kabinet dat het aangeeft hoe het dit beter kan gaan doen.

50PLUS constateert dat de omvang van de staatsgaranties vooral door de crisis enorm is opgelopen. Deze kan een bedreiging gaan vormen voor de Nederlandse economie. Lopen wij daarom niet te veel financiële risico's? Is de grens voor het aangaan van nieuwe staatsgaranties nu bereikt? Hoe kunnen onaanvaardbare risico's worden vermeden? De 50PLUS-fractie heeft namelijk het gevoel dat de garanties in deze vorm een soort fopspeen zijn, die niet zijn waar te maken. In hoeverre is de economische recessie het gevolg van rigoureuze bezuinigingen, en dan vooral de lastenverzwaringen van de opeenvolgende kabinetten? Verdere lastenverzwaringen zijn destructief voor het stimuleren van economische groei. Wij vragen het kabinet om de harde toezegging dat lastenverzwaringen geen deel meer zullen uitmaken van het volgende financiële-maatregelenpakket bij de begroting voor 2014.

50PLUS heeft grote zorgen over de decentralisaties. De Algemene Rekenkamer geeft aan dat volstrekt onduidelijk is hoe het geld van Rijk naar gemeenten specifiek werd besteed. Gemeenten, doe het efficiënter, is het mantra. Maar hoe valt dat te rijmen met een Wmo-budget dat onvoldoende blijkt? Gemeenten moeten bijpassen, krijgen begrotingstekorten en moeten dan weer zoeken naar lastenverhogingen, omdat het Gemeentefonds ook wordt gekort. Nu staan we aan de vooravond van een overheveling van 15 miljard betreffende zorg, jeugd en Participatiewet. Mijn vraag is dan ook hoe dit kabinet ervoor gaat zorgen dat deze operatie geen oncontroleerbaar financieel debacle gaat worden, waarbij zaken alleen maar worden doorgeschoven naar gemeenten en deze opgezadeld worden met extra taken en plichten zonder voldoende middelen, wat dan ten koste zal gaan van ouderen, jeugd en gehandicapten.

Twee beelden blijven bij ons hangen bij de verantwoording over 2012. De beoogde effecten van het kabinetsbeleid zijn niet zichtbaar, maar de negatieve gevolgen wel. Denk aan het verlies van werkgelegenheid met nog minder kansen voor steeds meer werkzoekenden en herintreders boven de 50 jaar. Denk ook aan de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd. Onbegrijpelijk wat onze fractie betreft, zeker in een tijd van toch al oplopende werkloosheid. Er is sprake van een verschuiving van kosten voor de AOW naar uitkeringen en, nog erger, van een onverantwoord AOW-gat waarbij mensen het eerst maar zelf moeten uitzoeken. Dat is niet goed. Heeft het kabinet al inzicht in de effecten van deze maatregel inzake de verhoging van de AOW-leeftijd? Denk ook aan de pensioenen en het slechte septemberpakket. Onnodige kortingen zijn het gevolg van star vasthouden aan het theoretisch model, terwijl toch duidelijk is dat de rendementen bij de pensioenfondsen veel hoger zijn. Terug naar 2007 en een rekenrente van 4%. Het zou een gemiste kans zijn om die wat betreft 2012 en wellicht 2013 niet weer op te pakken. Denk ook aan de onder druk staande solidariteit en zorgvuldigheid ten aanzien van alle maatregelen die voorliggen op het gebied van de zorg. Denk ook aan de verder dalende woningprijzen en de nieuwe onzekerheden in ook de sociale huursector.

Met belangstelling wachten wij het antwoord van het kabinet in eerste termijn af.

De vergadering wordt van 15.30 uur tot 15.36 uur geschorst.

Minister Rutte:

Mevrouw de voorzitter. Ik zal eerst enkele algemene opmerkingen maken en vervolgens een aantal vragen beantwoorden. Een groot aantal vragen zal namelijk beantwoord worden door de minister van Financiën en dan vooral alle vragen over financiën en de onderscheiden begrotingen.

Ik begin met dank te zeggen aan de leden van de Rekenkamer, hier vandaag in verschillende samenstellingen aanwezig, voor het vele werk dat zij hebben verricht. Uiteraard bedank ik de woordvoerders voor hun opmerkingen in eerste termijn. Ik wil een algemene opmerking maken over twee punten. In de eerste plaats merk ik op dat 2012 een jaar van uitersten was, zoals overigens ook verschillende woordvoerders hebben geconstateerd. Ten tweede merk ik op dat het van groot belang is dat we voor het herstel van onze economie met elkaar werken aan herstel van vertrouwen. Ik zal de Kamer schetsen hoe het kabinet dat denkt te doen.

Verschillende leden van de Kamer hebben opgemerkt dat 2012 een jaar van uitersten was. Dat was het ook! Als ik door mijn oogharen naar de resultaten kijk die in dat jaar zijn geboekt, dan zie ik ook nog iets anders. Voor wetgeving en beleidsvorming was 2012 namelijk in veel opzichten een heel gewoon jaar. Dat kwam doordat veel partijen in en buiten de Kamer bereid waren om onder moeilijke omstandigheden verschillen te overbruggen en om verantwoordelijkheden te delen. Dat zijn we in Nederland gewend zo te doen en gelukkig is het in 2012 ook weer gelukt. Daardoor was het mogelijk om een aantal noodzakelijke taakstellingen en hervormingen in 2012 uit te voeren. Ik wijs op de verhoging van de AOW-leeftijd en de totstandkoming van de Nationale Politie. Sommige maatregelen waren een onderdeel van het regeerakkoord van het vorige kabinet, andere maatregelen stonden in het begrotingsakkoord, maar wat telt, is dat door de opstelling van velen 2012 een goed jaar was en geen verloren jaar. Het wetgevingsproces ging door. Er is beleid gemaakt. Er beleid uitgevoerd en de begroting voor 2013 is een solide werkstuk geworden. Dat is de nuchtere conclusie die we vandaag, ook in politieke zin, over het jaar 2012 kunnen trekken.

Na de duidelijke verkiezingsuitslag van september 2012 bouwt het nieuwe kabinet hierop door. Dat doen we met de blik naar voren en in het besef dat ons land buitengewoon moeilijke economische tijden doormaakt. De economie gaat slechter dan we eerder hoopten en verwachtten. Tegelijkertijd is Nederland een sterk land met een sterke economie en met een sterke sociale structuur. Om ervoor te zorgen dat dit in de toekomst ook zo blijft, is het noodzakelijk om nu een aantal zaken te veranderen en te verbeteren. Dat heeft te maken met de gezonde overheidsfinanciën. Dat is belangrijk voor een sterke economie. Het heeft te maken met de noodzakelijke hervormingen van de arbeidsmarkt en de gezondheidszorg, maar ook met terreinen als het onderwijs. Onderwijs hebben we immers nodig om ervoor te zorgen dat ook op langere termijn het verdienvermogen van de Nederlandse economie overeind blijft. Het heeft te maken met de wijze waarop we de rekening maatschappelijk neerleggen. Dat moet op een fatsoenlijke wijze. De verschillende pilaren onder het kabinetsbeleid zorgen ervoor dat we met elkaar werken aan herstel van vertrouwen, stabiele politieke verhoudingen, een duidelijke agenda, het puntje op de horizon, koers houden en dat we met elkaar proberen te komen tot een breed draagvlak. Uiteindelijk zijn dat de randvoorwaarden die politici moeten realiseren om ervoor te zorgen dat we kunnen bouwen aan dat herstel van vertrouwen.

Daarvoor zijn grote en ingrijpende hervormingen onvermijdelijk, hervormingen waarvoor in de beste Nederlandse traditie opnieuw draagvlak nodig is, niet alleen in politieke zin maar ook in de samenleving. Daarom heeft het kabinet in de eerste maanden van zijn bestaan veel tijd gestoken in een woonakkoord, een sociaal akkoord en, heel belangrijk, recentelijk een zorgakkoord. Daarin staan resultaten waarmee we verder kunnen en die zorgen voor een breed draagvlak, binnen en buiten de Kamer, binnen en buiten het parlement. Dat alles maakt het mogelijk om de hervormingen daadwerkelijk langjarig met elkaar vorm te geven.

Dus ja, voorzitter, ik ben en blijf optimistisch over Nederland! Tegelijkertijd realiseer ik me dat we op dit moment door een moeilijke fase gaan en dat onze economie het zwaar heeft. Maar ik ben en blijf optimistisch! Dit kabinet zet beleid uit dat erop is gericht om dit land voor de lange termijn verder te versterken, om het verdienvermogen van Nederland te vergroten, om de overheid een omvang te geven die het haar mogelijk maakt om dienstbaar aan Nederland te zijn en die voorkomt dat zij in de weg loopt. Zo zorgen we ervoor dat Nederland op langere termijn een land blijft waar het goed wonen en werken is. We moeten koers houden. We moeten met elkaar vasthouden aan de ingezette lijn, een lijn die op dit moment breed in de Kamer wordt gesteund. Ik ben ervan overtuigd dat we sterker uit de crisis komen als we het zo doen en dat we zo het beste werken aan herstel van vertrouwen. Tegen die achtergrond beantwoord ik een paar concrete vragen die zijn gesteld. Daarna komt de minister van Financiën aan het woord.

De heer Dijkgraaf heeft gevraagd naar de discussie die we recentelijk hebben gevoerd over vertrouwen in relatie tot de extra bezuinigingen. Ik wijs er nog eens op dat er inmiddels een motie-Pechtold is aangenomen. Het kabinet zal zich de komende weken en maanden met Kamerfracties verstaan om te bezien of het mogelijk is om te komen tot overleg om, ook gericht op de besluitvorming in augustus, een breder draagvlak te krijgen onder de begroting voor 2014, of althans onderdelen van die begroting. We zullen bezien wat mogelijk is, maar de motie-Pechtold is wel een breed signaal van deze Kamer, van dit parlement, dat men bereid is om opnieuw serieus mee te denken om de ernstige problemen op te lossen.

Daarbij zijn voor het kabinet een paar dingen van belang. We willen in 2014 het begrotingstekort onder de 3% krijgen. We willen daarbij een verdeling van lasten en uitgaven zoals die de afgelopen jaren steeds zichtbaar is geweest. In het geheel van de 50 miljard die er ligt, is er 15 miljard aan lasten en 35 miljard aan uitgaven. Dat is een verhouding van 30% lasten en 70% uitgaven. Die verhouding van een derde/twee derde zien we in de recente decennia steeds bij de Nederlandse hervormings- en bezuinigingspakketten. Die willen we handhaven voor de komende tijd. Daar willen we ook aan vasthouden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De heer Rutte snijdt daar toch wel een heel interessant punt aan, namelijk het aandeel lasten dat wij bij het verdere oplossen van de problematiek rondom de overheidsbegroting met elkaar willen accepteren. Een aantal partijen in deze Kamer heeft zich daar al over uitgelaten, zoals het CDA, dat duidelijk heeft gezegd geen extra lasten te willen. Ook de VVD is heel kritisch op die extra lasten. Denkt de premier werkelijk dat hij steun kan vinden om de aanvullende bezuinigingen bovenop het Dijsselbloempakket ook nog weer eens in te vullen met dezelfde verhouding lasten? Denkt de premier dat hij daar echt steun voor heeft in de Kamer?

Minister Rutte:

Wat ik meld, is dat wij bij eventuele extra noodzakelijke bezuinigingen geen andere verhouding mogen krijgen ten nadele van het lastenbeeld dat we in de afgelopen tien, twintig jaar in Nederland gezien hebben. Daar waar het mogelijk is om met elkaar te komen tot oplossingen waarbij dat lager kan zijn, heeft dat uiteraard onze grote voorkeur.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat is in ieder geval helder. De premier stelt de verhouding een derde/twee derde als maximum. Daarmee beantwoordt hij nog steeds niet mijn vraag, namelijk hoe hij reageert op de geluiden die al in de Kamer zijn geuit dat er helemaal geen extra lasten moeten komen. Ondermijnt dat niet een beetje de oplossingsrichting die de premier nu schetst?

Minister Rutte:

Ik stel vast dat partijen die hierover uitlatingen hebben gedaan, waaronder het CDA, ook de motie-Pechtold hebben ondertekend. Alles wat ik daar nu verder over zeg, draagt niet bij aan het succes van de zich grotendeels informeel afspelende onderhandelingen in de komende weken en maanden.

Voorzitter. De heer Dijkgraaf heeft gezegd dat er naast de economie ook immateriële onderwerpen zijn. Dat zijn dan vaak immateriële onderwerpen die voor een partij als de SGP van groot belang zijn. Dan denken we natuurlijk aan zaken zoals godslastering, openstelling van winkels op zondag en een kwestie als de enkelefeitconstructie. Dit zijn allemaal zaken die op dit moment door middel van initiatiefwetsvoorstellen in de Kamer liggen. Het kabinet heeft daar verder nog geen positie in bepaald, dus ik ben geneigd om de heer Dijkgraaf op dit punt te vragen om te wachten op de nadere positiebepaling van het kabinet bij de behandeling van de verschillende wetsvoorstellen. Dat lijkt me de goede volgorde. Het zijn zaken die in eerste instantie nu echt aan het parlement zijn. Ik beschouw zijn opmerkingen dus ook als een oproep aan de collega's in de Kamer om rekening te houden met wensen van in dit geval de SGP over niet-materiële onderwerpen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat laatste is zeker terecht. Het is genoteerd, gezien de interruptie van mevrouw Van Veldhoven. Ik mag er dan wel van uitgaan dat het kabinet bij zijn reactie op die wetsvoorstellen dit element op zijn minst laat meewegen?

Minister Rutte:

Zeker. Wij zullen in onze reactie uiteraard de hele mix van politieke signalen betrekken.

Voorzitter. Er is gevraagd hoe we omgaan met mensen die uit het buitenland naar Nederland komen. Daarbij geldt natuurlijk dat Nederland een restrictief en rechtvaardig immigratiebeleid voert, waarbij ook rekening wordt gehouden met de draagkracht van de samenleving. Vluchtelingen die aan de voorwaarden voldoen, krijgen bescherming. Het toelatingsbeleid richt zich op vreemdelingen die vervolging of ernstige mensenrechtenschendingen te vrezen hebben. We verwachten vervolgens van deze mensen dat zij zich optimaal inzetten om de geboden kansen te benutten, om snel te integreren en om ook hun steentje bij te dragen aan de Nederlandse samenleving. Voor mensen die puur om economische redenen naar Nederland komen, is geen plaats. Wij begrijpen dat mensen dat willen, maar het gaat nu eenmaal niet. We kunnen niet iedereen opvangen. Zij voldoen niet aan de toelatingseisen. Kennismigranten en inwoners van de Europese Unie die naar Nederland komen voor hun werk, die voorzien in hun levensonderhoud en die in het belang zijn van de Nederlandse economie, zijn welkom zolang ze aan de voorwaarden voldoen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. U zag mij afwachtend kijken, want ik vroeg me af of de premier nog toekwam aan de vraag hoe hij om wil gaan met de groep die hier illegaal verblijft. Daarover staat een paragraaf in het regeerakkoord en daarop is ook ingegaan in de inbreng van de Kamer. Daarom keek ik afwachtend. Als hij daar niet op in wil gaan, wil ik wel mijn vraag stellen.

Minister Rutte:

Ik ben benieuwd naar de vraag, want er is mij geen vraag gesteld over dit onderwerp.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dan heeft de premier toch niet goed geluisterd, want ik heb hem twee heel concrete vragen gesteld over dit onderwerp. De eerste vraag was: gelooft de premier zelf dat het straffen van illegaliteit het aantal illegalen terugdringt en zo ja, waar baseert hij dat op? Dat was de eerste vraag. De tweede vraag – toen stelde ik het even scherp – was of het kabinet bereid zou zijn om een crimineel te laten lopen om een extra illegaal in de cel te kunnen zetten. Dit in de context van het cellentekort waar we ook afgelopen jaar al mee te kampen hadden.

Minister Rutte:

Het laatste lijkt mij een vreemd dilemma. Die vraag kan ik ook niet beantwoorden. Het zal zich nooit in die vorm voordoen. Op de eerste vraag kan ik wel antwoord geven aan mevrouw Van Veldhoven. Het is de overtuiging van dit kabinet dat strafbaarstelling van illegaliteit uiteindelijk het illegaal verblijf in Nederland onaantrekkelijker maakt en daarmee ook een preventieve en afschrikkende werking heeft.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het is heel interessant dat de premier daarvan uitgaat. Ik neem ook aan dat hij dat doet, anders zou hij het voorstel natuurlijk niet eens doen. Mijn vraag was waar hij dat op baseert. Onder Balkenende II was de VVD nog van mening dat strafbaarstelling van illegaliteit eigenlijk geen zin had, omdat je daarmee het verblijf van illegalen in Nederland juist verlengt. Waarom dan toch die draai op dat punt? Vanwaar dat totaal andere vertrouwen erin dat die maatregel werkt?

Minister Rutte:

Nogmaals, het standpunt van het kabinet is dat strafbaarstelling van illegaliteit bijdraagt tot het onaantrekkelijker maken van illegaal verblijf en dat het een preventieve en afschrikkende werking heeft. We zien ook heel veel landen om ons heen die het op deze manier aanpakken. Dat is het standpunt van het kabinet.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

En werkt het daarom ook?

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Rutte:

Dan zijn nog een aantal andere vragen gesteld, onder anderen door mevrouw Schouten, over moreel leiderschap en wat het kabinet op dat punt doet. Het kabinet is het met de ChristenUnie en met anderen in deze Kamer eens over het belang van normen en waarden voor de samenleving. Die normen en waarden vormen vanzelfsprekend ook een belangrijk onderdeel van de politieke besluitvorming. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat de Nederlandse samenleving een veelheid aan opvattingen kent over normen en waarden. Voor het kabinet zijn richtsnoeren op dit punt de Grondwet en de internationale verdragen waarbinnen gehandeld moet worden. Tegelijkertijd leveren wij ook regelmatig onze bijdrage aan het publieke debat. Dan wordt mij altijd meteen de vraag gesteld welk wetsvoorstel wij gaan indienen en welke maatregel daar dan bij hoort. Vaak is er geen maatregel en is er geen wetsvoorstel. Om bepaalde zaken die scheef zijn, recht te zetten, is het wel van belang dat wij politici ons ook uiten in discussies die te maken hebben met vraagstukken op het gebied van normen en waarden.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Om op dat laatste in te gaan: in mijn bijdrage heb ik gesteld dat dit soort zaken juist niet altijd in wet- en regelgeving te vangen is. Daarbij aansluitend constateer ik nu wel dat heel veel zaken op dit moment ontsporen en dat er kennelijk binnen de bestaande wet- en regelgeving ruimte is om immoreel gedrag te vertonen. We hebben het gehad over de fraude bij de toeslagen, de fraude met pgb's en dat soort zaken. Is het kabinet bereid om te bezien wat er binnen de bestaande wet- en regelgeving verbeterd moet worden om de ondermijning van het vertrouwen in de overheid op dat soort zaken te beperken?

Minister Rutte:

Uiteraard zijn wij het bij fraude meteen eens: die kan niet en die wordt bestreden. Daar hebben we ook geen discussie over, omdat we daar niet verschillend over denken. Recent heeft het kabinet zich ook geuit over kwesties die in de samenleving speelden op instigatie van Hans Spekman, PvdA-voorzitter, waar het betrof de vergroving van de discussies op het internet, de kwestie van het pesten op school en de vraagstukken van het geweld rondom de voetbalvelden. Ieder keer dat ikzelf, of een enkele keer Lodewijk Asscher, toen hij de persconferenties na de ministerraad deed, daar op vrijdag iets over zei, was meteen de vraag welke wet- of regelgeving daarbij hoort. Die is er vaak niet. Het is wel van groot belang dat wij politici onze positie markeren in dat maatschappelijk debat.

Mevrouw Schouten raakt aan een ernstig onderwerp maar wat het dilemma van de normen en waarden betreft ook een gemakkelijker onderwerp, namelijk fraude. Fraude moet immers altijd bestreden worden. Het kabinet doet daar dan ook heel veel aan. Gelukkig heeft ook de Rekenkamer vastgesteld dat wij daar steeds succesvoller in zijn en tegelijkertijd dat er nog heel veel moet gebeuren; zie het debat van deze week over de fraude met toeslagen. Bij de toeslagen worden nu heel veel maatregelen genomen die binnen het systeem genomen kunnen worden; zie ook de laatste brief van Frans Weekers, de staatssecretaris van Financiën. Tegelijkertijd moeten wij vaststellen dat het ontwerp van het stelsel van toeslagen in zichzelf en het principe dat de klant vooropstaat en wij pas later gaan controleren, uiteraard risico's van fraude met zich meebrengen, die wij moeten wegen. De minister van Financiën zal daar zo nader op ingaan. Er komen binnenkort rapporten, onder andere van Van Dijkhuizen, die ons kunnen helpen, maar uiteindelijk zullen wij ook fundamenteler moeten kijken naar het ontwerp van die stelsels.

Dan is er de fraude met pgb's. De Telegraaf bracht recentelijk signalen naar voren over fraude op het terrein van de ziekenhuissector. De Kamer heeft vannacht, laat gisteravond, een brief daarover ontvangen van de bewindslieden van VWS. Die maken zich hier grote zorgen over en zijn zeer gemotiveerd om extra maatregelen te nemen. Dus dit is wat mij betreft gefundenes Fressen. Wij accepteren dit niet met elkaar. Hier hoeven wij geen discussie over te hebben in de zin of het wel of niet kan. Dit kan niet. Daar zullen wij het allemaal over eens zijn. Dit moet hard worden aangepakt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Mijn punt was dat het nu telkens per incident bekeken wordt, terwijl het probleem breder lijkt. Ik verwees daarbij naar de morele agenda die in het kabinet-Balkenende IV is opgesteld en waarin in samenhang gekeken werd naar de punten die het vertrouwen juist kunnen ondermijnen. Kan dit kabinet meer in de breedte kijken hoe wet- en regelgeving die daartoe uitnodigt, gewijzigd kan worden? Ook vraag ik om visies op zaken als het verhogen van topbeloningen in bepaalde sectoren waar wij dat niet wenselijk achten. Daar zijn een aantal maatregelen tegen genomen. Dat weet ik, maar ik vraag het kabinet daar een bredere visie op neer te zetten. Het zou juist op dit moment, waarop het vertrouwen heel erg onder druk staat, goed zijn als het kabinet daar een veel duidelijker signaal over t en visie op geeft.

Minister Rutte:

Laten wij het uitsorteren. Ik denk dat in de vraag van mevrouw Schouten drie verschillende aspecten spelen. Dat is natuurlijk het aspect van solidariteit in de samenleving en topinkomens in de publieke sector. Het kabinet heeft stevige voornemens om een en ander rond de topinkomens verder aan te scherpen en de balkenendenorm te handhaven. Een tweede aspect is de brede discussie over normen en waarden zoals die ook door mijn voorganger is neergezet. Die zet ik graag voort en die zet het kabinet ook graag voort. Die gaat over zaken normeren en ons als politici uiten over maatschappelijke vraagstukken die spelen. Daarbij realiseer ik mij dat daar soms verschillend over gedacht kan worden. Een derde aspect gaat over de fraude met pgb's, over de fraude in de ziekenhuissector, zo die daar in die mate zou zijn, wat wij allemaal gaan uitzoeken, en over de inmiddels geconstateerde fraudegevallen in de toeslagen, maar ook over andere fraudegevallen die niet onderhevig zijn aan het normen- en waardendebat, omdat wij het daar onmiddellijk over eens zijn en waarvan je, als je iemand daarin trekt, de indruk zou kunnen wekken dat je er ook anders over zou kunnen denken. Daar ben ik categorisch in, zoals iedereen hier. Dat is altijd fout en dus moet je onmiddellijk maatregelen nemen. Wij kijken op dit moment ook naar het geheel van stelsels van regelgeving om die verder aan te scherpen.

De heer Van Hijum (CDA):

Op het laatste punt zou ik graag wat verder doorgaan. Het is goed dat de premier duidelijk maakt dat het signaleren en tijdig aanpakken van fraude een belangrijk aandachtspunt is. Nou zit ik met de volgende vraag. Wij hebben ook dit jaar weer een overzicht gekregen van tal van interne audits die op ministeries worden uitgevoerd en waarin vaak dingen worden gesignaleerd. Het valt mij op dat in de verantwoordingsbrief en in de jaarstukken van de departementen betrekkelijk weinig over het frauderisico wordt geschreven. De premier is de eerste ondertekenaar van de verantwoordingsbrief. Is hij bereid om daar in zijn verantwoording van volgend jaar, dus over het lopende begrotingsjaar, een speerpunt van te maken en te zeggen: dan ga ik wat systematischer inzicht geven in de vraag hoe de rijksoverheid omgaat met het signaleren en aanpakken van risico's?

Minister Rutte:

Die toezegging doe ik bij dezen, van harte.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Wellicht kan ik de premier zelfs verleiden om die toezegging iets te verbreden.

Minister Rutte:

Dat is altijd het risico!

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ja, dat is altijd het risico, maar ik ga het toch proberen. In de rapporten van de Algemene Rekenkamer worden namelijk bij veel departementen aandachtspunten geformuleerd. Helaas constateert de Algemene Rekenkamer ook een aantal keer dat aandachtspunten uit eerdere rapporten niet goed zijn opgevolgd. Kan de premier dat ook beter gaan monitoren?

Minister Rutte:

Ik meen dat wij dat goed monitoren. Ik zou het echt willen laten bij de toezegging aan de heer Van Hijum. Ik wil daarbij de vraag van mevrouw Veldhoven betrekken, maar het voert nu te ver om daar ja op te zeggen. Mijn indruk is namelijk dat we wel degelijk die monitoring doen. De heer Van Hijum vraagt naar de integraliteit van de verantwoording op dat punt, ook in de verantwoordingsbrief. Mijn toezegging aan de heer Van Hijum is dus hard, en mijn toezegging aan mevrouw Van Veldhoven is dat ik haar vraag beschouw in het licht van de toezegging aan de heer Van Hijum.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Wat een prachtige formulering! Fantastisch.

Minister Rutte:

Dank!

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik maak deze opmerking omdat ik gisteren op Radio 1 mevrouw Stuiveling hoorde constateren dat de opmerkingen van vandaag vaak de fraudeproblemen van een aantal jaren later zijn. Als we dus vroegtijdig monitoren dat we de aanbevelingen van de Rekenkamer structureel, consistent en goed opvolgen, dan verkleinen we dat risico wellicht. Dat lijkt me in ons aller belang.

Minister Rutte:

Ik hoor de minister van Financiën naast mij fluisteren dat je geen monitor over de monitor moet maken. Precies. Ik ben het zeer met deze hartenkreet eens, want dat is het risico. Daarom aarzel ik even om ja te zeggen op de vraag van mevrouw Van Veldhoven. Maar nogmaals, ik zeg toe dat ik haar vraag goed bekijk in het licht van het uitvoeren van de toezegging aan de heer Van Hijum.

Er zijn nog twee vragen aan mij gesteld. De eerste vraag ging over de opschaling van provincies, gemeenten en waterschappen. Mevrouw Van Veldhoven weet wat daarover in het regeerakkoord staat. We hebben de Kamer laten weten dat we daar iets meer tijd voor nemen. Dat heeft gevolgen voor de Provinciale Statenverkiezingen – daar heeft mevrouw Van Veldhoven gelijk in – maar dat is onvermijdelijk. Dat is ook gebleken uit de verschillende gesprekken die worden gevoerd. We willen er iets meer tijd voor nemen. Tegelijkertijd biedt het regeerakkoord een aantal langetermijnperspectieven die niet van vandaag op morgen te realiseren zijn. Ook die zijn in het regeerakkoord onderkend. Dat betekent dat op dit moment minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en het gehele kabinet hard bezig zijn om deze afspraken uit het regeerakkoord vorm te geven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De premier geeft nu een feitelijke stand van zaken, maar dat was niet mijn vraag. Mijn vraag was: wat is het effect op de situatie in de Eerste Kamer? Als de premier dat effect kan beschrijven, wat vindt hij dan de wenselijkheid daarvan? Het creëert natuurlijk toch een lastige situatie als we een paar maanden nadat we de Eerste Kamer hebben hernieuwd, weer nieuwe verkiezingen hebben. Welk effect heeft dat? Is dat wenselijk? En hoe wordt de Kamer geïnformeerd over deze effecten?

Minister Rutte:

Volgens mij is dat gewoon een kwestie van de Grondwet. De Provinciale Statenverkiezingen zijn eens in de vier jaar. Het electoraat bestaat uit ongeveer 516 mensen. Ik heb zelf ooit nog eens bij één lid van het electoraat actief campagne gevoerd bij een vorige verkiezing, aangespoord door de leider van de Partij van de Arbeid om wat meer actief campagne te voeren. Vervolgens was hij daar boos over. Het electoraat zal enigszins van samenstelling veranderen als er tussentijds Statenverkiezingen zijn voor gefuseerde provincies, maar dat heeft geen gevolgen voor de samenstelling van de Eerste Kamer.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dan zegt de premier dus eigenlijk dat de Eerste Kamer negen maanden nadat ze is gekozen al niet meer het mandaat heeft dat zij negen maanden eerder had. Is dat wel wenselijk? Dat is de vraag die blijft staan.

Minister Rutte:

Ik begrijp dat mevrouw Van Veldhoven de verschillende data koppelt. Meestal zijn er in maart verkiezingen voor de Staten, en wordt de Eerste Kamer ongeveer eind mei gekozen. In dit geval zouden er een aantal maanden later weer verkiezingen zijn voor een aantal samen te voegen provincies. Dat leidt echter niet tot nieuwe Eerste Kamerverkiezingen. Dat is ook helemaal niet nodig. Maurice de Hond vertelt ons ook iedere week dat de samenstelling van de Tweede Kamer anders zou zijn als er verkiezingen gehouden zouden worden. Dan gaan we ook geen verkiezingen houden. Gelukkig niet. Sommigen zouden het wel willen!

De heer Tony van Dijck (PVV):

Er wordt veel gelachen. Leuk.

Minister Rutte:

Dank. U kijkt vandaag ook wel heel somber, mijnheer Van Dijck.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ja, maar er is ook veel reden om heel somber te zijn. Met mij kijken heel veel miljoenen mensen heel somber, met name die 20.000 mensen die elke maand hun baan verliezen en die bedrijven die allemaal failliet gaan. De minister-president doet er lacherig over: 2012 was een goed jaar en we zijn lekker bezig; niet zo pessimistisch! De premier komt weer met dat positieve verhaal dat we nu onderhand wel kennen. Kan hij eens reageren op de cijfers waarmee het CBS gisteren kwam? Het CBS zegt: de portemonnee van de mensen is leeg. Die oproep van onze premier, dat positivisme, om auto's en huizen te kopen, is zinloos, want de portemonnee is leeggeroofd door dit kabinet met al zijn belastingverhogingen. Kan de minister-president daarop reageren, niet voor ons maar voor de miljoenen mensen thuis die meekijken?

Minister Rutte:

De heer Van Dijck heeft niet het monopolie op de emotie die wij allemaal voelen bij de mensen die hun baan verliezen, hoezeer hij dat ook zou willen. Ik begrijp dat hij probeert dit punt tot het zijne te maken, maar dat laat ik niet gebeuren, want ik voel het net zo. Daarom heb ik net ook gezegd dat ik vind dat we moeten vasthouden aan de koers die we nu varen – de overheidsfinanciën op orde brengen, noodzakelijke hervormingen doorvoeren om het verdienvermogen van Nederland te versterken en de overheid een omvang geven zodat zij dienstbaar is aan Nederland – maar dat we tegelijkertijd de rekening van dit alles eerlijk moeten verdelen in de samenleving. Dat is wat dit kabinet aan het doen is. We moeten vasthouden aan die koers. Ik zei net letterlijk dat ik me realiseer dat dit land op dit moment door een buitengewoon moeilijke economische fase gaat. Dat heeft inderdaad effecten, ook op de oplopende werkloosheid. Ik ben dat natuurlijk geheel met de heer Van Dijck eens. De oplossing daarvoor is echter niet om vervolgens in die constatering te blijven hangen en erin rond te zwemmen, zoals de PVV doet. De Engelsen noemen dat "to dwell". De oplossing is het uitzetten van een koers, het schetsen van een puntje aan de horizon, het maken van beleid, het doorvoeren van hervormingen en het nemen van verantwoordelijkheid voor die hervormingen, ook als ze niet populair zijn in de samenleving. Dat moeten wij als politici doen. Dat is wat ook de PVV moet doen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Die koers zou ook weleens een foute koers kunnen zijn. De PVV is er in ieder geval vast van overtuigd dat dit een foute koers is. Dat geldt niet alleen voor de PVV, ook het IMF, OESO en het CPB – allemaal gerenommeerde instanties en economen – waarschuwen de premier. Zij zeggen: mijnheer Rutte, u vaart een foute koers. De premier houdt vast aan de 3%-norm, bezuinigt de economie kapot en verhoogt de belastingen met werkloosheid en faillissementen tot gevolg. Hij zit op de verkeerde koers. Premier Rutte houdt met zijn roze bril op stoïcijns vast aan de verkeerde koers waarmee hij Nederland naar de afgrond brengt. Dat neemt de PVV deze premier kwalijk. Het wordt tijd voor een stukje zelfreflectie.

Minister Rutte:

De heer Van Dijck zegt eigenlijk dat we nog meer moeten stimuleren dan het kabinet al doet. Dit kabinet heeft in 2012 de economie gestimuleerd met 24 miljard euro die we niet hebben. De heer Van Dijck zegt dus eigenlijk dat er nog meer gestimuleerd moet worden. Maar dat moeten we niet doen, want dan loopt de staatsschuld nog verder op. Dan wordt de rekening van de crisis nog verder doorgeschoven naar onze kinderen en kleinkinderen. Daarmee verminderen we het verdienvermogen van de Nederlandse economie en breken we banen af. De heer Van Dijck schetst echt een verkeerde route.

De heer Klaver (GroenLinks):

Nu maakt de premier toch een denkfout. Er is te veel uitgegeven. Er is niet gestimuleerd of geïnvesteerd. Er is wel te veel uitgegeven; daar heeft de premier gelijk in. Hij heeft het voortdurend over het vertrouwen dat we moeten hebben of moeten krijgen. Hij zegt nog net niet: krijg vertrouwen, koop die koelkast, ga besteden, ga leven! Maar wat doet deze premier eigenlijk om ervoor te zorgen dat het verdienvermogen van Nederland toeneemt? En kom nou niet aan met alleen de hervormingen waardoor het verdienvermogen toeneemt. In welke sectoren ziet de premier in de toekomst groeikansen voor Nederland? Hoe kan de overheid daaraan bijdragen? Kan hij daar concreet over worden?

Minister Rutte:

Het meest dodelijke wat een overheid kan doen, is bepalen in welke sectoren de economie moet groeien. Dat is echt een les van het communisme uit de jaren 1920 tot 1990. Het slechtste wat je kunt doen, is bepalen in welke sector we moeten gaan groeien. Ik weet zeker dat de heer Klaver en ik waarschijnlijk de verkeerde sectoren zouden kiezen als we zouden bepalen in welke sectoren we moeten gaan groeien. Wij als politici moeten ervoor zorgen dat we alle randvoorwaarden klaar hebben staan om ervoor te zorgen dat mensen bedrijven kunnen starten, kunnen ondernemen en risico's kunnen nemen. Daarvoor moeten we vaststellen dat de arbeidsmarkt aan de vaste kanten vast is en aan de flexe kanten flex. We moeten vaststellen dat de arrangementen in de sociale zekerheid te weinig gericht zijn op het weer aan de slag komen. We moeten met elkaar vaststellen dat het pensioenstelsel zoals het er lag niet langer houdbaar is. Daarom zijn we bezig dat te hervormen. We moeten vaststellen dat we geen goede arrangementen hebben om mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking aan de slag te helpen. Daarom zijn we die arrangementen allemaal aan het herzien. Ik wijs op het sociaal akkoord.

Wij moeten vaststellen dat de kostenstijging in de gezondheidszorg tot dadelijk bijna 100 miljard per jaar – de kosten in de gezondheidszorg zijn vorig jaar namelijk weer fors gestegen, tot boven de 90 miljard – niet op die manier kan doorgaan. Die kosten zijn zo langzamerhand een koekoeksjong dat bezig is om alle andere uitgaven het nest uit te duwen. Dat is buitengewoon schadelijk voor het verdienvermogen van Nederland. Om dit allemaal te bereiken en daarbij het onderwijs te hervormen, moeten wij vaststellen dat het noodzakelijk is om al die hervormingen plaats te laten vinden. Tegelijkertijd moeten wij de overheidsfinanciën op orde brengen en de rekening van al die maatregelen op een fatsoenlijke manier in de samenleving neerleggen. Dat is een hels karwei. Dat is een enorme opgave waarvoor de Partij van de Arbeid en de VVD – ik voel mij ook zeer gesteund door andere partijen in deze Kamer – zich gesteld zien. Dat is de manier om eruit te komen. Dat kan niet door te zeggen dat wij dit jaar gaan groeien in de ICT en volgend jaar in de landbouw, want dan kiezen de heer Klaver en ik waarschijnlijk de verkeerde sectoren.

De heer Klaver (GroenLinks):

Dit is natuurlijk een karikatuur. De premier doet nu precies wat hij doet sinds hij niet meer VVD-lijsttrekker is, maar premier is geworden. Hij focust alleen op de begroting en op de manier waarop je die op orde krijgt. Hoe versterk je de economie? Natuurlijk kunnen wij hier niet bepalen hoe de groei er in de toekomst zal uitzien, maar wij kunnen wel bekijken waar er kansen zijn. Hoe kunnen wij die versterken? Door middel van kennis, innovatie en het doen van gerichte investeringen! President Obama heeft gezegd dat hij gaat investeren in hersenonderzoek, omdat dat belangrijk is voor de volksgezondheid van de eigen bevolking en van de wereldbevolking en ook omdat hij daarin kansen ziet voor de economie. Hij gaat bovendien investeren in duurzame mobiliteit, omdat hij de auto-industrie een toekomst wil geven. Dat betekent vooruitkijken en kennis en innovatie stimuleren om toekomstige groeisectoren een kans te geven. Die visie zoek ik bij de premier, want nu blijft het vooral bij toch wat holle woorden over verdienvermogen en het op orde krijgen van de begroting. Premier, ik vraag niet: wat doet u met de begroting? Ik vraag: wat doet u met de economie?

Minister Rutte:

Mijn vorige antwoord ging helemaal over de economie en niet over de begroting. De heer Klaver en ik zijn het daar dus over eens. Overigens zul je de begroting zelf gezond moeten houden om de banenmotor aan de gang te krijgen. Ik neem aan dat de heer Klaver dat met mij eens is, want anders wordt dat het koekoeksjong dat tegen onze wil in de investeringen het nest uit duwt. Tegelijkertijd moet je al die hervormingen doorvoeren om ervoor te zorgen dat de banenmotor ook echt op gang kan komen. Ik heb goed geluisterd naar de heer Klaver. Wij zijn het misschien meer eens dan ik dacht. Zoals hij het nu formuleert, komt het in de richting van het topsectorenbeleid dat het kabinet aan het voeren is. Wij hebben namelijk gekozen voor een aantal topsectoren, maar dan praat je over een heel geaggregeerd niveau waar een bijzondere kracht voor Nederland zit en waarvoor je een extra bundeling van kennis, innovatie en onderwijsgeld wilt. Dat laatste doen wij ook. Dat is iets anders dan een specifieke sector of een specifieke tak in het bedrijfsleven stimuleren, want dat zou de verkeerde route zijn.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik vraag mij met de premier af of wij de economie uit de negatieve spiraal krijgen door de overheidstekorten steeds verder te laten oplopen. Ik vraag de premier wel om eens scherper in te gaan op de vraag hoe het komt dat de economie in die spiraal is beland. Ik heb daar in de eerste termijn een vraag over gesteld. Het jaar 2012 is namelijk het jaar waarin de consumentenbestedingen, maar ook de bedrijfsinvesteringen en de investeringen in woningbouw, fors zijn gedaald. Moeten wij het antwoord op de onzekerheid die mensen kennelijk ervaren, niet wat dichter bij huis zoeken, namelijk in hun onzekerheid over schulden en inkomen? Zou het beleid dat de premier voert, daarop niet wat scherper moeten aangrijpen?

Minister Rutte:

Het antwoord heeft een nationaal element – dat ben ik met de heer Van Hijum eens – en vooral een internationaal element, namelijk de Europese schuldencrisis. Nederland is als exportland buitengewoon afhankelijk van Europa. Wij zien op dit moment dat de export aantrekt. Dat is een van de redenen waarom wij heel voorzichtig enig optimisme mogen hebben. Wij weten immers dat een aantrekkende export leidt tot aantrekkende investeringen en tot meer banen. Er is echter ook een intern, nationaal element. Dat ben ik met de heer Van Hijum eens. Dat zit hem bijvoorbeeld in de woningmarkt. Wij moeten simpelweg vaststellen dat een deel van de grote welvaart in Nederland in het eerste decennium van deze eeuw, eigenlijk al beginnend vanaf de jaren 1995, 1996 en 1997, voortkwam uit een forse stijging van de huizenprijzen. Die forse stijging van de huizenprijzen is anders en heeft een andere omvang en dynamiek dan bijvoorbeeld in Duitsland of België. Die heeft natuurlijk tot veel private extra mogelijkheden tot uitgaven geleid, maar ook tot huizenprijzen op een niveau dat niet te handhaven is. Wie zien op dit moment dat de lucht voor een deel uit de huizenmarkt aan het lopen is. Ik vrees dat de aanpassing die op dit moment plaatsvindt, onvermijdelijk is en dat de lucht eruit moet lopen. Voordat de heer Van Dijck boos wordt, zeg ik erbij dat ik mij ook realiseer dat dit op individueel niveau ernstige gevolgen kan hebben voor iemand die een huis heeft dat minder waard is dan de hypotheek die ertegenover staat. Dat is niet zo ernstig als je niet hoeft te verhuizen, maar als je daardoor een betere baan niet kunt pakken of als je door een echtscheiding niet meer in staat bent om het huis te betalen, heeft dit vergaande gevolgen. Ik ben het zeker met de heer Van Hijum eens dat wij het nationale element hierbij moeten betrekken.

De heer Van Hijum (CDA):

Misschien moeten we dat iets concreter maken. Is de premier ook bereid om te kijken naar voorstellen om bijvoorbeeld de aflossing van hypotheekschulden op vrijwillige basis te stimuleren? Dit zorgt namelijk voor onzekerheid over inkomen en bestedingen en belemmert de geneigdheid om te verhuizen. Is de premier het ook met mij eens dat wij uit moeten kijken met al te veel nieuwe onzekerheden over belastingverhoging of verdere beperking van de hypotheekrenteaftrek?

Minister Rutte:

Wij hebben in deze Kamer afspraken gemaakt in het woonakkoord, dat gesloten is tussen wat weleens "Paars met de Bijbel" genoemd wordt, de samenwerking van ChristenUnie, de SGP, D66, de PvdA en de VVD. De heer Van Hijum weet dat wij het eerst met het CDA geprobeerd hebben, maar dat dit niet lukte. Uiteindelijk hebben wij een akkoord gesloten met deze andere partijen. Daarin zitten allerlei elementen die er in samenhang voor moeten zorgen dat de koopsector, de huursector en de corporatiesector weer beter gaan functioneren. Ik was het zeer met de heer Dijkgraaf eens dat het door allerlei sectoren heel erg geproblematiseerd wordt, maar ik ben er ook van overtuigd dat het uiteindelijk gaat werken. De suggesties die de heer Van Hijum doet, zijn niet idioot. Integendeel! Misschien is het wat flauw, maar wij hadden ze heel goed bij het woonakkoord kunnen betrekken als het CDA bij de gesprekken daarover aan tafel had gezeten. Daarom waren wij zo geïnteresseerd in het gesprek met het CDA. Wij weten namelijk dat over deze kwesties in die kring buitengewoon verstandige ideeën leven. Uiteindelijk bleek dit echter niet mogelijk, wat ik niemand verwijt, en hebben wij met andere partijen een akkoord gesloten.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Ik realiseer mij dat ik een inbreuk maak op uw orde van twee interrupties. Toch zou ik graag ter verdediging aanvoeren dat wij het gesprek serieus zijn aangegaan, maar dat ook de premier zich moet verantwoorden over de effecten van de afspraken die hij nu heeft gemaakt, bijvoorbeeld de effecten van de verhuurderheffing op het uitstel en afstel van allerlei nieuwbouw- en renovatieprojecten. Die zijn buitengewoon schadelijk voor de werkgelegenheid. Juist vandaag is naar buiten gekomen dat die effecten zich daadwerkelijk voordoen. Wellicht kan de premier ook op dat punt reageren. Geeft dit ons geen gelijk in de stelling dat wij voorzichtiger hadden moeten zijn met het extra belasten van de woningcorporaties met een heffing van in totaal 2 miljard?

Minister Rutte:

Op die vraag komt het kabinet terug.

De heer Merkies (SP):

Komt de premier ook nog terug op het gedaalde consumentenvertrouwen? Waarschijnlijk zal hij hetzelfde argument gebruiken als bij de huizenmarkt; de slecht functionerende woningmarkt zal het consumentenvertrouwen beïnvloeden. Laten wij ons echter wel realiseren dat de huizenprijzen gigantisch zijn gestegen. Sinds de jaren negentig zijn ze verdubbeld, maar het consumentenvertrouwen is niet verdubbeld.

Wat mij opvalt, is dat de premier de huizenbubbel gebruikt als argument: de huizenprijzen zijn veel te veel gestegen. Maar waaraan lag dat? Dat lag toch aan de hypotheekrenteaftrek? Ik ben daarom blij dat zijn VVD-collega vandaag zegt dat hierover te praten valt. Realiseert de premier zich dat die stijging lag aan de hypotheekrenteaftrek? En wat vindt hij van het voorstel van de heer Zijlstra om te praten over afschaffing of gedeeltelijke afschaffing van de hypotheekrenteaftrek?

Minister Rutte:

Zo'n voorstel heb ik niet gehoord. De huizenprijsstijging heeft werkelijk niets te maken met de hypotheekrenteaftrek, want die hebben wij al 100 jaar. Dan zouden de huizenprijzen eind negentiende eeuw al zo gestegen zijn.

De heer Merkies (SP):

De schuldenberg aan hypotheken is gestegen van 160 miljard halverwege de jaren negentig naar 660 miljard nu. Dat zegt toch wel iets. De premier kan toch echt niet beweren dat de huizenprijzenstijging helemaal niets met de hypotheekrenteaftrek te maken heeft. Waar ligt het dan wel aan? Dat wil ik weten.

Mijn laatste vraag is of de premier kan ingaan op hetgeen eerder is gewisseld met de heer Zijlstra. Wat wil hij met de hypotheekrenteaftrek? Is het bespreekbaar om daarbij flink in te grijpen? Wij hoeven de hypotheekrenteaftrek niet helemaal af te schaffen, maar hij moet in ieder geval flink worden aangepast. Laat ik het dan zo zeggen.

Minister Rutte:

Het fenomeen van stimulering van bezitsvorming door middel van de hypotheekrenteaftrek kent Nederland al heel lang. De huizenprijsstijging is begonnen in de periode 1996, 1997 en 1998 door een veelheid van factoren. Natuurlijk zit de hypotheekrenteaftrek in die mix, maar de heer Merkies doet nu net alsof dat de dominante factor is. De dominante factor is de mix van de omstandigheden die zich voordeden in de tweede helft van de jaren negentig en de opstelling van de banken, die in plaats van drie keer je inkomen te lenen, het ineens mogelijk maakten om acht of negen keer je inkomen te lenen en die zelfs uitgingen van het inkomen van de partner. Dat is een van de redenen dat ik, als de banken zich bij mij melden met een probleem, zeg dat wij daar absoluut in willen meedenken, maar dat wij ook moeten vaststellen dat het mede is begonnen toen de banken de leenvoorwaarden op deze manier zo hebben verruimd halverwege de jaren negentig. Dat is niet het enige element, maar een van de elementen uit de mix. Uiteindelijk is dat dus een zaak van gedeelde verantwoordelijkheid. Wij hebben nu te maken met het feit dat er lucht uit de huizenmarkt moet lopen. Dat vindt op dit moment stap voor stap plaats.

De heer Merkies (SP):

Kan de premier ingaan op de laatste vraag, over hetgeen vanmorgen is gewisseld met Zijlstra over de hypotheekrenteaftrek?

Minister Rutte:

Wat het kabinet op dit moment doet, is in lijn met wat Zijlstra zei. Het kabinet beperkt de aftrekbaarheid in het toptarief en geeft het terug in een schijfverlaging en een schijfverlenging van het toptarief. Mensen, bijvoorbeeld van wat rechtsere ochtendbladen, denken vaak dat wij de hypotheekrenteaftrek aanpassen en dit gebruiken ter dekking van de staatsschuld. Dat doen wij dus niet. Wij steken dat in een lager toptarief en een verlenging van de laatste schijf.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dat is een gigantische draai. Een halfjaar geleden was het: handen af van de hypotheekrenteaftrek. Een halfjaar later is het: wij schaffen de hypotheekrenteaftrek af.

Ik wil toch even inzoomen op de woningmarkt, want die vormt een van de grootste problemen op dit moment. Vorige maand zijn er 26% minder huizen verkocht dan de maand ervoor. De huizenprijzen dalen op dit moment 20% tot 25%. Het kabinet komt met een woonakkoord. Is dat nu het antwoord op de problemen rondom de vastzittende huizenmarkt?

Minister Rutte:

Wij worden op dit moment met twee fenomenen geconfronteerd. Het eerste is dat de economie in heel zwaar weer verkeert, met alle gevolgen van de oplopende werkloosheid, die ook de heer Van Dijck heeft geschetst. Dit heeft ook effecten op de huizenmarkt. Dat is een van de elementen in de mix waarom de huizenmarkt het zo zwaar heeft. Het draagt tegelijkertijd bij aan het economische fenomeen waar wij op dit moment mee te maken hebben. Dat is één. Ten tweede hebben wij te maken met een aantal heel specifieke problemen op de huizenmarkt bij koop, bij huur en bij corporaties.

Om de problemen op de woningmarkt aan te pakken, is er in de eerste plaats generiek regeringsbeleid om de overheidsfinanciën op orde te krijgen. Al die noodzakelijke hervormingen zijn geen doel op zichzelf, maar om ervoor te zorgen dat de economie van dit mooie land beter gaat draaien. Heel gericht op de woningmarkt hebben wij het woonakkoord. Dit biedt in samenhang oplossingen voor koop, huur en voor de corporatiesector.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het kabinet komt met een woonakkoord. Het introduceert een Blokhypotheek die niemand wil hebben, want met de Blokhypotheek ben je veel duurder uit dan zonder, en die geen een bank wil verkopen. Met andere woorden, de premier komt met een oplossing die geen oplossing is. Die brengt alleen meer onzekerheid en voedt het wantrouwen bij de mensen, waardoor mensen nog minder uitgeven en nog minder gaan bewegen. Dat doet de premier. Hij zegt dat wij economisch door zeer zwaar weer gaan, maar hij is daar de oorzaak van. Hij kan wel altijd wijzen naar de export en naar de internationale wereld, maar dit kabinetsbeleid zorgt ervoor dat Nederland op dit moment in de top tien van de slechtst presterende landen van de wereld zit. Wij staan op nummer negen, net boven Kroatië. Met andere woorden, Nederland doet het, in de hele wereld bezien, ontzettend slecht. Het kabinet zorgt ervoor dat dit gebeurt.

Minister Rutte:

Het kabinetsbeleid is het antwoord op de problemen. Door koers te houden en alle noodzakelijke maatregelen te nemen, zorgen we ervoor dat dit land sterker uit deze crisis komt, maar ook structureel een economie heeft die banen kan creëren en die mensen weer kansen kan bieden. Dat is wat dit land doet. We zijn de vijfde kenniseconomie van de wereld. We zijn qua investeringsklimaat het vierde land. We zijn het derde land wat betreft het vermogen om buitenlandse investeringen op te vangen. We zijn het tweede land van de wereld wat betreft internettoegang en aantrekkelijkheid voor het starten van bedrijven. We behoren in de wereld tot de top drie van landen waar het het beste toeven is. Het kabinet wil ervoor zorgen dat we al die krachtige elementen van Nederland gebruiken om de problemen nu aan te pakken. Precies dat zijn we aan het doen. Vandaar dat we de staatsschuld wegwerken, niet als doel op zichzelf maar omdat dat belangrijk is voor het verdienvermogen en de banencreatie in Nederland. Tegelijkertijd hervormen we, omdat het noodzakelijk is om banen te creëren, om toekomst te bieden aan mensen in dit land en om de overheid een omvang te geven waarmee ze weer dienstbaar aan dit land is. De rekening daarvan verdelen we netjes.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik wil nog even iets checken bij de premier. Op de vraag van collega Merkies of de hypotheekrenteaftrek wel degelijk van invloed is geweest op de huizenbubble, de bubble die is ontstaan op de huizenmarkt, zei de premier dat dat niet het geval is. Heb ik dat goed begrepen?

Minister Rutte:

De heer Merkies zei dat dat de enige factor is. Ik zeg: dat is niet waar. Ik heb gezegd dat er een hele mix van factoren is. Een heel belangrijke factor is het feit dat je van banken in plaats van drie keer wel acht tot negen keer je inkomen mocht lenen. In die mix speelt natuurlijk ook de hypotheekrenteaftrek een rol. Dat is onvermijdelijk.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ben heel blij met deze toevoeging, waaruit blijkt de hypotheekrente inderdaad …

Minister Rutte:

Ik heb dit net al zo gezegd tegen de heer Merkies.

De heer Klaver (GroenLinks):

Goed, dan zal ik het verkeerd hebben verstaan, maar ik ben blij dat we het dan in ieder geval …

Minister Rutte:

Ik herhaal het gewoon.

De heer Klaver (GroenLinks):

… dat het is herhaald dat de hypotheekrenteaftrek wel degelijk van invloed is geweest en dat die voor de bancaire sector een prikkel is geweest om allerlei producten te ontwikkelen en ervoor te zorgen dat mensen veel meer konden lenen dan verantwoord was. Daarom is het goed dat is begonnen met de afbouw van de hypotheekrenteaftrek. Wat mij betreft gaan we daar veel verder mee.

Minister Rutte:

Deze analyse van de heer Klaver laat ik echt voor zijn rekening, zowel qua beleidsmatige vertaling als qua onderbouwing voor zijn beleidsvoorstellen. Ik ben het daarmee volkomen oneens. Maar dat geeft niets, want daarvoor hebben we deze debatten.

Mevrouw Schouten heeft een vraag gesteld over het gezin. In Nederland is het gezin belangrijk als ondersteuning voor ook de toekomstige generaties, om ervoor te zorgen dat kinderen kansen krijgen om zich te ontplooien en veilig op te groeien. Dat raakt heel veel aspecten van het regeringsbeleid. Daarom zijn de betrokken ministeries er ook zeer gefocust mee bezig. Op de onderdelen hiervan wordt de Kamer door de daarvoor verantwoordelijke bewindspersoon geïnformeerd. Het huidige stelsel is complex en onderdelen ervan werken tegen elkaar in. Daarom werkt de regering aan een hervorming, aan een volgend stelsel van kindregelingen. Daarom ook is het van belang dat we de staatsschuld wegwerken en die niet doorschuiven naar die volgende generatie. Het is onvermijdelijk dat ook aan ouders met kinderen een bijdrage wordt gevraagd. Lage inkomens worden relatief ontzien in Nederland. Zo blijft de overheid ondersteuning geven waar die het hardste nodig is. We zullen dit najaar met nadere voorstellen betreffende die hele kwestie van de kindregelingen komen.

Ik kom ten slotte op … Nee, volgens mij heb ik mevrouw Van Veldhoven al geantwoord over de provincies. Ik check dat even. Ja, de vraag over de provincies heb ik al beantwoord.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik was nog even in afwachting van het antwoord op mijn vraag over de reactie van minister Bussemaker, ook in relatie tot dit punt van het gezin, en op mijn vraag of de minister-president onze visie deelt dat ouders zelf de mogelijkheid en de vrijheid moeten hebben om arbeid en zorg te verdelen, waarbij geen zachte dwang vanuit de overheid nodig is.

Minister Rutte:

Dat vindt zelfs mevrouw Bussemaker. We zijn het hier dus allemaal over eens.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat laatste is een interpretatie van de woorden van een bewindspersoon. Ik heb die kennelijk anders geïnterpreteerd dan de minister-president.

Minister Rutte:

Dat is het mooie van interpretaties!

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Laat ik het dan wat scherper stellen. Mevrouw Bussemaker sprak over een schuldgevoel. Zij relateerde dat met name aan moeders. Die zouden dat moeten hebben op het moment dat ze, wellicht tijdelijk, niet kiezen voor de arbeidsmarkt maar voor zorg. Is de minister-president het met mij eens dat dat een ongepaste kwalificatie was?

Minister Rutte:

Ik vind echt dat daarmee de woorden van mevrouw Bussemaker uit hun verband worden gerukt. Zij geeft een interview. Zij is zeer gedreven bezig met het onderwerp emancipatie. Het is heel simpel: iedereen bepaalt zelf hoe hij zijn leven inricht binnen de grenzen van de wet. Als je wilt werken, ga je werken en als je niet wilt werken, ga je niet werken. Als je niet wilt werken en vervolgens een beroep doet op een uitkering, dan hebben wij een probleem met je. Als je niet werkt en geen uitkering aanvraagt, is dat verder je eigen beslissing. Als je je kinderen wilt opvoeden door thuis te blijven is dat je eigen beslissing. Zolang je geen uitkering aanvraagt, is dat prima. Dus de grens ligt bij de wet en de grens ligt bij het aanvragen van uitkeringen als dat niet nodig is. Binnen die grenzen bepaalt iedereen hoe hij zijn leven zelf inricht. Dat maakt dit land zo mooi.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik vroeg specifiek naar het woord "schuldgevoel". Dat woord heeft mevrouw Bussemaker in de mond genomen. Mevrouw Bussemaker is lid van het kabinet en het kabinet spreekt met een mond.

De voorzitter:

U bedoelt de minister van Onderwijs.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Excuses, voorzitter. De minister van Onderwijs heeft dat woord expliciet in de mond genomen. Ik vraag de minister-president of hij onze mening deelt dat dit woord ongepast is in dit verband.

Minister Rutte:

Ik kan daar geen antwoord op geven dat bevredigend is voor mevrouw Schouten, omdat ik meen dat zij de woorden van de minister van Onderwijs "decontextualiseert".

De heer Van Hijum (CDA):

Misschien is het antwoord op mijn vraag over de verantwoording door de Europese Commissie en de lidstaten in de rolverdeling bij de minister van Financiën terechtgekomen. Aangezien de premier de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader op Europees niveau voert, wil ik graag van hem horen of hij onze grote zorg en ook wel irritatie deelt over het volstrekte gebrek aan transparantie bij en verantwoording door andere lidstraten en de Europese Commissie over de besteding van Europese subsidiemiddelen. Vindt hij ook dat dit een keiharde randvoorwaarde moet zijn in de verdere onderhandelingen bij het MFK, juist in een tijd waarin zoveel bezuinigd moet worden en het draagvlak voor de EU toch al niet vanzelfsprekend is?

Minister Rutte:

Wederom zijn de heer Van Hijum en ik het eens. Het antwoord is ja.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik hoor graag concreet wat die toezegging gaat inhouden en hoe hard dit in de onderhandelingen zal worden ingebracht. Je kunt met elkaar niet afspreken dat je miljarden belastinggeld rondpompt zonder dat er een fatsoenlijke verantwoording over wordt gegeven. Die moet ook een keer gegeven worden, want de Rekenkamer constateert jaar na jaar dat de verantwoording niet op orde is.

Minister Rutte:

Daar knokken wij ook voor en daar werken wij ook aan. De vraag is dan altijd of het moet leiden tot een veto. Wij vinden dat niet, omdat het twee verschillende zaken zijn. Je hebt de toekenning van structuur- en cohesiefondsmiddelen en je hebt het vraagstuk van verantwoording. Die twee zaken liggen in Nederland dicht bij elkaar door de manier waarop we het organiseren. In Europa is het anders. Dat heeft te maken met de zevenjaarsperiode, met de manier waarop in Europa op deze punten tot wetgeving wordt gekomen en de manier waarop wij tot meerderheden moeten zien te komen. Ik ben het echter totaal met de heer Van Hijum eens en daarom antwoord ik ook ja op zijn vraag. Wij delen die frustratie en irritatie en wij willen dit ook aanpakken.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik dacht te merken dat de premier in de richting van een afronding ging. Ik heb in ieder geval nog een onbeantwoorde vraag. Daarna wil ik ook nog een nieuwe vraag stellen naar aanleiding van het debat. De onbeantwoorde vraag gaat over de nog niet ingevulde, maar wel ingeboekte bezuinigingen. Minister Blok zegt dat die vanzelf wel voor komen, maar de Rekenkamer geeft daaraan de kwalificatie "wensdenken". Ik ben benieuwd dat de premier vindt van die kwalificatie "wensdenken" en of hij van mening is dat de uitgewerkte plannen voor de zomer in de Kamer moeten liggen.

Minister Rutte:

Het kabinet heeft op dit punt de taken verdeeld. Dijsselbloem is op dit punt tot drie cijfers achter de komma afgestudeerd, ik tot één cijfer achter de komma. Ik verzoek mevrouw Van Veldhoven vriendelijk om dit antwoord van één kabinetslid te vragen. Anders ga ik een stukje van de vraag beantwoorden. Mevrouw Van Veldhoven kennende – zij is een voortreffelijke parlementariër – is dat aanleiding tot vervolgvragen en dan kom ik zo langerzamerhand in de stapel van Dijsselbloem terecht. Volgens mij is het beter dat hij het antwoord zelf geeft.

De voorzitter:

U bedoelt de minister van Financiën.

Minister Rutte:

De minister van Financiën.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Wat D66 betreft staat dat wensdenken ruim voor de komma, met name ook het voorkomen daarvan. Daarom wil ik toch graag dat de premier in ieder geval zijn oordeel geeft over die kwalificatie van de Rekenkamer versus de kwalificatie van zijn minister. Ik vraag hem niet om in te gaan op de inhoudelijke maatregelen, maar wat vindt hij van die kwalificaties?

Minister Rutte:

We hebben de taken verdeeld. Ik verzoek mevrouw Van Veldhoven ermee in te stemmen dat de minister van Financiën op dit punt dadelijk het woord voert.

De heer Merkies (SP):

Ik kijk toch naar andere mogelijkheden om de lidstaten de nationale verklaring te laten tekenen. Ik heb de premier horen zeggen dat ik briesend uit Ierland zou komen, maar dat viel wel mee. Dat ging hierover.

Minister Rutte:

Dat hoorde ik uit betrouwbare bron.

De heer Merkies (SP):

Uit betrouwbare bron? Oké, dat viel dan weer mee, maar het is natuurlijk wel een punt. Je probeert alle mogelijkheden aan te grijpen. Over het Meerjarig Financieel Kader is eerder een motie van de heer Luijben aangenomen, maar er zijn nog andere middelen: als landen wel steun ontvangen, maar geen nationale lidstaatverklaring afgeven, kan bijvoorbeeld worden besloten om die steun niet te geven. Wat vindt de premier daarvan?

Minister Rutte:

Daar ben ik niet voor omdat wij dan twee dingen combineren die op dit moment in het Europese debat niet bij elkaar liggen. We moeten ervoor oppassen dat wij onze onvrede op het ene punt niet gebruiken om een lopend debat op een ander vlak te beïnvloeden. Dat is niet verstandig. We zijn het erover eens dat dit niet kan. Wij zijn het erover eens dat wij ervoor knokken om dit te veranderen. Wellicht komen deze twee elementen in de toekomst bij elkaar. Dan is dat een moment om zo'n stap te zetten, maar op dit moment vind ik dat echt ontijdig.

De heer Merkies (SP):

De premier heeft het niet voor elkaar gekregen bij het Meerjarig Financieel Kader. Het komt er dan eigenlijk op neer dat je alleen nog andere middelen hebt. Dan moet je grijpen naar middelen die hier niet direct betrekking op hebben. Anders lukt het je niet om de druk op landen op te voeren opdat zij de nationale lidstaatverklaring wel tekenen. Het gaat tenslotte om heel veel Europees geld dat wij met zijn allen uitgeven.

Minister Rutte:

Deze discussie speelde op een ander moment en op een andere plek. Dit staat los van de discussie over het Meerjarig Financieel Kader. Daar kon dit dan ook niet worden behandeld.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van Veldhoven, ik zie dat u wilt interrumperen. U had het al beloofd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Die belofte moet ik natuurlijk nakomen.

De voorzitter:

Dat mag ook in de tweede termijn.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Daar ben ik mij geheel van bewust, maar ik als u het niet erg vindt, stel ik de vraag liever nu.

Zojuist sprak de SGP-fractie over initiatieven van onder meer D66 om liberale waarden zoals de vrijheid van meningsuiting verder te brengen. Zij legde daarbij de link met akkoorden om de begroting op orde te brengen. Sluit de premier uit dat hij dit soort liberale waarden uitruilt tegen steun voor begrotingsvoorstellen?

Minister Rutte:

Het uitruilen van liberale waarden tegen begrotingsvoorstellen sluit ik uit, maar daar vraagt de heer Dijkgraaf ook niet om. Hij refereert aan een aantal actuele discussies, waarin het kabinet zijn positie nog moet bepalen, over initiatiefwetsontwerpen van de Kamer. Ik heb tegen de heer Dijkgraaf gezegd dat ik heel goed hoor wat hij zegt en dat het kabinet dit element bij de bepaling van zijn positie vanzelfsprekend zal wegen. Er is echter geen sprake van het uitruilen van liberale waarden tegen begrotingsdiscipline. Dat vraagt de heer Dijkgraaf ook niet. Hij woont in een liberaal land, dat weet hij, en daar is hij blij mee.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ben natuurlijk erg blij met het eerste deel van het antwoord van de premier, maar ik zie het tweede deel toch iets anders. De premier zegt dat het kabinet zijn standpunt nog niet heeft bepaald, maar minister Opstelten heeft toch gezegd dat hij het voorstel inzake godslastering prima vindt. Trekt de premier dat nu terug, of staat dat oordeel van minister Opstelten?

Minister Rutte:

Nee. Het kabinet moet bij de behandeling van wetsontwerpen op verschillende momenten advies geven. Bij de wetsontwerpen waarvan de behandeling al wat verder is, is het kabinet al wat verder met zijn positiebepaling. Bij de wetsontwerpen die nog moeten worden ingediend, of waarbij de Kamer nog aan zet is, moet het kabinet dat nog doen. Ik heb tegen de heer Dijkgraaf gezegd dat het kabinet bij zijn positiebepaling altijd rekening zal houden met het geheel aan af te wegen factoren.

De voorzitter:

Dan zeg ik nog een keer dank u wel.

Ik geef het woord aan de minister van Financiën. Sorry, minister, kunt u antwoorden?

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Uw timing was voortreffelijk. Het lag aan mij. Ik had net een pepermuntje achter mijn kiezen gestoken.

Allereerst wil het kabinet de Algemene Rekenkamer bedanken. Ik weet niet of het gebruikelijk is dat het kabinet een woord van dank uitspreekt aan de Rekenkamer, maar ik wil het expliciet doen. Ik zie overigens dat de mensen van de Rekenkamer weg zijn. Dat is jammer.

De voorzitter:

We zullen het doorgeven.

Minister Dijsselbloem:

Het kabinet hecht zeer aan het werk dat de Rekenkamer doet. De Rekenkamer houdt ons scherp, elk jaar weer. Als wij een aantal uitvoeringsproblemen op orde hebben gebracht, ontdekt de Rekenkamer weer een aantal nieuwe. Zo blijven wij werken aan een betere verantwoording en een beter financieel beheer. De samenwerking tussen het ministerie van Financiën en de Algemene Rekenkamer is daarbij bijzonder intensief. Ik stel die samenwerking zeer op prijs.

Dank aan de woordvoerders van de Kamer voor hun vele vragen. Ik heb hier een grote stapel, waar ik snel doorheen zal gaan. Een enkel woord ter inleiding. Zowel mevrouw Schouten als de heer Nijboer nam een aantal normen of waarden – het is maar hoe je het bekijkt – in de mond om te schetsen waarop begrotingsbeleid en financieel beheer gestoeld zouden moeten zijn. Er zijn er drie door allebei genoemd, namelijk soberheid, matigheid en eerlijkheid in het omgaan met overheidsuitgaven. Dat spreekt mij zeer aan. Ik denk dat deze kwalificaties voor dit kabinet, dat probeert een Dreesiaanse uitstraling vol te houden, zeer belangrijk en leidend zijn.

De heer Dijkgraaf voegde er nog de wens aan toe dat het overheidsbeleid consistent en kenbaar is. Consistentie is zeer gediend met stabiliteit. Hij noemde een aantal voorbeelden van beleid dat in korte tijd werd opgevoerd en weer afgevoerd. Volgens mij is de manier om dat te voorkomen dat dit kabinet gewoon de volle rit blijft zitten en consequent zijn programma uitvoert, met zo veel mogelijk steun. In dat kader staan ook de akkoorden die wij binnen en buiten de Kamer steeds zoeken en zullen blijven zoeken.

Dat gezegd hebbende wil ik nog iets zeggen over de kwaliteit van de verantwoording. Ik kom dadelijk nog op enkele heel concrete problemen waar de Algemene Rekenkamer of de Kamer de vinger op heeft gelegd. Naast de cyclus van verantwoording en Verantwoordingsdag zijn wij continu bezig met het evalueren en doorlichten van beleid. Dat doen we in nauwe samenspraak met de Commissie voor de Rijksuitgaven. Ook de samenwerking met de Commissie voor de Rijksuitgaven wil ik hier graag onderstrepen. Wij hebben onlangs een algemeen overleg gehad, waarin wij hebben gesproken over het belang van beleidsdoorlichting, beleidsevaluaties en interdepartementale beleidsonderzoeken (ibo's). Deze bieden heel veel informatie en instrumenten om te kijken of we het goed doen.

De rechtmatigheid is wel op orde. 99,8% van onze uitgaven is rechtmatig, dat is weer beter dan vorig jaar. Maar doen we het ook goed, in de zin dat we ermee bereiken wat we beoogden? Dat vergt van het kabinet en van de Kamer dat we bij elk nieuw beleidsvoornemen ook met elkaar afspreken wat we daarmee willen en of we dat voldoende concreet hebben geformuleerd. Daar moeten wij scherp op zijn en daar kan de Kamer ons bij aansporen. De Kamer kan er op allerlei momenten een concretiseringsslag op loslaten. Dan gaan we dat vervolgens met elkaar verantwoorden, zowel in de verantwoordingsstukken als bij de meer ad hoc beleidsdoorlichtingen, de evaluaties en de ibo's.

Ook daar zit ik als minister van Financiën bovenop. Er worden afspraken gemaakt tussen de departementen onderling over wat we op de agenda gaan zetten in een jaar op het gebied van doorlichting of evaluatie. Ik let er scherp op dat die afspraken ook worden nagekomen. Ik hoop ook zeer dat de Kamer en de commissies hieraan veel aandacht zullen besteden. Dit zijn waardevolle rapporten, waar heel veel informatie over de effectiviteit van beleid in zit.

Er zijn door de Rekenkamer enkele bredere opmerkingen gemaakt over de kwaliteit van de verantwoording. Een daarvan betrof het overzicht van alle bezuinigingen. Zoals bekend komen wij met de stapeling van wetgeving, bezuinigingen en de hervormingen die wij voornemens zijn tot en met 2017 inmiddels tot een bedrag van 46 miljard. De Rekenkamer komt op 44 miljard, maar wij dachten 46. Houdt u mij aan 46!

Wij willen dit doen op twee momenten. Naast de verantwoording, waarin men kan aantreffen wat er bij de verschillende departementen is gebeurd en hoe de financiën eruit zien, hebben wij ook de begrotingscyclus. De Kamer krijgt binnenkort weer de Voorjaarsnota, waarin zij kan zien hoe het lopende begrotingsjaar zich ontwikkelt. Daarnaast zijn er nog twee andere documenten die van belang zijn. Het eerste is de verantwoordingsbrief, die de Kamer altijd wordt toegestuurd door de minister-president. Ook dit jaar staat er weer een keurig overzicht in van wat er is gerealiseerd, welke wetgeving inmiddels in de Staatscourant is gepubliceerd en welke bedragen aan hervormingen en bezuinigingen daarbij horen. Dat is een belangrijk overzicht om te zien wat er in het afgelopen jaar is gerealiseerd van die grote bedragen.

Het tweede belangrijke document dat het kabinet heeft uitgebracht en verder wil uitbouwen, is het wetgevingsoverzicht. Het is primair de minister van Veiligheid en Justitie die dit overzicht aan de Kamer toestuurt. Ik haak daar echter sterk op aan, omdat we in dat overzicht willen aangeven om welke bedragen het gaat. De heer Dijkgraaf wees erop dat het overzicht dat de Kamer dit jaar heeft gekregen, nog niet compleet is. Het zal de komende jaren op twee punten worden uitgebreid. In de eerste plaats zullen de zaken die gerealiseerd zijn, niet wegvallen uit het overzicht. Ze zullen nadrukkelijk in het overzicht blijven staan, zodat men niet alleen kan zien wat er nog aan komt en welke fase van wetgeving het is, maar ook wat er al gerealiseerd is en gepubliceerd in de Staatscourant. Verder zullen we in de kolommen niet alleen laten zien wat er aan maatregelen is voorgenomen, maar ook wat de realisatie is. Hieruit kan men opmaken wat inmiddels is verwerkt in de begroting omdat het beleid is, en wat al is geïmplementeerd. Zo wordt het document voor ons, en hopelijk ook voor de Kamer, een belangrijke verantwoording en een controle-instrument om te kijken hoe het staat met de grote plannen, zeg maar de 46 miljard. De oude monitor hebben we dan niet meer nodig. We maken dus geen aparte monitor meer, maar een geïntegreerd overzicht van de stand van zaken en de implementatie van wetgeving en de bijbehorende bedragen. We hebben het debat hierover eerder gewisseld en de Kamer is in meerderheid ermee akkoord gegaan.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dank daarvoor, want dat was inderdaad de bedoeling. Maar zien wij dan ook of de timing klopt met wat voorgenomen was? Er zit natuurlijk veel tijd tussen het plan en de uiteindelijke publicatie in het Staatsblad nadat het door de Eerste Kamer heen is. Het zou mooi zijn als we zien of het traject qua timing op de rit zit.

Minister Dijsselbloem:

Dat kan de heer Dijkgraaf straks zien op het overzicht. Er is namelijk een kolom "(geplande) inwerkingtreding". Als de datum gepasseerd is, weet men dat het kabinet achterloopt. Daarmee kan men precies zien wat er nog voorgenomen is en wat inmiddels in werking getreden is. Er staat echter ook op wat nog niet in werking is getreden, terwijl dit al wel zo had moeten zijn.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik bedoel eigenlijk dat het met bijvoorbeeld groene en rode blokken wordt aangegeven. Stel dat je op 1 januari zegt dat wetgeving op bepaalde data bij de Raad van State, de Tweede Kamer en de Eerste Kamer moet liggen. Kun je dan zien of dat tempo daadwerkelijk gerealiseerd wordt? Anders zien we mogelijk pas te laat of het hele wetgevingstraject op tempo ligt.

Minister Dijsselbloem:

Daar ga ik naar kijken. Dat zou een verfijning betekenen. We hebben nu twee kolommen. De ene geeft aan in welke fase het traject nu is, en de kolom ernaast geeft aan wanneer de wetgeving in werking moet treden. Een ervaren parlementariër zoals de heer Dijkgraaf kan onmiddellijk zien dat iets nog in de fase van interne voorbereiding is terwijl het op 1 januari al in werking moet treden. Hij kan dan concluderen dat het kabinet moet opschieten, omdat het op zijn minst al bij de Raad van State had moeten liggen. Nu ik het zo zie, besef ik dat ik er ook weer beter op moet letten. Ik zal het voorbeeld niet noemen, maar mijn oog viel opeens ergens op. Zo ziet u maar dat het ook voor mij een handig instrument is om de voortgang van de collega's te bewaken, want uiteindelijk word ik aangesproken op de vraag of de bezuinigingen wel keurig in de boeken verschijnen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dan hecht ik toch echt aan groene en rode blokken. Als we dat doen, zien we in één oogopslag of het op tempo is of niet. Dan hoeven we niet al die tekst te lezen. In dat geval had de minister van Financiën ook in één oogopslag gezien dat er iets niet klopte.

Minister Dijsselbloem:

Ik ga er nog even over denken, maar ik heb associaties met schema's van kabinetten die groene en rode blokjes gebruikten en daar zou ik niet naar terug willen.

Dan heb ik nog een enkele opmerking over de specifieke rol van de minister van Financiën bij het financieel beheer. De Rekenkamer heeft daarvan gezegd dat er echt resultaten zichtbaar zijn. Dat is ook gewoon een gezamenlijk belang. Financiën is daar zeer nauw bij betrokken.

Het actuele voorbeeld is Veiligheid en Justitie. Daar is het financiële beheerssysteem Leonardo geïmplementeerd. Dat geeft heel veel problemen. Financiën is nu nauw betrokken bij de taskforce om dat op orde te brengen. Sommige woordvoerders hebben daaraan verbonden dat het ministerie van Veiligheid en Justitie niet weet hoeveel geld het uitgeeft en waar het aan wordt besteed. Dat is pertinent niet juist. Dat is echt gewoon bekend. Alleen, omdat het systeem niet werkte, zijn sommige overzichten zo'n beetje bijna letterlijk met de hand tot stand gekomen. Het geautomatiseerde systeem functioneerde niet. Er is echter geen sprake van dat er geld zou zijn verdwenen of dat we niet weten hoeveel geld er is uitgegeven bij Veiligheid en Justitie. Zo is het zeker niet.

Ik neem die aansporing van de Rekenkamer dus buitengewoon serieus. Wij zullen ook vanuit ons departement alert zijn op plaatsen waar zich problemen aandienen.

De Rekenkamer heeft ten slotte een opmerking gemaakt over het financieel beheer van publieke middelen in publieke sectoren buiten de kern van de rijksoverheid. Ook daar zijn we op dit moment buitengewoon actief mee bezig. Zoals bekend richt een ministeriële commissie zich specifiek op thema's rond de publieke sector. Financiën heeft bij een aantal projecten het voortouw. Een daarvan is het financieel toezicht. Wij hebben vastgesteld dat het financieel toezicht vanuit de rijksoverheid op de verschillende semipublieke sectoren zeer verschillend is. Dat geldt zowel voor de wijze waarop het is opgetuigd – de positionering van de minister – als voor de kwaliteit en de omvang van de inspecties. Daar gaan we echt een stroomlijning in aanbrengen, waarbij de verantwoordelijkheid van de minister veel helderder en scherper wordt. We gaan daarbij ook gewoon een aantal doelmatigheidseisen stellen aan het financieel beheer en de verantwoording in publieke sectoren. Concretere voorstellen daarvoor worden ook weer per sector uitgewerkt.

We hebben een kabinetsoverstijgend beleid opgezet. Veel departementen hebben natuurlijk al een kwalitatief toezicht. In de sfeer van onderwijskwaliteit wordt nu echt expliciet naast het kwalitatieve toezicht op die verschillende sectoren ook financieel toezicht apart gepositioneerd met een rechtstreekse verantwoordingslijn naar de minister, en dus naar de Kamer. Nadere voorstellen daarover zullen de Kamer nog bereiken.

Hetzelfde geldt voor het type financiële instrumenten, en daarmee de risico's die publieke sectoren in huis halen. Er is op dat gebied natuurlijk een aantal pijnlijke voorbeelden geweest. Wij bereiden daarover op dit moment een brief aan de Kamer voor. In het regeerakkoord is er ook een passage aan gewijd. Over met name het gebruik van derivaten, maar ook andere financiële instrumenten die risico's met zich kunnen brengen, wordt sectoroverstijgend een kader afgesproken. Vervolgens worden er per sector nadere regels gesteld. Het gaat daarbij om de vraag of en hoe semipublieke sectoren daarmee omgaan. Tot zover mijn algemene inleiding.

Ik kom aan een hele reeks vragen waar ik zo snel mogelijk doorheen zal gaan. Het thema van vertrouwen en consumentenvertrouwen is inmiddels gewisseld. De minister-president heeft ook al het nodige gezegd over private schuldafbouw, met name hypotheekschulden. De beleidsaanpassing die wij nu voorstaan rond de hypotheekrenteaftrek leidde eigenlijk precies tot datgene waarvoor de heer Van Hijum heeft gepleit: dat je zou moeten bevorderen dat de private schulden in Nederland worden afgebouwd. Dat betreft het annuïtaire aflossingsschema dat verplicht wordt gesteld. De maximumhypotheekschuld wordt de komende jaren verlaagd van 106% naar 100% van de waarde van het huis. Dat is natuurlijk typisch Nederlands. Ook in de internationale context hanteren wij een heel hoge ratio, met allerlei risico's voor mensen op het moment dat de huizenprijs daalt. Dat kengetal wordt dus omlaag gebracht. En we bouwen het aftrekpercentage geleidelijk aan af voor nieuwe en bestaande gevallen.

Ik behandel nu eigenlijk het thema "algemene economie". De heer Van Hijum heeft ook nog opgemerkt dat de Nederlandse groei achterblijft bij het eurogebied. Nederland is op dit moment een zwakke presteerder in de groep sterke landen. Dat is niet de positie die je wilt, want je wilt tot de top van de sterke groep landen behoren. Maar het beeld is breed dat de economie buitengewoon zwak is, ook in Duitsland en België. De voorbeelden werden door anderen genoemd. Nederland wijkt met min 0,1%, volgens de laatste cijfers, niet zo heel veel meer af van die landen. Maar het is niet goed, en dat geldt ook voor de andere landen om ons heen.

Dan kom ik nu toe aan het thema overheidsfinanciën en fiscaliteit. De heer Nijboer heeft gevraagd naar de schokproef voor de overheidsfinanciën. Hij vroeg of het kabinet bereid is, die opnieuw uit te voeren en met Prinsjesdag naar de Kamer te sturen. De vorige is uit september 2011. Wij gaan hem opnieuw uitvoeren. Dat gaat niet lukken voor Prinsjesdag, maar in de Miljoenennota zal ik heel precies aangeven wanneer wij dit gaan doen en wanneer de resultaten komen. Ik ben het met de heer Nijboer eens dat het een belangrijk instrument is. Zo nu en dan moet je een stresstest op de overheidsuitgaven uitvoeren. Dat heeft natuurlijk alles te maken met het thema van de risico's.

Zowel de heer Nijboer als mevrouw Schouten heeft gesproken over de financiële risico's in de zorgsector. Is er een overzicht van die risico's? Het is een grote sector, waar heel veel geld in omgaat; meer dan 100 miljard. Ik heb zojuist al gezegd dat een interdepartementale projectgroep onder leiding van Financiën bezig is met de kwaliteit van het financieel beheer, de financiële governance en het financiële toezicht. Dat geldt ook voor de zorgsector. De Kamer krijgt van de verschillende vakministers een uitgewerkt voorstel. Op sommige terreinen heeft de Kamer dat al gekregen. Zo heeft minister Blok het toezicht op woningcorporaties naar het departement toe getrokken en onder zijn eigen verantwoordelijkheid geplaatst. De minister van OCW heeft de Kamer al geschreven over aanscherping van financieel toezicht op onderwijsinstellingen. Zo zal de Kamer ook over de zorg specifiekere voorstellen krijgen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het punt is dat veel informatie wel beschikbaar is, maar heel erg versnipperd. Dat is niet alleen zo bij de ministeries, maar bijvoorbeeld ook bij de Nederlandse Zorgautoriteit, de zorgverzekeraars en de Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector. Juist voor de controlerende taak van de Kamer is het van belang dat wij die risico's integraal in beeld gaan krijgen. Is de minister bereid om te bezien wat de mogelijkheden zijn voor een totaaloverzicht in één keer?

Minister Dijsselbloem:

Mede op initiatief van de Kamer – in de Eerste Kamer is een motie ingediend die daar nog verder om vroeg – wordt tegenwoordig zowel in de Miljoenennota als in het financieel jaarverslag een financieel risico-overzicht opgenomen. Dat maakt Financiën. U doelt misschien veel meer op de semipublieke sectoren. Wat ik u zou willen toezeggen, ook in antwoord op verzoeken van anderen, bijvoorbeeld over het type risico's als toeslagenfraude, is dat wij per departement een paragraaf opnemen in de jaarverslagen waarin wij hierop ingaan. De risico's van fraude lijken mij het belangrijkste thema daarin. Ik aarzel een beetje, want wij zijn voortdurend bezig om nieuwe informatie te genereren. Ik kan alle denkbare risico's in semipublieke sectoren gaan genereren, maar ik weet niet of wij daarmee de kern gaan raken en of wij op een gegeven moment niet verzuipen in de hoeveelheid informatie. Er is veel informatie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik had het specifiek over de zorg, omdat de minister ook in het blokje zorg zit. De Rekenkamer constateert dat er veel financiële risico's worden gelopen bij zorginstellingen, bijvoorbeeld door derivaten en vastgoed. Die informatie komt versnipperd naar de Kamer, als dat al gebeurt. Mijn vraag in eerste termijn was of wij juist voor dat punt niet wat extra aandacht zouden moeten hebben en of wij van de financiële risico's die worden gelopen bij zorginstellingen een totaaloverzicht kunnen krijgen.

Minister Dijsselbloem:

Over de risico's van bijvoorbeeld derivaten heeft de Kamer een brief gehad van de minister van VWS. Die betrof de derivaten die het Waarborgfonds voor de Zorgsector uitvoerde. Het waarborgfonds heeft een uitvraag gedaan naar het gebruik van derivaten in de zorgsector en daaruit bleek dat er slechts beperkt sprake is van een risicovolle inzet van derivaten. Dat probleem is dus beperkt. Die informatie is er al. Ten tweede gaan wij – daarover heeft de Kamer ook al een brief van mij ontvangen – kabinetsbreed voor de semipublieke sectoren nadere regels opstellen voor de inzet van dit type financiële instrumenten. De Kamer krijgt na de zomer, maar voor Prinsjesdag, een brief waarin we per sector zullen aangeven wat dat kan gaan betekenen. We gaan dus nadere regels stellen voor het gebruik van bijvoorbeeld derivaten door woningbouwcorporaties, zorginstellingen et cetera. Een uitvraag naar informatie over de vraag waar dit type instrument gebruikt wordt, is al gedaan. De informatie daarover ligt al bij de Kamer. Er zijn al meerdere brieven over gestuurd en Kamervragen over beantwoord. Voor de zomer krijgt de Kamer een beleidsbrief over de vraag hoe we dat verder gaan reguleren en welke eisen we daar dan aan stellen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Deze interruptie kan een motie voorkomen. Ik wil heel specifiek zijn. De minister zoomt nu weer in op één aspect dat ik noemde. Het gaat mij om het totaal. De Rekenkamer wijst ook op de financiële risico's die zorginstellingen nemen. De Rekenkamer heeft het onder andere over derivaten, maar ook over de vastgoedproblematiek die er speelt. Bij sommige instellingen is dat niet het geval, maar bij andere zeker wel. Juist ten aanzien van de zorg, waar de overschrijdingen zo groot zijn en waar de daarmee samenhangende risico's ook groot zijn, lijkt het mij goed dat we een totaaloverzicht kunnen krijgen van de risico's die zorginstellingen lopen. Ik wil dat dus niet versnipperd hebben. Ik wil in één briefje kunnen zien welke risico's zorginstellingen lopen ten aanzien van verschillende aspecten.

Minister Dijsselbloem:

Ik aarzel omdat het thema "risico's" onbeperkt is. Het karakter van risico's is dat ze zich in alle vormen en gradaties kunnen voordoen, met zeer uiteenlopende kansen, van zeer klein tot zeer groot. Ik denk dat we echt moeten afbakenen wat we precies van elkaar verwachten. Ik zal ook in de ministeriële commissie die zich nu richt op dit soort problemen in de semipublieke sectoren agenderen dat we in de brief over financiële instrumenten ook een passage opnemen over de vraag hoe we financiële risico's in de verschillende sectoren kunnen monitoren en in beeld brengen. Daarbij zal weer onderscheid worden gemaakt naar corporaties, onderwijs, zorg. De Kamer kan dan op basis van de brief die ze voor Prinsjesdag krijgt, beoordelen of ze dat een goede aanpak vindt of dat ze meer of minder wil. Ik bouw deze tussenstap in, omdat we anders verwachtingen creëren en weer gigantische informatiestromen oproepen. Ik wil juist graag effectieve informatiestromen waar we iets mee kunnen.

Ik was gebleven bij de overheidsfinanciën. De heer Nijboer heeft gevraagd hoe ik erop ga toezien dat het probleem van de beleidsmatige mutaties na de Najaarsnota 2013 wordt teruggedrongen. We hebben daar eerder over gesproken en de afspraak gemaakt dat in principe de najaarsnota het laatste moment is waarop de departementen mutaties goedgekeurd kunnen krijgen door de Tweede Kamer. In noodgevallen, als zich situaties voordoen waardoor er daarna nog mutaties optreden, zullen de ministers dat expliciet per brief aan de Tweede Kamer moeten voorleggen en goedkeuring moeten verkrijgen. Dat is de staande afspraak die we ook bewaken.

Verschillende van de leden, onder anderen de heer Van Hijum en de heer Klein, hebben gesproken over de risico's van overheidsfinanciën. Wij brengen die steeds nauwkeuriger in beeld. Het overzicht daarvan is steeds uitgebreider. De risico's zijn zeer divers. Het gaat natuurlijk om een aantal risico's die samenhangen met bijvoorbeeld de economische crisis, de eurocrisis. Dat zijn dus risico's in Europa, in de financiële sector, garantiestellingen en achterborgstellingen. Het bedrag van 500 miljard is al een paar keer genoemd. Dat is de optelsom van die twee instrumenten.

Laat ik vooropstellen dat het kabinet ook vindt dat de omvang van deze categorie garantstellingen veel te groot is. Tegelijkertijd zijn zij ook allemaal op initiatief of in elk geval met steun van de Kamer ingevoerd. Er zat vaak een heel goede redenering achter. Wij moeten ervoor zorgen dat als wij al garantstellingen verlenen, een reële risicopremie wordt bepaald. Wij moeten er in de eerste plaats de rem op zetten en ze afbouwen. Als wij het al toestaan, moeten er op de betrokken begrotingen gewoon risicopremies worden opgenomen. Wat doen wij om ze te verminderen? Wij proberen in Europa uiteraard de structurele risico's die sinds de invoering van de euro zijn ontstaan te verminderen, onder andere door de begrotingstekorten over de hele linie terug te dringen en lidstaten aan te zetten tot structurele hervormingen. Daar zijn allerlei instrumenten en mechanismen voor geïntroduceerd. Wat betreft begrotingtekorten is er in Europa ondanks de moeilijke economische omstandigheden een scherpe neerwaartse trend.

Een volgend financieel risico dat wij op dit moment in Europa aanpakken, is het risico in de bankensector. Wij zijn met een bankenunie bezig. Daarnaast wordt het instrument bail-in geïntroduceerd. Dat is een heel belangrijk instrument om het financiële risico van banken niet naar de overheid toe te halen, maar het juist terug de banken in te duwen. Dat instrument wordt in de komende maanden afgerond. Dat is echt een fundamentele stap om de enorme risico's uit de financiële sector van de overheid terug te gaan duwen naar waar de verantwoordelijkheid ligt. Voor de financiële sector hebben wij inmiddels allemaal instrumenten die ons daar ook bij helpen, zoals de interventiewetten in het Nederlandse voorbeeld. Straks komt er resolutiewetgeving uit Europa. Daarnaast hebben wij depositogarantiestelsels en een ex-antefonds dat wij zo snel mogelijk moeten gaan vullen. Zo zijn er vele voorbeelden van manieren om de risico's die er zijn en waarmee wij worden geconfronteerd terug te dringen.

Hoe groot zijn de risico's bij de Nationale Hypotheek Garantie en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW), was een vraag van de heer Van Hijum. De risicoanalyse in het financieel jaarverslag laat zien dat de risico's voor de overheidsfinanciën niet altijd te kwantificeren zijn. Dat geldt ook voor de achterborgstellingen van het WSW en de Nationale Hypotheek Garantie. Beide staan voor een heel groot bedrag in de boeken, namelijk 150 miljard voor de Nationale Hypotheek Garantie en 90 miljard voor het WSW. Voor beide geldt echter dat het risico veel lager ligt. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw en de Nationale Hypotheek Garantie hebben een buffervermogen van respectievelijk 526 miljoen en 782 miljoen euro. Daar wordt altijd eerst een aanslag op gedaan. Vervolgens geldt voor beide ook nog dat er een onderpand is, namelijk de woningen. De overheid komt dus in dit stelsel pas in allerlaatste instantie aan bod. Hoe groot dat risico precies is, is dus niet te kwantificeren. Je kunt alleen maar aangeven wat het maximum is. De risico's ontwikkelen zich zeer gematigd. Het aantal mensen dat echt in de problemen komt met een hypotheek is nog steeds zeer laag in Nederland, al neemt het wel toe. Dat is niet verrassend. Wij weten bovendien dat deze fondsen en deze stelsels buffers hebben ingebouwd.

De heer Van Hijum (CDA):

Volgens mij is de ambitie van de regering om in een aantal stappen naar een beter risicobeheer toe te werken. Dat begint met het beter in beeld brengen van de risico's. Ik heb het idee dat wij nu toe zijn aan een vervolgstap, namelijk nagaan wat de reële risico's zijn. Het maximale risico staat in het overzicht dat wij hebben ontvangen. De vraag is wat het reële risico is dat zich zou kunnen voordoen. De vraag is of daar niet bij hoort dat je op een gegeven moment voor dat risico voorzieningen gaat treffen. De minister noemt de optie om premies in rekening te brengen voor garanties en leningen die worden verstrekt. Zou het niet logisch zijn om die premies dan op te sparen en als buffer te laten dienen voor het geval die risico's zich voordoen?

Minister Dijsselbloem:

Zeker. Dat is de laatste jaren ook een staande afspraak. Bij nieuwe garanties die worden gegeven, moet het departement een buffer voor premies apart zetten. Zo werkt het. Wij hebben pas een debat met elkaar gevoerd over de garantstelling voor de Nederlandsche Bank. Daar stond een heel groot bedrag tegenover. Dat was een zeer ruime risicopremie.

De heer Van Hijum (CDA):

Die discussie had ik natuurlijk ook in mijn achterhoofd, maar het gaat er ook om dat je een reservering treft zodat je op het moment dat een risico zich materialiseert daaraan ook daadwerkelijk kunt voldoen. Hoort er bij de risicoparagraaf die wij nu aan optuigen zijn in de verantwoordingsverslagen niet ook een volgende paragraaf waarbij je inzichtelijk maakt hoe je die risico's daadwerkelijk afdekt op het moment dat ze zich gaan voordoen?

Minister Dijsselbloem:

Ik denk dat we kunnen kijken of we in dat risico-overzicht ook het antwoord op de vraag kunnen meenemen of er is voorzien in een risicopremie en in welke omvang. De heer Van Hijum suggereerde om dit apart te zetten en als het ware te reserveren. Dat hoeft niet in de systematiek van de rijksbegroting, maar het moet wel worden betaald. Dat kunnen wij denk ik proberen in het risico-overzicht mee te nemen.

Dan heeft de heer Van Hijum gevraagd hoe het zit met de terugsluizing van de btw-verhoging. In 2013 is er al een deel teruggesluisd in de koopkracht, onder andere via de arbeidskorting, de ouderenkorting en de zorgtoeslag. In 2014 en 2015 zou volgens afspraak het restant van de opbrengst uit de btw-verhoging in gelijke delen worden teruggesluisd in de tarieven van de loon- en de inkomstenbelasting. Dat blijft ook zo in het regeerakkoord, alleen wordt deze anders vormgegeven, maar de terugsluizing is er nog steeds. Wij zullen dat ook in de Miljoenennota en het Belastingplan nader onderbouwen.

De heer Merkies heeft gevraagd waarom de inkomsten uit de vennootschapsbelasting 4 miljard lager zijn dan verwacht. Het is juist dat de ontvangsten uit de vennootschapsbelasting een stuk lager zijn. Dat heeft natuurlijk vooral te maken met de sterkere terugslag in de economische groei dan bij de Miljoenennota werd verwacht. Vpb-ontvangsten zijn zeer conjunctuurgevoelig. Dat zie je onmiddellijk terug in de opbrengsten.

De heer Nijboer en de heer Van Hijum hebben gevraagd naar het verschil in ontvangsten van de ene belastingsoort ten opzichte van de andere en naar de conjunctuurgevoeligheid daarvan. Elke belastingsoort heeft natuurlijk een eigen grondslag. De effecten van de economische ontwikkeling verschillen dus ook zeer. De ene belastingsoort is dus conjunctuurgevoeliger dan de andere. Belastingsoorten zijn vaak gerelateerd aan onderdelen van het bbp. Consumptie, investeringen, export, loonontwikkeling en ontwikkeling op de woningmarkt zie je natuurlijk in sommige belastingen direct terug, zoals in de overdrachtsbelasting en in de btw, en in andere niet. Dat betekent dat er schommelingen zullen optreden in die belastingmix.

Bij auto's geldt natuurlijk ook nog als er een milieugrondslag is dat die soms zo succesvol is, doordat iedereen een klein autootje koopt met een hoge klassering, dat de belastinginkomsten worden weggeslagen. Was dat nu de bedoeling of niet? Heel veel grote benzineslurpende auto's zijn dan blijkbaar van de weg. Zo kun je het bekijken. Tegelijkertijd moet je zo nu en dan weer je criteria voor dit soort fiscaal vergroeningsbeleid aanscherpen. Anders heeft het geen effect meer. Dat hebben wij vrij onlangs nog gedaan. Wij dachten dat wij daarmee het enthousiasme iets zouden kunnen terugdringen en de belastinginkomsten weer iets zouden verhogen, maar dat is tegengevallen. Dus de belastinginkomsten uit de bpm zijn lager. Dat kan dus betekenen dat we de structuur van de vergroening van het bpm-tarief weer opnieuw moeten aanscherpen of aanpassen. We bekijken dat per jaar.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het is toch wel een interessante uitspraak die de heer Dijsselbloem hier doet.

De voorzitter:

U bedoelt de minister. Het gaat in dit debat echt structureel fout!

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Sorry, ik herneem mij. De bedoeling van de minister van Financiën, de heer Dijsselbloem, moet toch zijn dat hij via de manier waarop hij zijn belastingmaatregelen inricht ook die vergroening bereikt? Dus dan kan het toch niet zo zijn dat er door de minister wordt geklaagd wanneer dat vergroeningsdoel wordt bereikt en dat de maatregel dan maar zo wordt ingericht dat er dus minder wordt vergroend?

Minister Dijsselbloem:

Klagen ligt niet in mijn karakter, dus dat doe ik nooit. Ik schets gewoon waarom sommige autobelastingen fors zijn gedaald de afgelopen jaren. Wij hebben het beleid er al een keer op aangepast. Tegelijkertijd is het nog steeds laag. Ik denk dat mevrouw Van Veldhoven het met mij eens zal zijn dat je vergroeningsmaatregelen in de fiscale sfeer voortdurend moet bijstellen om het maximale effect te behalen. Als je innovatie wilt uitlokken, ook in de sfeer van energiezuinigere auto's en auto's met een lagere uitstoot, dan moet je die normen niet vastzetten maar regelmatig aanpassen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Op dat punt ben ik het geheel met de minister eens. Maar dan kan de conclusie niet zijn dat, omdat het zo succesvol is, wij het maar minder aantrekkelijk moeten maken om zo'n groene auto te kopen. Op dat punt wil ik graag een correctie horen van de minister.

Minister Dijsselbloem:

Nee, dat ga ik niet corrigeren. Immers, in alle scherpte, dat is precies wat je moet doen. Als iedereen een autootje rijdt dat voldoet aan de norm, moet je de norm aanscherpen, niet om mensen te straffen of omdat het te succesvol is. Het is zeer succesvol, maar als je wilt dat het succesvol blijft, moet je de normen zo nu en dan aanscherpen. Ik hoop toch dat wij het daarover eens zijn. Volgens mij delen wij dezelfde ambitie, namelijk: effectieve vergroeningsmaatregelen.

De heer Klein (50PLUS):

Ik wil daar even op voortborduren. De minister zit in een spagaat. Die spagaat zit hem in het succes van de maatregelen enerzijds – er zijn afspraken gemaakt om met name de CO2-normen te veranderen – en het probleem dat er minder centen binnenkomen anderzijds. De minister zegt: ik moet iets anders verzinnen om ervoor te zorgen dat mensen toch weer meer gaan betalen, want anders krijg ik te weinig geld binnen. Dat vind ik een onlogische redenering. De redenering zou zuiver moeten blijven: stimuleringsmaatregelen betekenen dat wij minder inkomsten krijgen. Daaruit blijkt dat ze succesvol zijn. Dat succes zou ik willen handhaven. Ik neem aan dat de minister dat ook wil.

Minister Dijsselbloem:

Als je met vergroeningsbeleid en een vergroening van fiscale maatregelen innovatie en dus verbeteringen in termen van milieueffecten wilt bereiken, moet je zo nu en dan je beleid aanpassen. Bovendien, als de grondslag voor de belastingen voortdurend smaller wordt – je kunt dat ook op andere manieren oplossen – moet je daar ook wat aan doen, tenzij de heer Klein alternatieve voorstellen heeft voor belastingen. Daar sta ik voor open. Linksom of rechtsom, wij hebben wel een aantal collectieve uitgaven met elkaar te financieren. Ook grondslaguitholling vergt zo nu en dan aanpassing van beleid. Ik kan me haast niet indenken dat dit omstreden is.

De heer Klein (50PLUS):

Je moet alternatieven zoeken. Wij krijgen nog de discussie naar aanleiding van de commissie-Van Dijkhuizen. Die kijkt wellicht naar andere fiscaliseringsmogelijkheden. Die discussie gaan wij met elkaar voeren. Maar je moet de burger geen worst voorhouden met als doel om ze in kleinere en zuinigere autootjes te laten rijden om vervolgens, als ze dat daadwerkelijk doen, hup, de belastingen weer te verhogen omdat je de respons wel erg enthousiast vindt. Dat zou een slecht beleid zijn, een beleid dat het vertrouwen wegneemt bij de burger. Dat zou de minister toch niet moeten nastreven?

Minister Dijsselbloem:

Dit debat moet maar in detail gevoerd worden bij het Belastingplan. Je zou eigenlijk als je het heel precies wilt doen, ook weer onderscheid moeten maken tussen de bpm, de eenmalige aanschafbelasting, en de motorrijtuigenbelastingen. Daar ga je net weer op een andere manier mee om. Dat eenmalige voordeel bij aanschaf, die norm, kun je sneller en vaker aanpassen. Bij de motorrijtuigenbelasting hebben mensen verwachtingen ten aanzien van de vraag wat ze de komende jaren aan motorrijtuigenbelasting gaan betalen. Maar goed, dat voert nu allemaal veel te ver, lijkt mij. Naar aanleiding van de vraag waarom diverse belastinginkomsten verschillend zijn gedaald, probeerde ik alleen maar een inkleuring te geven. De autobelasting was daarvan een voorbeeld. Ik wil geen belastingdiscussie uitlokken.

De heer Klaver (GroenLinks):

Dan zal ik daar ook geen vraag over stellen, maar ik wil wel opmerken dat het juist goed is om de normen iedere keer aan te scherpen. Dat werkt immers innovatie in de hand. Je moet er wel voor zorgen dat het verschil tussen de groene en de grijze oplossing groot genoeg blijft. Wij kunnen zien dat de belastingopbrengsten van groene belastingen, dus belastingen met een groene grondslag, zo'n 4 miljard bedragen en de opbrengsten van de inkomstenbelasting 43 miljard. Is de minister het met mij eens dat het goed zou zijn om daarin een verschuiving teweeg te brengen? Dus wij heffen meer belasting op vervuiling en zorgen ervoor dat de belasting die wij nu op inkomen heffen, verder omlaag gaat.

Minister Dijsselbloem:

Mijn beeld is dat we dat zeker de afgelopen tien jaar en misschien inmiddels wel vijfentwintig jaar doen. Nederland was daar vroeg mee en is daar vrij ver in. Ik sta zeker open voor verdere vergroening van het belastingstelsel, maar wel altijd met een scherp oog voor werkgelegenheid en economische effecten, zeker in deze tijd. Wij hebben niet alleen oog voor de pluskant, dus de groene subsidies die een positief effect hebben, maar willen ook eerlijk in beeld brengen wat een hogere energieheffing voor sommige energie-intensieve bedrijven betekent.

De heer Klaver (GroenLinks):

Dat lijkt mij zeer terecht. Dat is het eerlijke verhaal. Je moet ook laten zien wat de consequenties zijn. Je moet nagaan wat het saldo is van de maatregelen en wat er goed is voor Nederland. Ik ben blij dat de minister aangeeft dat hij bereid is om daarnaar te kijken en ook naar de voorstellen die mijn partij regelmatig doet en nog zal doen om de balans te verleggen van de belasting op werk naar belasting op vervuiling. De overheid haalt elf keer zo veel geld op met de belasting op inkomen. Dat moeten wij omdraaien. Wij moeten ervoor zorgen dat vervuiling zwaarder wordt belast.

Minister Dijsselbloem:

Hier verdient ook vermelding – ere wie ere toekomt, dit kwam vooral bij GroenLinks vandaan – dat met het Lenteakkoord een reeks vergroeningsmaatregelen is ingevoerd. Die maatregelen zijn dit jaar voor het eerst van kracht en vloeien voort uit het Lenteakkoord. Wij hebben weer stappen in die richting gezet.

Ik kom toe aan het financieel beheer en toezicht. De heer Van Hijum heeft gevraagd of de regering bereid is om in de verantwoording over dit jaar expliciet aandacht te besteden aan frauderisico's en de aanpak daarvan. Ik zeg toe dat de departementen in hun bedrijfsvoeringsparagrafen van de jaarverslagen stuk voor stuk expliciet aandacht zullen besteden aan onderkende frauderisico's en de maatregelen die daarop zijn ingezet. Dan hoeven wij daar niet ad hoc en op basis van incidenten over te debatteren, want dan is er een breed inzicht in de materie op makkelijk terug te vinden plekken in de jaarverslagen. Kamer en kabinet kunnen daar dan ook veel eerder op reageren.

Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft een plan van aanpak opgesteld en een taskforce ingesteld om de verantwoording structureel te verbeteren. Financiën neemt daarin deel. De Rekenkamer zal door het ministerie van Veiligheid en Justitie periodiek worden geïnformeerd over de voortgang van de noodzakelijke verbeteringen. Op basis van het verbeterplan heeft de Rekenkamer het ingestelde formele bezwaar opgeheven. De Rekenkamer heeft aangegeven dat zij het verbeterplan nauwgezet zal volgen. Financiën zal dat ook doen.

Naar aanleiding van deze problemen hebben de fracties van PvdA, D66 en GroenLinks gevraagd te rapporteren over de snelheid van verbeteringen. De fractie van D66 vroeg aanvullend hoe de Kamer weet of het geld bij Veiligheid en Justitie juist is besteed. Ik heb al aangegeven dat de rechtmatigheid van de uitgaven bij Veiligheid en Justitie niet ter discussie staat. De Rekenkamer constateert slechts 0,1% fouten en onzekerheden in de uitgaven. Desalniettemin functioneert het systeem Leonardo niet en daarvoor is het plan van aanpak opgesteld. De Kamer en de Rekenkamer zullen daar regelmatig over worden geïnformeerd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De minister haalt twee dingen een beetje door elkaar. Ik heb inderdaad een opmerking gemaakt over de situatie bij Veiligheid en Justitie. Ik dank de minister voor zijn toezegging dat wij over de verbeteringen worden geïnformeerd. Ik heb echter ook gesproken over een van de twee hoofdconclusies van de Algemene Rekenkamer over de beleidsstukken. Daarin wordt gezegd dat er te weinig informatie is voor de Kamer om goed te kunnen beoordelen of het geld niet alleen rechtmatig, maar ook effectief is besteed. Dat vindt mijn fractie een zeer belangrijk aandachtspunt. De minister is daar al in zijn inleiding op ingegaan.

Minister Dijsselbloem:

Ik heb inderdaad geprobeerd om in mijn inleiding mee te nemen dat dit veel breder is dan alleen Veiligheid en Justitie. De Rekenkamer heeft aan de hand van een aantal voorbeelden laten zien of duidelijk is wat men ermee wil bereiken en of dit verantwoord wordt. Ik begin nu zelf te twijfelen, maar er is een project VB of TB. Ik weet het echt niet meer.

De voorzitter:

VBTB!

Minister Dijsselbloem:

Nee, nee. Zo heet het niet meer. Het feit dat u het niet weet, is zorgelijk maar het feit dat ik het niet weet, is nog veel zorgelijker!

Het is VB, Verantwoord Begroten. Het is ter vervanging van VBTB en in dat kader proberen wij in de begrotingsstukken direct de informatie te bieden die de Kamer wil hebben. De digitale mogelijkheden bieden daar ook heel veel ruimte voor. Daarbij kunnen we in de toekomst ook gewoon doorklikken naar achterliggende nota's, naar beleidsdoorlichting en naar beschikbare evaluaties, zodat per onderwerp kengetallen direct kunnen worden gevonden. Bij de begroting 2014, die op Prinsjesdag verschijnt, zal zichtbaar worden dat wij alweer een slag hebben gemaakt in het concretiseren van beleid, in wat wij ermee willen en in de wijze waarop wij dat gaan verantwoorden. Ik zou de Kamer ook zeer aanmoedigen om het dit najaar in de begrotingsdebatten zo concreet mogelijk aan te geven als zij van mening is dat dit geen goede doelstelling is, een ander kengetal wil dan wel meent dat de ambitie hoger moet liggen. Zij moet gewoon tegen de vakministers zeggen dat zij voortaan wil zien bijvoorbeeld hoeveel hectare natuur in die of die categorie is aangekocht, ingericht of beheerd. Ik kijk even naar mevrouw Van Veldhoven, omdat ik weet dat haar hart daar ligt.

Over de nationale verklaringen heeft de Kamer al met de minister-president van gedachten gewisseld. Zoals zij weet, zijn er maar vier landen die deze verklaring afgeven. Wij blijven daar met klem op aandringen. Voor de verantwoording van de Europese uitgaven is het buitengewoon droevig dat de Europese Rekenkamer al jaren geen positieve verklaring over de rechtmatigheid heeft kunnen afgeven. Dat moet dus echt beter.

In antwoord op vragen van de SP en de PvdA over fraudebestrijding bij de Belastingdienst merk ik op, dat 157 miljoen extra is vrijgemaakt voor de Belastingdienst om fraude aan te pakken. Daar staat de taakstelling tegenover om bijna 400 miljoen in 2015 extra op te halen. De SP vraagt wat die 157 miljoen dan waard is. Nu, dat dus.

Anderen hebben gevraagd of er wel een harde en overtuigende businesscase is. Dat is volgens mij namelijk de benadering bij dit soort investeringen. Als wij extra geld stoppen in een dienst of een departement en wij daar iets voor terug willen zien, wil ik van tevoren ook overtuigend onderbouwd hebben dat die investering zich zal terugbetalen. Dan wil ik ook een rapportage zien dat die investering van 157 miljoen zichzelf terugverdient. Dat gaan wij ook echt monitoren. As we speak, worden er al mensen aangenomen voor extra toezicht en extra controles. Zo gaan wij dat ook doen bij de Belastingdienst. Die mensen moeten zichzelf ook terugverdienen. Als dat een succes is, zetten we er een vervolginvestering bovenop, want dan betaalt het zichzelf gewoon terug. Maar dat gebeurt wel op basis van een degelijke businesscase en niet op basis van een uitspraak dat zij echt hun best gaan doen. Er wordt niet hier en daar in de overheid geld gestopt om dingen beter te laten lopen. Het moet zichzelf dan ook terugverdienen. Wij blijven daarover dus rapporteren en de staatssecretaris zal de Kamer daarvan op de hoogte houden.

De heer Merkies (SP):

Maar enerzijds wordt 400 miljoen weggehaald en anderzijds wordt 157 miljoen gegeven. Ik vind het toch nog steeds een gek fenomeen. Wat is dat dan waard?

Minister Dijsselbloem:

Omdat we slimmer en beter moeten gaan werken. Dat geldt natuurlijk voor alle rijksdiensten. Misschien verschillen de fractie van de SP en het kabinet daarover van mening. Wij zijn van mening dat de begrotingen op orde moeten worden gebracht en dat vergt bezuinigingen. Die slaan ten dele ook neer bij de overheid, ook bij de eigen diensten. Dat kan op allerlei manieren door efficiënter te werken.

Daarnaast kun je gewoon heel zakelijk vragen wat het bijvoorbeeld bij de Belastingdienst zou betekenen als we die 157 miljoen extra zouden investeren. Ik noemde zojuist ten onrechte een bedrag van 400 miljoen, want dat is inderdaad de taakstelling. Het bedrag dat wij willen terugverdienen, is 663 miljoen. Er is een goede onderbouwing dat dit mogelijk en haalbaar is, ook gezien de ervaringen in het verleden. Dat gaan we doen. Het is een heel gerichte investering, die zichzelf moet terugverdienen. Als het goed werkt, is het voor herhaling vatbaar.

De heer Merkies (SP):

Waar komt die 400 miljoen vandaan? Ik kom dan toch altijd op een probleem uit bij de Belastingdienst. Die krijgt een lumpsum van een kleine 3 miljard. Dat is het dan. Eigenlijk hebben we helemaal geen zicht op de stromen binnen de Belastingdienst. Er wordt gestrooid met bedragen als 157 miljoen extra terwijl er aan de andere kant 400 miljoen weggaat. Wij hebben daar geen zicht op. Daar komt het volgende bij. Er stond expliciet in de begroting van 2012 dat toeslagenfraude wordt aangepakt. Ik heb hier alleen maar gelezen dat de doelstellingen zijn behaald. Dat is toch heel erg gek? ik hoop dat die vraag nog wordt beantwoord.

Minister Dijsselbloem:

Ik kan deze vraag niet beantwoorden, waarschijnlijk omdat ik hem niet goed begrijp. Een onderdeel begrijp ik wel. Die vraag is ook breder gesteld: zijn taakstellingen ten aanzien van de departementen en apparaatsuitgaven voldoende belegd met concrete maatregelen? Dat is ook een van de hoofdpunten van de Algemene Rekenkamer. Verschillende achtereenvolgende kabinetten leggen taakstellingen op het apparaat. De vraag is of die worden gerealiseerd. Als minister van Financiën stuur ik gewoon op de begrotingen van de departementen. Daarin staat een bezuiniging, een taakstelling, op apparaat. Wij staan het niet toe dat die wordt ingevuld met bezuinigingen op programma. Als ministers dat willen, moeten zij expliciet toestemming vragen aan de ministerraad. Ikzelf en collega Blok als verantwoordelijke voor de rijksdienst letten er zeer scherp op dat taakstellingen op apparaat niet weer worden afgeschoven door wat minder programma te doen et cetera. Ik weet zeker dat die resultaten behaald worden. Dat is gewoon het uitgavenkader. We zien erop toe dat men zich houdt aan het uitgavenkader, aan de beschikbare ruimte onder het kader.

De Kamer wil graag weten hoe departementen dat realiseren, in dit geval: hoe wordt bij de Belastingdienst zo'n taakstelling ingevuld? Dat zullen we bij de Miljoenennota en de departementale begrotingen op Prinsjesdag moeten laten zien. Dan moeten de programma's per departement worden ingevuld, want er is een nieuwe taakstelling in het regeerakkoord per departement waarin staat hoeveel er moet worden bezuinigd op apparaat. De departementen zullen die moeten invullen. Dat komt op Prinsjesdag. De Kamer kan daar de ministers, in dit geval de betrokken staatssecretaris, op bevragen en zeggen dat het anders moet. Zij moet kunnen zien hoe de taakstelling op de apparaten, op de rijksambtenaren en op de organisatie concreet uitgevoerd wordt de komende jaren.

De heer Merkies (SP):

Dit is geen antwoord op mijn tweede vraag, voorzitter.

De voorzitter:

Het is het antwoord dat de minister geeft. U bent er niet tevreden over, dus misschien kunt u er in tweede termijn op terugkomen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Over de taakstelling heb ik een heel concrete vraag gesteld. Van de SDE-regeling is 172 miljoen niet uitgegeven. Ik las terug dat die ten goede is gekomen aan de taakstelling van het departement. Zou de minister daarop in kunnen gaan?

Minister Dijsselbloem:

Mag ik dat in tweede termijn doen? Ik heb dat antwoord nu niet paraat.

De heer Klaver (GroenLinks):

Het zou voor mij fijn zijn als het antwoord gedurende de eerste termijn bij de minister kan komen, want ik wil op dit punt wellicht een motie indienen.

Minister Dijsselbloem:

Ik kijk even naar de medewerkers of zij dat snel kunnen aanreiken.

Voorzitter. Ik heb net al gezegd dat we de beleidsinformatie in de jaarverslagen verder gaan uitbouwen. We staan zeer open voor wensen van de Kamer als het gaat om wat zij concreet aan verantwoordingsindicatoren en kengetallen wil.

Op de hervorming rijksdienst ben ik ingegaan, net als op de businesscasebenadering. De nationale verklaring heb ik ook besproken. Over toezicht op semipublieke sectoren heb ik gezegd dat het kabinet een aantal projecten heeft op dat terrein. De minister-president heeft gesproken over de decentralisaties. Over zorguitgaven hebben we het gehad. Ik kom dan bij het onderwerp natuur.

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven, ik zie u bij de interruptiemicrofoon staan, maar zullen we eerst even de minister laten antwoorden?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik wil nog iets vragen over de decentralisaties. Dat was blijkbaar geen natuurlijke associatie van de minister, maar …

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven, u hebt echt al heel erg veel vragen gesteld. Ik zou het fijn vinden als de minister even de kans krijgt om zijn verhaal te houden. Dan geef ik u daarna de kans om nog een vraag te stellen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik heb een heel concrete vraag. Ik heb veel vragen gesteld in mijn termijn, dus ik vind het fijn als die ook beantwoord worden.

De voorzitter:

U bent ook extreme koploper in het aantal interrupties. U mag uw vraag stellen, maar ik hoop dat u zich dit realiseert als u straks weer opstaat om te interrumperen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ja, dat realiseer ik mij.

Ik had gevraagd hoe het kabinet zorgt voor een effectieve besteding van al het geld dat straks decentraal wordt uitgegeven. Ik kan mij niet herinneren dat de minister-president daarop geantwoord heeft, terwijl de Algemene Rekenkamer een heel concrete suggestie voor een informatieprotocol heeft gedaan. Kan de minister toezeggen dat er zo'n informatieprotocol wordt opgesteld? Hierdoor komt er, als wij de uitgaven straks decentraliseren, vergelijkbare informatie over de besteding beschikbaar, waar de lokale verantwoordingscyclus vervolgens gebruik van kan maken.

Minister Dijsselbloem:

Ik vind het op zichzelf een interessante gedachte, omdat het risico bestaat dat wij tegelijkertijd met de decentralisaties, vanuit Den Haag weer op allerlei manieren proberen om er grip op te houden. De Rekenkamer heeft juist gezegd: als u decentraliseert, moet u het ook durven loslaten. Tegelijkertijd roept dit vragen op, want wie verantwoordt dan nog dat het geld ten goede is gekomen aan datgene waarvoor het beschikbaar is gesteld? Daar zul je een vorm voor moeten vinden tussen de verschillende overheden. De overheid die straks als eerste aan zet is om te controleren of geld goed wordt besteed op het gebied van de jeugdzorg, is de gemeenteraad; dat ben ik zeer met mevrouw Van Veldhoven eens. Ik vind het echter te vroeg om deze vraag hier nu te beantwoorden. De suggestie is interessant. Ik vind dat het debat gevoerd moet worden met collega Plasterk en de vakministers die nu bezig zijn met decentralisaties. Ook met de VNG moet hierover het gesprek worden gevoerd, want het raakt ook de positie van de gemeente en de gemeenteraad. Mag dit voorlopig mijn antwoord zijn? Dan houden wij de vraag nog even in de lucht. Ik zit te denken of ik hierover nog iets meer wil zeggen, maar laat ik dat maar niet doen.

De SP-woordvoerder heeft een vergelijkbare vraag gesteld. Hij vroeg naar de correcte besteding van de middelen voor participatie door gemeentes. Daar zit een element van onzekerheid in. De heer Merkies vroeg of dit niet een voorbode is van de problemen die zich kunnen voordoen bij decentralisaties. De onzekerheid bij Sociale Zaken over de besteding van participatiegelden ontstaat doordat niet voldoende gesteund kan worden op accountantscontroles bij de gemeentes en de provincies over het jaar 2010. Het betreft oude afrekeningen. Deze specifieke kwestie is in 2011 al opgelost. Er is dus geen structureel probleem.

Ik kom op natuur en regio. Naar mijn informatie zijn de uitgaven voor natuur en regio wel gerealiseerd. Dat er minder uitgaven worden verantwoord op artikel 18 heeft voornamelijk te maken met het decentraliseren van middelen naar de provincies. In 2012 was er een decentralisatie van 308 miljoen voor het ILG, het Investeringsbudget Landelijk Gebied, en van 28 miljoen voor de Programmatische Aanpak Stikstof. Mijn hartje gaat altijd weer sneller kloppen als ik het hierover heb. Dat is eigenlijk het belangrijkste onderwerp.

Over de grondverkoop door Staatsbosbeheer heeft de Kamer een debat gevoerd met de staatssecretaris van Economische Zaken. De conclusie van dat debat was dat de eerste tranche van de grondverkoop van start kan. Dat proces loopt nu en zal daarna worden geëvalueerd. De resultaten van de evaluatie zullen aan de Kamer worden aangeboden, zodat het debat kan worden vervolgd. Op zichzelf is er groen licht om Staatsbosbeheer in staat te stellen om zeer selectief stukken grond te verkopen.

Ik kom op de duurzame-energieprojecten. Door vertraging en uitval van projecten voor duurzame energie blijft er geld onbesteed. Het kabinet blijft natuurlijk gaan voor het aandeel van 16%. Dat staat buiten kijf. Naar de huidige inzichten zal die doelstelling in 2020 gehaald worden. Het aflopen van projecten wordt opgevangen door verplichtingen in de SDE-plusregeling in de komende jaren. Met de systematiek van de SDE-plusregeling zorgen wij ervoor dat het geld naar de beste projecten gaat. In april is de regeling opnieuw opengesteld, voor de derde keer. Verplicht is een budget van 3 miljard. Er zijn inmiddels 380 projecten voor duurzame energie ingediend, waaronder 224 grootschalige zonne-energieprojecten. Ik zal geen hele opsomming geven, maar het loopt op dit moment heel goed.

Ik ben door mijn antwoorden heen, behalve één punt. Die vraag wil ik beantwoorden in de hoop dat we dan geen brief meer daarover hoeven te sturen. Dat wacht ik met interesse af. Bij de regeling van werkzaamheden stond ik even op de gang. Ik heb gehoord dat de Kamer gevraagd heeft om een brief over de uitspraken van mijzelf en collega Timmermans. Het betreft de kwestie die dinsdag in de Ecofin-Raad in negatieve zin verder is gekomen, namelijk de extra financiële ruimte die de Commissie heeft gevraagd voor de begroting voor 2013 van de Europese Unie. Door de systematiek van het MFK worden er gedurende een periode verplichtingen aangegaan. Dat is buitengewoon vervelend. Die verplichtingen komen aan het begin van de MFK-periode – die is zeven jaar – niet tot uitgaven. Die verplichtingen blijven dus liggen, liggen, liggen, liggen en liggen. Aan het einde bouwt dat stuwmeer zich op. Wat elke keer gebeurt in de MFK-periode, is dat er in de eerste jaren geld overblijft. Dan krijgt Nederland het terug. Aan het einde komt dan een grote rekening en mogen de lidstaten geld bijlappen.

Om u een indruk te geven, in de eerste jaren van deze MFK-periode is in totaal 639 miljoen terug uitgekeerd aan Nederland. Dit land krijgt ongeveer 5% van de bedragen die overblijven. 639 miljoen komt dus terug naar Nederland. We zitten nu in het laatste jaar. Het gaat dus om verplichtingen van de afgelopen zeven jaar. We krijgen een naheffing. Mijn inschatting is dat die 500 miljoen zal zijn. Hiermee leg ik uit waar het vandaan komt. Tegen iedereen die zegt dat het allemaal weggegooid geld is, zeg ik: dat is niet zo. Maar de Nederlandse regering is wel van opvatting, ook omdat dit bij ons een negatief effect op het saldo heeft, dat de Europese Commissie alles moet doen om deze tegenvaller te voorkomen. Dat kan door te bezuinigen. Als dat juridisch niet kan bij het stuwmeer aan verplichtingen, dan is de Europese begroting nog veel groter en moet men elders maar bezuinigen. Dat is vervelend, maar anders schuift het effect van het moeten bezuinigen door naar de lidstaten. Dat is wat nu gebeurt.

Wat is er precies gebeurd in het politieke debat in Brussel? Nederland heeft zich langs deze lijn stellig verzet tegen de naheffing. Nederland deed dit samen met zes andere landen die allemaal hebben gezegd dat de Commissie meer moet bezuinigen. Een gekwalificeerde meerderheid is ons echter ontvallen toen Duitsland op een gegeven moment in het kader van compromisbereidheid akkoord is gegaan met een eerste bedrag van 7,3 miljard. Ik zeg erbij dat 7,3 miljard een eerste bedrag is dat naar de lidstaten wordt omgeslagen. Het Europees Parlement heeft namelijk gezegd: wij willen dat bedrag sowieso hebben en daarna gaan we nog eens onderhandelen. Het wordt dus meer.

Verzet ik mij daartegen? Ja. Verzet minister Timmermans zich daartegen? Ja. Is de discussie hiermee helemaal afgelopen? Dat is het punt van de heer Timmermans. Het antwoord daarop is nee. Er is namelijk een verband met het MFK en de onderhandelingen met het Parlement gaan nog verder. Het is dus niet beslecht, maar de rekening loopt eerder verder op dan dat ze minder wordt. Eén ding weet ik zeker: meer dan 500 miljoen wordt het niet. Minister Timmermans heeft dus gelijk: we blijven ons daar tot het laatste toe tegen verzetten. De minister van Financiën heeft ook een punt als hij zegt: de kans is erg groot dat we deze rekening moeten betalen. Ik vind het verantwoord om daar in mijn boekhouding alvast rekening mee te houden. In de Voorjaarsnota, die in juni of misschien zelfs eind mei dit jaar naar de Kamer komt, zal de Kamer zien hoe we dat verwerken.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Wat mijn fractie betreft, was dit allemaal al redelijk bekend. We houden dus toch vast aan de brief. Die zien we graag voor het einde van de dag tegemoet.

De heer Van Hijum (CDA):

Volgens mij hadden we afgesproken dat we zouden proberen om hier duidelijkheid te verkrijgen. De minister zegt nu: we blijven ons tot het uiterste verzetten. Maar zijn er reële mogelijkheden dat men via aanvullende bezuinigingen op Europees niveau voor 2013 nog tot een lager bedrag voor Nederland komt, of zijn die mogelijkheden er niet? Dat is de basisvraag.

Minister Dijsselbloem:

Materieel gezien zijn die mogelijkheden er naar ons oordeel zeker, maar de Commissie is daar niet toe bereid. Het Europees Parlement blokkeert deze mogelijkheid zelfs en vindt dit ongewenst. Een gekwalificeerde meerderheid van lidstaten accepteert nu dat dit stuwmeer aan verplichtingen alsnog met geld moet worden belegd. In feite is het natuurlijk zeer wel denkbaar dat er wordt bezuinigd op de lopende begroting, maar dat gaat niet gebeuren. Zolang deze procedure loopt, blijven wij ons standpunt kenbaar maken. De kans dat dit nog in onze richting ombuigt is echter buitengewoon klein.

De heer Van Hijum (CDA):

Dan lijkt mij de conclusie gerechtvaardigd dat de minister van Buitenlandse Zaken verwachtingen heeft gewekt die niet waargemaakt kunnen worden omdat de juridische mogelijkheden uitgeput zijn. Zo begrijp ik althans het antwoord van de minister. We onderhandelen nu over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader, vanaf 2014 en verder. Hoe is deze minister van plan om te voorkomen dat deze situatie zich weer zal voordoen? Er zal gewerkt moeten gaan worden met jaarlijkse begrotingsplafonds, waaraan de Europese Commissie zich dient te houden, ofwel met fondsen waarvan de middelen worden doorgeschoven naar latere begrotingsjaren. De minister is het toch met mij eens dat het niet acceptabel is dat rekeningen op deze manier in zo'n laat stadium nog bij lidstaten worden gelegd?

De voorzitter:

Voordat ik de minister de gelegenheid geef om antwoord te geven, merk ik het volgende op.

De heer Van Hijum stelt nu een uitgebreide vraag. Ik zal de minister zo de gelegenheid geven om daarop te antwoorden. Mevrouw Van Veldhoven heeft zich al voor een interruptie gemeld en er staat nog iemand bij de interruptiemicrofoon. Dit onderstreept de behoefte van de Kamer aan een brief. Het debat over de Europese Top staat voor volgende week dinsdag gepland. Laten wij er in dat debat verder over praten. Anders gaan wij wel heel ver buiten de orde van het debat van vandaag. Dit is namelijk het Verantwoordingsdebat, waarbij verantwoording wordt afgelegd over het vorige jaar. Het geven van helderheid over een klein dingetje wil ik nooit tegengaan, maar ik meen dat er echt behoefte is aan een brief en een debat. Volgende week kan hier verder over gesproken worden. De minister mag de vraag van het CDA natuurlijk beantwoorden. Laten wij de beantwoording op dit vlak daarmee beëindigen en hierover volgende week verder praten.

Ik geef het woord aan de minister van Financiën.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter, we doen het uiteraard zoals u voorstelt. De brief komt heel snel.

Het CDA heeft twee vragen gesteld. Zij vroeg naar de verwachtingen van de minister van Buitenlandse Zaken. Hij heeft zijn grote onvrede over deze waarschijnlijke uitkomst geschetst. Die delen wij volledig. Hij heeft verder gezegd zich daar nog niet bij neer te leggen. Dat is op zichzelf terecht, want de finale besluitvorming is formeel nog niet klaar. Het enige wat wij dinsdag hebben gedaan, althans, wat de gekwalificeerde meerderheid in de Ecofin-Raad heeft gedaan, is het voorzitterschap groen licht geven om met het Europees Parlement door te onderhandelen vanaf 7,3 miljard. De Ecofin-Raad heeft dus bij meerderheid gezegd: hier hebt u de 7,3 miljard alvast. Het Europees Parlement zal dooronderhandelen totdat het het hele bedrag heeft. De heer Timmermans heeft gezegd dat wij ons daartegen tot het laatst toe zullen verzetten. Dat zal ik ook doen. Ik voeg hier echter aan toe dat de kans zeer klein is. Dat heeft de heer Timmermans overigens ook gezegd. Ik vind dat ik daar als minister van Financiën gewoon open over moet zijn. Het is een slepende discussie. De meerderheid zijn we nu kwijt en dat zie ik niet meer keren. In de Voorjaarsnota ga ik daar dus een antwoord op formuleren.

De tweede vraag zal ik ook beantwoorden; dan houd ik echt op, voorzitter. Hoe gaan wij dit nu structureel oplossen? In het ene jaar krijgen wij geld terug. Dan zijn we blij en dan hoor je niemand, maar aan het einde van de periode komt er een enorme rekening. Ik ben het zeer met de heer Van Hijum eens dat wij van deze ellendige situatie gewoon af moeten. Er moet dus iets gebeuren aan de systematiek. Het kan zijn dat de afspraken over het Meerjarig Financieel Kader daar al een deeloplossing voor bieden, want daarbij wordt gekeken naar twee vormen van flexibiliteit. Dat is enerzijds flexibiliteit tussen de bestedingscategorieën. Soms is de verplichting in de ene bestedingscategorie wel aangegaan, maar heeft de betaling nog lang niet plaatsgevonden. Dan kun je dus schuiven. Anderzijds wordt zelfs gekeken naar mogelijkheden voor flexibiliteit tussen jaren. Of dat er ook allemaal uit komt, ligt weer aan de onderhandelingen met het Europees Parlement. Die flexibiliteit kan een deel van de oplossing zijn. De minister van Buitenlandse Zaken heeft eraan toegevoegd dat, als dat nog niet genoeg mocht zijn, Nederland het thema van de begrotingssystematiek bij zijn voorzitterschap in 2016 op de agenda zal zetten. Wij willen er echt van af.

De brief komt.

De voorzitter:

Dank u wel voor deze toezegging. Ik geef het woord aan de heer Klaver, die over een ander punt nog een vraag heeft.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik dacht dat de minister aan het einde was gekomen van de beantwoording. Ik heb in mijn termijn nog vragen gesteld over de doelstelling om de pijn eerlijk te delen. Op welke manier kunnen we bekijken of het kabinet er bij deze operatie in is geslaagd om alles wat het doet, eerlijk te delen? Wat zijn de indicatoren die het kabinet daarbij hanteert? Ik heb ook gezegd dat het misschien wenselijk is, als het kabinet die indicatoren heeft, om deze door het Sociaal en Cultureel Planbureau te laten monitoren.

Minister Dijsselbloem:

Ik kan die vraag zo niet beantwoorden, maar ik vind het een op zichzelf reële vraag. Het is een van de hoofdpijlers van het kabinetsbeleid die wij materieel vormgeven door bij de optelsom van alle maatregelen te bekijken waar de klappen vallen, want er vallen klappen met bezuinigen voor dit soort bedragen. We zorgen ervoor dat deze op een rechtvaardige manier worden verdeeld. Dat geldt ook voor allerlei hervormingen; denk aan de arbeidsmarkt, waarbij we kijken naar het evenwicht tussen de ins en de outs, de flexwerkers en de vaste contracten. Ook dat is een vorm van rechtvaardigheid en eerlijk delen, dus dat krijgt op heel veel plekken vorm. Ik denk dat het debat met de minister van Sociale Zaken eerst verder gevoerd moet worden. Ik vind het een reëel debat, maar ik kan dat niet à l'improviste vertalen naar indicatoren en kengetallen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik begrijp dat de minister dat nu niet direct kan concretiseren, maar ik kom hier wel op bij het Verantwoordingsdebat, omdat de Algemene Rekenkamer heeft gezegd dat niet van alle uitgaven en investeringen goed te herleiden is wat het effect is. Daardoor kunnen wij als Kamer onze controlerende taak niet goed oppakken, maar daar zal ik op terugkomen in tweede termijn.

Minister Dijsselbloem:

Dank. Ik dacht dat ik hiermee klaar was.

De heer Van Hijum (CDA):

Het kan zijn dat ik niet helemaal goed heb opgelet, maar ik heb bij de doorvertaling van de taakstelling naar de ambtelijke organisatie gevraagd of wij als Kamer inzicht kunnen verkrijgen in hoe die afzonderlijke bezuinigingen doorwerken op uitvoeringsorganisaties zoals DJI, het UWV, de IND en noem maar op, omdat dat inzicht er gewoon niet is op dit moment. Op die manier komen beleidsdiscussies vaak via de achterdeur op de politieke agenda.

Minister Dijsselbloem:

Ik heb getracht om die vraag te beantwoorden toen ik het had over de apparaatsuitgaven die naar de departementen gaan. De doorwerking daarvan geldt ook voor de grote uitvoeringsorganisaties. Het kabinet moet in de departementale begrotingen die op Prinsjesdag verschijnen, aangeven hoe dit soort taakstellingen concreet worden belegd met maatregelen. De kritiek van de Rekenkamer was dat je wel weer 1,1 miljard aan de rijksdienst kunt opleggen, maar dat je dat ook moet beleggen met maatregelen. Ik zeg toe dat dit in ieder geval ook zal gelden voor de grote uitvoeringsorganisaties, zoals de Belastingdienst, waarover ik het net had met de heer Merkies, zodat ik weet dat ik deze vraag wel heb beantwoord. De heer Van Hijum noemde ook het UWV en de DJI. Voor de DJI geldt dat er onlangs een masterplan is uitgebracht, waarin heel duidelijk wordt waar de bezuinigingen gaan vallen, dus daar kan weinig onduidelijkheid meer over bestaan.

De heer Van Hijum (CDA):

Mijn vraag over de DJI had erop betrekking dat het zo'n beperkt deel van de totale additionele taakstelling van 300 miljoen beslaat dat er nog 210 miljoen voor Veiligheid en Justitie overblijft. Ik zou er graag inzicht in hebben waar dat dan wordt belegd. Het algemene punt is dat er sprake is van een zodanige stapeling van taakstellingen dat er geen overzicht is welke taakstelling op welke organisatie gaat drukken, wat de effecten daarvan zijn, of de apparaatskosten worden geraakt, of dat er ook beleidskeuzes uit voortvloeien. Ook de Algemene Rekenkamer is er niet in geslaagd om dat te krijgen. Wij zouden graag volledig inzicht hebben in de gevolgen voor de uitvoeringsorganisaties, want bij elkaar opgeteld gaat het om 2,7 miljard in die drie perioden.

Minister Dijsselbloem:

Wij zullen dat zo goed mogelijk doen in de departementale begroting op Prinsjesdag, dus met een doorvertaling naar wat het betekent voor de uitvoeringsorganisaties. Ter verdediging van deze bedragen, waarvan ik besef dat zij groot en ingrijpend zijn, merk ik op dat bijna alle politieke partijen bij de doorrekening van hun verkiezingsprogramma's deze taakstellende bedragen voor de rijksoverheid en de rijksdiensten hadden opgenomen, dus de discussie kan niet zijn dat het bedrag te groot is. De heer Van Hijum heeft gelijk dat het moet worden belegd met maatregelen, ook op het niveau van de grote uitvoeringsorganisaties. Dat zullen we aan de ministers vragen en dat krijgt de Kamer dan op Prinsjesdag.

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de regering. Ik stel voor dat we proberen om voor de dinerpauze het debat af te ronden. We gaan zo dadelijk door naar de tweede termijn, maar het lijkt me verstandig om heel even te schorsen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik ben het zeer met uw voorstel eens. Ik wil helpen om het te bevorderen, en dat kan ook gemakkelijk omdat ik een andere verplichting heb. Ik moet de tweede termijn daarom laten gaan, maar ik dank het kabinet zeer voor de antwoorden.

De voorzitter:

Ik dank u voor uw bijdrage aan het debat en wens u een prettige avond.

De vergadering wordt van 17.44 uur tot 17.52 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden van de Kamer en het kabinet om hun plaatsen weer in te nemen, zodat wij kunnen beginnen aan de tweede termijn van het Verantwoordingsdebat. Ik stel voor dat we daarbij drie minuten spreektijd per fractie hanteren. Korter mag natuurlijk altijd!

Het woord is allereerst aan de heer Tony van Dijck.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Onze premier geeft vandaag een heel nieuwe invulling aan de afkorting MP. Het is niet meer "minister-president" maar "mister positivo", want 2012 is volgens hem een goed jaar, en zeker geen verloren jaar. We zijn lekker bezig met hervormingen en het gezond maken van de overheidsfinanciën, aldus de premier. En dat de economie al drie kwartalen krimpt, de recessie voortduurt, elke maand 20.000 mensen hun baan verliezen, elke maand 1.000 bedrijven hun deuren sluiten en dat een miljoen huizen onder water staan, is vette pech. We zitten nu eenmaal in een crisis. Maar we moeten vooral niet somberen. De minister-president houdt stoïcijns koers, ook al ziet iedereen dat hij recht op de afgrond afkoerst.

Het wordt de hoogste tijd dat onze minister-president afdaalt van die roze wolk en weer eens met beide benen in de maatschappij gaat staan. Dan ziet hij wellicht de ellende die hij aanricht. Dan ziet hij wellicht de 650.000 werklozen, de dichtgetimmerde bedrijven of de mensen met een lege portemonnee. Dan ziet hij ook de "te koop"- bordjes van al die huizen die onder water staan. Wellicht dat hij dan tot zinnen komt en zijn koers verlegt.

Ik heb drie moties om de premier te helpen. De eerste luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse economie zich voor het derde kwartaal in een recessie bevindt;

overwegende dat Nederland miljarden uitgeeft aan de EU, noodfondsen en ontwikkelingshulp;

verzoekt de regering, daarmee te stoppen en dit geld terug te geven aan de hardwerkende Nederlander middels belastingverlaging,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3 (33605).

De heer Tony van Dijck (PVV):

Mijn tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de consumptie in Nederland voor het tweede jaar op rij krimpt;

overwegende dat binnenlandse bestedingen hard nodig zijn om de economie te laten groeien;

overwegende dat de minister-president iedereen oproept, meer te consumeren zonder hier de noodzakelijke financiële middelen bij te leveren;

verzoekt de regering, de belastingen te verlagen om de koopkracht van burgers te verbeteren zodat weer ruimte ontstaat voor binnenlandse bestedingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (33605).

De heer Tony van Dijck (PVV):

Mijn laatste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er inmiddels 300.000 Oost-Europeanen in Nederland wonen;

constaterende dat de Nederlandse werkloosheid inmiddels is opgelopen tot 650.000 mensen;

overwegende dat vanaf volgend jaar Bulgaren en Roemenen zonder vergunning in Nederland mogen werken;

overwegende dat dit zeer ongewenst is;

verzoekt de regering, de grenzen voor Roemenen en Bulgaren gesloten te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (33605).

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Ik bedank het kabinet voor de duidelijke beantwoording en de toezeggingen, bijvoorbeeld over de maatregelen die genomen zullen worden op het gebied van het verbeteren van de bedrijfsvoering. Dat zat natuurlijk bij het aantreden van dit kabinet al in de lijn, maar het is goed dat dit nu bevestigd is. Het is ook goed dat de toezichtrol van Financiën wordt aangescherpt. De minister van Financiën zag ongeveer ter plekke de voordelen van een dergelijke aanscherping. Dat was heel goed. Het is ook goed dat wij nog kritisch hebben gekeken wat er per slotwet voorbijkomt, om ervoor te zorgen dat het budgetrecht van deze Kamer ook daadwerkelijk recht wordt gedaan.

Het is ook heel goed dat er een toezegging van het kabinet kwam om, bijvoorbeeld in het kader van de toeslagenfraude en de commissie-Van Dijkhuizen, echt naar het stelsel te kijken. Het is in dat kader wel interessant om te bezien hoe het gaat in de politiek. In een klein interruptiedebat heb ik met de heer Klaver nog gewisseld wat je zou doen in een nieuw belastingstelsel als je dat "from scratch" zou mogen opzetten. Welnu, daar zou je natuurlijk zo weinig mogelijk toeslagen in stoppen, en als het kan helemaal geen. Je zou kiezen voor lage belastingtarieven, waardoor je geen hypotheekrenteaftrek hoeft te hebben. Het is mooi dat vervolgens in dit huis iedereen gaat knippen en plakken en daarvan maakt dat wij de hypotheekrenteaftrek willen afschaffen, maar zij vergeten er wel even bij te vermelden dat dan ook de belastingen naar beneden moeten. Als alle partijen die dit hebben geroepen en die conclusies hebben getrokken, ook de verantwoordelijkheid zouden willen nemen om samen met de VVD ervoor te zorgen dat wij die beweging in één keer kunnen maken, hebben wij een deal. Ik geloof er eerlijk gezegd niet in, dus ik vind de lijn die in het regeerakkoord zit prima. Helderheid op de woningmarkt; daar gaan wij mee door. Maar als wij het opnieuw mochten doen, zouden wij het zo doen.

De heer Van Hijum (CDA):

Met alle respect: de heer Zijlstra heeft zelf die bal opgeworpen. Het was wel een vraag van iemand anders, maar hij heeft aangegeven dat, als de wereld opnieuw zou mogen worden uitgevonden, een belastingstelsel denkbaar is waarbij de hypotheekrenteaftrek niet nodig zou zijn. Ik vraag hem, of hij zich realiseert dat de afbouw die op dit moment plaatsvindt, daadwerkelijk plaatsvindt met instandhouding van het toptarief van 52%. Weliswaar wordt de derde schijf een klein beetje opgerekt naar € 62.000, maar het toptarief blijft gewoon bestaan. De belastingverzwaring voor gezinnen vindt plaats. Dit staat heel ver af van het Utopia dat hij hier schetst.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat is het mooie als je discussies voert over de vraag hoe je het zou willen inrichten als je dat in alle vrijheid mocht doen. Dan doe je lage tarieven en geen toeslagen. Dat gaat ten koste van de aftrek; dat is de consequentie die ook een partij als het CDA volgens mij in dat geval trekt, als ik het mij goed herinner. Daar waar het gaat om wat er nu gebeurt, zeg ik: het geld dat vrijkomt met de aanpassing gaat in de verlenging van schijven. Dat is in mijn optiek – het kan zijn dat ik daarin iets mis – een lastenverlichting. Ik kan het niet anders benoemen. Schijvenverlenging is lastenverlichting. Daar gaat het geld naartoe. Ook tegen de heer Klaver zeg ik: als je het opnieuw mocht doen, kun je je voorstellen dat het er zo uitziet. Dat blijf ik herhalen.

De heer Van Hijum (CDA):

Dat is ook de reden waarom ik gevraagd heb naar de vlaktaks, om een voorbeeld te noemen. Dan verlaag je de tarieven van de middelste en de hoogste schijf en dan beperk je ook de aftrek tot dat bewuste percentage. Wat het kabinet nu doet, staat echter heel ver af van het Utopia dat de heer Zijlstra schetst. Hij laat gewoon het toptarief bestaan. Je komt daarin iets later terecht, maar het scheelt maar een paar duizend euro's. Voor de groep vanaf € 62.000 betekent dit dat je in het hoogste belastingtarief blijft vallen, maar ook dat de hypotheekrenteaftrek langzaam naar 38% gaat. Dat staat toch haaks op wat de heer Zijlstra bepleit?

De heer Zijlstra (VVD):

Het is heel simpel: de belastinginkomsten van het Rijk, van hetgeen wij hier met zijn allen uitgeven, nemen niet toe door de maatregelen die dit kabinet op dat punt neemt. Volgens mij geeft dat precies aan waar het om gaat. Er is dus geen sprake van lastenverzwaring. U kunt op dat punt uw betoog niet overeind houden. In reactie op uw vraag over de vlaktaks heb ik dit aangegeven: als je een forse stelselherziening zou willen, kun je uit twee varianten kiezen. Je kunt dan kiezen voor een vlaktaks, waarbij je heel veel met toeslagen en aftrekposten moet werken om ervoor te zorgen dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Wij zijn als liberale partij ook niet tegen dat uitgangspunt. Je kunt ook het omgekeerde doen, namelijk ervoor zorgen dat de toeslagen en aftrekposten zoveel mogelijk verdwijnen, maar dan moet je heel erg differentiëren in het inkomstenbelastingssysteem. Dat zijn de twee hoofdsmaken die je hebt. Daar valt altijd met ons over te praten, maar ik kijk ook naar de realiteit van de dag en realiseer mij dat de route die nu voorligt, de route is die wij de komende jaren zullen lopen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De heer Zijlstra moet ophouden met dit soort proefballonnetjes. Die zijn namelijk precies de reden waarom de woningmarkt op slot zit. Sinds de route is ingeslagen dat er wordt getornd aan de hypotheekrenteaftrek durft niemand meer een huis te kopen, zijn de huizenprijzen gedaald en zit de woningmarkt muurvast. Dat is niet vanwege een maatregel die genomen is, maar vanwege de discussie, de proefballonnetjes die de heer Zijlstra oplaat over mensen met een eigen huis. De premier zegt: als ik de hypotheekrenteaftrek opnieuw mocht uitvinden, zou ik dat opnieuw doen. In tegenstelling daartoe zegt de heer Zijlstra nu: als ik de hypotheekrenteaftrek opnieuw mocht uitvinden, zou ik het niet meer doen. Met andere woorden: de VVD denkt na over het volledig afschaffen van de hypotheekrenteaftrek en dat brengt een hoop onzekerheid met zich mee. Kan de heer Zijlstra dat nu ontkrachten?

De heer Zijlstra (VVD):

Ik wil de zaak toch even goed op een rij zetten. Ik houd er altijd wel van als je een vraag krijgt in debatten. Dan kun je antwoord geven. Dat acht ik een goede usance. Misschien geldt dat ook voor anderen. De heer Van Dijck moet echter wel het hele verhaal vertellen, want er is geen onzekerheid voor mensen die een eigen woning hebben. Er komt – dat is de heldere boodschap van de VVD – geen lastenverzwaring voor eigenwoningbezitters. Er komt geen lastenverzwaring. Dat kan namelijk alleen bij een forse aanpassing van het belastingsysteem, waarbij je de belastingtarieven naar beneden drukt, waardoor woningbezitters dus ook niet extra belastingen gaan betalen. Dat heb ik genoemd als conditie waaronder je het zou kunnen doen. Daar blijf ik achter staan. Dat brengt helemaal geen onzekerheid voor eigenwoningbezitters. De onzekerheid voor woningbezitters zit erin dat er gezegd wordt: schaf de hypotheekrenteaftrek af of verminder hem, en voer dat geld lekker in de schatkist, dan gaan we daar allemaal leuke dingetjes mee doen. Daar zijn wij helemaal niet van. Daar waren we niet van, daar zijn we niet van en daar worden we niet van.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het wordt bijna lachwekkend. Straks gaat de heer Zijlstra nog zeggen: wij komen niet aan de hypotheekrenteaftrek. De heer Zijlstra ging de campagne in met: "handen af van de hypotheekrenteaftrek". Twee maanden later kwam hij met zijn vingers toch aan de hypotheekrenteaftrek, op allerlei manieren, en nu zegt hij: als ik de hypotheekrenteaftrek opnieuw mocht uitvinden, zou die niet meer bestaan. Daarmee geeft u een signaal, mijnheer Zijlstra! U hebt een politieke verantwoordelijkheid! Daarmee geeft u een signaal aan de samenleving dat er voor u een mogelijkheid bestaat dat de hypotheekrenteaftrek ooit helemaal, 100%, komt te vervallen! Dat zegt u tegen de samenleving. U kunt hier wel zeggen: "zo was het niet bedoeld" of "dan moet u wel het hele verhaal vertellen", maar u schept onzekerheid, terwijl onzekerheid en wantrouwen nu net is wat we niet kunnen hebben, want daardoor zit de woningmarkt op slot! U moet zekerheid geven aan de burgers die een eigen huis bezitten in dit land. Dat doet u niet en dat is zeer kwalijk.

De voorzitter:

Ik hoop dat u via de voorzitter antwoordt.

De heer Zijlstra (VVD):

Ja, voorzitter. De heer Van Dijk probeert een beeld te scheppen alsof er onzekerheid wordt gecreëerd. Juist niet, omdat het verhaal – ik wil dat graag nog een keer zeggen voor hem – heel duidelijk is: je kunt dit soort zaken alleen maar doen als dat onmiddellijk, een-op-een, leidt tot een forse lastenverlichting, zodat de woningbezitter niet meer lasten krijgt. Als je dat met een vereenvoudigd systeem zou neerzetten, kan daar toch niemand onzekerheid uit halen? Het zou onzekerheid geven als je zegt: het ene schaf ik af, en het andere doe ik niet. En daar ben ik helder in: dat gaat wat ons betreft niet gebeuren. Volgens mij heb je daarmee volledige zekerheid. Wij sluiten daarmee niet uit dat je een forse slag maakt in de vereenvoudiging van belastingstelsels als je daartoe de gelegenheid krijgt, maar dat kan alleen onder de genoemde conditie. Dat is geen onzekerheid, dat is juist het bieden van zekerheid! Dat geldt ook voor het geven van een antwoord, en nogmaals, dat is ook best fijn in een huis als dit.

De heer Merkies (SP):

In tegenstelling tot de heer Van Dijck was ik juist aangenaam verrast door dit voortschrijdend inzicht bij de VVD. Eerst vroegen VVD-prominenten of dit wel een goed idee is. Nu hoor ik de heer Zijlstra dat vragen. Hij is een beetje geschrokken van wat er vandaag in de media is gekomen en krabbelt nu de hele dag alweer terug, en probeert een aantal voorwaarden erbij te verzinnen. Het principe is toch dat de heer Zijlstra zegt: het is bespreekbaar. Ik vraag mij af waarom hij dat niet eerder heeft gezegd in de campagnes. Hij had ook het andere plan dat hij nu ter plekke staat te verzinnen, erbij kunnen zetten in het verkiezingsprogramma. Dat had duidelijkheid geschapen.

De heer Zijlstra (VVD):

Met alle respect: de VVD is hier vrij consistent in. We roepen namelijk al jaren – ik zou bijna willen zeggen: decennia – dat het, als je aan de hypotheekrente iets wilt doen, alleen maar kan met een lastenverlichting. De heer Rutte heeft daar rond het Liberaal Manifest nog dingen over gezegd. Zijn voorgangers hebben dat ook gezegd. Het gaat echter wel om die combinatie. Waar zit het verschil in? Daar wil ik de heer Merkies nog wel eens fijntjes op wijzen. Een aantal collega's vertelt hier een ander verhaal. Ik snap dat, hoor. Dat mag, maar als hij het niet erg vindt, corrigeer ik dat beeld vervolgens even. Als je een verhaal neerzet waarbij je het ene element, zoals de heer Van Dijck net probeerde te doen, eruit haalt en vergeet om het andere element eraan vast te knopen, krijg je een scheef beeld. Uiteindelijk gaat het erom dat wij ervoor zorgen dat het bezit van een eigen woning mogelijk is in dit land. Daar hebben wij op dit moment de hypotheekrenteaftrek gewoon voor nodig, ook vanwege de hoge belastingtarieven. Als je iets aan die tarieven doet, kun je wellicht zonder zo'n aftrek. Dat kan echter alleen onder die condities. Dat lijkt mij helder.

De voorzitter:

De heer Merkies.

De heer Zijlstra (VVD):

Mijn vraag aan de heer Merkies is trouwens of hij het daarmee eens is. Ik ben heel nieuwsgierig of hij de belastingtarieven ook zou willen verlagen.

De voorzitter:

Mijnheer Zijlstra, ik stel voor dat u reageert op de interruptie van de heer Merkies en dat de heer Merkies de vragen stelt. Ik geef hem nu de kans om dat te doen.

De heer Merkies (SP):

De heer Zijlstra schetst hier echt een karikatuur. Ik heb de heer Rutte, net als iedereen hier, in het verleden heel duidelijk horen zeggen: handen af van de hypotheekrenteaftrek, niet morrelen aan de hypotheekrenteaftrek. Ik neem aan dat de heer Zijlstra zich de discussies herinnert met de heer Balkenende over de vraag of het een breekpunt was. Daar ging het toen om in de verkiezingen. Ik weet niet of je nu kunt zeggen dat de VVD indertijd heeft gezegd dat het eventueel wel zou kunnen, maar dat zij daar andere voorwaarden tegenover zou stellen. Ik ben blij dat de heer Zijlstra het nu zegt, maar ik had liever gehad dat hij dat eerder had gedaan. Dat had de discussie namelijk veel makkelijker gemaakt. Dat had misschien andere coalities mogelijk gemaakt.

De heer Zijlstra (VVD):

Dan moet de heer Merkies even de vraag beantwoorden die ik hem net stelde, namelijk of hij dan ook bereid is om die tarieven fors te verlagen. Ik heb toch stellig de indruk dat dit in een groot deel van deze Kamer wat moeilijker ligt. Hij probeert nu wat licht te creëren, maar het antwoord van de minister-president op deze vraag net was volgens mij identiek. Alle respect voor de pogingen om mist te creëren, maar die is er toch echt niet.

Ik kom nu op de opmerking van de heer Dijkgraaf. Ik dank hem voor de complimenten, al is hij er even niet. Ik zou hem willen zeggen dat het goed is dat het debat over inhoud ging. Dat vind ik ook te waarderen. Ik wil ook een oproep doen aan dit huis om er geen kopie van te maken, waardoor Verantwoordingsdag een soort een finanancieeljaarverslagdebat A wordt en wij straks een financieel jaarverslag B krijgen. Die boodschap wil ik de heer Dijkgraaf meegeven.

De minister van Financiën ging al in op de decentralisaties. Ik wil daar heel helder over zijn. Als je zaken decentraliseert, moet je er wat de VVD betreft ook voor zorgen dat je het vertrouwen hebt in de lokale overheden die de taken moeten uitvoeren. Dat betekent dus dat je die lokale overheden de beleidsvrijheid geeft die hoort bij het nemen van beslissingen over de gedecentraliseerde taken.

Ik was het zeer eens met hetgeen de minister-president zei over het geval waarin er aanvullende maatregelen nodig zijn. Dat mag dan maximaal in de verhouding van een derde lasten, zoals dat ook langjarig door kabinetten in dit land is gedaan. Dat is heel goed. Wij zullen daarop letten en koers houden. Daar wil ik me aan houden. Het is nu inderdaad koers houden en de overheid verkleinen. Wij moeten toe naar een krachtige, kleine overheid die stuurt op kerntaken en die de burger niet in de weg zit, maar deze voorziet van randvoorwaarden om zich te kunnen ontplooien.

De heer Klein (50PLUS):

De heer Zijlstra zegt dat decentralisatie naar de gemeenten mooi is en dat hij er vertrouwen in heeft dat zij doen wat ze moeten doen in dat systeem. Dat is het uitgangspunt, dus dat is heel correct. Er wordt echter 15 miljard bezuinigd. De gemeenten hebben op dit moment vanuit het Gemeentefonds ongeveer 18 miljard. Het is dus een verdubbeling van het financieel kader en de middelen bij de gemeenten. Hoe wil de heer Zijlstra ervoor zorgen dat de gemeenten daadwerkelijk die taken kunnen uitvoeren? Hoe wil hij ervoor zorgen dat de gemeenten daadwerkelijk worden gesteund door het Rijk en door de Kamer bij de belangrijke decentralisatieprocessen die nu plaatsvinden? Wij moeten er immers controle op hebben. Wij moeten die 15 miljard niet zomaar over de schutting gooien. Wij moeten daadwerkelijk een goed beleid hebben. Het moet niet zijn van: zoek het maar uit.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat vereist – dat is ook de reden waarom ik er naar aanleiding van de inbreng van de minister van Financiën specifiek op inging – bijvoorbeeld de randvoorwaarde dat gemeenten zelf keuzes moeten maken. Als de gemeenten van ons een uitgebreide handleiding meekrijgen – u krijgt geld, maar u moet vervolgens A, B en C doen als E, F en G zich voordoen – dan maken wij het ze wel erg moeilijk. Daarom is het zo belangrijk dat wij, als wij de decentralisaties serieus nemen – en dat doen wij – en als wij ervoor willen zorgen dat de gemeenten daar een succes van kunnen maken, ze ook de instrumenten meegeven. Een zo'n instrument is, heel helder, maximale beleidsvrijheid voor gemeenten bij decentralisaties.

De heer Klein (50PLUS):

Het gaat natuurlijk om die instrumenten. De VNG geeft ook een duidelijk advies. Uiteindelijk moet je niet alleen beleidsvrijheid geven maar ook de ruimte om de gelden zelf te besteden. Zorg, jeugdzorg en de Participatiewet worden gedecentraliseerd naar gemeenten. Gemeenten moeten daar inhoud aan kunnen geven. Als ze er financieel niet uitkomen, moet je er geld bijdoen. Het is immers niet een kwestie van efficiency, korting en "ze zoeken het maar uit". Wij moeten een en ander niet over de schutting gooien vanuit de idee: u hebt beleidsvrijheid. Er moet ook enige controle op zijn. Dat is juist ook wat de Algemene Rekenkamer over eerdere decentralisaties heeft uitgesproken.

De heer Zijlstra (VVD):

Een van mijn fractiegenoten zei het heel mooi: als je gemeenteraadslid bent, wil je Tweede Kamerlidje spelen en als je Tweede Kamerlid bent, wil je kennelijk graag gemeenteraadslidje spelen en je bemoeien met dingen die op lokaal niveau gebeuren. Dat bedoel ik met het maken van een knip. Als wij decentraliseren, dan decentraliseren wij ook. Natuurlijk moeten wij ervoor zorgen dat gemeenten daar inhoud aan kunnen geven. Dat is ook de taak die de verantwoordelijke ministers op dat punt hebben. Daar zullen ze invulling aan moeten geven bij de plannen zodra die in dit huis voorliggen. Daar zullen wij, net als u, op toezien. Daar hoort echter ook bij dat wij de gemeenten serieus nemen, dat wij de verantwoordelijkheid daar neerleggen, dat wij de keuzes die lokaal worden gemaakt ook accepteren en dat wij, als er iets gebeurt wat wij politiek niet leuk vinden, of het nu vanuit de optiek van de VVD, van ouderen of van de SP is, zeggen: het ligt daar en het blijft daar liggen; wij gaan ons daar niet mee bemoeien.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik wilde graag een nadere verheldering van de heer Zijlstra op het andere punt dat hij maakte, en wel de extra lasten. Ik kan mij nog herinneren dat de heer Zijlstra in het debat naar aanleiding van de motie-Pechtold over het Dijsselbloem-pakket aan bezuinigingen zei: geen extra lasten meer. Maar nu hoor ik hem zeggen: er mogen best extra lasten zijn als er toch weer opnieuw bezuinigd moet worden. Wat is het nu?

De heer Zijlstra (VVD):

Tijdens dat debat ging het over het feit dat de nullijn in de zorg – dat is een uitgavenbesparing – verdween uit het aanvullend pakket. Daarvan heb ik duidelijk gezegd – ik zeg dat nog steeds, juist vanwege die verhouding van een derde versus twee derde – dat daarmee een miljard aan uitgaven uit het pakket is gegaan. Dat zal moeten worden vervangen – de minister van Financiën heeft dat overigens ook al gezegd – door een miljard aan alternatieve uitgavenbezuinigingen. Dat betreft het pakket. Er is dus geen sprake van een terugtocht. Als er eventueel aanvullende maatregelen genomen moeten worden – je weet nooit hoe de economie er zo half juni voorstaat – gebeurt dat op basis van maximaal een derde lasten. Ik ben blij dat de minister-president dat helder heeft aangeven. Dat is een route die de VVD voor haar conto kan nemen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Helder. Extra belastingen sluit u dus niet uit.

De heer Zijlstra (VVD):

Als ik kijk naar het Kunduz- of Lenteakkoord – of hoe dat ding tegenwoordig mag heten – zou het erg moeizaam zijn om een miljardenpakket voor elkaar te krijgen zonder lasten. Maar ik sta ervoor open. Ik ben in voor plannen die dat met zich mee brengen. Ik zou er zeer enthousiast over zijn. Ik wacht ook met spanning op de plannen van het CDA – kennelijk weet die partij dat voor elkaar te krijgen – maar ik sluit niet uit dat lasten wel nodig zijn. Daar loop ik dan ook niet voor weg.

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Wij vragen steeds waar het nu aan ligt dat de verwachting van 1% groei niet uitkomt, maar dat er een krimp is van 1% en dat het consumentenvertrouwen zo laag is. In de antwoorden van de premier en de minister van Financiën hoor ik alleen maar dat de economie tegenviel. De vraag is natuurlijk waarom. Op mijn vraag naar het lage consumentenvertrouwen heb ik eigenlijk nog geen antwoord gehad van de minister van Financiën behalve dat ik hem opeens hoorde zeggen dat dit besproken was. Wat mij betreft, is dat nog niet besproken. In ieder geval heb ik de minister van Financiën daar nog niet over gehoord. Waar ligt het aan dat Nederland onderaan bungelt in Europa?

Er komt een document in het kader van Verantwoord Begroten waarin wij kunnen doorklikken. Dat is heel mooi. Ik hoop dan allerlei dingen te kunnen zien, onder andere waar de 157 miljoen voor fraudebestrijding aan is besteed. Als je daarop doorklikt, hoop ik ook precies te kunnen zien wat er is gebeurd met de aanpak van toeslagenfraude, want ook daar hebben wij geen inzicht in gekregen.

De voorzitter:

Sssstttttt! Dat is niet voor u bedoeld, mijnheer Merkies, maar wel voor heel veel anderen in deze zaal.

De heer Merkies (SP):

Ik heb ook geen antwoord gekregen op mijn vraag hoe is omgegaan met de regeling dat 1% van het personeelsbestand van ministeries moet bestaan uit mensen met een beperking. Waarom ontbreken de gegevens daarover? Ik neem aan dat dit antwoord vergeten is. Misschien komt dit in de toekomst allemaal in dat mooie doorklikbare document.

Er komt een stresstest voor de overheidsfinanciën. Dat is ook heel mooi. Ik stel voor om een stresstest voor de burgers te ontwikkelen. Wij hebben wel stresstesten voor banken en de overheid om na te gaan of de lasten te dragen zijn, maar ik vraag mij af of de burgers de lasten wel kunnen dragen. Eigenlijk zit het grootste probleem niet bij de overheid, maar bij de private schulden.

Ik heb al een en ander over de hypotheekrenteaftrek gezegd. In reactie op de opmerking van de premier dat het een mix van maatregelen is, wil ik er toch nog iets over zeggen. Hij doet een beetje alsof de enorme stijging van de huizenprijzen niet veroorzaakt is door de hypotheekrenteaftrek. De Nederlandsche Bank zegt dat de aanhoudende huizenprijsstijgingen een specifiek Nederlands verschijnsel was dat vooral kan worden toegeschreven aan de stimulerende invloed van de hypotheekrenteaftrek en een verruiming van het kredietbeleid van banken. Dat is toch wat anders. Ik hoop dat de premier daar nog even op kan ingaan.

Dan het half miljard voor Europa. Je hoopt toch dat je alles doet wat in je macht ligt. Als je zegt dat 7,3 miljard al is weggegeven en dat wij daarna nog gaan onderhandelen, dan wordt het moeilijk.

In het kader van de goede besteding van Europese gelden dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat maar enkele lidstaten een nationale verklaring afleggen over de juiste besteding van EU-gelden;

van mening dat Nederland moet kunnen controleren of haar financiële bijdrage aan andere lidstaten juist wordt besteed;

verzoekt de regering, het opstellen van een nationale verklaring als voorwaarde te stellen bij het verlenen van noodsteun aan EU-lidstaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Merkies en Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (33605).

De heer Merkies (SP):

Op die manier hoop je, soms met andere middelen, wel voor elkaar te krijgen dat de bestedingen beter worden verantwoord.

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan de heer Nijboer van de Partij van de Arbeid die ook voor de arbeid is.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Tijdens het Verantwoordingsdebat heb ik namens de PvdA het belang van een goede publieke sector benadrukt. Goede zorg, onderwijs en sociale zekerheid zijn verworvenheden en belangrijk voor de welvaart van ons land. Naar aanleiding van de rapporten van de Algemene Rekenkamer en de brieven die wij van het kabinet mochten ontvangen, heb ik vooral benadrukt dat de grip op de staatsfinanciën op een vijftal thema's moest worden verbeterd: fraude, uitwerking van beleid, garanties, inkomsten en de semipublieke sector. Daarover heb ik nog een aantal opmerkingen.

De PvdA-fractie is tevreden met de toezegging van de minister van Financiën om de semipublieke sector beter in de hand te krijgen. Er is een commissie ingesteld, maar hij heeft ook echt de urgentie daarvan onderkend. Ik wil nogmaals benadrukken dat een discussie moet plaatsvinden over de wijze waarop het toezicht en de verantwoording plaatsvinden met 85 miljard publiek geld en 42 miljard of 43 miljard premiegeld. Het moet echt boven aan de lijst van de minister van Financiën staan om dat beter in de hand te krijgen.

De minister heeft in een eerder debat gezegd dat we een beste brief krijgen over de garanties. De heer Koolmees kan overigens "beste brief" fantastisch mooi op zijn Gronings uitspreken. De minister heeft daarin een goed inzicht gegeven. Ik ben er ook blij mee dat de schokproef of de stresstest van de overheidsfinanciën opnieuw wordt gedaan. Ik had daarom gevraagd.

Ten aanzien van de inkomstenmix zijn de vragen naar tevredenheid beantwoord. De minister heeft erkend dat economische ontwikkelingen en beleidsmatige wensen kunnen leiden tot uitholling van de belastinggrondslag. Belastinguitgaven kunnen ook tegenvallen. Daarvan krijgen we een monitor op Prinsjesdag. Ik vind het ook verstandig om dat elke keer te bezien, zodat de verhouding tussen de belasting op vermogen, de belasting op kapitaal, de belasting op milieuvervuiling – waarover niet alleen de heer Klaver maar ook mevrouw Van Veldhoven een nuttige bijdrage heeft geleverd – en de belasting op arbeid in evenwicht blijven. Ik zie de discussie in het najaar dan ook graag tegemoet.

De PvdA-fractie heeft ook nog een vraag gesteld over de beheersbaarheid van ICT en de risico's die daarbij behoren. Daar hebben wij nog geen antwoord op gekregen. Die vraag ging voornamelijk over grote, lopende ICT-projecten bij de overheid en de risico's daarvan voor de privacy en de uitvoering. Ik zou daarop graag nog een antwoord krijgen.

De minister heeft de Tweede Kamer gevraagd flink te discussiëren over de analyses en de beleidsdoorlichtingen. Zij moet de commissie voor de Rijksuitgaven oproepen dat te doen en dat serieus te nemen. Dat past volledig in de lijn van het betoog dat ik vandaag heb geprobeerd te houden. Elke euro publiek geld is opgebracht door mensen en wij moeten altijd de ambitie hebben om die euro zo goed mogelijk te besteden. Die handschoen pakt de PvdA-fractie van harte op.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister-president en de minister van Financiën voor de antwoorden op de vragen van mijn fractie in eerste termijn en voor hun toezeggingen. In het bijzonder dank ik hun voor de toezegging om in de jaarverslagen die wij het komende jaar tegemoet zullen zien aandacht te besteden aan het frauderisico en voor de verantwoordingsrapportage die de premier aan de Kamer stuurt. Ook dit jaar is ervoor gekozen om een thema eruit te lichten. Dit zou het thema kunnen zijn waarbij specifiek kan worden stilgestaan in de verantwoordingsrapportage. Ik dank hun nogmaals voor die toezegging.

Mijn fractie is blij met de aandacht die ook de minister-president heeft toegezegd voor verantwoording en controle met betrekking tot de EU-middelen en de besteding van fondsen door de lidstaten. Ik vroeg echter om een harde voorwaarde. De minister-president heeft aangegeven dat ook belangrijk te vinden, maar liet tegelijkertijd blijken dat hij geen ijzer met handen kan breken.

Transparantie over de besteding van middelen, controle op de middelen en verantwoording behoren bij een fatsoenlijke democratie. Zeker gelet op de bezuinigingen en de discussie waaraan de EU op dit moment blootstaat, moeten wij hier echt een hard punt van maken. Wat mijn fractie betreft, is het dreigen met een veto in dit opzicht zeker geen buitenproportioneel middel. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat naast Nederland slechts drie andere lidstaten een lidstaatverklaring opstellen over de besteding van middelen uit Europese fondsen en de Europese Rekenkamer scherpe kritiek uit op de verantwoording door de Europese Commissie en de lidstaten;

overwegende dat het gebrek aan transparantie en verantwoording over de besteding van middelen het draagvlak voor de EU ondermijnt;

verzoekt de regering om in de verdere onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader een hard punt te maken van een adequate verantwoording van de besteding van middelen uit Europese fondsen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (33605).

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Ik heb ook gevraagd om nader in te gaan op de oorzaken van de balansrecessie waarin we zijn beland en wat in dat kader verstandige maatregelen zouden zijn. Ik moet zeggen dat ik de antwoorden op dit punt enigszins teleurstellend vond. Ik vond het jammer dat de minister-president eigenlijk zei: omdat we het niet eens zijn geworden over het woonakkoord, zie ik niet zo veel reden om in te gaan op de op zich goede ideeën en voorstellen van de fractie van het CDA op dat punt. Het gaat dan om zaken als bouwsparen en ideeën om het vrijwillig aflossen van hypotheekschuld te stimuleren. Mijn fractie zal dat op punt te zijner tijd zelf met voorstellen komen.

Tot slot kom ik te spreken over de cumulatie van bezuinigingen op de ambtelijke organisatie en de effecten daarvan op de uitvoeringsorganisaties. De minister van Financiën heeft gelijk dat veel partijen daar in verschillende mate voor gepleit hebben. Het gaat mij er echt om dat we hier scherp zicht op krijgen en dat we goed uitvoering geven aan de aanbeveling van de Rekenkamer. Om hier geen enkel licht over te laten bestaan dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uitvoeringsorganisaties van het Rijk te maken hebben met een stapeling van financiële taakstellingen op de ambtelijke organisatie, die zijn opgenomen in achtereenvolgende coalitieakkoorden;

overwegende dat de Kamer geen inzicht heeft in de effecten van deze taakstellingen op de uitvoeringsorganisaties, de beleidsuitvoering en de dienstverlening aan burgers en bedrijven;

verzoekt de regering om bij de begroting voor 2014 inzicht te verschaffen in de toedeling van financiële taakstellingen uit de verschillende akkoorden aan de verschillende uitvoeringsorganisaties van het Rijk, de gevolgen voor de beleidsuitvoering en de apparaatskosten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Hijum, Van Veldhoven en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (33605).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik dank natuurlijk allereerst de minister-president en de minister van Financiën voor hun antwoorden. Op een paar onderwerpen kom ik terug, in de eerste plaats op de bedrijfsvoering van het Rijk. 1,5 miljard aan bezuinigingen is nog niet ingevuld. Met het wensdenken van minister Blok verwacht mijn fractie grote problemen. Ik hoor graag welke taken het kabinet wil schrappen, zodat de taken die overblijven goed kunnen worden uitgevoerd. Op een overspannen overheid, die uiteindelijk niet echt kan waarmaken wat zij belooft, zit helemaal niemand te wachten. Ik doe meteen een suggestie. Aan de achterdeur van de coffeeshop is wat D66 betreft behoorlijk nog wat te verdienen, door de politie wel te verstaan.

Ik dank de minister voor zijn toezeggingen over de informatie over de effectiviteit van de uitgaven, zowel door de beleidsdepartementen als wat betreft de decentralisatie. De minister zegt dat hij erover gaat nadenken. Wanneer hoort de Kamer daar iets op terug? Als we iets willen regelen omtrent de informatievoorziening en omtrent de besteding van de gedecentraliseerde middelen, moeten we dat doen voordat de middelen gedecentraliseerd worden. Laat ik heel helder zijn: de inzet van mijn fractie is absoluut niet om de controle terug te halen naar Den Haag. Onze inzet is wel om op basis van een soort gestandaardiseerde informatie van elkaar te kunnen leren en om niet telkens het wiel opnieuw te moeten uitvinden.

Over de liberale waarden hebben we het gehad, onder meer met de fractie van de SGP. Daarover ben ik niet helemaal gerustgesteld. Mijn fractie zou het zeer betreuren als het kabinet in zijn oordeel over initiatiefwetsvoorstellen die liberale waarden versterken, eventuele steun voor bezuinigingen meeweegt. Laten we die discussie vooral hier in de Kamer voeren, waar ook een breed gevoelde verantwoordelijkheid voor gezonde overheidsfinanciën aanwezig is.

Tot slot kom ik te spreken over de strafbaarstelling van illegaliteit. De minister-president denkt dat strafbaarstelling het aantal illegalen vermindert. Vandaag hebben we het over verantwoording. Ik hoor graag van hem of strafbaarstelling in de landen waar zij is ingevoerd, concreet dat effect gehad. Mijn fractie gelooft niet in strafbaarstelling, maar daarop zullen we volgende week in het debat uitgebreid terugkomen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister-president en de minister van Financiën voor hun beantwoording tijdens dit Verantwoordingsdebat. De minister van Financiën of de minister-president – ik weet niet zeker meer wie dit zei – zei dat verantwoording een breder debat vergt dan alleen het debat dat wij hier gevoerd hebben en dat het goed is om ook in afzonderlijke commissies na te gaan of het ingezette beleid financieel deugt en of daarmee ook bereikt wordt wat wij met elkaar willen bereiken. Dan zou dit vooral een goede aftrap zijn geweest.

Ik dank de minister van Financiën voor de toezegging dat hij scherper zal toezien op het financieel beheer bij semipublieke sectoren en dat hij de informatie zal bundelen. Wij zien die informatie tegemoet. Juist omdat de Algemene Rekenkamer wijst op dit belangrijke punt en de risico's die daarmee samenhangen, is het zaak dat de Kamer hier breder zicht op krijgt.

Wij hebben tijdens het debat gesproken over het moreel handelen en het vertrouwen. Een gebrek daaraan ondermijnt het gezag van de overheid en van instellingen waarvan wij mogen verwachten dat zij handelen in het belang van de burger. Dit zagen wij met name de afgelopen weken, maar het speelt al een langere periode een rol. Wij hebben geconstateerd dat het kabinet verschillende afzonderlijke acties onderneemt om immoreel handelen tegen te gaan, maar van ons mag dit breder opgepakt worden. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat wanbeleid bij (semi)publieke instellingen en banken, alsmede fraude met belastinggeld leiden tot een ondergraving van het politieke en maatschappelijke vertrouwen;

van mening dat de overheid een verantwoordelijkheid heeft om immoreel gedrag en maatschappelijk ongewenste prikkels tegen te gaan teneinde dit vertrouwen te herstellen;

verzoekt de regering, een morele agenda op te stellen gericht op:

  • - het wegnemen van onderdelen in wet- en regelgeving die immoreel gedrag mogelijk maken of daartoe uitnodigen;

  • - het wegnemen van prikkels die aanzetten tot kortetermijnwinstbejag in de (semi)publieke en financiële sector;

  • - het versterken van de eigen verantwoordelijkheid binnen genoemde sectoren om maatschappelijk ongewenst gedrag en prikkels tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (33605).

De heer Nijboer (PvdA):

De overwegingen van de motie kon ik goed volgen – die spraken mij ook erg aan – maar ik ben nog een beetje zoekende naar waar u in de motie precies om vraagt. U vraagt een morele agenda van het kabinet, maar ik heb niet tastbaar en helder wat daar in zou moeten staan.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik laat daarin enige vrijheid aan het kabinet. Ik heb drie elementen genoemd waar het wat ons betreft om moet gaan. Het punt van de wet- en regelgeving moet u zien in het licht van de toeslagen- en fraudediscussie. Daar moet een meer coherent beleid voor komen. Op het gebied van het kortetermijnwinstbejag is een aantal stappen gezet. Wij willen weten of er nog meer mogelijk is op dat punt, mede gezien de discussies die weer opspelen over beloningen of zaken als ontslagvergoedingen. Welke andere mogelijkheden ziet het kabinet, naast hetgeen nu al gedaan is? Het derde punt vind ik heel belangrijk: hoe kunnen wij het besef binnen de organisaties zelf versterken? Ik deel de mening van het kabinet dat niet alles in wet- en regelgeving te vangen is, maar het kabinet heeft volgens mij ook een taak om het maatschappelijk vertrouwen in de instituties te versterken, omdat deze wezenlijk zijn voor de uitvoering van het beleid dat het kabinet in gang zet. Ik wil graag dat wij daarover de discussie aangaan en dat het kabinet daarop zijn visie geeft.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik dank mevrouw Schouten voor deze beantwoording. Het wordt mij wel iets duidelijker, maar ik heb het nog niet helemaal scherp. Over fraude en dergelijke – dat was het eerste punt – heeft iedereen vandaag iets gezegd. Ten aanzien van het tweede en derde punt kunnen wij een wetsvoorstel tegemoetzien over maximering van de variabele beloning voor de financiële sector. Die wordt wettelijk gemaximeerd op 20%. Dat is onderdeel van de morele agenda. Voor de financiële sector is er de bankierseed, waarover wij vaak spreken, en mogelijk tuchtrecht. We hebben maximumbeloningen voor de publieke sector, waarbij eerst tot 130% en daarna tot 100% wordt gegaan. Ik ben dus een beetje zoekende naar wat boven op al die elementen, die ik volledig ondersteun, wordt gevraagd. Er is een grote paragraaf over de financiële sector in het regeerakkoord. Er wordt gestreefd naar een sobere en dienstbare publieke sector. Wat vraagt mevrouw Schouten daarbovenop van het kabinet? Ik ga erg mee in haar gedachtelijn, maar ik heb nog steeds niet helemaal voor ogen wat zij nu precies vraagt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het is wel bijzonder dat juist de PvdA-fractie vraagt naar meer concretisering op dit punt, terwijl zij zelf tijdens het kabinet-Balkenende IV met ons gepleit heeft voor een uiteenzetting van de morele agenda. Ook daarbij was niet helemaal tot op de punt en de komma uitgeschreven wat daar precies onder viel, omdat het een doorgaand publiek debat moet zijn. Dat is voor ons ook van belang. Wij kunnen van tevoren wel zeggen wat we exact gaan doen. We merken echter dat er onvrede is in de samenleving. Dat tast ook het vertrouwen in ons en in de instituties aan. Dat vereist een doorlopende discussie over de vraag: wat zit voor een deel in wet- en regelgeving en wat zit voor een deel in het handelen van de organisaties zelf? Wij vragen of het kabinet in ieder geval wil bekijken wat de plannen of ideeën daarvoor kunnen zijn en wat er nog meer nodig is, naast wat nu al gebeurt, want wat er nu ligt, is kennelijk nog niet voldoende om dat vertrouwen te herwinnen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de beantwoording van de gestelde vragen. Ik heb nog op één vraag een antwoord tegoed. Die vraag ging over de besteding van de SDE-gelden. Wellicht is het voorbarig, maar aangezien er straks geen derde termijn is waarin ik een motie kan indienen, heb ik op dit punt een motie. Ik zou het namelijk niet goed vinden als de onderbesteding in de SDE-regeling gebruikt zou worden voor de taakstelling. Ik vind dat dit bedrag ten goede zou moeten komen aan duurzame energie. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit de oude subsidieregeling duurzame energie (SDE) 172 miljoen euro minder besteed is dan geraamd;

verzoekt de regering, deze 172 miljoen euro alsnog te besteden aan duurzame energie en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (33605).

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik vond het een goed debat. Het was een mix van vooruitkijken en zeker ook terugkijken naar de wijze waarop in het afgelopen jaar is gepresteerd. Dat is heel goed. We hebben het gehad over de goede bijdrage van de Algemene Rekenkamer, zoals die jaarlijks wordt geleverd. Wat mij vooral is bijgebleven, is het punt dat we de effectiviteit van beleid goed moeten kunnen meten en dat dit begint bij het stellen van concrete, heldere doelen. Men noemt dat "SMART-doelen" en geen "smarties".

Bij de pijler eerlijk delen mis ik deze doelen, de indicatoren. Ik kan niet goed bepalen op welke wijze we straks kunnen zeggen dat dit kabinet eerlijk heeft gedeeld. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het regeerakkoord berust op de pijlers eerlijk delen, de schatkist op orde en duurzame groei;

overwegende dat de Kamer over de stand van zaken met betrekking tot de laatste twee pijlers regelmatig wordt geïnformeerd;

verzoekt de regering, voor de pijler eerlijk delen te komen met indicatoren, zodat de effecten van het beleid op dit terrein meetbaar worden en door de Kamer gecontroleerd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (33605).

De heer Klaver (GroenLinks):

Tot slot. Ik ben erg blij dat we vooruit hebben gekeken en dat we los hebben proberen te komen van de realiteit. Er kan lacherig worden gedaan over de metafoor van het eiland die de fractievoorzitter van de VVD heeft gebruikt. Ik vind het juist goed. Ik vind het ook goed dat hij helder antwoord heeft gegeven op de vragen die ik heb gesteld, bijvoorbeeld over de hypotheekrenteaftrek. Ik tel mijn zegeningen als het gaat om de beantwoording van de VVD-fractie maar ook als het gaat om de beantwoording van het kabinet. Daarin heb ik namelijk geproefd dat er ruimte is om te bekijken hoe we ons belastingsysteem goed en zorgvuldig inrichten. Wat is de rol van vergroening daarin? Zouden we er niet voor kunnen zorgen dat werk en inkomen wat minder worden belast en dat vervuiling meer wordt belast? Als dit wordt gedaan en er minder belasting is op werk en op inkomen, bestaat er de mogelijkheid om het belastingstelsel simpeler te maken en om dus ook te kijken naar een andere invulling, wellicht het verdwijnen, van de hypotheekrenteaftrek.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. Namens 50PLUS dank ik de ministers voor hun reactie op de vragen en opmerkingen in eerste termijn. Wij zijn er vooral zeer tevreden over dat de ministers hebben gezegd dat zij zich de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over het in de toekomst transparant maken van en effectief communiceren over het beleid ter harte zullen nemen.

De minister heeft opgemerkt dat de staatsgaranties moeten worden afgebouwd. Het lijkt mij wel verstandig om in de gaten te houden dat het hierbij om twee soorten staatsgaranties gaat: om staatsgaranties bij nood of opvang, om het zo maar eens uit te drukken, en om staatsgaranties die worden afgegeven ter stimulering van een en ander. Bij het laatste denk ik onder andere aan borgstellingskredieten voor het bedrijfsleven, waardoor bijvoorbeeld een bedrijfsopvolging goed kan worden gerealiseerd. Die zouden wij absoluut niet willen beperken, want die zijn heel belangrijk om juist oudere ondernemers de mogelijkheid te geven hun bedrijf aan jongeren over te dragen.

Ik ga in op de discussie over decentralisatie. Wellicht was het een misverstand, maar er werd gezegd dat decentralisatie naar gemeenten beleidsmatige vrijheid betekent. Dat is niet zo. Dat geldt wel voor een decentralisatie van middelen naar het Gemeentefonds, maar hier gaat het heel specifiek over de decentralisatie van taken. Die taken willen wij uitgevoerd hebben: taken op het gebied van zorg, van jeugd en de Participatiewet. Die taken moet de gemeente ook inderdaad gaan uitvoeren. Natuurlijk moeten wij daarbij wel een vinger aan de pols houden om te zien of het inderdaad gebeurt. De vragen die hierover door D66 zijn gesteld, ondersteunen wij dan ook graag. Je moet dat immers kunnen uitwerken en dat willen wij ook graag uitgewerkt hebben in de discussies met de vakministers. Daar hebben deze ministers al naar verwezen.

Bij de bezuinigingen heeft de minister gewezen op de "een derde/twee derde"-norm, die ik niet kende. Eerlijk gezegd, zijn we gauw gaan zoeken. Er is een pakket van 46 miljard over de afgelopen drie periodes: Rutte/Verhagen, het Lenteakkoord en Rutte/Asscher. Daar zou de "een derde/twee derde"-norm in zitten. Voor ons was het, zeker wat het Lenteakkoord betreft, heel helder: die norm ging volkomen de verkeerde kant uit. Het was veel meer een lastenverzwaring dan het daadwerkelijk verminderen van uitgaven. Graag verzoek ik de minister van Financiën om een overzichtje te geven waaruit blijkt hoe die 46 miljard zijn uitgesplitst in enerzijds lastenverzwaringen en anderzijds verminderingen in de uitgaven.

In een eerder debat – wij hebben het stenogram erop nagekeken – hebben wij tegen de minister expliciet gezegd dat, als er nog extra dingen nodig zijn buiten de 46 miljard, het absoluut niet nodig is om over te gaan tot lastenverzwaringen. Dan moet goed worden gekeken naar de overheidsuitgaven. Daarop heeft de minister nu een klip-en-klaar antwoord gegeven: nee, wij gaan geen lastenverzwaringen meer doorvoeren. Daar wil ik de minister graag aan herinneren. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat lastenverzwaringen in hun huidige omvang de koopkracht en het consumentenvertrouwen bij grote groepen in de samenleving ondermijnen en daarmee het economisch herstel bemoeilijken;

roept de regering op om bij eventuele, toekomstige, aanvullende maatregelen ter beheersing van de overheidsuitgaven en terugdringing van het overheidstekort, af te zien van lastenverzwaringen voor bedrijfsleven en burgers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (33605).

De heer Merkies (SP):

Dan is mijn vraag aan de heer Klein toch: op welke manier dan wel? Hij zegt dat een terugdringing niet gerealiseerd mag worden door lastenverlaging. Begrijp ik goed dat deze dan door middel van bezuinigingen moet worden gerealiseerd?

De heer Klein (50PLUS):

Exact.

De voorzitter:

Daarmee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Als het spreekgestoelte iets omhoog kan, kan de premier direct beginnen met de beantwoording en zijn reactie op de ingediende moties.

Minister Rutte:

Mevrouw de voorzitter. Een paar zaken voordat ik bij de moties kom. Wat betreft de opmerking van de heer Merkies over de mix houd ik vast aan het antwoord dat ik in eerste termijn heb gegeven, dat de hypotheekrenteaftrek een factor is in die mix, maar niet de doorslaggevende. Ik weet dat wij daarover van mening verschillen.

De vraag uit de hoek van de Partij van de Arbeid over ICT zullen wij meenemen in het risico-overzicht bij de MEV en het jaarverslag. Op die manier zullen wij daar recht aan doen.

De heer Van Hijum noemde de verschillende voorstellen die door het CDA zijn gedaan over de woningmarkt. Die heb ik zeker niet afgeserveerd en die zullen wat ons betreft onderdeel blijven van de discussie. Ik wijs erop dat wij nu een pakket hebben gemaakt met verschillende partijen. Met geven en nemen zijn wij gekomen tot een woonakkoord, en daar zitten die voorstellen niet in. Daar maakte ik een politieke opmerking over, maar mijn bedoeling was geenszins om te zeggen dat de voorstellen van het CDA geen onderdeel zouden zijn van het denken.

Mevrouw Van Veldhoven heeft een vraag gesteld over de Algemene Rekenkamer en het informatieprotocol bij decentralisaties. De minister van Binnenlandse Zaken zal hier binnen enkele weken in een brief op ingaan. Hij zal blij zijn met deze toezegging.

De heer Merkies zei iets over het consumentenvertrouwen. Het beeld is langzamerhand dat Nederland onderaan bungelt, maar dat is gelukkig niet waar. Ja, het is behoorlijk gedaald. Ja, dat is zorgelijk. Maar wij bevinden ons op dit moment rond het gemiddelde van het eurogebied. In Duitsland, Finland en Oostenrijk is het consumentenvertrouwen hoger. In Frankrijk, Italië, Spanje, Griekenland en tal van Midden- en Oost-Europese landen is het consumentenvertrouwen heel veel lager of veel lager. Nederland staat op dit moment op -21,2. Een land als Frankrijk staat op bijna -30, net als Spanje. België staat weer iets beter dan wij, namelijk op -20. Er zijn dus wel degelijk verschillen.

De heer Merkies (SP):

Heeft de premier het nu over de CBS-cijfers?

Minister Rutte:

Ja, in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Planbureau staat een kader met een figuur waaruit blijkt dat het consumentenvertrouwen in Nederland vrij snel is gedaald ten opzichte van 2008. Dat is een correct gegeven, maar ik heb mij gebaseerd op het cijfer dat de Europese Commissie heeft gemeten in april van dit jaar.

De heer Merkies (SP):

Dan raad ik de premier aan om ook eens naar de CBS-cijfers te kijken, want daar staan wij echt niet bij het gemiddelde, maar daar bungelen wij met een paar landen onderaan.

Minister Rutte:

Dat is de ellende met statistieken; je vindt er altijd een die je gelijk geeft.

Voorzitter. Dan kom ik bij de verschillende moties. De motie-Van Dijck op stuk nr. 3 heeft geen dekking, dus die moet ik om die reden ontraden. Dat geldt ook voor de motie-Van Dijck op stuk nr. 4. De motie-Van Dijck op stuk nr. 5 is strijdig met Europese verdragen, dus die moet ik om die reden ontraden.

Wat de motie-Merkies/Van Hijum op stuk nr. 6 vraagt, willen wij niet doen, dus ik moet die motie per saldo ontraden, maar ik wil dat wel toelichten. Wij blijven ons inzetten voor een verplichte nationale verklaring, maar dat is geen panacee. De verantwoording over programmagelden van het ESF en het ESM is veel beter en scherper via de trojka dan via een nationale verklaring. Op het ESM zit ook een auditcomittee. Nederland zet zich ervoor in dat dit comité ook gaat toezien op de EFSF-middelen, dus er wordt alles aan gedaan. Wij denken dat dit de beste route is om deze problemen aan te pakken.

De motie-Van Hijum op stuk nr. 7 is ondersteuning van beleid, dus die kan ik van harte aanbevelen. De motie van de leden Van Hijum, Van Veldhoven en Schouten op stuk nr. 8 is wat ons betreft ook akkoord. Ik moet er wel bij zeggen dat wij wat in de tweede overweging staat over de effecten op de dienstverlening, niet kunnen doen, dus ik heb een probleem met de tweede considerans, maar ik kan de motie per saldo aanraden, omdat het dictum verder prima is.

Ik stel voor om de motie op stuk nr. 9 van mevrouw Schouten aan te houden, en ik zal uitleggen waarom. We zijn binnen het kabinet heel druk bezig met dit onderwerp. Het gaat hierbij om de vraag hoe je publieke belangen kunt borgen in (semi-)publieke organisaties. Er is een ministeriële commissie aangesteld en we hebben oud-GroenLinksleider Halsema gevraagd om ons op een aantal onderdelen van dit onderwerp nader te adviseren. Daar zitten we middenin. Als ik de motie lees en zeker de tweede en derde gedachtestreep en ik betrek daarbij de discussie die we er zojuist over hadden tijdens de interrupties, dan concludeer ik dat we waarschijnlijk met dezelfde dingen bezig zijn. Ik weet het echter niet zeker. Mijn vraag is dus of mevrouw Schouten de motie wil aanhouden. Wij zullen vervolgens rapporteren zodra er meer te melden is over onze werkzaamheden in de commissie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik ben bereid de motie aan te houden, maar dan zou ik graag concreter willen horen wanneer we daar inzicht in kunnen krijgen.

Minister Rutte:

Daar was ik al bang voor en die informatie heb ik nu niet paraat. Dat zeg ik u eerlijk. Gaat het om weken of maanden? Ik zie dat mijn ambtenaren aangeven dat het om maanden gaat. Ik moet er echt even naar kijken, maar ik kan zonder meer zeggen dat de Kamer voor Prinsjesdag nader wordt geïnformeerd.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Even voor mijn scherpte: voor Prinsjesdag kan....

Minister Rutte:

Van dit jaar.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Van dit jaar, dat is heel goed. Dus voor Prinsjesdag kan de minister-president aangeven hoe hij met dit thema aan de slag gaat?

Minister Rutte:

Ja, precies. We zijn er volop mee bezig. We hebben inmiddels vier of vijf vergaderingen gehad die heel diep en fundamenteel ingaan op diverse vraagstukken. Hoe is het mogelijk dat mensen die met de beste bedoelingen baas van een grote school of een groot ziekenhuis zijn geworden, zo in de war raken van bekostigingsmodellen dat ze heel rare dingen gaan doen die niet meer de patiënt of leerling centraal stellen, maar de begroting van de instelling of het ego van de bestuurder? Dit soort vraagstukken bespreken we nu met elkaar. Er wordt nagedacht over de vraag wat je moet doen vanuit de borging van publieke belangen om te voorkomen dat zich dit voordoet in de publieke sector. Dat zit volgens mij heel dichtbij wat mevrouw Schouten bij het interruptiedebat besprak.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dan ben ik wel bereid om de motie aan te houden en zullen we ongetwijfeld op Prinsjesdag erop terugkomen.

Minister Rutte:

Heel graag. Dan beschouwen we de motie als een extra aansporing om hiermee door te gaan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Schouten stel ik voor, haar motie (33605, nr. 9) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rutte:

De motie op stuk nr. 10 moet ik ontraden. Een deel van de middelen voor duurzame energie is inderdaad niet besteed door vertraging en uitval van projecten. De vrijgevallen middelen zijn deels toegevoegd aan de middelen voor duurzame energie in 2013, maar, zeg ik er eerlijk bij, hebben ook deels een andere bestemming gekregen. Dat geld is dus niet meer beschikbaar. De motie is dus ongedekt en daarom ontraad ik haar.

De heer Klaver (GroenLinks):

De minister van Financiën was in zijn termijn zeer helder en zei het volgende. Als er een taakstelling bij een departement ligt, is het niet de bedoeling dat geld wordt gebruikt dat eigenlijk voor beleidsdoeleinden bestemd is. Ik snap dat de motie wordt ontraden als er geen dekking voor is, maar ik ben erg benieuwd waar het geld uiteindelijk naartoe is gegaan.

Minister Rutte:

Ongeveer 20% van het budget van 2012 is niet besteed, wat neerkomt op een bedrag van 186 miljoen. Hiervan is 136 miljoen in het kader van de begrotingsuitvoering 2012 afgeboekt met substitaire begroting en heeft een andere bestemming gekregen binnen de EZ-begroting. 56,8 miljoen is bij de Voorjaarsnota 2012 ingezet voor EZ-brede problematiek, zoals BMKB en het tekort dienstregelingen. Van de overige vrijval van 79,2 miljoen in 2012 is bij de ontwerpbegroting van 2013 het grootste deel, namelijk 70,5 miljoen, door een kasschuif doorgeschoven naar latere jaren en onder meer ingezet ter gedeeltelijke dekking van de eerste jaren van de taakstelling uit het Begrotingsakkoord 2012. Dit komt op 53 miljoen per jaar. Dit was geen taakstellingspecifieke operatie. Ook is een deel van de vrijval van de MEP/SDE 2012, namelijk 8,5 miljoen ingezet voor EZ-problematiek op diverse artikelen. U bent verbaasd dat ik dat allemaal paraat heb, dat ben ik zelf ook.

De motie op stuk nr. 11 van de heer Klaver gaat over de vraag hoe je kunt meten wat de effecten zijn op de derde pijler van het kabinetsbeleid. Ik zou de heer Klaver willen vragen om de motie aan te houden tot de behandeling van dit aspect bij Sociale Zaken. Dit kan zijn naar aanleiding van de rapportages of naar aanleiding van de begroting. De reden hiervoor is dat ik de motie op dit moment zou moeten ontraden omdat de minister van Sociale Zaken en het Centraal Planbureau periodiek rapporteren en zeer uitgebreid ingaan op inkomensverdeling en inkomenseffecten. De minister van Sociale Zaken zal op verzoek van de Tweede Kamer uitgebreider rapporteren over de inkomensverdeling in de Prinsjesdagstukken en het CBS werkt aan een monitor om stapelingsmaatregelen in kaart te brengen. Al deze dingen gebeuren dus al. Daarmee is de motie zoals die er nu ligt naar mijn gevoel overbodig. Als ik vandaag zeg dat ik de motie ontraad, zal dat misschien het heel negatieve effect hebben dat de motie niet wordt aangenomen. Dat is uiteraard afhankelijk van wat de partijen in de Kamer doen. Ik kan me voorstellen dat de heer Klaver in plaats daarvan de motie aanhoudt en betrekt bij de discussies over sociale zaken. Hij kan dan bezien of er naar zijn gevoel genoeg gebeurt of dat hij de bewindslieden tijdens dat debat moet triggeren om meer te doen. Dan kan er ook meer scherpte komen in de beantwoording van zijn precieze vraag.

De heer Klaver (GroenLinks):

In de motie wordt niet gevraagd om een nieuwe monitor, maar wordt de regering verzocht om aan te geven wat de indicatoren en de doelstellingen zijn die zij wil hanteren om uiteindelijk te kunnen meten – wie dat dan ook doet – of het beleid succesvol is geweest. In het interruptiedebatje met de PvdA ging het onder andere over inkomen. Het ging echter ook over het tegengaan van armoede en over kansen op de arbeidsmarkt of in het onderwijs. Wij willen inzicht in dat soort doelen van het kabinet, zodat we in staat zijn om het te meten. Het gaat dus echt om het stellen van die doelen. Volgens mij kan de minister-president dat wel degelijk toezeggen.

Minister Rutte:

Het spijt me, maar ik blijf echt bij het vorige antwoord. Ik vraag de heer Klaver echt om dat aspect verder aan de orde te stellen bij de behandeling van Sociale Zaken. Hij kan dan ook bezien hoe een en ander tegemoet komt aan zijn wensen op dat punt. Mijn verzoek aan hem is dus om de motie aan te houden. Zo niet, dan moet ik de motie ontraden.

Ik kom te spreken over de motie op stuk nr. 10 van de heer Klein. Was het maar waar! We zouden het dolgraag willen. Ik denk dat dit voor iedereen in deze Kamer geldt. Maar het kan simpelweg niet. Ik moet de motie derhalve ontraden.

Ik sluit me ten slotte zeer aan bij de woorden van de heer Klaver over dit debat. Het is ook precies het gevoel dat de heer Dijsselbloem en ik hebben. We hebben over veel onderwerpen gesproken. Als ik het vergelijk met eerdere debatten die ik als fractievoorzitter dan wel vanuit het kabinet heb meegemaakt over verantwoording, dan gaat dit debat volgens mij over wat wij wilden met gehaktdag. In ieder geval vanuit mijn perspectief daarvoor heel veel dank!

De voorzitter:

Ik constateer dat de minister van Financiën niets meer te zeggen heeft.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik sluit de vergadering. Oh nee, ik heropen de vergadering nog even om te melden dat er aanstaande dinsdag wordt gestemd over de moties. Ik sluit nogmaals de vergadering.

Sluiting 18.58 uur.

Naar boven