3 Postwet

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de artikelen 8 en 89 van de Postwet 2009 ( 32722 ).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de collega's van harte welkom.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Wij praten bij de Postwet over een onderwerp waarover wij vele debatten gevoerd hebben in de Tweede Kamer, meestal in een van de commissiezalen en een enkele keer in de plenaire zaal. Het is goed dat wij vandaag praten over het voornemen om meer sociaal aanvaardbare arbeidsvoorwaarden te realiseren in de postmarkt. Daar is het de Kamer immers steeds om te doen geweest. Wij hebben ons meerdere malen uitgesproken voor meer arbeidsovereenkomsten in de postbezorging en de cao die daarop van toepassing moet zijn. Dit in plaats van de vele zzp-constructies, de OVO's en de arbeidvoorwaarden, die voor werknemers in de postsector vaak onder het minimumloon liggen. De situatie is in deze sector de afgelopen jaren vaak bedroevend geweest. Het is dan ook goed dat wij dit gaan repareren in de transferfase, zoals het kabinet dat noemt.

Ik ben blij dat met de AMvB van maart 2011, ter uitvoering van een motie van de PvdA, de SP en GroenLinks, in de wet is vastgelegd dat per 2014 elk postvervoersbedrijf met minstens 80% van zijn postbezorgers een arbeidsovereenkomst dient te hebben. Dat is in lijn met de aanbevelingen van het rapport-Vreeman; een goede zaak dus. Wij zijn ook blij dat uiteindelijk niet wordt vastgelegd dat deze regel slechts blijft gelden tot 1 januari 2017. Het zou immers onzin zijn om te zeggen dat het daarna niet meer nodig is. Wij steunen deze wijzigingen van de Postwet dan ook.

Wij hebben vandaag echter nog drie zorgpunten die wij graag met het kabinet willen bespreken en waarvan wij graag willen horen hoe de staatssecretaris, en wellicht straks ook zijn opvolger, hiermee omgaat. Ik noem eerst het verplichte percentage "niet bij cao". Van de staatssecretaris hebben wij begrepen dat hij op een bepaald aantal postvervoerbedrijven die niet zijn aangesloten bij een cao, de 80% niet van toepassing wil verklaren. Daarover is een aantal bepalingen opgenomen over het percentage postbezorgers dat bij een postvervoerbedrijf arbeid verricht. Wij willen graag weten om welke bedrijven het gaat: welke bedrijven worden uitgezonderd? Staan in hun cao's dezelfde ingroeipercentages als in de AMvB of zijn deze lager? Stel dat de in de cao afgesproken ingroei lager ligt, kiest de regering er dan voor om op die manier de eerdergenoemde motie van de PvdA, de SP en GroenLinks te ontwijken? Hiermee krijgen de sociale partners hun rol niet. Ik hoor graag een toelichting op deze keuze, want ik begrijp die niet helemaal.

Een tweede belangrijk punt gaat over het ontwijken via kleine onderaannemers. Ik denk dat wij afgelopen zaterdag allemaal de Volkskrant gelezen hebben waarin de praktijken geschetst worden. Eerder kaartte ZEMBLA dit aan in een uitzending van begin dit jaar. Er is grote zorg dat bijvoorbeeld PostNL zich op deze wijze afmaakt van zijn werkgeversverplichting door kleine zzp'ers in te schakelen en die onder te betalen. Wat gaat de regering hieraan doen? Op deze manier heeft het weinig zin om afspraken te maken over die 80%.

Een derde punt van zorg is de overeenkomst van de Belastingdienst met Sandd. Wij hebben voor het reces al aan de staatssecretaris gevraagd of het klopt dat de Belastingdienst na de recente aanbesteding van de blauwe envelop dergelijk lage tarieven per poststuk aan Sandd gaat betalen. In de reactie zegt de regering niet openbaar te willen maken hoeveel de Belastingdienst per poststuk gaat betalen. Uit het gunningsbesluit blijkt echter dat Sandd – ik maak het nu even technisch – 457,5 punten verkreeg in de offertebeoordeling. Dat komt overeen met een tarief tussen € 0,14 en € 0,15 voor poststukken van 30 gram en tussen € 0,123 en € 0,132 voor poststukken van 12 gram. Dat is duidelijk ver onder de afgesproken € 0,18 tot € 0,24. Wij zijn daar buitengewoon van geschrokken, want het gaat om flinke percentages. Wij willen graag vandaag van de staatssecretaris weten waarom de Belastingdienst onder de tarieven gaat zitten en hoe het kabinet dit kan verantwoorden. Het lijkt ons namelijk kabinetsbeleid.

Met deze drie zorgpunten gaan wij akkoord met de wijziging. Wij zijn blij dat er op een aantal punten verbetering komt, maar het mag helder zijn dat de drie zorgpunten belangrijk zijn.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. De afgelopen jaren lees ik steeds dezelfde kop als ik googel op "postzegelprijs". Er staat dan "postzegel weer duurder". Al zo'n zes jaar hoor ik hier verschillende partijen steeds weer zeggen dat we de markt moeten liberaliseren omdat dit goed voor de consument is. Vooral het CDA heeft daarvoor de afgelopen jaren nogal vaak aandacht gevraagd. Ik wil dan ook heel graag van de staatssecretaris weten hoe hij aankijkt tegen de mislukte privatisering/liberalisering, die er niet voor heeft gezorgd dat consumenten een lagere postzegelprijs zijn gaan betalen. Misschien mag ik daarbij ook onder de aandacht brengen dat vooral mevrouw Van Vroonhoven-Kok daar tot ruim twee jaar geleden steeds over sprak. In een van de debatten zei zij: "Ik zou heel graag aan de consument uitleggen dat hij dit merkt aan de postzegelprijs. Die moet echt omlaag." Ook al vertelt de top van PostNL ons keer op keer dat het allemaal komt door de krimpende markt, diezelfde top deinst er niet voor terug om zichzelf begin dit jaar een paar ton extra loon te geven. Overigens is de trieste werkelijkheid in ons land, Nederland anno 2012, wel dat als een postbode het waagt om daartegen te protesteren, zoals afgelopen maart gebeurde, hij daarop klakkeloos in de cel wordt gesmeten in opdracht van burgemeester Van Aartsen.

Ik citeer uit een e-mail. "Kortgeleden heb ik een sollicitatiegesprek gehad voor drie functies op het sorteercentrum. Gisteren viel de brief met de uitslag op de mat: helaas bent u niet aangenomen; probeert u het volgende keer nog een keer. Nu gaat de zaak verder lopen met advocaten en UWV. Het is afwachten hoe het gaat lopen. Verder zal ik nog enkele weken energie erin steken om nog zaken te regelen. Daarna gaat het PostNL-verhaal de kast in en ga ik de stekker eruit trekken. In november heb ik 25 dienstjaren en mag ik een feestje houden. Maar zoals het er nu uit ziet, heb ik daar geen behoefte aan. De jubileumspeld stuur ik retour naar Den Haag." Tot zover de waardering van een groot aantal mensen die werkzaam zijn in de postmarkt, door het beleid dat wij hier in Den Haag met zijn allen hebben vastgesteld.

De staatssecretaris verdient vandaag een aantal complimenten. In de nota van wijziging wordt veel geregeld waar in de motie van SP, PvdA en GroenLinks om werd gevraagd. Er wordt geregeld dat alle medewerkers die geadresseerde post op afzonderlijke adressen afleveren onder de definitie van "postbezorger" vallen. Ook een medewerker die naast de bezorging andere werkzaamheden verricht, bijvoorbeeld sorteerwerkzaamheden, valt onder de definitie van "postbezorger". Zo heb ik het toch goed begrepen?

Ik heb ook een paar zorgpunten. Artikel 21 van de wet regelt in het voorstel dat een verlener van de universele postdienst een gedeelte daarvan door anderen mag laten uitvoeren. Het kan hierbij onder andere gaan om uitvoering van een gedeelte van de universele postdienst door andere onderdelen van een concern waarvan een universele dienstverlener onderdeel is. Voorbeelden hiervan zijn het legen van brievenbussen of het in stand houden van dienstverleningspunten. Hebben de werknemers die een uitbesteed onderdeel uitvoeren dezelfde arbeidsvoorwaarden als het personeel van het bedrijf dat de universele postdienst uitvoert?

Ik maak mij grote zorgen over de bagatelregeling. Het lijkt er toch sterk op dat het met deze aanpak vooral makkelijk moet blijven voor nieuwe spelers om tot de markt toe te treden. Dat is in mijn ogen een verkeerde redenering. Het is precies de redenering die de oorzaak is van het drama waar we getuige van zijn: de vele postbodes en bezorgers die hun baan kwijtraken omdat er anderen zijn die hun werk mogen overnemen tegen veel minder goede voorwaarden. Zo mag het in ons land niet gaan, zeg ik ook deze staatssecretaris nog maar eens. We zeggen bij andere sectoren toch ook niet dat je, zolang je maar klein genoeg bent, allerlei regels mag omzeilen die met de bescherming van werknemers te maken hebben. Graag een duidelijke reactie van de staatssecretaris.

Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de punten die mevrouw Hamer heeft gemaakt over het onder de prijs aanbesteden door onze eigen Belastingdienst.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Mijn collega's Hamer en Gesthuizen zeiden al dat we het de afgelopen twee jaar vaak hebben gehad over de postmarkt. Er zijn weinig onderwerpen waarover zo vaak en zo emotioneel is gedebatteerd. Er was sprake van een vervelende combinatie van concurrentie op arbeidsvoorwaarden en een teruglopend postvolume als gevolg van elektronische post.

Als je de afgelopen twee jaar in een notendop samenvat, kun je zeggen dat er sprake was van een onomkeerbare maatschappelijke dynamiek van digitalisering en te hevig concurrentiegedrag van een paar bedrijven. Dit leidde tot sociale pijn met een duidelijk gezicht, namelijk de postbodes die uitgeknepen en ontslagen werden.

De Kamer heeft de afgelopen twee jaar allerlei acties ondernomen om het tij te keren. Daarom waren er ook zo veel debatten. Zo is eind 2010 op initiatief van de Kamer een verkenner ingesteld, de heer Vreeman. Hij heeft ervoor gezorgd dat er een akkoord kwam over een nieuwe en beter werkbare Algemene Maatregel van Bestuur. Daarin werd vastgelegd dat de nieuwe postbedrijven de tijd kregen om te groeien naar een volwaardig postbedrijf met arbeidscontracten.

Er werd veel ketelmuziek gemaakt en er is veel geklaagd in de Kamer, maar we hebben wel stappen vooruit gezet. Deze hebben enige rust gebracht. De postmarkt staat echter nog steeds onder druk. De volumes lopen nog steeds terug en het is vreselijk lastig voor de laatste twee spelers om overeind te blijven.

Natuurlijk heeft de digitalisering van de post ook kansen opgeleverd. Aan de ene kant versturen mensen meer e-mails in plaats van brieven. Er is dus minder papieren post en daardoor ook minder werk. Aan de andere kant shopt een groeiend aantal mensen online. Er zijn dus meer pakketjes en daardoor is er meer werk voor pakketbezorgers. Ik sluit me echter aan bij wat mevrouw Hamer eerder zei. Ook in de groeimarkt zie je dat bezorgers de kwetsbare schakel zijn in de keten tussen consument en grootbedrijf. Ik zal er niet dieper op ingaan, want dit is misschien niet het onderwerp van vandaag, maar het patroon is herkenbaar en vergelijkbaar met datgene waar we het vandaag wel over hebben. Als sociaal-liberale partij volgt D66 deze ontwikkeling met argusogen. Wij willen zorgen voor de juiste balans tussen enerzijds de liberale markteconomie met concurrentie en anderzijds een sociale arbeidspositie voor post- en pakketbezorgers.

Om een goede markt met concurrentie te krijgen, is het belangrijk dat de OPTA de markt goed in de gaten houdt. Dit wetsvoorstel, inclusief alle nota's van wijziging, draagt in de ogen van mijn fractie daaraan bij. Met het wetsvoorstel wordt de positie van werknemers via een wettelijke verankering van de Algemene Maatregel van Bestuur versterkt. Bovendien krijgt de OPTA, de toezichthouder, extra bevoegdheden, onder andere voor het aanvragen van gegevens bij de uitvoerder van de universele postdienst. Op dit moment is dat PostNL. Daarnaast krijgt de OPTA de bevoegdheid tot kostentoerekening en het terugbrengen van kruisfinanciering bij de uitvoerder van de universele postdienst. Bovendien wordt de mogelijkheid om een dwangsom op te leggen, vergroot.

Het is bekend dat D66 voorstander is van de wettelijke verankering van de Algemene Maatregel van Bestuur. Dat hebben wij eerder in vele debatten naar voren gebracht. Ik heb nog wel een enigszins technische vraag, die in onze ogen voor de praktijk relevant is. Het aflopen van de wettelijke verankering van de Algemene Maatregel van Bestuur per 2017 is op verzoek van de Kamer uit het wetsvoorstel gehaald, via een nota van wijziging. De staatssecretaris heeft als oplossing bedacht dat de beëindiging per Koninklijk Besluit wordt geregeld en dat dit aan de Kamer wordt voorgelegd. Dat is artikel 89 waarover we vandaag praten. Het lijkt een logische oplossing, maar welke mogelijkheden heeft de Kamer om een dergelijk besluit tijdens de voorhangprocedure tegen te houden? Formeel hoeft de staatssecretaris een motie waarmee de Kamer dit probeert tegen te houden, immers niet uit te voeren. Volstaat een motie of moeten we de voorhang nu in deze wet verzwaren, zodat de Kamer expliciet toestemming moet geven om de wettelijke verankering van de AMvB op te heffen?

Dan de extra OPTA-taken. De artikelen die op dat punt zijn toegevoegd lijken ons verstandig. De uitvoerder van de universele postdienst moet dit netjes doen en moet het ook doen zonder er concurrentievoordelen uit te halen met als gevolg dat concurrenten, waar er al zo weinig van zijn, uit de markt worden gewerkt. Dan krijgen we immers weer de monopolist en dat ziet D66 niet als een verbetering. De prijzen gaan dan omhoog en de dienstverlening verslechtert. Sla er de economieboekjes maar op na.

In vorige debatten heb ik al aangegeven dat extra toezichtsmaatregelen zoals nu in deze wet worden opgenomen, wel eens onvoldoende zouden kunnen zijn. Mijn fractie pleit er daarom al enige tijd voor om zogenaamde aanmerkelijkemarktmachtinstrumenten toe te voegen aan de gereedschapskist van de OPTA die binnenkort overigens opgaat in de Autoriteit Consument en Markt. Aanmerkelijkemarktmachtinstrumenten zijn een aanvulling op mededingingstoezicht maar bij mededingingstoezicht is er een overtreding nodig. Bij aanmerkelijkemarktmachttoezicht kan de toezichthouder al ingrijpen als het nog niet zo ver is, als het vijf voor twaalf is. Dat kan bijvoorbeeld door ex-antetarieventoezicht in te stellen, dus door vooraf toe te zien op de tarieven die in de sector of door een bedrijf worden gehanteerd. Zo'n instrument lijkt ons uitermate geschikt voor de postmarkt net als bijvoorbeeld in de telecommarkt. De staatssecretaris stond hier in de afgelopen debatten niet negatief tegenover, maar hij vroeg de Kamer om meer tijd. Inmiddels zou je zeggen dat alle voorbereidende onderzoeken wel zijn afgerond. De Raad van State heeft rond 12 september zijn advies afgerond. Dus wanneer kunnen we het wetsvoorstel verwachten?

De staatssecretaris zal zich ook een ander verzoek van de D66-fractie kunnen herinneren dat volgens mij ook door de VVD-fractie is gedaan en dat betreft de vijfdaagse postweek. Kan de staatssecretaris de Kamer bijpraten over de voortgang van de onderzoeken die op dat punt zijn ingezet of zijn toegezegd en die moeten analyseren wat het effect van zo'n vijfdaagse postweek zou zijn? Kan hij ook een inschatting geven van wanneer een dergelijk wetsvoorstel naar de Kamer gezonden zal worden? De staatssecretaris heeft niet geheel onterecht steeds gezegd: er is zo veel dynamiek, we zijn nog zo aan het werk, dus ga nu niet te snel. Daar hebben we als fractie toen ook genoegen mee genomen, maar we zijn nu weer een stap verder en dus moeten we ook weer vooruitdenken.

In eerdere debatten heb ik al aangegeven dat de postmarkt eigenlijk zit te wachten op een combinatie van de twee zaken die ik net noemde, een vijfdaagse postweek en ex-antetarieventoezicht. Kan de staatssecretaris toezeggen dat een gecombineerd wetsvoorstel de Kamer spoedig zal bereiken? Of voelt hij zich als demissionair bewindspersoon prettiger, comfortabeler als de Kamer dit per motie verzoekt? In dat geval dien ik namelijk een dergelijke motie met alle plezier in.

De postmarkt heeft de afgelopen jaren de aandacht van D66 gehad en zal die ook houden. Wij zullen als inzet steeds hebben dat de aandacht enerzijds gericht is op gezonde concurrentie en anderzijds op fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden voor postbodes.

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan de heer Verheijen namens de fractie van de VVD, die zijn eerste speech in deze Tweede Kamer zal houden. Ik neem aan dat iedereen de regel kent dat hij niet geïnterrumpeerd mag worden. Ik wens hem veel succes.

De heer Verheijen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil dit moment meteen gebruiken om via u een woord van dank uit te spreken aan de medewerkers van de Tweede Kamer voor hun warme welkom en heel goede ondersteuning en begeleiding in de eerste dagen. Dat maakt het voor een zoekend nieuw Kamerlid een stuk fijner om hier aan de slag te gaan.

De afgelopen jaren mocht ik mij als bestuurder lokaal, provinciaal bezighouden met het sterker maken van de economie. Met veel passie, inzet en energie heb ik dat geprobeerd te doen. Ook met die opgave ben ik naar Den Haag gekomen. Kunnen we de economie versterken? Kunnen we de concurrentiekracht van Nederland, het verdienvermogen van ons land vergroten? Kunnen we ervoor zorgen dat we kunnen concurreren met andere delen van deze wereld en met andere delen van Europa? Kunnen wij onze economie sterker, innovatiever en krachtiger maken? Alleen zo kunnen we de concurrentie aan. Over die toekomst ben ik optimistisch. Ik ben ervan overtuigd dat de overheid daarvoor in de eerste plaats excellente randvoorwaarden moet creëren. Ik noem ze altijd: lage lasten, brede wegen, slimme mensen. Dat soort randvoorwaarden is essentieel voor het goed functioneren van een economie. Daar hoort echter nog iets bij, en dat is het creëren van goede markten. Het zal niet verbazen dat wij ervan overtuigd zijn dat je dat het beste kunt doen via vrije en open markten, via een vrijemarkteconomie, via markten die vraag en aanbod bij elkaar brengen, waarop de consument leidend is en dwingt tot innovatie en nieuwe prikkels.

Zo kom ik op het debat van vandaag over de Postwet. We zien meteen dat het niet eenvoudig is om markten te creëren en te liberaliseren. Dat is zeker niet eenvoudig bij een markt die onder Franse invloed in handen van de overheid is gekomen en al sinds 1799 in handen van de overheid is. Dat is ook zeker niet het geval bij een postmarkt met sterk dalende volumes, bij een markt die is geliberaliseerd in een periode van economische tegenwind. Dat is verder zeker niet het geval – en dat is een van onze problemen – als de overheid zich ook nog te veel blijft bemoeien met die markt. Dan is het zeker niet makkelijk. Dan is het eigenlijk bijna genoemd te mislukken. Juist liberalisering in een krimpmarkt, zoals bij de postmarkt het geval is, vraagt om innovaties, om ruimte en om open markten. Daar lijkt het mis te gaan. Collega Verhoeven wees er al op: daarover zal het debat in de komende jaren gevoerd moeten blijven worden, nog los van de wijziging die nu voorligt, nog los van de arbeidsverhoudingen.

De VVD heeft in 2007 tegen de Postwet gestemd en daarmee ook tegen de liberalisering van de postmarkt. Dat is niet voor niets. Dat hebben wij niet gedaan omdat wij tegen liberalisering en tegen marktwerking zijn. Allerminst. Dat hebben wij evenmin gedaan omdat wij tegen de liberalisering van de postmarkt zijn, maar als je een markt liberaliseert, dan moet je het meteen goed doen en daar zit naar onze mening meteen het probleem. Bij liberalisering moet naar onze mening aan twee randvoorwaarden worden voldaan. In de eerste plaats moet een goede terreinknecht zorgen voor een open markt en een level playing field. In de tweede plaats moet er een strenge marktmeester zijn die zorgt voor goed toezicht en een goede handhaving. De instrumenten van de OPTA, de NMa, de Belastingdienst en de Arbeidsinspectie moeten op orde zijn om die marktmeester zijn werk te kunnen laten doen. Ik wil niet meteen conclusies trekken over de postmarkt. In de Eerste Kamer worden de liberaliseringen op dit moment immers onderzocht. Wij zijn in ieder geval niet dol enthousiast over deze liberalisering. Ondanks dat deze liberalisering een aantal goede resultaten heeft opgeleverd, denk ik dat wij uit het onderzoek van de Eerste Kamer ook een aantal goede en waardevolle lessen zullen kunnen trekken.

Ik ga in op de voorliggende wijziging van de Postwet en de stevige verankering van de mogelijkheid tot het instellen van een Algemene Maatregel van Bestuur. Een en ander heeft een lange geschiedenis. Natuurlijk heb ik alle stukken doorplozen. Het is een geschiedenis met tal van AO's, debatten en hoorzittingen, maar vooral ook een geschiedenis met tal van emoties. Het is dan ook een sluitstuk van een lang traject dat tegelijkertijd – dat weten we hier ook – zeker niet het einde is van de discussie, die door zal blijven gaan. De wijziging die nu voorligt, is een logisch uitwerking van de wens van een meerderheid van de Kamer door het kabinet. Dat beseffen wij terdege. Gezien het voortraject zal het niet verbazen dat de VVD niet enthousiast is over de wijziging van artikel 8 van de Postwet. En dan zeg ik het mild. Sterker nog, wij zijn tegen de voorgestelde wijziging. De VVD is voorstander van contractvrijheid tussen werkgevers en werknemers. Dat is een van de vaste en waardevolle principes van ons arbeidsovereenkomstenrecht. De stokken achter de deur, de stokken om mee te slaan in de vorm van een AMvB, zouden naar onze mening niet nodig moeten zijn.

Bij de uitwerking plaatsen wij vooral vraagtekens bij het verdwijnen van de horizonbepaling. Ook wij hebben er begrip voor dat het een markt in transitie is, die misschien af en toe een andersoortige overheidsinterventie nodig heeft, maar door het weghalen van de horizonbepaling in de nota van wijziging is de interventie van de overheid eigenlijk oneindig geworden. Daar zijn wij geen voorstander van. Dat is een onwenselijke ontwikkeling en een slechte precedent voor andere markten.

Ik heb hierover drie vragen aan de staatssecretaris. Wat is de reden om de horizonbepaling te schrappen uit deze wet? Is de staatssecretaris van mening dat de AMvB mogelijk langer nodig is dan tot 1 januari 2017, zoals hij aanvankelijk voorstelde? Op welke wijze zullen nut en noodzaak van het artikel in de komende jaren worden gemonitord, om te borgen dat het zodra het overbodig is, wordt geschrapt middels een KB, zoals in de wet is opgenomen? Wij hebben op dit punt een amendement voorbereid en afhankelijk van de antwoorden overwegen wij om dat daadwerkelijk in te dienen.

Veel debatten in de AO's in de afgelopen jaren gingen over de werknemers en de postbezorgers. Ik denk dat hier terecht aandacht voor is, maar iemand die er in de debatten vaak karig van afkwam, is de consument. Dat is niet iemand die hier op de tribune zit, die ons mailt of brieven stuurt, of die vaak van zich laat horen, maar wel iemand die voor de VVD-fractie centraal staat bij de liberalisering. De staatssecretaris zet terecht stevig in op toezicht op de postmarkt. Wij ondersteunen de beleidsvoorstellen in deze wetswijziging. Die markt heeft wel een strenge en rechtvaardige marktmeester nodig en daar komen nu nieuwe instrumenten voor.

Dat ondersteunen wij, maar ik wijs ook op de andere kant van de medaille. Als je zorgt voor goed toezicht, hoort daar een open, goed functionerende markt bij. Goed toezicht en modernisering van de universele postdienst gaan volgens ons hand in hand. Dit is het moment om de UPD te moderniseren, zoals collega Verhoeven ook zei. In de Postwet is niet voor niets opgenomen dat de universele dienst evolueert overeenkomstig de technische, economische en sociale ontwikkeling en de behoeften van gebruikers. De broodnodige innovaties moeten leiden tot een beter functionerende markt, waarop de verlener van de UPD geen verliezen hoeft te lijden en deze ook niet hoeft af te wentelen op andere gebruikers en waar daadwerkelijke vernieuwingen kunnen plaatsvinden.

We zagen deze week dat de aangekondigde stijgingen van de consumententarieven van PostNL meer dan 8% waren. Dat is ver boven de inflatiecijfers, mevrouw Gesthuizen wees er ook op. Als we de universele dienstverlener niet willen laten zitten met verliezen, moeten we komen tot modernisering van de UPD.

Eind vorig jaar stuurde de staatssecretaris ons hierover een moedige brief. Hij kondigde aan in de eerste helft van dit jaar te komen met een wijziging van artikel 16 van de Postwet. Wij zien daar zeer naar uit. De staatssecretaris heeft er terecht op gewezen dat op maandag 2% van het totale postvolume wordt bezorgd. Ik denk dat dit een goed moment is, conform de Europese richtlijnen en normen, om deze dag in Nederland te schrappen en terug te gaan van een zesdaagse naar een vijfdaagse verplichting. Wanneer kunnen wij deze voorstellen tegemoet zien?

Ik vraag ook aandacht voor de modernisering van de postwinkels. Deze moeten conform de wet een volledig assortiment voeren. Volgens mij past dat niet altijd bij de vraag van de consument, terwijl PostNL meer flexibiliteit wil bieden. Is de staatssecretaris voornemens om onbemande postkantoren mee te nemen als element in het verplichte netwerk van postkantoren dat in de wet staat? Voorts kijk ik naar het systeem dat bijvoorbeeld in Denemarken bestaat, waarbij er bij de universele dienstverlener ook voor consumenten twee manieren van bezorging mogelijk zijn: een spoedbezorging de dag erna en de goedkopere mogelijkheid van een niet-spoedbezorging, een driedaagse postbezorging. Zijn dat ook elementen die de staatssecretaris wil meenemen in de modernisering van de UPD?

Ik wacht de antwoorden van de staatssecretaris af.

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Mijnheer Verheijen, ik complimenteer u met uw eerste bijdrage. Ik schors de vergadering even teneinde de aanwezigen in staat te stellen om u te feliciteren. Ik wil dat graag als eerste doen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Door een groot aantal partijen is aangehaald dat we hier vandaag staan voor een debat over een onderwerp met een heel lange historie. Het is ook een historie die heel veel mensen raakt. Deze wetswijziging gaat eigenlijk om de mogelijkheid om fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden op deze postmarkt te creëren. Daar is het CDA helemaal voor. Wij vragen ons wel af hoe het zit met het tijdpad. Door een groot aantal mensen is gerefereerd aan het schrappen van de termijn van 2017. Ik hoop niet dat het de ambitie van deze staatssecretaris of zijn opvolger is dat het dan maar lang daarna moet worden geregeld. Ik reken daar eigenlijk ook niet op. Misschien kan de staatssecretaris daar nog iets over zeggen?

Dan lees ik op de website van ons mooie parlement dat op 30 september 2013 80% van de postbezorgers een arbeidsovereenkomst moet hebben. Hoe staat het daarmee? Hoe ver zijn wij op dit moment?

Hoe wordt het toezicht versterkt? De heer Koppejan heeft namens de CDA-fractie een motie ingediend waarin onder meer wordt ingegaan op de postbezorging en wordt gevraagd of daarnaar onderzoek kan worden gedaan. Verder wordt in de motie gevraagd naar de beloning van de verschillende mensen bij de postbedrijven en of die wel in verhouding staat tot de maatregelen die worden genomen. Het gaat om mensen die onder moeilijke omstandigheden hun werk moeten doen. Er worden forse winsten geboekt en vervolgens gaat de prijs ook nog eens omhoog. Dit is voor mijn fractie onverkoopbaar. Hoe denkt de staatssecretaris over dit soort zaken?

Tot slot wil ik graag de heer Verheijen complimenteren en van harte feliciteren met zijn maidenspeech.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik ga terug naar de tijd, de periode van 2006 tot 2010, waarin ik in deze zaal woordvoerder was over de postmarkt. Ik heb toen zij aan zij met mevrouw Gesthuizen van de SP-fractie geprobeerd de liberalisering tegen te houden. Dat is ons helaas niet gelukt. Wij hebben ons daar altijd met hand en tand tegen verzet. Ik heb tal van moties ingediend, al dan niet samen met mevrouw Gesthuizen en zij heeft ook veel moties ingediend die weer vaak werden gesteund door mijn fractie.

Waarom hebben wij dat gedaan? Wij voorspelden de mislukking al jaren voor de liberalisering. Destijds werd nooit aan de door ons gestelde voorwaarden voldaan. Zo moest er een gelijk speelveld zijn, liefst internationaal. Dit ontbrak. Er was onvoldoende eerlijke concurrentie. Er waren geen duidelijke meetbare en merkbare voordelen voor onze burgers te bespeuren. De liberalisering werd een ramp voor onze vertrouwde, zeer betrouwbare en hardwerkende postbodes en hun gezinnen.

Ik heb al die zaken voorspeld en ik heb gelukkig gehoord dat de staatssecretaris het daarmee voor een groot deel roerend eens is, dat wil zeggen als klopt wat ik daarover in de kranten heb gelezen. In de kranten wordt echter zo veel onzin geschreven, dat je altijd uit de primaire bron moet horen of het waar is. Onze grootste opponent was de heer Elias van de VVD. Hij zei dat er ook voordelen zouden zijn. Zo zou de postzegel goedkoper worden. Ik voorspelde hem jaren geleden, al voor de liberalisering, dat binnen een paar maanden zelfs de prijs van de kerstzegel zou worden verhoogd en dat gebeurde ook. Toch zei de heer Elias dat de prijs van de postzegels lager zou worden. Onlangs is er weer een verhoging aangekondigd en dat kan natuurlijk niet. Het grootste deel van de Kamer heeft hierbij gestaan net als de bewindspersoon, staatssecretaris Heemskerk van de PvdA. Ik zal straks wat citaten voorlezen uit de moties die toen zijn ingediend.

Zelfs de voordelen die de VVD voorspelde, zijn niet waargemaakt. Ik weet nog goed dat de heer Elias heel denigrerend naar mij gebaarde, zoals hij wel vaker doet naar mij en naar de PVV, en honend lachte, maar wij hebben wel gelijk gekregen. Helaas hoor of zie je daar nooit iets van terug in de pers. Dat is jammer, want wij hebben zo vaak gelijk gehad en gekregen in deze plenaire zaal, maar daarover wordt met geen woord gerept in de media. Dat is triest, want de burgers behoren dit wel te weten en zeker de postbodes. Dus voordelen? Mijn neus, mijnheer de voorzitter. Die zijn er niet!

Ik heb samen met mevrouw Gesthuizen van de SP, dat was onze enige partner in dezen, gepleit voor een goed sociaal plan en fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden voor de postbodes. Als second best hebben wij toen voor de motie-Gesthuizen c.s. op stuk nr. 65 (29502) gestemd om het tijdelijk karakter van het wetsvoorstel op te heffen en de verplichting tot dienstbetrekking via een arbeidsovereenkomst in de Postwet op te nemen. Ik heb inmiddels een amendement opgesteld dat beoogt dat het woordje "tijdelijk" wordt vervangen door het woordje "permanent". Wij zullen die stemmingen afwachten, voordat wij een definitief besluit nemen. Ik wil het momenteel daarbij laten. Ik zal iedereen de citaten besparen, want het zijn een stuk of zes, zeven moties.

De voorzitter:

Blijft u nog even staan, want ik zie dat de heer Verheijen een vraag voor u heeft.

De heer Graus (PVV):

Erg jammer dat ik hem niet mocht interrumperen.

De voorzitter:

Een volgende keer kan dat wel.

De heer Verheijen (VVD):

Voorzitter. De heer Graus zegt: voordelen, mijn neus! Zelf heb ik ook al iets gezegd over hoe wij kijken naar de liberalisering van die markt. Ik wil hem het volgende vragen. Hij heeft het over de stijging van de posttarieven voor die 8% consumentenmarkt. Hoe kijkt hij naar de voordelen voor de zakelijke markt? Zijn AutoWeek en mijn Libelle zijn daardoor namelijk wel daadwerkelijk goedkoper geworden. Ziet hij überhaupt geen voordelen in die liberalisering, voor die zakelijke markt van 92%?

De heer Graus (PVV):

Zeker, voor een deel zijn er altijd voordelen, maar de nadelen zijn van dusdanige aard dat wij tegen de liberalisering van de postmarkt waren. Ik heb dat ook verteld. Voor ons waren er geen duidelijke voordelen voor de burgers te meten en te herkennen. Bovendien hebben wij gezegd dat er een ongelijk speelveld is. Het is bekend dat de Deutsche Post en ook de postbedrijven in Engeland indertijd een soort verkapte staatssteun kregen die onze TNT niet had. Wij wilden een van de grootste particuliere werkgevers in Nederland, met zo'n 60.000 werknemers, beschermen. We wisten ook dat er servicepunten zouden verdwijnen, we wisten dat postbodes in de knel zouden komen. Dat is ons verhaal. Net heb ik gezegd dat wij de afweging hebben gemaakt om niet voor de liberalisering van de postmarkt te stemmen. Sowieso is de PVV tegen heel veel liberaliseringen en privatiseringen, als die iedere burger aangaan. Bepaalde delen van het openbaar vervoer of de post, zaken waarvan iedereen afhankelijk is, zouden volgens ons best in staatshanden mogen blijven.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. De heer Graus gaat in zijn bijdrage in op de periode 2006–2010, waarin hij zij aan zij met mevrouw Gesthuizen van de SP voortdurend het gelijk aan zijn kant heeft gehad.

De heer Graus (PVV):

Dat blijkt hè, achteraf.

De heer Verhoeven (D66):

Daar gaat mijn vraag dus over: of dat inderdaad blijkt. Heeft de PVV, zij aan zij met mevrouw Gesthuizen van de SP, in de afgelopen twee jaar echt ook maar iets van verbeteringen bereikt? Of hebben de SP en de PVV alleen maar voordurend moord en brand geschreeuwd, zonder mee te werken aan enige oplossing?

De heer Graus (PVV):

Laat allereerst heel duidelijk zijn dat mevrouw Gesthuizen van de Socialistische Partij is, helemaal links in de Kamer, en dat wij in het mooie vak rechts in de Kamer zitten. Het is duidelijk dat wij veel politieke tegenstellingen kennen. Maar wij hebben ten behoeve van de burgers en de postbodes wel zij aan zij gestreden en in ieder geval geprobeerd om die verschrikkelijke liberalisering tegen te houden, om al die ellende voor postbodes en hun gezinnen te voorkomen, evenals alle nadelen voor de burgers, die ik net heb genoemd. Wij hebben dat geprobeerd. U weet net zo goed als ik dat mensen met een rollator nu dorpen verder moeten gaan om in een rij in de supermarkt te gaan staan om hun postzaken af te wikkelen. Ik was nog vergeten om dat te noemen. Wij hebben dat allemaal voorspeld, en voor ons was dat een reden om tegen de liberalisering te zijn. En wij blijven daarbij. Dat wij het niet hebben kunnen tegenhouden is heel triest, maar we hadden gewoon geen meerderheid in deze Kamer. Wij kunnen daar niks aan doen, als wij geen meerderheid hebben. Dat is de parlementaire democratie. Vele mensen zullen onwetend zijn. Bovendien ben ik van mening – en ik heb dat vaker op televisie gezegd – dat de parlementaire democratie in die zin niet deugt, dat in de Kamer niet volgens een meerderheid van het volk wordt gesproken. Dat is mijn ervaring van de afgelopen zes jaar.

De voorzitter:

Zullen we het een beetje bij dit onderwerp houden?

De heer Verhoeven (D66):

De liberalisering van de postmarkt was op een gegeven moment een feit; dat was gebeurd. Daarna is nog een heleboel gebeurd om die liberalisering in goede banen te leiden. Ik vraag de heer Graus welke bijdrage de PVV nog heeft willen leveren, toen zij een keer niet haar zin kreeg omdat een meerderheid iets anders wilde. Kortom, stopt het denken bij de PVV op het moment dat een besluit wordt genomen waar zij het niet mee eens is, of gaat het denken daar dan gewoon door?

De heer Graus (PVV):

Daarom heb ik in een van mijn laatste woorden het voorbeeld van de motie-Gesthuizen genoemd, die wij destijds hebben gesteund om in ieder geval nog te kunnen redden wat er te redden viel. Dat was second best. Ik heb dat genoemd, maar u hebt niet geluisterd, zoals u dat vaker niet doet. U moet eens wat beter luisteren als hier iemand staat.

De vergadering wordt van 11.00 uur tot 11.10 uur geschorst.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Mijn complimenten voor de maidenspeech van de heer Verheijen! Het doet mij als vertegenwoordiger van een regio altijd veel genoegen om in een maidenspeech de regionale couleur en het regionale accent te kunnen horen. De heer Verheijen kon dat niet verbergen, net als overigens de andere sprekers.

Het wetsvoorstel is het resultaat van intensieve interactie met de Kamer en van de uitspraken van de Kamer die in moties zijn vastgelegd. Het is allemaal begonnen – ere wie ere toekomt – met hen die twee jaar geleden in de Kamer hebben gezegd dat de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers zodanig zijn verstoord dat het goed zou zijn om een verkenner in te schakelen. Die verkenner werd de heer Vreeman en zijn rapport is vervolgens de basis geweest van alles wat er is gevolgd. De rasechte sociaaldemocraat Vreeman heeft dus de basis gelegd voor het verantwoord maken van de liberalisering van de postmarkt. Een betere taak kun je niet op je nemen.

De Kamer heeft geen opmerkingen gemaakt over de verbetering van het toezicht op drie punten. Ik kan daar dan ook aan voorbijgaan. Waar ik niet aan voorbij kan gaan, zijn de ingroei en de arbeidsvoorwaarden, want daarover zijn wel een aantal opmerkingen gemaakt.

Ik begin met de helderheid over definities. Wie vallen er onder de AMvB en onder de wettelijke bepalingen? Vallen daar ook de medewerkers van de sorteercentra onder, medewerkers die ingevolge hun functie gedurende een aantal dagen per week alleen bezig zijn met sorteerwerk? Deze mensen vallen er niet onder. Het moet gaan om postbezorgers of om andere medewerkers die ook postbezorging in hun takenpakket hebben. Op deze groep is de AMvB en de 80%-regeling van toepassing. Voor de andere medewerkers – dat zijn er heel veel – geldt natuurlijk gewoon de cao, met alle rechtsbescherming die daarbij hoort.

Is het mogelijk om de nieuwe verplichtingen te ontwijken via de minibedrijfjesregeling? Dat is de regeling voor bedrijfjes in de postbezorging die uitgezonderd zijn van de verplichting van 80% arbeidsovereenkomsten. Voor de duidelijkheid: dit soort bedrijfjes bedient in Nederland minder dan 2% van de postmarkt. Het gaat dus om een heel klein deel van de totale markt. Verder gaat het weliswaar om een vrij groot aantal bedrijfjes, maar dan wel bedrijfjes met een, twee, drie, vier, vijf medewerkers. Het zijn heel vaak gezinsbedrijfjes. Ik ben ervan overtuigd dat het einde verhaal is voor heel veel van dit soort bedrijfjes als wij hen ook zouden opleggen om aan deze verplichtingen te voldoen.

Er zijn dus twee goede redenen om een uitzondering te maken voor die minibedrijfjes, namelijk in de eerste plaats dat het om een zeer beperkt deel van de markt gaat en dus ook om een zeer beperkt aantal mensen. In de tweede plaats is het in een aantal gevallen voor dit soort bedrijfjes niet te doen als ze onder deze verplichtingen worden gebracht. En dat is ook niet sociaal, want daardoor is niet langer mogelijk wat men onderling heeft afgesproken in die kleine ondernemingen. Overigens vallen al deze mensen natuurlijk gewoon onder de rechtsbescherming die het Nederlandse arbeidsrecht biedt.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

In mijn eerste termijn heb ik erop gewezen dat ik dit echt als een risico zie. De discussie die wij hebben gevoerd over de postmarkt kenmerkt zich juist door de bescherming van alles wat nieuw is, wat klein is en wat wil toetreden. Op een gegeven moment zagen wij een gigantisch probleem, omdat duizenden mensen aan het werk waren op een manier waarmee een groot deel van de Kamer niet zo gelukkig was, en de staatsecretaris zelf ook niet. Ik heb daarover een vraag. De staatssecretaris zegt dat het om 2% van de markt gaat. Dat heb ik ook in zijn brief gelezen. Waar trekt hij nu de grens? Als het marktaandeel toeneemt, waar zou dan voor de staatssecretaris een grens getrokken moeten worden, bij 10% of 15%?

Staatssecretaris Bleker:

Als het aantal kleine bedrijven 10% tot 15% van de markt zou gaan omvatten, moeten wij echt even heel serieus naar deze kwestie kijken. Nu gaat het om bedrijven die een omzet hebben van minder dan 2 miljoen op jaarbasis. Dan kun je ongeveer berekenen hoeveel mensen je maximaal in dienst kunt hebben. Wij moeten daar dan maar even opnieuw naar kijken, lijkt mij. Als je een en ander verplicht zou stellen voor dit soort bedrijfjes, kun je ook heel mooie, vriendelijke, kleine gezins- en familiebedrijfjes in de regio de nek omdraaien. Dat is de keerzijde. Wat is er mooier dan als gezin met een paar mensen op een flexibele basis je boterham zelf verdienen met postbezorging?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Niemand hier wil kleine bedrijfjes de nek omdraaien, maar op het moment dat zij een substantieel aandeel van de postmarkt uitmaken, zouden zij een nieuwe bedreiging kunnen vormen voor anderen, die wel met een contract werken. Dan wordt het dus toch een factor van belang. Ik ben blij dat de staatssecretaris zegt: op het moment dat het om een substantieel aandeel van de postmarkt gaat, zullen wij er nog eens goed naar kijken. Dat onthoud ik goed.

De voorzitter:

Dat was geen vraag meer, maar een constatering. Als de staatssecretaris stellig de behoefte heeft om te reageren ... maar dat is niet het geval.

Staatssecretaris Bleker:

Nee, voorzitter, als een lid van uw Kamer, nadat ik iets heb gezegd, aangeeft dat hij of zij dit goed wil onthouden, volgt daar alleen maar stilte op.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik zou toch iets meer willen afspreken dan "goed onthouden". Ik zou het willen beschouwen als een toezegging van de staatssecretaris aan deze Kamer, die wordt vastgelegd in de Handelingen. Ik begrijp het romantische beeld wel dat de staatssecretaris schetst wanneer hij zegt: wat is er mooier dan een gezin dat zich op die manier kan redden? Nou, dat kan ik hem wel vertellen, dat is een gezin waar vader en moeder gewoon werk hebben, een contract hebben en op die manier kunnen rondkomen. Ik vind dat er een beetje van een schijntegenstelling sprake is. De hele problematiek is begonnen omdat er zo veel postbodes op straat kwamen te staan. Als wij echter kunnen afspreken – ik beschouw dat dan als een toezegging – dat de staatssecretaris, dan wel zijn opvolger, terugkomt op het moment dat het meer dan, laten wij zeggen, 5% van de markt wordt, en dat wij dan nadere afspraken gaan maken, lijkt mij dat voor nu een harde afspraak.

Staatssecretaris Bleker:

Zoals ik zojuist heb gezegd, als het inderdaad 10% of meer gaat omvatten, zoals mevrouw Gesthuizen aangeeft, is het een bikkelharde toezegging dat het punt van de zijde van de regering ter tafel wordt gebracht, in de trant van: hier moeten wij eens goed naar kijken. Ik plaats bij het punt van mevrouw Hamer wel de kanttekening dat het probleem waarover wij vanaf "Vreeman" tot nu spreken niet in essentie vanuit de kleine bedrijven kwam, maar juist bij de grote bedrijven zat, die met arbeidsvoorwaarden gingen werken waarvan wij allemaal vonden dat het te ver ging. De toezegging geldt zoals ik die zojuist heb gedaan.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dan hebben wij de toezegging in ieder geval vastgelegd op 10%. Mijn fractie, die van de SP en naar ik aanneem ook die van de PVV – als ik het zojuist goed heb gehoord – zullen dan wel gaan piepen als wij bij die 5% zijn beland. Die 10% omvat bij elkaar uiteindelijk wel een heleboel mensen en bedrijven in de markt.

Staatssecretaris Bleker:

Er is een vraag gesteld over de definities. Als een bedrijf de universele dienstverlening uitbesteedt, vallen dan de medewerkers die het werk uitvoeren bij het bedrijf waaraan het is uitbesteed onder het regime dat wij hier bespreken? Het antwoord daarop is ja. Men kan dus niet via outsourcing de boel ontwijken.

Aanvankelijk was het voorstel van de regering een wettelijke verplichting tot 2017. Dat achtten wij toen realistisch. Wij hebben geen reden om aan te nemen dat het nu niet realistisch zou zijn. Wij hebben echter wel een debat in de Kamer gehad en de Kamer heeft zich duidelijk uitgesproken tegen een horizonbepaling of een vast eindpunt. Ik denk dat wij daar een heel evenwichtig compromis in hebben gevonden door te zeggen: we kunnen het beëindigen via Koninklijk Besluit als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Dat zal te zijner tijd gebeuren na overleg met uw Kamer. Het hele domein van de Postwet ligt politiek en maatschappelijk dusdanig gevoelig dat ik de Kamer kan voorspellen dat het weghalen van die bepaling via een KB alleen maar kan plaatsvinden als het op steun van de Kamer kan rekenen. De heer Verhoeven vroeg mij of er een motie moet komen om dat vast te leggen. Ik zou zeggen: nee. Het is een toezegging die geheel past in de traditie van de manier waarop Kamer en kabinet in de afgelopen twee jaar met elkaar zijn omgegaan met de gevoeligheid van dit dossier. Een motie is niet nodig.

Dan kom ik op de verdere toekomst. Dit najaar kan de Kamer een voorstel verwachten ter verdere versterking van het ex-ante-toezicht. Het advies van de Raad van State ligt voor. Wij zijn dat nu aan het bestuderen en dit najaar kan de Kamer het wetsvoorstel verwachten. Dat komt overeen met wat eerder met de Kamer besproken is. Mevrouw Mulder, de heer Van Hijum en de heer Verhoeven hadden gevraagd wanneer dat komt. Dat zal dus dit najaar gebeuren.

Wanneer komt er een voorstel voor de aanpassing van de UPD, met name de maandagbezorging? In een motie van de heer Koppejan stond: voordat we die maandagbezorging schrappen, zal duidelijk moeten zijn dat de bezorging op die dag nu niet kunstmatig door PostNL naar beneden wordt gehaald door post gewoon op te sparen. Daar hebben wij onderzoek naar laten doen door de OPTA. Dat onderzoek is vorige week afgerond. De Kamer krijgt dat onderzoek volgende week, met een brief van mij erbij. Ik kan een tipje van de sluier oplichten. OPTA zegt op basis van het onderzoek geen aanleiding te hebben om te veronderstellen dat het volume van de postbezorging op maandag door het bedrijf is beïnvloed door bijvoorbeeld post op te houden. Er is geen aanleiding tot die veronderstelling. Daarmee is er een zuivere uitgangssituatie om te beoordelen of er wel of niet maandagbezorging moet zijn. Ik heb eerder gezegd dat de maandagbezorging naar mijn oordeel beter kan verdwijnen, gelet op het volume en op de omvang op maandagen.

De heer Verheijen is heel consequent; mevrouw Schaart was een beetje de verdedigster van de modernisering van de postbezorging. Ze wees op het Deense model, met onbemande postwinkels, twee serviceniveaus, direct laten bestellen of dat het ook wat later mag en dat soort dingen meer. Komt dat nu ook al dit najaar? Nee, dat komt niet dit najaar. Dit najaar komt het voorstel voor de versterking van het toezicht en de maandagbezorging. Daarna gaan wij een aantal scenario's voor de langere termijn uitwerken, waarbij ook de ideeën die van de zijde van de VVD-fractie, in dit geval door de heer Verheijen, zijn verwoord aan de orde komen. Dat zal in de eerste helft van volgend jaar zijn omdat wij het stap voor stap doen.

Er zijn twee amendementen ingediend. Ik heb al gezegd dat wij de einddatum van 1 januari 2017 nu in de Postwet hebben opgenomen met de mogelijkheid om via een KB daarmee te zijner tijd verstandig om te gaan. Dat doet geheel recht aan de verschillende gevoelens in de Kamer. Dat blijkt ook wel uit het feit dat een amendement is ingediend om die datum te laten vervallen, maar ook een amendement om die voor eeuwig vast te leggen in de wet.

Wat maakt dat meer duidelijk dan dat het compromisvoorstel dat wij in nauw overleg met uw Kamer hebben gedaan toch wel een zeer evenwichtig voorstel mag zijn? Ik ontraad dan ook beide amendementen omdat het wetsvoorstel onvoorstelbaar evenwichtig is, in het algemeen maar ook op dit punt. Dat is de resultante van het wetgevingsproces met uw Kamer. Ik vind het dus onverstandige amendementen.

Ik kom bij de kwestie van de binnenlandse post en de aanbesteding van de Belastingdienst. In die aanbesteding is uiteindelijk niet onder de tarieven geopereerd. Het gaat namelijk om zeer grote percelen bulkpost, waarvoor in het algemeen lagere tarieven gelden dan voor stukspost. Om te voldoen aan de wens van uw Kamer is er bij deze aanbesteding juist op gelet dat er echt fatsoenlijke prijzen zijn geboden. De geboden tarieven zijn ook circa 30% hoger dan de tarieven die eerder werden betaald. In de gunning hebben beide partijen aangegeven dat met de geboden tarieven de ingroei naar 80% arbeidsovereenkomsten mogelijk is. Dat was een van de grote zorgpunten vanuit uw Kamer, namelijk dat die aanbesteding zodanig zou gaan plaatsvinden dat er geen marktwerking meer zou zijn doordat er niet eens meer een tweede partij op de markt zou zijn. Er is een tweede partij op de markt gebleven, te weten Sandd. Daarnaast was er de zorg dat er wel een zodanig lage prijs uit zou komen dat die 80% niet zou kunnen worden gerealiseerd. Partijen hebben aangegeven dat zij die 80% arbeidsovereenkomsten kunnen realiseren. Dus aan beide zorgpunten is met deze aanbesteding en met deze prijzen tegemoetgekomen.

Op het punt van de onbemande postkantoren ben ik ingegaan.

Wat gaat het kabinet doen aan het onderbetalen van kleine zzp'ers, zoals bij pakketbezorgers? Dat ligt een beetje buiten de scope van dit wetsvoorstel. Het kabinet heeft aangekondigd om voor deze groep een specifieke maatregel te nemen. Uit onderzoek in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken blijkt dat er een kleine groep kwetsbare zelfstandigen is. Deze groep heeft meestal een beperkt aantal opdrachtgevers. De bescherming van deze groep wordt verbeterd. Daarvoor wordt door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voorbereid. Dit wetsvoorstel wordt naar verwachting volgend voorjaar bij uw Kamer ingediend.

Wat de vraag over de prijs van de postzegel betreft, zijn er kennelijk Kamerleden geweest die ooit hebben gezegd dat de postzegelprijs naar beneden zou gaan. Ik noem twee aspecten op dit punt. De marktwerking behoort ertoe te leiden dat de consument uiteindelijk beter af is in de zin van prijs en kwaliteit. Voor een deel van de zakelijke markt is dat ook te verdedigen. Dus voor het versturen van de Libelle, De Paardenkrant en andere bladen die je graag op vrijdag of woensdag thuis wilt hebben, geldt dit waarschijnlijk voor een deel. De normale brievenpost is echter moeilijk rendabel te maken. Dat weten we en daarover zijn analyses opgesteld. Dat de prijs van de postzegel iets zou stijgen, was dus destijds ook al te verwachten. Mijn adviseurs zeggen dan echter dat nog steeds de prijs van de postzegel in Nederland een van de laagste in Europa is. Ik kijk ook nu nog even naar die adviseurs, die achterin de zaal zitten. Hartelijk dank voor de ondersteuning. Als wij dus in Nederland een paar cent meer moeten betalen, dan moeten wij bedenken dat de Portugezen, de Italianen en de Duitsers al veel langer veel meer betalen dan wij.

De voorzitter:

Mevrouw Mulder voelt zich uitgedaagd om een vraag te stellen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Het is mogelijk dat de staatssecretaris gelijk heeft. Ongetwijfeld is dit allemaal uitgezocht. Ik heb de rijtjes tarieven ook gezien. Als echter de mammoettanker een verkeerde kant op gaat en de tarieven overal omhoog gaan, gaan we daarin dan mee, of vinden we daar dan iets van? Ik vraag dat, zeker gezien het feit dat in het eerste kwartaal bij PostNL 641 miljoen winst is gemaakt. Dat staat gewoon in een krantenbericht op internet. Als dat zo is, hoe kan het dan dat toch de tarieven omhoog worden geschroefd, terwijl bestuurders behoorlijke beloningen krijgen en het moeilijk is voor mensen om bij PostNL te werken? Kan de staatssecretaris daarop eens reageren?

Staatssecretaris Bleker:

Dat is toch redelijk overzichtelijk. De winst van PostNL wordt niet gecreëerd door het uitvoeren van de universele postbezorgingstaken. De universele postbezorging is moeilijk winstgevend te maken. Het prijsje van de postzegel heeft grotendeels betrekking op die universele postbezorging. De winst maakt PostNL bij de grote volumes van de banken, de verzekeraars, de mediagroepen enzovoorts. Daarover gaan wij niet. Het is mooi dat het bedrijf winst maakt. Het is een compliment waard als het bedrijf ook nog verantwoord weet om te gaan met de arbeidsvoorwaarden, met de beloningen voor de top en met de bonussen. Soms is dat niet goed gegaan.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Wij hebben het hierover eerder gehad. Is de staatssecretaris voornemens om over de beloningen verder in gesprek te gaan? Ik las in een van de eerder verzonden brieven dat hij van plan was om hierover in gesprek te gaan. Wat zijn de uitkomsten van die gesprekken? Is het bedrijf maatschappelijk verantwoord bezig? Begrijpt men de discussie die in de samenleving wordt gevoerd? Begrijpt men dat de gang van zaken niet goed wordt gewaardeerd, zeker als de prijs van de postzegel omhoog wordt geschroefd? Dat zou niet nodig zijn, juist omdat het bedrijf de combinatie in handen heeft en het zo'n grote speler op de markt is.

Staatssecretaris Bleker:

Voor alle duidelijkheid zeg ik dat wij niet van een bedrijf dat grotendeels commercieel opereert, kunnen eisen dat het een publieke dienst die door ons wordt opgedragen, structureel steunt vanuit de commerciële tak. Dat is niet reëel. Men voert een publieke dienst uit tegen bepaalde tarieven. Die publieke dienst probeert men zo goed en zo kwaad als het kan renderend te maken. Het versterkte toezicht, zowel het huidige toezicht als het ex-antetoezicht, is erop gericht dat dit eerlijk, zuiver en transparant te maken is. Dat doen we daar dus aan.

De beloningen, met name van de top, heb ik eerst in een gesprek aangekaart. Daarna heb ik de top van PostNL hierover een brief gestuurd. Op die brief is een reactie gekomen. Die kennen de leden. Ik vind dat het bedrijf hierop in redelijkheid heeft gereageerd. Men heeft op enig moment getoond zich bewust te zijn van de gevoeligheden op dit punt. Men heeft zich gerealiseerd dat men enige matiging in acht moest nemen. Volgens mij heeft men dat ook gedaan. Daarover heb ik de Kamer een brief gestuurd. Nadat de Kamer die brief had ontvangen, is er niet meer over gesproken, ondanks het feit dat het een explosief onderwerp is. Daaruit heb ik geconcludeerd dat dit in redelijk goede aarde was gevallen.

De voorzitter:

Dat zal blijken als die brief aan de orde is tijdens de procedurevergadering. Dit is echter niet het onderwerp waarover wij vandaag spreken. De heer Verhoeven heeft nog een vraag.

De heer Verhoeven (D66):

Ik prijs de behoedzaamheid van de staatssecretaris bij het verdedigen van de liberalisering. De staatssecretaris heeft de afgelopen twee jaar, met de Kamer, heel veel ingrepen gedaan om datgene wat niet goed ging in betere banen te leiden. Ik wijs er echter op dat als het gaat om de postzegelprijs, ook gelet op de vergelijking van Nederland met andere landen, 92% van de markt helemaal niet de postzegel betreft. Wat dat betreft was zeker sprake van een voordeel van de marktwerking. Is de staatssecretaris het met mij eens dat wij dat ook moeten durven zeggen? We moeten ook niet doen alsof het alleen maar mis is gegaan.

Staatssecretaris Bleker:

Zo is het.

De heer Graus (PVV):

Ik heb het in mijn betoog gehad over de voorganger van de heer Bleker, staatssecretaris Heemskerk. Hij mag niet als een dombo worden gezien, dus ik neem aan, gelet op de woorden van deze staatssecretaris, dat hij zou hebben moeten weten, ook door de batterij ambtenaren die hij bij zich had, dat de postzegel duurder zou worden. Het enige voordeel dat je kon opnoemen van de voorgenomen liberalisering enkele jaren geleden was dus een nadeel. Er werd echter gezegd dat dit een voordeel voor de burgers zou zijn.

Staatssecretaris Bleker:

Ik ben daar heel reëel in. Ik denk dat het voordeel – dat zal destijds ook wel zijn gezegd – vooral bij de burger ligt als ontvanger van commerciële post. Je verzekeringsbedrijf, je ziekenhuis, je bank en al dat soort bedrijven zorgen ervoor dat hun post tegen lagere kosten en van een goede kwaliteit bij jou op de deurmat komt. Daar profiteer je uiteindelijk ook van, bijvoorbeeld in de abonnementsprijs van een weekblad.

De heer Graus (PVV):

Ik wil hier duidelijkheid over. Ik heb alle voorziene nadelen genoemd: een ongelijk speelveld, onvoldoende en oneerlijke concurrentie. Dat is gevaarlijk voor postbodes en hun gezinnen. Op een gegeven moment werd gesteld dat de postzegel door die weinige en oneerlijke concurrentie goedkoper zou worden. Deze staatssecretaris zegt nu echter dat toen was te voorzien dat de postzegel duurder zou worden. Ik vind dat dit toen gemeld had kunnen worden in de Kamer. Wij staan hier namens onze burgers. Als dit was te voorzien, dan had dat moeten worden gemeld door de toenmalige staatssecretaris.

Staatssecretaris Bleker:

Ik redeneer andersom. Ik had het een zeer gevaarlijke en kwetsbare stellingname gevonden als zou zijn gesteld dat de prijs van de postzegel ten gevolge van de liberalisering in de jaren daarna zou dalen. Ik kan mij ook niet voorstellen dat die stellingname zo expliciet is betrokken. Als het om 8% van de markt gaat, terwijl het voordeel van de liberalisering op 92% betrekking heeft, als je weet hoe kwetsbaar de individuele postbezorging qua rendement is, dan is dat een heel gevaarlijke stellingname, als die ooit is geponeerd. De heer Verhoeven heeft mij gevraagd hoe ik aankijk tegen de liberalisering. Ik heb al drie keer gezegd dat liberalisering in deze sector in deze omstandigheden met een krimpende markt sowieso al gecompliceerd is. Een en ander heeft in ieder geval niet aan alle verwachtingen voldaan.

De heer Verheijen (VVD):

Ik betreur de blinde vlek van de heer Graus als het gaat om de voordelen van de consument als gevolg van de zakelijke markt, vanwege de gedaalde tarieven. Kijk even naar die meer dan 8% stijging van de postzegelprijs voor consumenten, iets wat wij ook betreuren. Is de staatssecretaris het dan met ons eens dat dit vooral te maken heeft met dalende volumes en daarmee met de eisen binnen de universele postdienst, in die zin dat die eisen nog te hoog zijn, zodat de universele postdienst niet kan inspelen op vernieuwingen en innovaties? Is de staatssecretaris het ook met ons eens dat, om die stijging van 8% per jaar te voorkomen, modernisering van de universele postdienst het enige antwoord is?

Staatssecretaris Bleker:

Neen, ik vind dit niet het enige antwoord. Als ik dat zou zeggen, zou ik eigenlijk dezelfde fout maken die mogelijkerwijs in het verleden is gemaakt. Zelfs bij een modernisering van de universele dienstverlening vind ik het veel te gemakkelijk om te zeggen dat die zal leiden tot een beperking van de stijging van de postzegelprijs of tot een daling van de postzegelprijs. Pas daarmee op, want dit heeft ontzettend veel te maken met het volume, want dat is het probleem. Het probleem is het volume. Dit is een bedrijfstak waarbij je goedkoper kunt werken als er volume is. Ik ga dat dus niet zeggen. Ik vind wel dat modernisering nodig is, maar ik wil niet de situatie krijgen dat de heer Graus over een jaar zegt: de vorige staatssecretaris heeft gezegd dat de postzegelprijs goedkoper wordt als wij gaan moderniseren, maar de prijs is omhooggegaan. Fout, dat is gewoon niet zo; economisch gezien is het te simpel.

De voorzitter:

Het is helder.

De heer Verheijen (VVD):

Laat ik het iets specifieker formuleren. De staatssecretaris zegt terecht dat er meerdere knoppen zijn. Volgens mij kunnen wij niet draaien aan de knop volume. Ik kan mensen niet verplichten mij geen e-mail maar een brief te sturen. Is de staatssecretaris het wel met ons eens dat dit op dit moment de enige knop is waaraan wij kunnen draaien? Is hij het dus met mij eens dat wij haast moeten maken met modernisering?

Staatssecretaris Bleker:

Ja, dat is de enige knop waar wij aan kunnen draaien. De eerste draai maken wij binnenkort, namelijk de maandagbezorging. Daarna volgen er meer stappen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Enkel voor de Handelingen maak ik de volgende opmerking, in de hoop dat ik daarna af kan zien van een tweede termijn. Ik kan de staatssecretaris vertellen dat hier keer op keer is ingebracht, ook door de CDA-fractie, dat de postzegelprijs voor consumenten omlaag zou moeten gaan door de liberalisering.

De voorzitter:

Volgens mij hebben wij dit punt nu een paar keer besproken. De Handelingen van de Kamer zijn uitstekend, dus dit valt allemaal op te zoeken. Ik stel voor dat de staatssecretaris niet opnieuw op dit punt reageert, maar zijn betoog afrondt.

Staatssecretaris Bleker:

Volgens mij ben ik ongeveer uitgesproken.

De voorzitter:

Prima. Ik dank u hartelijk voor de beantwoording in eerste termijn. Ik kijk rond of de leden behoefte hebben aan een tweede termijn en ik stel vast dat dit inderdaad het geval is.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris. Ik denk dat dit debat een aardige tussenstap is in een periode van twee jaar waarin de Kamer heeft geprobeerd om goed samen te werken met de staatssecretaris om de scherpe kantjes van de liberalisering eraf te krijgen. Zowel de Kamer als de staatssecretaris heeft hiertoe stappen gezet. Laten wij proberen om op die manier verder te gaan. Het is fijn dat een motie of een voorhangverzwaring teneinde de AMvB goed te regelen niet nodig is. Er is nu echter wel een amendement door de PVV ingediend. Als je goed kunt tellen, lonkt er een meerderheid. Als de PvdD en de ChristenUnie het amendement steunen, is er een meerderheid om voor altijd een AMvB in de wet te hebben voor de verplichting aan bedrijven. Wanneer heeft de heer Graus voor het laatst een brief gestuurd? Je kunt wel voor eeuwig zo'n AMvB hebben, maar ik vraag mij af hoe reëel dat is. Ik vraag dit ook aan de staatssecretaris. Hoe kijkt hij hiertegen aan? Doen wij onszelf dan niet tekort? De staatssecretaris heeft net gezegd dat hij het een mooi compromis vindt tussen de beide polen in de Kamer. Dat ben ik eigenlijk wel met hem eens. Ik denk dat mijn fractie beide amendementen niet zal steunen, juist vanwege dat compromis. Dat dreigt nu echter weer om te vallen door het amendement van de heer Graus. Daarover wil ik mijn zorgen uitspreken.

De voorzitter:

Ik zie de heer Graus bij de interruptiemicrofoon staan, maar ik stel voor dat hij antwoordt in zijn tweede termijn. Anders krijgen wij een raar debat. De heer Graus kan nu wel een vraag stellen aan de heer Verhoeven, maar het antwoord op de vraag van de heer Verhoeven kan de heer Graus in zijn eigen termijn geven.

De heer Graus (PVV):

Daar ben ik het niet mee eens. Ik kreeg een vraag. Dan moet ik daar wel op kunnen reageren, en niet ten koste van mijn eigen tijd. Dat is toch oneerlijk? Zo werkt het hier toch niet? De heer Verhoeven heeft één vraag aan mij gesteld, namelijk of ik de laatste tijd weleens een brief verstuurd heb. Iedere week, ook kaarten. Ik schrijf ook nog met een vulpen. Ik weet zeker dat brieven en kaarten opnieuw ontdekt zullen worden. Steeds meer mensen zullen brieven en kaarten gaan versturen. Let maar op. De vulpen is teruggekomen, net als het oude horloge. Let op mijn woorden! Ik heb ook voorspeld dat de liberalisering zou mislukken, wat uitgekomen is. Ik heb in 2006, twee jaar van tevoren, ook de nationalisatie van ABN AMRO, van de banken voorspeld.

De voorzitter:

Mijnheer Verhoeven, hebt u behoefte om hierop te reageren?

De heer Verhoeven (D66):

Nee. Dank aan de heer Graus. Ik ben benieuwd van welke andere zaken uit het verleden de PVV voorspelt dat ze terugkeren, zoals de gulden, maar het debat gaat daar nu niet over. Ik dank de staatssecretaris voor zijn inzet. We zullen verdergaan met dit debat wanneer het nodig is.

De heer Verheijen (VVD):

Voorzitter. Als ik de PVV mag geloven, komen binnenkort de kolenstoker en de postkoets ook terug. Wij geloven daar vooralsnog niet in. E-mail gaat ooit nog eens heel groot worden, mijnheer Graus.

Ik heb een aantal punten voor de tweede termijn. Allereerst de horizonbepaling. Wij zijn het er niet mee eens dat de druk bij ons ligt om te zorgen dat hij weggaat als een staatssecretaris of een volgende minister niet beweegt. Wij zijn ervoor dat hij automatisch, dus via een horizonbepaling, zal verdwijnen. Daarom ligt ons amendement op tafel. Wij zullen dat dan ook indienen en handhaven.

Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat er in de tweede helft van dit jaar – het kan ons niet snel genoeg zijn – een voorstel komt over de maandagbezorging, dus over een daadwerkelijke vernieuwing van de universele postdienst. Wij zien ook met veel belangstelling uit naar de eerste helft van volgend jaar, wanneer er andere vernieuwingen komen om uiteindelijk te zorgen dat de postzegelprijs niet blijft stijgen en PostNL geen verliezen lijdt op de UPD. Die worden immers uiteindelijk op de consument of op andere spelers op de markt afgewenteld.

Ik heb nog een opmerking over de OVO, de overeenkomst van opdracht. Het is tegenwoordig misschien niet populair om hier te zeggen, maar ik wil toch een lans breken voor de OVO. Ik doel dan niet op de postmarkt. Het blijkt daar niet altijd een ideaal instrument te zijn. Ik heb echter gezien dat de minister van SZW binnenkort met voorstellen daaromtrent komt. We moeten de flexibiliteit in de arbeidsmarkt, waarbij het arbeidsrecht voorziet in de OVO, ook naar de toekomst toe, openhouden. Dat is juist belangrijk. Tegen mevrouw Hamer zeg ik dat wat mij betreft hetzelfde geldt voor de kleine bedrijfjes. Het is goed dat zij op dit moment gevrijwaard worden van deze regelingen, omdat daar juist de vernieuwing vandaan moet komen. Ik zou mij op dit moment nog niet vast willen leggen in de zin dat we meteen moeten ingrijpen als bedrijfjes een bepaald percentage hebben. Ik heb er heel veel vertrouwen in dat juist die kleine bedrijfjes de vernieuwing in deze markt zullen stimuleren.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. We danken de staatssecretaris voor zijn toezeggingen voor het advies over de versterking van het toezicht, dat we dit najaar zullen krijgen. We danken hem daarnaast voor de brief die wij zullen krijgen over het onderzoek van de OPTA naar de postbezorging op maandag. We zullen begin volgend jaar spreken over de langetermijnscenario's.

Ik heb in eerste termijn een vraag gesteld over het tijdpad. 2017 is eruit gehaald, maar ik kan mij voorstellen dat er wel een zekere druk op blijft liggen om er gezamenlijk uit te komen met de goede wijze van contracten. Kan de staatssecretaris daar dieper op ingaan?

30 september 2013 zou 80% van de postbezorgers een arbeidsovereenkomst moeten hebben. De staatssecretaris heeft al aangegeven dat bij de aanbesteding van de Belastingdienst al een grote stap is gezet op dat punt. Hoe ver zijn we nu volgens de staatssecretaris?

De heer Graus (PVV):

Mijnheer de voorzitter. Het was net heel leuk dat hetgeen ik zei, in het belachelijke werd getrokken. Dat heeft Elias ook een paar jaar geleden voorspeld, maar die is grandioos op zijn bek gegaan. Logisch …

De voorzitter:

Ik grijp even in. U hebt een aantal malen een collega van de VVD naar voren gebracht …

De heer Graus (PVV):

Die was net nog in de zaal.

De voorzitter:

Ik hecht eraan dat u iets minder op de persoon speelt. Er is een collega van de VVD die u dingen in de mond legt of verwijt.

De heer Graus (PVV):

Mijnheer de voorzitter, daar ben ik het niet mee eens.

De voorzitter:

Dat is prima. Ik zou graag hebben dat u er op die manier over spreekt.

De heer Graus (PVV):

Mijnheer de voorzitter. Ik ben degene geweest die vaker tijdens een AO heeft gezegd dat je niet over een Kamerlid mag praten dat er niet bij is. Dat ben ik geweest. Maar Elias is hier net twee keer in de zaal geweest. Het derde punt is dat Elias in de krant onwaarheden over collega's zegt …

De voorzitter:

We spreken hier als Kamerlid namens fracties. Het lijkt me goed om dat te onderstrepen. We moeten niet bij voortduring Kamerleden die er niet zijn bij hun naam noemen, want dat geeft ook naar buiten toe een gek beeld. Als u spreekt over "de vertegenwoordiger van de VVD-fractie", kunt u uw verhaal houden, zonder dat daar allerlei onduidelijkheid over ontstaat. Gaat u verder.

De heer Graus (PVV):

Ik ben het niet eens met wat u zegt. Dat zal wel altijd zo blijven en daar laten we het bij.

Ik werd geïnterrumpeerd door de woordvoerder van de D66-fractie. Hij vroeg wat ik heb gedaan na de liberalisering. Ik heb een aantal moties ingediend en die wil ik toch even opnoemen. De eerste luidt als volgt: verzoekt de regering een sociaal plan op te stellen voor de tienduizenden postbodes van TNT die de dupe zijn geworden van de door de regering in een ongelijk speelveld doorgedrukte volledige liberalisering van de postmarkt. De volgende luidt als volgt: verzoekt de regering af te zien van volledige liberalisering. Deze moties hebben het niet gehaald.

Vervolgens heb ik nog een motie ingediend: verzoekt de regering om zorg te dragen dat de positie van de postbezorgers op de Nederlandse markt beter wordt beschermd. Deze moties heb ik allemaal ingediend na de liberalisering, zeg ik tegen de geachte afgevaardigde Verhoeven via de voorzitter. Een andere motie luidt als volgt: verzoekt de regering tot alle mogelijke hulp en inspanningsverplichtingen om de vertrouwde TNT-postbezorgers en hun gezinnen bij te staan in de ontstane situatie en zo veel mogelijk authentieke postbodes voor Nederland te behouden. Die hebben we ook nog ingediend. De laatste motie luidt als volgt: verzoekt de regering voortaan enkel overeenkomsten aan te gaan met postbedrijven die zich qua arbeidsvoorwaarden conformeren aan een cao. Dat is mijn antwoord op de interruptie. Ik had natuurlijk niet alles hier in mijn laatje liggen.

Alvorens een beslissing te nemen, zullen wij afwachten hoe er over de amendementen gestemd zal worden. Ik vind het alleen jammer dat D66 spreekt over dreigen. Als je het hebt over dreigen, heb je het namelijk over een gevaar. Het is echter een heel sympathiek en goed amendement. We zullen zien. Ik reken op de steun van een meerderheid van de Kamer en het volk.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. De heer Verheijen en de heer Graus zijn nog kort ingegaan op hun amendementen. In de eerste termijn heb ik al gezegd dat ik het wetsvoorstel zeer evenwichtig vind. Geen van beide amendementen brengen wat de regering betreft een verbetering met zich mee.

Mevrouw Mulder heeft gevraagd naar het tijdpad. Op 30 juni hebben de betrokken bedrijven gemeld dat 25% van de medewerkers onder het regime van een arbeidsovereenkomst valt. De volgende stap is eind 2012. Dan moet het 40% zijn. De Kamer zal zo spoedig mogelijk na 1 januari 2013 worden geïnformeerd over de vraag of die 40% gehaald is. De laatste stap naar 80% moet in september 2013 gezet zijn. Dat moeten we afwachten. Dat is het tijdpad.

Verder zijn er geen vragen gesteld. Er zijn wel veel voorspellingen gedaan en voorspellingen uit het verleden aangehaald. Ik voeg er nog een aan toe. Toen ik bijna twee jaar geleden staatssecretaris mocht worden, kreeg ik een takenoverzicht. Ik kreeg eerst een mail met een mooi takenoverzicht en vervolgens nog een mail. In de derde mail stond het definitieve takenoverzicht. Daar stond bij: post. Ik was mij van geen kwaad bewust. Ik dacht dat ik meer verantwoordelijk was voor de interne postbezorging op ons ministerie. Ik had ook niet het gevoel dat dit onderwerp een belangrijke toevoeging aan mijn pakket was. Dat heb ik geheel fout gezien. Die voorspelling is niet uitgekomen. Het was een interessant en emotioneel domein. Ik blijf dus voorzichtig met voorspellen.

De voorzitter:

Het waren mooie laatste woorden voor deze termijn, ware het niet dat mevrouw Gesthuizen nog een vraag wil stellen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik zou nog wel heel graag van de staatssecretaris horen dat hij de Kamer toezegt dat wij er voor 1 januari over worden geïnformeerd of die 40% gehaald wordt en of wij erop kunnen rekenen dat wij dan tussen januari en oktober 2013 tussentijds in de vorm van een kort briefje worden geïnformeerd of het in de lijn der verwachtingen ligt dat de 80% in oktober 2013 gehaald wordt.

Staatssecretaris Bleker:

Zo gauw ik die informatie beschikbaar heb over de situatie per eind 2012 krijgt u die per post.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

En het antwoord op het tweede deel van mijn vraag, namelijk die 80%?

Staatssecretaris Bleker:

Het antwoord is ja.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. U zat er zo-even toch echt naast. Ik mág refereren aan een Kamerlid. "If you can't stand the heat, get out of the kitchen", dan heb je hier niets te zoeken in deze arena. Dus als een Kamerlid daar niet tegen kan, behoort die hier niet plaats te nemen. Zo eenvoudig is dat.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we dit verder bespreken buiten deze vergadering.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik wil de staatssecretaris hartelijk bedanken voor de beantwoording van de vragen die de Kamer heeft gesteld. Aanstaande dinsdag zal worden gestemd over de amendementen en het wetsvoorstel.

De vergadering wordt van 11.57 uur tot 12.45 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Neppérus voor het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. De commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op mevrouw P. van der Kammen te Tilburg. De commissie is eenparig tot de conclusie gekomen dat zij terecht benoemd is verklaard tot lid van het Europees Parlement. De commissie stelt vast dat zij op grond van de nationale bepalingen tot lid van het Europees Parlement kan worden toegelaten. De commissie stelt voor, dit te berichten aan de voorzitter van het Europees Parlement en aan de benoemde. Tot slot stelt de commissie voor, het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Neppérus. Ik stel voor, overeenkomstig de voorstellen van de commissie te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.) 1

Naar boven