9 Uitlatingen premier Turkije

Aan de orde is het dertigledendebat over het bericht "Premier Turkije sluit aanvallen op Israël niet langer uit".

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. De "geen problemen met de buren"-politiek van Turkije is in een paar jaar tijd omgeslagen in een agressief streven om een regionale grootmacht te worden. Er zijn problemen met Irak, Cyprus en Israël. Koşerden worden gebombardeerd. Laten we wel wezen: als Turkije geen lid van de NAVO was en zich daar nu voor zou aanmelden, zou het geen schijn van kans maken op het lidmaatschap. Het Europese droombeeld van Turkije als brug naar de islamitische wereld ligt in duigen. Turkije is niet meer de betrouwbare partner uit de tijd van de Koude Oorlog; Turkije is onze concurrent. Turkije heeft ook geen ideologische binding meer met het Westen, maar oriënteert zich op de islamitische wereld. Dat proces voltrekt zich binnen Turkije en de Turkse samenleving. De islamitische mentaliteit wordt daar versterkt en doordringt steeds meer alle facetten van de samenleving.

Het komt vooral ook tot uiting in het aanhalen van de Turkse band met Hamas en een steeds agressievere houding tegenover onder andere Israël. Erdogan heeft ontdekt dat er geen makkelijkere manier is om in de Arabische wereld populair te worden dan door Israël te bashen. Hij probeert de Turkse invloed te vergroten door met een hetze tegen Israël in te spelen op de Arabische obsessie met dat land. Dat is een gevaarlijk spel. Dat geldt ook voor het door Turkije aanhalen van de banden met de terroristische organisatie Hamas, waarbij gemene zaak wordt gemaakt tegen Israël. Er is bijvoorbeeld met Haniyeh gesproken over de manieren waarop de verjoodsing van Jeruzalem kan worden tegengegaan. Ik noem verder het warm ontvangen van vrijgelaten Palestijnse veroordeelde terroristen door Erdogan.

Hoe beoordeelt de minister het dat onze Turkse NAVO-partner een warme relatie met Hamas en veroordeelde terroristen onderhoudt? Waarom spreekt hij geen keiharde veroordeling uit over het feit dat Turkije deze terroristische islamitische organisatie, die tot doel heeft de staat Israël te vernietigen, daardoor legitimeert? Waarom veroordeelt hij dat niet keihard? Tijdens het vragenuur op 13 september jongstleden heeft de minister gezegd dat Turkije ook in NAVO-verband hierop zal worden aangesproken omdat dreigende taal jegens Israël niet op zijn plaats is. Is dit ook gebeurd? Wat was de Turkse reactie? Graag een toelichting van de minister. De minister zei toen ook dat hij zou bezien of het de moeite waard is om het onderwerp van de agressieve Turkse houding in de algemene vergadering van de VN aan te kaarten. Als ik mij niet vergis, is dat niet gebeurd. Waarom niet?

Bij een gewapend Turks-Israëlisch conflict zal Nederland, naar mijn mening, op ideologische gronden de zijde van Israël moeten kiezen. Hoe verhoudt zich dit met onze NAVO-verplichtingen jegens Turkije? Is er een opt-outmogelijkheid in geval van een Turks-Israëlisch conflict? Zo nee, wil de minister zich daar dan voor inzetten?

De heer Pechtold (D66):

Ik vermoed dat collega De Roon nu aan het einde van zijn bijdrage is gekomen. Dat lijkt mij een goed moment om hem te vragen wat hij nu eigenlijk met dit spoeddebat beoogt.

De heer De Roon (PVV):

Dit is geen spoeddebat, maar een dertigledendebat. Ik beoog helder te krijgen hoe de Nederlandse regering verder denkt om te gaan met deze agressieve Turkse houding tegenover Israël. Dat moeten wij helder krijgen. Vervolgens kunnen wij daar onze mening over geven. Ik zal dat dan ook graag doen nadat de minister heeft gereageerd.

De heer Pechtold (D66):

Daarvoor is het nodig om een evenwichtig beeld van de Turkse acties van de afgelopen maanden te schetsen. Was het niet Turkije dat als eerste Mubarak opriep om af te treden? Is het niet Turkije dat de oppositie in Syrië ruimte geeft voor gesprekken, dat vluchtelingenkampen inricht en dat scherpe taal uitspreekt tegen het regime-Assad?

De heer De Roon (PVV):

Ik taxeer dit zo dat Turkije in landen als Egypte en Syrië kantelende situaties waarneemt en daar zo behendig mogelijk op inspeelt. Dat is natuurlijk een ander verhaal dan wat Turkije doet ten aanzien van Israël, namelijk de boel ophitsen en opstoken en de spanning verhogen.

De voorzitter:

Mijnheer Pechtold, tot slot.

De heer Pechtold (D66):

Tot slot heb ik dan toch de volgende vraag. Ik ben van de PVV gewend dat men zelf ook een mening heeft, zeker als men de aanvrager van dit debat is. Ik neem aan dat men niet alleen aan de minister vraagt wat hij gaat doen. Er zijn inmiddels vele weken verstreken sinds de aanvraag van dit debat. Ik zou graag van de PVV weten wat zij ten aanzien van Turkije wil. Het standpunt van de PVV over Europa ken ik. Maar moet Turkije uit de NAVO? Moest ik dat door de drie minuten heen begrijpen?

De heer De Roon (PVV):

Ik heb geprobeerd aan te geven dat de betrouwbaarheid van Turkije als NAVO-partner wat ons betreft op losse schroeven staat en dat wij daar vraagtekens bij plaatsen. Die betrouwbaarheid staat op ideologische gronden op losse schroeven. Turkije is niet meer de NAVO-partner uit de tijd van de Koude Oorlog. Het regime in Turkije is veranderd; het is een islamitisch regime geworden. Dat betekent dat de situatie nu geheel anders is. Ik wil graag dat van de kant van de NAVO-partners, dus ook van de kant van Nederland, alles op alles wordt gezet om in ieder geval de spanningen tussen Turkije en Israël, en trouwens ook tussen Turkije en Cyprus, te verminderen. Daar gaat het mij om en daar is dit debat op gericht. Ik hoop dat wij daar met elkaar een stukje verder in kunnen komen.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. De verslechterende relatie tussen Turkije en Israël baart het CDA grote zorgen. Beide landen zijn bondgenoten van Nederland. Beide landen zijn daarnaast van cruciaal belang voor de stabiliteit in een regio die op dit moment wordt gekenmerkt door een grote instabiliteit. Een escalatie van de verslechterde relatie tussen Israël en Turkije zal rampzalige gevolgen hebben voor het Midden-Oosten, en zeker ook voor Israël en Turkije zelf. Het zal rampzalige gevolgen hebben voor de NAVO en de gehele wereldstabiliteit. Daarom is het in het belang van beide landen en van de internationale gemeenschap dat de verkrampte diplomatieke relaties tussen Israël en Turkije weer gaan ontspannen. Er zijn al meer dan genoeg destabiliserende factoren in deze regio.

Dat laat onverlet dat het CDA grote moeite heeft met de uitspraak van de Turkse premier Erdogan dat Turkije aanvallen op Israël niet langer uitsluit. Nederland kan een dergelijke oorlogszuchtige taal tegen Israël niet tolereren en moet dat dan ook direct kenbaar maken aan Turkije. Dat heeft deze minister dan ook gedaan. Bovendien zijn er diverse malen vragen gesteld. Op 11 oktober jongstleden heb ik samen met collega Knops vragen gesteld. Ook andere partijen hebben gevraagd om zorgen te uiten in de richting van Turkije, niet alleen bilateraal maar vooral ook in EU-verband. Dat is ook gebeurd.

De dreigende uitlatingen van Turkije moeten ook worden geduid als zijnde bestemd voor binnenlandse consumptie. Turkije is een belangrijke en een trouwe NAVO-partner. De CDA-fractie vindt dat de regering er alles aan moet doen om ervoor te zorgen dat Turkije zich niet afwendt van de NAVO of de Europese Unie. Hiermee zijn het Nederlandse belang en het Israëlische belang het beste gediend. Turkije is nog altijd een uitzondering in de Arabische wereld, met een sterke democratie en een succesvolle vrijemarkteconomie. Het land was in 2011 voor Israël in grootte de derde exportbestemming. Turkije heeft als NAVO-bondgenoot radarsystemen op zijn grondgebied ter bescherming van Tel Aviv, Amsterdam en Washington tegen Iraanse raketten.

Daarnaast heeft Turkije de omwentelingen in Egypte en Libië ondersteund en speelt het op dit moment een zeer belangrijke rol bij het ondersteunen van de oppositie tegen het regime van Assad in Syrië. Ik roep de minister op om in navolging van de Amerikaanse minister van Defensie Panetta bij Israël aan te dringen op een inzet om de banden met de omliggende Arabische landen te verbeteren – premier Netanyahu is op dit moment in ons land – en Turkije te laten zien dat het in het belang van Turkije is om dit soort retoriek niet te bezigen wil Turkije een belangrijke NAVO-partner en een belangrijk kandidaat-EU-lid zijn. Nogmaals, premier Netanyahu is op dit moment in ons land en de Turkse president komt volgende maand op staatsbezoek. Wat zou er mooier zijn om deze minister van Buitenlandse Zaken als een bemiddelaar tussen beide landen te laten zorgen voor een dooi in de relaties?

De heer Pechtold (D66):

Dat laatste zijn woorden naar mijn hart, maar in het begin van de bijdrage van het CDA leek het er even op alsof nu alleen de Turkse regering moet worden aangesproken op het incident, dat begon met het door Israëlische commando's doden van Turkse activisten. Zo begon het. De heer Ormel heeft zelf aangegeven dat wij niet nog een conflict in het Midden-Oosten erbij moeten hebben, dat er twee kanten aan deze medaille zitten en dat de uitlatingen misschien vooral zijn gedaan voor "homeland consumption" in Turkije. Vindt de heer Ormel niet dat beide kanten moeten worden aangesproken, ook Israël? En dat kan morgen.

De heer Ormel (CDA):

Dat ben ik het volledig eens met de heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Gisteravond noemde een presidentskandidaat van de republikeinen in de Verenigde Staten, Rick Perry, de Turkse regering "islamitische terroristen". En dit in een periode waarin de relatie tussen het Westen en Turkije onder grote druk staat. Na het incident met het Turkse hulpkonvooi in mei 2010 bevroor Turkije de relatie met Israël. De Israëlische ambassadeur werd uitgewezen en de Turkse ambassadeur werd teruggeroepen. In december werd in Frankrijk een wet aangenomen die het ontkennen van de Armeense massamoord in 1915 als genocide strafbaar stelde. Daarop verbrak Turkije alle politieke, economische en militaire contacten met Frankrijk. Wij zien dat fundamentele vrijheden in Turkije onder druk staan. Turkse mensenrechtenverdedigers waarschuwen voor intimidatie en arrestatie van journalisten. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens kreeg in 2011 bijna 9000 klachten over Turkije binnen. In 2009 waren het nog maar 6500.

Tegelijkertijd zien wij een positieve en prominente rol van Turkije in de Arabische Lente. Premier Erdogan sprak zich vóór vele Westerse leiders uit voor het aftreden van Mubarak. Turkije was een van de negen NAVO-landen die meededen aan de missie boven Libië. Turkije heeft zich niet alleen scherp uitgesproken tegen het geweld van Assad, maar heeft ontmoetingen met de Syrische oppositie in Istanbul mogelijk gemaakt en opvangkampen aan de grens ingericht voor Syrische vluchtelingen.

Deze positieve ontwikkelingen moeten wij aanmoedigen. Bij de negatieve ontwikkelingen moeten wij Turkije aanspreken. Nederland kan in de EU een belangrijke rol spelen. De handel tussen Nederland en Turkije is de afgelopen tien jaar verdubbeld. Er is steeds meer uitwisseling op cultureel en maatschappelijk terrein. Wij zijn verbonden door de bijna 400.000 Nederlanders van Turkse afkomst. Voor de fractie van D66 is het cruciaal dat Turkije een stabiele rol blijft spelen in de regio en dat wij de banden, bilateraal en in EU-verband, warm houden. Wij kunnen Turkije niet als bondgenoot verliezen.

Na het incident met het flottielje heeft Turkije dreigende taal geuit richting Israël. Dat was zeer onwenselijk. Op zijn beurt suggereerde de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken dat Israël Turkije kon dwarsbomen door de Koşerdische terroristische organisatie PKK te steunen. Premier Netanyahu is vandaag in Nederland. Wij vieren in 2012 400 jaar Nederlands-Turkse betrekkingen. Hoe zet het kabinet zich in voor de verbetering van deze relatie? Is het deze week ook onderdeel van de gesprekken? Deelt de minister de mening dat een voortgaand Turks-Israëlisch conflict een zeer onwenselijke ontwikkeling is in het instabiele Midden-Oosten? Het rapport van de Verenigde Naties over het incident met het hulpkonvooi biedt mogelijkheden. Het rapport noemt de Israëlische zeeblokkade legitiem, maar signaleert excessief en onredelijk geweld van de Israëlische commando's. Werkt de internationale gemeenschap nog steeds aan een compromis, aan een tekst waar beide landen zich in zouden kunnen vinden, waardoor we het ook achter ons kunnen laten? Welke rol speelt de EU daarin? Turkije heeft zich in het onderhandelingsraamwerk met de EU verplicht, zich geleidelijk aan te passen aan gemeenschappelijk buitenlands beleid van de EU. Hoe wordt de inzet van dit kabinet?

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. De PVV wil een debat over het buitenlandse beleid van Turkije. Nou, dan is het goed dat er volgend jaar, anders dan de PVV wil, op staatshoofdniveau betrekkingen met Turkije worden gevierd. Dat vergemakkelijkt de dialoog over en weer, en daar kom je misschien verder mee als je tot een gemeenschappelijke visie wilt proberen te komen, dan elkaar voor islamitische aap uit te maken. Aanleiding was de Turkse reactie op hoge poten op de weigering van Israël, excuses aan te bieden voor de dood van de negen Turkse opvarenden van een flottielje naar Gaza. De relatie met Israël is rap verslechterd, zoals geschetst. Niet in de laatste plaats door de opruiende taal vanuit Turkije; eens met de kritiek van de regering daarop. Maar die kritiek is te eenzijdig. Onderliggende oorzaak van de problematische relaties van Israël met de buitenwereld is de vernederende behandeling van de Palestijnen door Israël, in strijd met internationaal recht, en de excessieve reactie van Israël op het flottielje. Dat is waar de Turken zich begrijpelijk aan ergeren.

Nederland zet zich evenwel nu in voor de verbetering van de betrekkingen tussen Israël en Turkije, schrijft de minister. Dat kan vandaag en morgen heel goed, met de komst van premier Netanyahu, door de meesterlijke agendering van de voorzitter van dat bezoek, nu met dit debat samen. Wat heeft de minister vandaag met de premier besproken, en wat wil hij morgen met hem bespreken? Komt daarbij ook aan de orde de relatie met Turkije en de intensivering van de bilaterale betrekkingen van Nederland met Israël. Heeft de minister ook nagedacht of zulk een intensivering de relatie met Turkije mogelijk weer complexer kan maken?

Eind vorig jaar legde de minister uit dat steun van Nederland aan de Arabische regio voorwaardelijk is verbonden aan respect voor mensenrechten. Stelt de minister deze eisen ook aan Israël? De minister heeft verscheidene malen besluiten tot uitbreiding van de illegale nederzettingen veroordeeld, en gevraagd deze terug te draaien. Vraagt hij dat ook nu weer? Wat voor effect hebben deze oproepen, want de Israëlische regering heeft het afgelopen jaar maar liefst goedkeuring gegeven aan uitbreiding van meer dan 12.500 nederzettingen. Wat voor gevolgen verbindt de minister aan zijn oproepen, in zijn gesprekken met Netanyahu? Ik neem aan dat het toch geen gratuite oproepen zijn. Een recent via The Independent uitgelekt intern EU-rapport beschrijft de Israëlische nederzettingenpraktijk als opzettelijk afbraak van Palestijnse huizen, als omstandigheden die de kansen op een tweestatenoplossing sneller dan ooit zullen doen verdampen. Heeft de minister dit rapport met de premier besproken, of gaat hij dat doen? Kloppen de geruchten dat Israël Nederland zal vragen, weer aan "damage control" te doen, als dit rapport volgende week door de EU-ministers wordt besproken? Het is bijzonder dat deze algemeen bekende desastreuze gevolgen van het Israëlische beleid op de Westoever nu ook door de EU zelf is opgeschreven. Nu de media erover beschikken, vraag ik de minister het rapport ook aan het parlement te sturen, zodat ook wij erover met de minister van gedachten kunnen wisselen.

De strijd tegen de PKK lijkt te verharden, en veel burgers worden daarvan het slachtoffer, zoals ook bij het tragische ongeluk met de jonge smokkelbende. Er zitten duizenden politieke gevangenen van Koşerdische afkomst in Turkse cellen, ook politici en vreedzame activisten. Wij veroordelen het geweld van de PKK, maar net zo goed de overgemilitariseerde aanpak van de Koşerdische kwestie door Turkije. Is de minister dat met ons eens? Is hij bereid om in zijn relaties met Turkije ervoor te pleiten dat de Turken ook de culturele autonomie van de Koşerden en die van hun taal, de dialoog met de Koşerdische beweging en de integratie van hun strijders zal bewerkstelligen?

Dan helemaal ten slotte Syrië.

De voorzitter:

U moet nu echt gaan afronden, mevrouw Peters.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik rond af, voorzitter.

Turkije heeft nog veel invloed in Syrië, ondanks de harde veroordeling, terecht, van het Assad-regime. Ziet de regering mogelijkheden om de Turkse facilitering van de Syrische oppositie te steunen?

De heer Dijkhoff (VVD):

Voorzitter. Dat Turkije en Israël niet meer militair samenwerken en dat die relatie verhardt, baart de VVD zorgen. Dat premier Erdogan steeds fermere taal uit tegen Israël in een toch al instabiele regio, is nog zorgwekkender. De premier van Turkije doet daarbij uitspraken waar wij makkelijk zonder kunnen. Ze klinken stoer en groot, maar ze vormen geen oplossing voor welk probleem dan ook. Ze dragen kortom niets bij. Het is dreigend geblaf dat wij betreuren. Als verantwoordelijk staatsman zou het hem sieren om het vuur te blussen en er geen olie op te gooien. Wij herkennen ons dan ook in de duidelijke en kritische reacties die minister Rosenthal al gegeven heeft op deze uitlatingen van de heer Erdogan waar wij nu over debatteren.

De minister neemt er direct afstand van en de VVD-fractie ook. Dat de aanvrager van het debat, de PVV, niet staat te juichen bij deze ontwikkelingen is natuurlijk een goede zaak, maar dat de PVV dan alsnog een debat aanvraagt en oproept de Turkse toenadering tot Europa maar te stoppen en ze eventueel maar langzaam richting uitgang bij de NAVO te dwingen, is geen goede zaak. Wij kunnen ook makkelijk zonder dat soort uitspraken. Ze klinken stoer en groot, maar ze vormen geen oplossing voor welk probleem dan ook. Ze dragen kortom niets bij. Als verantwoordelijke partij in een land als Nederland moet je ook op hetzelfde vuur geen olie gooien, maar meehelpen blussen. Als je verbolgen bent, en terecht, over een bepaalde houding van een ander, is het niet logisch om er eenzelfde soort houding tegenover te zetten. In een spel van provocatie verlies je als je hapt. En als je stopt met praten met bondgenoten, dan weet je zeker dat ze niet meer naar je luisteren. Wat wij wel kunnen doen, en wat volgens de VVD ook moet gebeuren, is Turkije erop blijven wijzen dat dit een dwaalspoor is. Volgens ons doet de minister dit al veelvuldig. Wij zouden hem dan ook willen vragen, dit te blijven doen en dit ook in NAVO-kringen te blijven doen. Hij moet ook de onderlinge goede relatie tussen Nederland en Turkije gebruiken om dit te blijven agenderen en aan te geven dat dit niet de goede weg is.

Wij verzoeken de minister ook om in Europees verband de Hoge Vertegenwoordiger Ashton en Eurocommissaris Fühle, die over de toenaderingen gaat, aan te sporen om namens de EU dezelfde houding aan te nemen. Die toon van reageren is volgens de VVD constructiever en effectiever en past ook beter bij de houding van het lijdend voorwerp als het gaat om de specifieke uitspraken van premier Erdogan, in dit geval Israël zelf. Kort na die absurde uitspraken van de Turkse premier werden 600 Turken het slachtoffer van een aardbeving en was Israël als een van de eerste bereid om hulp te verlenen. Voor de VVD is dat een teken van goede wil en gezond verstand. De mensen die vaker Israël volgen, zouden wij willen aanbevelen ook dit voorbeeld te volgen.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. De Partij van de Arbeid betreurt het dat de relatie tussen Israël en Turkije de afgelopen jaren zo verslechterd is. Een belangrijke oorzaak hiervoor is het optreden van de Israëlische militairen tegen het hulpkonvooi voor Gaza, waarbij een aantal Turkse staatsburgers is omgekomen en anderen gewond zijn geraakt. Deze zaak is tussen beide landen nooit tot een bevredigende oplossing gekomen.

De Turkse rol in een grotere regio, met name in de Arabische regio en in de directe omgeving, neemt almaar toe en zal het komende decennium alleen maar blijven groeien. Turkije zit ieder jaar op 8 tot 10% economische groei, met gezonde staatsfinanciën en gezonde banken en blaakt dus van zelfvertrouwen. Zoveel is wel duidelijk. President Erdogan heeft strategisch snel en voortvarend geopereerd in de Arabische wereld en dat heeft hem en Turkije veel krediet opgeleverd. De kritische houding van Turkije ten opzicht van de Syrische regering heeft ook vanuit de internationale gemeenschap veel krediet opgeleverd. Ook de Turkse rol in Centraal Azië neemt weer toe, ten koste van de Russische. Ondanks deze rol is mijn fractie wel van mening dat de uitlatingen van de Turkse premier Erdogan richting Israël wel wat fors zijn, met name de insinuatie van gewapend optreden is zeer slecht gevallen. Inmiddels zijn ook in Turkije de gemoederen enigszins tot bedaren gekomen, al blijven de relaties slecht. Dat geeft echter niet het recht om dreigende taal uit te slaan jegens Israël. We zullen elke verwijzing naar wapengeweld altijd van de hand wijzen en scherp weerspreken. Dat laatste geldt ook als Israël dergelijke taal uit jegens de vredesactivisten, die deels van Turkse afkomst zijn, op een actieschip voor de kust van de Gazastrook.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De minister heeft op 16 januari een brief gestuurd over de Turkse rol in het Midden-Oosten. Het kabinet stelt terecht dat Turkije zich meer richt op de Arabische regio. Er is sprake van een verwijdering tussen Turkije en Israël als gevolg van het buitensporige, gewelddadige optreden van Israël tegen Turkse opvarenden van een hulpkonvooi voor Gaza. Turkije spreekt dreigende taal tegen Israël en Cyprus. De SP-fractie maakt zich daar grote zorgen over. We hebben daar de volgende vragen over.

Hoe serieus neemt de minister de dreigende taal van Turkije tegen Israël? Is hier sprake van een reële oorlogsdreiging of zijn dit praatjes voor de bühne, bestemd voor binnenlandse consumptie? Wordt dit vraagstuk van regionale stabiliteit ook binnen de NAVO besproken? Wat zijn daarvan de conclusies? Turkije is een NAVO-partner. De NAVO rekent op Turkije. Wanneer dit soort dreigende taal wordt gesproken, kan dat consequenties hebben voor het hele bondgenootschap, inclusief Nederland. Turkije spreekt dreigende taal tegen Israël en Cyprus en zet militair geweld in tegen de Koşerden. Kan Turkije nog wel worden gezien als een gewone NAVO-partner waaraan zonder restricties wapens worden geleverd? Nederland levert onderdelen van F-16's aan Turkije. Wordt het niet tijd om de wapenexport naar Turkije te onderwerpen aan de wapenexportcriteria voor niet-NAVO-landen? Daar is in het verleden ook wel eens sprake van geweest. Ik herinner de minister daaraan, omdat we met Turkije naar een andere situatie toe gaan wat betreft de stabiliteit in de regio en de rol van de NAVO. De Turkse rol in de regio is de laatste jaren veranderd. Welke conclusie verbindt de minister daaraan? Het lijkt alsof Turkije met de rug naar de EU gaat staan en niet meer in een lidmaatschap van de Unie is geïnteresseerd. Wat is het oordeel van de minister hierover?

Ook over de situatie in Turkije zelf maakt de SP zich zorgen. Ik noemde al de situatie van de Koşerden. Zolang de economische ontwikkeling van het Koşerdische deel van Turkije stelselmatig achterblijft en de identiteit van de Koşerden wordt ontkend, zal het daar onrustig blijven. Is de minister op de hoogte van de aanhoudende berichten dat Turkije chemische wapens inzet in de strijd tegen Koşerdische opstandelingen? Deelt de minister de opvatting dat de Turkse autoriteiten onafhankelijk onderzoek moeten toestaan naar meldingen van de inzet van chemische wapens in het conflict met de Koşerden? En deelt de minister de opvatting dat het naleven van de conventie over chemische wapens een bindende voorwaarde moet zijn voor het openen van nieuwe hoofdstukken in het proces van toetreding tot de EU?

Morgen is het vijf jaar geleden dat de journalist Rhant Dink werd vermoord. Dink werd vermoord om zijn mening, die in Turkije niet vrij is. Een 17-jarige jongen werd voor de moord veroordeeld, maar het netwerk achter die moord bleef altijd buiten schot. Dat toont aan dat Turkije in zijn ontwikkeling naar rechtsstaat en democratie nog een lange weg heeft af te leggen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Dreigende taal in de richting van Israël was de aanleiding voor dit debat. Deze zorgelijke uitlatingen van de Turkse premier stonden niet op zichzelf. Als je breder kijkt naar de Turkse politiek van de afgelopen tijd, zie je op buitenlands gebied ook dreigementen jegens Cyprus vanwege olie en gas, geen bereidheid tot enige verzoening met de Koşerden en geen neiging om mee te werken aan scherpe sancties jegens het Iraanse regime. Zo zijn nog wel meer zorgen op te sommen over de ontwikkelingen in dit grote land, terwijl wij het wel hebben over een NAVO-partner en een kanditaat-EU-lid. De SGP begrijpt dat wij Turkije niet nodeloos op de stang moeten jagen, dat de betrekkingen met Turkije niet lichtvaardig op het spel gezet moeten worden en dat Turkije een belangrijke strategische partner is, onder meer in de strijd tegen het internationale terrorisme. Turkije is ook een belangrijke bondgenoot in Afghanistan, juist vanuit de islamitische wereld. Ook voor sancties jegens Iran is Turkije relevant, maar wat kan er worden gedaan en wat wordt er nu gedaan om Turkije in een rustiger en constructiever vaarwater te krijgen?

In de brief die wij recent hebben ontvangen van de minister brengt hij keurig en uitgebreid de zorgen in beeld, in het bijzonder waar het gaat om de grote risico's in de ontwikkelingen rond het vredesproces in het Midden-Oosten. Welke consequenties verbindt de minister hieraan? In de brief lezen wij daar weinig of niets over. Op welke wijze kan de druk, ook op Turkije, worden opgevoerd? Wat kunnen wij tegemoet zien? Wordt de VS, die allerlei banden met Turkije onderhoudt, hier actief bij betrokken? In hoeverre wordt vanuit Europa eenduidig en eensluidend uitgesproken in de richting van Turkije dat geen enkele agressie tegen Israël zal worden getolereerd?

Minister Rosenthal:

Voorzitter. Ik dank de woordvoerders voor hun inbreng. Ik zal beginnen met een paar algemene opmerkingen. Daarna zal ik zo concreet en specifiek mogelijk ingaan op de verschillende vragen die zijn gesteld.

Ik begin met de positie van Turkije. Sommige woordvoerders hebben breed ingezet op de positie van Turkije ten opzichte van aan de ene kant het Westen en aan de andere kant de Arabische regio. De relatie van Turkije met de Atlantische gemeenschap, de NAVO – dan hebben wij ook te maken met de toetredingsonderhandelingen met Turkije – is en blijft van wezenlijk belang. Het is echter ook van groot belang dat Turkije een relevante rol speelt in de ontwikkelingen in de Arabische regio. Daar moeten allerlei positieve elementen, maar soms ook negatieve elementen bij worden betrokken. Daar moeten wij onze ogen niet voor sluiten.

In de brede inzet op de problematiek ben ik het met de constatering van de heer De Roon eens dat de zogeheten "zero problem neighbourhood policy" van Turkije niet het succes heeft dat de Turken zelf een paar jaar geleden nog voor ogen hadden, ook zij zelf dus. Met een aantal landen is de relatie niet zoals wij die zouden wensen.

Turkije is een belangrijke en betrouwbare NAVO-bondgenoot. Dat durf ik voor mijn kap te nemen. Ik wijs erop dat Turkije bijvoorbeeld een expliciete inspanning levert met betrekking tot het antiraketschild in het zuidoosten van het land in het kader van het nieuwe strategische concept van de NAVO. Dat is niet gering in de internationaal-politieke verhoudingen waarin wij zitten. Een aantal woordvoerders heeft al nadrukkelijk gewezen – ik zal dat nog even herhalen, voor alle duidelijkheid – op de wijze waarop Turkije reageerde op de ontwikkelingen in Egypte. Er is gerefereerd aan de manier waarop Turkije in NAVO-verband in Libië heeft geopereerd. Daarnaast speelt Turkije een belangrijke rol in de problematiek in Syrië. Turkije doet voor een belangrijk gedeelte wat wij als westerse gemeenschap graag zien. Turkije heeft ontzettend te lijden van alle druk die er vanaf Noord-Syrië op Turks grondgebied plaatsvindt en vangt die op zijn manier op.

Ik heb van collega Davutoğlu gehoord hoeveel inspanningen hij in de afgelopen maanden heeft gepleegd om in Damascus het regime van Bashar al-Assad zover te krijgen dat het afziet van het gruwelijke geweld dat daar wordt gepleegd. Dat heeft Davutoğlu op een bepaald moment een sessie van meer dan zeven uur met Bashar al-Assad gekost, een sessie waar hij zeer teleurgesteld vandaan kwam. Het is in genen dele zo dat de Turkse autoriteiten op de een of andere manier vergoelijkend zijn met betrekking tot problemen die er in de Arabische regio bestaan. Dat is alleen maar te prijzen.

Tegelijkertijd moeten wij niet onder stoelen of banken steken dat Turkije, in de taal die gesproken wordt, op een aantal punten niet datgene verkondigt wat wij graag zouden zien. Op een dieper liggend niveau spelen op dat punt natuurlijk de spanningen die tussen Turkije en Israël zijn ontstaan naar aanleiding van de Mavi Marmara. Met betrekking tot de relatie tussen Turkije en Cyprus speelt de al zo lang durende spanning die er überhaupt tussen Turkije en Cyprus aan de orde is, een spanning waarvan de problematiek van de Cypriotische gasboringen een exponent is.

Laat ik toch een aantal opmerkingen plaatsen over de relatie tussen Turkije en Israël die, naar ik heb begrepen, de eerste aanleiding tot het vragen van dit dertigledendebat vormde. De eerste is deze: ik heb de Turkse regering herhaalde malen, wanneer ik contact had met mijn ambtgenoot en toen ik in februari-maart van vorig jaar behalve met mijn ambtgenoot Davutoğlu ook met president Gül sprak, opgeroepen tot het naar elkaar toe praten van Turkije en Israël op het punt van dat vermaledijde dossier van de Mavi Marmara. Laat ik dat gezegd hebben; ik kom er zo nog even op terug.

Ten tweede: de relaties tussen Turkije en Israël moeten verbeteren omdat ze cruciaal zijn voor de regionale stabiliteit, zeker nu, met alle ontwikkelingen die in de Arabische wereld gaande zijn. Tussen Israël en Turkije bestaat bijvoorbeeld ongetwijfeld een gedeelde visie met betrekking tot bepaalde dreigingen in de Arabische regio, niet in de laatste plaats van de kant van Iran. Het gedeelde belang van Turkije en Israël in relatie tot bijvoorbeeld Syrië moge ook duidelijk zijn. Hetzelfde geldt meer in het algemeen voor de materie van de Arabische transitie. Dan is dreigende taal in niemands belang. Dat heb ik ook in antwoord op Kamervragen die tot twee keer toe zijn gesteld, in alle duidelijkheid gezegd, en het is in alle duidelijkheid aan de Turkse autoriteiten overgebracht. De verwijdering die is ontstaan tussen Turkije en Israël betreur ik, maar ik blijf Turkije en Israël aanmoedigen om naar elkaar toe te komen. Ik voeg eraan toe dat dit ook, op de wijze die daarbij past, is en wordt opgebracht in de besprekingen die wij vandaag en morgen met premier Netanyahu hebben. Houd me ten goede dat ik niet ga etaleren wat er zou moeten gebeuren om die twee partijen echt naar elkaar toe te brengen op dit ogenblik.

Daarnaast zal ik minister van Buitenlandse Zaken Davutoğlu meteen maandag, wanneer hij gast is bij de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie, ongetwijfeld en marge aanspreken op dit punt, zo niet tijdens de bijeenkomst zelf die wij met hem zullen hebben. Ik vraag de leden echter om mij ten goede te houden dat ik het precieuze koester dat er in dit soort zaken zit. Onder anderen de heer Pechtold heeft gevraagd naar het VN-rapport van Palmer. In eerdere discussies met de Kamer heb ik dit al een evenwichtig rapport genoemd. Wat de kern van de zaak betreft, is het rapport ook niet voor discussie vatbaar. Er staat aan de ene kant in dat er rechtmatigheid zit in het optreden van Israël, voor zover het gaat om het proberen te breken van de blokkade. Er staat aan de andere kant in dat er sprake is van buitensporig optreden door Israëlische mariniers op zee. Misschien moeten we ten behoeve van de toenadering van de twee landen proberen om over het verleden heen te stappen en naar de toekomst te kijken. Daarop zouden we de partijen zo veel mogelijk moeten binden.

De Nederlandse regering brengt in alle arena's en in de bilaterale contacten met Israël en Turkije de problematiek op en benadrukt dat we die problematiek moeten zien op te lossen. De Nederlandse regering speelt daarbij ongetwijfeld een rol, als het maar enigszins nodig en mogelijk is.

De heer Pechtold (D66):

Wat zou de rol van Nederland, wat mij betreft binnen de EU, dan kunnen worden? Ik ben blij dat de minister zegt dat het rapport-Palmer evenwichtig is en twee kanten heeft. Dat biedt de mogelijkheid om Israël en Turkije te bewegen om gezamenlijk te accepteren dat deze conclusies een einde aan dit deel van het conflict kunnen maken. Misschien moeten we er wel voor zorgen dat dit conflict niet verder opgestapeld wordt en zouden we hiermee kunnen beginnen. Aan de ene kant erkent het rapport de legitimiteit van de blokkade, wat een belangrijk punt is voor Israël, ook voor de toekomst. Aan de andere kant zou dit rapport een erkenning kunnen betekenen van de verontschuldigingen van Israël voor het excessieve geweld van de commando's, overigens zonder dat Israël schuld erkent. Is de minister bereid, zeker nu de minister van Buitenlandse Zaken volgende week bij de Raad van de ministers van Buitenlandse Zaken is, om eens te verkennen bij de Israëli's of met zo'n verklaring, gesteund door de EU, dit deel van het conflict misschien geholpen kan worden?

Minister Rosenthal:

De heer Pechtold brengt mij in een lastig parket. Dat begrijpt hij zelf ook wel, denk ik. Ik heb hem "loud and clear" gehoord. Ik hoor wat de lijn van zijn denken is en zal deze verdisconteren in de stappen die mogelijkerwijs in de komende tijd zullen kunnen worden gezet in de richting van Turkije en Israël. Allerlei zaken spelen een rol. Tot nog toe hebben deze het doorbreken van de impasse niet kunnen bewerkstelligen. Misschien zou het een weg kunnen zijn om integraal over het verleden heen te stappen en te kijken naar de mogelijkheden voor een toekomstige toenadering tussen Turkije en Israël. Zover wil ik gaan in de beschrijving van de eventuele rol die weggelegd kan zijn voor Nederland, niet alleen in EU-verband, maar ook zelfstandig. Turkije en Israël hebben Nederland meermalen bevraagd op eventuele mogelijkheden. Ik wil het hierbij laten en op dit ogenblik niet verder boren in de zaak.

De heer Pechtold (D66):

Soms is cryptisch taalgebruik belangrijk. De minister lijkt aan te geven dat de kok even bezig is en dat we niet moeten vragen of we even mogen meekijken in de keuken. De minister voegt daaraan toe dat de Kamer in de komende weken best eens verrast zou kunnen worden door deze minister in EU-verband, doordat dit punt een stapje verder is geholpen. Wij zijn vanavond gekomen naar een debat waarin de PVV de weegschaal weer naar één kant wilde laten doorslaan. Dan zouden we ook moeten streven naar een Kameruitspraak, waarin we de minister oproepen tot beweging naar aanleiding van het rapport-Palmer. Ik heb de minister zelfs horen zeggen "de Israëli's hebben mij gevraagd …" dan wel "de Israëli's staan open voor …"; ik laat hem zijn eigen taalgebruik. Het is echter toch nog een zinvolle avond als de minister zou zeggen: "geef mij even tijd. Dwing me niet via een Kameruitspraak om het volgende week of morgen te doen. De komende maand echter kan de Kamer zomaar opeens een brief van mij verwachten met misschien wel een stap".

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Ormel.

De heer Ormel (CDA):

Wat fijn, voorzitter!

Collega Pechtold zegt dat Nederland zich moet inzetten om alsnog verontschuldigingen van Israël te bewerkstelligen. Ik denk echter dat het een rol voor Nederland zou kunnen zijn om te proberen Israël en Turkije gezamenlijk weer zaken te laten doen in projecten waarbij ook Nederland betrokken is, los van dit conflict, van het konvooi en van wat in het verleden is geweest. Nederland en deze minister houden van zakendoen. Turkije was in 2011 voor Israël de derde handelspartner. Nederland is goed in handeldrijven. Hoe ziet de minister de ontwikkelingen in de bilaterale handelsbetrekkingen tussen Turkije en Israël? Kan Nederland daar een rol in spelen?

Minister Rosenthal:

Ik heb de invalshoek van de heer Pechtold gehoord en hoor nu de invalshoek van de heer Ormel. Wanneer het zover mocht komen dat we inderdaad de inspanningen doen – en die worden gedaan – om de verwijdering tussen Turkije en Israël te verminderen, geldt voor mij het resultaat en niet de weg ernaartoe noch de voorwaarden waaronder. Voor mij geldt het resultaat. Het is misschien teleurstellend voor de heer Pechtold, maar ik durf geen enkele uitspraak te doen over de vraag of dat resultaat binnen een week of binnen een maand kan worden geboekt. Ik ben op dat punt geneigd om mee te denken met die contreien, namelijk dat de tijd ook weleens zijn werk zou kunnen doen.

Ten eerste gaat het erom dat we er in ieder geval voor zorgen dat er niet nog meer verwijdering komt tussen de twee landen. Ten tweede is het belangrijk dat we toewerken naar het verminderen van de afstand tussen de twee landen. Elk pad daar naartoe dat resultaat oplevert, zal door mij worden bewandeld. Daarin past de lijn van de heer Pechtold alsmede de lijn van de heer Ormel; laat ik dat gezegd hebben.

De heer De Roon heeft het punt van de contacten tussen Turkije en Hamas aan de orde gesteld. Dit onderwerp is ook al aan de orde geweest in de beantwoording van vragen van het lid Kortenoeven van de PVV. Ik wil daarnaar verwijzen, maar zeg ook nogmaals in alle duidelijkheid dat voor de Nederlandse regering, net als voor de Europese Unie, de parameters van de beginselen van het kwartet gelden. Die beginselen zijn dat er pas met Hamas kan worden gepraat en dat er pas contacten kunnen zijn wanneer Hamas Israël erkent, wanneer Hamas geweld en terrorisme afzweert en wanneer Hamas ook de eerder aangegane verplichtingen in het kader van akkoorden en andere arrangementen aanvaardt.

Onderwijl is het zo dat niet alleen Turkije maar ook de Russische Federatie en bijvoorbeeld Zwitserland en Noorwegen, maar ook Egypte en Qatar openlijk contacten met Hamas hebben. De Nederlandse regering volgt de contacten tussen Turkije en Hamas zeer nauwgezet en spreekt Turkije erop aan dat dit land door contacten met een terroristische organisatie de rode lijnen van de parameters van de beginselen overschrijdt. Wij zijn daar dus niet van gediend.

Voor het overige geldt dat Turkije in de contacten met Hamas probeert om verder te komen in de relatie tussen Hamas en de Palestijnse Autoriteit. De Nederlandse regering is niet gediend van de contacten met Hamas, maar op zichzelf is de Nederlandse regering er wel van gediend als Turkije probeert om zo veel mogelijk bevorderlijke activiteiten te verrichten als het gaat om de positie van de Palestijnse Autoriteit.

De heer De Roon (PVV):

Ik wil de minister aanspreken op het feit dat Turkije niet alleen een land is dat wellicht ooit tot de Europese Unie zal willen toetreden en dat de rode lijn die het gemeenschappelijk buitenlandse veiligheidsbeleid stelt, al heeft overtreden, maar ook op het feit dat Turkije een NAVO-lid is en betrekkingen – en niet zomaar betrekkingen maar kennelijk warme betrekkingen – onderhoudt met Hamas en daarin samenspant tegen Israël. Het bespreekt samen met die meneer Haniyeh hoe de verjoodsing van Jeruzalem kan worden tegengegaan. Zijn dat nu handelingen die een NAVO-lid waardig zijn?

Minister Rosenthal:

Ik heb al gezegd dat voor de Nederlandse regering geldt dat er pas contacten kunnen zijn met Hamas als Hamas voldoet aan de drie voorwaarden die ik heb genoemd. Aan die voorwaarden voldoet Hamas niet en derhalve zijn openlijke contacten van Turkije, net zoals die van Zwitserland, Noorwegen, de Russische Federatie, Egypte en Qatar, wat de Nederlandse regering betreft niet gewenst. Dat is het simpele antwoord.

De heer De Roon (PVV):

Ik zal mijn vraag iets meer toespitsen. Vindt de minister niet dat Turkije door aldus te handelen, handelt in strijd met de belangen van de NAVO? De NAVO is namelijk ook een organisatie die zich tegen terrorisme richt. Dat bereik je natuurlijk niet door warme banden met meneer Haniyeh te onderhouden en door bij een gevangenenruil vrijgelaten Palestijnse terroristen warm te ontvangen in Turkije. Dat is dan toch gewoon in strijd met wat je van een goed NAVO-lid mag verwachten?

Minister Rosenthal:

Het laatste punt dat de heer De Roon noemt, was inderdaad geen prettig beeld, laat ik dat duidelijk zeggen. Ik vond dat niet prettig om waar te nemen. Er zitten natuurlijk schaduwpuntjes aan de positie van Turkije in de NAVO – dat geldt op zijn tijd echter ook voor andere lidstaten van de NAVO – maar overall helt de balans voor de betekenis van Turkije in NAVO-verband zeer naar het positieve over. Ik heb het voorbeeld genoemd omtrent de moedige inspanningen die Turkije pleegt met betrekking tot het antiraketschild in Zuidoost-Turkije. Ik heb de bijdrage van Turkije genoemd aan de NAVO-operatie Unified Protector in Libië. Dat zijn zaken die verre de pijnpunten die de heer De Roon noemt en die ik niet wegspeel, overtreffen.

De heer De Roon (PVV):

Ik betreur het bijzonder dat de minister die pijnpuntjes, zoals hij ze noemt, schaduwkantjes noemt.

Minister Rosenthal:

Schaduwkanten.

De heer De Roon (PVV):

Ik zou het gewoon een inktzwarte smerige vlek op het blazoen van de NAVO noemen.

Minister Rosenthal:

Ik gebruik die bewoordingen op dit ogenblik ten aanzien van dit onderwerp liever niet, of eigenlijk gewoon niet.

Voorzitter. Ik kom bij een punt dat ook aan de orde is gesteld en dat betreft ook de relaties van Turkije tot een aantal andere landen, inclusief NAVO-lidstaten. Ik doel op de zaak rond de Cypriotische proefboringen, waarin inderdaad Turkije ook dreigende taal heeft gesproken. Nu dan, het antwoord op de vragen die daarover gesteld zijn, is klip-en-klaar. Ik heb Turkije expliciet aangesproken op die dreigende taal richting Cyprus. Verder is dat gebeurd in NAVO-verband. Als Nederland dit misschien niet heeft opgebracht in NAVO-verband, dan mag er toch van worden uitgegaan dat Cyprus hier iets van heeft gezegd. Dat laat ik maar even liggen. Het moet klip-en-klaar zijn dat Cyprus de soevereine rechten heeft om daar proef- en gasboringen te verrichten en dat het voor Turkije niet gepast is om dreigende taal te spreken over de aanwending van eventuele opbrengsten uit de gasboringen voor welke gemeenschappen op het eiland Cyprus dan ook.

Dan heb ik nog een algemeen punt liggen – ik wil het namelijk in algemene termen oppakken – over de positie van de Koşerden in Turkije en in de autonome Koşerdische regio in Irak onder leiding van Masud Barzani. De langdurige strijd van Turkije tegen de verboden PKK is een strijd tegen een verboden, terroristische organisatie. Zo zien wij dat. Het Turkse leger en de Turkse regering willen de militaire capaciteit van de PKK in het grensgebied tussen Turkije en Irak bestrijden. Van 19 oktober tot 27 oktober is er een offensief geweest. Eind december is er een afgrijselijk voorval geweest, dat aan 35 onschuldige burgers het leven heeft gekost. Ook de Turkse autoriteiten hebben dit een gruwelijk misverstand genoemd. De Turkse regering neemt daar ook de volle verantwoording voor op zich. Zij heeft niet alleen onderzoek aangekondigd, en doet hier onderzoek naar, maar zij heeft ook aangekondigd dat zij nabestaanden zo veel mogelijk genoegdoening zal geven. Vanzelfsprekend is er toenadering tussen Turkije en de Koşerdische autonome regio nodig voor een effectieve bestrijding van de PKK. Dat is ook de lijn die de leider van de Koşerden in de autonome regio, Barzani, voorstaat.

Dat is natuurlijk nooit genoeg. De Nederlandse regering is dan ook de mening toegedaan dat wij het niet alleen moeten hebben over militaire inspanningen, maar juist ook over de verbetering van de sociaaleconomische en de culturele positie van de Koşerden, ook binnen Turkije zelf. Welke vorm en inhoud dat precies moet krijgen, is een punt van langdurig debat, ook in Turkije zelf. Er zijn stappen gezet, maar mogelijk is dat nog niet genoeg. De zogeheten democratische opening die Turkije heeft aangekondigd en die aan de orde is, waarbij een dialoog met de Koşerden werd beoogd, moet worden hervat. Die democratische opening verloopt niet zoals je dat, althans van verre, zou wensen. Ik stel dit zowel bilateraal als in EU-verband steeds aan de orde.

De heer Van Bommel stelde een vraag over wapenexport naar Turkije. Ik voel mij niet prettig bij de stappen ter zake waar de heer Van Bommel om heeft gevraagd, want het gaat er juist om om Turkije te zien als een belangrijke, betrouwbare en integrale bondgenoot van de NAVO, met alle mitsen en maren die daaraan vast kunnen zitten. Het past dan niet om bijzondere maatregelen op het gebied van wapenexport tegen deze NAVO-partner te treffen. Dat neemt natuurlijk niet weg dat de verschillende modaliteiten die aan de orde zijn bij wapenexport onverkort tot gelding moeten komen.

De heer Van Bommel (SP):

In de Israëlische krant Haaretz stond het bericht dat Turkije zijn F-16's militair op een andere manier heeft ingesteld. Israëlische toestellen worden nu niet meer automatisch als vriendschappelijke toestellen herkend. Normaal gesproken kan er geen aanval op worden uitgevoerd, ook al zou daartoe een order worden gegeven. Nederland levert tegelijkertijd onderdelen voor die F-16's in de wetenschap dat Turkije nu anders met die F-16's omgaat. Vindt de minister dat niet zorgelijk?

Minister Rosenthal:

Ik denk dat er in dit verband sprake is van een misverstand of in elk geval van onduidelijkheid over de informatie die ons is geworden. Volgens mijn informatie gaat het om de Turkse wijziging van de IFF, de Identification of friend and foe. Dat gaat over de herkenning van vliegtuigen. De berichten uit Haaretz zijn mij ook bekend. Het verhaal over de herkenning van vliegtuigen komt echter niet overeen met de feiten. Zo'n IFF kan niet automatisch herkennen of er sprake is van een vriend of een vijand. De IFF kan ook niet automatisch het vuur op een vijandig vliegtuig activeren. De vlieger beslist te allen tijde zelf of er gevuurd wordt. Het vuren op een vriendschappelijk vliegtuig kan ook niet automatisch geblokkeerd worden. Dat geeft overigens te denken over de term "friendly fire". Ook is het type vliegtuig niet zonder meer te herkennen. Dat moet via de radar gebeuren. De informatie die mij heeft bereikt, levert dus niet de conclusies op die de heer Van Bommel nu trekt.

De heer Van Bommel (SP):

Dat neemt een deel van de zorgen weg. Wat resteert is het feit dat Nederland onderdelen voor F-16's levert. Als er sprake zou zijn van een dreiging ten aanzien van Israël of andere landen of volken – denk aan de Koşerden – dan worden die F-16's als eerste ingezet. Dat heeft het verleden geleerd. Ik vraag de minister nog eens serieus na te denken over iets wat, naar ik meen, in de jaren tachtig gedaan is, namelijk een beperking van de export van wapens naar Turkije om moverende redenen.

Minister Rosenthal:

De dreigende taal van de Turkse autoriteiten wordt door de Nederlandse regering op zichzelf serieus genomen. Dat wil ik benadrukken. Wij spannen ons echter ook voortdurend in om Turkije te houden aan de goede daden die het in NAVO-verband etaleert. We willen Turkije ook een pluim geven voor zijn rol met betrekking tot een aantal landen in de Arabische regio. Ik probeer het dus vanuit de positieve kant te benaderen. Dat wil ik ook graag vasthouden in verband met het punt dat de heer Van Bommel meer in het algemeen aan de orde stelt.

Dan kom ik op de specifieke vragen die zijn gesteld. De Kamerleden weten dat ik altijd probeer antwoord te geven op alle vragen en dat ik probeer niets te laten liggen. Geregeld merk ik in de tweede termijn dat dit toch niet altijd lukt, maar ik zal mijn best doen.

De heer De Roon stelde een vraag over het aankaarten van de Turkse situatie in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Ik heb daar een aantal algemene punten aan de orde gesteld die betrekking hebben op de situatie in dit gebied. Ik heb Turkije zelf ook meermalen aangesproken op de dreigende taal in de richting van Israël, zowel bilateraal als in NAVO-context. De spanningen tussen Israël en Turkije zijn op zichzelf wat aan het minderen; dat hoor ik ook van bevoegde Israëlische zijde, om het maar wat cryptisch te zeggen. Het lijkt mij niet zo dringend nodig om dit ook nog op te gaan brengen in de Algemene Vergadering van de VN. Wel zullen deze punten maandag, zoals gezegd, zeker aan de orde komen in Brussel, wanneer Davutoğlu als gast van de Raad Buitenlandse Zaken treffen.

Een opt-out bij de NAVO is voor de Nederlandse regering echt niet aan de orde, zeg ik de heer De Roon kort en bondig.

Ik kan de heer Ormel zeggen dat ik niet onder stoelen of banken steek dat de ontwikkelingen in de Arabische regio Israël op een aantal punten te denken moeten geven, in positieve richting. Ik heb dat in maart ook in Jeruzalem gezegd tegen de Israëlische leiders. Israël moet bewegingen maken, ook in het vredesproces, dat ik eerder "een proces dat eigenlijk geen proces is" heb genoemd. Wij moeten het vredesproces echt conform de naam laten werken.

De heer Ormel (CDA):

De minister zegt dat hij dit in Israël tegen ministers heeft gezegd. Is dit onderwerp ook ter sprake gekomen in zijn contacten met premier Netanyahu tijdens diens verblijf hier?

Minister Rosenthal:

Het antwoord is ja. Ik bemerk bij de premier van Israël een open mind op dit punt. Dat zal morgen wat meer duidelijkheid krijgen, als de Israëlische premier spreekt met zijn Nederlandse ambtgenoot, premier Rutte. Daarna zal in de persmomenten nader duidelijk worden gemaakt hoe de zaken er in dezen voor staan.

De heer Ormel (CDA):

Zijn er van de zijde van de minister-president nog zaken te verwachten die kunnen helpen? Zal hij morgen in zijn contacten nog zaken aanstippen waaraan Nederland kan bijdragen?

Minister Rosenthal:

Ik kan hier in cryptische bewoordingen over gaan praten, maar ik denk dat het voor de duidelijkheid het beste is om er op dit ogenblik geen woorden aan te wijden.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Rosenthal:

Voorzitter. Ik meen de vragen van de heer Pechtold, net name naar aanleiding van het Palmer-rapport, beantwoord te hebben.

Mevrouw Peters heeft vragen gesteld over het rapport van de Heads of Mission. Ik ben altijd bereid om de Kamer te informeren over al het mogelijke, maar het rapport wordt door de Heads of Mission vanuit Jeruzalem en Tel Aviv naar Brussel gezonden en het is daar nog niet eens op ambtelijk niveau besproken, laat staan op politiek niveau. Ik zeg de Kamer volmondig toe dat ik haar zal informeren zodra de status van het stuk zodanig is dat het naar de Kamer kan worden gestuurd. Ik neem aan dat dit niet te lang zal duren. Voor het overige moet mevrouw Peters het doen met hetgeen kennelijk in volle omvang is gelekt in allerlei internationale media.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Dat is natuurlijk een maffe situatie. Media hebben er wel de beschikking over, terwijl wij er als parlement alleen indirect over kunnen spreken. Kan de minister dan bevestigen of het klopt wat er in de media over wordt gezegd? Het zijn namelijk nogal forse ambtelijke uitlatingen van de EU over het nederzettingenbeleid. Ik vroeg de minister ook of dit onderwerp is van zijn gesprekken met premier Netanyahu. Welke gevolgen verbindt de minister bovendien aan de conclusies die de EU op ambtelijk niveau over het nederzettingenbeleid trekt?

Minister Rosenthal:

Ik ben er op dit ogenblik nog niet aan toe om ten aanzien van dat ambtelijke rapport concludente uitspraken te doen. Dat gaat nu dus de ambtelijke molen in Brussel in en ik hoop dat die molen op dit vlak snel draait. Vervolgens zal het politiek moeten worden getoetst. Ik zeg er met nadruk bij dat ik die politieke toets er zelf ook op wil leggen, alvorens ik zo'n rapport voor mijn rekening neem. Op dat punt wil ik aan de Kamer nog eens expliciet voorleggen dat ik de procedure die aan de orde is met betrekking tot de rapporten van Heads of Mission in Tel Aviv en Jeruzalem, ook bijvoorbeeld ten aanzien van het zogeheten Jeruzalem-rapport, nog eens tegen het licht wil houden, omdat ik met mevrouw Peters simpelweg moet constateren dat er, voor je het weet, misverstanden ontstaan over de status die een tekst op een bepaald moment in een bepaald besluitvormingstraject heeft.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik krijg de indruk dat dit rapport misschien nog wel ambtelijk is maar zich toch wel in een vergevorderd stadium bevindt. Als ik goed ben geïnformeerd, gaat de minister er namelijk aanstaande maandag met zijn EU-collega's over praten en is het ook voorwerp – zo gaat de geruchtenmolen – van zijn gesprekken met premier Netanyahu. Is dat zo? Indien ja, wat heeft de minister dan met premier Netanyahu over dat rapport besproken?

Minister Rosenthal:

Ikzelf heb met premier Netanyahu – dat zal morgen ook gelden voor premier Rutte –- niet zo veel over dit onderwerp als zodanig te bespreken, in die zin dat het standpunt van de Nederlandse regering ten aanzien van bijvoorbeeld de bouw van woningen op de Westbank en zeker ook in Oost-Jeruzalem, bij de Israëlische autoriteiten meer dan bekend is, inclusief het feit dat de Nederlandse regering er een aantal malen zelfs heel snel bij was. Volgens mij moest dat ook, om erop te wijzen dat unilaterale stappen van dit soort geen bijdrage leveren aan het vredesproces in het Midden-Oosten, net zo min als dat unilaterale stappen aan de kant van de Palestijnse Autoriteit bijvoorbeeld in de richting van de Verenigde Naties een bijdrage zouden leveren aan het vredesproces.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Tot slot. Ik snap dat ik met de minister nu niet veel verder kan komen. Ik concludeer echter dat het antwoord mager op mij overkomt. Het EU-rapport verbindt keiharde conclusies en veroordelingen aan het nederzettingenbeleid, waar de minister zich nu niet achter wil scharen. De minister wil ook geen gevolgen verbinden aan het negeren door Israël van de Nederlandse oproep om de bouw van nederzettingen te staken. Dat vind ik teleurstellend.

Minister Rosenthal:

Wij hebben het nu voortdurend over dreigende taal van de kant van een land ten opzichte van een ander land. In de precieuze situatie waarin wij momenteel verkeren in het kwartetproces in het bredere kader van het vredesproces in het Midden-Oosten, lijkt mij dreigende taal, naar welke kant in het vredesproces dan ook, niet opportuun.

Ten slotte kom ik bij een vraag van mevrouw Peters over Syrië. Turkije probeert een bijdrage te leveren aan datgene wat wij met zijn allen willen, namelijk dat Assad opstapt en dat er een einde komt aan het geweld. Door mij, en ik meen ook door de Kamer gisteren, is besproken met de voorzitter van de Syrische Nationale Raad, om de verschillende oppositiekrachten in en buiten Syrië zo snel mogelijk onder een noemer te brengen, zoals dat ook op een bepaald moment in Libië is gebeurd met de Nationale Transitieraad. Ook voor de Nederlandse regering geldt dat wij eerst en vooral proberen om toch zover te komen dat wij beweging krijgen op het niveau van de Verenigde Naties, ja zelfs van de Veiligheidsraad van de VN. Dat er allerlei obstakels liggen, moge duidelijk zijn, maar het zou moeten gebeuren.

Voor de relatie tussen Turkije en Syrië geldt dat ik Turkije prijs voor de inspanningen die het land levert rond Syrië, niet in de laatste plaats de opvang op eigen Turks grondgebied van vluchtelingen, van gedeserteerde militairen en wat dies meer zij.

De heer Dijkhoff heeft mij gevraagd om de zaak ook stevig aan te kaarten bij Hoge Vertegenwoordiger lady Ashton en bij Commissaris Füle. Dat zal ik zeker doen. Ook op dat niveau zal datgene wat de heer Dijkhoff op een bepaald moment predikte, namelijk het laten domineren van gezond verstand in de relatie tussen Turkije en Israël, door mij worden ingebracht.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

De rol van Turkije in Syrië is opvallend en cruciaal. Turkije stelt de Syrische oppositie in staat om in relatieve vrijheid bijeen te komen. Is de minister bereid om tijdens het gesprek met zijn Turkse collega te informeren of steun vanuit Nederland al dan niet samen met de EU nodig is en, zo ja, zich daarvoor in te zetten?

Minister Rosenthal:

Het antwoord is: ja.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Het is het bekende patroon van de partijen ter linkerzijde als het gaat over Israël: Israël moet gewoon door de pomp in het geschil met Turkije over het incident rond het konvooi naar Gaza. En dat is natuurlijk niet conform de conclusies van het Palmerrapport. Daarin staat helemaal niet dat Israël excuses moet aanbieden. Het rapport beveelt aan dat Israël uitspreekt dat het de gevolgen van het incident betreurt. En dat is gebeurd, zelfs al voordat het Palmerrapport verscheen. Op 2 juni 2010 heeft de heer Netanyahu al gezegd dat Israël het verlies van levens betreurt. Het zet dus geen zoden aan de dijk om excuses te blijven eisen, zoals Turkije doet. Ik ben blij dat de minister dat ook inziet en dat hij ook inziet dat het soms beter is dat je dan maar probeert om de betrokkenen over het probleempunt heen te helpen. Ik vind overigens dat Turkije het zelf steeds tot een probleempunt probeert te maken. De minister vindt terecht dat naar de toekomst moet worden gekeken. Wij moeten proberen datgene te vinden wat de twee landen dichterbij elkaar kan brengen.

Welke inspanningen verricht de Nederlandse regering nu eigenlijk om de spanningen tussen Turkije en Israël te verminderen? Daar krijgen wij toch een beetje schimmige antwoorden over. Het is al beschreven als: bemoei je er nu even niet mee, want de kok is aan het koken. Ik hoop wel dat er iets goeds uitkomt. Ik zou het zeer op prijs stellen als de minister in zijn contacten met Netanyahu duidelijk de vraag aan de orde stelt welke bijdrage Nederland kan leveren om de spanningen tussen Turkije en Israël te verminderen. Dat moet iets meer zijn dan alleen erop te wijzen dat wij het niet zo leuk vinden wat Turkije heeft gezegd. Ik vraag de minister daarom, of hij hetzelfde kan doen als de VS, namelijk gewoon druk op Turkije zetten. Dat heeft er in ieder geval in geresulteerd, volgens recente berichtgeving, dat de Turkse advocaat-generaal alle juridische procedures inzake dat Marmara-incident heeft stopgezet, onder druk van de VS.

Ik vind dat het volgende moet worden bereikt. De Turkse dreiging om met een vloot de blokkade van Gaza te doorbreken, moet worden ingetrokken …

De voorzitter:

Ik moet echt even ingrijpen, want dit is een tweede termijn. Als er vragen zijn die niet zijn beantwoord, kunt u die stellen, u kunt een motie indienen, maar in deze tweede termijn kunt u geen nieuwe punten aan de orde stellen.

De heer De Roon (PVV):

Dan vraag ik de minister, om in NAVO-verband heel duidelijk aan te kaarten dat het ondermijnen en bedreigen van Israël, het bedreigen van Cyprus en het onderdrukken van de Koşerden, zoals dat door Turkije gebeurt, een voor een NAVO-lid onwaardige opstelling van Turkije is, en dat moet gewoon in de NAVO worden uitgesproken en besproken, en daarover moet een conclusie komen. Ik vraag de minister om daarop aan te sturen.

De heer Pechtold (D66):

Hooggespannen verwachtingen. Een debat wordt aangevraagd door de PVV, in de eerste termijn vraag ik aan collega De Roon wat de regering moet doen – er was nogal stevige taal over het lidmaatschap van de NAVO van Turkije – en dan moet men nu een kopje thee gaan drinken bij de NAVO. Geen motie, helemaal niets? En dan wel zeggen dat de rest van de Kamer geen oplossing heeft?

De heer De Roon (PVV):

Het beeld dat ik heb van de inspanningen tot nog toe, is dat er inderdaad kopjes thee zijn gedronken. Ik vraag de minister erop in te zetten dat er binnen de NAVO uitdrukkelijk over wordt gesproken, en wordt geconcludeerd dat Turkije gewoon op een aantal punten op zijn schreden terug moet komen. Ze moeten dus de blokkade van Gaza niet doorbreken. Het friend/foe-systeem moet weer worden omgezet, zodat Israëlische vliegtuigen niet meer als de vijand worden herkend, en de Turkse militaire dreiging jegens Cyprus moet gewoon stoppen. Turkije moet aan de terroristische organisatie Hamas geen steun verlenen. Dat zouden de eisen moeten zijn die de NAVO stelt aan Turkije. Als Turkije daar niet aan voldoet, zou de conclusie moeten zijn dat Turkije een bondgenoot is binnen de NAVO die onze veiligheid schade toebrengt.

De heer Pechtold (D66):

Als de PVV een debat aanvraagt en de minister naar de Kamer laat komen, moeten we ons werk wel serieus nemen. U hebt van tevoren het standpunt van de regering bedacht, en als dat u niet bevalt en u zo'n duidelijke oproep aan de minister in NAVO-verband doet, dan vind ik dat u de Kamer moet vragen of ze het met u eens is. Ik denk namelijk dat u daarvoor geen meerderheid krijgt. Wat mij betreft houdt de minister de zojuist aangegeven koers aan. Nu suggereert u dat de minister dat moet gaan doen. Ik vind dat een onduidelijke, en daarmee onprettige uitkomst van dit debat. Ik vraag u: bent u bereid om dit in een motie aan de minister te vragen? Anders vraag ik me af wat we hier vanavond hebben gedaan.

De heer De Roon (PVV):

Ik heb de verwachting dat de minister hier positief op gaat reageren. Ik heb er dus helemaal geen behoefte aan om daarover op dit moment met een motie te komen. Als de gang van dit debat voor de heer Pechtold onbevredigend is, is dat jammer voor hem, maar ik ben tot nog toe tevreden met de bespreking van de situatie rond Turkije, en ik hoop dat de minister ook gaat zeggen dat hij hierop stevig gaat inzetten, op een manier die leidt tot vermindering van de spanningen, want daar gaat het om, heb ik al in eerste termijn gezegd.

Minister Rosenthal:

Voorzitter. Ik dank de heer De Roon voor zijn inbreng in tweede termijn. Ik wil daar heel kort op ingaan. In NAVO-verband is al gesproken en wordt ook steeds gesproken over dit soort zaken als die aan de orde zijn. Dat geldt ook voor de relatie tussen Turkije en Israël en de relatie tussen Turkije en Cyprus. Overigens, dit voor alle duidelijkheid, is Cyprus geen lid van de NAVO, maar wel van de Europese Unie. Ook in dat verband hebben wij dit meermalen aan de orde gehad.

Er zit een cruciaal punt in de vraagstelling en het perspectief van de heer De Roon waar ik van moet zeggen dat het voor de Nederlandse regering juist wat anders ligt. Daarom kan ik ook niet ingaan op de uitnodiging van de heer De Roon op dit vlak. Ik ecarteer even het punt van de "friend or foe identification", want daarover heb ik bij de interruptie van de heer Van Bommel al gezegd wat er te zeggen is.

Het gaat er vooral om dat wij merken dat de spanningen tussen Israël en Turkije mogelijkerwijze al wat aan het minderen zijn. Dan moeten wij dit niet weer op dreigend niveau van onze kant in de richting van Turkije gaan aankaarten. Wij zijn nu juist bezig om te proberen om die verwijdering tussen Turkije en Israël te verminderen. Ten aanzien van de relatie tussen Turkije en Cyprus geldt dat op dit ogenblik waar het de gasboringen betreft, in New York onder leiding van Ban Ki-moon of de mensen rond Ban Ki-moon gesprekken gaande zijn tussen de Turks-Cypriotische en de Grieks-Cypriotische gemeenschappen. De signalen zijn dat die gesprekken wel tot iets zouden kunnen leiden. Dan is het geen goede zaak om in dat potje te gaan roeren. Daar is dus ook een kok bezig in de keuken en dan ga ik mij daar niet naar toe bewegen met gerechten die ik aan te bieden heb en die de kwaliteit van het gerecht dat daar wordt gebrouwen alleen maar ruïneren. Kortom, ik zit op een wat andere tour dan de heer De Roon.

Wat betreft de kwestie van de positie van Turkije in NAVO-verband, houd ik staande dat de balans wat betreft de rol van Turkije in de NAVO zeker naar het positieve doorslaat. Het pijnpunt dat de heer De Roon heeft aangekaart, schuif ik niet onder de tafel, dat ligt op tafel. Ook daarop zullen wij natuurlijk steeds, wanneer het ter zake is, de Turkse autoriteiten aanspreken.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind het belangrijk dat een debat een conclusie heeft. Mag ik dan concluderen dat de minister zegt dat als het gaat om de vloot, om de F16's en om Cyprus dat nu niet aan de orde is en dat die punten op dit moment niet extra in NAVO-verband aan de orde hoeven te worden gesteld? Daarmee is de oproep van de heer De Roon op vriendelijke wijze, op parlementaire wijze afgewezen. Ik wijs de heer De Roon op de mogelijkheid van een derde termijn als hij aan dit debat een gevolg wil geven.

De heer De Roon (PVV):

Ik zie dat anders. Ik begrijp uit de woorden van de minister dat er aan al die punten worden gewerkt. De minister vraagt om hem rustig te laten voortborduren in NAVO-verband en in VN-verband. Dan komt dat hopelijk tot een goede oplossing. Ik vind dat het debat dus wel degelijk een positieve uitkomst heeft. Wij zullen over een poosje zien of dat ook inderdaad het geval is. Dan komen wij er wellicht op terug.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank iedereen.

Sluiting 20.46 uur.

Naar boven