7 Vragenuur

Vragen van het lid Hamer aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de enorme toename van werkende Nederlanders die in de schuldhulpverlening terechtkomen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Vorige week vrijdag werden wij opgeschrikt door het bericht in het Algemeen Dagblad dat bekend is geworden dat voor het eerst meer mensen in de schuldhulpverlening zitten dan het aantal mensen met een uitkering. Dit betekent dat het adagium dat werk moet lonen, niet meer opgaat. Het Bureau Krediet Registratie gaf deze gegevens en gaf daar meteen een alarmbericht bij, want het gaf ook aan dat het niet alle gegevens heeft, dat dit naar verwachting het topje van de ijsberg is en dat mensen diep in de problemen zitten en daar vaak niet meer uit kunnen komen. Eerder dit jaar waarschuwde het Nibud al voor deze situatie. Wij hebben daar toen al schriftelijke vragen over gesteld aan de staatssecretaris, evenals mondelinge vragen in het vragenuur en in algemene overleggen, maar tot nu toe heeft het kabinet nog niets gedaan. Gisteren kwam hier het bericht bovenop dat een half miljoen kinderen onder de armoedegrens leven. De Kinderombudsman adviseert om die kinderen goed te volgen om te voorkomen dat zij verder afglijden. De combinatie van die twee zaken – mensen met werk die in de schuldhulpverlening komen, en een half miljoen kinderen in de armoede, zou volgens mij hier in Nederland alle alarmbellen moeten doen rinkelen. Mijn eerste vraag aan de staatssecretaris is dan ook of dit in een land als Nederland, met zijn welvaart, een bestaanbare situatie is of dat de staatssecretaris zegt dat hij hier morgen iets aan gaat veranderen. Tijdens Balkenende IV – het is dus alweer even geleden – is 80 mln. vrijgemaakt om kinderen die leven in armoede, te laten meedoen. In december 2011 is dat bedrag wegbezuinigd. De heren Spekman en Van Hijum dienden toen een motie in. Hoe staat het met de uitvoering van die motie?

Staatssecretaris De Krom:

Voorzitter. Uit cijfers van de NVVK blijkt dat het aantal schuldhulpaanvragen redelijk stabiel is; in 2011 is het zelfs licht gedaald ten opzichte van 2010. Inderdaad komen wel steeds meer mensen met een baan in de knel, bijvoorbeeld doordat inkomsten plotseling wegvallen. Ik zeg daarover hetzelfde als de vorige keer dat dit aan de orde was in het vragenuur: als mensen worden geconfronteerd met, bijvoorbeeld, het plotseling wegvallen van inkomsten, is het essentieel dat zij zo snel mogelijk hun uitgavenpatroon daarop aanpassen. Dat is en blijft in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de mensen zelf. Mocht men onverhoopt toch in de problemen komen, dan is het heel belangrijk om zo snel mogelijk professionele hulp te zoeken. Daarvoor is er de schuldhulpverlening. Het goede nieuws is dat de effectiviteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening omhooggaat. Ik verwacht dat dit ook in de toekomst het geval zal zijn, als per 1 juli de nieuwe wet voor schuldhulpverlening in werking treedt.

Het volgende over de kinderen, voor wie mevrouw Hamer terecht aandacht vroeg. Zij weet dat in de wet een verordeningsverplichting is opgenomen, die gemeenten verplicht om beleid te voeren aangaande de participatie van kinderen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dit was bijna voorspelbaar, want dit is de wijze waarop dit kabinet altijd regeert. Nu zegt de staatssecretaris dat het totale aantal gelijk blijft. Ja, maar de problematiek wordt echter wel zwaarder en zwaarder en het Bureau Krediet Registratie geeft aan dat dit maar het topje van de ijsberg is. Ik geloof dat de minister hier de vorige keer zei dat er meer wordt gespaard in Nederland. Ja, door een kleine groep; een grote groep mensen zit in de problemen. Eigenlijk krijgen wij dus steeds geen antwoord op deze vraag: wat gaat het kabinet doen aan het probleem dat steeds meer mensen die gewoon een baan hebben, gewoon werken, elke dag naar hun werk gaan, toch niet meer kunnen rondkomen? Wat gaat het kabinet eraan doen dat een half miljoen kinderen onder de armoedegrens leven en op die manier geen toekomst hebben? De staatssecretaris kan dit niet afdoen met een verwijzing naar gemeenten, of naar aantallen die niet kloppen.

Staatssecretaris De Krom:

Mevrouw Hamer noemde het bedrag van 80 mln. Ik wil erop wijzen dat uit onderzoek blijkt dat de effectiviteit van de inzet van die 80 mln. erg laag was. Dat kan de oplossing dus niet zijn. We weten uit onderzoek dat de beste manier om armoede te bestrijden, scholing en werk en participatie van ouders is. Dat is ook precies waarop het kabinet heeft ingezet.

Ik wil hieraan toevoegen dat het volgens mij goed zou zijn als wij veel eerder een breder inzicht zouden krijgen in de schuldpositie van mensen. Ik heb in de Kamer al een aantal keren gesproken over het registratiesysteem LIS. Dat is een initiatief van de markt. Op 15 juni heb ik een gesprek met, overigens niet alleen bij het LIS betrokken, partijen om te bekijken of we een versnelling aan dat registratiesysteem kunnen geven, zodat eerder kan worden ingegrepen en we beter en eerder een beeld krijgen van de schuldpositie van mensen. Mij lijkt dat belangrijk. Ik zal de Kamer nog voor de zomer informeren over de resultaten.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat is misschien een heel klein beginnetje. Ondertussen kijk ik naar het vak van het CDA, want ik neem aan dat ook de heer Van Hijum graag wil dat zijn motie wordt uitgevoerd; ik neem namelijk aan dat ook hij nog steeds staat voor de kinderen die nu onder de armoedegrens leven. Ik begrijp dat de staatssecretaris zegt dat hij die motie helemaal niet gaat uitvoeren; moet ik hem zo verstaan? Het antwoord dat de oplossing alleen zit in werk en participatie van de ouders gaat niet meer op als er meer mensen met een baan in de schuldhulpverlening terechtkomen dan mensen zonder baan. Ik luid hierover daarom de noodklok en zal dat blijven doen. Eerlijk gezegd verwacht ik, behalve mooie woorden, echte daadkracht van het kabinet. Dat betekent dus dat de staatssecretaris iets moet doen aan de inkomenspositie van deze mensen.

Staatssecretaris De Krom:

Het allerbelangrijkste is dat mensen zelf de tering naar de nering zetten en dat zij zelf hun uitgavenpatroon aanpassen, als hun inkomsten onverhoopt teruglopen. Mevrouw Hamer kan dat niet veranderen en ik kan dat ook niet. Het is echt een verantwoordelijkheid van de mensen zelf. Ik heb aangegeven dat er altijd een gemeentelijke schuldhulpverlening is, als het onverhoopt misgaat. De effectiviteit daarvan wordt groter. Ik verwacht dat de effectiviteit nog groter wordt, als de nieuwe wet per 1 juli ingaat. We hebben een verordeningsplicht ingesteld voor de participatie van kinderen. Verder heb ik aangegeven dat we met het LIS om de tafel gaan zitten om te bekijken of we de registratie op gang kunnen krijgen onder verantwoordelijkheid van de marktpartijen zelf. Wij zijn daar dus zeer alert op.

Mevrouw Karabulut (SP):

Mensen kunnen wel wat minder VVD gebruiken. Al drie jaar moeten gewone mensen met middeninkomens en lage inkomens geld inleveren. Er zijn minder toeslagen. Er is sprake van een verschraling van de publieke sector. Ook is er nu minder werk en minder inkomen. Meer dan één miljoen Nederlanders komen niet meer uit de schulden: werkenden, ouderen en mensen met een eigen huis.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Karabulut (SP):

Vandaag verscheen het treurige bericht dat bijna een half miljoen kinderen in armoede leven.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Karabulut (SP):

Heel concreet is mijn vraag: gaat de staatssecretaris het advies van de Kinderombudsman opvolgen en iets doen om de armoede onder kinderen te bestrijden? Is de staatssecretaris bereid om mensen die door werkloosheid in de bijstand belanden, hun huis niet te laten opeten, bij wijze van crisismaatregel?

Staatssecretaris De Krom:

Wij weten uit diverse onderzoeken van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat er wat kinderen betreft geen armoedecultuur is in Nederland. Wij weten dat veruit het hoogste aantal kinderen dat in armoede opgroeit, later niet zelf arm is. Dat neemt niet weg dat het kabinet maatregelen heeft genomen en een verordeningsplicht voor gemeenten heeft ingesteld voor als dat wel het geval is. Ook weten wij uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat als ouders participeren in de samenleving door te werken, dat de beste manier is om te voorkomen dat kinderen in armoede vervallen. Ook weten wij dat de afhankelijkheid van uitkeringen en voorzieningen het risico op armoede vergroot. We moeten dus vooral niet laten gebeuren dat de SP nog meer te zeggen krijgt in dit land, want dat vergroot het risico op armoede.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik begreep dat er bij mevrouw Hamer wat onzekerheid bestaat over de vraag of de CDA-fractie nog achter de ingediende motie staat over het via onderwijs en participatiebevordering terugdringen van armoede bij gezinnen met kinderen, met name onder die kinderen zelf. De aanleiding van de motie was destijds dat de staatssecretaris de neiging leek te hebben om dit vooral op het bordje van de gemeenten neer te leggen. Onze mening was en is echter dat ook de rijksoverheid zelf daarin een rol en een verantwoordelijkheid heeft. Wellicht kan de staatssecretaris bevestigen dat ook hij dit zo ziet. Dan is ook mevrouw Hamer gerustgesteld.

Staatssecretaris De Krom:

Dat bevestig ik. Daarom neemt de overheid, en ook de rijksoverheid, ook haar verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld door de verordening en het verantwoordelijkheid nemen voor de schuldhulpverlening. De uitvoering hiervan ligt echter uitdrukkelijk bij de gemeenten. Wij houden natuurlijk nauwgezet de vinger aan de pols.

De voorzitter:

Wij zijn gekomen aan het einde van het mondelinge vragenuur. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden.

Naar boven