9 Staat van de Europese Unie

Aan de orde is het debat over de Staat van de Europese Unie.

De voorzitter:

Ik heet de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van harte welkom. In het bijzonder een hartelijk welkom voor de Nederlandse leden van het Europees Parlement. Ik vind het fijn dat u na een zo lange tijd weer bij ons bent. Voor een enkeling is het de eerste keer. Ik hoop dat het u bevalt. U moet er immers heel lang op teren! Het is lang geleden dat wij over dit onderwerp hebben gesproken. Wij gaan het vandaag weer goed doen.

Zoals u weet, hebben wij een besluit genomen over de sprekerslijst en over de spreektijdverdeling. Daarbij is vastgesteld dat de Nederlandse leden van het Europees Parlement in eerste termijn vier minuten spreektijd hebben. Dat lijkt misschien weinig, maar het is eigenlijk heel veel! De sprekersvolgorde is bepaald aan de hand van de grootte van de fracties.

Ik deel u mede dat artikel 57 van het Reglement van Orde van toepassing is. Daarin staat dat ik interrupties van de leden van het Europees Parlement toelaat indien er sprake van is dat men elkaar niet goed begrijpt. Dat heet hier misinterpretatie. Ik neem aan dat u mij nu wel begrijpt! Als u iets ziet of hoort wat u niet begrijpt, is er een geweldige oplossing. U komt naar mij toe en dan leg ik het u uit. De bedoeling is dat de leden van het Europees Parlement inlichtingen verstrekken. Zij mogen zelf niet interrumperen. Ik vind het dan ook niet zorgvuldig als zij wel geïnterrumpeerd worden. Dat gaat immers af van hun spreektijd. Dan hebben zij niet dezelfde kansen als de leden van de Kamer.

Wij gaan beginnen. Als het niet goed gaat, zal ik u helpen. Dat weet u.

De heer Dijkhoff (VVD):

Voorzitter. Vandaag gaat de Staat van de Unie wat de VVD betreft vooral over de economie in Europa. Voor de afwisseling nu dus eens niet over de staat waarin wij nu helaas verkeren, over hoe wij orde op zaken moeten stellen in Europa. Het gaat vandaag wat mij betreft vooral over de staat van de Unie die wij ooit willen bereiken, waar wij naartoe willen, over de gewenste orde om zaken te kunnen doen. Europa staat vooral bekend om zijn interne vrije markt. Dat is terecht, maar ook wel ironisch omdat die markt nog maar voor 40% vrij is. Positief gesteld is er dus nog een wereld te winnen en een hoop te verdienen. Concurrentievermogen, groei, innovatie, het zijn woorden waar de VVD blij van wordt. Wij horen tot ons genoegen dezer dagen deze woorden ook heel erg rondzingen in Europa.

Wij geloven niet zo in toverformules of bezweringsmantra's. Alleen die woorden herhalen is niet genoeg. Er zal ook iets gedaan moeten worden. Europa moet aan het werk om werk te scheppen. Allereerst wil de VVD dat de interne markt afgemaakt wordt. Dat begint met het achter de broek zitten van lidstaten, zodat die doen wat afgesproken is. Wij zitten hier niet om het op papier allemaal leuk geregeld te hebben, maar om daadwerkelijk belemmeringen weg te nemen en om de economische motor soepel te laten draaien.

Daarnaast gaat het om het afronden van voorstellen die er al liggen. De Commissie heeft bij haar werkprogramma twaalf voorstellen voor de interne markt geïdentificeerd en voorgesteld om die op een "fast track"-procedure te zetten. Dat steunt de VVD van harte. Wij gaan er eigenlijk ook van uit dat het kabinet dit ook steunt.

Ook is er op het gebied van diensten nog veel te winnen door deze markt vrijer te maken. Neem bijvoorbeeld de beschermde beroepen. Prima dat landen wat regels hebben voor artsen en advocaten, maar in de verschillende lidstaten zijn er nu samen 4600 beschermde beroepen, van kunstleraar in Spanje tot marmerbewerker in België, van architect in Nederland tot acupuncturist op Malta, met een woud aan bijbehorende privileges en een berg aan belemmeringen die de marktwerking verstoren. De Commissie vraagt om een evaluatie door de lidstaten van deze beschermde beroepen. Nu klinkt evaluatie voor ons wat soft, maar oké. Het moet maar een goed begin zijn.

De VVD wil wel voorkomen dat het een negatieve uitruil wordt van landen onderling, om toch nog zo veel mogelijk beroepen op die lijst te houden. Als wij gaan kwartetten met de beschermde beroepen, schuiven we uiteindelijk de economie de zwartepiet toe. De VVD pleit dan ook voor de nullijn als uitgangspunt. Alleen als er een echt goede, aantoonbare reden is om een beroep te beschermen, zou dat eventueel kunnen. In het proces van evaluatie pleiten wij er dan ook voor om niet uit te gaan van deze lijst en te discussiëren over wat eraf kan, maar om heel de lijst eigenlijk te schrappen en de bewijslast te leggen bij het land dat er een beroep op wil zetten.

De digitale interne markt is een geval apart. Dat is een economische groeier van formaat. Voor de komende vijf jaar zijn de verwachtingen nog steeds: 10% economische groei per jaar in de e-commerce. Het is nu al zonde dat Europa niet vooroploopt op dit gebied, maar zelfs achterop dreigt te raken met oud denken en bange belemmeringen. Kissinger verzuchtte ooit dat hij niet één telefoonnummer had om Europa te bereiken, Google, Spotify, Amazon en Netflix zijn er nu ook achter dat er niet één Europees e-mailadres bestaat. Om die ene markt van ons te betreden, moeten ze 27 verschillende processen door. In het ene land kan de dienst wel aan de slag, in het andere zijn er hinderpalen. Met de logica van geografie heeft dit allemaal niets te maken. Toen Spotify in Nederland al wel beschikbaar was, kon een Nederlander met zijn Nederlandse abonnement wandelend in België gewoon via het Belgische deel van het internet naar zijn muziek luisteren. Maar als zijn Vlaamse vrienden op bezoek kwamen, konden zij dat niet.

Een ander thema is de regeldruk in Europa; die is te hoog. Ter illustratie: een bedrijf starten kost je in India en de VS zo'n € 640, in Brazilië € 540, in Europa mag je vrolijk gemiddeld € 2300 aftikken. Dat is vier keer zo veel! Dit lijkt me niet erg goed voor ons concurrentievermogen. Gelukkig is de Europese Unie hier niet helemaal blind voor. Sinds 2006 weten we dat de administratieve lasten 124 mld. zijn en dat daar zó 30 mld. van afkan. Prima dat er al 26 mld. is verdwenen, maar er ligt nog steeds 12 mld. te wachten. Dat is opgespoord, het kan weg, maar het duurt maar en duurt maar. Hoe wil het kabinet bevorderen dat deze 12 mld. laaghangend fruit wordt geplukt? Van de VVD mag dit ook in een "fast track"-procedure komen. Hoe waardeert het kabinet dit idee?

Ik heb het nog eigenlijk alleen gehad over de administratieve lasten. Aan allerlei andere vormen van overbodige regeldruk is men nog niet eens begonnen. Volgens ons is dit een klus waar een moedig begin aan is gemaakt, maar waaraan nog veel te doen is. Het is zeker niet iets waarmee we dit jaar al klaar zullen zijn. Toch stopt het programma in 2012 en is er geen opvolging voorzien. Dat is zonde, want veel ondernemers in Europa hebben er onnodig last van. Er lekt onnodig geld weg uit de economie. Als je serieus werk wilt maken van je concurrentiekracht ten opzichte van andere delen van de wereld, kun je niet serieus menen dat je je eigen economie voor miljarden blijft opzadelen met onnodige kosten. Deelt het kabinet de mening van de VVD dat het ook na 2012 nodig is om regeldruk en bijbehorende kosten terug te dringen, dat daar op zijn minst een nieuw programma voor moet komen en dat dit eigenlijk gaat om een permanente inspanning? Het verdient zichzelf terug. Graag hoor ik de mening van het kabinet over deze ideeën.

Misschien is het nog schrijnender dat er een hoop aan regels is verminderd, maar dat er aan de andere kant wel weer veel bij is gekomen. Actal en soortgelijke clubs in de andere EU-lidstaten vragen zich dan ook af of dit per saldo wel heeft geleid tot een vermindering van de administratieve lasten voor bedrijven. Hoe voorkomen we dat er met de linkerhand meer regeltjes bij worden geschreven dan er met de rechterhand kunnen worden uitgegumd? Bij sommige voorstellen van de Europese Commissie krijgen we een impact-assessment, maar nog lang niet bij alle. Waarom eigenlijk niet? Vindt het kabinet het ook niet goed om bij alle voorstellen te zien wat de gevolgen zijn van regeldruk, van administratieve lasten, en of daarvoor alternatieven zijn die wellicht minder lasten meebrengen?

Men merkt dat voor de VVD de economie de belangrijkste kracht is van Europa. Dáárop moet de Unie zich dan ook richten, niet op het verdelen van geld, het dromen van federalisme en het lanceren van plannen waarop niemand zit te wachten. Mensen in Europa hebben nu al het hardnekkige gevoel dat er iets schort. Dat gevoel is terecht: helaas is er gewoon een democratisch gebrek. De Europese Unie kent een complexe structuur. De regeringsleiders zitten bijeen en komen tot een besluit. De regeringsleiders worden vooraf gemandateerd door gekozen volksvertegenwoordigers in het eigen land, en achteraf gecontroleerd. Soms staan ze, democratisch gelegitimeerd en al, lijnrecht tegenover een Europees Parlement dat de belangen van diezelfde burgers in heel Europa zegt te vertegenwoordigen. Tegenstrijdige zaken willen is op zich best representatief voor mensen, maar als politiek bewijzen we hier de democratie geen dienst mee.

Voor de VVD ligt de voornaamste sleutel tot versterking van de democratie bij de nationale parlementen. Het Verdrag van Lissabon geeft ons bevoegdheden, maar daar blijft het dan ook bij. De Brusselse instituties faciliteren niet dat wij die bevoegdheden ook benutten. Dat is geen verwijt. Het is hun taak niet en laten we eerlijk zijn, ze hebben er geen direct belang bij om die nationale parlementen nog mondiger te maken. Die taak ligt bij onszelf, als nationaal parlement, en staat of valt ook met de vraag in hoeverre wij onze collega's uit de nationale parlementen van andere lidstaten kennen. Dat verloopt moeizaam en met een hoop heen en weer gevlieg komt dat langzaam op gang, maar eigenlijk wil ik gewoon een facebook voor parlementariërs, waarop ik kan zien wie er in welke lidstaat in het parlement over welk onderwerp gaat en het liefst ook hoe Eurokritisch die persoon is. De VVD spant zich nu ook in om een flinke slag te slaan met als doel, dit te bereiken. Als nationale parlementen immers geen bezwaar hebben tegen een nieuw plan van de Europese Commissie, dan is dat prima en duidelijk. Nu horen we te vaak een hele hoop gemor, gesputter en bezwaren, of er worden zelfs bezwaren officieel ingediend na de deadline. Niet genoeg nationale parlementen maken echter gebruik van de formele remmen. Dan dendert het dus gewoon door, maar dat gebeurt niet op het juiste democratische spoor. En het is onze taak om ervoor te zorgen dat de Unie het tempo aanhoudt dat de Nederlanders kunnen bijhouden. Dat is geen klusje voor even, maar dat is een permanente taak. De Staat van de Unie is namelijk dat de Unie altijd beweegt en dus nooit staat.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Ik zat nog even te wachten, want het ging over de economie maar ook over democratie. De Europese Unie is ook een waardengemeenschap waarin grondrechten, daar waar parlementen zijn, worden geschonden, bijvoorbeeld in Hongarije. Waarom hoor ik de VVD daar niet over?

De heer Dijkhoff (VVD):

Dat is een vraag die een veronderstelling in zich bergt die niet klopt, want volgens mij hebt u de VVD daar wel over gehoord. Ik heb daarover zelfs nog een stuk geschreven. Het is niet heel boeiend dat dat gebeurt, maar ik heb het wel gedaan. Wat in Hongarije gebeurt op het gebied van mensenrechten, is niet goed. Wij steunen de Commissie dan ook in het feit dat zij gebruikmaakt van haar bevoegdheden en de mogelijkheden om Hongarije aan te spreken.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Ik hoorde vorige week mevrouw Kroes hier zeggen dat ze eigenlijk te weinig instrumenten heeft om Hongarije aan te spreken. Deelt de heer Dijkhoff die mening?

De heer Dijkhoff (VVD):

Ik weet niet of meer instrumenten in Europa de oplossing is voor Hongarije. Het probleem is dat daar iemand zit met een stevig mandaat en duidelijk mandaat van de bevolking. Je kunt er helaas niet van buitenaf voor zorgen dat het goed gaat. Was het maar zo simpel. We weten ook hoe moeilijk het is in landen waar het nog erger is en die geen lid zijn van de Unie. Het is dus een kwestie van landen erop aanspreken als zij de verplichtingen in het Verdrag niet nakomen. Ook moeten we proberen om de bevolking ervan te overtuigen dat er betere manieren zijn dan deze om de democratische rechtstaat vorm te geven.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Ik denk dat u dan ook van mening bent dat het instrumentarium, bijvoorbeeld het starten van een artikel 7-procedure tegen Hongarije, wenselijk is. Klopt dat?

De heer Dijkhoff (VVD):

Volgens mij zijn we nu bezig met die procedures en moet je wel zorgvuldig je stappen zetten. Je kunt niet overhaast conclusies trekken uit een proces dat nog plaatsheeft. Je kunt niet alvast met de volgende stap beginnen en daarvan een hoop stampij maken. Volgens mij zijn wij daar dus al mee bezig en moeten we daar gewoon mee doorgaan.

De heer Van Baalen (EP/VVD):

Voorzitter. Ik wil beginnen met een mild optimisme en dat deel ik met de voorzitter van de Europese Centrale Bank, de heer Draghi. Hij zegt dat er in het bestrijden van de Eurocrisis al veel is bereikt. Er moet nog wel een begrotingsverdrag met sancties worden afgerond, maar dat staat in de steigers. President Sarkozy van Frankrijk heeft gezegd dat hij het aanvaardbaar vindt dat, als Frankrijk de regels van het verdrag overtreedt, er sancties volgen. Dat is voor een Franse president een enorme stap: dat is de Rubicon oversteken. Er komt een Europees Monetair Fonds ter grootte van 750 mld., want het wordt met het tijdelijke fonds samengevoegd en verder is er het sixpack: de maatregelen op secundair niveau die al genomen zijn. We zijn er nog lang niet, maar ik durf met Eurocommissaris Kroes wel te concluderen dat, los van de vraag of een land bij de Euro blijft of niet, de Euro het zal houden.

De Nederlandse premier heeft een aantal keren gezegd dat hij geen machtsoverdracht, geen soevereiniteitsoverdracht, ziet naar Brussel. Ik ben het daarmee eens maar doordat Brussel nu een belangrijke rol heeft in het begrotingsproces, ook van nationale lidstaten, zul je wel zien dat er macht zal samenklonteren; niet op basis van verdragen maar op basis van het spel tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie en de Raad. Dat betekent dat de Europese instellingen daarvoor moeten waken. Met moet niet proberen meer bevoegdheden naar zich toe te trekken dan in de verdragen zijn opgenomen. Ik geef u een voorbeeld. In de verdragen staat dat de Commissie de initiatieven neemt. Dat kan ook op verzoek van de Raad zijn, maar het Europees Parlement kan niet een initiatief van de Commissie afdwingen.

Barroso, de voorzitter van de Commissie, heeft gezegd: als een meerderheid in het Parlement een initiatief wil, ga ik dat voorbereiden. Dan had het in het verdrag moeten staan. Dus u moet dat soort zaken niet willen. Nationale parlementen zullen hun rol houden en zullen misschien een versterkte rol hebben in de Europese integratie. Giscard d'Estaing, die als oud-president van Frankrijk de conventie voorzat, had een idee om bijvoorbeeld de Europese begroting te laten samenstellen op basis van een besluit van nationale parlementariërs en het Europarlement. Hij noemde dat een congres. Dat betekent dat nationale parlementen niet alleen aan het begin invloed hebben of via de oranje/gele kaart waar onder andere de heer Ten Broeke van de VVD zich heel sterk voor heeft gemaakt, maar ook aan het einde. Dat is geen slecht idee. Ik weet dat het vandaag een niet-realiseerbaar idee is, maar laten wij het in ons achterhoofd houden voor de toekomst.

Voorts – de heer Dijkhoff sprak daar al over – zouden wij eigenlijk een beleidsrem moeten hebben. Er zijn heel veel zaken die op dit moment Europees worden geregeld. De heer Dijkhoff noemde daarvan een aantal. Ouderschapsverlof, zwangerschapsverlof noem ik er nog maar bij als een zaak die je gewoon door lidstaten zelf moet laten regelen. Dat moet je niet als Europese Unie of als Europees Parlement willen regelen. Soms geldt: less is more. Concentreer je bijvoorbeeld op het verder vrijmaken van de Europese dienstenmarkt.

Voorzitter. Ik weet, dit debat gaat niet over Griekenland, maar ik wil toch kort iets zeggen. Als een land niet in staat is zichzelf te hervormen, moet je het helpen. Mevrouw Merkel had het over een Eurocommissaris voor Griekenland, of niet, maar een curator, iemand die helpt om de genomen besluiten uit te voeren, is wel dienstig. Mensen als de heer Stelios van EasyJet, Grieks van origine, die het uitstekend doen in het buitenland, zouden voor zo'n curatorschap best in aanmerking kunnen komen.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter. Het doet mij goed om oud-collega's weer terug te zien in de Tweede Kamer. Andersom zou het ook een keer leuk zijn: Tweede Kamerleden die in het Europees Parlement het woord mogen voeren. Misschien dat wij dat ook nog eens kunnen regelen!

Wij spreken vandaag over de Staat van de Europese Unie. Die staat is niet al te best. De vraag die voor ons, de PvdA, in dit debat centraal staat is: wat doet het kabinet om dit te veranderen en hoe zorgt het ervoor dat het Nederlands belang daarbinnen veilig wordt gesteld? In dat kader kunnen wij niet heen om de analyse van de European Council on Foreign Relations, een vooraanstaand instituut dat jaarlijks een scorekaart uitbrengt over de relatie van Europa met de rest van de wereld. Daarbij worden ook alle 27 lidstaten bekeken. Het is treurig en beschamend om te zien dat Nederland dit jaar zoveel slechter scoort, veel slechter dan de veel kleinere en vroeger gelijkgestemde landen Zweden en Denemarken. Als het bijvoorbeeld gaat om onze omgang met niet-EU-landen op ons continent, worden wij afgeschilderd als een "slacker", letterlijk vertaald: een luilak. Nederland raakt steeds verder geïsoleerd in de Europese Unie en dat is uitdrukkelijk niet in het Nederlands belang.

Wij willen een andere koers. De regeringsleiders, veelal van rechtse signatuur, zien maar één probleem: financiën. Maar financiën zijn niet het enige, en misschien zelfs niet het allerbelangrijkste probleem van de Europese Unie op dit moment. Voor het oplossen van de crisis is er veel meer nodig dan alleen het maken van begrotingsafspraken. Het vraagt ook om het opvullen van de democratische en de sociaal-maatschappelijke gaten. De technocratie en de boekhouderslogica die de Europese toppen beheersten, maakten 500 miljoen Europeanen per top chagrijniger over Europa. Feilloos sloegen de Europese leiders top na top alle inspiratie uit het Europese project, precies het omgekeerde van wat leiders horen te doen.

Onze uitgangspunten zijn een solidair, sociaal en energiek Europa. De Europese Unie moet een omslag maken naar een duurzame maak- en kenniseconomie, waarbij werkgelegenheid en sociale zekerheid maximaal gewaarborgd zijn. Afspraken moeten ook gaan over het leggen van een sociaal fundament, een sociale bodem onder het bestaan van de burgers van Europa. Afspraken op Europees niveau zijn nodig om sociale dumping te voorkomen, om te voorkomen dat het werk gaat naar die landen waar de lonen het laagst en de arbeidsvoorwaarden het allerslechtst zijn. Daarom heeft de PvdA in oktober 2011 een motie ingediend om veilig te stellen dat de bestaande sociale fundamenten en de sociale grondrechten ook geëerbiedigd worden. Deze motie is aangenomen. Wat heeft de minister-president tot nu toe met deze motie gedaan op al die koppen? Is er ook maar een begin van een inzet om naast begrotingsregels ook sociale spelregels af te spreken?

De financiële crisis is een wereldwijd probleem en moet dus ook internationaal worden aangepakt. Hiervoor is Europa voor ons het beste platform. Schaal, schaal en nog eens schaal, omdat sommige zaken de macht van de individuele lidstaten echt te boven gaan. Als wij nu niet met één stem spreken, zitten wij straks allen zonder stem. Het elkaar de maat nemen op voldoende concurrentiekracht past hier volgens mijn fractie goed in. Wij kunnen alleen garant staan voor de munt in zwakke economieën van Europa als die zich verantwoordelijk gedragen. Daar moeten wij op toezien. Dus juich ik het akkoord in Griekenland, dat niet lang voor dit debat bereikt is, toe. Ik hoop dat de Grieken het ook daadwerkelijk gaan uitvoeren, maar wij moeten erop toezien.

De grote en vooral onoverzichtelijke onderlinge verwevenheid van de Europese financiële markten vraagt, nee schreeuwt, om Europees toezicht. Nationale toezichthouders blijven achter de feiten aanlopen, hoezeer zij ook hun best doen. Het wordt tijd dat de Europese toezichthouder EBA de bevoegdheden krijgt die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de kracht van banken en financiële instellingen wordt ingezet in het gezamenlijk belang en zich niet tegen ons belang kan keren, zoals de afgelopen jaren helaas te vaak is gebleken.

Europa zal niet blijven bestaan als wij in de interne markt alleen het recht kennen van de economisch sterkere, die alleen naar zichzelf kijkt en zich niet om anderen bekommert. Volgens de ideologie van de conservatieven en de liberalen, die hier door de heer Dijkhoff nog eens mooi is verwoord, kan een interne markt en een eurozone zonder gemeenschappelijke verantwoordelijkheid blijven bestaan. Dat is een denkfout die dit kabinet helaas overneemt.

Jacques Delors, die aan de wieg stond van het Europese gemeenschappelijke beleid, de gemeenschappelijke markt en de monetaire unie, stond echt iets heel anders voor ogen. Zijn motto voor een interne markt was: "stimulating through competion, strengthening through cooperation and uniting through solidarity". Die laatste twee oproepen, "sterker worden door samenwerking" en "verenigen door solidariteit", zijn actueler dan ooit, bijvoorbeeld voor een van de grootste uitdagingen op ons Europese continent, de jeugdwerkloosheid. Die werkloosheid is in de eurolanden in de laatste maanden van 2011 gestegen tot het hoogste niveau sinds de invoering van de euro. De cijfers zijn extreem hoog: in Europa zijn 5,6 miljoen jonge mensen werkloos. In Spanje is inmiddels 51% van de jongeren werkloos.

In Nederland valt het allemaal, relatief gezien, nog mee. Dat komt echter niet uit de lucht vallen. Er is jarenlang beleid nodig geweest om de jeugdwerkloosheid zo laag te krijgen en te houden, maar wat doet dit kabinet? Het schaft per 1 januari 2012 de programma's voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid af. Het bestrijden van jeugdwerkloosheid is duidelijk geen nationale prioriteit meer. Dat is dom, dom en nog eens dom.

Op de laatste top is afgesproken dat er een heroriëntatie van de beschikbare middelen zal plaatsvinden om jongeren aan het werk te helpen. Dat klinkt behoorlijk cryptisch. Enig speurwerk leverde op dat het gaat om de verwachte onderuitputting van de structuurfondsen, ongeveer 82 mld. of 83 mld. Dit bedrag zal niet, zoals gebruikelijk, terugvloeien naar de lidstaten – Nederland zou dan ongeveer 4 mld. terugkrijgen – maar ingezet worden in de zwakste landen ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Dat is niet eens zo'n gek idee, maar helaas ontbreekt het aan geloofwaardige en concrete plannen. Als we het aan de landen zelf overlaten, verdwijnt het in een bodemloze put. Wat is hierover op de top eigenlijk echt afgesproken?

Volgens de PvdA-fractie moeten er twee dingen gebeuren. Allereerst moeten er op Europees niveau concrete, werkbare en geloofwaardige afspraken over de aanpak worden gemaakt. Men kan bijvoorbeeld putten uit de goede voorbeelden in Nederland, Finland en Oostenrijk. Deze zijn ook mogelijk op Europees niveau. De invoering hiervan moet niet vrijblijvend zijn. Europa moet toezicht houden op de uitvoering en op de besteding van de gelden. Daarnaast moet het kabinet zich inzetten om middelen vrij te krijgen voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid in Nederland. Deze middelen moeten dus niet alleen naar de zwakke landen gaan. Zolang het geld voor dit doel wordt toegepast, moet Nederland ook een deel krijgen. De minister-president stopt namelijk met die middelen voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Dit zijn heldere verzoeken van de Partij van de Arbeid, en graag krijg ik hierop een concrete toezegging.

Ik stel echter een vraag vooraf. Valt er eigenlijk nog wat te eisen, of is de minister-president al klakkeloos akkoord gegaan? Zijn de Nederlandse miljarden al weggegeven zonder enige voorwaarde? Ik mag hopen van niet. Graag krijg ik daarover duidelijkheid.

Ik kom op het onderwerp asiel en migratie. Hierbij komt het "Jekyll and Hyde"-karakter van dit kabinet pas echt goed naar voren. Puur voor de PVV-bevrediging stuurt dit kabinet minister Leers naar Brussel met absurde en onhaalbare voorstellen, wetende dat het kabinet bot zal vangen – wat terecht is – omdat sommige van die voorstellen tegen fundamentele beginselen van de Europese samenwerking ingaan of zelfs het EVRM raken, bijvoorbeeld artikel 8 over "family life". Wij ontmoeten begrip, zo luidt de schamele reactie van het kabinet. Je koopt echter helemaal niets voor hier en daar een meewarig knikkende collega-minister in een Europese Raad. De keiharde werkelijkheid is te lezen in het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2012. Niets van de plannen van dit kabinet en de afspraken met de PVV is daarin terug te vinden. Het gaat gewoon niet gebeuren. Na anderhalf jaar vergaderen in Europa met Europese collega's, heeft dit kabinet het niet eens weten te agenderen, laat staan te realiseren.

Heeft het kabinet het wel echt geprobeerd in het afgelopen anderhalve jaar? Of bestaat Mr Hyde alleen op de Nederlandse bühne?

De voorzitter:

Gaat u afronden, mevrouw Albayrak?

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Zeker. Ik vraag dit hierom: wie de Staat van de Unie leest, treft ook op dit gebied een verrassend realistische pro-Europese houding aan. Over de richtlijn inzake het vrij verkeer van personen zegt het kabinet: gemaakte afspraken moeten worden nagekomen. Er is helemaal niets te vinden over de wijziging c.q. aanscherping van die afspraken, zoals de PVV is beloofd. Over asiel zegt het kabinet: ja, graag meer harmonisatie; dat is essentieel. Daar verzet de PVV zich al jaren tegen. Dat is dus niet wenselijk, of raadzaam, maar zelfs "essentieel". Er is alweer niets te vinden over de aanscherpingen. Jekyll and Hyde, met alleen maar verliezers, want de Europese collega's van deze bewindspersonen hebben het hartstikke goed door. Nederland verliest aanzien en invloed.

Als de agenda van dit kabinet straks in Brussel faalt, is dat niet de schuld van Europa, echt niet. Het kabinet weet waar het om vraagt. De schuldigen aan die mislukking zitten hier in vak-K.

De heer Berman (EP/PvdA):

Voorzitter. De afgelopen twee Eurotoppen is er onder zware druk van vooral Duitsland een fiscaal verdrag bij gekomen dat de begrotingsregels voorrang geeft op de bestrijding van de crisis en het creëren van groei. Maar zullen Nederland en Duitsland nu ook meer overhebben voor zwakke lidstaten? Zullen zij een groter noodfonds en stimulerend monetair beleid van de ECB accepteren? Is er nu minder verzet tegen de invoering van euro-obligaties?

Wil de premier met mij concluderen dat wij toch stap voor stap echt in deze richting aan het werken zijn en dat na de strenge begrotingseisen en bezuinigingen de Europese lidstaten zich gezamenlijk gaan wapenen tegen de financiële markten via het gezamenlijk uitgeven van de schulden? Wil hij met mij concluderen dat het nooit meer mag voorkomen dat een land de boel zo uit de hand kan laten lopen als Griekenland, maar dat het net zomin ooit meer mag gebeuren dat de financiële markten ons onderling tegen elkaar kunnen uitspelen? Deelt de premier deze observatie met mij of blijven wij bezuinigen tot wij geen economie meer overhebben?

Alleen al dit jaar zijn 90.000 extra werklozen voorspeld voor Nederland, een direct gevolg van het gekozen beleid in Nederland en in Europa. Waar wil dit kabinet naartoe? Met dit fiscale verdragje alleen komt er in de komende tien jaar bij dit rechtse beleid geen enkele cent voor investeringen. Wij zorgen als economisch blok voor een eigen achterstand met de rest van de wereld. Wat wij nodig hebben, naast het Stabiliteits- en Groeipact, is juist een ambitieus werkgelegenheidspact in Europa, en niet de boterzachte, holle afspraken over werk en groei van de laatste Raad. Waar blijven de "project bonds", gerichte investeringen in kansrijke projecten met de Europese Investeringsbank? Dat kost de overheden niets, maar levert wel werk op. Waar wachten wij op? Politiek is niet het angstig vasthouden aan bestaande grenzen, politiek is het mogelijk maken wat nodig is. Werkgelegenheid is de weg uit de crisis. Dit moet echter niet ten koste gaan van sociale rechten. De steun onder de bevolking valt weg als Europa geen rechten beschermt maar enkel risico's oplevert voor gewone mensen. Europa zal sociaal zijn of zal niet zijn.

Terwijl de Arabische landen hun despotische leiders wegsturen, zien we in Europa naast de eurocrisis ook een leiderschapscrisis en vallen er gaten in onze verworven democratie. In Hongarije heerst de dictatuur van de meerderheid en wordt de democratie uitgehold. In Europa maken Frankrijk en Duitsland met hun halfbakken compromissen meer en meer de dienst uit voor de hele eurozone. Is dit wat deze tijd vraagt? Is de ontwikkeling dat Europa wordt gestuurd door de as Frankrijk-Duitsland of door populistische regeringen of nationalisten nu echt de wil van het volk? Of is het de wil van bange politici die niet langer richtinggevend durven zijn?

De Hongaarse premier Viktor Orbán kan zijn gang gaan en de Europese Raad kijkt de andere kant op. Het is de Commissie die ingrijpt, niet de Raad. Over Hongarije heb ik van de regering niet één moedige uitspraak gehoord. In de aanpak van de eurocrisis daarentegen komt premier Rutte beter op voor de democratie. Als alleen de hoofdsteden het beleid bepalen, winnen de grootste landen. Dat weten we zeker. Als democratisch in Brussel wordt besloten, met het Europees Parlement, dan krijgen ook kleinere landen hun invloed. Mark Rutte begrijpt dat en dat valt te prijzen.

Op andere punten blijft Nederland mokkend en soms scheldend aan de zijlijn staan. Bewijst deze regering Nederland een dienst door zulk mager innovatiebeleid te maken dat het achter het innovatiebeleid van Europa aanhobbelt? Bewijst staatssecretaris Bleker Nederland en de natuur een dienst door Europese regels aan zijn laars te lappen? Het wordt steeds moeilijker voor ons land om nog iets binnen te halen. Bijna al het krediet is verspeeld en we bevinden ons in een isolement. Wat er in wezen aan dit kabinet ontbreekt, is vooral het besef dat samenwerking binnen de EU meer hoort en kan zijn dan "bittere noodzaak als het echt niet anders kan". Samenwerking is veel meer als we er positief voor kiezen. Samenwerken schept een nieuwe werkelijkheid met nieuwe mogelijkheden.

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. De Staat van de Unie is dramatischer dan ooit. We zien een staatsschuld die van 83% naar 87% is gegaan en een werkloosheid van 24 miljoen mensen in de Europese Unie. Een op de vier werklozen woont in Spanje. Dit zijn zeer slechte cijfers.

Het gevaar hiervan is dat sommigen dit gaan benutten om een politieke unie te creëren. Angela Merkel roept dat een politieke unie nu noodzaak is. Zelfs de SP sluit een politieke unie niet uit. Dit zijn signalen dat we de verkeerde kant op gaan; dit mag absoluut niet gebeuren. Ook onze eigen regering suggereert dat een minder politieke unie automatisch het einde van de interne markt zal betekenen. De regering vergeet hierbij dat de interne markt al lang bestaat en geen politieke unie nodig heeft. De politieke unie is juist afhankelijk van de interne markt en heeft decennia lang geparasiteerd op de opbrengsten en successen van die interne markt.

De heer Van Bommel (SP):

Het zijn maar peilingen, zeg ik tegen de heer Bontes, en wij sluiten helemaal niets uit.

De voorzitter:

Ja, mijnheer Bontes, ik begrijp het ook niet.

De heer Bontes (PVV):

Ik wil toch graag reageren. Het is mooi dat de na de ontkennende fase nu toch ook de fase komt dat de SP het toegeeft. De SP sluit niet uit dat er een Europese Unie komt. Sterker nog, de heer Van Raak, de ideoloog van de heer Van Bommel, heeft onlangs nog in een algemeen overleg aangegeven dat hij het milieu en het sociaal zekerheidsstelsel op Europees niveau geregeld wil zien. Die bevestiging van de heer Van Bommel heb ik niet nodig, die staat al zwart op wit.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De heer Van Raak is niet mijn ideoloog, maar een gewaardeerde collega uit de SP-fractie en woordvoerder binnenlandse zaken, dus geen Europese zaken. Sociale zekerheid is absoluut niet iets wat wij op Europees niveau willen regelen, dat moet de heer Bontes toch bekend zijn.

De heer Bontes (PVV):

Dan begrijp ik er helemaal niets van, want hier staat zwart op wit in de Handelingen dat de heer Van Raak pleit voor een socialezekerheidsstelsel op Europees niveau. Kennelijk bestaat de SP-fractie uit twee delen. Maar goed, dat hadden wij toch al enigszins begrepen.

Ik kom terug op de interne markt en de economie. Er zijn plannen voor een CO2-taks die 1,4 mld. gaat kosten. Wat zijn de gevolgen daarvan voor het bedrijfsleven? Je kunt namelijk hoog opgeven over minder bureaucratie en minder procedures, maar dat weegt toch niet op tegen de 1,4 mld. die het bedrijfsleven op moet gaan hoesten? Hoe kijkt de regering daartegen aan?

Ik kom terug op de Europese Commissie in het kader van asiel en immigratie. Een niet democratisch gekozen Commissaris bepaalt onze asiel- en immigratiewetten. Ze wordt wel een linkse hippie genoemd. Ik kan dat bevestigen, want ik heb met haar te maken gehad. Ik heb het over mevrouw Malmström. Zij is een linkse hippie. Onze asiel- en immigratiewetten bepaalt zij gewoon! Zij zegt daarbij dat asiel en immigratie geen probleem zijn, maar dat ze de oplossing van het probleem zijn. Het groenboek geeft suggesties voor versoepeling en niet voor aanscherping. Gelukkig krijgen we steun van de zeer verstandige immigratie-econoom Roodenburg, die het verhaal bevestigt dat je asiel en immigratie vooral op nationaal niveau moet regelen.

Ik vervolg met de Staat van de Unie.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Ik snap dat de heer Bontes afgeeft op mevrouw Malmström. Zij zit in Brussel. Maar de heer Bontes heeft eerst te maken met het kabinet dat hier in Nederland zit, waar de PVV-fractie afspraken mee heeft gemaakt. In de Staat van de Unie, die het kabinet naar de Kamer heeft gestuurd, staat: op het gebied van asielbeleid moet er meer harmonisatie zijn in Europa; dat is essentieel. Er staat niet eens "wenselijk", maar "essentieel". Het is in Nederlands belang. Dat is de ambitie van dit kabinet. Het kabinet zegt ook dat de Commissie weinig ambitie toont als het gaat om die agenda, omdat het kabinet zo graag andere dingen wil. Dat riep het kabinet een jaar geleden en dat roept het nu ook in dezelfde brief. Hoe oordeelt de PVV-fractie daarover? Wat heeft zij een jaar lang gedaan om dit kabinet bij de les te houden over de afspraken die het met de PVV-fractie heeft gemaakt?

De heer Bontes (PVV):

In ieder debat heeft de PVV het belang hiervan aangegeven. Zij heeft vooral gezegd dat asiel en immigratie op nationaal niveau thuishoren. Dat is ook kenbaar gemaakt aan de regering. Ik heb dat in ieder debat en ieder AO gezegd. Mevrouw Albayrak kan mij dus nooit verwijten dat wij hier niets over gezegd hebben. Er is nog een korte periode om te realiseren dat in het groenboek komt te staan wat erin moet komen, bijvoorbeeld een gezinsherenigingsrichtlijn. Ik ga ervan uit dat de regering zich in die korte periode die ons nog rest, een maand, tot het uiterste inspant om dat te realiseren. Daarna zien we verder.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Ik concludeer dat er na anderhalf jaar niets is gebeurd, dat al die gemaakte afspraken zelfs niet op de agenda staan, en dat de PVV dit kabinet desondanks blijft steunen.

De heer Bontes (PVV):

Wij hebben nog een korte tijd te gaan. Laten we het afwachten. Mocht het onverhoopt niets opleveren, dan zal er een andere fase komen, in de zin van: wat is dan wel het middel om het te realiseren?

De heer El Fassed (GroenLinks):

Als de PVV graag wetgeving wil, zou zij ervoor kunnen zijn om het initiatiefrecht bij het Europees Parlement te leggen.

De heer Bontes (PVV):

Als er één ding is dat we nooit zullen doen, dan is het meer bevoegdheden bij dat verschrikkelijke Europees Parlement neerleggen. Dat zal dus nooit en nooit gebeuren, maar dat weet de heer El Fassed ook wel.

De heer Schouw (D66):

In mijn herinnering was de heer Bontes ook een keer lid van dat hele vreselijke Europees Parlement, maar dat deed hij waarschijnlijk om het uit te hollen van binnenuit.

De heer Bontes (PVV):

Precies. Bedankt voor het antwoord.

De heer Schouw (D66):

Dat dacht ik wel. Ik help wel een beetje.

Het is leuk dat de heer Bontes over het groenboek begint. Vanmiddag hadden we namelijk een rondetafelgesprek over het groenboek. En wie ontbrak daar? De PVV. Ik kan het werkelijk niet rijmen. De PVV jut dit kabinet op om te komen met een groenboek en nu trekt de heer Bontes weer een broek aan die hem zes maten te groot is, maar als we erover komen te praten, dan is hij er niet. Ik wil daar een uitleg over hebben.

Een collega van de heer Bontes heeft gedreigd: als dat groenboek er niet komt, dan een opt-out. Staat die dreiging vanuit de PVV nog steeds?

De heer Bontes (PVV):

Vanmiddag was er kennelijk een rondetafelgesprek over het groenboek. Daar heb ik geen uitnodiging voor gehad, maar dat behoort ook niet direct tot mijn portefeuille. Ik weet niet hoe dat dan gaat. Maar als wij elkaar toch de zwartepiet toe gaan spelen; afgelopen maandag was er een notaoverleg over de prioriteiten van het werkprogramma van de Europese Commissie. Het belangrijkste van het jaar. En wie ontbrak er? D66. Dus laten wij elkaar niet de zwartepiet toespelen, want u bent vele malen afwezig bij werkbezoeken en overleggen. Ik vind dit dus een beetje kinderachtig.

De voorzitter:

Wij proberen via de voorzitter te spreken en elkaar niet rechtstreeks aan te spreken. Dan gaat het als vanzelf veel vriendelijker en gezelliger.

De heer Bontes (PVV):

Oké, maar ik vind het toch zeer kinderachtig om zo op de man te spelen.

Ik sta voor 100% achter wat de woordvoerder heeft gezegd over de opt-out, namelijk: als het niet lukt gaan wij voor een opt-out. Dat is het PVV-standpunt. Klaar.

De heer Schouw (D66):

Ik raak kennelijk een gevoelige snaar, want de heer Bontes begint helemaal te schudden aan alle kanten en te zeggen: je speelt het op de man. Maar ik speel niks op de man.

De heer Bontes (PVV):

Dat doet u wel.

De heer Schouw (D66):

Ik speel het op de fractie en op een politiek sleutelproject van de PVV-fractie. Al drie maanden staat een gesprek over het groenboek op de agenda en de PVV weigert gewoon te komen. Dan is het heel logisch dat ik wil weten welk politiek motief daarachter zit. Dat is helemaal niet persoonlijk bedoeld. De heer Bontes heeft daar gewoon geen antwoord op.

De heer Bontes (PVV):

Zo heeft de heer Schouw geen antwoord erop dat hij niet aanwezig was bij het belangrijkste overleg van het jaar, dat ging over het werkprogramma van de Europese Commissie. Daar antwoordt hij ook niet op.

Met de Europese Commissie heeft zich een heel bijzonder voorval voorgedaan. Toen de Europese ambtenaren een loonsverhoging eisten van 1,7%, was de reactie van de Commissie: de crisis is niet erg genoeg. Dat kon ik totaal niet rijmen met die andere gevoelens, namelijk: wij moeten toch vooral bouwen aan de politieke unie, gelet op de urgentie en de crisis. Die tegenstrijdigheden zijn heel bijzonder.

73% van de Nederlandse bevolking is tegen uitbreiding van de Europese Unie. Dat is heel begrijpelijk, want die leidt tot veel meer criminaliteit in de wijken en tot uitkeringstoerisme. Vandaag is er weer een grote Roemeense bende opgerold voor skimmen, fraude met pinapparaten. Mensen worden daar doodmoe van. En wat zie ik in de Staat van de Unie? "Wij moeten vooral uitbreiden". Dat lijkt een doel op zich. Daar moet toch een keer een punt achter gezet worden. Je kunt de Europese Unie niet zomaar blind uitbreiden.

Hetzelfde geldt voor de Schengenzone. De regering houdt voet bij stuk als het gaat om Roemenië en Bulgarije. Zij bedreigen ons ook een beetje door te stellen: wij gaan de tulpen blokkeren. Nu beschuldigen zij ons weer van machtsmisbruik. Het rapport is nu afgekomen. Er zitten tekortkomingen in dat rapport. Er zijn nog steeds problemen met corruptie. Mijn concrete vraag is: wat is het standpunt van de regering op dit moment met betrekking tot Roemenië en Bulgarije?

Ik kom even terug op het Meerjarig Financieel Kader, de begroting van de Europese Unie. Eurocommissaris Rehn heeft gezegd dat de staatsschuld terug moet worden gebracht. Hij kan ons daar prima bij helpen door ons eerst te helpen aan een korting van minimaal 1 mld. Wat is de stand van zaken op dit moment? Hoe loopt de discussie over het Meerjarig Financieel Kader? Komen wij in de buurt? Verliezen we nog eens? Gaan we er veel meer overheen?

Eurocommissaris Lewandowski zegt: ik heb een probleem in 2012; ik kom 11 mld. tekort, mag ik even vangen? Ik mag toch hopen dat dat niet gaat gebeuren, maar ik krijg graag de bevestiging dat de regering niet ingaat op die belachelijke eis van Eurocommissaris Lewandowski.

Ik heb berichten gekregen dat 82 mld. van de meerjarenbegroting van de Europese Unie die nu nog loopt, niet besteed is. Klopt dat? Brusselse piranhas, zoals Barroso, zouden hebben gezegd: geef maar hier, dat ga ik dan uitgeven aan werkloosheid in Spanje of Griekenland. Klopt dat? Klopt het ook dat dit betekent dat Nederland daardoor 5 mld. is misgelopen? Immers, als je dit naar rato verdeelt, kom je ongeveer op 5 mld. uit voor Nederland. Is het zo dat wij 5 mld. naar binnen hadden kunnen halen voor ons eigen land? Het klopt toch, zo vraag ik de regering, dat ongebruikte kredieten normaal gesproken teruggaan naar het land dat het budget gegeven heeft? Wat is daar de status van? Klopt deze informatie? Is dit punt definitief afgetikt op de Europese top? Heeft daar besluitvorming over plaatsgevonden? Wat is de rechtsbepaling daarvan? Kan het zomaar dat je grote delen van onderbesteding van het budget zo even overhevelt naar een andere post? Op deze laatste vragen in mijn betoog zou ik heel graag antwoord willen hebben.

De heer Schouw (D66):

Als het gaat om het Europastandpunt van de PVV, is het mij niet helemaal helder of de PVV met de rug staat tegenover ondernemend Nederland of dat zij ondernemend Nederland een hand geeft.

De heer Bontes (PVV):

De PVV is voor economische samenwerking en een interne markt. Maar als het bedrijfsleven 1,5 mld. op moet gaan hoesten aan CO2-taks, die zo nodig door de EU in het leven is geroepen, dan ben ik bang, of beter gezegd, dan weet ik wel zeker dat het bedrijfsleven daar helemaal niet op zit te wachten. Op de EU van D66, waarin alles op Europees niveau wordt geregeld, waarin een CO2-taks wordt geheven et cetera, zit het bedrijfsleven niet te wachten. De PVV komt wel op voor het bedrijfsleven, want wij beschermen het tegen dit soort belachelijke maatregelen. Dus ja, wij hebben hart voor het bedrijfsleven.

De heer Schouw (D66):

Ik wil toch een wat preciezer antwoord. Staat de PVV met de rug naar het bedrijfsleven of geeft zij de hand? Van VNO-NCW en MKB Nederland krijgen we altijd keurig een "position paper" waarin staat wat zij denken. Ik houd dit document, een Rondje Europa geheten, nu omhoog. Als ik het kort samenvat, dan is het gas geven in Europa en je best doen, want daar wordt onze Nederlandse boterham verdiend. Ik wil van de PVV weten of zij al die belangen en posities die MKB-Nederland opschrijft, onderschrijft. Ja of nee?

De heer Bontes (PVV):

Deels wel, deels niet. Deels is het voor de gewone middenstander een drama om met de EU te maken te hebben, deels zitten er goede dingen in waarmee je de interne markt kunt bevorderen. Er is geen zwart-witantwoord op dat document. Voor delen komen we op, met name voor de delen van het mkb die vreselijk veel last hebben van de EU, waar het een plaag voor is. Maar het doorpakken naar een politieke unie, waar de heer Schouw en het paper enigszins op doelen, zal niet gaan gebeuren waar de PVV bij is.

De heer Schouw (D66):

Mijn conclusie is dan dat de PVV in elk geval met de helft van de rug richting het bedrijfsleven staat.

De heer Bontes (PVV):

Dat is niet juist. Deze woorden worden mij in de mond gelegd en zijn absoluut niet juist. Wij willen het bedrijfsleven helpen. Maar we helpen ze wel even op het goede spoor hier en daar.

De heer El Fassed (GroenLinks):

De Nederlandse regering staat op het punt om het zogenoemde ACTA-verdrag te gaan tekenen, dat omarmd wordt door de Europese Commissie. De ene keer is de PVV faliekant tegen dat verdrag en de andere keer vindt zij het niet nodig om de geheime onderhandelingsdocumenten boven water te krijgen. Hoe staat de PVV daarin?

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. De heer El Fassed heeft het weer verkeerd begrepen. Dat komt wel vaker voor, maar ik zal het voor de tiende keer toelichten.

De voorzitter:

U houdt niet van op de man spelen.

De heer Bontes (PVV):

Inderdaad.

De voorzitter:

Dan moet u het zelf ook niet doen.

De heer Bontes (PVV):

Als ik iedere keer dezelfde vraag krijg, wordt die toch enigszins vervelend. Ik zal het echter nogmaals uitleggen.

De voorzitter:

Gewoon altijd vriendelijk blijven.

De heer Bontes (PVV):

Oké, maar ik blijf ook vriendelijk. Dat ben ik van nature; ik hoef er dus geen moeite voor te doen.

Voorzitter. Wij hebben gezegd dat de onderhandelingen voor ACTA kunnen doorgaan, maar dat wil niet zeggen dat we voor het verdrag zijn. Sterker nog, als in dat verdrag naar voren komt dat de vrijheid van internet wordt beperkt, in de vorm van een downloadverbod, in de vorm van "three strikes and you're out" of in de vorm van blokkades van websites, dan zijn wij daar tegen. Het zij zo dat de onderhandelingen zijn doorgegaan. Dat is op zichzelf ook niet erg, maar dat wil niet zeggen dat je voor de uitkomst bent. Over dat verdrag wordt immers gewoon gestemd in de Kamer.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Alle punten die de heer Bontes noemt, staan in het verdrag. Volgens hem staat het op gespannen voet met Europese grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, het recht op privacy et cetera. Deelt de heer Bontes mijn mening dat het goed zou zijn om, voordat Nederland überhaupt dat verdrag tekent – ik heb het nog niet eens over ratificatie – advies in te winnen over de vraag hoe het verdrag verenigbaar is met de grondrechten waarover de heer Bontes spreekt?

De heer Bontes (PVV):

Nee. Wij gaan niet naar het Europees Hof van Justitie, zoals de heer El Fassed wil; absoluut niet. Wij bepalen in Nederland zelf of wij iets goed vinden of niet. Daar hebben wij niet het Europees Hof voor nodig. Sterker nog, als het Europees Hof wel zou zeggen dat het goed is, zou het voor ons alleen maar moeilijker worden om er nee tegen te zeggen. Wij gaan het zelf beoordelen. Daar hebben wij het Europees Hof van Justitie niet voor nodig.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Dit verdrag druist in tegen de grondrechten, dus de PVV is tegen dit verdrag, zo zegt de heer Bontes. Dan kan de regering dit verdrag toch niet tekenen?

De heer Bontes (PVV):

De PVV oordeelt als het verdrag er is. Ik heb aangegeven dat de PVV niet voor is als er bepaalde dingen in staan. Of die dingen erin staan, weet de heer El Fassed ook niet zeker, want er is een groot embargo op geweest. Als erin staat dat de internetvrijheid wordt beperkt – zoals ik al gezegd heb: three strikes and you're out – zal de PVV daar niet voor zijn.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. In het radioprogramma Casa Luna – je kunt het midden in de nacht beluisteren – stond afgelopen nacht de vraag centraal welk gevoel Europa bij de luisteraars oproept. Een 85-jarige burger belde naar het programma. Hij zei: wij moeten allemaal niet zo zeuren; op de lagere school heb ik al geleerd dat Nederland in Europa ligt en dat je dus naast Nederlander ook Europeaan bent; zeur niet, ik ben geen Afrikaan, ik ben geen Amerikaan, ik ben een Europeaan. En zo is het maar net. Wij zijn Nederlanders en wij zijn Europeanen. De Europese Unie is een groep landen die, verenigd op het continent Europa, fundamentele uitgangspunten ten aanzien van democratie, vrijheid en bovenal menselijke waardigheid deelt. Ik verheug mij nu al op het debat met de minister-president, waarin ik hem de woorden kan ontlokken dat Europa meer is dan welvaart, dat Europa meer is dan een markt, dat Europa meer is dan een multinational, dat Europa ook een waardegemeenschap is. Ik zie ernaar uit, mijnheer de minister-president.

Er zijn veel nieuwe uitdagingen voor de Europese Unie. Er ontstaan nieuwe machtsblokken. China, India en Brazilië drukken steeds meer een stempel op mondiale ontwikkelingen. Ook Afrikaanse landen laten steeds beter hun stem horen. Kortom: de panelen schuiven en wij moeten ervoor zorgen dat de Europese Unie een van de machtsblokken van de wereld van morgen is.

De heer Berman (EP/PvdA):

Mag ik interrumperen? Voorzitter, ik zie u weifelend kijken, maar ik wil graag om een inlichting vragen. Ik begrijp iets niet. Het CDA heb ik niet gehoord over Viktor Orbán en het uitkleden van de democratie in Hongarije. Wij delen het idee dat Europa een waardegemeenschap is, maar waar blijft uw partij dan?

De voorzitter:

Mijnheer Berman, dit was een opvatting, geen verzoek om een inlichting.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter, wilt u dat ik de vraag van de geachte afgevaardigde uit het Europees Parlement beantwoord, of zal ik doorgaan met mijn betoog?

De voorzitter:

Dat laat ik aan uw hoffelijkheid over.

De heer Ormel (CDA):

Dan hoop ik wel dat dit buiten mijn spreektijd is, u heeft het knopje uitgezet. Ik wil de heer Berman graag antwoorden dat het natuurlijk van belang is om die fundamentele waarde van de Europese Unie voortdurend bij elkaar te toetsen, niet alleen in de uitbreidingslanden, maar ook bij onszelf. Dat is wat er op dit moment gebeurt en wat de Europese Commissie daadwerkelijk doet. Het is eerder aan de heer Berman om de Europese Commissie daarop aan te spreken dan aan ons. Ik hoop dat hij zich goed van zijn taak kwijt, want het is van groot belang dat de menselijke waardigheid ook in Hongarije wordt gewaarborgd. Ik moet daarbij wel bij opmerken dat Hongarije en premier Orbán op dit moment druk bezig zijn om allemaal rotzooi op te ruimen die daar nog resteert vanuit de communistische tijd. Ook in de tijd dat de sociaaldemocraten daar aan het bewind waren, was er allerminst sprake van een ideale menswaardige toestand.

Voorzitter, ik ga verder.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Ik maak van de gelegenheid gebruik om de heer Ormel erop te wijzen dat de heer Berman dat namens de Partij van de Arbeid in het Europese Parlement zonder aarzeling gedaan heeft. Hij kwam op voor de belangen van de mensen in Hongarije die nu in een dictatuur dreigen te moeten leven. Het was de christendemocratische fractie die actie tegenhield. Hoe oordeelt de heer Ormel daarover?

Voorzitter: Bosma

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter, ik wil via u aan mevrouw Albayrak en via mevrouw Albayrak aan de heer Berman melden dat ook mijn collega Van de Camp in het Europese Parlement zich volop inzet voor menselijke waardigheid. De heer Berman weet zonder meer dat wij in de grote fracties in het Europa van vandaag niet alles voor elkaar kunnen krijgen. Dat is niet alleen bij de Europese Volkspartij het geval.

De vraag die in deze Staat van de Europese Unie op tafel ligt, is welke rol wij voor Nederland zien in deze Unie. Sterker nog, welke ambitie heeft Nederland in de wereld van morgen? Het CDA ziet Nederland als de toegangspoort van Europa, als New York aan de Noordzee; Nederland als betrokken lidstaat van de Europese Unie die het eigen huis weer op orde heeft en de handen uit de mouwen steekt. Hier spelen het midden- en kleinbedrijf, de economische topsectoren en de agrarische sector een centrale rol. Welke initiatieven verwacht de regering van de Europese Commissie om het midden- en kleinbedrijf internationaal meer ruimte te geven? De overheid moet immers ruimte bieden, moet zorgen voor een goed speelveld. Het CDA wil zich hiervoor inzetten, zowel hier in Den Haag als in Brussel.

Het CDA heeft via haar Europarlementsleden invloed op Europees beleid. Dat wil niet zeggen dat alles maar in Brussel moet worden geregeld en bepaald. De subsidiariteitsvraag "wie doet wat waar" is een essentieel uitgangspunt om als landen te bepalen waar we de zaken regelen. Als er Europese regelgeving is afgesproken, moeten wij wel zorgen voor een gelijk speelveld. In dat verband vraag ik aan de regering hoe het staat met de afstemming van het overleg tussen departementen en de departementen in België en in Duitsland, onze buurlanden. Vorig jaar heb ik om hetzelfde gevraagd: zorg in ieder geval voor een gelijk speelveld met de ons omringende lidstaten, want dat is van groot belang. Een boer die zijn mest uitrijdt in de Achterhoek moet dat nu op een andere manier doen dan 50 meter verder in Westfalen gebeurt. Daarover moet meer overeenstemming komen.

Wat kost dit allemaal? Deze regering is stevig aan het onderhandelen over een structurele vermindering van de afdracht. Wij hopen op een gunstig resultaat. Het gaat niet alleen om de afdracht, het gaat ook om wat er terugkomt. Op dat punt maakt het CDA zich enige zorgen over de Nederlandse onderhandelingspositie. Klopt het dat Nederland uit het Cohesiefonds nu veel minder krijgt toebedeeld en zelfs op het minimum zit dat de Europese Commissie verplicht is aan een lidstaat uit te keren? Heeft dat niet een beetje te maken met andere onderhandelingspunten waarmee de Nederlandse regering bezig is? Het gaat er uiteindelijk om wat er onderaan de streep overblijft. Een miljard minder is prachtig, maar als we minder geld terugkrijgen, is dat niet goed.

Ruimte voor ontwikkeling is ook het tegengaan van regelzucht. Bij het notaoverleg heeft de CDA-fractie daarvoor ook aandacht gevraagd. Wij blijven het vreemd vinden dat de Europese Commissie haar eigen voorstellen op regelzucht beoordeelt. Waarom houdt men een Europese Actal tegen? Desnoods kan worden gedacht aan een Actal dat bestaat uit nationale Actals of aan het omvormen van de commissie-Stäuber tot een onafhankelijke Europese commissie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb nog een vraag over de meerjarenbegroting van de Europese Unie. De geachte afgevaardigde de heer Ormel sprak over de afdracht van Nederland, maar het kabinet wijdt ook enkele passages aan de totale begroting. Volgens het kabinet moet de groei tot nul worden beperkt. Is dat ook de inzet van de CDA-fractie? De begroting is 130 mld., maar alle parlementen moeten minimaal 10% bezuinigen. Vindt de CDA-fractie nulgroei voldoende of zegt zij dat er nog wel iets af kan?

De heer Ormel (CDA):

Wij zijn het eens met de inzet van het kabinet. Daarnaast zijn wij van mening dat wij voortdurend moeten kijken naar wat wij Europees kunnen doen, daar heb ik vorig jaar ook op gewezen. Als dat nationaal een besparing oplevert, moeten we niet nalaten om dat te doen. Wij moeten ons niet van tevoren heel erg vastbinden op die uitkomst, maar we moeten ook slim zijn en bijvoorbeeld kijken naar EDEO, waarbij wij proberen om een Europese buitenlandse dienst op te zetten. Dat gaat met heel veel barensweeën gepaard, maar als dat lukt, zal dat een besparing op onze nationale ambassades kunnen opleveren. Zo moeten wij dat voortdurend afwegen. Als wij er in synergie voor kunnen zorgen dat we Europees, gezamenlijk iets goedkoper kunnen doen, moeten we dat niet laten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het CDA wil nulgroei en tegelijk een miljard afdracht minder, en dat wil de ChristenUnie ook, maar dat zijn grote bedragen. Andere lidstaten azen daar ook op. Hoe kunnen de Europese Unie en het kabinet dat bereiken zonder aan te dringen op vermindering van de meerjarenbegroting? Dat moet toch samengaan: en afdrachtvermindering en een vermindering van de meerjarenbegroting?

De heer Ormel (CDA):

We hebben al diverse debatten gewijd aan het meerjarig financieel kader. Het zijn taaie onderhandelingen. Wij vinden ook dat we minder bureaucratie moeten hebben in de Europese Unie. Wij vinden dat de nettobetalingspositie van Nederland moet verminderen, maar het is een illusie om te denken dat deze helemaal naar nul zal gaan, want dan zou de economische positie van Nederland een stuk slechter moeten zijn dan deze vandaag is.

De voorzitter:

U hebt nog twintig seconden.

De heer Ormel (CDA):

Voor deze interruptie?

De voorzitter:

Voor de drie kantjes die u nog voor zich hebt.

De heer Ormel (CDA):

Dan zal ik slechts de punten noemen en mijn inbreng verder in interrupties moeten leveren. Namens de CDA-fractie vraag ik aandacht voor de grenzen van de Europese Unie. Wij maken ons zorgen om de situatie in Griekenland, met het hek dat daar wordt gemaakt. De Europese Commissie vindt dit project nutteloos. Wij denken dat het van groot belang is om de grens te bewaken. Wij vragen de regering wat daaraan wordt gedaan.

Wat betreft de uitbreiding en Kroatië hebben wij bepaalde meningen in algemene zin over het Coöperatie- en verificatiemechanisme. Mijn collega Van de Camp zal het stokje overnemen, onder het toeziend oog van de voorzitter.

De voorzitter:

Het is mij een eer en genoegen om het woord te geven aan onze oud-collega, de heer Van de Camp.

De heer Van de Camp (EP/CDA):

Mijnheer de voorzitter. Zoals u weet, is het voor mij altijd een feest om weer even terug te zijn. De Europese Unie heeft zich het afgelopen jaar in grote belangstelling van dit huis mogen verheugen, helaas veelal gekoppeld aan de ernstige problemen rond de euro en de nationale budgettaire tekorten. Daarom is het goed dat wij vandaag ook enkele andere elementen kunnen bespreken.

In de brief van het kabinet staat verschillende keren dat de Europese Unie een realiteit is. Je kunt die zin op verschillende manieren uitleggen. Je kunt de zin passief uitleggen als "het is ons overkomen". Je kunt hem ook positief uitleggen als "wij doen eraan mee en wij horen erbij". Ik duid de zin positief. Naast het vervolmaken van de interne markt heeft de Europese Unie een grote toegevoegde waarde op de terreinen waar het de nationale overheden aan invloed ontbreekt; denk aan de ontwikkelingen in de wereldeconomie, de financiële markten, de digitale levenssfeer en de klimaatverandering. De Unie is wat het CDA betreft dan ook eerder een bescherming tegen de harde kanten van de globalisering dan een verlengstuk ervan. Wij hebben ons zowel hier als in het Europees Parlement sterk gemaakt voor een versterking van het economisch bestuur met het beroemde sixpack, waardoor wij de economische schokken in de toekomst beter aankunnen. Hierdoor kan de EU kritisch kijken, ook naar onze nationale huishouding.

Vorige week nog – het is hier al gereleveerd – is Eurocommissaris Rehn op bezoek geweest. In dat verband vraag ik het kabinet hoe het nu staat met de uitvoering van het nationale hervormingsprogramma, met name met de betrokkenheid van de sociale partners, de provincies en de gemeenten daarbij. Wij hebben dat heel daadkrachtig afgesproken, maar hoe gaan wij verder? Dit jaar zal ook in het teken staan van de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader. Ik hoef dat nu niet uit te werken; dat zal in de loop van 2012 terugkomen.

Het financieel-economisch dossier overheerst alles. Uit de laatste eurotop is het fiscaal compact gekomen, een stap in de goede richting. De communautaire methode is echter voor de poorten van de hel weggesleept, voor zover dat al gelukt is. Mijn vraag is dan ook: waar staat het kabinet op dit moment in het vraagstuk of wij communautair of intergouvernementeel verdergaan? Ik vind dat wij dit debat moeten aangrijpen om daarin in filosofische zin wat helderheid te scheppen.

In het kader van de financiële dossiers krijgen wij graag bevestigd dat Nederland afziet van gold-plating van de nationale koppen op de Europese wet- en regelgeving.

Valerius heeft gezegd: O Tweede Kamer, let op u saeck. De betrokkenheid van de Tweede Kamer bij het Europese proces is goed – dank daarvoor – maar bij een paar interparlementaire bijeenkomsten, met name over het MFK, was u er niet. Dat is wel heel jammer, want het MFK is hier in Nederland een groot item. Dan mag u inspreken en dan bent u er niet! Misschien mag ik dat toch nog even meegeven. Ik mag tenslotte inlichtingen geven.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

De opmerking van de geachte spreker kan de indruk wekken dat de Tweede Kamer niet geïnteresseerd is in wat er in Brussel gebeurt. Die bijeenkomsten worden helaas altijd belegd op Kamervergaderdagen waardoor wij er nooit kunnen zijn, omdat wij hier moeten zijn.

De heer Van de Camp (EP/CDA):

Ja. Ik denk dat wij de orde van het Europees Parlement zullen moeten afstemmen op die van de Tweede Kamer. Dat is een kleine moeite. Ik denk dat ik de opmerking van mevrouw Albayrak hiermee voldoende van een repliek heb voorzien.

Dan het uitbreidingsdossier. U pleit met name voor hoogwaardige uitbreiding, ook in relatie tot Kroatië. Wij vragen ons het volgende af. Het justitiedossier is afgesloten in december 2010. Wij zijn nu drie jaar verder. Wie houdt dat justitiedossier verder in de gaten? Wat is daarvoor het mechanisme? Geheel tot slot zeg ik iets over de buitenlandse studenten in Nederland. Ik maak mij een beetje zorgen over de defensieve toon. Het is enorm belangrijk dat buitenlandse studenten naar Nederland komen. Nog belangrijker is het dat meer Nederlandse studenten naar het buitenland gaan.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. "De Europese Unie maakt de zwaarste periode door sinds de Tweede Wereldoorlog. De taak van onze generatie is dan ook, de economische en monetaire unie af te maken en stap voor stap een politieke unie te creëren". Dat zei de Duitse Bondskanselier Angela Merkel eind vorig jaar. Duidelijke taal over de conclusies die Duitsland verbindt aan de crisis. Dit kabinet daarentegen bedrijft struisvogelpolitiek. In woord is dit het meest Eurokritische kabinet dat wij ooit hebben gekend, maar niet in daad. Staat in het regeerakkoord nog dat geld en bevoegdheden niet ongehinderd mogen worden overgeheveld naar Europa, in de praktijk heeft het kabinet in korte tijd meer zeggenschap over onze economie en begroting weggegeven dan ooit tevoren. Met zeggenschap over onder andere de loonontwikkeling en de huizenprijzen gaat dat verder dan alleen het uitwerken van de afspraken die met het Verdrag van Maastricht zijn gemaakt, deze week precies twintig jaar geleden. Blijft het kabinet dit toch roepen en in een ontkenningsfase verkeren totdat andere landen het voor voldongen feiten stellen? Erkent het kabinet de agenda van Angela Merkel en komt het met een visie op de vraag waartoe die moet leiden? Of blijven wij volgen en laten wij het allemaal gewoon gebeuren en ons overkomen?

Met de huidige visie, zoals beschreven in de Staat van de Unie, komt die visie op een toekomst van Europa er niet. Het kabinet steunt op onderdelen alleen meer Europa als dat in het Nederlandse belang is, zo valt te lezen. Maar vorige week werden wij nog gewaarschuwd door Eurocommissaris Rehn om toch vooral genoeg te bezuinigen. Met zijn mede door dit kabinet versterkte positie en bevoegdheden kan hij ons daar meer dan ooit aan houden. Wat is hiervan nu het Nederlandse belang? Voldoen niet slechts drie van de zeventien eurolanden aan de begrotingsafspraken? Dan is het toch mist optrekken wanneer de aanscherping van de begrotingsregels wordt verdedigd als noodzakelijk, omdat enkele landen hun schulden uit de hand zouden hebben laten lopen? Vanuit de OESO, het IMF en zelfs de Verenigde Naties wordt kritiek geuit op de buitensporige bezuinigingen, vooral in sterkere landen als Nederland, en wordt juist gepleit voor investeringen. Als er straks, na de val van dit kabinet, een kabinet aantreedt dat deze kritiek wel serieus neemt, kan dat kabinet dan nog wel met de nieuwe Europese begrotingsregels uit de voeten? Zo vraag ik het kabinet. Is het kabinet niet bezig om via Brussel over zijn eigen graf heen te regeren? Het verhaal van dit kabinet schiet tekort, evenals het gezamenlijk optreden van de huidige Europese regeringsleiders. Anderhalf jaar al worden Eurotoppen gedomineerd door gehannes over nog strengere begrotingsregels, met nog meer automatische sancties, in verdragen die juridisch en politiek steeds lastiger te verwezenlijken zijn. Je helpt de schulden er bovendien geen euro mee omlaag.

Daarnaast laat ook dit kabinet het probleem Griekenland gewoon dooretteren. Dat gebeurt al jaren. Wij zeggen tegen dit kabinet: had anderhalf jaar geleden de door ons gewenste schuldsanering doorgevoerd, dan waren de kosten ervan lager geweest en zouden deze vooral bij private partijen terecht zijn gekomen. Dan had Griekenland sneller de weg terug naar economische groei gevonden en waarschijnlijk minder krimp gehad. Graag krijg ik daarop een reactie. Nu is er een overeenkomst gesloten die neerkomt op sociale kaalslag in Griekenland: het verlagen van het minimumloon met 22% en het verlagen van salarissen van jonge werknemers met tot wel 32%. Dat daar gestaakt wordt en dat er sociale onrust uitbreekt, vind ik alleszins begrijpelijk.

Nu wordt het Griekenland bijna onmogelijk gemaakt om in de eurozone te blijven en wordt de kans dat Nederland zijn geld terugziet met de dag kleiner. Ik durf te zeggen: dat geld krijgen we voor een belangrijk deel al niet meer terug. Niet alleen onze Eurocommissaris, Neelie Kroes, speculeerde deze week over de gevolgen van een vertrek. Zelfs de Eurocommissaris uit Griekenland gaf maandag toe dat hiermee rekening wordt gehouden. Eurocommissaris Andor verwees op twitter deze week naar een artikel van Nobelprijswinnaar Paul Krugman dat de huidige aanpak voor Griekenland niet gaat werken. Worden de geesten niet gewoon rijp gemaakt voor een Grieks vertrek uit de eurozone?

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. De heer Van Bommel noemt de ellende in Griekenland met de sociale zekerheid. Hij zegt dat er problemen liggen bij het socialezekerheidsstelsel. Is dat dan toch niet een beetje een pleidooi voor een Europees socialezekerheidsstelsel, waar ook zijn partijideoloog, de heer Van Raak, voor pleit? Daar lijkt het toch wel op.

De heer Van Bommel (SP):

U zegt maar steeds "partijideoloog". Die hebben wij helemaal niet. Die hebt u wel. De uwe zit nu in de voorzittersstoel, maar wij hebben die niet. U moet de heer Van Raak die status niet geven. Dat zou hij zelf ook niet wensen. Wat Griekenland betreft: ik heb het niet gehad over de sociale zekerheid in Griekenland, ik heb het gehad over de lonen in Griekenland. Onder dwang van Europa moet Griekenland de minimumlonen met 22% verlagen en het loon van jonge werknemers met 32%. Dat is natuurlijk een sociale kaalslag. Dat heeft niets te maken met een Europees socialezekerheidsstelsel. Ik weet niet waar u dat vandaan haalt.

De heer Bontes (PVV):

Waar ik het vandaan haal? De heer Van Raak heeft gezegd dat een Europees socialezekerheidsstelsel de oplossing zou zijn voor het probleem. Dat heeft de heer Van Raak, de ideoloog van de heer Van Bommel, gezegd en de heer Van Bommel neemt daar nu afstand van. Dat vind ik vreemd.

De heer Van Bommel (SP):

Als de heer Bontes mij nu al niet begrijpt, dan snap ik ook wel dat hij de uitspraken van de heer Van Raak niet begrijpt, die ik overigens verder niet ken en die zo ook niet gedaan zullen zijn. Ze zijn zo in ieder geval niet correct.

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter.

De voorzitter:

Nee, nee. U bent twee keer geweest.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Waar de bevolking in Nederland en de rest van Europa om vraagt, is een aanpak van de werkloosheid en de armoede die door de crisis alleen maar toenemen. Gisteren meldde het statistische bureau van de Europese Unie dat bijna 30% van de kinderen onder de 18 jaar het risico loopt op armoede of sociale uitsluiting. Dat is toch onacceptabel? Dat vraag ik het kabinet. De werkloosheid in de Europese Unie is gemiddeld al 10%, in sommige landen zoals Spanje ruim 20% en bij jongeren zelfs 45%. Wat moet volgens het kabinet de EU in die landen afdwingen? Ze moeten bezuinigen, waardoor er nog meer mensen in de publieke sector hun banen kwijtraken en investeringen in onderwijs, zorg en innovatie onmogelijk worden gemaakt. Daarnaast wordt afgedwongen wat eufemistisch "economische hervormingen" wordt genoemd.

Concluderend roept de SP-fractie het kabinet op: wees eerlijk over waar de Europese samenwerking heen gaat en zorg ervoor dat de bevolking via referenda dan wel via de Kamer betrokken kan worden bij de besluitvorming over de toekomst. Bij het Verdrag van Lissabon werd de betrokkenheid van het Europese Parlement en de nationale parlementen geregeld voor wetgeving. Zorg ervoor dat parlementen ook zeggenschap hebben bij aanbevelingen en aanwijzingen. Die gaan soms veel verder dan wetgeving. Ten slotte, neem afstand van het begrotingsfetisjisme. Bezuinig de Europese economie niet kapot en coördineer investeringen. Zet niet in op een Europees economisch beleid dat probeert via loonmatiging onze export te stimuleren, maar maak investeren in de kenniseconomie en duurzaamheid mogelijk, om economische groei en werkgelegenheid te stimuleren.

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. Ik heb nog een vraag. De heer Van Bommel zei: de heer Bontes begrijpt mij niet en de SP niet. Dan wil ik toch even de heer Van Raak citeren uit de Handelingen: "ik wil waarschuwen dat wij die kant niet op moeten, behalve als wij echt een Europa voor de burgers gaan maken, als we ervoor gaan zorgen dat Europa de milieuproblemen gaat oplossen, dat het sociale regels gaat maken, dat het een socialezekerheidsstelsel in Europa gaat maken". Voorzitter. Dat lees ik letterlijk uit de Handelingen voor en ik wil hierop graag een reactie van de heer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):

Nou, dat moet een verspreking zijn van de heer Van Raak, want dat is niet het standpunt van de SP.

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. Het is duidelijk. Een verspreking. Het is niet het standpunt van de SP.

De heer Van Bommel (SP):

Ik ben blij dat ik u gerust heb kunnen stellen.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. We zitten als verstijfd op een ijsschots. We weten niet wat te doen en ondertussen zeilen we weg op de stroom. Het gevaar is dat het hele Europese project, dit kostbare erfgoed van de vorige generaties Europeanen, ongemerkt uit onze handen glipt. Dat is een citaat uit Geert Maks nieuwe werk "De hond van Tišma". Ik heb het idee dat de premier het nog niet gelezen heeft. Ik zie aan zijn reactie dat hij dit bevestigt. Ik zal kijken of ik tijdens de dinerpauze een exemplaar voor de premier kan aanschaffen.

Als wij niet opletten, wordt Europa losgezongen van haar grondvesten. De grootste naoorlogse financiële crisis zet het oude continent onder immense druk. De situatie is misschien zelfs zo ernstig dat de Unie zelf in gevaar is. De D66-fractie ziet het risico van verbrokkeling, maar wij vertalen dat naar urgentie, een uitdaging, een kans om Europa snel te hervormen, klaar te maken voor de 21ste eeuw, democratischer en slagvaardiger. Nederland is gebaat bij een uitbouw naar een volwaardige democratische politieke unie. Nederland zal in de 21ste eeuw Europees zijn of Nederland zal in de 21ste eeuw irrelevant zijn. Want wat zijn de alternatieven? Een catastrofale ontbinding van de Unie of een Unie die wordt gedomineerd dor de onvoorspelbare zwanendans tussen de grote twee, Duitsland en Frankrijk. Verblind strompelt Europa aan de hand van Merkel en Sarkozy nu al twee jaar van crisistop naar crisistop. Als wij niet uitkijken dan dringen zij hun eigen nationale agenda op aan 500 miljoen Europeanen. Met één zekerheid: altijd is de uitkomst too little, too late.

Het mislukken van een krachtige aanpak geeft natuurlijk zuurstof aan euroscepticisme. Daarbij ontstaan bizarre bondgenootschappen. Enerzijds zien wij de klassieke criticasters, die angst en onzekerheid bespelen, die mensen aanpraten dat het multiculturele Europa een bedreiging is voor hun eigen geluk, identiteit en welvaart. Anderzijds zien wij een groep die de nationale soevereiniteit als een soort heilig iets zien, die doet alsof een geïsoleerd Nederland meer soeverein zou zijn. Die groep wil geen bevoegdheden overdragen om uit de crisis te komen. Die groep zet de deur wagenwijd open voor een politiek van het eigen, van het nationale belang. De weg-Rutte, de weg-Verhagen, de weg-Wilders.

De financiële crisis heeft iedereen een spiegel voorgehouden. Intussen heeft het kabinet kruidenierspasjes in de goede richting gezet, maar de teneur is nog altijd: liever minder Europa. Tekenend was dat de premier zei niks met Europa te hebben. Tekenend is het baksteen werpen door minister Leers naar Roemenië en Bulgarije om hen de toegang tot de Schengenzone te onthouden; een positie waarin wij moederziel alleen staan. Tekenend zijn ook de pogingen waarmee dit kabinet Poolse werknemers probeert af te schilderen als ongewenste indringers. Tekenend is ook het verwerpelijke initiatief van de PVV-fractie om een soort "meldpunt klachten Polen" in te stellen. Het is politiek brandje stoken. Het is het creëren van Oost-Europeanen als een soort vijand. Het zou fantastisch zijn als het kabinet daarvan vandaag ook eens afstand neemt. De D66-fractie neemt in elk geval afstand van dit PVV-initiatief.

De heer Bontes (PVV):

Ruim 70% van de Nederlandse bevolking is uitbreiding van de Europese Unie en van de Schengenzone met landen als Roemenië en Bulgarije zat en ervaart iedere dag de ellende in de wijken. Gaat de heer Schouw daaraan volledig voorbij? Ik wil graag een toelichting hoe hij aankijkt tegen de Nederlandse bevolking die dat gewoon niet wil. Is het het waard om dat gewoon te passeren?

De heer Schouw (D66):

Wij voerden in deze Kamer gisteren nog belangrijke debatten over arbeidsmigratie en het reguleren van de toestroom. Op basis van onderzoek weten wij ook dat het verdringingseffect van werk buitengewoon gering is. Ik vind het echt abject dat de PVV een website in het leven roept en zegt: dames en heren, de Polen pikken onze baantjes af en hier kunt u komen met uw klachten. Dat is mensen tegen elkaar opzetten. Ik neem daar afstand van. Mijn partij neemt daar afstand van. Gelukkig hebben wij ook de heer Wientjes, een van de krachtige leiders van dit land, afstand zien nemen van dit initiatief.

De heer Bontes (PVV):

De heer Wientjes zegt wel meer onzin. Die zegt: als wij Roemenië en Bulgarije niet toelaten, dan is dat slecht voor de handel. Ze zitten er nu ook niet in en het gaat hartstikke goed met de handel. Ik neem volstrekt afstand van het woord "abject". Burgers in Nederland die zwaar overlast hebben van mensen uit Bulgarije en Roemenië, die last hebben van criminaliteit en overlast, hebben het recht om hun klachten kwijt te kunnen.

De heer Schouw (D66):

Dat is politiek brandje stichten, groepen tegen elkaar opzetten, terwijl wij hier in deze arena elke dag het inhoudelijke debat kunnen voeren. Ik vind het verwerpelijk, dat initiatief van de PVV.

D66 vraagt het kabinet om in 2012 het Europese gaspedaal eens flink in te trappen: economisch, zodat een Grieks scenario onmogelijk wordt, maar ook idealistisch, zodat een Hongaars scenario onmogelijk wordt. De energie moet niet gaan zitten in het verketteren van Europa, maar moet gaan naar het effectief uitoefenen van druk om naast de saneringen ook een gemeenschappelijk innovatie- en groeibeleid op stoom te zetten. Dat is een uitdagende evenwichtsoefening. Hoe eerder orde op zaken wordt gesteld, hoe beter.

Wij hebben een pro-Europese strategie. Laat ik vijf handreikingen doen, vanuit de radicale middenweg die D66 ook kiest voor Europa.

De voorzitter:

Doet u dat in de acht seconden die u nog resten, mijnheer Schouw?

De heer Schouw (D66):

Ik doe mijn best, voorzitter.

Een is een gemeenschappelijke economische en monetaire politiek. Dat is nodig voor de euro. Erken dit. Twee is stabiliteit en groei. De ingrediënten, de EU 20–20 en het Europese semester, liggen er. Voer ze uit. Drie is meer democratie in Europa. Die kan alleen maar ontstaan als er meer bevoegdheden komen voor het Europees Parlement en de Europese Commissie. De Commissie zou op termijn een echte regering moeten zijn. Vier is geen Van Rompuy en geen Barroso, maar één echt gekozen president die de functies van Van Rompuy en Barroso combineert. Vijf – ten slotte, daarmee ben ik echt binnen de acht seconden gebleven – is echte vertegenwoordiging in Europa, dus niet alleen nationale lijsten bij verkiezingen, maar ook een Europese lijst.

De D66-fractie zegt: kabinet, ontwaak uit uw godenslaap.

De voorzitter:

Dat waren wel acht Brusselse seconden, volgens mij.

De heer Schouw (D66):

Daar zit een waardeoordeel in, voorzitter.

De heer Ormel (CDA):

De heer Schouw vraagt om een combinatie van de functies van Van Rompuy en Barroso, dus de voorzitter van de Europese Commissie en de voorzitter van de Europese Raad. Ik heb daar twee vragen over. Mijn eerste vraag is of dit betekent dat de D66-fractie vindt dat er een verdragswijziging moet komen. Dit is immers geregeld in het Verdrag van Lissabon. Mijn tweede vraag is of de D66-fractie pleit voor een Europese president.

De heer Schouw (D66):

Het antwoord op beide vragen is ja. Een verdragswijziging is echt nodig, gezien hetgeen het afgelopen jaar is gebeurd. We kunnen wel onze ogen sluiten en denken dat wij het probleem met een sideletter of de interstatelijke overeenkomst die er nu is, hebben opgelost. D66 denkt dat echter niet. Wij zullen echt naar een verdragswijziging toe moeten. Ik maak hier een beetje reuring over, ook om de geesten een beetje rijp te maken. Ik realiseer mij dat dit niet van vandaag op morgen zal gebeuren, maar misschien wel over een paar jaar. Dit is echt de radicale middenweg, zeg ik tegen de woordvoerder van de CDA-fractie.

De heer Ormel (CDA):

Zo radicaal vind ik dit niet. Het voorstel om een president te kiezen, is erg links van het midden. Een verdragswijziging vindt om de zoveel jaar plaats in Europa. De heer Schouw zegt dus eigenlijk helemaal niets nieuws. Wat wel nieuw is, is dat D66 zegt dat zij vindt dat er een gekozen Europese president moet komen. Dat vind ik nogal een stap.

De heer Schouw (D66):

Het zou fantastisch zijn als het Europees Parlement gewoon als een volwaardig democratisch gekozen orgaan zou kunnen functioneren en de Europese Commissie ook. Dat zou een hoop bureaucratie en gedoe voorkomen en het zou de snelheid van besluitvorming kunnen vergroten. Ik vind het plezierig dat de CDA-fractie ook denkt aan een verdragswijziging. Dat vind ik het fijne nieuws van vandaag.

De heer Bontes (PVV):

De heer Schouw pleit voor meer democratie in Europa, bijvoorbeeld voor een democratisch gekozen president. D66 kan echter nog niet eens de democratie in eigen land waarmaken. Daar gaat zij volstrekt belachelijk mee om. Ik citeer wat de fractievoorzitter van D66 zei in De Wereld Draait Door. Hij zei daar dat het referendum over de Europese grondwet mis is gegaan. Je bent democraat of je bent het niet. Volgens de fractievoorzitter van D66, de heer Pechtold, is het Europees referendum dus misgegaan. Zo kijkt hij aan tegen democratie en tegen een referendum. Ik wil hierover graag de mening van de heer Schouw horen. Moeten we die democratie dan toevertrouwen aan Europa?

De heer Schouw (D66):

Ik spreek eerst mijn waardering uit voor de mate waarin de heer Bontes is gedocumenteerd; dat is hartstikke goed.

Ik vermoed dat de heer Pechtold het volgende heeft bedoeld. Ik zeg erbij dat ik niet alle optredens van hem volg. Ik vul dit dus in. Ik vermoed dat hij bedoelt dat wij in de aanloop naar het referendum te weinig aandacht hebben besteed aan het creëren van draagvlak. Dit geldt overigens voor alle politieke partijen. Wij weten allemaal dat het referendum overhaast moest worden georganiseerd. Het overkwam de mensen in plaats van dat wij de mensen hebben betrokken in dit proces. Daarom is politiek leiderschap zo belangrijk. Dit heeft de heer Pechtold volgens mij bedoeld.

De heer Bontes (PVV):

Mijn interpretatie van wat de heer Pechtold heeft gezegd is als volgt. Het referendum is misgegaan en de burgers hebben het weer niet begrepen. Ik concludeer dat hij het zo heeft bedoeld. Ik wil daarop graag een reactie van de heer Schouw.

De heer Schouw (D66):

Ik heb zojuist een uitleg gegeven. Ik snap dat deze uitleg de heer Bontes niet uitkomt. Mijn uitleg is echter wel heel plausibel.

De heer Dijkhoff (VVD):

Ik complimenteer de heer Schouw in ieder geval wel op het punt van duidelijkheid. Hij zegt te streven naar een grote politieke unie, een gekozen president en een Europese regering. Daarnaar streeft de VVD-fractie niet, maar het is wel een helder standpunt. Nederland zal een soort provincie worden of worden opgeheven. Is er geen spanningsveld tussen de Europese droom van D66 en de andere inhoudelijke punten die D66 voorstaat? Ik denk aan punten op economisch terrein, aan hervormingen en dat soort zaken. Het Europees Parlement kunnen we namelijk niet een echt een liberale club noemen. We zitten daar samen in de fractie, en die is helaas vrij klein. Bovendien werkt het Europese project vooral zo goed omdat het een duidelijke opdracht heeft meegekregen. Die opdracht is behoorlijk liberaal van aard en gericht op de markt. Als we dit uitbreiden en de politiek overal wat over te zeggen krijgt, en als we tegelijkertijd bekijken hoe de vlag in Europa erbij hangt, dan vrees ik voor de inhoud van de politieke agenda op het punt van liberale waarden. Is de heer Schouw echt bereid om namens D66 zijn inhoudelijke agenda en zijn doelen op te offeren aan die ene Europese droom?

De heer Schouw (D66):

Het is heel plezierig dat de heer Dijkhoff meedenkt, althans zo versta ik dit. Hij zegt: het is goed dat je een paar stippen aan de horizon zet, maar heb je wel aan dit en dat gedacht? Ik zeg daarop dat we daarover met elkaar gaan nadenken. Er is echter sprake van een misvatting. Ik wil die rechtzetten voor de heer Dijkhoff. Volgens mij vindt hij dat als je Europa slagvaardiger maakt, je daarmee ook Nederland uitkleedt. Dat is volgens mij een misvatting, want ook voor het Nederlandse parlement is er echt nog heel veel te doen. Tegen de heer Dijkhoff zeg ik tot slot dat we er natuurlijk wel voor moeten zorgen dat de slagvaardigheid van de governance in Europa wat beter wordt georganiseerd. Wij zijn bijvoorbeeld al bijna anderhalf jaar bezig om een crisis te beweren. Daaraan komt van alles te pas: raden van ministers die over dingen gaan, nationale parlementen en commissies van de parlementen. Die crisis hadden we wel wat sneller kunnen bezweren.

De heer Dijkhoff (VVD):

Ik ben in ieder geval blij dat de heer Schouw zijn standpunten wat lijkt af te zwakken en dat hij toegeeft dat hij nog behoorlijk moet nadenken over de gevolgen van de Europese droom.

De heer Schouw (D66):

Ik denk hierover graag na samen met mijn collega's. Ik stel vast dat de deur ook bij de VVD niet dicht is. Ik heet de VVD welkom in het Europese huis.

De heer Gerbrandy (EP/D66):

Voorzitter. "Het gewest Utrecht had niets gemeen met Holland en ze waren de Opstand ook niet begonnen om bij elkaar te kruipen, maar juist om zo onafhankelijk mogelijk te blijven. Ze hadden verschillende munten, er waren allerlei vetorechten, en betrekkingen met het buitenland leken op het doe-het-zelfgedrag van de huidige Europese lidstaten". Dit is een citaat uit een prachtige biografie over Johan van Oldenbarnevelt. De auteur maakt nog meer treffende vergelijkingen tussen enerzijds de Europese Unie en anderzijds de Republiek in de zestiende en de zeventiende eeuw. Wat zou het mooi zijn als de staatssecretaris voor Europese zaken – over hem heb ik het – dezelfde inspiratie zou hebben om nu ook vooruit te kijken en om actief mee te werken aan de opbouw van een verenigde staten van Europa. Zoals Gelderland nu geen eigen buitenlands beleid meer heeft, zo zal Europa straks één gezamenlijk leger hebben en met één stem spreken in de Veiligheidsraad. Daar gaan wij naartoe en dat realiseert het kabinet zich echt ook wel. Dus, haal de Europese auto uit zijn achteruit en richt de blik weer op de toekomst. Dat geeft perspectief.

Gerard Schouw heeft in zijn bijdrage geschetst wat dat vooruitdenken institutioneel zal betekenen. Het zal een proces van lange adem worden, maar dat proces moet wel nu worden ingezet. Ik wil aandacht schenken aan wat het kabinet vandaag al concreet kan doen. Wij moeten een strijd gaan voeren tegen de aantasting van het belangrijkste Europese fundament, namelijk het gezamenlijke vertrouwen in de Europese doelen. De huidige grondhouding van de lidstaten tegenover de Europese Unie is een sluipmoordenaar van dat vertrouwen. De hoofdsteden beschouwen Brussel als een grote kist met geld, een grabbelton waaruit je zonder voorwaarden kunt graaien. De lidstaten negeren de voorwaarden die aan het geld zijn gekoppeld. Hun enige eigen doel is het zo veel mogelijk Europees geld naar eigen land harken. Het is die houding die de zogenaamde Europese pannenkoekenhuisjes oplevert. Niet het Europees beleid is daarvan de oorzaak. Tussen de lidstaten bestaat over dit soort zaken een ongeschreven niet-aanvalsverdrag. Als jij niet over mijn gerotzooi met Europees geld begint, dan val ik jou niet lastig met jouw gesjoemel. Partners in crime dus. Het Europees Parlement staat hierin vrij machteloos. Individuele staten verschuilen zich achter de Raad als instituut, en dat instituut wil niets zeggen over individuele lidstaten.

De boel opengooien zou werken. Transparantie is onze bondgenoot. De Raad weigert, ondanks mijn verzoek, om het jaarverslag van de Europese Rekenkamer in een openbare Raadsvergadering te behandelen. Is het kabinet bereid om zich hiervoor sterk te maken? Dit zou namelijk het niet-aanvalsverdrag tussen de lidstaten kunnen doorbreken.

Dezelfde houding vergiftigt ook de discussie over het Meerjarig Financieel Kader en maakt de broodnodige hervormingen daarvan vrijwel onmogelijk. Als de euro en de economische crises één ding duidelijk hebben gemaakt, is het wel dat de miljarden die Europa heeft gestoken in de economieën van vooral armere lidstaten, deze economieën niet structureel hebben versterkt. Te veel geld is gegaan naar landbouw en de verkeerde regionale projecten. Dit jaar hebben wij dus een unieke kans om de Europese begroting wel relevant te maken, door veel meer in te zetten op innovatie, duurzaamheid, energie en infrastructuur, de terreinen waarvoor een duidelijke Europese meerwaarde bestaat en die urgenter dan ooit zijn in de huidige competitieve wereld.

Nederland heeft heel veel te winnen bij een grondige heroriëntatie van de Europese begroting, waarschijnlijk veel meer dan het ene miljard dat dit kabinet wil terughalen en dat al het verdere denken verdringt. Het momentum is er om die buit binnen te halen. De volgende kans komt pas in 2020; laten wij ons dat realiseren. Maar er moet wel politiek kapitaal in geïnvesteerd worden. Dat gaat helaas nu allemaal naar dat ene heilige doel: 1 mld. minder. Graag krijg ik daarop een reactie van het kabinet.

Tot slot: het werk van Van Oldenbarnevelt heeft volgens de auteur van zijn biografie de basis gelegd voor de gouden eeuw. Europa is het fundament voor onze toekomstige welvaart. Laten wij ons daarvan bewust zijn en ons geld op de juiste kaarten zetten.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Voorzitter. "We zijn ons ervan bewust dat het idee van een gemeenschappelijk Europa als een economisch project is ontstaan. Maar dit project blijft een illusie als de Europese waarden niet in acht worden genomen en afgedwongen, en het afwijken van deze waarden niet wordt gestraft". Dit zijn de woorden van Hongaarse democratische krachten: journalisten, parlementariërs en mensen als de oud-dissident Konrád en Miklós Haraszti, de voormalige OVSE-vertegenwoordiger voor mediavrijheid. Deze Europeanen hebben gelijk. Ook Nederland heeft veel welvaart, banen en inkomen te danken aan Europa. Het is ook in Europees verband dat wij een antwoord moeten vinden op de grote kwesties waar Nederland voor staat. Dat geldt niet alleen voor de financiële crisis maar ook voor de klimaatcrisis, de voedselcrisis en het veranderende krachtenveld op mondiaal niveau. In plaats van zichzelf verder te isoleren nu er een koude wind waait in Nederland, zal het kabinet Europees richtinggevend moeten worden.

Europa is een waardegemeenschap, waar het goed moet zijn om te leven, waar individuele vrijheden worden gewaarborgd en basisrechten worden gerespecteerd. Dat is het fundament van het Europese project. Hoe kunnen we werken aan een sterke interne markt en een stabiele gemeenschappelijke munt als deze basis niet met hand en tand wordt verdedigd? Wat is het antwoord van de regering hierop?

Uit Hongarije komt een duidelijk signaal van mensen wier vrijheden niet worden gerespecteerd. De maatregelen die de regering-Orbán uitvaardigt, leggen de bijl aan democratie en rechtsstaat. Deelt het kabinet deze inschatting? Is het kabinet het met mij eens dat artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in werking moet worden gesteld?

Respect voor Europese grondrechten is een constante strijd. Er wordt gewaarschuwd voor een mensenrechtencrisis in Europa. Minderheden en vluchtelingen worden nog altijd onmenselijk behandeld. Uitsluiting en de voortgaande crisis beloven weinig directe verbetering voor de toekomst. Zodra mensen Noord-Afrika ontvluchtten voor het geweld, maakten lidstaten aanstalten om het vrij verkeer in de Unie op te schorten. Hoe zorgt de regering ervoor dat in deze tijd grondrechten van alle inwoners van Europa worden beschermd? Deelt de regering onze mening dat respect voor grondrechten in de lidstaten getoetst moet worden?

Ook op een ander vlak worden grondrechten bedreigd. De regering zegt op te komen voor internetvrijheid. Dat moet ze niet alleen voor internetgebruikers in de Arabische wereld en elders doen maar ook hier in Europa. In verschillende studies wordt geconstateerd dat de Anti-Counterfeiting Trade Agreement, kort gezegd ACTA, op gespannen voet staat met het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Deelt de premier mijn mening dat het inwinnen van een advies van het Europese Hof van Justitie van grote waarde is voor het oordeel van de regering en van de Tweede Kamer? Is het kabinet bereid pas te overwegen, het verdrag te ondertekenen als duidelijk is dat ACTA niet in strijd is met Europese grondrechten en andere verdragen?

De slordige manier waarmee de Unie omgaat met grondrechten, leidt ook tot minder overtuigingskracht in andere delen van de wereld. Nationale voorkeuren voor specifieke landen mogen een effectief Europees beleid gebaseerd op gedeelde Europese waarden en belangen niet in de weg staan. Dat geldt voor de situatie in Noord-Afrika maar ook voor die in het Midden-Oosten. Daarbij vormt de opstelling van Nederland in Europa meer een obstakel voor vrede dan dat zij het respect voor mensenrechten dichterbij brengt. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat Europa meer overtuigingskracht krijgt als het gaat om de bevordering van mensenrechten?

Waarom horen we zo weinig over de klimaat- en voedselcrisis? Wereldwijd wordt een derde van alle voedselproductie verspild. In Europa gaat het om 89 miljoen ton per jaar. Dat volume stijgt tot 126 miljoen ton in 2020 als er nu geen maatregelen worden genomen. Gaat de regering bijdragen aan het halveren van de voedselverspilling in 2025 en zich sterk maken voor een stevig Europees plan van aanpak om voedselverspilling aan te pakken?

De heer Bontes (PVV):

We hebben het over het milieu, want een klimaatcrisis ken ik niet. Die CO2-tax gaat 1,5 mld. kosten, wat ten laste komt van het bedrijfsleven. Ik vraag de heer El Fassed of het het waard is dat dit hoge prijskaartje bij onze hardwerkende bedrijven komt te liggen.

De heer El Fassed (GroenLinks):

100% schone energie in 2050 is haalbaar. Bedrijven zoals Philips en Unilever willen net als wij dat Europa een ambitieus klimaatbeleid voert, maar bij de regering vinden ze hiervoor geen gehoor. En ook bij de heer Bontes niet.

De heer Bontes (PVV):

Ik concludeer dat GroenLinks het niet erg vindt dat het bedrijfsleven extra belast wordt tijdens deze crisis met 1,5 mld. extra door die belachelijke CO2-tax.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Verhoging van de CO2-reductiedoelstelling levert Nederland meer geld op in de schatkist, zorgt voor schonere lucht, een lagere olierekening en jaagt de investeringen aan waar de Europese economie om schreeuwt. Wat gaat de regering doen om echte groene innovatie een impuls te geven?

Mevrouw Sargentini (EP/GroenLinks):

Voorzitter. De Grieken uit de euro, daar wordt hier wel erg luchtig over gedaan, ook door de minister-president. De enige zorg lijkt te zijn of Nederland zijn geld nog terugkrijgt uit Athene. Ik maak mij zorgen over de mensen in Griekenland op het moment dat de banken daar omvallen, nog meer bedrijven gaan sluiten en de inflatie gierend uit te klauwen loopt. Willen we nog meer chaos en verpaupering in Griekenland riskeren? "Eigen schuld, dikke bult", vind ik te makkelijk. Het zijn niet alleen spilzuchtige Griekse politici die de schuldenberg hebben veroorzaakt, ook onze banken en ons exportoverschot hebben daaraan bijgedragen. Daar komt nog bij dat een Grieks euro-exit ons ook raakt. Een "failed state" aan de zuidflank van de Unie, wat betekent dat voor de stabiliteit van Europa?

Bij een Griekse terugkeer naar de drachme verliest elke euro – ook die in uw spaarpot – een deel van zijn glans. De eenheidsmunt verandert fundamenteel van karakter. De muntunie gaat lijken op een wisselkoersmechanisme waar landen in- en uit kunnen stappen. Een euro op een Italiaanse bank zal minder waard zijn dan een euro op een Duitse bank als we het risico op een terugkeer naar de lire moeten incalculeren. Hebben de eurolanden de markten er echt van overtuigd dat ze geen ander land zullen laten vallen? Is de verdedigingswal robuust genoeg? Ik denk het niet. Het is de goden verzoeken om zo luchtig te doen over een Grieks exit en voorbij te gaan aan de kettingreactie die dat kan oproepen. Zeus straft streng en vooral de hoogmoedigen. Bondskanselier Merkel en premier Rutte kregen het begrotingspact dat vrijwel niemand wilde, maar ze komen niet over de brug met een verhoging van de noodfondsen of een routekaart naar eurobonds. Zij weten het beter dan alle economen: alleen bezuinigen zou vertrouwen in de eurozone terugbrengen. Maar dat vertrouwen komt echt niet als we de economie kapot bezuinigen. Het is de kortste weg naar een lange recessie. Dat blijkt wel in Griekenland. De krimp van de economie haalt elk bezuinigingsdoel in en jaagt de staatsschuldquote omhoog. Structurele hervormingen helpen. Die geven vertrouwen, maar die doen nu eenmaal meer pijn en kosten meer tijd.

De eurocrisis is nog niet voorbij. We zullen nog vaker andere landen moeten helpen om onszelf te redden. Daarbij is de steun van de Nederlanders verre van vanzelfsprekend. Daar zal de premier voor moeten knokken door ons belang bij Europa te onderstrepen. Dat belang gaat verder dan onze portemonnee. Partijgenoot El Fassed zei het al: de Europese Unie en de Raad van Europa zijn er ook om onze mensenrechten te beschermen. Dit kabinet schreeuwt dat niet bepaald van de daken. De premier betreurde onlangs dat eenmaal verjaarde misdrijven niet meer bestraft kunnen worden als gevolg van Europese regels. Maar dat zijn ook onze regels. Ze staan in een mensenrechtenverdrag omdat iedereen in Europa rechtszekerheid verdient in plaats van willekeur. Dit kabinet is zo diep weggezakt dat andere regeringen het moeten herinneren aan de mensenrechten, zoals het recht op gezinsleven. Minister Leers vangt bot met zijn offensief voor de aanscherping van de gezinsherenigingsrichtlijnen. Er is een grens aan de mate waarin een overheid zich met de partnerkeuze van haar ingezetenen mag bemoeien, zo vinden ook veel van zijn Europese collega's. Ook de zelfgekozen liefde wordt beschermd door Europese regels. Dat is toch mooi? Laten we dat eens van de daken schreeuwen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

U kijkt mij nu al bestraffend aan, voorzitter, maar ik moet nog beginnen.

Voorzitter. De afgelopen jaren is er enorm veel gebeurd, maar wat er in Europa gebeurt, wordt gedomineerd door de aandacht voor Griekenland. Normaal zijn we gewend om terug te blikken en vooruit te blikken in den breedte, maar ik zoom nu in op de actualiteit en de stand van zaken op dit moment met betrekking tot Griekenland, want er schijnt terwijl we hier met elkaar spreken, een bijeenkomst te zijn in Brussel van de ministers van Financiën om te spreken over het akkoord dat in Griekenland is bereikt. Kan het kabinet daar al meer over zeggen? Want zelfs als er een akkoord is voor de extra bezuinigingen, dan nog ligt er een voorwaarde om tot een akkoord te komen met de banken. Is het kabinet het met de ChristenUnie eens dat we er nu nog niet zijn en dat er ook een overeenkomst moet komen met de banken voordat de tweede tranche wordt uitbetaald?

Eurocommissaris Kroes zegt dat het geen probleem is als Griekenland uit de euro zou stappen. Liggen daar dan inderdaad scenario's voor klaar? Kan het kabinet ons daarover inlichten? De uitspraak van Kroes eerder deze week en nu toch het akkoord van Griekenland zijn verschillende signalen, die elkaar kunnen tegenwerken. Hoe moeten we dat nu duiden?

Het volgende punt is iets meer in den breedte en betreft de langere termijn. In de eerdere debatten hebben we het ook gehad over het permanente noodfonds. Daarbij hebben we inmiddels gezien dat Finland de opt-outoptie heeft bedongen. Toen heeft de minister-president aan mijn fractie beloofd om nog een nadere brief te sturen waarin hij ingaat op de vraag wat die opt-outoptie precies in zou houden en of die eventueel te bedingen is voor Nederland. Dat zou voor ons een erg belangrijke voorwaarde zijn om met het ESM in te stemmen.

Gelukkig gaat het niet alleen over geld in Brussel, maar ook over waarden en over banen. Op de laatste top is daar een aanvalsplan voor ontwikkeld. Welke effecten heeft het Europese plan voor Nederland? Mijn eigen fractievoorzitter heeft daar met steun van de oppositiepartijen een debat over aangevraagd. De coalitiepartijen vonden het niet nodig om te praten over de toenemende werkeloosheid in Nederland. Maar ik hoor graag van de minister-president welke maatregelen Nederland neemt naar aanleiding van de Europese plannen om de werkeloosheid aan te pakken.

Doorgaand op die waarden kom ik op de mensenrechten. Wij hebben onlangs de VN-mensenrechtenambassadeur op bezoek gehad. Die wees ons erop dat wij in Europa geen counterpart hebben. Wij hebben geen Europese speciale vertegenwoordiger voor de mensenrechten. Die zou wel in het vat zitten, maar zou worden tegengehouden binnen Europa. Wat is daarbij de inzet van dit kabinet? Mag ik horen dat zijn inzet is er vooral voor te pleiten één aanspreekpunt te hebben voor de mensenrechten?

Mensenhandel is helaas nog steeds een veel voorkomend verschijnsel in dit rijke deel van de wereld. Een belangrijke koppeling is te leggen tussen prostitutie en bronlanden als Roemenië en Bulgarije. De ChristenUnie is er veel aan gelegen om dat aan te pakken, de slachtoffers bij te staan en nieuwe slachtoffers te voorkomen. Daar is ook een motie mijn collega Schouten over aangenomen (28638, nr. 65), waarin wordt gevraagd maatregelen te nemen in de bronlanden. Kan de staatssecretaris aangeven hoe het staat met de uitvoering van die motie-Schouten?

De heer El Fassed (GroenLinks):

Mijn vraag ging nog over het vorige stukje: de speciale vertegenwoordiger voor de mensenrechten, waar de heer Voordewind pleit. Wij hebben toch een Raad van Europa? Wij hebben daar toch die mijnheer Hammarberg voor?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik had het over de Europese Commissie. Daarin zit lady Ashton, die ook de mensenrechten vertegenwoordigt. Andere landen kennen dat ook, zoals Amerika. Alleen hebben wij geen Nederlandse of Europese ambassadeur voor de mensenrechten. Het gaat om iemand die daar speciaal mee belast is en er onderzoeken en rapporten over kan publiceren. Het is nu een soort bijportefeuille van lady Ashton. Ik wil daar graag één aanspreekpunt voor, zodat daardoor de nadruk van de Europese Unie op de mensenrechten wordt vergroot.

Ik was gebleven bij Schengen en Roemenië en Bulgarije. Het is moedig dat het kabinet standhoudt in het tegengaan van corruptie in Bulgarije en Roemenië, maar is het ook bereid om daarbij speciale aandacht te besteden aan de bestrijding van de mensenhandel, met name in relatie tot prostitutie? Gelet op hoeveel vrouwen uit Roemenië en Bulgarije achter de ramen zitten op de Wallen, is er maar een toevoer en een toevoer. Daar zijn mensenhandelaren aan te pas gekomen.

Dan kom ik op mijn laatste punt: ontwikkelingssamenwerking. Ik zie hier ook de staatssecretaris zitten die over ontwikkelingssamenwerking gaat. Brussel staat bekend om zijn grote steun aan soms dubieuze regimes. Terwijl lidstaten hun begrotingssteun allang hebben opgezegd, gaat Brussel gewoon door. Ik noem Egypte, Rwanda, Uganda, Zambia et cetera. Is de staatssecretaris bereid veel meer te duwen in Brussel om die algemene begrotingssteun terug te dringen aan landen waar aantoonbaar mensenrechten worden geschonden?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik vind het een eer om niet alleen met het kabinet te mogen discussiëren maar ook met de geachte leden van het Europees Parlement. Het is werkelijk een eer. Van harte welkom in ons parlement, ook namens de fractie van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

Ik was pas in Barneveld, waar het ging over de Europese Unie en de financiële situatie. Als wij in voorgaande jaren een bijeenkomst organiseerden over de Europese Unie, dan zaten daar vijf, tien of vijftien mensen en dan had je het wel gehad. Dat waren dan geen eurofielen – die zitten meer op D66-bijeenkomsten – maar eerder mensen die er echt over nadenken. Nu zaten er meer dan 200 mensen in de zaal die geïnteresseerd waren in de EU. Ik dacht: dat is winst. Helaas waren zij om een negatieve reden geïnteresseerd in de EU, namelijk dat het niet goed gaat. Ik wil niet over de actualiteit beginnen, want daar gaan we in dit huis nog vele debatten over voeren, maar de actualiteit is natuurlijk wel aanleiding om na te denken over de structuur van de EU. Daar zitten wel een paar zaken in waarin gefaald is en die wij zouden moeten herstellen.

In de eerste plaats denk ik aan de correctiemechanismen. Dit kabinet heeft zich in Europa ingezet, net als het Europees Parlement, om die mechanismen eindelijk op orde te krijgen. Deze fout is al in 1992 gemaakt en is doorgezet in de loop der tijd. Hier zijn we inmiddels hard door afgestraft. Ik vraag het kabinet om te ambiëren dat al die correctiemechanismen, zoals het ontnemen van stemrecht en het uit de euro kunnen zetten van landen, handen en voeten krijgen. Ik weet wel dat de inzet van dit kabinet goed is, maar ik vraag dan ook wat het reële gehalte van die wens is. Denken wij dat binnen afzienbare tijd voor elkaar te krijgen? Als we dat niet doen, vervallen we in dezelfde fout als in het verleden en krijgen we opnieuw problemen.

In de tweede plaats denk ik aan de structuur van het oplossend vermogen. Ook op dat vlak zijn gigantische problemen aan de orde: traagheid, de ene top na de andere top, het ene overleg na het andere overleg. Dat is overigens wel begrijpelijk gezien de wijze waarop we de EU in elkaar gestoken hebben. De heer Schouw zal zeggen dat het radicaal in het midden is als je meer macht naar Brussel brengt. Ik zou zeggen: dan ben je radicaal uit het lood, want het helpt niks. Het helpt helemaal niks om die problemen op te lossen. Opnieuw zul je dezelfde problemen krijgen. Is de minister-president het met mij eens dat je alleen een oplossing biedt voor de problemen die we momenteel hebben als we glasheldere afspraken maken die voor alle lidstaten helder, handhaafbaar en afdwingbaar zijn? Zou hij dat ook willen vergelijken met wat we in Nederland nu juist aan het doen zijn, namelijk niet centraliseren, maar decentraliseren? Daar zoeken we onze kracht. Zo veel mogelijk beslissingen moeten op een zo laag mogelijk niveau worden gebracht in plaats van op een zo hoog mogelijk niveau. Het werkt; we hebben er goede ervaringen mee. Die moeten we ook in deze discussie benutten. Essentieel is dan wel dat de randvoorwaarden goed zijn.

In de derde plaats denk ik aan de onderliggende structuur. Hoe gaan we er nu werkelijk voor zorgen dat we naast het profiteren van het goede van de EU, het hebben van één markt, ook werkelijk toegevoegde waarde creëren? Als ik het recente rapport van het CPB dat gezamenlijk met het CBS is opgesteld bekijk, moet ik constateren dat bijvoorbeeld de wederuitvoer in Nederland gestegen is naar maar liefst 158 mld. Dit brengt echter maar 12 mld. aan toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie. Slechts acht cent van elke euro die wij rondpompen in de economie levert wat op, terwijl dit wel veel vergt in termen van milieu en infrastructuur. Hoe vergroten we de toegevoegde waarde van de EU?

De heer Schouw (D66):

De heer Dijkgraaf noemde mijn naam even, waarvoor dank. Ik begrijp natuurlijk dat de heer Dijkgraaf wat moeite heeft met de toekomst omdat zijn partij een loodzwaar verleden heeft. Dan is het natuurlijk ook een beetje uit balans. Moet ik zijn opmerking zo verstaan dat hij zegt: nooit en te nimmer meer een verdragswijziging?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Nee. Ik zou juist een verdragswijziging willen, want als de SGP haar zin krijgt … Mooi hè, " als de SGP haar zin krijgt" …

De heer Schouw (D66):

Daar is lang op geoefend.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Nee, die kwam spontaan zo in mijn hersenpan naar boven. Maar ik ga deze formulering wel vaker gebruiken, want die werkt wel. Als de SGP haar zin krijgt, is een verdragswijziging nodig. Als je iets wilt doen aan het stemrecht of als je een land uit de euro wilt zetten als het zich niet aan de afspraken houdt, is een verdragswijziging nodig. De minister-president heeft dat in een eerder debat weleens gezegd. Er kunnen tal van redenen zijn om verdragswijzigingen door te voeren, maar er moeten natuurlijk wel goede redenen voor zijn.

De heer Schouw (D66):

Dit is een boeiend antwoord. Ik wil even reflecteren op de bureaucratie en daarmee op de slagvaardigheid van Europa en het vergroten van het democratisch gehalte in Europa. Zitten daar ook nog punten in die de SGP-fractie zou willen veranderen?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Wij zouden graag een veel slagvaardiger Europa hebben met minder bureaucratie. Wij zouden ons graag op minder onderwerpen richten, maar dan wel erg goed. Een van de verbeterpunten is het vergadercircus. Je kunt echter voor tal van zaken nagaan of het niet veel efficiënter moet. Dat vinden wij ook. Daar heeft de heer Schouw zeker een punt.

De heer Belder (EP/ChristenUnie/SGP):

Voorzitter. Als voorzitter van de Israëldelegatie van het Europees Parlement is het mij niet ontgaan dat in de Nederlandse berichtgeving recentelijk is gesuggereerd dat onze bewindsman van Buitenlandse Zaken inzake het Israëlisch-Palestijnse conflict in de Raad een geïsoleerde positie inneemt. Graag verneem ik de reactie van het kabinet op deze perssuggestie. Belangrijker nog is de vraag op hoeveel steun de Joodse staat Israël in de Raad kan rekenen. Deze vraag klemt temeer nu Fatah en Hamas elkaar via de Doha-verklaring van begin deze week opnieuw gevonden lijken te hebben. Ik zou graag zien dat deze laatste ontwikkeling bij het kabinetsantwoord wordt betrokken.

Het verloop van de Arabische lente, of beter gezegd de "Arabellie", de opstand in de Arabische wereld, vervult de Israëlische politiek met grote zorg en mij evenzeer. Ik denk aan stuitende antisemitische uitingen en een verdere uitholling of zelfs een eventuele opzegging van de bestaande vredesverdragen van Israël met Egypte en Jordanië. Deelt de Nederlandse regering deze zorg? Zo ja, hoe draagt zij deze bilateraal en in Europees verband concreet uit naar de Arabische wereld?

Als rapporteur van het Europees Parlement voor de relaties tussen de Europese Unie en de Volksrepubliek China ben ik ook zeer benieuwd naar en geïnteresseerd in de ontwikkeling van de Nederlandse relaties met Taiwan. Gelet op de uitslag van de Taiwanese verkiezingen ligt een verdere toenadering tussen Taipei en Peking voor de hand. Vloeit hieruit wellicht een actiever en positiever Nederlands Taiwanbeleid voort? Is het kabinet net als ik van mening dat Taiwan door de stembusoverwinning van president Ma nog meer dan voorheen een veilige springplank wordt voor handel met China? Naast de behartiging van commerciële belangen in China verwacht ik van het Nederlandse kabinet een gelijke inzet voor de mensenrechten in het rijk van het midden. Zo vraagt mede de toenemende overheidsrepressie van huiskerken en hun advocaten om zowel Nederlandse als Europese interventie.

Tot slot ga ik in op de hervorming van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid. Vanuit de primaire sectoren klinkt de roep om minder bureaucratie en meer flexibiliteit. Bij de hervorming van het visserijbeleid stelt de Commissie echter dat meer regionalisering niet mogelijk is vanwege het verdrag. Het kan toch niet zo zijn dat het verdrag ons nu gevangenzet? Welke mogelijkheden ziet het kabinet voor meer decentralisering van het visserijbeleid? De huidige hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is in het teken van de vergroening komen te staan. De maatregelen die de Europese Commissie verplicht wil stellen, hebben echter geen meerwaarde, terwijl zij wel een extra belasting voor de sector zijn. Het moge duidelijk zijn dat voorkomen moet worden dat de Commissie de sector in een keurslijf perst. Ik weet wat de inzet van het kabinet is. Derhalve roep ik het kabinet op om alles op alles te zetten om deze hervorming alsnog in het teken te plaatsen van het stimuleren van duurzame groei.

De vergadering wordt van 18.05 uur tot 19.05 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het debat over de Staat van de Europese Unie. Wij hebben zojuist de eerste termijn van de kant van de Kamer gehad en nu is de minister-president aan de beurt voor de beantwoording van de vragen die zijn gesteld.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik wil een aantal algemene opmerkingen maken en dan ingaan op een paar specifieke kwesties. Vervolgens zal staatssecretaris Knapen ingaan op een aantal onderwerpen, onder andere de dienstenrichtlijn, de regeldruk, de kwestie van de jeugdwerkloosheid, immigratie en asiel en de kwestie van het groenboek. De heer Rosenthal zal vervolgens ingaan op alle bilaterale kwesties.

Mag ik van mijn kant ingaan op een paar grotere thema's die door verschillende fracties zijn aangesneden? Ik wil beginnen met de vraag over welk Europa wij het nou eigenlijk hebben. Ik heb al eens eerder, in een toespraak, gezegd dat we in het Europese debat een stroming kennen van mensen die uitgesproken pro-Europa zijn; voor hen kan het niet gek genoeg zijn, heb ik wel eens gekscherend opgemerkt. Soms rennen mensen zichzelf voorbij en spreken dan van een gekozen president voor Europa, maar ik neem aan dat dat nog niet helemaal doordacht is; het is een extreme vorm van die visie. Aan de andere kant hebben wij de Eurosceptici, dat zijn de mensen die zeggen dat er uit Brussel heel weinig tot niets goeds komt, met als conclusie dat Europa afgewezen dient te worden.

Ik voel mij thuis bij een stroming die op een heel pragmatische wijze naar Europa kijkt, maar zich wel realiseert waaruit Europa voortkomt: uit "nie wieder Krieg", uit de Tweede Wereldoorlog, uit 1951 toen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal werd opgericht. Als je vrijhandel bereikt en grenzen weghaalt op het terrein van kolen en staal – kolen en staal zijn immers de grondstoffen om oorlog mee te voeren – en al heel snel daarna de landbouw, leidt dat tot veel minder risico op oorlog in dit deel van de wereld. Dat was de gedachte daarachter. Dat heeft zich vervolgens ontwikkeld tot de EEG, de EG en sinds 1992 de Europese Unie.

Ik heb mij altijd zeer thuis gevoeld bij deze stroming, die stelt dat Europa voortkomt uit een heel duidelijke overtuiging. Het is natuurlijk ook een gemeenschap van waarden maar manifesteert zich in de dagelijkse relevantie in de zorg voor een grotere welvaart voor de mensen in Europa. Dat is de grote kracht van de Europese samenwerking.

In dat kader zijn er een opmerkingen gemaakt, onder andere door de heer Van de Camp, over de vraag of we nu kiezen voor de communautaire methode of voor de intergouvernementele methode. Ik heb mij altijd het meest thuis gevoeld bij de communautaire methode. Overigens zijn deze zinnen niet uitzendbaar, want buiten deze zaal begrijpt niemand waar ik het nu over heb. Zij die dit in normaal Nederlands kunnen vertalen, mogen zich melden. Maar goed, ik blijf maar even bij de termen die Van de Camp heeft gebruikt.

In algemene zin vindt Nederland het van belang dat de Europese Commissie en de Europese instellingen sterk staan, dat het Europese Parlement en het Hof in Luxemburg goed hun rol kunnen vervullen. Ook bij het traktaat, het fiscaal compact dat bij de informele top tot een afronding is gekomen en waarover wij formeel op 1 en 2 maart besluiten, vonden wij het van groot belang dat wij de Unie-instrumenten konden gebruiken.

Soms moeten zaken intergouvernementeel geregeld worden, dus uiteindelijk is de tegenstelling enigszins vals. Als je echter een keuze moet maken, ben ik ervan overtuigd dat Nederland moet zorgen dat de instituties van de Europese Unie overeind blijven, ook in het geweld van sommige grotere lidstaten. Toen in december het Verenigd Koninkrijk meldde niet mee te doen met het verdrag, was het van groot belang dat dit land in ieder geval de indruk wekte dat men het mogelijk maakt dat wij de Unie-instrumenten kunnen blijven gebruiken. Daardoor werd het uiteindelijk geen intergouvernementeel verdrag. In dat opzicht denk ik dat de heer Van de Camp en ik aan dezelfde kant van het touw trekken.

In dat kader wil ik ook iets zeggen over alles wat er in de afgelopen twee jaar is gebeurd. In de periode dat het vierde kabinet-Balkenende verkiezingen moest voorbereiden, manifesteerde de ernstige crisis in Griekenland zich, in maart/april 2010, 21 of 22 maanden geleden. Toen werden wij binnen Europa en vooral binnen de eurozone geconfronteerd met een ernstige crisis, toen nog in één land, Griekenland. Het is mijn overtuiging dat we sinds die tijd heel ver zijn gekomen. Er zijn noodfondsen opgericht. Ierland en Portugal kijken niet langer over de rand van de afgrond. Italië en Spanje hebben nieuwe regeringen gekregen die bezig zijn om hervormingen door te voeren. De grote banken zijn geherkapitaliseerd of zijn bezig om te herkapitaliseren. We zijn gekomen tot strikte afspraken over het handhaven van de begrotingsdiscipline. We hebben bij de Informele Raad van een week geleden maar liefst zes of zeven uur uitvoerig gesproken – volgens sommige van mijn collega's die dat al veel langer doen, is dat uniek – over het belang van economische groei in de Europese Unie.

Als het gaat om het beheersbaar maken van een ernstige schuldencrisis, zoals zich toen in Griekenland aftekende, staat Europa er veel sterker voor dan destijds. Daarom ben ik het ook hartgrondig oneens met de afgevaardigden van de Socialistische Partij, maar ook met die van de PVV. Als Commissaris Kroes zegt dat we het binnen de eurozone zouden kunnen hanteren als zo'n land in ernstige problemen komt, zeggen zij: had ons dan gevolgd, anderhalf jaar geleden. Dat is natuurlijk niet waar, want toen stonden we er heel slecht voor. Als we dat toen hadden gedaan, als we toen hadden gezegd, "dag, dag, met het handje" tegen Griekenland, waren de gevolgen niet te overzien geweest. En nog steeds, tot op dit uur, tot op de dag van vandaag, tot dit moment, is de politiek van deze regering om Griekenland bij de eurozone te houden, omdat wij denken dat dit uiteindelijk het beste is, maar dan moet Griekenland zich wel houden aan alle afspraken.

Mij is gevraagd, onder andere door de ChristenUnie, hoe het daarmee staat. Daar kan ik niet veel anders over berichten dan dat de ministers van Financiën van de eurozone op dit moment bijeen zijn om heel precies, regel voor regel, van detail tot detail, te kijken naar de afspraken die de politieke partijen in Griekenland zouden hebben gemaakt. Ik wil daarover niet speculeren, omdat ik dan parallelle trajecten open, maar er wordt heel kritisch naar gekeken.

Ik wil hier wel gezegd hebben dat als partijen zoals de Partij van de Arbeid, CDA, VVD, D66 en ook vele andere partijen die dit hebben gesteund, in de afgelopen twee jaar niet bereid waren geweest om hiervoor verantwoordelijkheid te nemen, een eventueel ernstig in de problemen komen van Griekenland zou hebben geleid tot heel grote gevolgen voor de rest van de eurozone en voor Europa. Op dit moment zijn die gevolgen beheersbaar.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Ik ben het hartstochtelijk eens met de minister-president, maar dit is een slag te abstract voor al die mensen in het land die meevoelen met het standpunt van de PVV en de SP en denken: u had het eerder moeten doen, dat had ons minder geld gekost. Wat waren die gevolgen geweest, kunt u daarover wat specifieker zijn?

Minister Rutte:

Het is mijn absolute overtuiging dat als Nederland zou hebben gezegd een oplossing voor Griekenland te blokkeren, op het niveau van de Europese Raad en van de eurozonetop, als wij dat hadden gedaan zoals de Socialistische Partij en de PVV hebben gesuggereerd in 2010 en daarna, dat desastreuze gevolgen zou hebben gehad voor onze belangen, voor onze munt, voor onze economie en voor onze positie in Europa, en natuurlijk ook voor het land zelf, maar zeker ook voor ons. Ik heb altijd gezegd dat we dit mede in ons belang doen. Het is ook in ons belang dat partijen zoals de partij van mevrouw Albayrak en VVD, CDA, D66 en andere partijen dit hebben gesteund, net als de SGP en de ChristenUnie, terwijl GroenLinks in de meeste gevallen ook steun heeft gegeven aan deze politiek. Dit zijn partijen die afwegingen maken in complexe processen en die bereid zijn om daarin keuzes te maken waarvan we weten dat ze niet altijd populair zijn, omdat deze naar onze mening absoluut in het nationaal belang zijn.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Met alle respect, het nationale belang en desastreuze gevolgen, dat is nog steeds te abstract. Kunt u in financiële termen voor de gemiddelde Nederlandse burger de consequenties ervan schetsen als wij Griekenland eerder hadden laten vallen?

Minister Rutte:

Daar kun je natuurlijk nooit met absolute precisie een som op maken, maar stel dat Griekenland was omgelazerd op een moment dat wij geen noodfonds hadden gehad, in Italië en Spanje totaal nog niet het bewustzijn was gegroeid dat de overheidsbegroting op orde moest komen en de groei moest worden aangewakkerd, Portugal en Ierland echt in de afgrond keken en de banken nog niet geherkapitaliseerd waren, dan kun je je wel voorstellen welke tsunami je over je heen had geroepen als je toen tegen een land als Griekenland had gezegd: bye, bye, met het handje, u kunt gaan. Ik denk dat wij het daar onmiddellijk met elkaar over eens zijn. Ik kan het niet op de euro snijden, maar ik verzeker u dat de gevolgen groot zouden zijn geweest. Met een grote meerderheid in deze Kamer zijn wij bereid geweest om het toch te doen, tegen de wens van heel veel mensen in Nederland in – ik verwijs naar de peilingen – omdat wij menen dat dit voor ons land van heel groot belang is. Daarom staan wij er zo veel sterker voor dan anders het geval was geweest.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De minister-president kan inderdaad weinig zeggen over de onderhandelingen die nu aan de gang zijn. Er was nog een andere voorwaarde van het IMF voor de tweede tranche voor Griekenland, namelijk dat er ook een deal was met de particuliere sector; de banken. Klopt het nog steeds dat er eerst een deal moet komen met de banken, voordat uiteindelijk de tweede tranche aan Griekenland wordt betaald? Is de minister-president het met de ChristenUnie eens dat, als er weer een tranche naar Griekenland gaat, de schuld weer wordt verhoogd? Daarvoor zal men ook weer een betaling moeten doen.

Minister Rutte:

Alles hangt nu met alles samen. In oktober is er een afspraak gemaakt over 100 mld. ter dekking van de acute financieringsbehoefte van Griekenland. Er is maximaal 30 mld. aan middelen om de private sector te bewegen om tot 100 mld. af te boeken. Daarmee zou je de schuld van Griekenland terugbrengen tot zo'n 120% van het private deel van de schuld. Er zijn afspraken gemaakt over het toezicht daarop. Al die dingen hangen met elkaar samen. Als de heer Voordewind tegen mij zegt dat het in zijn ogen van belang is om dit alles met elkaar in samenhang te blijven bezien, ben ik dat met hem eens. Ik wil daarover echter vanavond, terwijl er parallel gesprekken gaande zijn in Brussel, niet veel meer zeggen, omdat ik anders het risico loop dat ik iets zeg waarmee ik Jan Kees de Jager voor de voeten zou lopen, wat hem dan voor de voeten wordt geworpen, omdat het net verkeerd in een Reuters-bericht naar buiten komt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat begrijp ik en dat proces moeten wij dan ook maar niet verstoren. Het ging mij even om de volgordelijkheid. Er ligt nu een deal voor het bezuinigingspakket, maar daarna moet er ook nog een deal komen te liggen met de banken.

Minister Rutte:

Zeker, dat hangt allemaal met elkaar samen. De 30 mld. voor het bevorderen van een deal met de private sector, teneinde de 100 mld. afslag te krijgen en de 120% staatsschuld in 2020 te bereiken, hangt samen met alle andere aspecten van het pakket. Voor Nederland zijn die zaken altijd aan elkaar gekoppeld geweest. Wij hebben daarop altijd heel goed samengewerkt met de meeste andere landen in de eurozone, zeker de landen die de hoogste kredietwaardigheid hebben.

De heer Bontes (PVV):

De minister-president suggereert dat Griekenland gered is. Vandaag is er een akkoord over de bezuinigingen, maar is de minister-president het niet met mij eens dat dit uitstel van executie is en dat de rekening voor Henk en Ingrid op deze manier oploopt?

Minister Rutte:

Ik heb niet gesuggereerd dat Griekenland gered is. Daar heb ik niets over gezegd. Ik heb gesteld dat de Grieken beweren dat er een politiek akkoord zou zijn. In Brussel wordt nu door de ministers van Financiën "line item by line item" gecheckt of dat zo is, aan de hand van de afspraken die eerder zijn gemaakt. Er wordt ook bezien of de handtekeningen die daaronder staan, stevig genoeg zijn. Wij kennen onze pappenheimers, en willen graag zeker weten dat wat beweerd wordt, ook zo is. Dat gebeurt op dit moment. Ik heb mij er niet over uitgelaten in de zin dat Griekenland gered zou zijn. Daar kan ik mij ook niet over uitlaten. Ik heb wel gezegd dat ik het met de partij van de heer Bontes en ook met de Socialistische Partij hartgrondig oneens ben als zij beweren dat wij anderhalf jaar geleden wel "dag" hadden kunnen zeggen tegen Griekenland. De gevolgen zouden dan niet te overzien zijn geweest.

De heer Bontes (PVV):

Dit is toch uitstel van executie? Griekenland zal toch failliet gaan en de rekening wordt bij de Nederlander neergelegd? Dat kan toch niet anders?

Minister Rutte:

Deze regering zorgt ervoor dat Griekenland, als het maar enigszins mogelijk is, in de eurozone blijft, omdat het in het belang is van Nederland dat dit gebeurt. Wij doen dat niet tegen elke prijs, dus Griekenland moet zich aan de afspraken houden. Wij kunnen daarover nu een harde positie innemen en tegen Griekenland zeggen: ja, wij willen jullie bij de eurozone houden, maar ja, dan moeten jullie je ook houden aan alle afspraken die jullie met ons gemaakt hebben en alle "prior actions" moeten geïmplementeerd zijn. Zo niet, dan komt het geld niet vrij en dan accepteren wij ook de gevolgen. Dat kan, omdat wij in de afgelopen anderhalf jaar al die maatregelen hebben genomen. Ik heb dan nog niet de brief van 7 september genoemd, die hier in de Kamer met brede instemming is ontvangen, waardoor uiteindelijk ook mede door Nederlandse beïnvloeding dat Fiscal Compact er is, met de strenge aanscherping van de begrotingsregels. Al die zaken samen zorgen ervoor dat er een veel stabielere situatie is. Natuurlijk zullen er nog steeds gevolgen zijn, mocht het fout gaan, maar die zullen veel beheersbaarder zijn dan als wij het anderhalf of twee jaar geleden hadden gedaan.

Voorzitter. Dan ga ik in op een paar meer specifieke vragen. Mevrouw Albayrak sprak over de sociale rechten en het feit dat daarover – ik meen in oktober – een motie is aangenomen hier in de Kamer, in het debat dat wij toen bij uitzondering zelfs op zaterdag met elkaar gevoerd hebben. Ik ben het met haar eens dat de Europese crisis over meer gaat dan begrotingstekorten. Het is niet alleen een crisis van de overheidsfinanciën. Het heeft absoluut ook te maken met de zeer slechte concurrentiepositie van landen, bijvoorbeeld in Zuid-Europa, waardoor zij onvoldoende competitief zijn. Het heeft ook alles te maken met de mate waarin zij zelf bereid zijn om hun economieën te hervormen.

Ik behoor wel tot degenen die ervan overtuigd zijn dat gezonde overheidsfinanciën een absolute randvoorwaarde zijn voor een gezond investeringsklimaat. Anders komen bedrijven niet naar je toe, anders houd je enorme spreads op de rentestanden, met alle gevolgen van dien. Ik ben het met mevrouw Albayrak eens en ik ben het met de motie eens. Die voeren we ook uit. We moeten de sociale rechten in de gaten houden. Minister Kamp heeft dat ingebracht in de Raad Sociale Zaken, naar aanleiding van de motie. Staatssecretaris Knapen heeft het in december uitvoerig aan de orde gehad tijdens zijn bezoek aan Griekenland. Ik heb het zelf aan de orde gehad tijdens het voorbereidend overleg met de collega's uit Luxemburg en België, dus in Benelux-verband, waar we de informele raad van januari 2012 hebben voorbereid.

Dat heeft ertoe geleid dat, mede tegen de achtergrond van de motie van mevrouw Albayrak, in de informele conclusies van de informele raad van 30 januari aan de teksten in de groeiverklaring is toegevoegd het belang van sociale cohesie. Dat stond er niet in, dat is er door de Benelux in gekomen. We hebben aandacht gevraagd voor de sociale gevolgen van de huidige crisis. De verklaring is op deze twee punten aangepast en daarmee hebben we uitvoering gegeven aan de motie-Albayrak. Daarnaast is mede door onze invloed in het begrotingspact, het Fiscal Compact, uitdrukkelijk de bepaling opgenomen dat de positie van sociale partners in het nationale recht moet worden gerespecteerd – het was een wens van Nederland om dat erin te hebben – en dat structurele hervormingen in de praktijk altijd gedragen moeten worden in het land zelf. Zie bijvoorbeeld de situatie in Italië. Dus ja, voorzitter, ik ben het eens met mevrouw Albayrak en wij geven dus ook uitvoering aan die motie.

Een andere vraag van mevrouw Albayrak betreft de Europese bankenautoriteit. Moet die niet worden ingezet voor het gezamenlijk belang en niet tegen het gezamenlijk belang, zoals dat nu gebeurt? Dat is kort samengevat de opmerking die in de bijdrage van de PvdA op dit punt is gemaakt. Nederland heeft altijd ingezet op het einddoel van een geïntegreerd Europees financieel toezicht. Dat zal er geleidelijk moeten komen. Niet alle lidstaten willen op dit moment even snel gaan. Dat heeft dus ook effecten. Er gebeurt op dit moment heel veel via de huidige richtlijnen, waarbij kapitaaleisen en crisismanagement en het depositogarantiestelsel binnen Europa nader worden geharmoniseerd. De nieuwe Europese toezichtsarchitectuur, met onder andere de reeds genoemde Europese bankenautoriteit, maar ook het European Systematic Risk Board (ESRB) zijn pas dit jaar opgericht. Ze worden geëvalueerd en daarbij zullen we ook handelen in lijn met de opmerkingen die mevrouw Albayrak daarover heeft gemaakt.

Voorzitter. Daarmee meen ik een aantal belangrijke hoofdpunten van de zaak aan de orde te hebben gesteld. Ik wil u in overweging geven om nu het woord aan staatssecretaris Knapen te geven, dan kan hij ingaan op een aantal meer specifieke kwesties.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter. Ik snap heel erg goed dat de minister-president dat graag zou willen, maar een aantal van de onderwerpen die hij nu doorschuift naar de staatssecretaris waren uitdrukkelijk ook als vraag aan hem gericht. Ik noem er twee uit mijn eigen bijdrage. Allereerst de jeugdwerkloosheid. Ik heb de minister-president gevraagd wat er op de Europese top waarop hij persoonlijk aanwezig was, concreet is afgesproken over de onderuitputting van de Europese structuurfondsen. Mijn tweede vraag ging over het asiel- en migratiebeleid. Als ik de staat van de Europese Unie lees, dan is dat een pro-Europees verhaal, waar nergens een verwijzing is naar de agenda van de PVV die de minister-president is opgedrongen in ruil voor de steun die de PVV geeft. Ik heb de staatssecretaris dat eerder gevraagd en ik ken zijn antwoord. Ik vraag nu aan de minister-president om antwoord te geven op de vraag wat hij de laatste anderhalf jaar heeft gedaan, ook persoonlijk op de Europese toppen, om ervoor te zorgen dat asiel- en migratievragen op de Europese agenda komen. Het staat nergens, niet in zijn eigen betoog, maar ook niet in het werkprogramma van de Europese Commissie. Wat was zijn inzet?

Minister Rutte:

Ik ben in ieder geval blij te constateren dat ook mevrouw Albayrak het onderwerp inmiddels geheel tot het hare heeft gemaakt en zelfs geïrriteerd raakt als zij meent dat er onvoldoende over wordt gesproken. Tot de heer Bontes zeg ik: dit is winst, want daarmee hebben wij ineens dertig zetels extra voor dit verstandige beleid.

Wij zijn heel veel aan het doen. Daarover hebben wij een recente brief aan de Kamer gestuurd. Bij de Europese Raad is het weinig aan de orde geweest omdat het daar nog aan de orde moet komen. Bilateraal, in mijn contacten met Europese collega's, staat het altijd op de agenda omdat ik steeds met hen ook spreek over het belang van het beheersbaar maken van dit probleem. Als drie partijen hebben wij met elkaar afspraken gemaakt over het stevig aanscherpen van het immigratiebeleid van Nederland omdat wij menen dat spanningen, bijvoorbeeld in de binnensteden, in Nederland niet beheersbaar zijn als wij niet tegelijkertijd werken aan integratie en het zeer beperken van de immigratie, zeker van mensen die kansarm zijn, de asielzoekers daarbij uitgezonderd. Over de asielzoekers hebben wij aparte afspraken gemaakt. Daaraan werken wij verschrikkelijk hard.

Grofweg de helft van die afspraken kunnen wij realiseren door in Nederland wetgeving te laten aannemen. Dat ligt volledig op schema. Nog voor de algemene beschouwingen zijn er grote voorstellen door het kabinet behandeld. Die liggen op dit moment grotendeels in de Tweede Kamer. Voor iets minder dan de helft hebben wij hulp nodig van de Europese collega's. Die lobby is in volle gang. Dat loopt onder andere langs de as van het groenboek. Dat verkeert nu in de fase dat alle landen hun reacties op dat groenboek geven. Rond 1 maart aanstaande moeten die binnen zijn. Daarna zal de Europese Commissie besluiten wat zij ervan vindt. Dan komt dit uiteindelijk terug in de besluitvorming op onder andere het niveau van de Europese Raad. Dan zal ik knokken voor onze opvattingen dienaangaande.

Heel veel collega's in Europa die ik spreek, zeggen: wij herkennen deze problemen, wij hebben deze problemen ook, wij snappen jullie aanpak, wij snappen bijvoorbeeld waarom het goed is om niet 21 jaar als leeftijdsgrens te hebben, maar 24 jaar, omdat dit het risico op gedwongen huwelijken enorm doet afnemen. Juist die drie jaar extra doen dat. Over de inkomenseis van 120% van het wettelijk minimumloon die wij net als Denemarken stellen, zegt men: wij begrijpen dat. Wij gaan kijken hoe ver wij daarmee komen en wij zijn daarover op dit moment hoopvol.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

De minister-president kan het hier een beetje belachelijk maken en doen of de PvdA-fractie het opeens eens is met zijn agenda. Het tegenovergestelde is waar, dat weet hij. Wij maken ons zorgen over het volgende. Hij doet het nu af als de helft van de plannen, maar er moeten fundamentele richtlijnen worden gewijzigd. Dat gaat hem niet lukken. Dat weet hij. Hij gaat dit niet binnenhalen, komt terug en geeft Europa de schuld.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Mijn vraag aan de minister-president luidt: ziet hij die strijdigheid met het EVRM? Ziet hij de irreële verwachtingen die hij heeft van zijn Europese collega's? Ziet hij dat het Nederlandse toelatingsbeleid al vele malen strenger is dan dat van alle andere 26 landen van Europa? Ziet hij hier de nederlaag die hij gaat lijden?

Minister Rutte:

Nee, die zie ik niet. Integendeel, ik ben daarover hoopvol. Het zal hard knokken worden. Mevrouw Albayrak zegt eigenlijk dat een land als Denemarken permanent in strijd handelt met het EVRM. In ons gedoogakkoord proberen wij om zo veel mogelijk van de goede lessen uit Denemarken ook in Nederland toe te passen, bijvoorbeeld die 24-jaargrens en die inkomenseis. Dat is totaal niet in strijd met enig ander Europees verdrag. Daarover moeten wij politieke overeenstemming bereiken binnen de Europese Unie. Ik ben daarover hoopvol. Daar knokken wij voor en daarvan zullen in de loop van het jaar de verdere stappen zichtbaar worden.

De voorzitter:

Echt tot slot, mevrouw Albayrak en kort graag.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Dit is werkelijk te flauw voor woorden. Denemarken heeft een opt-out voor het hoofdstuk asiel en migratie en hoeft daarvoor niet te voldoen aan de Europese afspraken. Dat weet de minister-president. Hij wil in precies de situatie terechtkomen waarin Denemarken altijd al zat: nul invloed en altijd een grote bek.

Minister Rutte:

Ik geloof niet dat ik hierop commentaar hoef te geven.

De heer El Fassed (GroenLinks):

De bescherming van de Europese grondrechten lijkt mij nu bij uitstek een zaak voor de Raad en voor de premier, omdat dit zo belangrijk is en zo'n fundament van Europa dat ik verbaasd was dat hij het hier maar even overslaat. Als er lidstaten zijn die grondrechten aan hun laars lappen, dan is dat toch een zaak van de Raad? Dan moet de Raad toch de Europese Commissie steunen en genoeg instrumenten geven om daar een belangrijke zaak aan te kaarten?

Minister Rutte:

Het werkt precies omgekeerd. De Europese Commissie is het orgaan dat uiteindelijk in het geval van Hongarije een uitspraak moet doen over de vraag of Viktor Orbán en zijn regering wel of niet in strijd handelen met de fundamenten van de Europese rechtsorde. Wij wachten dat oordeel af. Het is vervolgens aan de Europese Raad om daarop te decideren. Zo is de volgorde. De Europese Raad is niet bestaft om dat zelf te doen. Daar is de Commissie voor bestaft. Die heeft twee grote gebouwen in Brussel. De Europese Raad bestaat uit Van Rompuy en een kleine staf. Het is dus precies omgekeerd.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Wij zien dat de Europese Commissie onvoldoende instrumenten heeft om de zaak steviger aan te pakken. Dan is het toch een zaak van de Raad om ervoor te zorgen dat de Commissie stevig kan ingrijpen? Waarom hebben wij wel automatische sancties waar het gaat om begrotingsdiscipline en niet waar het gaat om schendingen van grondrechten?

Minister Rutte:

Waar baseert de fractie van GroenLinks dit op? Ik begrijp het echt niet. De Commissie is bezig om tot een oordeel te komen over Hongarije. Daarna zal de Europese Raad daarover moeten decideren. Dat is toch een logische volgorde? Waar baseert de heer El Fassed op dat de Europese Commissie dat niet kan of niet wil?

De heer El Fassed (GroenLinks):

Ik heb mevrouw Kroes horen zeggen dat zij te weinig instrumenten heeft om door te pakken op schendingen die in Hongarije plaatsvinden. Dan is het toch een zaak van de Raad om ervoor te zorgen dat de Commissie wordt verstevigd? Dan zou de Raad de Commissie toch moeten steunen om ervoor te zorgen dat dit op orde komt?

Minister Rutte:

Er spelen twee dingen. De Commissie komt dadelijk met een oordeel over de situatie in Hongarije. Mevrouw Kroes heeft een hele specifieke verantwoordelijkheid wat betreft de persvrijheid en andere kwesties. Wat wij uiteindelijk als Europese Raad moeten doen, is op basis van het totale assesment van de situatie in Hongarije een besluit nemen. Ik ben het daarbij overigens eens met degenen – daar vraag ik ook aandacht voor – die zeggen dat in Hongarije ook een stuk historie een rol speelt in de context waarin wij een en ander moeten bekijken. Of het uiteindelijk, ook tegen de achtergrond van de historie, wel of niet gerechtvaardigd is wat daar gebeurt, kan ik niet beoordelen. Dat oordeel laten wij aan de Commissie. Daarna moeten wij erover besluiten.

De heer Schouw (D66):

Ik heb in mijn eerste termijn de vreselijke haatcampagne die de PVV is gestart tegen Oost-Europeanen indringend aan de orde gesteld. Wij hebben hier vandaag een debat over Europa. Wij weten inmiddels dat de heer Wientjes heeft gezegd dat de politiek daar eigenlijk met alle kracht afstand van moet nemen. Ik sluit helemaal niet uit dat de premier hierop wordt aangesproken door andere landen, omdat de PVV natuurlijk onderdeel is van de gekozen gedoogconstructie. Het valt mij op – dat is ook mijn vraag – dat de minister daar niet als vanzelf daar in zijn eerste termijn op heeft gereageerd. Waarom is hij daarvan weggelopen?

Minister Rutte:

Die vraag is totaal verkeerd geadresseerd, om twee redenen. In de eerste plaats heeft de regering nooit commentaar op de specifieke opstelling van concrete partijen. Dat is aan de Kamer zelf. De leden hebben elkaar erop aan te spreken. Dat is niet de taak van de regering. In de tweede plaats werken wij goed samen met de PVV, maar niet op het terrein van Europa. Op het terrein van Europa kan er ook geen misverstand zijn bij andere Europese lidstaten. Dit is een minderheidskabinet, met 52 zetels. Wij hebben geen 76 zetels, want op het terrein van Europa werken wij niet samen met de PVV.

De heer Schouw (D66):

De werkgevers staan op hun achterste benen en een aantal andere Europese lidstaten wordt gewoon te kakken gezet door een gedoogpartner van dit kabinet. En dan zegt de minister-president: ik heb daar helemaal niets mee te maken, dat moet de politiek doen. Is de minister-president bereid om, desnoods in het informele contact met de PVV, te zeggen: doe eens even normaal man?

Minister Rutte:

Nee. Dat dit taalgebruik af en toe voorkomt, is inmiddels bekend. In dit specifieke geval ga ik dat echter niet doen. De redenen daarvoor heb ik net genoemd. Ik heb geen afspraken met de PVV over Europa. Dat is een terrein waarover wij het volkomen oneens zijn. Dat is in ieder debat hierover te merken. Waar de afspraken met de PVV staan, worden die goed nageleefd door de drie partijen. Waar die afspraken niet staan, staat het de PVV vrij om haar gang te gaan. Zoals bekend, doet de PVV dat dan ook. Ook daar houdt zij zich aan de afspraken. Daarnaast is de vraag of ik iets moet vinden van wat er in een individuele partij, waarmee ik verder geen afspraken over dit onderwerp heb gemaakt, wordt gezegd. Dat doe ik nooit. Ik lever nooit commentaar op het functioneren van of debatten in fracties in deze Kamer. Dat doe ik nooit. Dat is niet mijn rol. Dat moet moeten de Kamerleden onderling doen. Zo is de rolverdeling. Ik vraag de Kamer om rolvast te blijven.

De heer Schouw (D66):

Ik ben rolvast, want ik spreek de regering aan omdat één van de gedoogpartijen, die min of meer deel uitmaakt van deze regering, dit doet. Het schaadt het Nederlandse bedrijfsleven en het schaadt ook de positie van Nederland. Een aantal andere landen staat op de achterste benen. Ik zal afronden. Het valt mij echt tegen van de premier dat hij zegt dat hij er niet over gaat, dat het de Kamer is die erover gaat. Ik vind dat de premier op deze manier een aantal andere Europese landen en het bedrijfsleven in de kou zet.

Minister Rutte:

Ik heb mijn handen vol aan zaken waar ik over ga. Er is ook een aantal zaken waar ik niet over ga. Het is de taak van Kamerleden om elkaar aan te spreken op gedrag, uitlatingen et cetera. Dat debat wordt in de Kamer gevoerd. De regering levert nooit commentaar en recenseert nooit wat in partijen gebeurt. Ik herinner mij dat ik in debatten over eerdere situaties in de PVV ook altijd dit standpunt heb ingenomen. Dat zou ik ook doen als zich zaken binnen D66 afspelen. Er zou nog een tweede titel kunnen zijn voor de heer Schouw om mij te vragen hiervan iets te vinden, namelijk het feit dat ik met de PVV samenwerk. Mijn opvatting daarover heb ik zojuist gegeven en ik herhaal haar. Als het een terrein betreft waarop wij niet ook samenwerken – sterker nog, als het een terrein betreft waarop wij expliciet niet samenwerken – dan is dat niet aan de orde. Wij hebben het hier over Europa. Dat is zo'n terrein waarop wij expliciet niet samenwerken.

De heer Van Bommel (SP):

Ik kan hierbij slechts een aanvullende opmerking maken. Natuurlijk heeft de minister-president hierover wel een opvatting. Natuurlijk wordt die opvatting ook wel geventileerd in bilaterale contacten met bijvoorbeeld de Polen. Die opvatting wordt ook geventileerd via de posten in het buitenland, wat we ook hebben gezien bij Fitna en andere incidenten. De posten worden dan gewoon gebeld. Men heeft daarvan last en men heeft daaraan zelfs heel veel werk. Maar dit terzijde; dit was een feitelijke opmerking.

Mijn commentaar gaat over een opmerking die de minister-president eerder maakte. Hij zei namelijk dat de SP, evenals de PVV, anderhalf jaar geleden al zei dat de Grieken er gewoon uit zouden moeten en aan hun lot overgelaten zouden moeten worden. Dat heeft mijn partij nooit beweerd. De SP heeft steeds gezegd: kom tot een goede regeling met de Grieken. De SP vond dat er schuldkwijtschelding moest komen, een kwijtschelding die in dat stadium nog ten laste van de banken zou komen. Ik heb dit in mijn eerste termijn gezegd. Als dat anderhalf jaar geleden gebeurd zou zijn, was de situatie nu heel anders. Ik vraag de minister-president daarop te reageren. Ik vraag hem ook te reageren op een andere opmerking die ik maakte in mijn eerste termijn. De minister-president is immers aangekomen bij het einde van zijn eerste termijn. Wat is zijn visie op de toekomst van Europa? Wat is de visie van de minister-president op de visie van zijn Duitse collega Angela Merkel? Zij heeft volgens mij een heel andere visie op de toekomst van Europa dan de minister-president.

Minister Rutte:

Met zijn eerste opmerking laat de heer Van Bommel blijken dat de SP steeds gouvernementeler wordt, want er wordt inzage gegeven in wat er precies achter de schermen allemaal zou gebeuren. Het klopt niet wat hij zei, maar ik waardeer wel zijn pogingen om dit te duiden.

Naar aanleiding van zijn tweede opmerking herhaal ik het volgende. Als wij de politiek van de Socialistische Partij anderhalf jaar geleden gevolgd zouden hebben en zouden hebben uitgevoerd wat de heer Van Bommel en collega's in de Kamer hebben gesuggereerd, was dat desastreus geweest. Dat beleid had namelijk niet gewerkt en had geleid tot een ongeordende default van Griekenland. Dat had enorme gevolgen voor Nederland gehad, maar ook voor de rest van de Europese Unie en zeker voor de eurozone. In plaats daarvan hebben wij met brede parlementaire steun, met elkaar en met steun van verstandige partijen in dit parlement, stap voor stap dingen gedaan. Daardoor is nu zo'n situatie te "handelen". Ik noemde eerder al de maatregelen die genomen zijn: de herkapitalisatie van de banken, het ophogen van de fondsen en het maximaal aanzetten tot het nemen van maatregelen van landen die in ernstige problemen zijn geraakt. Er worden nu zelfs strikte afspraken gemaakt over begrotingsdiscipline. Die afspraken over begrotingsdiscipline zijn gemaakt mede dankzij Nederlandse ideeën daarover van begin september. Dankzij al deze dingen is nu zo'n situatie te "handelen", maar niet verkieslijk. Daarom blijft de regering ernaar streven om dat niet te laten gebeuren.

De heer Van Bommel stelde ook nog een derde vraag. Hij stelde er zo veel dat die laatste vraag me is ontschoten.

De heer Van Bommel (SP):

Angela Merkel.

Minister Rutte:

Die vraag ging over mevrouw Merkel. Kijk, met de Duitsers werken wij goed samen, maar wij zitten niet samen in een denktank die gaat over de vraag hoe Europa er over tien jaar uitziet. Ik ben ook niet altijd op de hoogte van de laatste toespraken van al mijn collega's over hoe Europa er over tien jaar uit moet zien. Wij zijn vooral heel hard aan het werk om met elkaar te bereiken dat Europa deze moeilijke fase goed doorkomt. Het is mogelijk dat er accentverschillen zijn in onze visies op de vraag hoe Europa er op de lange termijn uit gaat zien. Mijn opvattingen over Europa heb ik gegeven. Europa is een buitengewoon belangrijke club waarvan wij con amore lid zijn, in ons belang. Ik ben ervan overtuigd dat de koek groter is als je er vanuit een sterk nationaal belang aan deelneemt. Dan is de optelsom namelijk niet het totaal aantal koekjes van de verschillende delen, maar dan is de gemeenschappelijke koek groter. Dat zie je in Europa gebeuren, namelijk door de kracht van de gemeenschappelijke markt. Daarachter zitten ook allerlei andere aspecten. Ik ben echter niet voor de overdracht van Nederlandse soevereiniteit aan Europa. Ik hecht ook op dit vlak zeer aan een goede en rolvaste verdeling van taken, namelijk de verdeling van taken tussen Europa en Nederland. Daarom ben ik het zo hartstochtelijk oneens met de opmerkingen hierover van de fractie van D66.

De heer Van Bommel (SP):

Ik houd dezelfde volgorde aan. Over het eerste punt zeg ik het volgende. De posten hebben er wel degelijk veel werk aan. Ik snap dat daarover nu niet te veel kan worden gezegd, gezien de bezuinigingen die op de posten worden doorgevoerd. De mensen die ik spreek op de posten in het buitenland, hebben hieraan echt veel werk. De minister van Buitenlandse Zaken weet dat ook.

Ik kom op het tweede punt. Als er anderhalf jaar geleden verstandig beleid was gevoerd en als schulden waren afgewaardeerd – ik heb het niet over een volledige afwaardering – dan zouden wij niet zijn waar wij nu zijn. Dan zou nu niet zo veel Nederlands overheidsgeld verloren zijn gegaan. Dat dit geld verloren is gegaan, zal nog niet worden erkend. Erkent de minister-president dit dan ten minste?

Het derde punt ging over Angela Merkel. Ik ben blij met de bevestiging dat de route van Angela Merkel niet de route is van de Nederlandse regering. Wij zullen de minister-president daarop kritisch blijven volgen, want die overdracht, die wij al sluipend zien gebeuren, moet er niet komen. De minister-president kan op ons kritisch oog op dit punt blijven rekenen. Graag krijg ik zijn commentaar op de eerste twee punten.

Minister Rutte:

Ik laat de interpretatie door de heer Van Bommel van de opvattingen van mijn Duitse collega voor de langere termijn geheel aan hem. Ik heb daar geen commentaar op gegeven. Ik heb slechts gezegd dat wij heel hard en heel goed samenwerken om ervoor te zorgen dat wij op de kortere termijn Europa door deze zeer moeilijke fase loodsen. Die interpretatie laat ik dus voor rekening van de heer Van Bommel. Ik zeg het nog eens: ik heb de foto's in de krant gezien van de heer Van Raak, naar ik meen, en de heer Roemer, The Blues Brothers op bezoek in Athene.

De heer Van Bommel (SP):

De heer Van Raak wordt onrecht gedaan.

Minister Rutte:

Hij was daar toch bij?

De heer Van Bommel (SP):

Nee, die was er niet bij. De heer Irrgang was erbij.

Minister Rutte:

De heer Irrgang was erbij. Neem me niet kwalijk. Ik ben blij dat dit is rechtgezet. De heer Irrgang van de Socialistische Partij en de heer Roemer van de Socialistische Partij, anderhalf jaar geleden in Athene met die mooie zonnebrillen en die hoeden op: The Blues Brothers in Athene. Schitterend. Als wij toen datgene gedaan hadden waar zij mee terugkwamen, was dat desastreus geweest. Onze economie had een klap gehad waarbij de val van Lehman in 2008 verwaarloosbaar zou zijn geweest. Laten wij blij zijn dat het niet is gebeurd en dat tegen de stroom van de peilingen in grote partijen in deze Kamer bereid zijn geweest en nog steeds bereid zijn om verantwoordelijkheid te nemen om moeilijke afwegingen in complexe vraagstukken te maken. Om die reden slagen wij er op dit moment in om de Unie te stabiliseren. Dat is de enige reden.

De voorzitter:

Mevrouw Albayrak, wilt u een nieuw punt aan de orde stellen?

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Nee, het is geen nieuwe vraag. Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over de structuurfondsen en de onderuitputting.

Minister Rutte:

Over de structuurfondsen zijn de onderhandelingen volop gaande. Mevrouw Albayrak moet echt de heer Knapen vragen om daarvan de laatste stand van zaken geven. In de Europese Raad hebben wij het besluit genomen om te kijken naar de mogelijkheden die gelegen zijn in de onderuitputting. Dat is mede onderwerp van verdere onderhandeling. Die onderhandeling is gaande; de heer Knapen voert die op dit moment.

In verband met de jeugdwerkloosheid heb ik meer specifiek naar voren gebracht dat het feit dat in Nederland de cijfers zijn zoals ze zijn, de volgende oorzaken heeft. Ten eerste hebben wij hier jeugdschalen en is het voor jongeren mogelijk om tegen een lager salaris in dienst te treden. Het is ontzettend belangrijk dat jonge mensen zo'n eerste baan krijgen. Ten tweede is, mede in kabinetten met de Partij van de Arbeid maar zeker ook in kabinetten van het CDA en de VVD, de toegang tot de sociale zekerheid voor jongeren steeds verder afgesloten. Alleen voor gevallen waarin het echt noodzakelijk is, staat die nog open. Alles is erop gericht om iemand óf op te leiden óf aan het werk te hebben of een combinatie van beide. Toegang tot sociale zekerheid die te makkelijk en te laagdrempelig is, al dan niet in combinatie met het niet hebben van speciale jeugdschalen, is desastreus.

Daarnaast neemt Nederland als het nodig is vaak specifieke maatregelen. Die kunnen gedurende een bepaalde periode effecten hebben. Laten wij die effecten echter niet overdrijven. De grote effecten zitten in de structurele aanpak van de Nederlandse arbeidsmarkt op dit punt. Daarover hebben wij gewoon een goed verhaal te vertellen. Dit leidt ertoe dat Nederland wat betreft de jeugdwerkloosheid de derde plaats inneemt in Europa. De jeugdwerkloosheid is nog steeds te hoog, zeker ook onder allochtone jongeren; het cijfer is 8,6%. Dat is net iets slechter dan de jeugdwerkloosheid in Oostenrijk en Duitsland. In die landen komt de jeugdwerkloosheid ook net boven de 8%; wij zitten dus ongeveer in dezelfde range. Als wij dit soort dingen niet hadden gedaan, zouden wij Spaanse of Griekse cijfers kunnen hebben. Daar loopt de jeugdwerkloosheid op tot 50%. Er zijn daar steden en dorpen waar alle jongeren werkloos zijn. Dat is gewoon verschrikkelijk.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Dan nog is het de vraag waarom dit kabinet stopt met de programma's die zo succesvol waren.

De voorzitter:

Mevrouw Albayrak, ik denk dat de staatssecretaris op dit punt zal ingaan. Dat is twee keer toegezegd.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Dat klopt, maar ik heb een heel simpele vraag gesteld, waarop de minister-president geen antwoord geeft. Is tussen deze minister-president en zijn collega-regeringsleiders nu wel of niet afgesproken dat de onderuitputting van de structuurfondsen wordt gebruikt voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid in de zwakste landen? Is dat besluit al genomen?

Minister Rutte:

Het was een informele Raad. Daar kunnen nooit besluiten worden genomen. Wij hebben daarin met elkaar oriëntaties afgesproken. Een daarvan was, heel kritisch te kijken naar de situatie met de structuurfondsen. De heer Knapen zal zo de laatste stand van zaken hierbij melden. Het was echter een informele Raad en dus zijn er geen conclusies getrokken. Ten aanzien van die programma's merk ik nog dit op: een tijdelijk programma is pas tijdelijk als het eens stopt. Niet elk tijdelijk programma is zo goed dat het eeuwig moet doorlopen. Je moet dus altijd heel kritisch bezien wanneer er een punt achter tijdelijke programma's moet worden gezet. Veel belangrijker is wat er structureel gebeurt. Daarin heeft Nederland consequent, mede met steun van de Partij van de Arbeid in het kabinet-Lubbers III en in de paarse kabinetten alsmede in het kabinet-Balkenende IV, maar zeker ook steeds met steun van het CDA, de VVD, D66 en de ChristenUnie, de verstandige lijn gekozen waardoor wij op dit moment een jeugdwerkloosheid hebben die beheersbaar is.

Staatssecretaris Knapen:

Voorzitter. Wij hadden inderdaad tussen 1 september 2009 en 1 december 2010 een tijdelijk Actieplan Jeugdwerkloosheid, waarvoor we overigens ook 75 mln. uit het Europees Sociaal Fonds hebben gekregen. Ten behoeve van de discussie over de aanpak van de jeugdwerkloosheid was er inderdaad een informele raad, zoals de minister-president eerder zei. Op basis van de aansporingen van deze raad is Commissievoorzitter Barroso rond de tafel gaan zitten met de acht landen waar de jeugdwerkloosheid het grootste probleem is. Met die landen is afgesproken dat enigszins in lijn met de voorbeelden van de landen waar het relatief goed gaat, een programma wordt opgesteld om met name te zorgen dat jongeren sneller aan een baan komen. Daarnaast wordt gewerkt aan verbetering van de relatie tussen het hebben van een schooldiploma en een eerste stageplaats. De status van dit programma is dat uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkelingen en uit het Europees Sociaal Fonds geld beschikbaar is voor de landen waar Barroso mee heeft gesproken. In de media figureert in dit verband steeds het bedrag van 22 mld. Dit geld is voor de komende jaren in principe beschikbaar wanneer er goede plannen liggen.

Wij hebben voorgesteld en dat is een aansporing die in december ook in de Kamer te horen was, de middelen die ter beschikking staan te gebruiken om iets te doen aan dit vraagstuk. Nu worden er plannen ontwikkeld die nader besproken worden op de formele Europese top van 1 en 2 maart. Vervolgens zullen deze plannen worden vertaald in actieplannen op basis waarvan deze middelen ter beschikking kunnen worden gesteld. Het betreft niet de middelen die over waren uit eerdere jaren en die zijn teruggevloeid naar de lidstaten – de zogenaamde gedecommitteerde middelen – maar de middelen die nog beschikbaar zijn. Deze middelen zijn in principe ook beschikbaar voor deze landen. Het is niet zo dat de middelen afkomstig zijn van het geld voor andere landen. We hebben bijvoorbeeld uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en uit het Europees Sociaal Fonds iets van 800 mln. geput. Dit geld stond Nederland ter beschikking volgens de afspraken van de zevenjarenbegroting en is op enigerlei wijze in Nederland besteed. Het gaat heel simpel gezegd de komende twee jaar om het vermijden van onderuitputting die ertoe kan leiden dat allerlei nuttige plannen niet worden gestart, terwijl ze in potentie wel degelijk kunnen worden ontrold. Dat is het idee achter deze plannen die door Commissievoorzitter Barosso zijn genoemd.

De heer Bontes (PVV):

Is het bedrag van de onderuitputting – een bedrag van 87 mld. gaat rond – het juiste bedrag? Is dat het bedrag van de totale onderuitputting? Als dit naar rato wordt doorberekend, zou dit toch voor Nederland 5 mld. zijn. Klopt het dat dit geld dan toch terug dient te vloeien naar de lidstaten? Wat is dan de wettelijke grondslag om dit te doen?

Staatssecretaris Knapen:

Als het middelen betreft die dit jaar en volgend jaar beschikbaar zijn, is het goed niet te spreken over onderuitputting. Er is sprake van onderuitputting als aan het einde van het jaar wordt vastgesteld dat er meer middelen overblijven dan nodig waren. Dan is inderdaad sprake van decommittering, van het teruggeven van middelen die niet zijn besteed. Middelen die nog moeten worden besteed en waarover afspraken zijn gemaakt binnen het ritme van de zevenjarenbegroting voor de betreffende landen, kun je niet rangschikken onder onderuitputting. Tenzij halverwege de rit de spelregels van het meerjarenbegrotingskader worden veranderd en daar is uiteraard geen sprake van, want deze deal is voor zeven jaar gesloten. In principe hebben landen dus recht op die middelen als ze er adequate programma's voor ontwikkelen. De heer Bontes vroeg: kun je spreken van onderuitputting als blijkt dat men op geen enkele manier nuttig gebruik weet te maken van die middelen voor hun economie? Ja, als aan het eind van de rit blijkt dat er begrotingen zijn opgesteld die landen niet nodig hebben, dan blijven middelen over. Dat geldt in Nederland ook. Als wij middelen hebben gereserveerd voor de aanschaf van iets en aan het eind van de rit gaat het niet door, dan blijven die middelen over. Maar daar is hierbij geen sprake van. Onderuitputting kan aan het eind van de rit worden vastgesteld. Dit zijn simpelweg begrotingsposten waar die landen de komende jaren afspraken over hebben gemaakt en recht op hebben zolang ze komen met plannen die voldoen aan de voorwaarden en de afspraken. De Commissie gaat met een aantal landen waar de situatie vrij rampzalig is, rond de tafel zitten om te bekijken of die middelen op deze manier kunnen worden aangewend. Dat is de achtergrond.

De heer Bontes (PVV):

Het is toch niet duidelijk, want de periode loopt bijna af. In 2013 vangt de nieuwe miljardenbegroting aan. De eindstreep is bijna in zicht, dus je kunt toch concluderen dat het bedrag van ruim 80 mld. eigenlijk een onderbenutting of een onderbesteding is?

Staatssecretaris Knapen:

We moeten hier een verschil maken tussen de begroting, de vaststellingen en de betalingen. Over de jaren heen kan er dus geschoven worden met de middelen. Vandaar dat de vaststellingen een ander bedrag bevatten dan de betalingen. Aan het eind van de rit krijgen we het restant: de rest aan liquiditeiten, die nu zo'n 70 mld. zou kunnen zijn. Maar het gaat hier om middelen die in het ritme van de betalingen toekomen aan de landen waar we het over hebben, en die daar, als ze adequate plannen hebben, simpelweg recht op hebben, omdat dat de afspraak is.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Eigenlijk is het heel erg simpel. Er dreigt geld over te blijven, maar nu hebben de Europese leiders met elkaar afgesproken dat de acht landen met de grootste jeugdwerkloosheid worden aangespoord om met plannen te komen om een beroep te doen op dat geld teneinde de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Zo is het volgens mij voor de komende twee jaar. Dat betekent dat de spelregels voor de Europese structuurfondsen wel degelijk anders zijn dan ze waren, want de staatssecretaris doet er geen beroep op. Er is gezegd dat we ons gaan richten op de acht landen met de grootste problemen. Dat kan ik nog volgen. Mijn zorg is een heel andere: het is nu een carte blanche aan die landen om met ondoordachte voorstellen te komen om dat geld maar binnen te harken. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat er op Europees niveau wordt nagedacht over de kaders waarbinnen de plannen moeten passen, maar ook dat het toezicht op de bestedingen van de gelden goed is en dat ze echt naar de jeugdwerkloosheid gaan?

Staatssecretaris Knapen:

Er is niet ergens een niet nader bestemde pot met geld, waar eenieder die zijn vrachtauto met daarop het woord "banenplan" parkeert, wat kan binnen harken. Die middelen zijn aan landen volgens een bepaald ritme gecommitteerd. Wij hebben geen onderuitputting in relatie tot de middelen van het Europees Sociaal Fonds die ter beschikking staan. Als wij daar met onze vrachtauto langskomen met het vignet "nieuw banenplan", is het niet zo dat wij de laadklep kunnen openen en dat er middelen voor ons ter beschikking staan. Zo gaat het niet. Het gaat om middelen die principe zijn gecommitteerd aan de betreffende landen. De spelregels worden dus wat dat betreft ook niet veranderd. Bij het Europees Sociaal Fonds wordt simpelweg bekeken hoe een land dat 35%, 40%, 45% jeugdwerkloosheid heeft en dat met een jaloers oog kijkt naar het Auszubi-systeem dat ze in Duitsland hebben, voor een aantal bedrijfstakken met een plan kan komen dat overtuigend genoeg is om aan te geven dat de spelregels in acht worden genomen en waarmee het toch mogelijk is om een aantal schoolverlaters in een leerlingstelsel te krijgen. Dat heeft niets te maken met het veranderen van spelregels, maar simpelweg met het combineren van best practices en de beschikbare middelen voor – het woord zegt het al – een Europees Sociaal Fonds.

In dit verband sta ik nog even stil bij een vraag van de heer Bontes die ook de begroting betreft, over de mededeling van Commissaris Lebandowski, die zich zorgen maakt over een specifieke overschrijding van 11 mld. voor dit jaar. Als een aantal declaraties voor die structuurfondsen in heel korte tijd wordt ingediend binnen een bepaalde marge, dan kan er in die periode sprake zijn van een kortdurende overschrijding. Maar wij hebben steeds gezegd dat wij dat probleem niet kunnen oplossen door de categorieën op te hogen. Dan zal de Europese Commissie die middelen binnen het uitgavenkader moeten zien te vinden. Zoals wij het naar beneden niet doen, sleutelen wij onderweg ook niet naar boven aan de begroting als zodanig. Het zal dus moeten komen uit de betalingsruimte. Meer willen wij er niet over zeggen, want wij hebben simpelweg afgesproken dat wij de betalingen voor 2012 netto zouden bevriezen. Dus wat niet uit de ene pot kan komen, moet uit de andere komen.

Ik kom op een heel ander onderwerp: migratie. Dat kan kort, want mevrouw Albayrak heeft daar al kort een discussie over gevoerd met de minister-president. Daar hoef ik niet veel aan toe te voegen, behalve dat de Tweede Kamer op 15 februari een discussie voert over het conceptantwoord op dat groenboek. Vervolgens is de Commissie weer aan zet. Die zal op grond van de ingezamelde bevindingen met voorstellen moeten komen.

De heer Schouw (D66):

De PVV zegt: als onze eisen niet vertaald worden naar groenboek, witboek et cetera, dan moet er een opt-out zijn. Ik zou een herbevestiging willen hebben van het kabinet dat het daarop gewoon "no way" zegt en dat het niet werkt aan scenario's van een opt-out.

Staatssecretaris Knapen:

De route is simpel. Wij kunnen ongeveer de helft van wat wij op dit terrein willen, nationaal regelen. Dat ligt op stoom. Voor het andere deel hebben wij de hulp van de Europese Unie nodig. Voor een deel hebben wij die al gekregen. Die kwalificatierichtlijn is vorig jaar al veranderd, zoals de heer Schouw weet. Wij mogen ervan uitgaan dat ook de Dublinverordening de richting uit gaat die wij wensen. Met het groenboek gezinshereniging zijn wij simpelweg pas aan het begin van de volgende stap, namelijk: waar komen de andere lidstaten mee en wat betekent dat voor de conclusies, waar de Europese Commissie mee gaat komen? Wij hebben altijd gezegd dat wij een betrouwbare partner zijn. Wij houden ons dus aan de afgesproken spelregels. De spelregel hier is dat wij nu eerst wachten op het antwoord van de diverse lidstaten en dat vervolgens de Europese Commissie weer aan zet is.

De heer Schouw (D66):

Ik denk dat ik mijn vraag even moet verhelderen, want het was toch een vraag met enige politieke betekenis. De PVV zegt: als er van dat groenboek weinig terechtkomt, dan willen wij een opt-outregeling. Grendelt het kabinet die weg af en zegt het: ammenooitniet een opt-outregeling? Of zegt het: interessante gedachte, dat moeten wij tegen die tijd nog maar even bekijken? Dus is de deur dicht of staat die op een kier?

Staatssecretaris Knapen:

Het antwoord is simpel. Wij zijn aan het begin van een proces. Dan probeer je met zo veel mogelijk gelijkgezinden, zo veel mogelijk argumenten en zo veel mogelijk middelen zo ver mogelijk te komen. Het is aan een begin van een onderhandeling niet erg verstandig om heel specifiek op als-dansituaties in te gaan. Zoals de minister-president net aangaf: het is niet makkelijk, het is een redelijke route die moet worden afgelegd, maar zoals altijd het geval is geweest, gaan wij ervan uit dat wij uiteindelijk een antwoord vinden dat past in de wensen die wij hebben.

De heer Schouw (D66):

Ik had mij goed kunnen voorstellen dat de Nederlandse regering als architect van de Europese Unie zou zeggen: het afbreken van de EU door middel van opt-outregelingen is voor ons een dead end; daar gaan we nooit aan meewerken. Ik concludeer dat de regering de deur openhoudt naar een opt-outregeling. Dat is heel teleurstellend.

De voorzitter:

Mevrouw Albayrak, heel kort. Geen lange inleiding.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Ik heb een vraag op dit nieuwe punt, dat nu door de staatssecretaris wordt aangesneden. Ik begrijp dat hij over het groenboek gezinshereniging begint, omdat dit het enige concrete punt is dat nog op de agenda staat. Daarbij gaat het toch de andere kant op dan de regering wil. De staatssecretaris zegt helemaal niets in reactie op mijn opmerkingen over het vrij verkeer van personen, waarover hij in de Staat van de Unie schrijft dat bestaande afspraken moeten worden gerespecteerd. Met de PVV spreekt de regering echter af dat die afspraken ongedaan gemaakt moeten worden. Daar zit echt onwijs veel licht tussen. Aanscherping van het asielbeleid staat nergens op de agenda van het werkprogramma.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Zo kan ik nog wel doorgaan; ik kan mijn hele inleiding in eerste termijn herhalen. Waarom gaat de staatssecretaris daar niet op in? Ik zal het hem zeggen: omdat hij in verlegenheid is.

Staatssecretaris Knapen:

Het is op zichzelf genomen betrekkelijk simpel. We hebben op het gebied van gezinshereniging een paar wensen, mede op basis van wat we in enkele andere landen als best practices hebben aangetroffen. Die brengen we in de discussie in, omdat we die nastrevenswaardig vinden. Dat heeft niets te maken met aantasting van het vrij verkeer, maar simpelweg met voortschrijdend inzicht en met het bekijken hoe je regels zo kunt vormgeven dat ze het best passen bij de behoeften in dit land.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u uw betoog voortzet.

Staatssecretaris Knapen:

Voorzitter. Van diverse kanten is gevraagd naar het Meerjarig Financieel Kader. Onze inzet is de Kamer bekend. Wij willen dat er een paar dingen gebeuren. Zo moet het bedrag een stuk lager zijn dan de Commissie nu vraagt. Het krachtenveld bestaat uit de "friends of the cohesion", die graag willen dat het blijft zoals de Commissie voorstelt, en uit zeven tot negen "like-minded" landen die graag een aanzienlijke reductie willen. In dit krachtenveld zie je in ieder geval geen groep landen die wil dat het bedrag nog hoger wordt. In die zin is de richting die wij bepleiten een alleszins begaanbare route. In die inzet gaat het uiteraard niet alleen om de nettopositie – die is overigens belangrijk genoeg – maar ook om de verhouding tussen de diverse onderdelen van de begroting. Wij hebben steeds gezegd dat wij willen dat de cohesiefondsen alleen naar de armste regio's van de armste landen gaan en dat wij niet willen dat het geld wordt rondgepompt in allerlei regio's en landen waar het eigenlijk niet in eerste instantie voor bestemd is. Dat is onze inzet. Wij willen graag dat wel middelen beschikbaar worden gesteld om Europa in de wereld sterker te maken. Dat heeft te maken met innovatie, met onderzoek, met veiligheid en met de internationale positie van Europa. Er is sprake van heel grote stijgingen in de begroting zoals de Commissie die voorstelt. Wat ons betreft, kunnen we die stijgingen niet zo ver meemaken. We zijn er ook voor dat daar de accenten komen te liggen.

Tegen de heer Bontes zeg ik dat ons standpunt over de administratieve lasten bekend is. Wij willen die een stuk verlagen. De heer Bontes sprak even over de salarissen bij de Europese instellingen op dit moment. De Kamer weet dat de Europese Raad de salarissen wilde bevriezen. Als je niets doet, gaan de salarissen volgens het sociaal statuut van de Europese instellingen met 1,7% omhoog. Daar zijn wij geen voorstander van en al helemaal niet als de salarissen in een aantal landen fiks omlaag gaan door de omstandigheden; ze worden bevroren. Maar goed, de Commissie zit op die 1,7%. Wat ons restte, is wat er nu gebeurt: wij wachten. De Raad heeft het aanhangig gemaakt bij het Hof. Het wachten is nu op een uitspraak van het Hof. Er zijn rechtsregels. Daar hebben wij mee te leven en dat is maar goed ook.

De heer Ormel sprak over de cohesiefondsen. Hij vroeg of er een minimumniveau voor cohesiefondsen is. Als de heer Ormel bedoelt te vragen of er sprake is van een minimumbedrag dat resteert voor Nederland nadat voor anderen overal middelen voor zijn vrijgemaakt, bijvoorbeeld voor jeugdwerkloosheid, kan ik zeggen dat dit niet het geval is. Alle structuurfondsen worden aan het begin van een MFK, van zo'n zevenjarige begrotingsperiode, per regio verdeeld. Dit kan dus nu niet worden opengebroken. Als de heer Ormel bedoelt dat Nederland minder structuurfondsgeld zal ontvangen omdat het een stevig standpunt heeft over de toekomst van de structuurfondsen – dit geld moet alleen voor de armste regio's en de armste lidstaten zijn – dan kan ik zeggen dat dit aan het einde van de rit zal moeten blijken. Wij zullen zien hoe de onderhandelingen aflopen, maar strikt genomen is het zo dat wij, als wij onze zin krijgen, uit dat deel van de structuurfondsen geen middelen krijgen. Is dat erg? Ik zal even voor boekhouder spelen: van iedere euro die Nederland in structuurfondsen investeert, krijgt het € 0,13 terug. Dat is niet echt iets om wakker van te liggen. De werkelijkheid zal waarschijnlijk een andere zijn. Niet alle andere lidstaten zullen precies de Nederlandse inzet volgen. Wij zetten er echter wel op in dat de cohesiefondsen alleen voor de armste lidstaten en regio's zijn en dus niet voor ons.

De voorzitter:

Hebt u dit onderdeel afgerond?

Staatssecretaris Knapen:

Ja.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb nog een vraag aan de staatssecretaris over het Meerjarig Financieel Kader. Dit is besproken in de Algemene Raad van 27 januari. De staatssecretaris heeft, met een aantal gelijkgestemden naar ik heb begrepen, gezegd dat hij een MFK van 10% minder wil. Ik heb uitgerekend dat wij dan in de komende zeven jaar, gerekend vanaf 2014, nog steeds 12 mld. zullen uitgeven aan Brussel. De inzet die de staatssecretaris in de Staat van de Unie heeft neergezet – namelijk: geen groei – wordt dus niet gehaald, zelfs niet als de staatssecretaris die 10%-vermindering haalt.

Staatssecretaris Knapen:

Onze inzet is getrapt. Wij hebben gesproken over de reële nullijn. Over de nominale nullijn is een motie ingediend door de leden Plasterk en Voordewind. Als de situatie blijft zoals deze is en wij op de nominale nullijn alleen zouden staan, wordt die motie de facto gelogenstraft door de werkelijkheid van de regels. Als wij er immers niet uit komen over het volgende MFK treedt de afspraak in werking die geldt als je er niet uit komt, namelijk dat er dan sprake is van een reële nullijn. Aan het einde van de rit kan de ene motie dus haaks staan op de werkelijkheid van de andere motie, maar goed, dat is vooruitlopen op de situatie.

Voor de reële groei hebben wij, samen met de overige landen die deze begroting omlaag willen hebben, gezegd dat wij als het gaat om de vastleggingen over de hele periode ten minste 100 mld. minder daarvoor willen uittrekken. Nu gaat het om twee dingen, namelijk om het woord "ten minste" en om de begroting als zodanig. Wat verder een rol speelt, is dat instrumenten zoals de noodhulpreserve, het Globaliseringsfonds, het Solidariteitsfonds, het flexibiliseringsinstrument, en het Europees Ontwikkelingsfonds buiten de begroting zijn geplaatst. Ook zijn bepaalde projecten, zoals ITER, buiten de begroting geplaatst. Wij willen dat alles onder de begroting wordt gebracht. Nu heb je het over twee dingen. Zoals wij de begroting nu definiëren, voor zover het de betalingen betreft, zou die 99 mld. lager zijn, maar je moet daar wel al die andere dingen bij optellen en dan kom je uit op een bedrag van 150 mld. of 160 mld. Ik zeg op voorhand dat het niet langer erg realistisch is om te verwachten dat het Europees Ontwikkelingsfonds nog onder deze begroting kan worden gebracht. Dat zal er dus wel buiten blijven. Het is bekend dat het verdrag dat daarop betrekking heeft, ouder is dan deze instellingen. Het houdt wel in dat bij het bedrag van 990 mld. nog een bedrag moet worden opgeteld. De redenering dat 10% 100 mld. zou zijn, is voor deze begroting dus te kort door de bocht.

De voorzitter:

Is het nog te volgen, mijnheer Voordewind?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik kom een heel eind, alhoewel het bij de externe fondsen lastiger is. Stel, wij gaan uit van de huidige voorstellen van de Europese Commissie. De begroting is dan 1025 mld. voor de komende zeven jaar, te beginnen met 2014. Er is dan een reële stijging van 115 mld. Instellingen zoals de VN bezuinigen nu miljarden, zelfs op missies. Ook andere instellingen moeten flinke bezuinigingen doorvoeren. Het kabinet schrijft zelf in zijn brief dat in elke lidstaat moet worden bezuinigd. Zelfs als wij de bezuiniging van 100 mld. binnenhalen, stijgt de Europese begroting nog steeds met 12 mld. Hoe kunnen wij dat verkopen aan de buitenwereld?

Staatssecretaris Knapen:

De Europese Commissie stelt dat de begroting in reële termen constant blijft. Zij spreekt over de genoemde periode over 4%. De Commissie neemt eind 2012 daarbij als uitgangspunt. Wij hebben eind 2010 in de brief gesproken over reëel bevriezen. In onze visie gaat deze begroting met 11% omhoog. Dat is nog afgezien van alles wat buiten de begroting is geparkeerd, wat bij elkaar opgeteld ook nog zo'n kleine 46 mld. is. Wij vinden dat onacceptabel. Ik sta dan ook sympathiek tegenover de opmerking van de heer Voordewind. De begroting moet een stuk omlaag en wat nu buiten de begroting valt, moet ook onder die lagere begroting worden gebracht.

De heer Ormel (CDA):

Ik heb twee vragen aan de staatssecretaris. Ik waardeer het dat de regering vindt dat de begroting omlaag moet, maar niet alle lidstaten zijn die mening toegedaan. Klopt het dat zo langzamerhand alleen nog maar het Verenigd Koninkrijk en Denemarken dezelfde gedachte hebben en dat Duitsland en Frankrijk inmiddels vinden dat dit niet moet gebeuren? Dat is mijn eerste vraag. Mijn tweede vraag gaat over het Cohesiefonds. De staatssecretaris vindt dat uitgaven uit dit fonds beperkt moeten blijven tot de armste regio's. Er zijn echter wel communicerende vaten, want er is ook nog een Innovatiefonds. Vindt de staatssecretaris dat het Innovatiefonds omhoog moet gaan voor Nederland?

Staatssecretaris Knapen:

Niet alleen het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, maar ook een groot aantal andere landen huldigen deze opvatting. Naar ik meen, spreken wij elkaar weer over twee weken. Nederland is dan gastheer in Brussel. Acht andere landen die dit standpunt huldigen, zullen daarbij aanwezig zijn. Ik weet ook dat er aan het eind van de rit verschillen zijn, omdat voor het ene land het ene fonds belangrijk is en voor het andere land het andere. De aanvliegroute is echter dezelfde: wij willen allemaal dat deze fondsen een stuk lager zijn, dus we staan er niet met zijn drieën.

Bij het punt over de cohesiefondsen moeten we een paar zaken uit elkaar halen. De definitie waarmee de Europese Commissie tegenwoordig werkt, is een fonds voor economisch, sociale en territoriale cohesie. We kennen het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en in die categorie zit een andere, namelijk 1a, waar het over slimme en inclusieve groei gaat. Dat is het onderwerp waaraan ook wij veel waarde hechten, omdat dat de investeringen zijn met de beste papieren om in het kader van de agenda Europa 2020 geld te spenderen aan duurzame, toekomstgerichte economische groei. De cohesiefondsen zijn voor een deel ook sociale overdrachten vanwege grote sociale verschillen, zoals armoedevalproblemen. Investeren in economische dynamiek doe je in de fondsen voor duurzame, inclusieve groei. Wij zijn een serieuze kandidaat om die middelen te kunnen gebruiken, omdat wij in Nederland redelijk veel plek hebben waar we met goede programma's kunnen komen om het geld te benutten.

De heer Bontes (PVV):

Ik weet niet of er nog mensen in de huiskamer zitten te kijken naar dit debat, maar ik kan me voorstellen dat geen hond of mens hier iets van begrijpt, helemaal niets. Het is zo'n verschrikkelijk ingewikkeld verhaal over binnen de begroting halen of erbuiten en je moet echt de details kennen om het een klein beetje te volgen. Kan de staatssecretaris in gewone Nederlandse taal uitleggen dat de begroting naar beneden moet, dat die niet boven het biljoen uit mag stijgen zoals het nu lijkt en dat de gemiddelde Nederland wil zien dat die begroting naar beneden gaat? Als ik het goed beluister, gaat die begroting toch omhoog. Kan de staatssecretaris gewoon uitleggen hoe die begroting naar beneden kan?

Staatssecretaris Knapen:

De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan voor een begroting. Dat voorstel is voor ons niet aanvaardbaar omdat het uiteindelijk tot veel te grote uitgaven voor de Europese Unie leidt en ook tot veel te grote uitgaven voor de Nederlandse belastingbetaler. Wij willen dat dat minder wordt.

De heer Bontes (PVV):

Ik wil graag weten hoeveel minder en wat er dan onderaan de streep komt te staan. Nu is de prognose meer dan een biljoen. Wat komt er onderaan de streep te staan, los van alle ingewikkelde methodieken van binnen en buiten de begroting halen? Ik begrijp het wel, maar ik wil het ook nog een keer kunnen uitleggen.

Staatssecretaris Knapen:

Wat er onderaan de streep komt te staan als iedereen zijn handtekening heeft gezet, zien we wanneer iedereen zijn handtekening heeft gezet. Wij zijn met een groot aantal landen bezig om deze begroting een stuk lager te maken. De middelen moeten besteed worden aan de dingen waarvan wij economisch sterker worden; daar knokken wij voor.

De voorzitter:

Ik kijk even of u nog meer te beantwoorden hebt.

Staatssecretaris Knapen:

Ik heb nog diverse meer specifieke vragen, onder meer van de heer El Fassed. Hij vroeg hoe wij omgaan met groene innovatie-impulsen. We kennen de green deals, waarvoor al 60 projecten zijn aangemeld op het gebied van energiebesparing en hernieuwbare energie. Verder zetten wij in EU-verband in op innovatie, met name op duurzame innovatieprojecten. Vervolgens zetten wij ons bij de Rio+20-conferentie in juni in voor de uitwerking van de groenegroeiagenda in het kader van de OESO.

Daarnaast zijn we bezig om de afspraken van Durban nader vorm te geven. Er moet een nieuw bindend klimaatinstrument komen, een opvolger voor het Kyotoprotocol, dat bindend moet zijn voor alle landen. Er wordt gewerkt aan een groen klimaatfonds, zodat er alles bij elkaar in 2020 jaarlijks zo'n 100 mld. beschikbaar zou moeten zijn. In Durban is al besloten tot oprichting daarvan, zoals we weten, maar bepaald nog niet over de vulling van dat fonds. Daar zijn wij ook behoedzaam mee, omdat wij eerst willen kijken of alle landen meedoen, en vervolgens ook willen vaststellen of het mogelijk is, zo veel mogelijk privaat geld te mobiliseren. Dat zou via garantiestellingen aan te trekken kunnen zijn.

De heer El Fassed (GroenLinks):

De Commissie heeft een aantal scenario's uitgewerkt. Een van die scenario's is dat er 100% groene, schone energie moet zijn in 2050. Dat ambitieniveau is er niet, terwijl bedrijven zoals Philips en Unilever daarom staan te springen. Gaat de staatssecretaris zich ervoor inzetten dat zo'n scenario wel wordt uitgewerkt voor 2050, zodat dat ambitieniveau wel degelijk omhoog kan, omdat dat gewoon prima haalbaar is?

Staatssecretaris Knapen:

We zetten nu in op 20% reductie in 2020. Daar is wetgeving voor binnen de Europese Unie. Sommige lidstaten willen meer. Wij houden wat dat betreft de handen nog vrij, omdat ons er meer aan gelegen is om, als we een volgende stap zetten, het Kyotoprotocol een vervolg te geven, waar ook de Verenigde Staten, China, India en Canada, zeg ik maar weer, aan meedoen, in plaats van eenzijdig vooruit te lopen en de druk weg te halen bij andere landen om daaraan mee te doen. Onze positie is: 20% reductie in 2020. Daarop hebben wij ons vastgelegd. We willen dat er een instrument komt om ervoor te zorgen dat de markt of de emissiehandel dit mogelijk en aantrekkelijk genoeg maakt, niet alleen Europees, maar wereldwijd. Dat is onze inzet.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Er zijn koplopers, bedrijven zoals Philips en Unilever, die de regering vragen om zo'n ambitieniveau uit te werken. Dat kan een enorme impuls geven voor de economie en dat levert groene banen op. Waarom trapt u op de rem en gaat u niet vooruit?

Staatssecretaris Knapen:

Wij trappen niet op de rem, maar wij proberen te vermijden dat we zo ver vooruit gaan op dit gebied dat we grote andere delen van de wereld de indruk geven dat zij niet mee hoeven te doen. We willen de druk erop houden. Wanneer duurzaamheid nu profitabel is, stimuleren en faciliteren wij bedrijven naar vermogen om ervoor te zorgen dat zij hun voortrekkersrol kunnen uitnutten en een voorbeeld kunnen zijn. De heer El Fassed noemt enkele bedrijven die in Europa een positie hebben, als het erom gaat te laten zien welke mogelijkheden hier bestaan.

Feit is dat wij in elk geval 20% willen realiseren. Daarop hebben wij ons vastgelegd en daarvoor moet nog heel veel gebeuren, temeer omdat we nog steeds bekijken of het gaat werken bij andere landen, met een nieuw protocol en een functionerende emissiehandel. Daar willen wij de druk op houden.

Zoals de heer El Fassed weet, lopen wij in Europa voorop bij deze onderwerpen. De vraag is hoe ver je voorop moet lopen om ervoor te zorgen dat iemand je nog volgt of hoe langzaam moet je op een bepaald moment zijn, zodat de rest nog kan aanhaken. Wij willen alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat landen als Rusland, Japan, Canada, India en China, niet de onbelangrijkste in de wereld, meedoen, want anders heeft het niet veel zin. Dan denken we het hier onder elkaar geregeld te hebben, terwijl de werkelijkheid buiten Europa zijn eigen gang gaat.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Het gaat er natuurlijk om dat de regering en Europa bedrijven juist stimuleren en niet ontmoedigen. Op deze manier worden bedrijven ontmoedigd die juist een sprong voorwaarts willen maken. Het zou de regering sieren als zo'n scenario zou worden uitgewerkt. Ik vraag om zo'n scenario uit te werken. Het gaat niet om vandaag, maar om de richting naar 2050. Dan kan men laten zien dat het mogelijk is.

Staatssecretaris Knapen:

Natuurlijk is dat te doen. We willen alleen vermijden dat we het paradijs op aarde gaan schetsen dat heel ver weg is, terwijl we er juist voor willen zorgen dat we hier en nu dingen doen. Ik sprak over green deals. Die zijn rendabel, maar er is soms sprake van overlappende regelgeving en belemmerende omstandigheden. Die green deals willen we van de grond laten komen. Dan heb ik het bijvoorbeeld over innovatieprojecten voor de sectoren energie, logistiek en water. Daar hebt u ook al uitvoerig over van gedachten gewisseld met het ministerie van EL&I.

De heer El Fassed heeft ook gesproken over voedselverspilling. Hij vroeg wat het kabinet hieraan doet. Dat is uiteraard een belangrijk onderwerp. Dat werd vrij recentelijk nog eens door onze vertegenwoordiger bij de FAO onder de aandacht gebracht. Het is, eerlijk gezegd, ook een gênant onderwerp, waar je toch van schrikt. Het is een belangrijk onderwerp bij de agrofoodsector. Daar is het nu geadresseerd. De doelstelling is om het overschot, dat jaarlijks 500 mln. kosten met zich brengt, zo om te draaien dat het uiteindelijk 1 mld. aan opbrengsten oplevert. De Europese Commissie heeft het thema ook bij de kop gepakt. Zij komt met een voorstel inzake de duurzaamheid van voedsel, inclusief voedselverspilling. Ik weet nooit zeker hoe je dat moet inkleden om het een succes te laten worden, maar de voornemens zijn dat 2014 in heel Europa het jaar van het duurzame voedsel moet worden. Er komt dus van alles onder de aandacht van mensen, zodat zij hier uitvoeriger bij stilstaan dan tot nu toe is gebeurd.

De heer Van de Camp heeft gevraagd naar de stand van zaken bij het Nationaal Hervormingsprogramma. We krijgen binnenkort het oordeel van de Commissie in algemene zin op het Europees Semester. Vervolgens reageren wij daarop met de reactie die aan ons wordt gevraagd. Het is goed om rondom de Europese Raad met de Kamer over dat hervormingsprogramma van gedachten te wisselen. Dat gebeurt specifiek in april naar aanleiding van de Europese 2020-strategie met de vaste commissie voor ELI. Het Nationaal Hervormingsprogramma zit dus in het ritme van het voorjaar, zoals afgesproken met de Commissie. We zitten keurig in lijn met het ritme dat het mogelijk maakt om, net zoals alle andere lidstaten, in juni te rapporteren over hoe dat er dan in zijn geheel uit gaat zien.

De heer Dijkhoff heeft een vraag gesteld over regeldruk. Hij had het over die 4600 of 4700 beschermde beroepsgroepen in Europa. We moeten natuurlijk nuanceren. Hij of zij die onder handen is van een thoraxchirurg zal misschien anders denken over de betekenis van een diploma en de bescherming van een beroepsgroep dan hij of zij die een huis verkoopt en een makelaar tegen het lijf loopt. Daarvoor gelden andere criteria. Feit is dat 4600 beschermde beroepen wellicht een beetje veel van het goede is. In diverse landen is het evident dat het een vorm van cliëntelisme en marktafscherming is. Wij werken daar dus aan.

De Commissie is op dit moment overigens redelijk goed bezig om ook met "fast track"-initiatieven te zorgen dat er tempo komt op het gebied van deregulering. In de geest van wat de heer Dijkhoff zegt, is de Commissie nu ook zover dat elk voorstel wordt gescreend op een soort impactassessment. Als je een nieuwe regel maakt, dan wil je kijken wat dat allemaal met zich brengt waar je eigenlijk helemaal niets wijzer van wordt. Als het te veel is, moet je die regel niet maken; daar komt het simpelweg op neer. De heer Dijkhoff vroeg hoe wij daaraan kunnen bijdragen. Welnu, dat kan op een paar manieren. Als wij nieuwe Commissievoorstellen beoordelen, willen wij bezien wat precies de invloed daarvan is op de regelgeving en de regeldruk. Dat hoort erbij. Wij hebben een hoofdstukje "proportionaliteit" en daarin willen wij, meer nog dan in het verleden, kijken of evenredigheid ook iets is wat te maken heeft met de vraag hoe dik het regelboek wordt in relatie tot wat je er eigenlijk mee wilt bereiken. Verder doen wij in Brussel veel aan het legitimeren van de adviezen van de Commissie-Stoiber. Wij zijn niet zo ver dat wij zeggen: je moet een onafhankelijke Commissie-Stoiber hebben, omdat wij vinden dat er een belangrijke rol is weggelegd voor de diverse lidstaten om hier achterheen te zitten. Voor je het weet, heb je weer een groot marmeren gebouw met een bord erboven, waar men zich heeft voorgenomen om alle anderen in de stad te gaan controleren. Wij willen toch wat behoedzaam zijn, in de geest van doel en middelen zoals wij er nu over spreken. De Commissie-Stoiber, die zich bezighoudt met administratievelastenverlichting, heeft door toedoen van drie à vier lidstaten het afgelopen jaar aan status gewonnen. Dat is wat nodig is: dat de degenen die klokkenluiden op het gebied van regelgeving gelegitimeerd zijn en gezag hebben.

De heer Ormel (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van mijn vragen over de Commissie-Stoiber en over de regeldruk. Is de staatssecretaris bekend met de motie-Jonker die destijds is aangenomen, waarin de regering ertoe werd opgeroepen om te pleiten voor een onafhankelijke Europese Actal?

Staatssecretaris Knapen:

Ja, daar ben ik mee bekend. Afgelopen maandag hebben wij daarover nog van gedachten gewisseld. Zoals ik aangaf: uiteindelijk gaat het om de vraag of wij het inrichten als een nieuwe Europese instelling of dat wij het inrichten als het effectiever maken van een mechanisme dat wij nu kennen. Wat betreft de onafhankelijke instelling Actal zijn er voorstanders van de instelling van zo'n commissie, van wie ik niet helemaal zeker weet of dat de ideale voorstanders zijn, want het zijn ook degenen die nogal eens pleiten voor meer, meer, meer als het gaat om Europese instellingen in Brussel. Het gaat erom dat een Commissie-Stoiber, of een "impact assessment board" – de motie-Jonker duidde destijds eigenlijk daarop – voldoende gezag heeft, niet alleen om zijn stem te kunnen laten horen, maar ook om deze een rol te doen spelen in besluiten van de Commissie om al dan niet met een voorstel te komen. De conclusie dat het een nieuwe Europese instelling moet worden, is er een die zo nog niet in Brussel is getrokken. Ik ken de motie, maar het gaat om het gezag van een club die ervoor zorgt dat regeldruk wordt verminderd. Ik heb de motie-Jonker niet gelezen als een oproep tot een nieuwe Europese instelling.

De heer Ormel (CDA):

Op zichzelf genomen pleit ik ook niet voor een nieuwe instelling, en een marmeren gebouw met mooie plaatjes op de deur. Ik pleit voor minder administratievelastendruk. In de praktijk blijkt dat dit maar niet opschiet en dat het te weinig voortgang heeft. Zou ik dan aan de staatssecretaris mogen vragen om een nadere duiding? Hoe ziet hij de motie-Jonker met de kennis van nu? Hij kan daarover desnoods later een brief naar de Kamer sturen.

Staatssecretaris Knapen:

Waar het ons om gaat, is dat er impact assessments komen die voldoende gezag hebben om de Europese Commissie in de positie te brengen dat ze moet uitleggen waarom ze ondanks zo'n advies toch iets doet. Als de Europese Commissie in zo'n positie is gebracht, zijn wij allemaal tevreden. Op de precieze vormgeving daarvan wil ik graag nog een keer terugkomen, misschien in de vorm van een beschrijving van wat de stand van de discussie op dat moment is.

De heer Ormel (CDA):

Dank voor deze toezegging.

De heer Dijkhoff (VVD):

Voorzitter. Ik kan mij op zich wel vinden in de lijn van de staatssecretaris dat het niet gaat om een nieuwe onafhankelijke club in een gebouw met veel marmer. Dat gebouw zou waarschijnlijk in Brussel staan en de marmerbrekers zijn in België beschermd, dus dat zou dan ook heel duur worden. Om nog even door te gaan op die beschermde beroepen: deelt de staatssecretaris de mening van de VVD-fractie dat de insteek niet moet zijn om van de 4600 beschermde beroepen er met veel geharrewar misschien 300 af te krijgen, maar dat eigenlijk de norm moet zijn "niet, tenzij"? De staatssecretaris noemde als voorbeeld de chirurg. Ik had het ook over de arts en de advocaat. Waar het overduidelijk is, kan het wel, maar dan houd je er hooguit een paar honderd over in plaats van nog duizenden.

Staatssecretaris Knapen:

Het voorstel van de landen die op dit moment in het programma zitten en verregaande structurele ingrepen moeten doen in hun sociaal-cultureel-economisch stelsel – dat is het allemaal, als je het optelt – vraagt er eigenlijk om, beroepen niet te beschermen, tenzij, in plaats van beroepen te beschermen, zonder dat je daar een nadere toelichting op hoeft te geven. Dan draai je het om en zeg je: beroepen zijn in principe niet beschermd, tenzij je kunt uitleggen waarom dat wel het geval moet zijn. Die uitleg moet dan de toets van de benchmarking kritiek doorstaan. Dat is het idee achter de voorstellen die op dit moment in de betrokken landen de ronde doen. Die voorstellen wenst de Europese Commissie ook te presenteren aan de overige lidstaten.

Voorzitter. De heer Ormel heeft gevraagd hoe we de positie versterken van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf. Ten eerste gebeurt dat natuurlijk gewoon door te zorgen dat ze innoveren, dat het onderwijs op orde is. Ten tweede hechten wij veel waarde aan vrijhandelsakkoorden met grote Europese partners. Er is snelle voortgang met landen als India of Canada. Met sommige landen komen ze er snel aan, ik noem Maleisië, Singapore, Vietnam. Ten derde doen we dat door te zorgen voor een level playing field op mondiaal niveau. Dan komt de Wereldhandelsorganisatie om de hoek kijken. Heel triviaal, maar o zo belangrijk, want voor je het weet is het allemaal highbrow, is ook gewoon dat we er via de ambassades als een kerntaak voor zorgen dat we niet alleen de grote bedrijven helpen, maar dat we juist op de moeilijke markten ook het mkb van dienst zijn. We hadden drie weken geleden een ambassadeursconferentie onder de titel: Van alle markten thuis. Daar is met name uitvoerig gesproken over de vraag hoe je het mkb helpt. Het idee dat het mkb alleen maar in Nederland actief is en multinationals over de hele wereld, is van het pre-internet tijdperk.

De heer Ormel (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor zijn aandacht voor het midden- en kleinbedrijf. Ik ben het er volkomen mee eens dat de term nog lijkt te spreken over een winkel of een bedrijfje in één plaats, maar ook het mkb gaat over de grenzen heen, met name in de grensregio's. Ik zou in de rij die de staatssecretaris opnoemde, toch ook nog speciale aandacht willen vragen voor de innovatieve bedrijven in de Achterhoek, in Twente, in Limburg, in Zeeland, die echt Europees gaan en die dus behoefte hebben aan steun.

Staatssecretaris Knapen:

Dat is mij uit het hart gegrepen. Als je hier staat met je gezicht die kant uit, dan wil je nog weleens vergeten wat zich daar allemaal afspeelt, maar er is heel veel economische dynamiek juist langs de as vanuit Venlo naar het zuiden. Daar komt nog bij dat we op de ambassadeursconferentie hebben gezien dat heel veel bedrijven, kleinere bedrijfjes, hoogst innovatief zijn en vaak een relatie hebben met voedsel, voedselzekerheid, voedselveiligheid, zaken die zich afspelen in de Food Valley Wageningen. Dat is niet allemaal hier.

De heer Voordewind heeft een vraag gesteld over algemene begrotingssteun aan landen waarvan de overheid niet helemaal acteert op een wijze die past binnen onze rechtsstatelijke opvattingen. Ik ben het daarmee eens. Wij zijn kritisch over algemene begrotingssteun aan landen. Wij pleiten voor conditionaliteit. De Europese Commissie heeft in oktober aangegeven dat zij minder blanco cheques wenst uit te geven voor begrotingssteun en dat mensenrechten en democratie een rol spelen. Dit betreft de zogenaamde goedbestuurcontracten. Die hervorming gaat op zich de goede kant op, maar ik wijs de heer Voordewind er wel op dat het krachtenveld hierover in Europa verdeeld is. Duitsland en Zweden staan aan onze wat sceptische kant. Denemarken stond daar, maar is van mening veranderd. Enkele anderen zeggen dat begrotingssteun op Europees niveau leverage biedt en heel efficiënt is. Het is een discussie die niet wordt afgerond met wit of zwart. Wij zijn er voortdurend mee bezig. De heer Voordewind kent onze inzet en ons standpunt. Wij zitten er behoorlijk achteraan en wat de Commissie betreft tot nu toe met redelijk succes.

De heer Belder vroeg naar decentralisatie van het visserijbeleid. Dat zou volgens de Commissie niet kunnen. Commissie en lidstaten zijn het erover eens dat de uitvoering van het visserijbeleid meer regionaal zou moeten zijn. De Commissie ziet er natuurlijk wel op toe dat hier de exclusieve competentie van de Unie niet wordt ondermijnd. Zoals de heer Belder als geen ander weet, zit de juridische dienst van de Commissie daar bovenop. Dat is op zich geen punt, want het is ook niet de bedoeling om het gemeenschappelijk visserijbeleid te renationaliseren, maar het gaat wel om de uitvoering. Daaraan wordt hard gewerkt. In wat wij de "Scheveningengroep" noemen, een kleine groep van gelijkgezinde landen, kijken wij of wij in de uitvoering kaders kunnen maken die toch decentraal zijn. Daarbij is tot nu toe de opstelling van de Commissie geen belemmering.

De heer Dijkgraaf vroeg hoe het zit met decentraliseren. Wij gaan er in beginsel van uit dat wij alleen mensen kunnen meenemen in dit Europese project wanneer je ervoor zorgt dat datgene wat niet echt Europees hoeft te gebeuren, ook niet Europees gebeurt, maar zich dicht bij de mensen afspeelt. Die subsidiariteit, die toets, nemen wij buitengewoon serieus. De Kamer neemt die intussen ook heel serieus. Ze heeft de mogelijkheid om met kaarten te zwaaien. Wij hebben er een discussie over gevoerd of dit genoeg gebeurt. Decentralisatie, subsidiariteit, is wezenlijk om legitimatie te creëren voor de andere zaken die nodig zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Er staan nog twee vragen aan de staatssecretaris open. Die gingen over Schengen en over Roemenië en Bulgarije. Kan de staatssecretaris daarop nog reageren, want de uitvoering van de motie-Schouten over bronlanden en prostitutie en de aanpak van mensenhandel staat nog open?

Staatssecretaris Knapen:

Op de laatste vraag kom ik straks terug nadat de minister het woord heeft gevoerd. Over het CVM is onze opstelling bekend. Ik wil erbij gezegd hebben dat onze opstelling over het CVM ook te maken heeft met het belang dat wij hechten aan een Europese publieke ruimte waarin rechtsstatelijkheid dominant is. Twintig jaar geleden konden mensen zeggen: ach, wat maakt het uit hoe het in een ander Europees land is geregeld. Het is echter een publieke ruimte in Europa. Wij hebben die te koesteren en er zorgvuldig mee om te gaan.

Wat betreft het CVM voor Bulgarije en Roemenië, hebben wij gezegd dat wij willen dat daar duurzame en onomkeerbare vooruitgang wordt geboekt. Wij willen rapportages zien die aantonen dat die vooruitgang inderdaad duurzaam en onomkeerbaar is. Het rapport van gisteren was een tussenrapport, een tussenstand. Wij hebben gezegd dat er punten in zitten waarop het beter gaat, het de goede kant uitgaat. Er zitten ook een paar dingen in waarvan de Commissie zegt dat het helemaal niet beter gaat, dat het stilstaat. Het interim-rapport geeft ons dus niet het comfort om te zeggen: dit is nu wat wij altijd bedoeld hebben met onomkeerbaar en duurzaam. Het rapport kan wel een onderdeel vormen van een reeks.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Mijn opmerking was speciaal gericht, als steun in de rug voor het kabinet, op het aanpakken van mensenhandel, met name waar het gaat om Bulgarije. Daar komen nog steeds heel veel vrouwen vandaan die hier achter de ramen verdwijnen.

Mijn laatste vraag was hoe het kabinet aankijkt tegen die speciale vertegenwoordiger voor de mensenrechten binnen de EU.

Staatssecretaris Knapen:

Het is niet aan mij om een ander het woord te geven, maar dat zou je bijna doen in dit geval.

Minister Rosenthal:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Tweede Kamer en de leden van het Europees Parlement voor hun inbreng in eerste termijn.

Ik heb vragen gekregen over de uitbreiding. Ik zeg tegen de heer Bontes, die daar veelal op terugkomt, dat uitbreiding geen doel op zich is. Wij willen echter natuurlijk wel een stevige en grote interne markt. De criteria die wij hanteren, de mantra van de Nederlandse regering, zijn van meet af aan geweest "strikt" en "fair". Wij hebben bovendien in toenemende mate ingezet op een fors trackrecord op de hoofdstukken 23 en 24, dus rechtsstatelijkheid en wat dies meer zei. Het is prettig om te weten dat inmiddels de Eurocommissaris die belast is met uitbreiding, Stefan Füle, zich daar ook volop in heeft gevoegd.

Er zijn meer specifiek vragen gesteld over Kroatië. Het is een fors initiatief geweest van in eerste instantie de Nederlandse regering, samen met de Fransen en later ook de Britten, om te komen tot een zogeheten versterkt monitoringmechanisme. De heer Ormel en de heer Van de Camp hebben daarnaar gevraagd. Het komt erop neer dat als Kroatië niet voldoet aan de rechtsstatelijke eisen, de hoofdstukken 23 en 24, dat het wat betreft de landen de Europese Unie niet kan toetreden per 1 juli 2013. Het versterkte monitoringmechanisme is van belang omdat wij daarmee de druk op de ketel houden bij Kroatië, inclusief de mogelijkheid om richting toetreding passende maatregelen te nemen.

Er is bovendien een verscherpte passage over het te zijner tijd toetreden van Kroatië tot de Schengenzone opgenomen in het toetredingsverdrag met Kroatië, in artikel 4. Na toetreding tot de Europese Unie vindt dan een aparte toetsing plaats door de Commissie. Voor toetreding tot Schengen is een unanieme beslissing van de Raad noodzakelijk.

De heer Ormel heeft een vraag gesteld over de implementatie van de richtlijnen samen met twee van onze buurlanden, namelijk Duitsland en België. Dat is een zaak van groot belang. Er is ook actie op ondernomen. Dit jaar gaat een proefproject van start onder leiding van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in samenwerking met de desbetreffende buurlanden. Het is prettig om te kunnen melden dat zich dit vanuit Nederland en België in Benelux-verband afspeelt. Het ligt dan voor de hand dat de Luxemburgers er ook expliciet naar gaan kijken. Het doel daarvan is het vaststellen van de manier waarop we kunnen voorkomen dat EU-richtlijnen door lidstaten, zelfs door buurlanden, verschillend zouden worden geïmplementeerd. Dit werd overigens al geïmpliceerd door wat de heer Ormel naar voren bracht. Je zit dan inderdaad met knelpunten en verstoringen van het level playing field. Dat kunnen we vanzelfsprekend niet gebruiken. Dit werd zojuist in een interruptie ook al gezegd tegen staatssecretaris Knapen. Duitsland is onze eerst exportpartner, België onze tweede. Welaan, dat moet je er zeker van zijn dat je op een gelijk speelveld werkt.

De heer El Fassed stelde een aantal vragen over de grondrechten en de mensenrechten. Hij vroeg ook hoe Europa hiermee omgaat. Voor een deel is dit volgens mij voor de heer El Fassed vragen naar de bekende weg. Immers, ik kan de welbekende motie-El Fassed weer in herinnering roepen, waaraan de regering volop en steeds uitvoering geeft. Dat houdt in dat wij bij associatieverdragen met derde landen artikel 2 over mensenrechten zwaar aanzetten. De mensenrechten zijn verder uiteraard een duidelijke factor in de EU-hulp aan derde landen. In het algemeen overleg over de Arabische regio deze week hebben we daarover nog uitgebreid gesproken. More for more, less for less. Voor bijvoorbeeld Egypte spelen we nu daadwerkelijk in op de "less for less"-formule. Het is niet anders, maar zo moet het. Ik wil hieraan toevoegen dat juist op Nederlands initiatief in toenemende mate sancties op Europees niveau worden opgelegd. Dat is de afgelopen jaren gebeurd in situaties waarbij sprake was van ernstige mensenrechtenschenders, zoals in Wit-Rusland, in Iran en in Syrië. Ik zeg daarbij dat de lengte van die lijsten toeneemt. Dit is geen verheugende mededeling, want het geeft aan dat het slecht gaat. We zitten er echter bovenop. Het kan natuurlijk altijd beter. Ik blijf mij daarvoor inspannen, juist door voortdurend de conditionaliteit van de hulp te benadrukken en door aan te dringen op scherpere sancties tegen mensenrechtenschenders. We moeten er dus ook op letten dat we bijvoorbeeld door de sanctiepakketten voor Iran vanwege het nucleaire programma, de sanctiepakketten voor datzelfde land vanwege de mensenrechtenschendingen niet veronachtzamen.

In dit verband heeft de heer El Fassed een vraag gesteld over het Anti Counterfeiting Trade Agreement. Wij zitten vermoedelijk op een lijn. Als het gaat over de vrije toegang tot het internet heeft de heer El Fassed uiteraard aan mij een goeie. Daar zitten wij volop in. De toegang tot het internet voor bijvoorbeeld opponenten van repressieve regimes is een zaak die ook op Europees niveau zwaar moet worden aangezet. Dit is een punt waarbij juist Nederland de initiatieven neemt. Nog deze week heb ik bijvoorbeeld dit punt aan de orde gesteld met betrekking tot Syrië. Ik heb ook gezegd dat ik dit punt niet alleen vanuit Nederland, maar ook op Europees niveau wil aanzetten.

Dat gezegd zijnde, kom ik bij ACTA. Daarbij gaat het om de wereldwijde handhaving van rechten op intellectueel eigendom. Het gaat daarbij met name om het bestrijden van namaak en piraterij. Wij werken op Europees vlak. Wij werken met een interne markt en wij hebben ook te maken met de externe betrekkingen van die interne markt. Daarom moeten wij uiteraard ook spreken over de bescherming van eigendom. Ik zal nu absoluut geen uitvoerig betoog houden over de negatieve gevolgen van piraterij en namaak voor handelsstromen enzovoorts.

De voorzitter:

Minister, kunt u dit punt afronden? De heer Bontes staat namelijk al heel lang bij de interruptiemicrofoon.

Minister Rosenthal:

Voorzitter, ik kan dit punt zo afronden. Ik zal het verder inkorten door te zeggen dat wij met ACTA gewoon het normale wetgevingsproces doorgaan. Dit behelst dus geen wijzigingen van de Nederlandse of EU-wetgeving. Aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer zal het ACTA-verdrag expliciet ter goedkeuring worden voorgelegd. Hieraan voorafgaand komt er, zoals gebruikelijk, een advies van de Raad van State. Ook het Europees Parlement zal moeten instemmen. Dit heeft van zijn kant de mogelijkheid om advies te vragen aan het Europese Hof van Justitie alvorens over te gaan tot goedkeuring van het verdrag. Maar dat laat ik natuurlijk in alle nederigheid over aan het Europees Parlement. Zo zij in kort bestek gemeld hoe de Nederlandse regering tegen het ACTA-verdrag aankijkt.

De heer Bontes (PVV):

Ik kom terug op het onderwerp dat de minister een paar minuten terug behandelde, de uitbreiding met Kroatië. In Kroatië neemt nu de werkloosheid enorm toe. Die gaat in de richting van de 20%. Kroatië zit in de grootste economische crisis aller tijden, of in ieder geval sinds het uiteenvallen van Joegoslavië. Kunnen wij de toetreding van weer zo'n land aan, gezien het absorptievermogen van de Europese Unie? Ik heb de minister ooit horen zeggen dat er ook naar de economische situatie wordt gekeken. Is dit dan wel het moment om te zeggen: er kan nog een land bij? Er zijn toch redenen genoeg om nu op de rem te trappen?

Minister Rosenthal:

Wij hebben hierover inderdaad eerder gesproken. Wij hebben van oudsher de Kopenhagencriteria. Wij hanteren daarbij allereerst de "strict and fair"-benadering. Als het gaat om de rechtsstatelijkheid zetten wij er bovendien het trackrecord naast. Daarvoor hebben wij tevens het versterkte monitoringmechanisme. Ten derde is er inderdaad sprake van dat wij er, nu scherper dan ooit, op letten dat de landen die toetreden niet in allerlei problemen vervallen die wij ons in de Europese economie nu net niet kunnen permitteren. Om het omvattend samen te vatten, vermeld ik nog dat wij in het voorjaar een eerste monitoringrapport krijgen. Voordat de toetreding zou plaatshebben, op 1 juni 2013, waarbij wij overigens niet weer vervallen in agendafixatie, zullen wij wat dat betreft nog de nodige stappen te zetten hebben. Alles bij elkaar is er dus geen reden om de lijn in de richting van Kroatië bij te stellen.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Nederland is een van de weinige landen die het ACTA-verdrag nog niet hebben getekend, los van de ratificatie en het hele proces daarvoor in dit huis. Iedere lidstaat heeft volgens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie het recht om advies in te winnen bij het Hof van Justitie en dit het verdrag te laten toetsen aan Europese grondrechten. Er is een groot aantal wetenschappelijke studies gedaan waarin ernstig wordt betwijfeld of ACTA voldoet aan deze grondrechten. Gaat Nederland, als een van de weinige landen die nog niet getekend hebben, voordat het tekent eerst dat advies inwinnen?

Minister Rosenthal:

Zoals ik het op dit ogenblik zie, gaat het voor de Nederlandse regering om een op zichzelf ordentelijke procedure op dit vlak, namelijk het aanvragen van advies bij de Raad van State. Die lijn volgt de Nederlandse regering in de afweging tussen de pro's en de contra's van het voorstel zoals het er ligt. Met andere woorden, er bestaat geen behoefte om vanuit Nederland de Europese procedure in te gaan. Ik herhaal dat het bijvoorbeeld volop aan het Europees Parlement kan zijn om naar het Europese Hof van Justitie te gaan. Dat laat ik echter, als gezegd, in alle nederigheid over aan het Europees Parlement.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Voorzitter. Het zou juist deze regering, die zegt zo'n voorvechter te zijn van internetvrijheid, zo ontzettend sieren als zij dat advies inwint voordat ze tekent. Juist omdat er zo'n ernstige twijfel is of de ACTA wel verenigbaar is met die grondrechten. Wij denken dat dit niet zo is en blijkbaar denkt de regering dat dit wel het geval is.

Minister Rosenthal:

Zo is het. Ik kan het ook niet anders zeggen. Het is geen vraag, maar een constatering die de heer El Fassed mij in de mond legt en die ik dan ook geheel in mijn mond neem.

Dan kom ik op het punt van de heer Voordewind over de speciale vertegenwoordiger voor mensenrechten in de Europese Unie. Daar ligt inderdaad een voorstel. Ik moet zeggen dat in een AIV-advies hierop wordt aangedrongen. De Nederlandse regering denkt hier anders over. Wij willen liever geen proliferatie, überhaupt geen proliferatie maar zeker niet van speciale vertegenwoordigers. Rond mevrouw Ashton, de Hoge Vertegenwoordiger, zijn al een stuk of zeven à acht speciale vertegenwoordigers aangesteld. Dat vinden wij al rijkelijk veel, want het verwatert de positie van de Hoge Vertegenwoordiger. Temeer omdat de Hoge Vertegenwoordiger voor de Europese Unie naar buiten toe het boegbeeld moet zijn van de verdediging, behartiging en borging van de mensenrechten. Ik voeg hieraan toe dat we ook te maken hebben met een Hoge Commissaris voor de Mensenrechten bij de Raad van Europa – dat is hier gevoeglijk bekend – en ook met een dergelijke vertegenwoordiger bij de OVSE. Dus waarachtig, het zingt en spint rond.

Op dit moment is er intern overleg over de wenselijkheid van een dergelijke speciale vertegenwoordiger op EU-niveau. De Nederlandse regering laat haar uiteindelijke oordeel afhangen van de mate waarin de door mij nu opgesomde vraagtekens worden weggewerkt. Wij zeggen niet dat het nooit zal gebeuren, maar er zal het nodige moeten worden gedaan om de Nederlandse regering ervan te overtuigen dat dit een goede lijn zou zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik begrijp dat Nederland een van de meest kritische lidstaten is die hierover zijn mening heeft geuit en dat er binnen de Europese Unie aardig wat draagvlak is voor dit voorstel. De andere speciale vertegenwoordigers zijn soms tijdelijk aangesteld en soms voor een land of regio. Dit betreft echter een permanente post, zoals dit ook het geval is in Amerika en bij de Verenigde Naties. De Verenigde Naties vragen zelfs om één speciaal hiervoor verantwoordelijk aanspreekpunt.

Minister Rosenthal:

Ik hoor de heer Voordewind ook nog dit argument er bovenop leggen ten faveure van deze functionaris. Ik plaats hier tegenover dat dit soort argumenten onderwijl ook weer vraagtekens kan oproepen over datgene wat de Hoge Vertegenwoordiger hoort te vertegenwoordigen als boegbeeld van de Europese Unie op een van de kernpunten van buitenlands beleid, de mensenrechten. Dit kan het boegbeeld aan waarde doen verliezen. En dat terwijl voor de regering in ieder geval geldt dat zij de Hoge Vertegenwoordiger, die nog weleens een beetje wordt bekritiseerd, zeer hoog acht in tal van haar activiteiten. Ik heb al gezegd dat we het niet allemaal rotsvast hebben vastgelegd. We wachten de discussie af waaraan we zelf meedoen en we kijken hoe de vraagtekens die wij hebben en die ook voor de Kamer reden tot zorg kunnen zijn, worden weggewerkt. Dan zou er uitsluitsel over kunnen zijn dat wij bezwaren die wij nu hebben, kunnen laten varen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het moet natuurlijk absoluut geen uitholling zijn van de functies van de Hoge Vertegenwoordiger. Het moet juist een ondersteunende functie hebben. De inzet van die functie is ook om voorbereidend werk te doen voor de Hoge Vertegenwoordiger, zodat ze effectiever kan zijn op het gebied van mensenrechtenbeleid.

Naar aanleiding van mijn vorige interruptie het volgende. Wij kunnen er prima in de motie bijzetten dat het binnen de financiële kaders moet gebeuren, want ook ik ben niet voor een verdere uitbreiding van de financiën.

De heer Ormel (CDA):

Ik begrijp het antwoord van de minister dat mensenrechten zo belangrijk zijn dat we die aan mevrouw Ashton moeten laten en dat we haar daar een duidelijke rol in moeten geven, maar is de minister dan ook bereid om er bij mevrouw Ashton op aan te dringen om dat ook zichtbaar te doen? Ik denk bijvoorbeeld aan de rol die mevrouw Clinton speelt, die naar Birma gaat om daar nadrukkelijk zichtbaar te pleiten voor mensenrechten. Als er dan geen mensenrechtenvertegenwoordiger komt van de EU, verwacht ik wel dat mevrouw Ashton zich zichtbaar voor mensenrechten wil inzetten, die toch een van de basiselementen van de Europese Unie zijn.

Minister Rosenthal:

Het antwoord is ja, in die zin dat het logisch is dat de Hoge Vertegenwoordiger haar gezicht laat zien en haar gezag doet gelden als het om een belangrijke zaak gaat in de sfeer van de mensenrechten. Ik heb over het algemeen niet te klagen over de inzet van de Hoge Vertegenwoordiger, ook op dit gebied. Ik hoor het aan en ik neem het tot mij, maar er mag geen kritiek uit worden afgeleid op de huidige inzet van de Hoge Vertegenwoordiger op dit vlak. Maar de boodschap is verstaan. Wij voeren die discussie met de collega's, met de andere lidstaten met open vizier. Wij staan open voor argumenten. Ik hoop ook dat zij open zullen staan voor de contra-argumenten van onze kant.

Dan kom ik op de vragen van de heer Belder over het Midden-Oosten en over Taiwan. Hij vroeg naar het Doha-akkoord. Het is niet onheus bedoeld, maar ik heb daarover uitvoerig van gedachten gewisseld met de Tweede Kamer bij het algemeen overleg over de Arabische regio. Kortheidshalve meld ik dat de positie van de Nederlandse regering ten opzichte van Hamas, een van de partijen van het Doha-akkoord, niet verandert door het Doha-akkoord. We zitten dus met de bekende condities om hoe dan ook met Hamas in contact te kunnen treden: in de eerste plaats het afzweren van geweld en terrorisme, in de tweede plaats de erkenning van Israël en in de derde plaats respect voor de inmiddels overeengekomen verdragen en arrangementen. Voor de Nederlandse regering geldt dat dus ten aanzien van Hamasleden in welke functie dan ook. Dat is, hoop ik, duidelijk genoeg.

De heer Belder vroeg ook naar de haat zaaiende toon van verklaringen die uit Palestijnse gelederen komen. Een en ander heeft kort geleden geleid tot een verklaring van de Europese Unie, waarin de Palestijnse Autoriteit erop is aangesproken. Ook in de contacten tussen de Hoge Vertegenwoordiger en de Palestijnse Autoriteit wordt dit steeds aangekaart. Dat is trouwens ook het geval wanneer de Nederlandse regering met leden van de Palestijnse Autoriteit spreekt.

Dan heb ik nog een vraag liggen van de heer Belder over Taiwan. Ongeacht wat er nu in Taiwan speelt, zoals verkiezingen, die voor zover wij weten vrij en eerlijk zijn verlopen, houdt Nederland onverkort vast aan de één-Chinapolitiek. Dat is natuurlijk heel aardig, maar wij praten hier over de Staat van de Unie. Maar ik kan u melden dat ook de Europese Unie dat doet. Dus de één-Chinapolitiek staat onverkort overeind.

Ten slotte is er een vraag gesteld over de mensenrechten in China en de toestand van minderheden alsook van kerkgangers aldaar. Wanneer er contact is tussen Europese en Chinese autoriteiten, wordt daar voortdurend van gedachten over gewisseld, ook wanneer het gaat om de zogeheten mensenrechtendialoog tussen China en de Europese Unie.

De voorzitter:

De staatssecretaris heeft nog één vraag te beantwoorden over de mensenrechten.

Staatssecretaris Knapen:

Voorzitter. Dank voor het geduld. Ik was even kwijt hoe het zat met het actieplan tegen de mensenhandel. Dat was inderdaad een actieplan van de ChristenUnie. Daar heeft minister Opstelten enkele dagen geleden uitvoerig over gerapporteerd aan de Kamer. De motie-Schouten (28638, nr. 65) is overigens pas van 6 december. Met Roemenië en Bulgarije wordt op dit moment uitgebreid samengewerkt bij opsporingsonderzoeken maar ook bij preventie. Als ergens eventueel nog extra maatregelen nodig zijn – het gaat met name om prostitutie in Amsterdam die heel sterk verbonden is aan Bulgarije, Roemenië en Hongarije – zal minister Opstelten daar nog op een overzichtelijke termijn op terugkomen. Maar hij heeft zeer recent in zijn brief op een aantal punten van het actieplan van de ChristenUnie geantwoord. Op de rest komt hij terug wanneer deze punten onvoldoende mochten blijken te zijn.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het einde gekomen aan de eerste termijn.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

We zijn toe aan de tweede termijn. In de schorsing hebben we met elkaar afgesproken dat er niet te veel zal worden geïnterrumpeerd – liever niet zelfs, tenzij het echt noodzakelijk is – en dat de tweede termijn kort zal zijn.

De heer Dijkhoff (VVD):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de heldere beantwoording en voor het brede aantal onderwerpen waarop zij zijn ingegaan. Via de Staat van de Europese Unie zijn we in dit debat zelfs tot in het Midden-Oosten en China gekomen.

Voor de VVD blijft de kern de regeldruk. Dat kunnen wij niet hard genoeg zeggen. Het zit nu eenmaal niet in de aard van politici om aan minder regels te werken en in Europa lijkt dat nog een tikkeltje moeilijker te zijn. Ik neem als voorbeeld de octrooitreurigheid. Dat is een gênant tafereel. Het waren overbodige lasten voor ondernemers, er was nog niet eens het begin van een goede reden en er was niemand die er belang bij had. Het karretje om er één octrooi van te maken, moest eerst een lange weg vol hobbels en bochten afleggen. Onderweg vielen er nog wat landen van af. Nu zijn we aan het einde van de rit en blokkeren drie landen de boel om te vechten welke parkeerplek het karretje krijgt. Het verhuiscircus van en naar Straatsburg en deze kwestie zijn twee van de treurigste dingen in de EU. Wij waarderen niet alleen dat het kabinet de inzet van de VVD in het kader van regeldruk deelt, maar willen het ook daarmee naar Brussel sturen. Daarom heb ik een motie over het voorkomen en schrappen van onnodige Europese regels.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het verminderen van regeldruk van het grootste belang is voor de economie, met name het mkb;

constaterende dat de helft van de regeldruk voor Nederlandse bedrijven door Europese regels komt;

verzoekt de regering, zich in de Europese Raad in te zetten voor een verlenging van het Europese actieprogramma voor het verminderen van administratieve lasten tot na 2012;

verzoekt de regering voorts, zich in de Europese Raad in te zetten voor het standaard uitbrengen van een impact assessment bij ieder nieuw voorstel tot Europese regelgeving, om zo de kosten die met het voorstel gepaard gaan en alternatieven hiervoor in kaart te brengen;

verzoekt de regering tot slot, zich in de Europese Raad in te zetten voor het fast-tracken van bestaande en komende voorstellen van de Europese Commissie die als doel hebben de regeldruk te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkhoff en Ormel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (33001).

De heer Van Baalen (EP/VVD):

Voorzitter. In eerste termijn heb ik het er met name over gehad dat we moeten waken voor kruipende soevereiniteitsoverdracht. Ik ga ervan uit dat niet alleen de regering, maar ook de Kamer en mijn collega's in het Europees Parlement dezelfde mening zijn toegedaan.

Ik geef de regering een punt van aandacht mee. Zij kan zich SWIFT herinneren, dat ging over de uitwisseling van financiële gegevens tussen de EU en de VS. Mijn collega Jeanine Hennis-Plasschaert heeft daar een heel goede rol in gespeeld. Toen er onvoldoende garanties waren omtrent wat er met de gegevens zou gebeuren, heeft zij ervoor gezorgd dat het Parlement zei: dit aanvaarden wij niet. Er is later een heel goed verdrag gekomen tussen de VS en Europa. We hebben nu een discussie over passagiersgegevens, PNR. Die discussie lijkt op die over SWIFT. Zij lijkt ook nu vast te zitten tussen het Parlement, de Commissie en de Raad. Ik vraag de regering, er alles aan te doen dat overeenstemming kan worden bereikt. Het is namelijk van groot belang dat wij passagiersgegevens kunnen uitwisselen om terrorisme en georganiseerde criminaliteit te bestrijden.

Voorzitter. Ik dank u. Het is mij een genoegen vandaag weer in deze Kamer te hebben mogen optreden.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de regering voor haar antwoorden in eerste termijn. Ik begin met een onderwerp waarover ik zelf het woord niet heb gevoerd. Ik wil echter niet onvermeld laten dat ik zeer teleurgesteld ben over de antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken op de vragen over ACTA. De motie die de heer El Fassed gaat indienen over de mogelijke strijdigheid met burgerrechten en grondrechten van Europese burgers, internetvrijheid et cetera, voor mensen die het onderwerp kennen, zal ik daarom van harte steunen en zelfs meeondertekenen.

Ik heb wel gesproken over het immigratietoneelstuk tussen het kabinet en de PVV. Hoe dat toneelstukje in politieke zin zal aflopen, kunnen wij nog niet zeggen – dat hangt een beetje van de PVV af – maar in juridische, bestuurlijke en inhoudelijke zin is de conclusie wel al te trekken. Kijk naar het werkprogramma van de Europese Commissie, de plannen voor de komende jaren: niets van de agenda van deze heren is daarin opgenomen. Dit betekent dat zij van alles kunnen vragen, maar niets zullen binnenhalen. Een verwijzing naar het Deense beleid – het is niet in strijd met de mensenrechten – als rechtvaardiging voor wat zij aan het doen zijn, is op zijn minst een voorbarige bewering en volgens mij ook een onjuiste. Ik heb in ieder geval één veroordeling van Denemarken gevonden – had ik maar meer tijd gehad! – voor het gezinsherenigingsbeleid van dat land, wegens strijd met artikel 8 van het EVRM. Het betreft een zaak van gezinshereniging van een 17-jarig Somalisch meisje. De zaak is zeer recent, van 14 juni 2011. Er zullen nog veel meer van dit soort zaken zijn. Als de minister-president dit pad op gaat, staat hem hetzelfde lot te wachten. Wij zullen het zien, want vooralsnog is de PVV stil. Die slikt het allemaal. Waarschijnlijk hangt dat samen met de peilingen. Die moeten weer een beetje in de lift, wil de PVV de stekker uit het kabinet trekken. Op deze agenda vangt echter ook de PVV bot. Over een halfjaar, waarschijnlijk sneller, staan we hier weer, waarschijnlijk met dezelfde conclusie.

Sinds de invoering van het Verdrag van Lissabon hebben wij gezien dat het Europees beleid steeds meer chefsache is geworden. Alle richtinggevende besluiten komen tot stand in de Europese Raad van staatshoofden en regeringsleiders. Een gunstige omstandigheid van het allesoverheersende belang van de Europese Raad is dat wij nu wel weten wie waarover gaat in Europa en in Nederland. Die verantwoordelijkheid ligt geheel op de schouders van premier Rutte. Hij lijkt, zo bleek ook vandaag, een opmerkelijke en in onze ogen gunstige ontwikkeling door te maken. Van een uitgesproken euroscepticus, graag bereid de heer Wilders naar de mond te praten, is hij een betrokken en langzaamaan realistisch Europeaan aan het worden, althans, als het gaat om zijn handelen in Europa. In eigen land praat hij nog steeds over Europa alsof het levertraan is: gezond, maar niet te pruimen. De laatste stap zal hij, als realistische Europeaan, nog moeten maken: dat hij ophoudt chagrijnig te zijn over Europa en de Nederlanders eerlijk tegemoet treedt over de noodzaak van een sterk Europa, simpelweg omdat het ons belang is.

Ik dien drie moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet de Europese Commissie verzocht heeft om de richtlijn voor gezinshereniging aan te scherpen en toegevoegde criteria te introduceren;

constaterende dat de Europese Commissie heeft laten weten dat eventuele vervolgmaatregelen zullen worden onderworpen aan een grondige beoordeling van het effect daarvan op de grondrechten, in het bijzonder het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht te huwen, de rechten van het kind en het non-discriminatiebeginsel;

constaterende dat de vergaande voorstellen van de regering op het gebied van asiel en migratie derhalve onrealistisch zijn en de inzet van dit kabinet op dit onderwerp schadelijk is voor de positie van Nederland in Europa;

verzoekt de regering, in Europa geen voorstellen meer te doen die in strijd zijn met de grondrechten, zoals onder andere opgenomen in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Albayrak, El Fassed, Schouw en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (33001).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat te veel belangrijke richtinggevende besluiten genomen worden door de Europese Raad zonder betrokkenheid van het Europees Parlement;

constaterende dat besluitvorming in de Europese Raad gedomineerd wordt door de grote Europese landen, te weten Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk;

overwegende dat het juist in het belang van de kleinere lidstaten is dat het Europees Parlement betrokken wordt bij de belangrijke besluiten die de Europese Raad neemt;

verzoekt de regering – eventueel in gezamenlijkheid met de kleinere lidstaten – in de Europese Raad te bevorderen dat het Europees Parlement meer betrokken wordt bij de belangrijke besluiten die voorliggen in de Europese Raad en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Albayrak, Schouw en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (33001).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de jeugdwerkloosheid in de Europese lidstaten bijzonder groot is;

constaterende dat bij de laatste Europese top besloten is, de middelen uit de structuurfondsen in te zetten ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid;

constaterende dat het vooralsnog ontbreekt aan een geloofwaardige en concrete Europese aanpak ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid;

verzoekt de regering, niet eerder akkoord te gaan met de heroriëntatie van de middelen uit de structuurfondsen voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid dan nadat er een effectieve Europese aanpak is afgesproken en het toezicht op de besteding van de middelen geregeld is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Albayrak, El Fassed, Schouw en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (33001).

De heer Berman (EP/PvdA):

Voorzitter. In mijn tweede termijn wil ik twee opmerkingen maken.

Mijn eerste opmerking gaat over de korte discussie tussen de heer Schouw en de premier over de abjecte website van de club die zich de PVV noemt. Het is tenslotte geen partij. Die club dus. Die weerzinwekkende website. Ik vind dat een premier van een land moet staan voor de essentiële waarden van de burgers, voor de essentiële waarden van de samenleving van dit land. Hij hoort die te verdedigen en hij hoort zich uit te spreken op het moment dat die waarden fundamenteel worden aangevallen: door een oproep tot anonieme inzendingen, het tot deugd verheffen van lafheid, door een oproep tot het wegzetten van bevolkingsgroepen, die heel duidelijk discriminerend is en niks anders dan dat. Dat verbaast mij en dat schokt me, zeker ook van een liberaal zoals deze premier.

De heer Bontes (PVV):

Dit zijn schandalige beledigingen. De heer Berman is hier te gast. Hij komt om informatie te geven, maar hij staat hier een politieke mening te geven op nationaal niveau. Dat is nu de reden waarom een Europarlementariër hier niet thuis hoort. De PVV zal zich er sterk voor maken om te voorkomen dat lieden die zich niet weten te gedragen in een ander parlement, zoals de heer Berman, hier nog één voet over de vloer zetten in een formeel debat.

De heer Berman (EP/PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Ik ben een politicus zoals, helaas, ook mijnheer Bontes. Ik ben zo vrij mijn mening te uiten in dit vrije land. En dat blijf ik nog een tijdje doen, als u dat goed vindt.

De heer Bontes (PVV):

Het is een grof schandaal wat hier gebeurt! Ik maak hier ernstig bezwaar tegen. Ik laat mij niet beledigen door de eerste de beste parlementariër van de Partij van de Arbeid. Het is schandalig wat u hier doet op dit platform, mijnheer Berman.

De voorzitter:

Ik vraag de sprekers op zijn minst respect voor elkaar te hebben. U mag uiteraard alles zeggen, maar ik vind dat uw opmerkingen niet beledigend mogen zijn.

De heer Bontes (PVV):

Ik ben niet beledigend geweest, voorzitter. Ik wil aangetekend hebben dat de heer Berman is begonnen met beledigen. Ik heb alleen gereageerd, met fatsoenlijke taal. Ik heb gezegd dat dit debat niet bestemd is voor dit soort nationale politieke aangelegenheden. De heer Berman komt hier om informatie te geven uit het Europees Parlement, maar hij staat hier stennis te maken en de boel op zijn kop te zetten. Schandalig!

De heer Berman (EP/PvdA):

Och, mevrouw de voorzitter …

De voorzitter:

Nee, u mag er niet doorheen praten, mijnheer Berman.

De heer Berman (EP/PvdA):

O, pardon.

De voorzitter:

Mijnheer Bontes, u hebt uw punt gemaakt. Het is helder.

De heer Berman (EP/PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Het doet mij enorm leed dat ik zo beledigend ben geweest tegenover de PVV. Ik zou wensen dat de PVV evenveel beleefdheid zou kunnen betonen tegenover alle bevolkingsgroepen in dit land.

Mijn tweede opmerking aan het adres van de premier is de volgende. Zij is ook gericht aan de heer Schouw, want zij betreft het democratische tekort in de Europese Unie. Zou het nou werkelijk helpen als wij de voorzitter van de Europese Commissie zouden kiezen? Zou het een barst uitmaken in de democratische kloof die burgers voelen met het Europees Parlement of met Brussel? Ik vrees van niet. Misschien zou je er "primaries" op kunnen loslaten, zoals die in de Verenigde Staten worden gehouden. Dan zou je het zeker een beetje dichterbij brengen. Dat kan een methode zijn, maar de werkelijke kloof, mijnheer Schouw, ontstaat als mensen het gevoel krijgen dat hun cao's kunnen worden ondergraven door het Europees recht, of als de Europese Commissie voorbereidingen treft om het stakingsrecht in te perken, om maar eens wat te noemen. Europa is voor hen dan eerder een risico dan een kans. Ik kan hun dan wel vertellen dat er vrede is dankzij de EU en dat wij allemaal een dertiende maand hebben dankzij de EU. Ik kan allerlei andere voordelen noemen, zoals een enorme stabiliteit. Die zaken zijn allemaal waar, maar dat komt niet erg aan bij de werknemers die dit ondergaan. Als je die kloof, die sociale kloof, niet overbrugt, dan blijft het een democratische kloof die althans door u zo wordt ervaren. Dat is echter een blinde vlek van liberalen en progressieve liberalen. Het is jammer dat dit niet genoeg wordt gezien door juist de liberalen, die staan voor democratie en voor de rechten van het individu.

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. Ik dank de regering voor het beantwoorden van de vragen. Het antwoord over het Europees Sociaal Fonds en de overheveling van budgetten is mij niet geheel duidelijk. Ik zal de ontwikkelingen op dat vlak nauwgezet volgen.

Ik wil nog even ingaan op onze website, die gelegenheid biedt tot het kenbaar maken van klachten over overlast van Polen, Roemenen, Bulgaren en de inventarisatie van die klachten. Dat heeft tot doel om te kijken waar het knelt en waar je het beleid op moet aanpassen; niet meer en niet minder, maar het is wel een instrument. Ik wil daarbij opmerken dat vanmiddag om 16.00 uur al 22.500 Nederlanders hebben gereageerd. De grachtengordel bij monde van de heer Schouw en de heer Berman, de spreekbuizen van deze grachtengordel, keurt dit af: het is minderwaardig en het kan niet. Maar de Nederlander laat wel weten wat hij ervan vindt en spreekt zich uit. Voor die mensen is het bedoeld en wij geven deze mensen een platform.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Ik bedank de regering voor de beantwoording in eerste termijn. Wij hebben wel eens flitsender debatten over de Staat van de Unie gehad en dat ligt niet aan de regering. Wij spreken over een uitermate belangrijk onderwerp, maar de publieke tribune zit bepaald niet vol. Wij draaien dit debat af terwijl wij wel over een uitermate belangrijk onderwerp praten. Wij praten over een visie op de Europese Unie en het is onze taak om de burgers mee te nemen met een visie waarom Europa belangrijk is. Ik vind dat het aan ons allen is om daarvoor meer ons best te doen.

Naar aanleiding van de beantwoording en naar aanleiding van de inbreng van de CDA-fractie meenden wij enkele moties te moeten indienen. De eerste motie heeft betrekking op het lek in de Europese grens tussen Turkije en Griekenland. Daar stromen dag in dag uit honderden illegale migranten de Europese Unie binnen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Griekenland is gestart met de bouw van een hek op de grens met Turkije met als doelstelling om het aantal asielzoekers dat Griekenland via deze weg binnenkomt, te verminderen;

constaterende dat Turkije weinig onderneemt om de illegale migratie naar Griekenland tegen te gaan;

constaterende dat Frontex onvoldoende bescherming biedt voor de druk op de buitengrenzen van de EU;

constaterende dat de detentie van illegale migranten in Griekenland zeer te wensen overlaat;

overwegende dat alleen een gemeenschappelijke inspanning van middelen illegale migratie kan tegengaan;

overwegende dat Turkije zijn aandeel moet leveren in het tegengaan van illegale migratie;

verzoekt de regering om te onderzoeken welke maatregelen er in relatie tot Frontex nodig zijn om de illegale migratie tussen Turkije en Griekenland tegen te gaan en na te gaan wat nodig is om humane detentieomstandigheden te creëren voor de illegale migranten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ormel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (33001).

De heer Ormel (CDA):

De tweede motie dien ik in samen met collega Dijkhof. Deze motie heeft betrekking op de ervaringen die wij hebben met het coöperatie- en verificatiemechanisme enerzijds; anderzijds hebben wij de wens om de rechtstaat niet alleen te controleren bij nieuw in te treden lidstaten, maar eigenlijk bij alle lidstaten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij afronding van onderhandelingen met kandidaat-lidstaten de onderhandelingshoofdstukken worden gesloten;

constaterende dat de Europese Commissie geen instrument heeft om de implementatie van de onderhandelingshoofdstukken na toetreding te monitoren, in het bijzonder op het terrein van de rechtsstaat;

constaterende dat voor het vertrouwen binnen de Unie het wenselijk is om voor lidstaten tot betere monitoring van de rechtsstaat te komen;

verzoekt de regering om er bij de Europese Commissie voor te pleiten om er in alle lidstaten actiever op toe te zien en te monitoren dat de rechtsstaat zich ontwikkelt binnen de kaders van de verdragen en hierover eenmaal per vijf jaar per lidstaat te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ormel en Dijkhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (33001).

De heer Ormel (CDA):

Zoals gezegd, deze motie is medeondertekend door collega Dijkhoff.

Dan ga ik direct over tot indiening van mijn laatste motie, die als volgt luidt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat voor het terugdringen van de netto betalingspositie van Nederland in de Europese Unie niet alleen de afdracht, maar ook de bijdragen uit Europese fondsen voor Nederlandse projecten van belang zijn;

constaterende dat het mkb de afgelopen jaren dankzij EU-subsidies veel innovatieve projecten heeft kunnen opstarten;

constaterende dat de economische topsectoren mede dankzij EU-subsidies geïnitieerd kunnen worden;

constaterende dat de agrarische sector mede dankzij EU-subsidies een belangrijke economische sector voor Nederland is;

constaterende dat regionale economische projecten mede dankzij Europese subsidies kunnen worden uitgevoerd;

van mening dat Nederland meer aanspraak op bijdragen uit Europese fondsen kan maken dan thans het geval is;

verzoekt de regering om zich naast het terugdringen van de afdracht, ook krachtig met het mkb en regionale overheden in te zetten voor Europese financiële bijdragen voor Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ormel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (33001).

De heer Ormel (CDA):

Dit waren mijn moties. Ik moet zeggen dat ik met genoegen de bijdragen heb gehoord van de collega-Europarlementsleden, met name degenen die al eerder in de Kamer mijn collega's waren.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Ik ben heel blij dat de heer Ormel ook inziet dat die Europese grondrechten getoetst moeten worden. Collega Schouw en ik hebben vorig jaar een soortgelijke motie ingediend, maar die werd niet gesteund door de fracties van het CDA en de VVD. Ik vraag mij af of vijf jaar een wat langere periode daarvoor is.

De heer Ormel (CDA):

De grondrechten worden voortdurend getoetst door de Europese Commissie, die daartoe de bevoegdheden heeft. Wij vinden dat een land dat lid is van de Europese Unie, in feite gelijkelijk behandeld moet worden als alle overige leden. Ook hebben wij gemerkt dat we met het Coöperatie- en verificatiemechanisme een zeer noodzakelijk mechanisme hebben voor landen als Bulgarije en Roemenië. Wij vinden dat wij de kennis die wij daarmee hebben opgedaan, voor alle lidstaten moeten laten gelden, ook gezien de ontwikkelingen in sommige lidstaten, waarover wij ons zorgen maken. Gelijke monniken, gelijke kappen, dus dat geldt ook voor Nederland. Als we dat een keer per jaar zouden doen, zouden wij veel te veel optuigen, maar het lijkt ons een goede zaak om de Commissie daarover een keer in de vijf jaar verslag te laten doen.

De heer Van de Camp (EP/CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ook van mijn kant zeker dank voor de antwoorden die door het kabinet zijn gegeven. Ook ik lees op Twitter dat wij vandaag niet een van de meest inspirerende debatten met elkaar voeren, maar ik hecht er toch wel aan om een keer per jaar hier te verschijnen, om de contacten tussen beide parlementen intensief te houden. Door het Verdrag van Lissabon zijn wij meer aan elkaar verbonden geraakt. Ik vind het een heel nuttige operatie om dit te doen.

In het kader van artikel 55a van het Reglement van Orde wil ik graag nog drie inlichtingen verstrekken. Op de eerste plaats, geacht kabinet, ben ik een beetje bang dat de grote lidstaten het MFK al hebben dichtgetimmerd. Ik zie dat allemaal in Brussel en in Straatsburg gebeuren. Ik zie de inzet van de ministers en de staatssecretarissen, maar laten we ook reëel zijn. Er zijn een aantal grote lidstaten die bijvoorbeeld doorgaan met de overdrachtsuitgaven, omdat zij hun kleine boeren willen beschermen. Er is nog een ander punt bij het MFK. Ik hoorde de staatssecretaris zeggen dat hij meer wil uit het Innovatiefonds, maar dat hij absoluut niet meedoet met het Cohesiefonds, om het wat sterk te zeggen. Dat is onderhandelen zoals ze dat in Brussel niet kennen. Dat is een inlichting.

Dan over het groenboek. Ik vind dat in dit huis absoluut onderschat wordt dat veel leden van het Europees Parlement zich zorgen maken over het misbruik in de gezinshereniging en de gezinsvorming. Dat leeft veel breder in de Europese Unie dan hier in dit huis wordt gesuggereerd. Mensen zijn het zat dat er zoveel misbruik op dit punt plaatsvindt.

De derde inlichting is de volgende. ACTA wordt in het Europees Parlement ook beoordeeld vanuit het tegengaan van het op commerciële basis grootscheeps illegaal doorgeven van auteursrechtelijk beschermd materiaal. Het terugbrengen van het ACTA-verdrag tot vrijheid op het internet en "three strikes out" doet het ACTA-verdrag onrecht.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Ik kan in tweede termijn kort zijn. Ik vind het belangrijk om te constateren dat de minister-president expliciet afstand heeft genomen van de visie van de Duitse bondskanselier Angela Merkel met betrekking tot de toekomst van Europa. Niet een politieke unie als doel maar het oplossen van de crisis. Dat is waar het in Europa over moet gaan in de komende periode. Die crisis moet niet worden misbruikt, zoals sommigen willen, om hink-stap-sprong snel naar een politieke unie te komen.

Het tweede punt betreft hetgeen ik in eerste termijn heb gezegd over dit kabinet, dat Eurokritisch is in woord, maar een stuk minder in daad. Dat blijkt onder andere uit de steun die Nederland heeft gegeven aan de komst van super-Eurocommissaris Rehn, die nu bevoegdheden heeft met grote gevolgen voor de nationale begroting. Ik roep de minister-president op, daar in tweede termijn toch nog op in te gaan, want ik zie daar een discrepantie met hetgeen er is gesteld. Ik heb gevraagd of eigen beleid straks nog wel mogelijk is, als alles wat nu in de steigers is gezet ook daadwerkelijk doorgaat, bijvoorbeeld met betrekking tot bezuinigen. Het is de vraag of Nederland en andere lidstaten nog de ruimte houden om anders te besluiten en bijvoorbeeld wel door te gaan met investeringen. Die vraag is ook niet beantwoord. Ik hoor daar graag nog een reactie op, omdat dat wel de speelruimte weergeeft en dus ook invulling geeft aan de woorden van de regering over de positie van Nederland in het bijzonder.

Van mijn kant zijn er geen moties, maar wel emoties. Ik deel de opvatting van collega Ormel dat we wel eens een flitsender debat heb gehad over de Staat van de Europese Unie. Dat heeft ongetwijfeld te maken met het grote tijdsverloop tussen het verschijnen van de Staat van de Unie en de bespreking die wij nu hebben. Daar zit bijna een halfjaar tussen. Dat maakt het praten over dat document toch een beetje mosterd na de maaltijd. Dan neem je noodgedwongen je toevlucht tot de actualiteit. Die is heel interessant, maar die bespreken we hier tegenwoordig bijna wekelijks, mag ik wel zeggen. Daar waar wij een aantal jaren geleden te weinig over Europa spraken, denk ik nu wel eens: misschien is het nu af en toe te veel, ook in verschillende commissies. Dat heeft ook te maken met de frequente Europese raden. Wanneer wij ons concentreren op de hoofdzaken – we zullen daar in een procedurevergadering nog wel op terugkomen – dan kunnen we dat misschien wat minder frequent doen en dit debat exclusief reserveren voor een visie op de toekomst van Europa die wij dan ook van de kant van het kabinet mogen verwachten.

De heer Schouw (D66):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de regering voor haar beantwoording en ik dank de collega-parlementariërs uit het Europees Parlement voor hun inbreng en hun reflecties. Sommige opmerkingen bevielen mij ook niet, maar ik zal nooit overgaan tot het monddood maken van een Europese collega. Dus namens de D66-fractie: volgend jaar weer van harte welkom!

Ik heb drie minder plezierige reflecties over het kabinet. Daar staan vier cadeautjes tegenover. De eerste reflectie is dit. Ik had met het kabinet graag wat willen praten over de toekomst van de governance van Europa. Ik heb op mijn vragen daarover eigenlijk geen antwoord gekregen. Dat vind ik ook niet zo erg, want dan blijft er tenminste iets over voor een volgend kabinet, om daar wat aan te boetseren.

De tweede, wat minder plezierige reflectie is dat ik mij wel heb geërgerd aan het feit dat de minister-president geen afstand neemt van het initiatief van de PVV om een Oost-Europees klachtenloket in te richten. Met name de argumentatie die hij daarvoor koos, vond ik belabberd. Hij zei: ik lever nooit commentaar op het doen en laten van politieke partijen. Mij dunkt, mevrouw de voorzitter! Deze zelfde premier heeft in ditzelfde debat vanavond de vloer aangeveegd met zowel de SP als de PVV als het gaat om hun "Griekse oplossingen". Op dat punt wel, maar op het andere punt niet, dan is er geen andere conclusie bij de D66-fractie dan dat het gewoon lafhartig is van de minister-president. Ik vind dat teleurstellend.

De heer Knapen heeft toch de deur opengezet naar een opt-outregeling. Ik kan mij herinneren dat de heer Leers die deur een paar weken geleden wel heeft dichtgegooid in een vergadering waarin wij over hetzelfde probleem spraken. Daarom vraag ik aan de minister-president hoe het kabinet hier in zit. Staat de deur nu wel op een kier om te gaan werken aan een opt-outregeling, als die in mijn ogen uiterst charmante Eurocommissaris niet gaat doen wat wij willen met dat vermaledijde groenboek?

Dan nu het eerste cadeautje.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat transparantie over de EU-begroting een fundament is voor het vertrouwen in de Europese Unie;

overwegende dat de controleerbaarheid en het beheer van de EU-begroting verbeterd moeten worden;

overwegende dat de interactie tussen het Europees Parlement en de lidstaten ten aanzien van EU-uitgaven van groot belang is;

verzoekt de regering, zich sterk te maken in de Raad om het jaarverslag van de Europese Rekenkamer in een openbare Raadsvergadering te behandelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouw, Albayrak, El Fassed, Van Bommel en Dijkhoff.

Zij krijgt nr. 12 (33001).

De heer Schouw (D66):

Dan nu het tweede cadeau voor dit kabinet.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tijdens de verkiezingen van het Europees Parlement de ideeën van politici centraal moeten staan in plaats van het land waar de kandidaat ingeschreven staat;

overwegende dat er vaak weinig aandacht is voor Europese thema's en vaak nationale thema's de Europese verkiezingen domineren;

overwegende dat het van groot belang is dat de Europese burgers betrokken worden bij de Europese verkiezingen;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor het voorstel vanuit het Europees Parlement om 25 zetels beschikbaar te stellen voor EU-brede lijsten in 2014,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouw, El Fassed en Albayrak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (33001).

De heer Schouw (D66):

Het derde cadeau is een steun in de rug voor het kabinet vanuit deze Kamer.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op de Europese top van 1 maart een intergouvernementeel akkoord wordt ondertekend voor een wijziging van het Europese verdrag;

constaterende dat hierin de begrotingsregels voor zowel de eurolanden als de niet-eurolanden worden vastgesteld;

overwegende dat communautaire besluitvorming evidente meerwaarde heeft voor de slagkracht van de Europese Unie;

verzoekt de regering, zich maximaal in te spannen om de onderdelen in dit akkoord communautair te regelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (33001).

De heer Schouw (D66):

Ik heb een zakelijk meningsverschil met de premier over de website, maar dat hoeft persoonlijke vriendschappen nooit in de weg te staan. Daarom sta ik mijn persoonlijke exemplaar van het grote visieboek rond Europa af aan de minister-president, opdat hij er maar fijn van mag genieten.

De voorzitter:

Via mij wordt het door de bode overhandigd aan de minister-president.

De heer Schouw (D66):

Als hij het uit heeft, mag hij het gerust laten rouleren onder de collega's.

De heer Gerbrandy (EP/D66):

Voorzitter. Mag ik via u de Kamer danken voor de gastvrijheid? Ik sluit mij helemaal aan bij de woorden van collega Wim van de Camp aangaande zijn observaties over dit debat. Ik had eigenlijk verwacht dat de staatssecretaris de kans zou grijpen om zijn boek over Johan van Oldenbarnevelt weer eens onder de aandacht te brengen. Boeken van politici doen het momenteel goed. Dat heeft hij niet gedaan. Ik doe het dus voor hem. Verder vind ik het wat spijtig dat de minister-president niet met mevrouw Merkel in een denktank zou willen zitten over de toekomst van Europa. Ik vind het namelijk een heel interessante gedachte als hij dat wel zou doen. Ik denk dat we op die manier tot een veel beter en mooier Europa zouden kunnen komen, met een veel betere inzet van dit kabinet ook. Dus misschien wil hij dat besluit nog eens heroverwegen?

Tot slot een wat steviger woord. Ik vind het toch spijtig dat het kabinet niet is ingegaan op mijn adressering van het fundamentele probleem van de nationale houding tegenover het halen van Europese doelen. Dat klinkt wat technisch, maar het is echt fundamenteler dan velen denken, want het ondergraaft toch de algemene doelen die wij met zijn allen delen in Europa. Het heeft niet alleen met de inzet van dit kabinet te maken, maar ook heel sterk met de inzet van vorige kabinetten en met bijna de Kamerbrede Kamer over de lidstaatverklaring, het feit dat nationale ministers van Financiën politieke verantwoording afleggen over de uitgave van Europese gelden in hun eigen land. Dat is iets waar Nederland al jaren hard voor vecht, maar wat op een of andere manier binnen de Raad, dus bij de andere lidstaten, niet voor elkaar te brengen is. Een van de manieren om een voorzichtige stap die kant op te zetten, is om eens te kijken of de Raad niet in een openbare raadsvergadering het jaarverslag van de Europese Rekenkamer kan bespreken. Dan wordt voor alles en iedereen duidelijk dat de lidstaten elkaar niet aanspreken op de slechte besteding van Europees geld in de eigen lidstaat en dat er dus inderdaad in de praktijk een non-interventieverdrag bestaat. Misschien kan het kabinet daar toch nog op ingaan en die suggestie alsnog doen binnen de raad. Ik hoop dat het zich er ook hard voor wil maken om daar een openbare raadsvergadering aan te wijden.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de premier en de bewindslieden voor de antwoorden. Allereerst wil ik geen woord vuilmaken aan de hetze van de PVV tegen mede-Europeanen.

De bescherming van grondrechten van Europese burgers is onvoldoende. Ik heb niet het gevoel en ik ben er niet van overtuigd dat deze regering er alles aan doet om ervoor te zorgen dat de Europese grondrechten worden beschermd en gewaarborgd zijn.

Nogmaals vraag ik de premier en de minister van Buitenlandse Zaken om in de Europese Raad te pleiten voor het opstarten van een artikel 7-procedure tegen de aantasting van democratie en rechtsstaat in Hongarije. Vandaag heeft mevrouw Kroes tijdens een hoorzitting in het Europees Parlement na een hevige botsing met de vice-premier van Hongarije iets gezegd over Hongarije. Ze was daar heel erg duidelijk in en ik vraag het kabinet en deze premier om onze Eurocommissaris daarin te steunen.

Ook voor wat onze internetvrijheid betreft, zijn Europese grondrechten niet veilig. Het ACTA-verdrag beoogt mogelijk iets anders, maar het bedreigt de privacy van internetgebruikers, de vrijheid van informatie en de vrijheid van meningsuiting. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) voor goedkeuring is of zal worden voorgelegd aan het Europees Parlement en aan de nationale parlementen van de lidstaten van de Europese Unie;

overwegende dat verschillende wetenschappelijke studies constateren dat ACTA mogelijk op gespannen voet staat met het Grondrechtenhandvest van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens;

overwegende dat volgens artikel 218, lid 11 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie iedere lidstaat het advies van het Europees Hof van Justitie kan inwinnen over de verenigbaarheid van een voorgenomen overeenkomst met de Europese verdragen;

van mening dat een dergelijk advies van grote waarde kan zijn voor het oordeel van de Kamer over ACTA;

verzoekt de regering om zo spoedig mogelijk het advies van het Europees Hof van Justitie in te winnen over de verenigbaarheid van ACTA met de Europese verdragen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden El Fassed, Schouw, Albayrak en Van Bemmel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (33001).

De heer El Fassed (GroenLinks):

Daarnaast ben ik zeer teleurgesteld over het gebrek aan ambitie wat betreft duurzaamheid, coherentie van beleid, voedselverspilling en voedselzekerheid. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Europa per jaar minstens 89 miljoen ton aan voedsel wordt verspild en dat deze verspilling plaatsvindt in alle schakels van de keten;

overwegende dat als er geen actie wordt ondernomen, dit in 2020 zal oplopen tot 126 miljoen ton;

verzoekt de regering, op Europees niveau aan te dringen op een Europees plan van aanpak met dringende maatregelen om voedselverspilling in 2025 te halveren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden El Fassed, Schouw en Albayrak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (33001).

De heer El Fassed (GroenLinks):

Het is de hoogste tijd dat wij in Europees verband stevig doorpakken om ambitieuze afspraken over de groene economie te maken. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederlandse bedrijven als Unilever en Philips vragen om een ambitieus energie- en klimaatbeleid;

overwegende dat een ambitieus energie- en klimaatbeleid de investeringen in Europa aanjaagt, en daarnaast voor schonere lucht en een lagere olierekening zorgt;

constaterende dat de Europese Commissie als basis voor het Stappenplan Energie 2050 verschillende energiescenario's heeft uitgewerkt en op hun effecten beoordeeld heeft;

constaterende dat de Commissie daarbij geen scenario heeft uitgewerkt voor een volledig hernieuwbare energievoorziening;

verzoekt de regering, in de Europese Raad en in relevante vakraden te bepleiten dat de Europese Commissie alsnog een scenario uitwerkt voor 100% hernieuwbare energie en dit scenario betrekt bij de verdere uitwerking van het Europese energiebeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (33001).

Mevrouw Sargentini (EP/GroenLinks):

Voorzitter. Ik kom terug op dat hek van 10 km breed en 4 meter hoog dat op de Turks-Griekse grens bij de Evros zou moeten worden neergezet. De heer Ormel zegt dat dit illegale migranten moet tegenhouden. Gelijktijdig houdt het mensen tegen die recht hebben op asiel of op internationale bescherming. Mensen die recht hebben op asiel en internationale bescherming kunnen niet worden gedwarsboomd door een stalen hek. Ik hoorde de minister-president zijn betoog openen met "Europa is ook een waardenmaatschappij." Een van die waarden is de waarde van non-refoulement, de waarde van het recht op asiel of bescherming. Dat wordt niet gerespecteerd wanneer je zo'n hek neerzet. Het is dan ook begrijpelijk dat de Eurocommissaris voor asiel en migratie, mevrouw Malmström, dat hek niet wenst te financieren.

De heer Ormel (CDA):

Ik mag alleen om inlichtingen vragen, geloof ik. Ik begrijp dat de geachte afgevaardigde van het Europees Parlement, mevrouw Sargentini, tegen het hek is omdat illegale migranten niet mogen worden geweerd. Als iemand echter Europa kan binnenkomen, kan die zich toch melden bij de douane? Daarvoor zijn er toch douaneposten?

Mevrouw Sargentini (EP/GroenLinks):

Was het maar zo. Ik pleit bijvoorbeeld ook al jaren voor de mogelijkheid om asiel aan te vragen op een ambassade van een Europese lidstaat in een derde land, maar die mogelijkheid bestaat niet. Ook bij een grensovergang kun je niet zomaar asiel aanvragen. Mensen hebben ook heel vaak niet de indruk dat dit mag. Ook daar worden mensen geweerd. Het is niet zo dat de je de Grieks-Turkse grens niet moet beschermen. Er zijn daar infraroodcamera's opgehangen. Dat betekent dat je wordt opgepakt als je over die grens komt. Dat geeft je meteen de gelegenheid om asiel aan te vragen. Zo'n hek laat dit niet toe. Ik heb dat hek bij Melilla op de Spaans-Marokkaanse wel eens gezien. Dat leidt tot doden.

De heer Ormel (CDA):

Als wij vinden dat de Europese buitengrenzen moeten worden beschermd, lijkt het mij toch vrij logisch dat wij dat op een zo effectief mogelijke manier proberen te doen. Als dat met een hek gebeurt, gebeurt dat met een hek. Iets verderop is er een rivier. Bescherming is toch nodig, willen wij niet dat talloze gelukzoekers als aangetrokken door een magneet allerlei heel nare en voor zichzelf gevaarlijke avonturen ondernemen om de Europese Unie binnen te komen, om vervolgens gevangen gezet en teruggestuurd te worden. Ik begrijp dan niet goed waarom mevrouw Sargentini zegt: dat hek moet er niet zijn, laat ze allemaal maar komen.

Mevrouw Sargentini (EP/GroenLinks):

Ik ben zelf ook een gelukszoeker. Ik beschouw dat als een goed woord. Er is hier een verschil tussen migratie en illegale migratie en zoeken naar veiligheid en asiel. Dat laatste wordt ook belemmerd door dat hek. Dat is het punt wat ik probeer te brengen. Mevrouw Malmström is ook van mening dat Griekenland moet worden geholpen om asiel en migratie op een normale en nette manier te laten verlopen. Zij is echter wel tegen dat hek en ik ben het met haar eens. De heer Ormel zet eigenlijk een waardemaatschappij neer die mijn waardemaatschappij niet is, namelijk: wij van Europa sluiten ons af voor mensen die onze hulp nodig hebben.

De heer Ormel (CDA):

Dat is de conclusie van de geachte afgevaardigde mevrouw Sargentini. Die deel ik niet. Daar wil ik het bij laten.

Mevrouw Sargentini (EP/GroenLinks):

Ik hoop wel dat de heer Ormel bekend is met het begrip "non-refoulement" want dat is de basis waarop wij het asielbeleid in Europa inrichten.

Ik kom nu op de gezinsmigratie, nogmaals die waarden. Ik denk dat wij hier met een misverstand te maken hebben. De gezinsmigratierichtlijn zoals die nu geldt, geldt niet voor houders van een Nederlands paspoort die gezinsleden naar Europa of naar Nederland willen halen. Die geldt slechts voor migranten. Hier wordt het debat een beetje vervuild.

De heer Van de Camp zegt dat er sprake is van grootscheeps misbruik van de gezinsmigratierichtlijn vanwege gedwongen huwelijken dan wel schijnhuwelijken. Mevrouw Malmström heeft in haar groenboek niet voor niets gevraagd om bewijzen van de Nederlandse overheid, cijfermatige bewijzen, dat hier sprake is van groot misbruik. En wat schetst nu onze verbazing? Alle landen hebben hun cijfers aangeleverd, maar de Nederlandse overheid is nog niet in staat gebleken om cijfers aan te leveren om al haar beweringen te staven.

De voorzitter:

Gaat u afronden, mevrouw Sargentini?

Mevrouw Sargentini (EP/GroenLinks):

Als er in deze Kamer mensen zijn die voor een opt-out op migratie en asiel zijn – die hoor ik – zou ik ze willen meegeven dat dit zou kunnen als er een verdragswijziging plaatsvindt. Dat laatste vind ik dan hoogst interessant. Een verdragswijziging zal namelijk, in het licht van de financiële crisis en de Fiscal Compact, ook leiden tot andere rechten van het Europees Parlement. Ik vraag de premier of hij in het licht van de opt-out dan wel de financiële crisis voor een verdragswijziging is.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording van mijn vragen.

De geachte afgevaardigden van het Europees Parlement hebben opmerkingen gemaakt over dit debat. Ik merk dat de belangstelling zeer tegenvalt. Het helpt ook niet als wij het hier hebben over een meerjarenbegroting die 1025 mld. moet gaan kosten gedurende de komende jaren en nog eens een ophoping bewerkstelligt van ruim 100 mld. Mensen gaan zich daardoor echt afkeren van Europa. Zij begrijpen niet dat overal moet worden bezuinigd – ook bij mensen thuis moet de broekriem worden aangehaald – en dat Europa maar doordendert en zichzelf alleen maar meer geld toeschuift. Ik houd dit pleidooi ook voor de collega's van het Europees Parlement, nu zij hier toch in huis zijn. Ik vraag de geachte afgevaardigden om het signaal aan hun fracties door te geven dat het beeld bestaat dat Europa maar meer geld naar zichzelf toeschuift. Het gevaar bestaat dat wij ons nog verder vervreemden van het Europees Parlement. Om die woorden kracht bij te zetten, dien ik een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de EU-lidstaten overal moeten bezuinigen;

constaterende dat het kabinet vindt dat de komende decennia de EU een sobere begroting zal moeten hanteren en dat deze niet zou mogen groeien;

verzoekt de regering, bij de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 in te zetten op een bezuiniging van 10% ten opzichte van de huidige jaarbegroting van 130 mld.,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (33001).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb gesproken over de Europese vertegenwoordiger van de mensenrechten. Ik dien daartoe de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de EU geen speciale vertegenwoordiger voor de mensenrechten heeft, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Verenigde Naties;

constaterende dat de EU hierdoor geen aanspreekpunt heeft voor andere internationale organisaties, voor mensenrechtenvertegenwoordigers of voor landen betreffende mensenrechtenzaken;

van mening dat de EU veel kan bijdragen aan de verbetering van de naleving van mensenrechten wereldwijd, en dat een speciale EU-vertegenwoordiger voor de mensenrechten die inzet kan versterken;

verzoekt de regering, zich in de EU sterk te maken voor een speciale EU-vertegenwoordiger voor de mensenrechten en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Albayrak, El Fassed en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (33001).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik dien nog een laatste motie in. Deze gaat over de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de groep van Schengenlanden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Roemenië en Bulgarije bronlanden van prostitutiegerelateerde mensenhandel zijn;

constaterende dat uit onderzoek naar de prostitutiebranche in Amsterdam blijkt dat de grootste groep prostituees die gedwongen in de prostitutie werkt, afkomstig is uit de Oost-Europese landen zoals Hongarije, Roemenië en Bulgarije;

verzoekt de regering, een effectief preventiebeleid voor prostitutiegerelateerde en andere vormen van mensenhandel als een van de voorwaarden te laten gelden voor de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de groep van Schengenlanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (33001).

Hiermee zijn we aan het eind gekomen van de tweede termijn van de Kamer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor de opmerking die zij hebben gemaakt in de tweede termijn.

Gezegend het land waar veel saaie debatten worden gevoerd. Overigens vond ik het debat helemaal niet zo saai. Wij doen hier gewoon ons werk. Daarbij gaat het vaak over techniek en over details. Dat kan ook niet anders. Ik vind echter dat wij vandaag alle grote onderwerpen hebben geraak die op dit moment spelen in de Europese Unie en die ons bezighouden.

Naar aanleiding van een opmerking van de heer Van Bommel van de Socialistische Partij herhaal ik dat ik geen visie heb gegeven op de visie van mevrouw Merkel over de langere termijn. De heer Van Bommel meent die gehoord te hebben, maar ik heb die visie niet gegeven.

Ik dank de heer Schouw zeer voor zijn zeer sympathieke gebaar. Ik ga dit boek, De hond van Tišma, van Geert Mak, met niemand delen. Ik ga het zelf lezen en daarna houd ik het. Ik waardeer dit zeer, ook vanwege de persoonlijke opdracht die er in het boek staat. Ik vind dit heel aardig. Het maakt veel van de harde opmerkingen goed die de heer Schouw in de tweede termijn maakte.

De voorzitter:

Ik hoor dat iedereen nieuwsgierig is naar de tekst van de opdracht.

Minister Rutte:

Dat begrijp ik. Dat zal zo blijven tot de boedelverdeling na mijn overlijden. Tot die tijd blijft die geheim.

Ik ga de moties behandelen en kom daarbij eerst bij de motie van de heer Dijkhoff op stuk nr. 5. Zij gaat over het "fast-tracken" van de bestaande en komende voorstellen wat betreft de verlaging van de regeldruk. Ik vind dit een sympathieke motie. Ik laat daarom het oordeel over aan de Kamer. Ik maak hierover slechts één kleine opmerking. Er is in de motie sprake van de Europese Raad. Ik lees dit als "de Raad". Dit speelt uiteraard ook elders. Verder is dit een prima motie.

Ik kom op de motie van mevrouw Albayrak en anderen. Het viel mij trouwens op dat veel van de moties niet zijn ondertekend door de linkse samenwerking, maar meer door de "centrumlinkse samenwerking". Dat is meer een observatie. Het viel mij als politiek geïnteresseerde op. Deze specifieke motie op stuk nr. 6 over het niet doen van voorstellen in strijd met het EVRM, kan ik ontraden, al was het maar omdat de regering nooit voorstellen doet die in strijd zijn met de grondrechten. Wel willen wij een aantal richtlijnen aanpassen. Daarover willen wij een discussie voeren. Wij hebben er ook ideeën over.

De motie op stuk nr. 7 van opnieuw de centrumlinkse samenwerking, aangevuld met de ChristenUnie, betreft het meer betrekken, samen met de kleine lidstaten, van het Europees Parlement bij de Europese Raad. Daarbij gaat het vooral om de rol van het Europees Parlement. Het oordeel over deze motie laat ik graag aan de Kamer. Wel moet ik zeggen dat het dictum van de motie mij daartoe aanzet. Met de verschillende consideransen ben ik het niet eens, zeker niet met de tweede, de constatering dat de besluitvorming in de Europese Raad gedomineerd wordt door de grote landen. Dat is oprecht niet waar. Hetzelfde geldt voor de eerste considerans. Het dictum bevalt me echter. Per saldo zou ik dus zeggen: oordeel Kamer. Met het dictum van deze motie zouden wij goed uit de voeten kunnen.

Hetzelfde geldt voor de derde motie van mevrouw Albayrak, de motie op stuk nr. 8 over de structuurfondsen en de heroriëntatie daarop. Wel moeten de middelen uiteraard in overeenstemming met de Europese regelgeving worden besteed. Dat zullen wij met elkaar eens zijn. In die context lijkt mij dit echter een goede motie, waarmee wij goed kunnen werken.

De motie op stuk nr. 9 van de heer Ormel over Frontex in relatie tot Turkije en Griekenland beschouw ik als ondersteuning van het beleid. Ik laat dus het oordeel aan de Kamer. Ook met deze motie kunnen wij goed uit de voeten.

Dat geldt ook voor de tweede motie van de heer Ormel, mede ondertekend door de heer Dijkhoff, betreffende het monitoren in hoeverre een land zich als rechtsstaat verder ontwikkelt. Dit heeft te maken met de hele kwestie van de onderhandelingshoofdstukken en de wijze waarop wij in de toekomst omgaan met de monitoring van de rechtsstaat. Deze motie bevalt ons. Wat mij betreft is het oordeel aan de Kamer.

Hetzelfde geldt voor de volgende motie van de heer Ormel, over het mkb, regionale overheden en de rol van de Europese financiële bijdragen voor Nederland. Ook hiervoor laten wij het oordeel aan de Kamer. Wij kunnen ermee uit de voeten.

Dat geldt eveneens voor de motie op stuk nr. 12 van de heer Schouw c.s. Deze is ook ondertekend door de heer Van Bommel, zie ik ineens. Wat ik zonet zei, is dus niet helemaal waar. Dit is de uitzondering. Deze motie betreft de kwestie van de Europese Rekenkamer. Ik hik alleen even aan tegen de openbare Raadsvergadering. Zoiets kennen wij niet. Of dat lukt, kan ik dus niet beloven. Ik zie de heer Schouw knikken. Volgens hem kan het dus wel. Het kon niet zolang ik er was, maar blijkbaar is het daarvoor wel gebeurd. Ik laat het oordeel hierover aan de Kamer. Wij zijn voor transparantie. De motie bevalt ons.

Dat geldt niet voor de motie op stuk nr. 13. Dat is niet omdat wij het niet eens zouden zijn met deze motie, maar deze zaak is nog in discussie in het Europees Parlement. Dat moet met een voorstel komen. Het Europees Parlement debatteert er nog over. Deze motie is in die zin ontijdig. Ook hierover zou ik in de richting van de heer Schouw willen zeggen: rolvastheid!

De heer Schouw (D66):

Gezien deze stevige argumentatie lijkt het mij verstandig om de motie aan te houden. Het is heel goed om van het kabinet te horen dat het de motie niet afwijst.

Minister Rutte:

Wij gaan er eigenlijk niet over, dat is het punt. Dit is echt aan het Europees Parlement. Maar het aanhouden bevalt mij helemaal. Ik zeg dus verder niets.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Schouw stel ik voor, zijn motie (33001, nr. 13) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rutte:

Ik kom op de tiende motie in dit debat, de motie-Schouw op stuk nr. 14. Deze betreft het zo veel mogelijk communautair regelen van zaken. Dat is wat ons betreft zeer terecht. Dit is ook te zien in een aantal artikelen in het zich ontwikkelende verdrag. Daarin wordt expliciet verwoord dat het akkoord te zijner tijd in het EU-verdrag moet worden ingebed. Het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer. Ook deze motie bevalt ons. Dit betreft het artikel 16 van de Fiscal Compact, dat in feite aan hetzelfde refereert.

De motie op stuk nr. 15 over ACTA wil ik ontraden. Het is in Nederland de Raad van State die in de procedure voor goedkeuring van verdragen toetst aan het EU-recht. Deze motie ontraad ik dus.

De motie op stuk nr. 16 gaat over de Europese aanpak van voedselverspilling. Dat vinden wij een nationale verantwoordelijkheid. Wij kunnen wel van elkaar leren, maar deze motie gaat ons te ver. Per saldo ontraad ik haar dus.

Voorts is er een motie over de hernieuwbare energie, de motie-El Fassed op stuk nr. 17. De Commissie heeft vorig jaar nog een routekaart doen verschijnen over concurrerende koolstofafname voor de economie tot 2050. Deze is ook naar de Kamer gestuurd. Wat ons betreft, is 100% hernieuwbare energie onbetaalbaar. Wij zetten in op de CO2-doelstelling die wij die met elkaar in Europa hebben afgesproken. Wij zien dus niet dat het noodzakelijk is te komen tot een 100%-doelstelling. Om die reden ontraden wij het aannemen van deze motie.

De volgende motie is van de heer Voordewind en gaat over het verder aanscherpen van het onderhandelingsdoel. Wij bevinden ons midden in de onderhandelingen met de bestaande moties. Deze motie gaat echt een forse stap verder. Het zou fantastisch zijn als het kon, maar we zien dit niet als haalbaar. Bovendien doorkruist het de al ingezette onderhandelingstrategie en dat verzwakt per saldo ook de Nederlandse positie. Om deze reden ontraden wij het aannemen van deze motie, hoe sympathiek ik haar ook vind.

De tweede motie van de heer Voordewind is ook ondertekend door een aantal andere Kamerleden. Het debat met minister Rosenthal heeft plaatsgevonden en dat zal ook bij ons tot nader beraad leiden. Ik vraag de heer Voordewind deze motie aan te houden.

De motie op stuk nr. 20 bevalt ons wat betreft de toekomst, want het is te laat dit nu nog op te nemen voor Roemenië en Bulgarije. We kunnen daar niet de spelregels tijdens de wedstrijd veranderen. Strikt genomen ontraad ik het aannemen van deze motie, maar ik zeg de heer Voordewind toe dat we wat erin staat zullen betrekken in het dictum bij de verdere vormgeving van door Nederland te bepleiten CVM-elementen die moeten worden toegevoegd aan de Schengenevaluaties. Dit werkt dus voor de toekomst, niet meer voor Roemenië en Bulgarije want voor landen is het proces al in gang gezet.

Ik denk dat ik hiermee recht heb gedaan aan de moties en veel ervan zijn in ieder geval wat ons betreft sympathiek ontvangen.

De voorzitter:

Even voor de helderheid. Wat is het oordeel over de motie op stuk nr. 20?

Minister Rutte:

De motie op stuk nr. 20 moet ik per saldo ontraden aan te nemen. Wel zeg ik de heer Voordewind toe dat wij de strekking van de motie betrekken bij de uitwerking van de Schengenevaluaties.

De heer Ormel (CDA):

De premier adviseert de heer Voordewind, de motie op stuk nr. 19 aan te houden. Als de heer Voordewind dit niet doet, wat is dan het oordeel van de regering?

Minister Rutte:

In dat geval ontraden wij het aannemen van de motie, gezien ook het debat dat heeft plaatsgevonden. Ik stel echter voor de motie aan te houden, omdat wij het gevoerde debat nog even op de tong willen proeven en op de hand willen wegen. We kijken ook nog hoe het in Europa ligt. "Een goed verstaander", zei de heer Rosenthal al. In die geest adviseer ik, de motie nog even aan te houden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik dien natuurlijk een motie in om richting te geven aan het debat dat de minister in Europa gaat voeren. Anders hoef ik de motie niet in te dienen. Na afloop van dat debat kan ik alleen maar terugkijken en constateren wat zijn mening is geweest. Het debat hebben we inderdaad vandaag gehad met de Kamer.

De voorzitter:

We gaan de discussie niet opnieuw voeren.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik leg uit dat het geen zin heeft om de motie aan te houden nadat het debat is gevoerd.

Minister Rutte:

Soms, en dat is het mooie van dit vak, is er sprake van een grijs vlak tussen droom en daad, tussen zwart en wit. Ik heb ook goed naar het debat geluisterd, ik heb de lichaamstaal van de heer Rosenthal gezien en ik verwacht dat we hier uitkomen. Per saldo ontraad ik dus het aannemen van deze motie als de heer Voordewind haar niet aanhoudt.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Ik heb gevraagd of de regering Eurocommissaris Kroes steunt in haar uitspraken vandaag naar aanleiding van haar botsing met de vicepremier van Hongarije.

Minister Rutte:

Mevrouw Kroes heeft vandaag een heel specifieke botsing gehad – uiteraard zijn alle botsingen specifiek – maar deze raakt dus niet aan de Commissie die kijkt naar de algemene situatie in Hongarije. Dit betreft heel specifiek de portefeuille van mevrouw Kroes in relatie tot Hongarije. De regering geeft hier niet per keer commentaar op. Mijn ervaring is dat in het algemeen mevrouw Kroes precies weet met wie ze waarover botst. Daarmee ben ik het dan altijd wel eens. Het gaat wat ver om iedere keer acties van Eurocommissarissen, ook gelet op hun rolvastheid, te becommentariëren vanuit de hoofdsteden.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Als mevrouw Kroes de artikel 7-procedure in gang wenst te zetten naar aanleiding van de hoorzitting vandaag, steunt de premier mevrouw Kroes dan?

Minister Rutte:

Nogmaals, in algemene zin ben ik het eens met mevrouw Kroes en ben ik blij dat ze een stevige lijn aanhoudt in haar portefeuille in relatie tot de lidstaten. We verwachten dit van alle commissarissen, bij voorkeur en bij voorrang ook van de Nederlandse commissaris en zo kennen we Neelie Kroes ook, dus daar is geen discussie over. Maar het nu specifiek becommentariëren van een Commissaris in een gesprek met een land, terwijl de Europese Raad, waar ik lid van ben en die ook een Europees orgaan is, een andere verantwoordelijkheid heeft in de rolverdeling, vind ik niet gepast.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister-president en de overige leden van het kabinet voor hun antwoorden. Ik dank de Europarlementariërs voor hun komst naar dit huis.

De motie op stuk nr. 13 wordt aangehouden. Over de rest van de moties zal aanstaande dinsdag worden gestemd.

Sluiting 22.32 uur.

Naar boven