2 Onveilige speeltoestellen

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het onderzoek van de nieuwe Voedsel en Warenautoriteit over onveilige speeltoestellen (32500-XVI, nr. 155).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. In tijden van crisis en grote maatschappelijke vraagstukken zouden we haast vergeten dat we ook zoiets op de agenda hebben staan als speelruimte. Gek eigenlijk, want speelruimte in de wijk is vaak het cement van de buurt. Een plek waar kinderen en ouders elkaar tegenkomen, komt de leefbaarheid van de wijk ten goede. Buitenspelen is goed in de strijd tegen overgewicht en leidt bovendien op langere termijn tot lagere gezondheidskosten.

Steeds vaker zie je dat gemeenten onvoldoende rekening houden, of willen houden, met ruimte voor kinderen om buiten te kunnen spelen. De belangen van kinderen verliezen vaak van andere belangen, zoals de aanleg van parkeerplaatsen of de bouw van woningen of winkelcentra, en dat terwijl in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind is vastgelegd dat kinderen het recht hebben om te spelen. Helaas zit er een gat tussen dat recht en de realiteit, maar niet getreurd, ik heb voor de verandering een drietal moties, die ik heel snel zal oplezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voldoende buitenspeelruimte zowel voor de gezondheid als voor de sociale contacten van een kind belangrijk is;

van mening dat gemeenten bij het vaststellen van hun ruimtelijke-ordeningsplannen rekening moeten houden met minimaal 3% buitenspeelruimte;

verzoekt de regering om te komen tot een landelijke norm voor het aantal vierkante meters buitenspeelruimte in gemeenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (33000-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat er een gevarieerd aanbod aan buitenspeelmogelijkheden is voor verschillende leeftijdscategorieën;

van mening dat er bijvoorbeeld niet enkel wipkippen moeten zijn in een buurt waar voornamelijk pubers wonen;

verzoekt de regering, in overleg te treden met de Nederlandse gemeenten om te komen tot een uitdagend aanbod voor verschillende leeftijdscategorieën buitenspeelmogelijkheden en de Kamer hierover uiterlijk in het voorjaar 2012 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (33000-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel gemeenten met forse bezuinigingen te maken hebben en dat dit soms ten koste gaat van buitenspeelruimte;

overwegende dat buitenspeelruimte soms verloren gaat bij het inrichten van de publieke ruimte en compensatie van de speelruimte achterwege blijft;

verzoekt de regering, in overleg met de Nederlandse gemeenten tot afspraken te komen om de hoeveelheid buitenspeelruimte in de gemeenten te behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (33000-XVI).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Schippers:

Voorzitter. Ik ben het eens met de SP-fractie dat het van groot belang is dat mensen in hun omgeving, in parken en in het groen bewegingsvrijheid hebben. Vrijheid en ruimte om te spelen is belangrijk. Ik zou eigenlijk nog een stapje verder willen gaan. Ik doe dat met de nota die ik eind deze week of begin volgende week naar de Kamer zal sturen. In deze nota zal ik voorstellen dat, naast de ruimtes voor gemeenten, enthousiasmerende buurtsportcoaches daadwerkelijk iets gaan doen met de kinderen, maar niet alleen met kinderen, maar ook met ouderen en andere groepen. Ik deel de urgentie dus.

Wij verschillen echter van mening over de vraag wie er verantwoordelijk is voor de ruimtelijke ordening in de gemeente. Wij hebben vastgesteld dat dit de gemeente is. Dat past ook binnen het nieuwe kabinetsbeleid over ruimte dat komende maandag in een algemeen overleg met mijn collega van Infrastructuur en Milieu met de Kamer wordt besproken. De gemeente gaat over de ruimtelijke ordening. Wij hebben ervoor gekozen om de uitgestoken hand van de gemeente op te pakken. De gemeenten gaan uiteraard over de eigen ruimtelijke ordening, zoals de school- en speelpleintjes. Wij bieden de gemeenten een steuntje in de rug in de vorm van extra financiering voor de sportcoaches, zodat er iets gebeurt met de buitenruimte. Tegen deze achtergrond zou ik eigenlijk alle drie de moties willen ontraden. In deze moties wordt er namelijk van uitgegaan dat de rijksoverheid hierover iets te zeggen heeft. Dit is echter een taak van de gemeentelijke politiek. Daar zitten ook volksvertegenwoordigers en een bestuur. Ook wordt daar besproken waar de veldjes komen, in welke vorm en met welke prioriteit. Daarom ontraad ik deze drie moties.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik had dit antwoord een beetje verwacht. De minister schreef immers al in haar verslag dat zij deze taak voornamelijk bij de gemeenten wil laten. Ik heb daarom heel goed nagedacht over de drie moties. Ik snap de overweging van de minister bij de eerste motie, hoewel we daarover van mening verschillen. In de andere twee moties staat echter alleen een heel vriendelijk verzoek om in overleg te treden met de gemeenten. Ik zet hiermee al een stap naar de minister. Ik verzoek haar ook een stap te zetten naar de SP-fractie. We kunnen dan in ieder geval in overleg treden om de buitenspeelruimte te behouden.

Minister Schippers:

Dat is toch moeilijk. In de derde motie vraagt mevrouw Kooiman eigenlijk of ik in het overleg met de gemeenten wil zeggen: als u bezuinigt op allerlei dingen die heel belangrijk zijn, op alle infrastructuur in de buurt, op de bibliotheken en de zwembaden bijvoorbeeld, kies dan voor een bezuiniging op de bibliotheken of zwembaden, maar niet hier. Dat is naar mijn mening echt iets voor de lokale democratie en die is verschillend naar gelang je in het noorden of het zuiden bent, in de stad of in het landelijk gebied. Ik deel met mevrouw Kooiman de prioriteit dat kinderen moeten kunnen sporten en bewegen in hun eigen omgeving. Wij investeren behoorlijk veel geld – dat zult u volgende week zien – om dat van de grond te krijgen, maar wel in overleg met de gemeenten. Wij doen dat als gelijkwaardige partners, wij staan niet boven de gemeenten en zeggen niet: zo moet u het doen. Wij zullen dit als gelijkwaardige partners samen van de grond trekken. De gemeenten zijn daar razend enthousiast over en zij willen daarmee ook graag aan de slag. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat dit zal lukken.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik snap de minister, maar op het moment dat de sportcoaches worden ingezet – wij zijn daar natuurlijk ook voor – moeten er wel voldoende sportruimte zijn. Dat is onze grootste zorg, want ik zie dat steeds meer gemeenten daarop bezuinigen en ook niet kiezen voor compensatie als bijvoorbeeld een parkeerplaats wordt aangelegd op de plaats van een speeltuin. Ik vraag de minister om deze vriendelijke motie uit te voeren waarin ik de regering alleen maar vraag om afspraken te maken of in ieder geval te bekijken hoe gemeenten de hoeveelheid buitenspeelruimte kunnen behouden.

Minister Schippers:

Wij zijn voortdurend in overleg met de gemeenten over het belang hiervan; dat komt door die buurtsportcoaches. Als mevrouw Kooiman mij vraagt om met gemeenten in gesprek te gaan om hen ervan te doordringen hoe belangrijk dit is en dat zij dat moeten doen, antwoord ik dat wij dat voortdurend doen. Ik heb vorige week nog in een gesprek met gemeenten gezegd hoe belangrijk buitenspeelplaatsen zijn. Dat doen wij al. Wij doen dit op basis van gelijkwaardigheid waarbij gemeenten heel goed weten hoe belangrijk dit is en wij samen zoeken naar een mogelijkheid om dit een tandje hoger te tillen. Dat is de insteek die ik heb gekozen en waaraan ik vast zou willen houden.

De voorzitter:

Ik wil over twee minuten beginnen met het VAO over het pgb. Daarom tot slot alleen nog een korte vraag van de heer De Liefde.

De heer De Liefde (VVD):

Ik heb gehoord wat de minister van de tweede motie vindt. Ik denk daarom dat die motie eigenlijk overbodig is. Wat er in de motie wordt gevraagd, is immers staand beleid. De minister doet dit immers al in de nota Sport en beweging. Heb ik de minister goed verstaan?

Minister Schippers:

In het geval van de tweede motie hik ik nog het meeste aan tegen het verzoek om de Kamer hierover een rapportage te doen toekomen. Ik ben al voortdurend met de gemeenten in overleg en ik steek er heel veel energie in om de buurtsportcoach van de grond te krijgen. Als ik daarover moet gaan terugkoppelen, werkt dat alleen maar vertragend. Ik denk in ieder geval niet dat het helpt.

Ik benadruk dat ik het met de doelstelling van de SP volledig eens ben. Daarover verschillen wij niet van mening. Alleen denk ik dat in het programma waarmee ik volgende week naar de Kamer kom, al alles op alles wordt gezet om er het maximale uit te halen. Het zou zonde zijn om daar weer allerlei rapportages tussen te schuiven. Dat leidt alleen maar tot vertraging.

De voorzitter:

Na een korte schorsing gaan wij door met het VAO over het pgb. Wij zullen aanstaande dinsdag over de moties stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven