10 Wegpesten homostellen

Aan de orde is het dertigledendebat over het wegpesten van homostellen.

De heer Van Klaveren (PVV):

Voorzitter. De PVV heeft dit dertigledendebat aangevraagd na de zoveelste melding van een homostel dat zich genoodzaakt zag om te verhuizen naar aanleiding van straatterreur. In het verleden gebeurde dit al in Amsterdam, toen in Utrecht en inmiddels is het ook in Den Haag gebeurd. Homo's worden geconfronteerd met pure intimidatie, beledigingen, bedreigingen, fysiek geweld en zelfs brandstichting. Dit is geen incident, maar een structureel probleem. Uit de cijfers van onder andere de politie en LBA blijkt dat er bijna 100 weggepeste homostellen in drie jaar zijn. Er kwamen meer dan 200 meldingen binnen bij de Gay Krant in slechts twee maanden. Het gaat vanavond om homohaat.

Dit probleem raakt een ander probleem: de mislukte multiculturele samenleving. Hoewel links Nederland vaak het tegenovergestelde beweert, laten de cijfers weinig aan de verbeelding over. Het rapport Als ze maar van mij afblijven stelt dat 64% van de daders van fysiek geweld tegen homo's van niet-Nederlandse afkomst is. Uit onderzoek blijkt dat het aantal incidenten tegen homoseksuele docenten op scholen toeneemt op scholen met veel allochtone jongeren. Wij lezen bovendien dat Marokkaanse jongeren het scherpst zijn in hun veroordeling van homoseksualiteit. Het onderzoek Gewoon anders stelt verder dat voor veel niet-westerse Nederlanders homoseksualiteit iets is van westerlingen en ongelovigen. De afwijzing van homoseksualiteit wordt gelegitimeerd vanuit de religie. In aansluiting hierop wijs ik nogmaals op de uitspraak van voormalig politiecommissaris Welten. Hij stelt: "We waren op weg een hele tolerante samenleving te worden. Maar aan het begin van deze eeuw lijkt daar een kentering in te zijn gekomen. Ik denk dat dit met name komt door de wijziging van de samenstelling van de bevolking." Hij zegt bovendien: "Van de 15 incidenten vorig jaar waren de verdachten in nagenoeg alle gevallen van Marokkaanse afkomst." Hij sluit af met: "Veelal hebben zij vanuit hun religie en opvoeding niet de normen meegekregen om niet te discrimineren." De PVV heeft in dit kader al vaker aangegeven dat de regering zou moeten erkennen dat de islam een obstakel vormt voor de emancipatie van homo's. Ziet de minister mede op basis van de zojuist aangehaalde onderzoeken een relatie tussen islam en homofobie?

Verder weten wij dat meer dan een op de tien mensen die slachtoffer worden van criminaliteit, geen aangifte doen uit angst voor wraak. Daarom pleit de PVV er vanavond voor om anonieme aangifte nu eens echt anoniem te maken. Ik kom hier straks nog op terug. Verder blijkt dat de politie niet altijd anonieme aangifte opneemt. Waar ligt dit aan? Hoe denkt de minister dit te verbeteren?

In het rapport Overlast en verloedering ontsleuteld lezen wij dat er zelden gebruik wordt gemaakt van huisuitzettingen van daders van structurele overlast. De PVV wil dat de minister de burgemeesters aanspoort om in geval van structurele overlast altijd over te gaan tot huisuitzetting en wat ons betreft wijkuitzetting. Stuur ze maar naar een tuigdorp! Niet de slachtoffers, maar de daders moeten weg. Wij zien dat bepaalde burgemeesters bijna apathisch zijn. Denk hierbij aan de burgemeester van Utrecht. Mijn collega Brinkman komt daarom met een amendement om burgemeesters die onvoldoende hebben gedaan in het kader van veiligheid, te ontslaan. Verder horen wij graag van dit kabinet of het een onderzoek wil doen naar het maximaal korten op de bijstand in geval van structurele overlast. Graag ontvang ik een reactie hierop.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Dit zijn duidelijke woorden van mijn collega van de PVV. Op basis waarvan zou een minister een burgemeester kunnen ontslaan? Hoe zit het bovendien precies met de rol van de gemeenteraad en de lokale democratie?

De heer Van Klaveren (PVV):

Momenteel is dat niet zo. Om die reden wordt er een amendement ingediend om de wet te wijzigen, zodat dit wel mogelijk wordt. Het is nu overigens ook niet zo dat een gemeenteraad een burgemeester kan ontslaan.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Is er überhaupt nog een rol voor de gemeenteraad voorzien? De gemeenteraad speelt nu namelijk wel degelijk een rol met moties en dat soort zaken.

De heer Van Klaveren (PVV):

Die blijft natuurlijk gewoon bestaan. Een gemeenteraad kan aangeven dat hij vindt dat de burgemeester faalt, zoals in Utrecht is gebeurd. Als de meerderheid dan echter beslist om de burgemeester te laten zitten of geen motie van afkeuring of iets in die trant indient, kan het zo zijn, als het amendement van mijn collega Brinkman wordt aangenomen, dat de minister uiteindelijk ingrijpt en zegt: nu is het mooi geweest – bijvoorbeeld mijnheer Wolfsen – zoek een andere baan!

Ten slotte mijn laatste zin ...

De voorzitter:

U bent door uw spreektijd heen.

De heer Van Klaveren (PVV):

Mag ik even mijn laatste zin afmaken?

De voorzitter:

U mag uw laatste zin afmaken.

De heer Van Klaveren (PVV):

Dat is mooi.

Tot slot. De PVV blijft pleiten voor keihard politieoptreden bij overlast, liefst met honden en paarden voor mobiele politieposten in de wijken, en uiteraard voor denaturalisatie en uitzetting van criminelen met een dubbele nationaliteit.

De voorzitter:

Ik dank de heer Van Klaveren. Voordat ik de heer Dibi het woord geef, zeg ik voor alle duidelijkheid het volgende: de spreektijd is drie minuten en ik sta twee interrupties toe.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Individuele vrijheid is waar het in dit debat wat mij betreft om gaat. Nederland moet een mekka zijn voor individuele vrijheid. En elke keer als iemand wordt weggepest, beledigd, bespuwd of in elkaar geslagen om wat hij of zij draagt, gelooft, of om met wie hij of zij naar bed gaat of trouwt, moeten politici opstaan en hun mond opendoen. Iedereen heeft het recht om van zijn privésfeer te kunnen genieten. Dat geldt temeer in de eigen woonomgeving. Het lokale openbare bestuur, de politie en Justitie, vervullen een belangrijke rol in het handhaven van die openbare orde, ook als het gaat om ogenschijnlijk onschuldige burenruzies. Toch lijken politie en Justitie voor dat aspect niet ontvankelijk te zijn, waardoor situaties escaleren. Vorig jaar zouden in maar liefst 34 gevallen mensen zijn weggepest vanwege hun seksuele gerichtheid.

De afnemende acceptatie van homoseksualiteit baart grote zorgen. In 2010 is het antihomogeweld volgens het COC met maar liefst 54% gestegen. Maar, zo zeg ik ook tegen mijn PVV-collega, treiterijen blijven niet tot homostellen beperkt. Vorig jaar is niet alleen het stel Ton en Hans uit de Utrechtse wijk Terwijde weggepest, maar ook de familie Bouhtala, een Marokkaans-Nederlands gezin. Tot tweemaal toe heeft dit gezin de eigen woning moeten ontvluchten voor inbraken, vernielingen en brandstichting.

Discriminatie is een veelkoppig monster. Alle koppen moeten tegelijkertijd bestreden worden. Het kan niet zo zijn dat de één alleen antisemitisme aangrijpt om op te staan en de ander alleen homofoob geweld en dat weer een ander dat alleen doet als het om Marokkaanse daders gaat. Willen we dit met wortel en tak uitroeien, dan moeten politici bij elke vorm van discriminatie opstaan. Het uitgangspunt van GroenLinks is dat de dader verhuist en het slachtoffer blijft. Niet omgekeerd. Hoe garandeert het kabinet dat dit ook het uitgangspunt wordt van alle betrokken partners?

Voor veel fracties leent dit soort debatten zich uitstekend voor de uitbreiding van het repressieve arsenaal. Voor een nieuw verbod, een nieuwe straf of een hogere straf. Voor ons moet echter eerst de volgende vraag beantwoord worden: worden de beschikbare middelen wel optimaal benut? Het gerechtshof bepaalde dat in het geval van Ton en Hans fouten waren gemaakt. Het COC doet een aantal voorstellen voor preventie. Men noemt onder andere roze en blauw in elk politiekorps. Een ander verzoek aan de minister luidt: geen melding meer maar altijd aangifte. Als er melding wordt gemaakt, zorg er dan ook voor dat er aangifte wordt gedaan zodat er vervolgd kan worden. Ik vraag de minister om een reactie hierop.

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Ook voor de fractie van de Partij van de Arbeid is het onverteerbaar dat deze homo's uit pure wanhoop eerst de publiciteit moeten zoeken – dat gebeurt overigens wel vaker – om eindelijk aandacht te krijgen voor jarenlange ellende. Onze partij vindt het onaanvaardbaar dat de politie en de burgemeesters kennelijk niet of veel te laat optreden bij de aanpak van deze vorm van criminaliteit. Wij vinden het onacceptabel dat deze burgers niet beschermd worden tegen hun kwelgeesten die in hun buurt wonen en jarenlang met hun crimineel gedrag door kunnen gaan. Dat heeft een enorme impact op het gevoel van veiligheid van alle bewoners in deze buurten. Deze haatmisdaden behoren namelijk tot de meest venijnige vormen van criminaliteit. Nu is het in de praktijk vaak zo dat de slachtoffers na jarenlange terreur besluiten om te verhuizen en dat de daders gewoon in de wijk blijven wonen. Dat is de omgekeerde wereld. Wij vinden dat de daders de wijk uit moeten en niet de slachtoffers. Wat is de rol van de corporaties daarin? Wij hebben het vaak over bestuur en politie, maar ook de corporaties hebben een verantwoordelijkheid.

De burgemeesters moeten wat ons betreft erbovenop zitten, de politie stevig aansturen en ervoor zorgen dat de daders geen rust meer hebben totdat zij gepakt worden. De pakkans voor discriminatoir geweld, die nu vrijwel nihil is, moet sterk omhoog. Wat gaat de minister daaraan doen?

De politie moet wat ons betreft meteen reageren, omdat het gaat om fundamentele vrijheden. Mijn collega Dibi heeft dat net aangekaart. Het is geen baldadigheid. Als de homoslachtoffers en andere bewoners zien dat de politie deze criminaliteit serieus neemt en aanpakt, zullen zij sneller bereid zijn om aangifte te doen en te getuigen.

Wat ons betreft, bestaat er een directe samenhang tussen aanpakken en aangeven. Daarnaast moet de daders weten en voelen dat zij in de gaten worden gehouden. Wat vindt de minister van een maatregel als hinderlijk volgen, thuis bezoeken, ontbieden: wij weten dat je verkeerd bezig bent en du moment dat wij je kunnen pakken, pakken wij je?

Om de pakkans te verhogen moet de politie wat ons betreft lokagenten inzetten. Ik heb dat al eerder bepleit: lokhomo's inzetten, agenten in burger die zich voordoen als homoseksuelen, om de heterdaadsituatie te organiseren en tot aanhouding te kunnen overgaan.

De politie en het bestuur moeten de bewoners bovendien steeds laten weten wat zij aan het doen zijn. Laat de inspanningen zien, communiceer duidelijk en laat de geboekte resultaten ook zien. Kortom, zij moeten bekendmaken wanneer zij verdachten oppakken en wanneer de daders gestraft worden.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. De klont boter op het hoofd van de PVV wordt steeds groter, want wij hebben net weer de grijsgedraaide plaat kunnen beluisteren: de multiculturele samenleving zou de oorzaak zijn van het wegpesten van de homo's. Dan wordt het tijd voor de feiten, want bij het wegpesten van mensen gaat het in zes van de tien gevallen om racisme. In ongeveer een op de tien gevallen gaat het om seksuele voorkeur. Waarom of door wie moet niet uitmaken. Elke weggepeste persoon is er een te veel.

De heer Van Klaveren (PVV):

Op welk rapportje baseert u dat?

De heer Schouw (D66):

Eh …

De heer Van Klaveren (PVV):

Feiten toch? Dank u wel!

De heer Schouw (D66):

Dat heb ik hier niet even bij de hand, maar ik kom er in de tweede termijn op terug. O, ik weet het al. Dat komt van Art. 1. Die heeft er een rapport over gemaakt met landelijke discriminatiecijfers. Daar had u ook over kunnen beschikken, zeg ik in de richting van de heer Van Klaveren.

De heer Van Klaveren (PVV):

Ik hoopte al dat het om dat rapportje ging. Ik weet niet of u dat rapportje gelezen hebt. Hebt u gekeken wat de definitie is van bijvoorbeeld ras?

De heer Schouw (D66):

U hebt het gelezen, dus kom maar op met die definitie.

De heer Van Klaveren (PVV):

Blijkbaar weet u dat zelf niet, want u hebt het niet gelezen, denk ik.

De voorzitter:

Mag ik beide heren vragen om via de voorzitter te praten?

De heer Van Klaveren (PVV):

Sorry, voorzitter. Volgens het rapportje waarnaar de heer Schouw verwijst, verstaat men onder "ras" bijvoorbeeld ook woonwagenbewoners. Het zou dus gaan om Frans Bauer en Rafael van der Vaart. Dat zouden dan niet-westerse allochtonen zijn volgens dit rapportje. Voor de rest wordt in het rapport verwezen naar mensen die zich historisch of cultureel onderscheiden, dus het zou ook gaan om Friezen. Het verhaal dat het is gebaseerd op ras en dat niet-westers allochtonen vaker weggepest worden, is eigenlijk niet op feiten gebaseerd.

De voorzitter:

Wat is uw vraag, mijnheer Van Klaveren?

De heer Schouw (D66):

Het was een mededeling. Ik hoop dat de heer Van Klaveren begrepen heeft waar het mij om te doen is. Ik wil deze zaak namelijk een beetje in zijn context plaatsen. De multiculturele samenleving is niet de oorzaak van het wegpesten van homostellen. De heer Van Klaveren beweert echter dat dit wel zo is. We hebben hier vaker met hem over gedebatteerd, maar de bewijsvoering van de heer Van Klaveren is buitengewoon dun. Daarom sprak ik ook over de boter op het hoofd van de PVV.

Elke weggepeste persoon is er een te veel. Dit debat gaat dan ook niet over het doen en laten van die ene burgemeester in de stad Utrecht, maar het gaat over veiligheid, samenwerking, discriminatie en het stellen van de juiste prioriteiten. Daar wringt nou net de schoen. Dankzij de PVV kiest het kabinet voor 500 cavia-agenten, terwijl kindermisbruik op de plank blijft liggen door capaciteitsgebrek. Dankzij de PVV kiest het kabinet voor een blinde jacht op boerka's, terwijl 500 mensen uit hun buurt worden weggepest. Ik vraag het kabinet in het kader van dit debat of het wel de goede prioriteiten heeft gesteld. De oproep van D66 aan het kabinet is duidelijk: verbeter op lokaal niveau de aanpak van discriminatie. Dat betekent ten eerste dat er een betere samenwerking tussen gemeenten, politie en Openbaar Ministerie moet komen en ten tweede vereist dit een betere registratie en een grotere aangiftebereidheid. Deelt de minister van Veiligheid en Justitie de opvatting dat die twee zaken nodig zijn, gaat hij ze ook bespreken met de burgemeesters, zoals hij dat heeft aangekondigd en komt hij naar de Kamer met een actieplan? Ik ben overigens ook blij dat minister Leers hier is, want ook voor hem ligt hier volgens mij een klusje ten aanzien van de bestrijding van discriminatie en, mogelijk in samenwerking met zijn collega, het vergroten van de aangiftebereidheid.

Tot slot roep ik het kabinet ten eerste op om prioriteiten te kiezen op basis van de feiten.

De voorzitter:

Mijnheer Schouw, wilt u het kort houden, want u bent door uw tijd heen.

De heer Schouw (D66):

Ten tweede roep ik het op om de agenten in te zetten waar ze nodig zijn. Ten derde moet het kabinet investeren in een betere samenwerking op lokaal niveau tussen gemeenten, politie en Openbaar Ministerie. Ten vierde roep ik het op om de registratie en aangifte te verbeteren.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Het moet niet uitmaken of je homoseksuele gevoelens hebt, of wit of zwart bent. Het wegpesten uit hun eigen buurt en eigen woning is ronduit verwerpelijk. Sterker nog, een goede reden om mensen te pesten in hun meest persoonlijke omgeving, namelijk waar zij wonen, is er gewoon niet. Pestgedrag, intimidatie, vernieling en bedreigingen kunnen en mogen niet getolereerd worden. Toch komt dit gedrag nog steeds veelvuldig voor. De overheid faalt als mensen zich niet meer veilig voelen in hun buurt en zich genoodzaakt zien om te verhuizen. De SP vindt ook dat niet de slachtoffers moeten vertrekken maar de daders. Is dat ook het motto van de regering? Ook hoor ik graag van de minister waarom we nog steeds moeten horen en lezen dat dit gebeurt. Waarom staat de regering het toe dat slachtoffers het zat zijn, hun spullen pakken en vertrekken?

Ik wil graag een analyse van de regering. Waar schieten we tekort in het bieden van bescherming aan deze burgers? Ik geloof zelf namelijk niet dat we te weinig mogelijkheden hebben om overlastgevers als criminelen aan te pakken, maar als de minister dit anders ziet, hoor ik dat graag. Hebben we inderdaad wel voldoende gebruikgemaakt van de middelen die we nu hebben? Wordt het buurtverbod ingezet? Dat hebben we toch mede hiervoor in het leven geroepen? Ook zou de officier van justitie als gedragsaanwijzing het contactverbod op kunnen leggen bij verdenking van strafbare feiten. Hoe vaak gebeurt dat? Nogmaals stel ik de volgende vraag: wat is het probleem en waarom krijgen we het niet voor elkaar om de slachtoffers te beschermen en de daders aan te pakken? We kunnen wel nieuwe wetten blijven maken, maar als die in de praktijk niet werken, schieten we er niets mee op, en de slachtoffers al helemaal niet. Voor een belangrijk deel heeft dit ook te maken met de moeilijkheden om bewijs te verkrijgen, want wie is het die 's nachts op je deuren bonst, eieren tegen je huis gooit of je auto bekrast? Dat is niet eenvoudig, maar het mag ons er niet van weerhouden om slim te zijn. Waarom bijvoorbeeld niet gekozen voor mobiel cameratoezicht op het huis en de auto van degene die al vaak bedreigd is? Daar is het ook misgegaan in Utrecht. Graag een reactie van de minister.

Wij hebben natuurlijk ook voldoende agenten nodig die in de wijken aanwezig zijn, die de mensen kennen en die gekend worden, die precies weten waar de lastige jongens en meiden zijn, de pestkoppen en de notoire overlastgevers én hun ouders. Ik wil dat gemeente, politie en Openbaar Ministerie weten wat zij moeten doen bij buurtterreur en bij discriminatie. Ik wil van de ministers vandaag horen dat zij staan voor een tolerante samenleving en hoe zij ervoor gaan zorgen dat dit verbetert.

Van het COC heb ik begrepen dat de politie de gevallen van wegpesten vaak wegschrijft of interpreteert als overlast en niet als discriminatie. Dat is een probleem, want overlast is niet altijd strafbaar, maar discriminatie wel. Daarmee kunnen betere stappen worden gezet vanuit de politie. Het voorstel van het COC is om het als zodanig te registreren. Wat zegt de minister daarop?

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Iedereen die hier rechtmatig verblijft, moet veilig en onbezorgd kunnen wonen. Intimidatie, bedreiging, discriminatie en pesten vanwege geaardheid, levensomstandigheden, huidskleur of welke reden dan ook zijn onaanvaardbaar. De CDA-fractie vindt dan ook dat bestrijding van dit gedrag echt adequaat en urgent moet worden opgepakt door politie, justitie en gemeente. Bij aangifte of melding moet direct adequaat worden opgetreden. Daar begint het mee. Als de eerste signalen worden geïnterpreteerd als overlast en niet als discriminatie, wordt er mijns inziens te veel en te lang doorgepolderd. Daar kan echt een slag worden gemaakt. Bij die aangifte op het politiebureau moet het beginnen.

Dit debat is vorig jaar aangevraagd door collega Van Klaveren naar aanleiding van incidenten in Den Haag. Er zijn vele verschillende incidenten in het land geweest. De ene keer wordt het beter opgelost dan de andere keer. Dat neemt niet weg dat er wel degelijk sprake is van een probleem. Met enige regelmaat zijn wij het afgelopen jaar geschrokken van berichten over weggepeste homostellen. Heeft de minister de meest recente cijfers?

Eerder heb ik gepleit om bij dit soort gevallen niet degenen die worden gepest, maar degenen die pesten te laten verhuizen. Ik zie daar geen voorbeelden van. Waar lopen wij tegen aan, met name juridisch? De verhuurder moet het huurrecht garanderen, ook voor anderen. Ik wil niet zeggen "kat in het bakkie", maar dit moet toch kunnen? Mocht dit niet lukken, dan is er een tweede optie. Degenen die gepest worden, hebben al ontzettend veel problemen en moeten ook nog die verhuiskosten betalen. Ik zou zeggen: die verhuiskosten komen voor rekening van de minister.

Wij kunnen allemaal nieuwe maatregelen noemen, maar wij moeten de bestaande maatregelen ook eens onder het vergrootglas leggen. Wij hebben bijvoorbeeld de voetbalwet, die met name gericht is op structurele overlast. Biedt deze wet geen aanknopingspunten; volgens mij is de wet nog helemaal niet gebruikt.

Ik doe een laatste suggestie: ondertoezichtstelling. Als minderjarigen thuis voor galg en rad opgroeien, kunnen zij een ots opgelegd krijgen. Het OM, de Raad voor de Kinderbescherming kan dat opleggen. Als de minderjarigen datzelfde gedrag op straat vertonen, is het OM niet in beeld. Zou dit instrument ook in dit soort gevallen kunnen worden gehanteerd?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Voorzitter. We zijn het er allemaal over eens dat geweld, treiteren en wegpesten als gevolg van het feit dat jouw huidskleur, seksuele voorkeur, gender, identiteit of overtuiging iemand niet aanstaat, onder alle omstandigheden volstrekt onacceptabel zijn. Tijdens het AO over discriminatie op 21 december jl. heb ik de minister gevraagd of de burgemeesters over voldoende instrumenten beschikken om dit fenomeen met wortel en tak uit te roeien. Ik herhaal die vraag vandaag: beschikken de burgemeesters over voldoende stokken om mee te slaan? Zo niet, welke stokken hebben zij dan nog nodig? Zo ja, waarom worden dan niet alle stokken benut? Hoe gaat deze minister ervoor zorgen dat alle burgemeesters laten zien dat het hun ernst is, in woord en in daad? Ik zeg het niet om te bashen, maar burgemeester Wolfsen heeft ons laten zien hoe het vooral niet moet.

Wordt er voldoende samengewerkt door de betrokken instanties, dus door gemeenten, woningbouwverenigingen, scholen enzovoorts? Is de minister het met mij eens dat niet het slachtoffer moet verhuizen maar dat de dader zijn biezen zou moeten pakken?

Collega's Çörüz en Kooiman zeiden het al: het wegpesten wordt in de praktijk nog te vaak geïnterpreteerd als overlast, terwijl het gaat om pure discriminatie. Iets kwalificeren als "discriminatie" in plaats van als "overlast" brengt ook nieuwe en andere mogelijkheden met zich mee voor de aanpak van deze ellende. Kan de minister toezeggen dat hij dit nogmaals onder de aandacht brengt van de politie en het OM?

Maar liefst zeven op de tien LHBT's krijgt te maken met fysiek of verbaal geweld. Dat zijn ongeveer 700.000 Nederlanders. Dat zijn er echt enorm veel. Onlangs hebben het OM, de politie en het COC de handen ineengeslagen voor de aanpak van homofoob en transfoob geweld. Er komt ook een landelijke campagne om de aangiftebereidheid onder LHBT's te bevorderen. Dat is allemaal goed nieuws, maar in dit kader vraag ik toch aandacht van de minister voor een zogenaamde checklist voor de bewijsvoering. Aan welke elementen moet aandacht worden besteed om het discriminatieaspect van het delict te bewijzen? Waarop moet gelet worden om de kans op vervolging van de dader te vergroten? In de ons omringende landen, waaronder Duitsland, is dit reeds gemeengoed. Kortom: ik vraag de minister om tips en tricks om potentiële slachtoffers duidelijk te maken waarop zij moeten letten om de bewijsvoering rond te krijgen. Is de minister bereid om dit op te nemen met de politie en het OM?

De minister heeft reeds aangegeven dat de "roze in blauw"-aanpak landelijk wordt uitgerold en dat hij gaat werken aan een specifieke aanpak van geweld tegen transgenders en lesbische vrouwen. Kan de minister al meer vertellen over de stand van zaken van dit alles?

In geval van anti-homogeweld moeten wij helaas vaststellen dat het daarbij vaak gaat om geweld van jongeren tegen jongeren. Er komt een verplichte incidentenregistratie van geweld, treiteren en pesten op scholen. Hoe staat het daarmee? Wordt LHBT-pesten daarbij een afzonderlijke categorie? Hoe staat het met de aandacht op lerarenopleidingen voor seksuele diversiteit? Is de minister bereid om dit met zijn collega van OCW verder op te nemen?

Tot slot een vraag aan minister Leers. Waarom worden alle middelen voor het in multiculturele kring bespreekbaar maken van homoseksualiteit ingetrokken? Daar zijn de problemen immers onmiskenbaar heel groot. Daar wil ik graag de aandacht op vestigen.

Minister Opstelten:

Mevrouw de voorzitter. Er mag geen misverstand over bestaan dat wij ons als kabinet op dit punt heel hard inzetten, omdat wij allemaal tot in onze diepste genen het geweld tegen het wegpesten van mensen vanwege hun seksuele geaardheid, hun godsdienst of wat dan ook totaal onaanvaardbaar vinden. Dat hebben wij volgens mij met elkaar gemeen. We hebben daar cijfers over. We zitten hier bovenop. Wij zullen heel gedegen ingaan op alles wat de Kamerleden hebben gezegd. Wij voelen ons immers verantwoordelijk, maar dit is natuurlijk in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de lokale autoriteiten, samen met de politie ter plaatse, het OM en degenen met wie men samenwerkt. Ik wil dat duidelijk zeggen.

De heer Van Klaveren heeft het debat aangevraagd. Ik wil er geen misverstand over laten bestaan dat ik en mijn collega's hier scherp in zitten. Ik heb dat ook in het AO over discriminatie namens het kabinet gezegd. Minister Leers zal dat straks ook stellen als het om zijn verantwoordelijkheid gaat. Wegpesten van homostellen is onaanvaardbaar. Het is ook buitengewoon irritant en onaanvaardbaar als slachtoffers hun huis of de wijk moeten verlaten en de dader blijft. Wij kennen de geschiedenis. Wij kennen allemaal de voorbeelden. Ik heb daarom niet voor niets gezegd dat ik alle burgemeesters die met situaties in het nieuws zijn geweest heb uitgenodigd om die situaties in alle scherpte en diepte door te spreken. Die uitnodiging is inmiddels gedaan. Het gaat er bij die gesprekken niet om met een hele last aan juridische instrumenten te komen. Het gaat er om hoe zij er in zitten, wat hun ervaring is, wat hun beweegredenen zijn, hoe het gegaan is en wat zij hebben gemist. Hebben zij ons gemist of hebben zij faciliteiten van het Rijk nodig; hebben zij extra instrumenten nodig, waar is het niet scherp genoeg? Ik zal de Kamer hierover rapporteren. Ik heb die sessie op 14 februari en zij komen allemaal. Dat is terecht en is ook niet verrassend. Iedereen zit er immers mee.

De heer Schouw (D66):

De minister is in alle hevigheid en scherpte bezig om het fenomeen beet te pakken en met kracht te bestrijden. Dat is heel erg goed. Ik had gehoopt dat de minister in zijn "State of the Union" over dit onderwerp krachtig afstand neemt van de suggestie die de vertegenwoordiger van de PVV heeft gedaan. Die zegt dat de homohaat vooral veroorzaakt is door de multiculturele samenleving. Wil de minister daar namens het kabinet iets over zeggen?

Minister Opstelten:

Ik denk dat ik dat niet hoef te doen. Wij staan hier met zijn tweeën. Ik heb even de cijfers erbij gepakt. Ik heb gezegd dat ik beide situaties onaanvaardbaar vind. Ik vind het überhaupt onaanvaardbaar dat het met iemand gebeurt. Ik geef de cijfers van de antidiscriminatiebureaus over de periode van 2009 tot 2011. Pesten vindt in 29% van de gevallen op grond van seksuele gerichtheid en geaardheid plaats. In 52% van de gevallen gebeurt het op basis van herkomst. Dat is de situatie. Ik heb het niet alleen over seksuele geaardheid. Ik vind discriminatie op basis van herkomst net zo onaanvaardbaar. Ik vind het überhaupt onaanvaardbaar dat mensen weggepest worden uit hun buurt of wijk. Ik heb dat altijd gevonden, al heel mijn leven. Op deze post kan ik er iets aan doen. Ik breng het dus niet in relatie met welk beleid dan ook. Ik ben verantwoordelijk om dit fenomeen tegen te gaan.

De heer Schouw (D66):

Deze minister en de fractie van D66 vechten schouder aan schouder om elke vorm van discriminatie tegen te gaan. Mijn punt is dat één lid van de Kamer een soort verklaring naar voren heeft gebracht. Die zegt dat het door de multiculturele samenleving komt. Ik vraag gewoon van het kabinet om daar met kracht afstand van te nemen. Ik vraag echt niet te veel. Of het kabinet neemt er met kracht afstand van of het kabinet omarmt het. Als dat laatste het geval is, hebben wij weer een ander probleem.

Minister Opstelten:

Ik omarm het niet. Ik zeg elke situatie even erg te vinden. Dat is een iets andere benadering dan die van de heer Van Klaveren. Ik geef geen analyses van waarom het zo is gebeurd. Dit mag niet voorkomen in een samenleving zoals wij die hebben in Nederland. Wij zullen in alle scherpte alle maatregelen nemen die nodig zijn om het tegen te gaan. Verder is ieder lid hier verantwoordelijk voor zijn eigen statement. Ik voeg daaraan niets toe. Als de heer Van Klaveren zijn lijn kiest, hoeft dat niet de lijn van het kabinet te zijn. Het kabinet heeft zijn eigen lijn; daar gaat het om. Het onderwerp is veel te zwaar om het over dat soort termen te laten gaan. Daar gaat het debat wat mij betreft helemaal niet over.

De heer Schouw heeft mij wel een beetje geraakt. Ik had het zeker van hem niet verwacht dat hij weer over de politieprioriteiten zou spreken. Zijn die wel goed en goed gericht? Ze zijn goed en glashelder. Ze worden in alle duidelijkheid door mij naar voren gebracht en verdedigd. Ik geef guidance aan de rest van de autoriteiten in het land om langs die lijnen de veiligheid aan te pakken. Dit onderwerp past daar absoluut bij. Het kan nergens anders gebeuren.

De heer Schouw (D66):

De minister daagt mij uit. Hij gaat er als een orkaan even overheen, maar laat hij er inhoudelijk op ingaan. De minister stelt prioriteiten. Kennelijk is één daarvan 200 agenten vrijmaken om achter de dieren aan te zitten. Kennelijk is een andere het vrijmaken van mensen om de jacht op de boerka te openen. Dat staat in schril contrast met dit probleem. Laat de minister er inhoudelijk op ingaan. Waarom vindt hij die andere dingen prioritair boven het onderwerp dat we vanavond bespreken?

Minister Opstelten:

De heer Schouw is iets ontgaan. Wat hij zei, raakte me. Ik wist niet dat hij deze punten miste in de debatten. We hebben een heel goed AO gehad over kinderporno. In de kern bestond daarover Kamerbrede overeenstemming, ook over de aanpak van het kabinet, de vrijgemaakte capaciteit en de gestelde prioriteiten. Ik zeg dat dit onderwerp ook een prioriteit is en dat het niets te maken heeft met politie-inzet en -capaciteit. Dat is ook ter plaatse niet het geval. Ik zal de Kamer informeren als ik daarover met de burgemeesters, de politie en het Openbaar Ministerie heb gesproken. Het gaat om de aanpak, de alertheid en het erbij betrekken van de buurt. Collega Leers en ik opereren daarin schouder aan schouder met onze netwerken om dit een halt toe te roepen. Dat is wat ik wilde aangeven. Dit sprong er even uit, omdat de heer Schouw zijn vier punten noemde. Gewoontegetrouw loop ik die keurig na. Over twee heb ik het nu gehad.

De heer Marcouch (PvdA):

Toen de minister zei dat hij geraakt werd, dacht ik dat het kwam door dat verzonnen multiculti verhaal. Het ging hem dus om die 500 agenten. Ik heb er bewust voor gekozen om het daar niet over te hebben, maar ik ben het wel met collega Schouw eens. Ik hoor u zeggen: ik ga buurtbijeenkomsten organiseren met collega Leers en dan gaan we praten over dit probleem. In mijn inleiding heb ik juist benadrukt – dat geldt volgens mij voor al mijn collega's – dat het hierbij gaat om misdaad. U zegt: dat vinden wij een prioriteit. Dan is de vraag van collega Schouw ook de mijne: gaat u daarvoor rechercheurs vrijmaken? Als er zo'n incident is als in Den Haag, moeten rechercheurs worden ingezet, bijvoorbeeld om deur aan deur buurtonderzoeken te doen en daders op te sporen. Anders krijg je toestanden zoals in Leidsche Rijn en worden daders ongrijpbaar. Ik zou willen dat de minister heel duidelijk is over wat hij dan bedoelt met "prioriteiten". Alleen maar spreken in termen als "scherp", "stevig" en "veroordelen" is misschien aan de burger, maar niet aan de minister die verantwoordelijk is voor veiligheid. Bij hem wil ik toch heel graag daadkracht zien. Dat betekent toch echt dat mensen moeten worden ingezet.

De voorzitter:

Ik wil aandacht vragen voor het spreken via de voorzitter. De heer Marcouch herstelde zich op het eind. Ik wil niet dat getiktak over en weer. Ik zit hier niet voor spek en bonen.

Minister Opstelten:

Dat ben ik helemaal met u eens, voorzitter.

Ik vind het fijn dat de heer Marcouch die opstelling kiest. Natuurlijk kan dat, vanuit onze verantwoordelijkheid, met inzet. Daarom gaan wij met de direct verantwoordelijken – dat zijn de burgemeesters, de politie en het Openbaar Ministerie – spreken over wat men nodig heeft. Zij krijgen wat zij nodig hebben qua instrumentarium. Het krijgt ook prioriteit. Er is nooit enige discussie geweest over de vraag of dit een prioriteit is. Natuurlijk moet hier recherche zijn, zeg ik tegen de heer Marcouch. Hij heeft zelf de lokagenten en de lokhomo's genoemd. Dat zijn moderne opsporingsmethodieken die wij allemaal kennen en die ook worden toegepast. Daar zullen wij het in die bijeenkomst over hebben, in alle scherpte. Ik vind het prettig dat de heer Marcouch dat nog eens scherp en helder naar voren brengt. Dat is terecht. Het is mijn taak om te faciliteren en autoriteiten in stelling te brengen om dit kwaad uit te roeien.

De heer Van Klaveren (PVV):

Wij hoorden net van mijn collega Schouw – hij heeft zelf eigenlijk geen flauw idee waar hij zich op baseert, hij stond een beetje te hakkelen net – dat hij graag feiten wil. Ik kwam net aan met vier rapporten van drie verschillende wetenschappelijke instellingen, namelijk het Verwey-Jonker Instituut, het Sociaal en Cultureel Planbureau en de Universiteit van Amsterdam. Ik hoorde hem zeggen dat hij vindt dat de multiculturele samenleving geen onderdeel is van de oorzaken van de hedendaagse homohaat. Ik hoor graag van de minister of hij de uitkomsten van de onderzoeken van de verschillende onderzoeksinstellingen die ik net noemde wel onderschrijft.

Minister Opstelten:

Ik baseer mij op de uitgangspunten die ik maatschappelijk en politiek kies. Die heb ik net naar voren gebracht. Dat is mijn lijn. Ik baseer mij ook op beschikbare gegevens en cijfers over wat er is gebeurd. Verder stel ik mij open voor elk onderzoek en rapport om tot een analyse komen van wat wij hieraan kunnen doen. Daar ben ik zeer ontvankelijk voor. Ik wil weten hoe het komt en wat wij eraan kunnen doen. Ik richt mij nu op de toekomst, op hoe wij dit kwaad kunnen uitroeien. Daar moeten wij antwoorden op vinden. Ik vind dat wij moeten uitgaan – daar heb ik voor gekozen – van waar het gebeurd is met de mensen die dat hebben tegengaan. Daar kon iedereen in de Kamer zich in vinden. Ik wil dit debat gebruiken om allerlei instrumenten, onderzoeken en rapporten die de Kamer aandraagt mee te nemen. Die kunnen in die meeting op 14 februari tegen het licht worden gehouden. Daarna kan ik de Kamer een analyse geven. Ik kan haar dan ook informeren over de conclusies die wij in die bijeenkomst hebben getrokken en maatregelen waar wij onze verantwoordelijkheid voor willen nemen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik snap niet waarom de minister niet gewoon tegen de heer Van Klaveren zegt: kijk nu eens naar de cijfers in de brieven van het kabinet. Daar staat het toch gewoon in? Laat de minister zijn gedoogpartner gewoon om de oren slaan met die cijfers in plaats van erom heen te blijven draaien omdat de gedoogpartner niet wil horen dat ook allochtonen worden weggepest. Het maakt toch helemaal uit of het allochtonen zijn die worden weggepest of homo's? Dat is toch hetzelfde leed? Dat is toch even veel waard?

De voorzitter:

Nee, mijnheer Dibi. U hebt een vraag aan de minister. Ik geef de heer Van Klaveren nu niet meer het woord. Hij kan straks reageren, maar niet nu. Wij gaan hier niet over en weer via de interruptiemicrofoons met elkaar in debat. Dat doen wij vanaf het spreekgestoelte en de interruptiemicrofoon.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dit zijn echte cijfers, dit is niet een of ander zwartboek met verzonnen riedeltjes. Ik heb het over de prioriteiten.

Minister Opstelten:

Ik wil daar even iets over zeggen, want dan is dat klaar. Anders blijft het debat zo heen en weer gaan. Ik heb aan de Kamer gemeld wat de cijfers zijn. Daarmee heb ik ook de heer Van Klaveren antwoord gegeven. Dat zijn gewoon de feiten. Ik ben wat dat betreft no-nonsense. Uit de feitelijke gegevens maak ik op wat er aan de hand is. Dat moeten wij gewoon aanpakken, om wie het ook gaat. Moet ik dat nu nog een keer zeggen? Dat zeg ik al vanaf mijn geboorte, althans vanaf het moment dat ik kon spreken. Ik herhaal het nog een keer.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik snap de wanhoop in de stem van de minister. Het is ook heel treurig dat hij dit tegen de gedoogpartner moet zeggen, tegen de partij die dit kabinet gedoogt. Blijkbaar maakt het voor bepaalde partijen namelijk wel uit wie je bent als je weggepest wordt. Voor zulke partijen is het erger als je weggepest wordt vanwege je seksuele geaardheid dan om een andere reden. Op dat punt zou ik een wat principiëlere reactie willen horen van een minister van Veiligheid en Justitie, met de nadruk op Justitie. Mijn vraag gaat echter over de prioriteiten. Die beginnen zo langzamerhand een grap te worden; de vorige keer heb ik het ook al tegen de minister gezegd. Kinderporno is een topprioriteit, illegalen zijn een topprioriteit, de boerka is een topprioriteit, krakers zijn een topprioriteit, blowende pubers zijn een topprioriteit. Vanochtend las ik op NU.nl: hooligans zijn een topprioriteit. Waar komen al die agenten vandaan die deze topprioriteiten gaan uitvoeren?

Minister Opstelten:

Ik verwijs de heer Dibi naar mijn brief – ik weet de datum niet uit het hoofd – over de prioriteiten voor de politie zoals die zijn vastgesteld met het hele Nederlandse veld van autoriteiten. Ik begeef me dus in goed gezelschap. Zelfs heb ik in de beleidsbrief bij de begroting aangegeven op welke resultaten de Kamer mij kan afrekenen. In dit geval spreken wij over een lokale prioriteit. Het kabinet deelt de opvatting dat dit een vorm van discriminatie is. Hiermee heb ik meteen de vraag van mevrouw Hennis over overlast en discriminatie beantwoord. Dit zullen wij met de politie en het OM bespreken, zodat scherp in beeld komt wie wij bestrijden. Dat heeft natuurlijk prioriteit. Niemand twijfelt daaraan. Het is verder geen punt van discussie, maar de heer Dibi stelt mij telkens die vraag, in plaats dat hij mij een steun in de rug geeft in mijn aanval ten aanzien van dit kwaad en zegt: goed bezig, minister, ik steun je! Daar heb ik tenminste iets aan.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik steun de minister, maar niet blind. Er zijn 49.500 agenten. 500 daarvan zijn dierenpolitie.

Minister Opstelten:

Nog niet.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat komt nog. Misschien belooft dat wat. Er zijn 49.000 agenten voor andere taken. Die kunnen maar zoveel uitvoeren op een dag, want er zitten maar zoveel uren in een dag. Een concrete doelstelling voor de bestrijding van kinderporno is 150 rechercheurs. Er komen 500 agenten voor de dieren, tegen verwaarlozing en dierenmishandeling. Hoeveel wordt er binnen de politie vrijgemaakt voor het optreden tegen discriminatie?

Minister Opstelten:

Dat is een denkwijze die ik niet beheers. Ik ben wel goed in het cijferen, maar wij hebben de tijd gehad – dat was niet de effectiefste periode in het optreden van de politie – dat er geredeneerd werd met zo'n soort boekhoudkundige formule: zoveel voor dit, zoveel voor dat en zoveel voor dat. Dat doen wij niet. Wij zeggen nu: dit zijn prioriteiten. De heer Dibi noemde er een aantal. Ik kan er nog meer opnoemen dan hij. Reken mij af op de resultaten, vraag ik de heer Dibi. Dit vind ik zo teleurstellend in dit debat: het gaat over boekhouden en het is telkens hetzelfde liedje. Reken mij af op de resultaten! Reken mij erop af of wat ik zeg ook uitkomt. Om daarop afgerekend te worden, vind ik prettig. Doe dat nu.

Ik ga snel door. Inderdaad vroeg de heer Dibi mij – dat deed hij in alle scherpte nog een keer in een interruptie – of de huidige middelen wel optimaal worden ingezet. Bij die vraag gaat het niet alleen om politiesterkte maar om het instrumentarium. Op de bijeenkomst van 14 februari zal ik die natuurlijk ook aan de orde stellen.

Mevrouw Hennis stelde een vraag over het herkennen van discriminatie en homofoob geweld. Binnen een voorlichtingscampagne over de verbeterde website hatecrimes.nl zal er aandacht zijn voor het herkennen en juist registreren – dat is heel belangrijk – van discriminatie en van homofoob geweld. Met name zal er aandacht zijn voor discriminatie als motief bij commune delicten, zoals vernieling, mishandeling en pesten. Bewustwording is de eerste stap. Het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie onderzoekt daarnaast of er lacunes zijn in het politieonderwijs dienaangaande. Ook ontwikkelt het een training voor de herkenning van dit soort vormen van discriminatie. Dit is namelijk wel een punt; op 14 februari zal ik het daarover ook nadrukkelijk hebben.

De voorzitter:

Mijnheer de minister, mevrouw Hennis heeft een vraag aan u.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Dank aan de minister hiervoor. Voor de volledigheid: behelst dit ook de "tips and tricks" voor de potentiële slachtoffers, zodat zij dus weten waar zij op moeten letten?

Minister Opstelten:

Ja. Daar gaat het om. Aan de ene kant gaat het om de professionals die hun werk moeten doen, die kien zijn, die direct zeggen dat iemand aangifte moet doen, die het hele verhaal over de anonieme aangifte vertellen. Aan de andere kant gaat het om de potentiële slachtoffers. Het moet direct onderkend worden, aan het begin van het proces. Dan moet je echter wel de buurt en de wijk kennen. Daarom is het zo goed dat we met het debat over de nationale politie de wijkagent centraal hebben gesteld. Wijkagenten zijn immers de oren en ogen van de politie. Zij moeten het weten en kennen. Zij moeten op de hoogte zijn, via de contacten die zij hebben, als er zich een probleem voordoet.

Mevrouw Kooiman wil weten waarom het niet lukt om de daders gewoon aan te pakken. Dat is op zichzelf een vraag waarop ik niet direct zomaar een antwoord heb. Anders zou ik ook niet geloofwaardig zijn. Dan zou de Kamer immers terecht zeggen: had dat dan eerder ingezet, wat bent u nou waard! We hebben juist de bijeenkomst volgende week om de vraag centraal te stellen die de Kamer vierkant aan ons beiden heeft gesteld. Inderdaad, waarom lukt het ons niet om dit kwaad uit te roeien. De heer Marcouch heeft er al het nodige over gezegd en anderen ook.

De heer Van Klaveren had het over anonieme aangifte. De Kamer weet natuurlijk dat dit scherp in elkaar zit. De anonieme aangifte blijft anoniem, tenzij er heel bijzondere voorwaarden en onderzoeksaanleidingen zijn om dat niet te doen. Indien het in het kader van de waarheidsvinding toch noodzakelijk is, kan de rechter alsnog besluiten om de gegevens te openbaren, maar binnen de kaders van het recht op een eerlijk proces is het dus volledig mogelijk om anoniem aangifte te doen. We zullen daar in de bijeenkomst scherp op letten.

Er is ook gesproken over huisuitzetting. Dat punt gaat natuurlijk ook de woningbouwcorporaties aan. De Kamer heeft hier al het nodige over gezegd. Ik zal het in ieder geval in het overleg aan de orde stellen. Ik kan mij voorstellen dat collega Leers misschien ook nog iets zegt over de relatie met de woningbouwcorporaties. Huisuitzetting is een ingewikkeld instrument. Ik vind persoonlijk en ook als bewindspersoon dat het een scherp middel is dat moet worden gehanteerd. Je moet natuurlijk rekening houden met grondrechten en juridische mogelijkheden, want het slechtst denkbare is dat je maatregelen neemt en je wordt teruggefloten door de rechter terwijl je het eigenlijk wel wist. Ik zal het instrument van de huisuitzetting goed bekijken. Steden hebben natuurlijk al ervaring met de Wet Victor/Victoria. Ik zal vragen of die wordt ingezet, of het te ingewikkeld is en of er te veel procedures zijn die daarbij worden gehanteerd.

In de kern is het natuurlijk zo dat de politie hard en duidelijk moet optreden. De heer Van Klaveren vraagt dit en ik denk dat iedereen dat wel doet. Het moet echter wel proportioneel zijn. Dit soort dingen accepteert Nederland niet, waar men politiek ook staat. Dit mogen wij in dit land niet accepteren. Wij moeten alle middelen inzetten. We moeten ervan overtuigd zijn dat de autoriteiten die erover gaan net zo scherp opereren als wij nu zeggen en zoals de Kamer aan het kabinet vraagt.

Mevrouw Hennis heeft een vraag gesteld over geweld tegen LHBT's. Ik spreek daar ieder jaar over met het COC. Binnenkort heb ik weer een dergelijk overleg. Ik zal dit punt aan de orde stellen. Het netwerk van de regionale COC-coördinatoren kan hierin ook een belangrijke rol spelen. Natuurlijk is de uitrol van Roze in Blauw van belang bij de aanpak van geweld tegen lesbische vrouwen en transgenders. Ik heb in het AO in december gezegd dat we dat aan het uitrollen zijn. De Kamer wil nu al de resultaten weten, maar geef mij de tijd, want dit moet wel serieus worden bezien. In de discriminatiebrief van eind 2012 zal ik de Kamer berichten over de concrete stappen die we hebben genomen.

Belangrijk punt en voor mij nieuw instrument is de checklist voor bewijsvoering voor discriminatie. Eigenlijk hebben we zoiets al. Ik doel op de Aanwijzing discriminatie van het Openbaar Ministerie. Discriminatie blijft moeilijk te bewijzen voor het Openbaar Ministerie. Dat ligt nu eenmaal in de aard van het delict. We zullen dat goed bekijken. Het is op zichzelf wel goed voor de politie om zo'n operationeel instrument te hebben. Als je de checklist bij de hand hebt, weet je waar je op moet letten. Vroeger, toen ik meer met operaties te maken had dan nu, had ik ook checklistjes. Het is toch prettig als je alles bij elkaar hebt.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik kom even terug op mijn vorige interruptie. Ik heb namelijk het gevoel dat de minister en ik hetzelfde bedoelen, maar nog een beetje langs elkaar heen praten. Heel goed, zo'n checklist, voor de politie, maar vooral voor het potentiële slachtoffer. Stel, ik ben een lesbische vrouw. Waar moet ik dan specifiek op letten als ik aangifte doe bij de politie? De politie heeft natuurlijk een checklist, maar het is ook handig als het potentiële slachtoffer van tevoren weet dat het handig is om een foto te maken met zijn mobieltje of om daar en daar op te letten, zodat de aangifte zo volledig mogelijk is. Het geldt dus voor de politie en het potentiële slachtoffer.

Minister Opstelten:

Het is goed dat u mij corrigeert. Het werkt aan beide kanten. MOVISIE heeft geadviseerd om daarnaar te kijken in relatie tot de slachtoffers, om duidelijk te maken wat nu wel en niet strafbare discriminatie is. Dat is natuurlijk een enorm belangrijk punt in de communicatie, maar dan moet je de mensen in de buurt en in de wijken wel bereiken. Daar moet je een netwerk voor hebben. Wij noteren dit op onze actielijst.

Mevrouw Hennis heeft nog gevraagd naar verplichte incidentenregistratie op scholen. Ik zal daarover in contact treden met mijn collega van OCW. Zij heeft dat wel laatst in de Kamer neergelegd. Zij zal aandacht voor seksualiteit en seksuele diversiteit expliciet opnemen in de kerndoelen van haar beleid. Een veilig schoolklimaat is ook een van de kwaliteitsaspecten op grond waarvan de onderwijsinspectie scholen beoordeelt. Het wetsvoorstel inzake registratie van incidenten in dit verband ligt nu bij de Tweede Kamer.

De heer Çörüz heeft een aantal instrumenten genoemd, waaronder de voetbalwet. Ik heb vandaag met alle burgemeesters, KNVB, Openbaar Ministerie en politie afgesproken dat we de Voetbalwet versneld gaan evalueren. Daar zullen we dit soort dingen natuurlijk in meenemen, want die wet is niet alleen voor het voetbal, maar heeft een bredere strekking. Ook hierbij moet je in alle scherpte bekijken of geen middelen worden vergeten.

Ots zal ik ook in het overleg betrekken. Ik zal vragen wat het Openbaar Ministerie en de politie daarvan vinden. Ik zal me ook op de proportionaliteit oriënteren. Ik vind zelf wel dat nu echt alles uit de kast gehaald moet worden, alles wat je als minister kunt hanteren. Dan kun je open en bloot zeggen: we hebben alles uit de kast gehaald en nu willen we inderdaad de resultaten laten zien. Dat vind ik een goed punt. Wat ons beiden irriteert, is dat er zelden resultaten worden geboekt. Iedereen kan alle situaties herkennen, dus ik kon makkelijk een lijstje formuleren van burgemeesters die in de krant zijn geweest omdat het zich bij hen heeft voorgedaan. En nergens vind je een voorbeeld van een succes. Haal die er ook bij, heb ik gevraagd, maar ik heb geen voorbeeld gevonden van een gemeente waar dit met succes is aangepakt. Dat irriteert mij in hoge mate en daar moeten we het in alle openheid over hebben.

Het punt van de heer Marcouch over de inzet van de recherche en het hinderlijk volgen – we pakken je! – heb ik behandeld. Dat spreekt ons beiden vanuit ons vorige leven aan. Hij heeft de lokhomo's als opsporingsinstrumentarium genoemd. Ik zal dit neerleggen bij de burgemeesters en het Openbaar Ministerie in steden als Amsterdam, Utrecht, Den Haag of Rotterdam. Het kan echter ook in Den Helder of Hellevoetsluis gebeuren. Het gaat om intimidatie en bedreiging. Het gaat natuurlijk ook om discriminatie en pesten, maar intimidatie en bedreiging zijn voorbeelden van ongelooflijk stevige criminaliteit. Het zijn strafbare feiten die aangepakt moeten worden.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik wil de minister meegeven dat zijn departement een dergelijk checklist allang heeft gemaakt. Het probleem is …

Minister Opstelten:

Welke?

De heer Marcouch (PvdA):

De checklist waar mevrouw Hennis …

Minister Opstelten:

Nee.

De heer Marcouch (PvdA):

Die heb ik wel gezien.

Minister Opstelten:

Ja, zeker, die van MOVISIE, daar …

De heer Marcouch (PvdA):

Nee, niet van MOVISIE; van uw departement.

De voorzitter:

Volgens mij heb ik zojuist iets gezegd!

De heer Marcouch (PvdA):

Ja, voorzitter, sorry! Excuses. De minister zal op 14 februari met de burgemeesters spreken. Wil hij de Kamer op de hoogte houden van de acties die daaruit voortvloeien? Ik hoor vaak van burgemeesters dat zij vaak niet zo goed weten hoe zij dit in een vroeg stadium kunnen aanpakken. Ik ben dus benieuwd wat voor acties hieruit komen.

Ik hoor de minister veel zeggen en het lijkt mij dat hij het complexer maakt dan het is. Het is natuurlijk een complex vraagstuk, maar we moeten het in de aanpak niet complexer maken dan het is. Het is gewoon criminaliteit en misdaad, en het komt erop neer dat de basis op orde moet worden gebracht. Ik wil de minister daar graag nog scherp iets over horen zeggen, zodat ik gerustgesteld word, anders staan we over een jaar weer over dit onderwerp te spreken. Ik wil eigenlijk gewoon wat daadkracht en actie in de wijken zien.

Minister Opstelten:

Dat zegt de heer Marcouch terecht, daarmee ook aangevend dat het een verantwoordelijkheid is niet in de eerste plaats van hem, maar van de burgemeesters, de politie, het Openbaar Ministerie en anderen in de gemeenten. Daar ligt het, in alle scherpte, en zo simpel zie ik het ook. Daarom gaan wij naar de basis toe om het daar te bespreken, met heel veel instrumentarium dat de heer Marcouch ons hier aanreikt. Dank daarvoor. Dat houdt ons scherp. Ik ben echter heel nuchter en no-nonsense: ik wil niet dat het gebeurt. Zo zit ik erin. Wat daar kan helpen, zullen wij aanbieden als wij iets kunnen doen. Als dat tenminste naar onze mening aanvaardbaar is, en waarom zou het dat niet zijn met goede burgemeesters en met de kwaliteit van de politie en het Openbaar Ministerie. Ik denk dat we niet veel nieuw instrumentarium hebben gehoord, maar het is wel belangrijk.

De heer Marcouch heeft een checklist en wij zullen die meenemen, maar we zullen proberen om die aan te scherpen in het overleg dat we zullen hebben met de burgemeesters op 14 februari. Het is altijd goed als een parlementariër meer blijkt te weten dan een minister had moeten weten. Dat is prettig voor de heer Marcouch. Zo zit ik erin, en niet meer dan dat. Ik denk dat het voor de heer Marcouch het belangrijkste is dat hij ziet met welke instelling wij erin zitten. Het gaat er in de kern om of wij dit totaal onaanvaardbaar vinden of dat wij er allerlei nuances bij hebben. Wij vinden het totaal onaanvaardbaar. Met ons totale gewicht willen wij dit uitroeien. Dit mag niet gebeuren.

De heer Çörüz heeft nog een vraag en dan ga ik maar zitten.

De voorzitter:

Misschien kan de minister deze stoel nog gaan vullen.

Voordat ik het woord geef aan de heer Çörüz, attendeer ik de leden erop dat er een brief van de minister is waarin staat dat hij na zijn gesprek met de burgemeesters de leden vóór 1 maart zal informeren over de uitkomsten van dat gesprek.

De heer Çörüz (CDA):

Met de instelling van de minister zit het wel goed. De urgentie wordt zeker gevoeld, zowel hier in de Kamer als in het kabinet. Het irritante en misschien ook wel een beetje frustrerende is toch het eindresultaat. We willen in de krant lezen dat die overlastgevers zijn aangepakt en bestraft. Dat zien we niet of nauwelijks. En anders hoor ik dat soort berichten graag. De minister zou een aantal van die zaken als proefzaak voor kunnen leggen. Daar kan hij zelf toe besluiten. Daarnaast – en ik kijk nu ook minister Leers aan – moeten de wooncorporaties het wettelijke recht op huurgenot kunnen garanderen. Je kunt enerzijds de overlastgevers verhuizen, maar dan zullen ze, vrees ik, op de nieuwe plek weer hetzelfde doen. Anderzijds kun je ondertoezichtstelling en behandeling verplicht stellen. Het gaat vaak om minderjarige kinderen. Een ots samen met een verhuisplicht is een heel goede combinatie. We moeten geen waterbedeffect krijgen. Kan de minister op dit punt reageren?

Minister Opstelten:

Ik meen dat ik al gezegd heb dat dat laatste een goed instrument is en dat ik wil bekijken waarom het niet is ingezet. Overlast wordt uiteraard aangepakt en er zijn ook successen te melden op dat gebied. We zijn bezig om jeugdbendes hard aan te pakken. Die 89 bendes zijn binnen twee jaar van de straat. Dat gebeurt. Ik hoop dat niet alleen wij dat constateren op basis van cijfers, maar dat Nederland het ook ziet en dat men het voelt. Het ontwikkelen van zo'n proefzaak om gewoon eens iets te proberen, spreekt mij wel aan. Het is goed dat de voorzitter het al opmerkte, want dit zijn precies de punten die ik in de brief heb benoemd als zaken waarmee ik bezig ben. Maar dat was voor de Kamer kennelijk niet voldoende om nog even te wachten met het voeren van dit debat totdat ik dat gesprek had gehad. Daar staat tegenover dat ik nu het voordeel heb dat ik van de woordvoerders veel voedsel krijg om mee te nemen in dat gesprek.

De heer Çörüz (CDA):

Als ik mij niet vergis, maakt het OM niet of nauwelijks gebruik van het aanvragen van een ondertoezichtstelling. Dat is een juridische titel om verplichte opvoedingsondersteuning op te leggen. Dat is wel iets wat op het bordje van de minister ligt.

Minister Opstelten:

Zeker, er ligt heel veel op mijn bordje in dit kader. Ik blijf echter wel zeggen dat het in de eerste plaats een verantwoordelijkheid is van de burgemeester en het OM in een stad. Ik kan me geen burgemeester voorstellen die dat niet vindt.

Ik wil toch even ingaan op de successen, want die zijn er ook. Ik noem er twee. In Amsterdam is er succes geboekt. Twee van de drie probleemgezinnen in de Diamantbuurt zijn aangepakt en het derde gezin is nu aan de beurt. Het duurt even, maar dan heb je ook wat, want dit waren schrijnende voorbeelden. In Utrecht is er ook een succes geboekt in de wijk Terwijde. In dit geval wil ik de stad even noemen en de burgemeester in tweede instantie ook. Bijna alle kopstukken van de jeugdgroep aldaar zijn nu aangepakt. Dat mag ook wel eens even gezegd worden. De bewoners van de wijk ervaren de woonomgeving weer als rustig als gevolg van de nieuwe aanpak. Het is dus goed dat je dingen met elkaar ontwikkelt, uiteindelijk scherp wordt en dan successen boekt.

Ten slotte ga ik in op de opmerking van de heer Marcouch over de checklist. Dat zinde mij niet. Ik heb dit nog even laten navragen. Het OM heeft met de Nationale ombudsman een folder uitgebracht waarin staat wat burgers van de overheid mogen verwachten als er sprake is van pesten en discriminatie. Ik weet echter niet helemaal of dit de bedoeling was van mevrouw Hennis. Het was in ieder geval niet mijn bedoeling. Mij wordt gezegd dat de heer Marcouch waarschijnlijk dit bedoelde. Wij zullen echter een tandje verder gaan.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik probeer een tweede termijn te vermijden. Inderdaad, dit was niet wat ik bedoelde. Ik sluit mij dus geheel aan bij de woorden van de minister en zie uit naar zijn inzet in dezen.

Minister Opstelten:

Mevrouw Hennis zal natuurlijk ook uitzien naar mijn brief.

De voorzitter:

Het woord is ook nog een keer aan de heer Schouw om een tweede termijn te vermijden.

De heer Schouw (D66):

Mevrouw de voorzitter, ik heb zeer veel waardering voor u, maar u moet niet over het randje gaan.

Ik richt mij nu tot de minister. Ik heb aangegeven dat het wenselijk is om de knelpunten in de keten tussen gemeente, politie en justitie te verbeteren. Ik nodig de minister graag uit om nog eens in alle scherpte aan te geven wat het kabinet als belangrijkste knelpunten in dit verband ervaart.

Minister Opstelten:

Ik zal dit in alle scherpte nog een keer vragen aan de betrokken burgemeesters van de plaatsen waar dit gebeurd is en waar men hiermee ervaring heeft opgedaan. Natuurlijk is er in de kern gewoon voldoende instrumentarium om meteen na een aangifte op te sporen en door te pakken. Dat is belangrijk. Verder is het de vraag of men het op tijd weet in de keten. Is de intelligence van de politie goed genoeg? Hiervoor is de wijkagent die wij in de nationale politie hebben bevestigd, heel goed. Weten de mensen die het kan overkomen, de slachtoffers, wat zij kunnen doen? Weten zij dat zij direct aangifte moeten doen? Zij moeten weten dat zij zich onmiddellijk moeten melden, omdat de autoriteiten en de politie dan direct ingrijpen. Ik denk dat dit het belangrijkste is. Verder zullen wij testen of men vindt dat het juridische instrumentarium voldoende is of dat er middelen ontbreken en of men meer nodig heeft.

In ieder geval is het plezierig dat wij kunnen zeggen dat de Kamer het wegpesten van homostellen totaal niet accepteert. Die wil dat er wordt opgetreden en dat hier een eind aan wordt gemaakt, als het zich voordoet. Het beste is dat er een klimaat gecreëerd wordt, waarin dit niet kan voorkomen, waarin dit totaal niet aan de orde is. Dat is heel idealistisch en helaas niet realistisch.

Mevrouw Kooiman (SP):

Misschien heb ik het gemist. De woordvoerders van de VVD en het CDA en ik zelf hebben aangegeven dat het COC in een brief een goed punt had over de registratie van de politie van het wegpesten van in dit geval homo's, maar ook van anderen. Dit wordt niet namelijk geregistreerd als discriminatie, die wel strafbaar is, maar als overlast, die niet altijd strafbaar is.

Minister Opstelten:

Dat heb ik gezegd.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dat heb ik dan heel even gemist.

Minister Opstelten:

Ja, dat heb ik een paar keer gezegd. Misschien heb ik niet direct uw naam daarbij genoemd, maar mevrouw Hennis heeft het gevraagd en toen heb ik dat genoemd. Dat is namelijk ook een belangrijk punt.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dan heb ik gemist dat u gezegd hebt dat u dat gaat uitvoeren en dat u in overleg met de politie treedt om te bezien of dat …

Minister Opstelten:

Zeker.

Mevrouw Kooiman (SP):

Oh, mooi.

De heer Van Klaveren (PVV):

Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over het VROM-rapportje over woonoverlast uit 2010, waarin werd aanbevolen om te bezien in hoeverre gekort kan worden op uitkeringen als middel om structurele overlast te bestrijden. Kan de minister bekijken welke mogelijkheden daarvoor bestaan?

Minister Opstelten:

Dat is waar. Dat hebt u inderdaad gevraagd. Ik zal mij oriënteren bij de staatssecretaris van SZW ten aanzien van de eventuele mogelijkheden. Daarnaast zal ik in het gesprek van 14 februari – je zult er maar geen uitnodiging voor hebben gekregen – met de uitvoerders bespreken of dit een zinvol en toepasbaar instrumentarium is. In mijn brief na afloop zal ik de Kamer antwoorden hoe wij met dat instrumentarium omgaan.

Minister Leers:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng. Ik sluit mij aan bij de woorden van afkeur en afkeur die mijn collega over deze wegpesterijen gebruikte. Allereerst neem ik duidelijk stelling tegen discriminatie in het algemeen – ik kom daar zo dadelijk nog over te spreken – en discriminatie op grond van seksuele geaardheid in het bijzonder.

Net als de Kamer – ik meen dat de heer Klaver daarop wees – heb ik kennisgenomen van berichten in de media over onder andere homostellen en niet- westerse allochtonen die zich gedwongen voelen te verhuizen vanwege pestgedrag door buurtgenoten. Er zijn voorbeelden genoemd, waaronder Leidsche Rijn in Utrecht, het Laakkwartier in Den Haag en Amsterdam-Oost. De afgelopen periode hebben nog vele andere voorbeelden in de media de revue gepasseerd.

Het zal duidelijk zijn dat deze ontwikkeling ons zorgen baart, helemaal omdat uit de cijfers van de Landelijke Branchevereniging Antidiscriminatiebureaus, de LBA, over de afgelopen jaren blijkt dat er ondanks allerlei maatregelen, nog geen sprake is van een afname. De heer Çörüz sprak daar ook al over.

Het moge duidelijk zijn dat het kabinet discriminatie in het algemeen ten zeerste afkeurt. Ik zeg het nogmaals helder: los van het feit dat het verboden is, is discriminatie naar mijn overtuiging mensonterend en dus onacceptabel. Als mensen zich niet veilig kunnen voelen in hun huis, in hun buurt en daarbuiten, is het terecht dat de Kamer ons daarop aanspreekt en dat wij ons dat moeten aantrekken. Elke Nederlandse burger heeft zich te houden aan de normen en waarden die wij door de eeuwen heen met elkaar hebben ontwikkeld en vormgegeven. Dat betekent dus ook: geen discriminatie van homo's, minderheden, gehandicapten, moslims, jongeren, vrouwen of ouderen. In Nederland is iedere burger gelijk. Daarvan getuigt in dit gebouw een prachtig mooie steen, waarin dat gebeiteld staat. Ik onderstreep dat dan ook nog eens met kracht.

Dan kom ik bij het punt van de heer Van Klaveren, die uit mediaberichten en cijfers opmaakt dat bij veel incidenten allochtone jongeren verdachten zijn. Nu heb ik vandaag het rapport in ontvangst mogen nemen van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Een aantal van de Kamerleden had dit vorige week al in zijn bezit en zij hebben daar allen al op gereageerd. In dat rapport wordt in het algemeen gesteld dat niet-westerse jongeren percentueel oververtegenwoordigd zijn als verdachten. Dat is zorgelijk; ik kom daar dadelijk op terug. Laten we bij het onderwerp waar we het nu over hebben echter wel de feiten goed in de gaten houden. De heer Schouw wees daar naar mijn smaak terecht op. De feiten zijn dat er in 2010 ruim 6000 klachten en meldingen waren over discriminatie. Van die 6000 meldingen hadden de meeste klachten, maar liefst 42%, betrekking op discriminatie op grond van ras, herkomst of huidskleur. Het aantal klachten over seksuele geaardheid betrof 8%. Daarmee doe ik overigens niets af aan de ernst van die klachten. Als we het over discriminatie hebben, moeten we dus wel de juiste proporties zien en moeten we het evenwicht bewaren.

De vraag komt dan aan de orde of niet-westerse jongeren ook bij seksuele discriminatie hogere verdachtenpercentages hebben. Dat verband mag echter niet een-op-een worden getrokken. Dat hoge percentage verdachten in het algemeen mag niet rechtstreeks worden teruggekoppeld naar discriminatie op basis van seksuele geaardheid. Dat komt omdat wij geen cijfers verzamelen op basis van etniciteit. De politie registreert dat niet. Daarom is dat zo lastig. Registreren op etniciteit mag niet indachtig de Wet bescherming persoonsgegevens. We hebben dus geen harde systematische data over daders.

Het is ook zeer de vraag of het verstandig is om die gegevens te verzamelen, gelet op subjectiviteit van de invulling daarvan. Dat zien we namelijk maar al te vaak. Ik heb afgelopen week bijvoorbeeld zelfs vragen gekregen waaruit bleek dat de Kamer verontwaardigd was over het feit dat een aantal daders van Noord-Afrikaanse signatuur of uiterlijk kennelijk tot de verdachtencategorie behoorde. Dat geeft precies aan hoe lastig en gevoelig deze materie ligt.

De heer Van Klaveren (PVV):

De minister verwees net naar het rapportje van de LBA, waar de heer Schouw ook naar probeerde te verwijzen maar hij kon er niet helemaal opkomen. In dat rapport en op de wijze waarop het nu wordt gesteld, lijkt het alsof niet-westerse allochtonen vaker worden gediscrimineerd. Even naar mijn collega's: ook de PVV vindt het verkeerd als niet-westerse allochtonen worden gediscrimineerd. In het rapportje wordt daar alleen helemaal geen melding van gemaakt. In dat rapportje staat zelfs dat Nederlanders vaker worden gediscrimineerd, maar het wordt niet gespecificeerd. Dat gebeurt alleen bij de definitie, maar dat terzijde.

Mijn vraag aan de minister heeft betrekking op de vier wetenschappelijke rapporten die ik net aanhaalde. Die wijzen wel degelijk op de multiculturele samenleving als een zeer voorname oorzaak van hedendaagse homohaat. Ik noem het rapport Als ze maar van me afblijven, waaruit blijkt dat 64% van het fysiek geweld tegen homo's afkomstig is van mensen die een niet-Nederlandse afkomst hebben. Van geweld en agressie in het onderwijs wordt heel expliciet gesteld dat het aantal incidenten tegen homoseksuele docenten toeneemt op scholen met veel allochtone leerlingen. Hetzelfde geldt voor het rapport Monitoring van sociale acceptatie van homoseksuelen in Nederland, waarin gesteld wordt dat Marokkaanse jongeren het scherpst zijn in hun veroordeling van homoseksualiteit. In het rapport Gewoon anders staat dat niet-westerse allochtonen stellen dat homoseksualiteit iets is van westerlingen en van ongelovigen, en dat deze overtuiging gelegitimeerd wordt vanuit de religie. Dat duidt er toch wel degelijk op dat we hier te maken hebben met een multicultureel probleem. Onderkent de minister wat deze rapporten stellen of zegt hij evenals de heer Schouw dat het eigenlijk allemaal onzin is?

Minister Leers:

Ik zal iets niet zo snel betitelen als onzin. Ik neem informatie serieus, ook die van de heer Van Klaveren. Ik ben graag bereid om kennis te nemen van die rapporten, daar een analyse op los te laten en te bekijken wat de uitkomst is van deze rapporten en hoe ik de verschillende rapporten samen tot een conclusie kan brengen. Voor mij is de basis dat wij gegevens niet op grond van etniciteit verzamelen. Ook naar aanleiding van het SCP-rapport stel ik echter wel vast dat niet-westerse allochtonen in het algemeen vaker in criminaliteitscijfers voorkomen dan autochtonen. Die verbinding kun je echter niet een-op-een doortrekken naar de discriminatie waar we hier over praten, omdat we geen systematische daderinformatie beschikbaar hebben. Ik wil die cijfers ook wel eens zien; ik ben er zelf ook benieuwd naar. De conclusie dat het allemaal de schuld is van de multiculturele samenleving, vind ik erg makkelijk. Dat gevoel heb ik hier sowieso bij. Die multiculturele samenleving is wat mij betreft een gegeven. Ik stel gewoon vast dat die er is. In die multiculturele samenleving leven mensen van verschillende achtergronden met elkaar. Voor mij is maar één ding bepalend: iedereen in dit land heeft zich te houden aan de normen en waarden die wij met elkaar hebben afgesproken. Wat de afkomst, de herkomst ook is, het gaat erom hoe wij ons hier in dit land gedragen. Daar wordt op beoordeeld. Daarom kiest dit kabinet ook niet voor specifieke maatregelen, maar voor generieke maatregelen. Die gelden voor iedereen, welke herkomst of afkomst iemand ook heeft. Discriminatie van welke aard dan ook is verboden en wordt aangepakt. Het heeft dus weinig zin om hele analyses te maken over de multiculturele samenleving die ergens de schuld van zou zijn. Ik kijk gewoon naar de feiten. Daarvan wil ik kennisnemen. Ik maak een analyse, ik bekijk of er aanpakken wenselijk zijn als blijkt dat er bij bepaalde groeperingen een cultuurverschil zit, maar de conclusie is dezelfde: dat is dan jammer, men heeft zich aan te passen aan de Nederlandse normen en waarden.

De heer Van Klaveren (PVV):

Dat laatste is nou net het punt. Dat doet een heel grote groep mensen dus niet. Dat is ook waarom wij hier constant op moeten wijzen, ondanks de struisvogelpolitiek van mijn collega-Kamerleden van D66 en GroenLinks. De PVV vindt discriminatie op grond van afkomst et cetera verkeerd. Ik wil het rapportje nog wel een keer noemen, maar dat is misschien niet echt nodig. Het zijn wetenschappelijke gegevens, het zijn feiten, of mijn collega's dat nou erkennen of niet …

De voorzitter:

Mijnheer Van Klaveren, ik grijp in. U lokt uit en dat is niet de bedoeling. Degenen die u uitlokt, sta ik niet toe om u via de interruptiemicrofoon van repliek te dienen. U kunt uw punten in tweede termijn maken, maar hier moet u mee stoppen.

De heer Van Klaveren (PVV):

De minister gaf net zelf aan dat bepaalde groepen bepaalde normen en waarden moeten onderschrijven. Blijkens deze rapporten is dat niet zo. Is er volgens de minister een verband tussen homofobie en de islam?

Minister Leers:

Homoseksualiteit kan om verschillende redenen bij verschillende groepen moeilijk liggen bij mensen. Iets anders is of dat vervolgens leidt tot daadwerkelijke discriminatie. Dat is het verschil. Men kan vanwege achtergronden, cultuur, opvoeding een bepaald beeld hebben. Of dat vervolgens leidt tot een actieve vorm van discriminatie … Zo'n verband, zo'n een-op-eenrelatie kan ik niet leggen. Ik zeg nogmaals toe dat ik de aangedragen wetenschappelijke literatuur zal bestuderen om een beter beeld te krijgen, maar ik blijf bij mijn antwoord. De norm is helder: het wordt gewoon niet getolereerd. Wij kunnen hele analyses maken, maar wij willen het hoe dan ook uitbannen. Mensen die zich hiertoe laten verleiden, respectievelijk daartoe overgaan, zullen merken dat die ruimte hun niet gegeven wordt. Wij zullen krachtdadig optreden.

Dat krachtdadig optreden zal voornamelijk vanuit de lokale verantwoordelijkheid moeten worden opgepakt. Ik denk dat wij daarover helder moeten zijn. Het is de burgemeester die de meeste instrumenten heeft om de aanpak te realiseren die het beste past bij de problematiek die zich voordoet. De rijksoverheid zorgt voor een goede infrastructuur. Daar hebben wij de afgelopen jaren flink op ingezet. Er zijn nu allerlei voorzieningen die u, mevrouw de voorzitter, beter kent dan ik. Ik hoef ze niet allemaal op te noemen, maar er is een landelijk dekkend net van ADV's, wij hebben het College voor de rechten van de mens, er is de politie die alert is op dit soort punten. Een aantal burgers heeft een eigen meldpunt homodiscriminatie opgericht. Dat is een prima initiatief. Natuurlijk is het van belang dat wij er met z'n allen – dat kan lokaal maar zeker ook nationaal – zorg voor dragen dat mensen het daadwerkelijk melden als zij of iemand in hun omgeving slachtoffer zijn van discriminatie. Alleen op meldingen kunnen de instanties en collega Opstelten alert reageren via de politie.

Mijn aandacht en mijn inzet als minister voor Immigratie, Integratie en Asiel liggen natuurlijk iets meer aan de voorkant. Ik wil proberen om burgers en groepen van burgers alerter te maken op die bestaande vooroordelen en op het voorkómen van discriminatie. Dat brengt mij bij de aanpak die wij zouden kunnen hanteren via de gemeenten en de gemeentelijke woningcorporaties. Het is heel belangrijk dat mijn inbreng zich niet alleen richt op de burgemeesters maar ook op de grote institutionele organen die actief zijn in gemeenten en dat ik die aanspreek om ook mee te doen. Ik weet dat heel veel corporaties daarvoor openstaan en hierin een actieve rol willen spelen. Ik wil maar zeggen dat ik mij vooral richt op andere partijen dan alleen de burgemeesters en de politie. Mij gaat het om belangenorganisaties, corporaties en de plaatselijke ADV's.

Er zijn op lokaal niveau al veel goede voorbeelden. Ik wil proberen om die goede voorbeelden, die best practices, bij elkaar te brengen en te bekijken of wij daar landelijk gebruik van kunnen maken. Er zijn goede voorbeelden van corporaties die discriminatie wel degelijk herkennen en die daar vroegtijdig op inspelen, bijvoorbeeld door mensen al te verplaatsen en te laten verhuizen.

Mij rest nog het beantwoorden van enkele vragen. Ik heb in het algemeen geschetst hoe ik hiertegen aankijk, in aansluiting op wat collega Opstelten heeft aangegeven. Hij zal binnenkort het gesprek gaan voeren met de betreffende burgemeesters. Ik zal daar via de directeur bij aanwezig zijn. Ik denk dat het goed is dat hij dat nu doet en dat ik, als er uit dat gesprek problemen komen, daarvan hoor. Mijn inzet is vooral om vooraf beter en in een vroegtijdiger stadium eventuele ontwikkelingen te herkennen. De vraag is of de burgemeesters voldoende stokken hebben om te slaan, hoewel ik dit in het kader van discriminatie geen geweldige uitdrukking vind. Heeft een burgemeester voldoende instrumenten? Nogmaals: er zijn lokaal heel veel goede initiatieven. Wij moedigen die ook aan. Als blijkt dat er op bestuurlijk terrein of op handhavingsterrein tekorten zijn, ben ik ervan overtuigd dat collega Opstelten daar iets aan zal doen.

Er is gevraagd of we iets zouden kunnen doen met burgemeesters die op dit punt onvoldoende actief of onvoldoende alert zijn. De heer Van Klaveren vroeg of de Gemeentewet zo kan worden aangepast dat burgemeesters door de minister kunnen worden ontslagen als zij in gebreke blijven. Ook op dit punt moeten wij helder zijn. De burgemeester is over de volle breedte van zijn functioneren en zijn bevoegdheden verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad. Daar ligt het primaat. De relatie tussen een raad en een burgemeester is gewoon gebaseerd op vertrouwen. Als dat vertrouwen er niet is, zal de raad dat laten merken. Dan zal de raad van die burgemeester verwachten dat hij adequaat reageert en, zo niet, zijn biezen pakt. Als er sprake is van een verstoorde verhouding tussen de burgemeester en de raad, kan de raad door tussenkomst van de commissaris van de Koningin de burgemeester aanbevelen voor ontslag; dat zal duidelijk zijn. Dit geldt overigens niet alleen bij het wegpesten van homostellen of bij het uitblijven van acties daartegen, maar voor alle verantwoordelijkheden van de burgemeester. Ik denk dat je aan die specifieke bevoegdheid van de raad niets moet veranderen. Het op dit punt wijzigen van de Gemeentewet lijkt mij dus niet echt verstandig.

De heer Çörüz sprak over de verhuiskosten. Laat ik nog eens met kracht zeggen – volgens mij mede namens collega Opstelten – dat verhuizing van het slachtoffer wat ons betreft niet de oplossing voor het conflict behoort te zijn. Als er sprake moet zijn van een verhuizing, zal dat eerder moeten gaan om verhuizing van een dader en niet van een slachtoffer. Gedwongen verhuizing is op basis van het huurrecht mogelijk. Een verhuurder kan er op aangesproken worden dat zijn huurders overlast veroorzaken. Vaak gebeurt dat ook in goede samenwerking tussen politie, de woningcorporatie en de burgemeester. Natuurlijk moet de verhuurder, de woningstichting of wie dan ook, hard maken welke huurder overlast heeft veroorzaakt. Zelf heb ik in een vroegere praktijk als burgemeester daarmee ook te maken gehad. Ik zeg de Kamer dat het niet gemakkelijk is. Er zijn echter wel degelijk mogelijkheden. Een complicerende factor is dat, zeker bij burenruzies, het slachtoffer zich vaak ook niet prima gedragen heeft. Daar zit vaak ook een draadje los. Hoe dan ook, in zo'n aanpak is een goede dossieropbouw gewenst. De gemeente moet immers kunnen beargumenteren en kunnen aantonen dat de leefbaarheid in de buurt onder druk is komen te staan.

Het verhalen van verhuiskosten is in principe mogelijk op basis van het strafrecht en het civiel recht. Ook dit is een lastig traject, dat niet zo een, twee, drie te doen is. Ook hier geldt opnieuw dat een goed dossier het halve werk is.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik was enigszins verrast dat de minister van Integratie vanavond aanwezig is. Het is echter maar goed dat hij er is. Wij kunnen niet ontkennen dat de problematiek breed aanwezig is in Nederland. Binnen bepaalde religieuze migrantengroepen is het bespreekbaar maken van homoseksualiteit ontzettend complex. Dat staat op achterstand. Tot het afgelopen jaar was het kabinetsbeleid er een van integratie. Dat is er niet meer. Dat betekent dat ook het bespreekbaar maken van dit onderwerp, heel specifiek binnen deze groepen, er niet meer is. De vraag aan de minister is hoe hij dit ziet en of hij bereid is om hier werk van te maken.

Minister Leers:

Laat ik op de eerste plaats mijn verontschuldiging uitspreken aan het adres van mevrouw Hennis. Zij heeft dezelfde vraag gesteld. In de afgelopen dagen heb ik zeer intensief contact gehad met verschillende groeperingen van burgemeesters, bijvoorbeeld de 22 burgemeesters van het Antillianenberaad en die van de grote steden. Daarbij is voortdurend de discussie aan de orde over de beschikbaarheid van middelen. Het kabinet kiest ervoor om vooral generieke middelen in te zetten. Waarom? Wij zijn ervan overtuigd dat de aanpak van een probleem moet geschieden op basis van een inzet die voor iedereen geldt en niet voor een specifieke groep. Door specifieke middelen in te zetten, sluit je een groep vaak op. Sterker nog, de beschikbaarheid van middelen wordt iets van gemak en dient vaak als excuus. Dat is onze visie op dit terrein.

Inderdaad blijkt dat het meerjarenprogramma waarop de heer Marcouch doelt, over het bespreekbaar maken van homoseksualiteit in etnische kring, is beëindigd. Het specifieke beleid zetten wij om in meer generiek beleid. Wij stimuleren vooral de betrokkenen om samen met het COC en andere partijen, zoals het LOM, de opgedane ervaringen in de praktijk voort te zetten. Wij houden natuurlijk goed in de gaten of het generieke instrumentarium wel toereikend is. Ik heb in de afgelopen week dan ook gezegd dat als de Kamer voortreffelijke voorbeelden heeft van instrumenten die werken, ik natuurlijk gek ben om niet te zeggen: laat de gemeenten bekijken wat zij ermee kunnen. De gemeenten die het dichtst bij de problemen staan, moeten op basis van hun ervaringen met goede instrumenten komen. Als de gemeenten mij ervan overtuigen dat die instrumenten werken, ben ik best bereid om die breder in te zetten. Het gaat mij echter te snel om weer met een pot geld te komen en te pretenderen elk probleempje van elke groep op te kunnen lossen. Daarvoor kiezen wij niet.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik volg het niet meer. Mijn waarneming is dat de bewegingen binnen de gemeenschappen wel degelijk helpen. Er is een gigantische beweging in de samenleving gaande. Nee, de minister moet geen "nee" knikken. Ik lieg niet. Ik heb het meegemaakt. Ik heb het gezien. Ik zie de resultaten. De minister zegt dat we groepen insluiten door de inzet van specifieke middelen. In dat licht zouden we dan helemaal geen homo-emancipatiebeleid moeten voeren. Ik krijg graag een eerlijk antwoord van deze minister voor Integratie. Hij heeft het net gehad over zaken als uithuisplaatsing en woongenot. Dat lijken met geen terreinen van een minister voor Integratie. Hij moet wel normen stellen, moraliteit uitstralen en bewegingen op gang brengen in de samenleving, zodat mensen geïntegreerd met elkaar samenleven. Ik zie dat het kabinet heeft besloten om op dit punt niks te doen. Ik zou heel graag van de minister horen wat "niets doen" betekent. Ik wil geen verhaal over groepen apart zetten en een pot met geld. Laten we er geen karikatuur van maken; het is een serieus onderwerp.

Minister Leers:

De heer Marcouch maakt er een karikatuur van door te zeggen dat we niks doen, terwijl ik net zeg dat we generiek geld inzetten. Vaak betekent het dat er juist meer geld beschikbaar is, maar dan generiek. We willen niet voor elk probleem een potje maken. Dat is wat ik probeer te zeggen.

Waarom schudde ik "nee"? Juist omdat ik, met respect, de heer Marcouch als het goede voorbeeld zie. Hij is in Amsterdam bezig geweest met een aanpak die samenhing met een goede inzet, maar ook met een enorme betrokkenheid. Ik zie dat men er in heel veel gemeenten op uit is – dat klinkt misschien wat te negatief – om een beschikbaar potje binnen te halen. Dat is het dan en dat vind ik onvoldoende. Daarom zeggen wij: overtuig ons maar, laat maar zien of het werkt. Als het werkt, wil ik best komen praten. Waarom zou ik dat niet doen? Ik ben wel gek als ik het niet doe. Het gaat om het vinden van oplossingen voor een probleem dat we allemaal erkennen en dat moet worden opgelost.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Ik ben het eens met wat de minister zegt over beschikbare potjes; dat heeft hij goed verwoord. Ik begrijp dan ook zijn argumentatie voor de inzet van generieke middelen. Wel vraag ik deze minister – ik ga ervan uit dat hij dat nog een keer wil bevestigen – om oog te blijven houden voor maatwerk. Het gaat ook om groepen waarmee specifiek iets aan de hand is, prominenter dan in andere groepen. Laten we oog houden voor dat maatwerk en ons niet helemaal blindstaren op het fenomeen generiek geld. De argumentatie van de minister deel ik; daarvoor steun.

Minister Leers:

Ik kan heel kort zijn: ik deel de oproep om oog te houden voor maatwerk van harte.

De heer Çörüz (CDA):

Complimenten aan de minister voor zijn adequate aanpak. Er zit echter toch iets onbevredigends in het moeten betalen van de verhuiskosten. Voor de helderheid: mijn fractie vindt dat de overlastgever moet verhuizen. Kan dat niet, dan kan het alternatief zijn dat de verhuiskosten van de slachtoffers worden betaald. De minister zegt het heel juridisch door te spreken over zaken als dossieropbouw. Dit geldt natuurlijk voor elk dossier dat je aanbrengt. Waar zit nou het knelpunt? Wat zou de Kamer of de regering moeten doen om het makkelijker te laten verlopen? Het gaat vaak niet alleen om het pesten van een homostel, maar ook om het terroriseren van de buurt en andere buurtbewoners. Er liggen vaak al meters aan bewijs. Waarom lukt het dan toch niet? De rechter moet uiteindelijk de finale klap uitdelen, door het verplaatsen van de overlastgever c.q. het laten betalen.

Minister Leers:

Laat ik vooropstellen dat ik de heer Çörüz helemaal kan volgen. Overigens zou het juist andersom moeten zijn: niet het slachtoffer maar de dader moet verhuizen.

De heer Çörüz (CDA):

Even voor de duidelijkheid: dat vind ik ook. Laat daar geen misverstand over bestaan. Maar wat als dat niet gebeurt?

Minister Leers:

Als dat niet gebeurt en het slachtoffer noodgedwongen moet verhuizen naar een andere plek om bevrijd te zijn van die kwelling, dan zijn er in principe twee mogelijkheden voor het verhalen van de verhuiskosten. Ten eerste het strafrechtelijke en ten tweede het bestuursrechtelijke traject. Het strafrechtelijke traject is alleen maar mogelijk als de schade die is ontstaan als gevolg van het gedrag, direct kan worden gerelateerd aan de veroorzaker. Dat is vaak lastig; dat is het enige wat ik heb gezegd. Er moet een veroordeling zijn. Als die er is, is het net als bij een vernieling. Er is iets vernield, namelijk het woongenot van de betreffende persoon. Ik vind dat er dan terecht aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van de kosten daarvan. Het is echter een lastig traject.

Het tweede traject is de civielrechtelijke weg. Die is ook niet eenvoudig omdat er een causaal verband moet worden aangetoond tussen de schade en het pesten. Ik deel in principe helemaal het gevoelen van de heer Çörüz. Ik wil nog wel eens met collega Opstelten om de tafel gaan zitten om te bekijken wat wij concreet kunnen doen op dit terrein. Er moet ook een prikkel zijn, een instrument, om te laten voelen dat dit niet zomaar kan. Dat deel ik. Ik wil hier echter niet met een makkelijk verhaal komen dat later in de praktijk moeilijk te realiseren blijkt.

De voorzitter:

Ik zie dat er behoefte is aan een tweede termijn. Voor alle duidelijkheid: de spreektijd is één minuut.

De heer Van Klaveren (PVV):

Voorzitter. Kan ik mij dan beperken tot het dictum van mijn twee moties?

De voorzitter:

Nee, u moet uw moties helemaal voorlezen. Dat betekent dat u snel moet spreken.

De heer Van Klaveren (PVV):

Dat zal ik dan doen.

De PVV heeft verschillende rapporten genoemd, onder andere van het Sociaal en Cultureel Planbureau, de Universiteit van Amsterdam en het Verwey-Jonker Instituut. Al deze rapporten wijzen op de multicul als een zeer voorname oorzaak van hedendaagse homohaat. D66 stelt daar een verhaaltje tegenover zonder bron. Die kreeg de heer Schouw gelukkig later ingefluisterd. GroenLinks noemt de uitkomsten van deze wetenschappelijke onderzoeken een zwartboek vol met riedeltjes. De PVV komt met feiten en dat doet blijkbaar pijn. Het enige wat enkele collega's doen, is wegkijken en ontkennen. Men durft er niet op in te gaan en dat is sneu te noemen. De leegte op links, noem ik dat dan maar.

Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij het anoniem aangifte doen de rechter uiteindelijk kan beslissen om naam en adresgegevens tijdens het strafproces alsnog bekend te maken;

overwegende dat het anoniem aangifte doen op deze wijze nog steeds niet anoniem is en dit een belemmering kan vormen voor slachtoffers en/of getuigen om aangifte te doen;

verzoekt de regering, het mogelijk te maken dat anonieme aangiftes ook daadwerkelijk anoniem blijven en persoons- en adresgegevens enkel bij het Openbaar Ministerie en de rechter bekend zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 335 (28684).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat structurele overlast de afgelopen drie jaar heeft geleid tot meer dan honderd verjaagde homostellen;

overwegende dat niet de slachtoffers, maar de daders hun huis zouden moeten verlaten;

overwegende dat gemeenten de mogelijkheid hebben, overlastplegers uit huis te zetten;

voorts overwegende dat dit volgens het rapport "Overlast en verloedering; evaluatie wetten Victoria en Victor" zelden gebeurt;

verzoekt de regering, burgemeesters aan te sporen bij structurele overlast altijd over te gaan op huisuitzetting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 336 (28684).

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik wil toch nog proberen om hier iets constructiefs van te maken. Ik erken, namens de GroenLinks-fractie, wel degelijk dat Marokkaans-Nederlandse jongens, Nederlandse moslims, medeverantwoordelijk zijn voor discriminatie van homo's, Joden, vrouwen en andere Marokkaanse Nederlanders. Ik wil niet dat hier wordt gezegd dat die veroorzakers, die daders, worden ontkend. Die worden heel erg benoemd. Daarnaast wordt ook benoemd dat Marokkaanse Nederlanders en andere allochtone Nederlanders ook wel eens slachtoffer zijn. Zij zijn dat niet eens wel eens, maar heel erg vaak. De fractie van GroenLinks wil beide kanten benoemen, niet alleen één kant. Dat wilde ik even corrigeren.

De voorzitter:

Dit was een statement.

De heer Van Klaveren (PVV):

Ik wil er wel even op reageren, want het was een statement op mij gericht. Ik ben blij te horen dat ook GroenLinks dus blijkbaar erkent dat er blijkbaar een grote multiculturele component in dezen is. Daarnaast is de ook de PVV – dat heb ik net ook al gezegd – van mening dat discriminatie in het algemeen verkeerd is.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank beide bewindslieden voor hun adequate beantwoording. Wij hebben er vertrouwen in dat het kabinet op de goede weg is om alle vormen van discriminatie te bestrijden en niet slechts één vorm.

Ik heb nog één vraag. Ik wil dat er bij melding altijd sprake is van aangifte, zodat er vervolging kan plaatsvinden. Het probleem op dit moment is dat veel slachtoffers het gevoel hebben dat er toch niets met hun klacht gebeurt. Daarom stappen zij niet naar de politie, waardoor wij geen goed beeld hebben van wat er aan de hand is.

Tot slot, voorzitter, heb ik een mededeling die vermoedelijk een heuglijke mededeling voor uzelf is. Toen dit debat, terecht, werd aangevraagd door collega Van Klaveren, heb ik geprobeerd om het debat uit te breiden naar alle mensen die weggepest worden. Dat is toen onmogelijk gemaakt. Ik ben blij om te zien dat bijna de hele Kamer toch is opgekomen voor alle mensen die weggepest zijn. Daarom wil ik dat dertigledendebat van de lijst laten afhalen, omdat wij hier wel op een efficiënte en effectieve manier van onze tijd gebruik moeten maken.

De voorzitter:

Er is nog een vraag van mijnheer Van Klaveren.

De heer Van Klaveren (PVV):

Destijds heeft de PVV aangegeven het debat niet te willen uitbreiden. Dat was omdat wij het specifiek wilden hebben over de problematiek van het homopesten. Het had voor de rest niets te maken met afkomst of andere enge dingen waar de GroenLinks-fractie de PVV vaak van beschuldigt. Dat wilde ik even stellen. Daarbuiten ben ik heel blij dat de heer Dibi dit debatje van de agenda afhaalt, want wij zullen het daar vaak genoeg over hebben in verschillende AO's. De gegevens die hij, of in ieder geval een collega, zonet aanhaalde, wezen bovendien al op het feit dat de problematiek die hij schetst van een andere aard is dan datgene wat wij nu hebben besproken.

De heer Dibi (GroenLinks):

Als de heer Van Klaveren heeft geluisterd naar de minister die zijn fractie gedoogt, heeft hij gehoord dat de cijfers er niet om liegen, ook als het gaat om allochtone Nederlanders die weggepest worden. Ik wil de heer Van Klaveren op het hart drukken dat wij in Nederland een prachtig artikel in onze Grondwet hebben, artikel 1. Dat zegt dat wij, zeker volksvertegenwoordigers, geen onderscheid moeten maken op basis van afkomst, leeftijd of wat dan ook. Dat doet de fractie van de PVV hiermee wel. Daar hebben wij een woord voor in het Nederlands en dat is discriminatie.

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor alle antwoorden en de bij momenten stevige discussie. Ik wil twee punten aan de minister meegeven. Ik wil eigenlijk dat wij heel snel naar het operationele proces gaan en werk maken van de veiligheid van mensen, want die kunnen gewoon niet wachten.

Het eerste punt is dit. Op het departement van de minister ligt, als het goed is, een zwartboek, de handreiking Aanpak woonoverlast en verloedering. Deze handreiking is in de vorige periode onder zijn voormalige collega gemaakt. Dat is een zeer nuttig instrument om woonoverlast, verloedering en dergelijke aan te pakken, en stevig aan te pakken. Het probleem is alleen dat dit rapport ergens in een la ligt bij de minister en misschien ook wel bij de burgemeesters en nu al weer vergeten is. Laten wij daarmee dus aan de slag gaan, voordat de minister iets nieuws gaat maken.

Ten tweede is er in het land een actieve Taskforce Woonoverlast, waarin expertise verzameld is. Deze kan heel goed worden betrokken bij het overleg dat de minister heeft met de burgemeesters en kan de burgemeesters mogelijk ondersteunen.

De voorzitter:

Wilt u afronden?

De heer Marcouch (PvdA):

Ik heb nog één punt ten aanzien van integratie. Eerder heb ik een motie ingediend over wat ik maar "maatwerk" zal noemen. Die motie heb ik aangehouden. Als de minister mij scherp duidelijk maakt wat hij precies gaat doen aan dat maatwerk, kan ik deze motie intrekken. Ik moet daarvoor wel een toezegging hebben van de minister over de wijze waarop hij dit maatwerk zal invullen. Anders moet ik de motie mogelijk opnieuw indienen. Het is namelijk wel zaak dat wij werk maken van homo-emancipatie binnen de etnische culturele en religieuze groepen, waar overigens niet alleen daders vandaan komen. In die kringen hebben ook veel homo's steun nodig.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik dank beide bewindslieden voor hun beantwoording. Ik dank de minister van Veiligheid en Justitie voor zijn scherpte en voor de prioritering die hij nog eens heeft aangegeven. Af en toe kreeg ik alleen wel het gevoel dat de minister dacht dat dit een soort hoorzitting was, waarbij hij de ideeën uit de Kamer kon verzamelen om ze dan op 14 februari met de rayonhoofden te bespreken, waarna hij nog eens een brief zou kunnen sturen. Ik vond het heel overzichtelijk en ook heel slim van de minister om dat zo te doen. Dus chapeau daarvoor.

Ook chapeau voor minister Leers, die heel duidelijk heeft gemaakt dat de multiculturele samenleving gewoon een gegeven is en dat we ons daar niet tegen moeten afzetten. Ik proefde eerlijk gezegd ook een beetje dat minister Leers de multiculturele samenleving wel een zegen vindt en dat hij er blij mee is. Dat deed mij ook goed.

Er zijn een aantal beloftes gedaan. De minister gaat kijken of uitzetting juridisch kan …

De voorzitter:

Kort, mijnheer Schouw, uw lichtje knippert.

De heer Schouw (D66):

Het knippert allemaal fijn, voorzitter.

De minister gaat kennis verzamelen en komt dan met een verslag Ik vraag het kabinet om te kijken of ze er één pakketje van kunnen maken. Dan kunnen we dat bespreken.

Tot slot. Echt tot slot, voorzitter. Ik ben ontzettend blij met minister Leers, die zegt dat hij de wetenschappelijke rapporten waar de heer Van Klaveren mee komt eens even fijn gaat analyseren. Dan zullen we zien of de stelling van de heer Van Klaveren overeind blijft dat de multiculturele samenleving de bron is van alle kwaad.

De voorzitter:

Uw tijd is om. De heer Van Klaveren.

De heer Schouw (D66):

Of de verstapeling van de heer Van Klaveren wel waar is.

De heer Van Klaveren (PVV):

Volgens mij heb ik het woord, mijnheer Schouw, zeg ik uiteraard via de voorzitter.

De voorzitter:

Dat lijkt mij een goed plan, want volgens mij bewaak ik de orde hier.

De heer Van Klaveren (PVV):

Ja, sorry.

Zoals de PVV zojuist al zei, is de multiculturele samenleving een zeer voorname bron van hedendaagse homohaat. Ik zeg dit ter correctie van hetgeen mijn collega Schouw net stelde, die deed alsof wij vinden dat het de bron is van alle kwaad. Er is bijvoorbeeld best lekker eten bij de Chinees.

Gaat mijn collega Schouw vandaag, of überhaupt deze periode in de Kamer, nog in op de wetenschappelijke rapporten die de PVV aandraagt? Elk debat kom ik met rapporten en elk debat zegt de heer Schouw dat hij niets over rapporten hoort. Hij hoort heel veel rapporten, maar hij durft er niet op in te gaan. Dat vind ik jammer. Ik hoor graag van mijn collega of hij ooit nog in zal gaan op datgene wat wij inbrengen, op die vier rapporten, zonder zijn kop in het zand te steken.

De heer Schouw (D66):

De heer Van Klaveren heeft een beetje een slechte aan mij, vanwege mijn wetenschappelijke achtergrond. Ik weet heel goed het verschil tussen een wetenschappelijk onderzoek en een essay. In een vorig debat kwam de heer Van Klaveren met een soort essay als bewijsvoering. Dat is geen wetenschappelijk onderzoek; een essay is iets anders. In mijn grootmoedigheid vanavond geef ik de heer van Klaveren het voordeel van de twijfel. Hij heeft de vier rapporten overhandigd aan minister Leers. Minister Leers zegt dat hij die gaat analyseren. Laten we eens kijken of dat zo is. Ik zeg de heer Van Klaveren echter wel het volgende. Ik denk dat hij een beetje last heeft van tunnelvisie en dat hij de vaak wat complexere verklaringen voor verschijnselen allemaal wil vertalen naar één ding, de multiculturele samenleving. Dat is toch een beetje de obsessie van de heer Van Klaveren en van zijn partij. We gaan het zien. We zullen zien waarmee de minister komt. Dan kunnen we daar fijn een gesprek over hebben.

De heer Van Klaveren (PVV):

Allereerst heeft mijn partij geen obsessie en heb ik die ook niet. Ik vind het handig om dat even aan te tekenen. Daarnaast ben ik heel blij dat de heer Schouw de komende debatten eindelijk zal ingaan op hetgeen wij stellen. Verder weet ik heel goed wat het verschil is tussen een essay en een wetenschappelijk onderzoek; ook ik ben afgestudeerd aan een universiteit. De onderzoeken die ik zojuist aandroeg – de heer Schouw is er nog steeds niet op ingegaan, maar dat terzijde – zijn wetenschappelijke onderzoeken. Graag hoor ik van de heer Schouw in de loop der tijd nog een keer een inhoudelijke reactie.

De voorzitter:

Goed. Ik zou zeggen: waarvan akte.

Dank u wel, mijnheer Schouw.

De heer Schouw (D66):

U ook bedankt, voorzitter.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Eigenlijk is ongeveer iedereen het er wel over eens: ieder weggepest persoon is er één te veel. Ik ben blij dat we daarover overeenstemming hebben en dat we het debat daarover gevoerd hebben.

Ik ben ook tevreden dat de minister in ieder geval in gesprek gaat met de diverse burgemeesters, en met politiefunctionarissen en het Openbaar Ministerie. Het is namelijk goed om te kijken welke mogelijkheden we hebben en of we die ook ten volle benutten. De suggestie van de heer Çörüz om ook te kijken naar bijvoorbeeld ondertoezichtstellingen vind ik goed. We hebben eerder al een debat gevoerd over kinderbeschermingsmaatregelen. Toen trokken de SP en het CDA daarin samen op, omdat we graag eerder willen ingrijpen bij dit soort overlastgevende jongeren. Helaas heeft dat voorstel het niet gehaald. Mijn grote zorg – ik sluit mij aan bij de heer Çörüz – is dat ik van veel politieagenten hoor dat zij wel melden maar dat er vaak niets gebeurt met hun melding. Ik vraag de minister, te onderzoeken wat er met die meldingen gebeurt. Als uit het overleg blijkt dat inderdaad meer politiecapaciteit nodig is, hoor ik dat natuurlijk ook graag van de minister. Ik hoop dat hij ons daar dan ook eerlijk over informeert.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Ik dank de beide bewindslieden, want zij erkennen de urgentie van dit grote probleem. Niemand mag in Nederland zo getreiterd, zo gepest worden dat hij zijn huis uit moet vluchten. Dat is een primair recht. De kracht zit 'm met name in de integrale aanpak van politie, justitie, wooncorporaties, gemeenten, burgemeesters en noem maar op. Maar een groep zijn we vanavond wel vergeten, en dat zijn de ouders. Het zijn namelijk vaak jongelieden die al jong een bepaald beeld in het hoofd hebben. Dat kan ook nog eens gevoed worden door imams of opperrabbijnen, zoals recentelijk is gebeurd. Dat zijn natuurlijk niet de beelden die goede burgers van deze jonge mensen moeten maken.

Uiteindelijk willen we resultaten zien. Ik ben blij dat de minister een aantal proefprojecten, rechtszaken wil uitlokken en mijn suggestie van ondertoezichtstelling, eventueel met verhuizen, wil bekijken. Voor een ondertoezichtstelling heb je geen strafbaar feit nodig of een leeftijd. Dat kan tot je achttiende. Ik ben blij dat alle instrumenten worden aangepakt om dit fenomeen te minimaliseren of uit Nederland uit te bannen.

De voorzitter:

Mevrouw Hennis, ik zie u bij de interruptiemicrofoon staan. U had net gezegd geen tweede termijn nodig te hebben. Wilt u nu toch nog het woord voeren?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD):

Nee, voorzitter. Ik hoef geen tweede termijn. Ik wil wel de beide ministers danken voor hun klare taal en duidelijke antwoorden. Nu werk maken van de beloofde inzet!

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de minister van Veiligheid en Justitie.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun reacties in tweede termijn en voor de goede, sterke vragen.

Ik kom bij de eerste motie van de heer Van Klaveren. Ik dacht dat ik heel helder heb uitgelegd wat er met anonieme aangiften gebeurt en wat er kan gebeuren. Samengevat kan dus worden gesteld dat de wet toereikende mogelijkheden bevat om aangiftes en getuigenverklaringen anoniem te houden. Rechters zijn zich bewust van de risico's en beschikken over de mogelijkheden om gegevens achter te houden. Het kan dus. Wil men elke mogelijkheid tot openbaarmaking uitsluiten, dan dient betrokkene via de speciale regeling van de bedreigde getuige te worden gehoord. Het is onze taak om dat scherp over het voetlicht te krijgen. De motie is dus overbodig.

Dan kom ik bij de tweede motie van de heer Van Klaveren. Ik heb nadrukkelijk gezegd dat ik het punt van uithuiszetting met de burgemeesters zal bespreken. Ik vind het een heel sterk instrument. Natuurlijk zal ik ook Wet Victor/Victoria inbrengen. Ik denk niet dat je kunt zeggen dat het altijd, in elke situatie moet worden toegepast, zoals in de motie staat. Ik zal het punt van het korten op de bijstand na overleg met staatssecretaris De Krom ook inbrengen. Het dictum van de motie klopt niet helemaal, maar de lijn waarlangs ik opereer is in de kern dezelfde. Ik vind deze motie dus ook overbodig.

De woorden van de heer Dibi zijn mij uit het hart gegrepen. Natuurlijk is het zo, en iedereen vindt dat, maar de heer Dibi zegt het: bij melding altijd aangifte. Dat moeten we ook te allen tijde ook zo scherp zeggen. We moeten te allen tijde in alle vriendschap en vriendelijkheid tegen de mensen, ook tegen potentiële slachtoffers, zeggen: altijd melden. En tegen de politie: altijd aangifte bij melding. Dat zeg ik ook tegen mevrouw Kooiman. Bij melding wordt niet altijd aangifte gedaan, maar dat zullen we scherp registreren en bespreken met het veld. Dat zijn inderdaad klachten die ik ook hoor.

Tegen de heer Marcouch zeg ik dat ik het zwartboek verloedering en woonoverlast zal opzoeken in de catacomben van het departement, waar hij suggereert dat het is. Het ligt niet op mijn kamer, maar ik heb altijd een schoon bureau aan het eind van de avond dus dat zegt weinig. Collega Leers en ik zullen daar echter in ons antwoord mede op reageren. Het idee van een taskforce voor bestrijding van woonoverlast wil ik wel in de ring gooien in het gesprek. Ik ben een beetje voorzichtig met het te vaak inzetten van het instrument taskforce, maar ik sluit het niet uit.

Daarmee kom ik ook bij de opmerkingen van de heer Schouw. Wij maken er natuurlijk een pakketje van. Wij zullen na de gesprekken, met inachtneming van de toezeggingen die we hebben gedaan, in alle scherpte reageren in een brief. Het is geen verslag, maar we pikken eruit wat we daar afspreken en concluderen dan vanuit onze eigen verantwoordelijkheden. Daar zal ik ook de suggestie van de heer Marcouch in meenemen.

De heer Marcouch (PvdA):

Voordat er misverstanden ontstaan: het gaat mij om een bestaande taskforce onder voorzitterschap van de burgemeester van Amersfoort, die juist in het leven is geroepen om dit soort complexe vraagstukken beter aan te kunnen pakken. Het zou dus mooi zijn als deze taskforce betrokken zou worden. Het is een bestaande taskforce.

Minister Opstelten:

Onder voorzitterschap van de huidige burgemeester van Amersfoort?

De heer Marcouch (PvdA):

Van de huidige CDA-burgemeester.

Minister Opstelten:

De oud-wethouder van Rotterdam. Oké. Dan komt het in een heel ander daglicht! Ik zal het serieus bekijken. We poetsen het op en bekijken of we het voortzetten en meer elan gaan geven. Ik hoop niet dat hij hoort wat wij nu zeggen!

De vragen van mevrouw Kooiman heb ik beantwoord.

De heer Çörüz sprak over een integrale aanpak. Die is natuurlijk vanzelfsprekend. Het is zeer noodzakelijk om de ouders hierbij te betrekken.

Minister Leers:

Voorzitter. Mij resten nog twee antwoorden. Ik zeg nog iets over de betrokkenheid van ouders tegen de heer Çörüz en ik begin met de vraag van de heer Marcouch.

De heer Marcouch heeft mij gevraagd om nog eens goed aan te geven wat het maatwerk inhoudt, opdat hij zijn motie kan aanhouden. Zo heb ik hem verstaan. Ik zou hem daar inderdaad om willen verzoeken, omdat collega Opstelten eerst met de burgemeesters spreekt. Op basis daarvan krijgen we weer nieuwe input die wellicht ook voor de heer Marcouch interessant is. Ik heb uiteengezet dat we de ommekeer van specifiek naar generiek al hebben ingezet. Dat hebben we gedaan omdat er naar onze overtuiging een ruimere en effectievere beschikbaarheid is van generieke middelen. Ik noem wat instrumenten, die de heer Marcouch beter kent dan ik: schooluitval, taalachterstanden, onderwijsachterstanden en de invoer van de Wet werken naar vermogen. Dat zijn allemaal maatregelen die ook op de terreinen liggen van onze collega's en die generieke mogelijkheden bieden om problemen aan te pakken bij iedereen bij wie die worden gesignaleerd.

Dat neemt niet weg – ik zeg het nog eens met nadruk – dat ik oog heb voor maatwerk. Ik denk echter wel dat we daarbij de juiste volgorde moeten betrachten. Ik heb aangegeven dat er al veel goede lokale aanpakken, best practices, bestaan en dat ik die wil inventariseren en wil bekijken of we die kunnen oppakken. Mevrouw Kooiman verwoordde het echter goed: gebruiken we die wel ten volle? Ik deel dat. Laat nu eerst de lokale partijen er eens voor zorgen dat het goede maatwerk wordt doorgevoerd. Als daarbij knelpunten ontstaan en als blijkt dat het niet lukt, ben ik graag bereid om te gaan praten en te bekijken of we andere instrumenten moeten inzetten om het wel voor elkaar te krijgen. Ik wil echter niet vooraf het beeld oproepen van de overheid die een zak geld zet naast ieder probleem dat er is. Dat heb ik zo-even uitgelegd.

De heer Çörüz sprak over de ouders. In navolging van collega Opstelten onderstreep ik dat dubbeldik. Ik geloof best dat alle ouders het beste met hun kinderen voorhebben. Vaak weten ze echter niet hoe ze dat moeten invullen. We moeten duidelijk maken dat er zowel drangmiddelen als dwangmiddelen zijn. Met drangmiddelen bedoel ik dat we de ouders erop wijzen dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor de opvoeding en de succesvolle ontwikkeling van hun kinderen en dat wij ze daarbij kunnen helpen. Daarnaast is het een gegeven dat we in toenemende mate maatregelen nemen die ouders dwingen om verantwoordelijkheden te accepteren. Scholen sluiten contracten met de ouders en eisen betrokkenheid als voorwaarde voor de toelating. Ouders worden verplicht om mee te gaan naar de rechtbank. Schade kan worden verhaald op ouders. Dit is zomaar een greep uit de al bestaande dwangmaatregelen. Ik denk dus dat de heer Çörüz een terecht punt maakt. Het gaat niet alleen om de jongeren. Het gaat ook om de consequenties en de sociale controle in het gezin. We moeten de ouders ook aanspreken. Voor mij is dat ook de reden waarom niet alleen de jongeren, maar ook hun ouders moeten integreren. Jongeren zijn vaak al veel sneller in staat om te integreren. We moeten onze aandacht ook richten op ouderen, die vaak achterblijven. Ze worden afhankelijk van de jongeren, althans ze komen in een afhankelijke situatie, en zijn dan niet meer in staat om de jongeren tot de orde te roepen als dat nodig is. Daar moeten we ook oog voor hebben.

Dat zijn wat maatregelen. Kortom, het is een totaalaanpak, een integrale aanpak, waarbij niet alleen de probleemjongeren voorop staan, maar ook de ouders.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de moties zal aanstaande dinsdag plaatsvinden. Ik dank de leden voor hun inbreng en ik dank de beide bewindspersonen voor hun beantwoording en hun inbreng. Ik dank ook de aanwezigen op de publieke tribune.

Sluiting 22.12 uur.

Naar boven