4 Vragenuur

Vragen van het lid Karabulut aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de gepubliceerde cijfers over de koopkrachtontwikkeling.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. De bezuinigingen van het kersverse kabinet-Rutte II raken miljoenen Nederlanders gruwelijk hard. De grootste koopkrachtverliezen en de gevolgen voor de kwaliteit van het leven van kabinetsregelen die miljoenen Nederlanders raken, zoals chronisch zieken en gehandicapten, huurders, studenten en werklozen, zitten niet eens in deze berekeningen, alle koopkrachtberekeningen en puntenwolken ten spijt. Kan de minister dit bevestigen? Klopt het ook dat de allerhoogste inkomens, laten wij zeggen boven drie keer modaal, een inkomen dus van meer dan € 100.000, niet zijn meegerekend? Wat vraagt dit kabinet eigenlijk van de mensen met de allerhoogste inkomens, van de steeds rijker wordende miljonairs in Nederland, van de 10% die 60% van het vermogen in bezit heeft? Ik denk weinig.

Uit de meest recente berekeningen van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) blijkt niet alleen dat de rekening van de crisis bij de middeninkomens neergelegd wordt, maar ook dat de mensen met de allerlaagste inkomens heel hard worden getroffen. De bijstand wordt verlaagd evenals de kinderbijslag. Voor bijvoorbeeld een alleenstaande ouder in de bijstand betekent dit een inkomensverlies van € 1.000 per jaar, een heel maandinkomen, terwijl zo iemand juist weken aan inkomen tekortkomt. Deze mensen hadden al geen bodem onder hun voeten en gaan kopje onder, als deze plannen doorgaan. Dit geldt ook voor ouderen met een klein pensioen. Dit lijken mij de typische uitschieters. De minister noemde ze eerder “de ongewenste gevolgen”. Zal hij deze repareren, zodat het inkomen van deze mensen in een kleine plus komt, zoals de heer Samsom van de Partij van de Arbeid de hele tijd heeft beloofd?

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hij heeft twee minuten de gelegenheid om te antwoorden.

Minister Asscher:

Voorzitter. Staat u mij toe, op te merken dat het een grote eer voor mij is om voor het eerst in uw Kamer het woord te mogen voeren? Ik verheug mij zeer en hoop dat ik dit nog veel vaker mag doen. Ik vind het heel aardig dat mevrouw Karabulut als eerste een vraag aan mij stelt. Ik deel met haar namelijk een verleden in Amsterdam.

Voorzitter. Als je 16 miljard moet bezuinigen bovenop een pakket van 30 miljard, betekent dit dat de koopkracht van mensen erop achteruitgaat. Het uitgangspunt van het kabinet is om dit op een zodanige manier te doen dat lage inkomens worden ontzien, hogere inkomens een extra bijdrage moeten leveren en werken moet lonen. Dat zie je ook terug in de plannen van het kabinet. Op 12 september stonden de bijstandsgerechtigden, werkend met de plannen van het vorige kabinet en met die van het Lenteakkoord, op -4%. In het regeerakkoord werd dit enigszins gematigd en kwam men op -3,75%. In het nieuwe regeerakkoord, het 2.0-akkoord van vorige week, is het -1,5%. Men staat nog steeds op min en het is dus pijnlijk, maar het is ten gevolge van het nieuwe regeerakkoord wel degelijk gematigd.

Hogere inkomens dragen meer bij. Dat is terug te zien in de cijfers van Sociale Zaken en ook in de berekeningen van Nibud. De mensen met de allerhoogste inkomens leveren ook in. Denk alleen al aan het beperken van de aftrekbaarheid van pensioensparen en pensioenpremies. Dit neemt niet weg dat het een aantal lastige jaren zal worden. De beste uitweg uit de situatie is om te gaan werken. Uit de cijfers van Sociale Zaken en die van het Nibud blijkt dat degene die gaat werken, er flink op vooruitgaat de komende jaren.

Mevrouw Karabulut vroeg ook hoe het verdergaat. Bij die vraag past een grote relativering. Het Nibud vindt het een hachelijke zaak om de koopkracht te voorspellen voor een periode van vijf jaar. Wij vinden dat ook. Als er iets verandert in de economie of in het persoonlijke leven van de mensen over wie het gaat, heeft dit vaak veel grotere effecten op de koopkracht dan wij kunnen berekenen. Ik zal zelf bij de uitwerking van de voorstellen, bijvoorbeeld over de kindregeling, en ieder jaar in augustus voor de nieuwe begroting, bekijken hoe het koopkrachtbeeld voor het jaar erna eruitziet. Ik zal dan samen met het kabinet bezien of er reden is om plannen aan te passen, zodat er een gematigd beeld ontstaat, zonder extreme uitschieters.

Mevrouw Karabulut (SP):

Hierbij feliciteer ik de minister met zijn eerste optreden in deze Kamer. De minister heeft vorige week een tijdje in de bankjes mogen zitten. Dat was nou niet het meest enerverende deel, maar ik vind het ook leuk om de minister hier te zien. Ik hoop oprecht dat wij hier met elkaar sociale politiek kunnen voeren, want dat mis ik toch. De regering heeft gezegd dat het om marges gaat. De hoogste inkomens moeten maximaal 4% inleveren en de laagste inkomens gaan er 0,5% op vooruit. Ik constateer dat dit niet het geval is en dat het kabinet zijn eerste belofte al breekt.

Ten aanzien van mijn tweede vraag gaat het niet om 1% of 2%. Alleenstaande moeders in een bijstandsuitkering met één kind gaan er meer dan 5% op achteruit. En zij hebben al een tekort. Deze mensen zitten al in de armoedestatistieken en, nog veel erger, zij zijn vaak afhankelijk van een voedselbank. De minister sprak eerder over uitschieters en zei dat hij die zou repareren. Ik herhaal dus mijn vraag aan de minister, want hier lijkt mij een reparatie nodig. Gaat hij dat doen?

Daarnaast zei de minister dat het kabinet ook iets vraagt van de allerhoogste inkomens. Eerlijk gezegd denk ik dat dit niet waar is. Mijn vraag was wat de allerhoogste inkomens, mensen die meer dan een ton verdienen en miljonairs gaan inleveren. Zitten zij bij de koopkrachtberekeningen? Leveren zij 10% in? Is de minister bereid om die inzichten ook met ons te delen?

Tot slot doe ik een klemmende oproep aan de minister van Sociale Zaken vanuit zijn verantwoordelijkheid voor een evenwichtig inkomensbeleid zoals dat heet, om uit te spreken dat hij, het liefst samen met ons, de armoede zal bestrijden bij de 400.000 kinderen die in ons rijke land in armoede opgroeien en bij de rond 1.000.000 mensen die vaak werken of hard hun best doen, maar niet kunnen rondkomen.

Minister Asscher:

Voorzitter. Ik stel het bijzonder op prijs dat mevrouw Karabulut haar betoog zo positief en constructief begint en uitspreekt dat zij met het kabinet wil werken aan sociale politiek. Wij weten dat er geen monopolie is op het woord “sociaal”. Het kabinet neemt die uitnodiging heel graag aan. Het betekent dat wij de komende jaren telkens moeten kijken naar de effecten van kabinetsbeleid en daarover niet, nu wij kijken naar een doorkijk van vijf jaar, al vergaande uitspraken moeten doen. Mevrouw Karabulut kan op mij rekenen bij de uitwerking van zowel maatregelen die onder mijn verantwoordelijkheid vallen, als die van de collega’s. Dat is namelijk de taak van de minister van Sociale Zaken. Ook in augustus zullen wij streven naar een evenwichtig koopkrachtbeeld. Maar mevrouw Karabulut zal mij moeten toegeven dat wij nu eenmaal leven in een tijd waarin er enorm moet worden bezuinigd. Dat betekent dat het een aantal magere jaren worden. Binnen die kaders zullen wij proberen het beeld zo evenwichtig mogelijk te maken.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, de klok klopt niet helemaal. U kunt nog één korte vraag stellen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik zal één korte vraag stellen. Mag ik dan ten minste één concreet antwoord? De alleenstaande ouders in de bijstand met een kind gaan er 5% op achteruit en kunnen niet rondkomen. Kan de minister toezeggen dat hij dit inkomensverlies gaat repareren?

Minister Asscher:

Dat voorbeeld heb ik gezien en komt uit de berekeningen van het Nibud. Het is een voorlopige berekening van de plannen in het regeerakkoord. Dat moet worden uitgewerkt. Mevrouw Karabulut heeft gezien dat het beeld bij twee kinderen alweer gematigder is. Daarbij zal ik bekijken of het mogelijk is om dat gematigder te doen, maar ik beloof mevrouw Karabulut dit nog niet. Daarover gaan wij met elkaar in debat bij het presenteren van de maatregelen.

De heer Van Vliet (PVV):

Mijn felicitaties aan de minister, maar ik feliciteer hem natuurlijk niet met zijn vernietigende koopkrachtplaatjes. Wij zien een verslechtering van de positie van de middeninkomens en van de AOW’ers met een klein aanvullend pensioen. Kan de minister de Kamer een overzicht doen toekomen waarin nu echt is opgenomen wat uiteindelijk wel en niet in de koopkrachtplaatjes zit, zowel in die van Sociale Zaken als in die van andere instellingen die daarnaar hebben gekeken? Pas dan hebben wij als Kamer een goede basis om het debat met de minister aan te gaan. Wij moeten echt weten wat erin zit.

Minister Asscher:

Er zit een verschil tussen de berekeningen van het Nibud en die van Sociale Zaken, bijvoorbeeld bij ouderen met een klein pensioen. Wat is er bij hen aan de hand? Zij hebben het moeilijk. Dat is een gevolg van de crisis. Pensioenfondsen hebben het enorm lastig. Er worden kortingen voorzien. Dat raakt mensen natuurlijk in de koopkracht. Dat is niet het gevolg van kabinetsbeleid, niet van dit kabinet of van het vorige kabinet. Het is wel een probleem voor de mensen die het betreft. Overigens heeft het CBS vandaag nog laten weten dat de AOW op zichzelf een goede bescherming tegen armoede biedt, maar het is waar dat de koopkracht van mensen met een klein pensioen erop achteruitgaat. In een van de algemene overleggen die ik de komende tijd met de Kamer voer, waar ik zeer naar uitzie, zal ik precies laten zien welke elementen wel en niet in die koopkrachtberekening zijn meegenomen.

De voorzitter:

Dank u wel, minister. Ik vraag u om uw antwoorden echt iets korter te maken. Het valt de eerste keer niet mee.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ook de fractie van D66 heet de nieuwe minister welkom in de Kamer. Hij heeft net gezegd dat hij bij de uitwerking zal kijken naar koopkrachtuitschieters. Hij geeft dus ruimte om nog naar de plannen te kijken. Is hij van plan om dat ook te doen voor de effecten van de hogere belastingdruk die het gevolg is van de nivellering door dit kabinet? Zal hij ook daar de uitschieters eruit halen?

Minister Asscher:

Ik heb niet toegezegd om een uitschieter eruit te halen. Ik heb aangegeven dat het mijn verantwoordelijkheid is als coördinerend bewindspersoon voor het inkomensbeleid om bij de uitwerking van alle maatregelen te kijken naar de koopkrachteffecten. Dat zal ik doen. Dan ga ik graag met de Kamer in debat over de vraag of wij dat goed hebben gedaan.

De heer Klaver (GroenLinks):

Mijn fractie vindt het fijn om de heer Asscher vandaag als minister in de Kamer te zien.

Zzp’ers worden niet meegenomen in de koopkrachtberekeningen. Ik vraag niet om een heel nieuwe berekening, maar ik zou graag zien dat de Kamer voor de begroting van Sociale Zaken een brief krijgt waarin in ieder geval in een kwalitatief inkomensbeeld wordt beschreven wat de gevolgen voor zzp’ers zijn, zodat wij dat kunnen betrekken bij de begroting van Sociale Zaken.

Minister Asscher:

Dank voor deze vraag, die ik heel goed begrijp. Ik heb die zelf ook gesteld. Het blijkt in de huidige modellen echter onmogelijk om dat soort berekeningen te maken voor zzp’ers, omdat hun positie zo verschilt. Op weg naar de begrotingsbehandeling zal ik graag ingaan op de vraag wat je toch kunt zeggen over zzp’ers. Ik hoop dat u mij toestaat om te bezien of wij dat via een algemeen overleg of een aparte brief doen. Ik ga erop in.

De voorzitter:

De Kamer bepaalt of zij een overleg met u wil. Als u een brief stuurt naar de Kamer, zal zij beslissen of zij die wil betrekken bij de begroting dan wel of zij een algemeen overleg wil.

Minister Asscher:

De Kamer heeft bepaald dat zij een groot aantal overleggen met mij wil. Daar verwijs ik even naar.

De voorzitter:

Hebt u nu toegezegd dat u daaraan voorafgaand er nog een brief over stuurt?

Minister Asscher:

Ik zal de heer Klaver graag antwoord geven in een brief. Dat antwoord zal echter niet heel veel zeggen over de positie van de zzp’ers, omdat wij dat niet weten.

De voorzitter:

U kunt er dan op enig moment nader over spreken. Dank u wel voor uw komst naar de Kamer.

Naar boven