6 Reclassering

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een algemeen overleg met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over reclassering (29270, nr. 54).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van harte welkom.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Wij hebben een goed overleg gevoerd over de reclassering, maar we waren het niet over alles eens. We gaan straks de begroting van Justitie verder bespreken, dus ik houd het kort. Ik dien de volgende drie moties in. Hierover is uitgebreid van gedachten gewisseld bij het algemeen overleg. Dit zijn precies de moties waar volgens mij nog de pijn zit, en die ik de staatssecretaris dus graag meegeef. Ik ben zeer benieuwd naar zijn reactie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit het experiment bij de reclassering met de professionele handelingsruimte blijkt dat er diverse knelpunten zijn waar reclasseringswerkers tegenaan lopen, zoals het gebrek aan continuïteit in de zorgketen, de leemtes in de strafrechtsgang en de moeite die reclasseringswerkers moeten doen om de juiste plek te vinden voor de delinquenten met psychiatrische problemen;

constaterende dat nog steeds veel reclasseringswerkers van mening zijn dat de regeldruk en bureaucratie belemmerend werken om hun werk goed te doen;

van mening dat het van groot belang is dat reclasseringswerkers de ruimte hebben om te kunnen doen wat nodig is om recidive te voorkomen;

verzoekt de regering, de huidige vorm van outputfinanciering van de reclassering te herzien en met voorstellen te komen die zorgen voor minder regeldruk en bureaucratie bij de reclassering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen en Bouwmeester. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (29270).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de reclasseringwerkers die met het in arrondissement Eindhoven uitgevoerde "Van-Velzenexperiment" hebben gewerkt enthousiast zijn omdat zij meer in staat zijn gesteld datgene te doen "wat nodig is" om recidive te voorkomen;

constaterende dat uit het experiment is gebleken dat dit vooral ten aanzien van psychiatrische patiënten, verstandelijk beperkten en plegers van huiselijk geweld veel heeft opgeleverd;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de professionele handelingsruimte van reclasseringswerkers wordt vergroot door de uitgangspunten van het in het arrondissement Eindhoven uitgevoerde experiment in alle regio's in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen en Bouwmeester. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56 (29270).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de aansluiting met vervolgvoorzieningen na reclasseringscontact nog onvoldoende is en dat reclasseringswerkers soms lang op zoek zijn naar een voor hun cliënt geschikte plek, hetgeen niet bijdraagt aan het voorkomen van recidive;

constaterende dat het opknippen van de oorspronkelijke reclasseringswerkzaamheden hieraan deels ten grondslag ligt;

verzoekt de regering, met voorstellen te komen die het bieden van ketenzorg mogelijk maken en meer ruimte bieden aan reclasseringsorganisaties en -werkers om een persoonsgerichte aanpak mogelijk te maken;

verzoekt de regering voorts, met voorstellen te komen om de aansluiting op vervolgvoorzieningen soepeler en sneller te laten verlopen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen en Bouwmeester. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57 (29270).

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. Anders dan mevrouw Gesthuizen net vertelde, vond de VVD-fractie de uitwisseling tijdens het AO reclassering juist zeer constructief, en ook erg goed. Desondanks hebben wij twee moties waarmee wij het goede werk dat dit kabinet al doet, verder willen ondersteunen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de drie reclasseringsorganisaties ieder hun eigen doelgroep hebben en dat deze doelgroepen elkaar soms overlappen;

overwegende dat iedere organisatie op zich deels dezelfde taken uitvoert waaronder administratie, facturatie en personeelsmanagement;

verzoekt de regering, in 2012 met de organisaties verdergaande vormen van samenwerking te bespreken en te bezien of hiermee kwaliteitsverbetering en efficiëntie kan worden bevorderd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Steur. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58 (29270).

De heer Schouw (D66):

Beoogt de heer Van der Steur daarmee een soort fusietraject in gang te zetten? Of gaat het meer om operationele samenwerking?

De heer Van der Steur (VVD):

Dat laatste is in ieder geval beoogd. Zoals de heer Schouw wellicht weet is enige tijd geleden al gekeken naar de mogelijkheden van fusies. Sommige organisaties hebben daar een duidelijke visie op en andere niet. Dus als dat komt is het goed en als het niet komt is het ook goed, maar betere samenwerking is van belang.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het doel van de reclassering het terugdringen van recidive is;

overwegende dat de reclasseringsorganisaties enorme slagen hebben gemaakt ten aanzien van protocollisering en het werken op basis van wetenschappelijke kennis;

constaterende dat het daarom mogelijk moet zijn om de effectiviteit van de werkzaamheden te vertalen in het aantoonbaar direct of indirect bijdragen aan vermindering van recidive;

verzoekt de regering, de eis dat producten potentieel of bewezen effectief zijn bij het terugdringen van recidive vanaf 2012 bij de financiering van de reclassering te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Steur en Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59 (29270).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Tijdens de voorbereiding van het algemeen overleg hebben we vrij intensief contact gehad met de reclassering, ook de heer Van der Steur. Daarbij werd ons onder meer verteld dat men daar zo graag de ruimte houdt om iets te ontwikkelen zodat men ervoor kan zorgen dat het uiteindelijk effectief is. Hoe strookt die oproep met deze motie?

De heer Van der Steur (VVD):

Daar is wat mij betreft geen enkel bezwaar tegen. Als je iets ontwikkelt, moet het uiteindelijk evidence based zijn en moet het dus ook wetenschappelijk ergens op gebaseerd zijn. Dan valt het weer keurig binnen de kaders van deze motie. Waar de slag gemaakt moet worden, is dat het niet gaat om de protocollisering als zodanig maar om de terugdringing van de recidive waarop de financiering wordt gebaseerd.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dat snap ik. Alleen, dan blijft toch de vraag of de reclassering wat betreft de VVD nog de ruimte krijgt om te kijken welke interventie het beste zou werken om ervoor te zorgen dat die straks evidence based is. Dat is het spanningsveld. We zijn af en toe zo idolaat van evidence based waardoor we geen ruimte meer bieden voor bijvoorbeeld de ISD die er totaal door in de verdrukking komt.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik denk dat het een het ander niet zou moeten uitsluiten, want anders kom je niet tot vernieuwing.

De voorzitter:

Ook had zich aangemeld als spreker mevrouw Bouwmeester maar zij is nu niet aanwezig. Wij wachten nog even totdat de staatssecretaris alle moties heeft.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Allereerst ga ik in op de motie van mevrouw Gesthuizen met betrekking tot de outputfinanciering. We hebben daar uitgebreid over van gedachten gewisseld tijdens het algemeen overleg van 8 juni. Uit het onderzoek van de Universiteit Utrecht en de Hogeschool Utrecht naar de uitvoering van de motie-Van Velzen is gebleken dat de handelingsruimte van de reclasseringsmedewerkers feitelijk groter is dan de door veel medewerkers ervaren ruimte. We hebben dat toen met elkaar gewisseld. Ik stel per jaar ook nog eens 1,2 mln. structureel beschikbaar. Ik heb dat toen ook medegedeeld. Dit is bedoeld voor de vrije ruimte. Overigens zijn wij het daarover eens. In die zin bestaat er tussen de regering en de SP-fractie wel veel overeenstemming. Tijdens het algemeen overleg van 8 september heb ik ook toegezegd een scan te zullen uitvoeren van de taken die desondanks niet verricht zouden kunnen worden vanwege de productfinanciering. Ik heb toegezegd de Kamer daarover per brief zo spoedig mogelijk te informeren. Ik zie op dit moment dus geen meerwaarde in deze motie en ik ontraad haar dan ook.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 56 van mevrouw Gesthuizen. In deze motie wordt de regering verzocht ervoor te zorgen dat de professionele handelingsruimte van reclasseringswerkers wordt vergroot door de uitgangspunten van het in het arrondissement Eindhoven uitgevoerde experiment in alle regio's in te voeren. Tijdens het algemeen overleg hebben we ook dat gewisseld. Dat was trouwens een heel structureel en opbouwend overleg tussen de regering en de SP-fractie. We verstaan elkaar wel goed, maar we zijn het niet op alle punten eens. Een belangrijk deel van de activiteiten die in het kader van de pilot-Van Velzen hebben plaatsgevonden, bleek ook al binnen de reeds toegestane handelingsruimte te kunnen worden verricht. Voor 2011 heb ik eventueel extra financiële middelen gereserveerd indien het bestaande budget van 1,2 mln. niet toereikend zou zijn. Ik heb ook afspraken gemaakt met de reclasseringorganisaties om aan het eind van het jaar de uitvoering van het justitieel casemanagement te evalueren. We kunnen dan bekijken of bijstelling van het bedrag van 1,2 mln. nodig is. Ik zie dus geen meerwaarde in deze motie en daarom ik ontraad ik haar.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 57 van mevrouw Gesthuizen waarin de regering wordt verzocht met voorstellen te komen om de aansluiting op vervolgvoorzieningen soepeler te laten verlopen. Met de drie reclasseringsorganisaties is afgesproken dat de uitvoering van het justitieel casemanagement aan het eind van het jaar wordt geëvalueerd. Op basis daarvan zal worden bekeken of er bijstellingen nodig zijn en zo ja, welke dat zijn. Het justitieel casemanagement kan ook worden ingezet om betere aansluiting bij vervolgvoorzieningen te realiseren. Het is juist bedoeld, zeg ik tegen mevrouw Gesthuizen, om continuïteit te bieden en om te voorkomen dat cliënten na afloop van het juridische traject tussen wal en schip vallen. Wij zien met de leden van de SP-fractie en andere Kamerleden dat het van groot belang is om de nazorg te optimaliseren. Dit doen we juist om de aansluiting wel soepel te laten verlopen. Ik meen dat ik op dit punt dus al voldoende activiteiten ontplooi. Wij zullen dat ook meer doen, dat heb ik toegezegd tijdens het algemeen overleg. Ik zie dus geen meerwaarde in deze motie.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Bij met name die laatste zinnen gaan mijn wenkbrauwen omhoog. Het is toch curieus om te zeggen: wij gaan het evalueren aan het einde van het jaar en dan bekijken wij wat er nog moet veranderen, maar ik ben van mening dat ik intussen al genoeg doe. Ik ben hierin erg teleurgesteld omdat ik van veel reclasseringsmedewerkers het signaal krijg dat zij soms lopen te zeulen met cliënten. Die moeten dan dus ergens min of meer als patiënt in behandeling en er moet voor worden gezorgd dat zij in de detox gaan. Zij zijn wel eens een half jaar bezig om iemand te plaatsen. Die signalen zijn er nu al, maar ik tel mijn knopen en ik het heb gevoel dat de staatssecretaris deze motie wil ontraden. Ik houd haar daarom aan. Wij kunnen haar dan misschien na de evaluatie van de staatssecretaris in stemming brengen.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Gesthuizen stel ik voor, haar motie (29270, nr. 57) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Teeven:

Ik neem daarvan kennis, maar niet dan nadat ik heb gezegd dat de regering er alles aan zal doen om die aansluiting optimaal te bewerkstelligen. Ik zie met mevrouw Gesthuizen en andere leden van de Kamer dat het echt nodig is dat wij ervoor zorgen dat de nazorg optimaal functioneert.

Dan de twee moties van de heer Van der Steur van de VVD-fractie. In de eerste plaats de motie waarin hij de regering verzoekt in 2012 met de organisaties verdergaande vormen van samenwerking te bespreken en te bezien of hiermee kwaliteitsverbetering en efficiency kunnen worden bevorderd. Recidivebestrijding is een belangrijk onderdeel van het kabinetsbeleid. Het is goed om met de reclasseringsorganisaties te bezien op welke wijze optimalisering van de sturingsrelatie en de verdere verbetering van efficiency kan plaatsvinden.

In het algemeen overleg heb ik tegen de Kamer gezegd dat ik dat in 2011 en in de eerste maanden van 2012 niet wil doen, omdat ik eerst wil inzetten op de inhoud. De motie zoals zij nu is geformuleerd, met 2012 in het dictum, zie ik als ondersteuning van het beleid, omdat ik denk dat op sommige onderdelen een efficiencyslag kan worden gemaakt, zeker met het samenvoegen van administraties en het nog scherper bepalen van de prioriteiten tussen de organisaties. Ik zie haar dus als een ondersteuning van het beleid.

De heer Schouw (D66):

Nu ben ik geïnteresseerd in de manier waarop de staatssecretaris antwoordt. Hij constateert dat een motie niets toevoegt aan het beleid. Hij zegt dat de motie van mevrouw Gesthuizen geen meerwaarde heeft en ontraadt deze. Ik begrijp dat de laatste motie ook geen meerwaarde heeft, maar de staatssecretaris kiest daarbij voor de woorden "ondersteuning van het beleid". Kan hij even uitleggen waar het verschil in zit?

Staatssecretaris Teeven:

Dat wil ik graag doen. De heer Schouw was in het algemeen overleg van 8 juni volgens mij niet aanwezig, maar daarin heb ik dat toen ook onder woorden gebracht. De VVD-fractie vroeg toen aandacht voor een verregaande samenwerking tussen de drie reclasseringsorganisaties. Ook toen gaf ik aan dat ik dat in ieder geval niet in 2011 wilde en dat ik in de loop van 2012 zou bezien of daar een mogelijkheid voor was en of dit op onderdelen zou kunnen door een scherpere prioritering. Ik lees in deze motie dat ik daarover in het jaar 2012 in overleg moet gaan met de reclasseringsorganisaties. Ik heb daar geen bezwaar tegen.

De heer Schouw (D66):

Ik luister naar de antwoorden van de staatssecretaris. Met betrekking tot zijn reactie op de drie moties van mevrouw Gesthuizen kan ik niet anders dan concluderen dat de staatssecretaris deze eigenlijk een ondersteuning van zijn beleid vindt, omdat hij daar al mee bezig is. Waarom kiest hij niet voor die woorden?

Staatssecretaris Teeven:

Ik ga niet herhalen wat ik net allemaal heb gezegd. Elke motie heeft haar eigen dictum. Ik heb ze alle goed gelezen. Neem de motie van de heer Van der Steur. Hij was in het algemeen overleg eerst van mening dat er à la minute veel meer moest worden samengewerkt tussen de drie reclasseringsorganisaties. Ik heb in het algemeen overleg gezegd dat ik daar niet direct inzet op zou plegen, dat ik vooralsnog zou gaan voor de verbetering van de inhoud. De heer Van der Steur van de VVD-fractie geeft in deze motie iets meer ruimte in dat jaar 2012, waardoor ik kan doorgaan met het eerst verbeteren van de inhoud. Mevrouw Gesthuizen vraagt mij ook om daar voorspoedig mee door te gaan. Nou, dat zullen we doen. Vervolgens zullen we kijken naar de samenvoeging van de reclasseringsorganisaties, al dan niet in hun geheel of een beetje, zoals in die motie staat.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik denk dat ik begrijp waarom de staatssecretaris mijn moties ontraadt en die van de heer Van der Steur omarmt, of het oordeel erover aan de Kamer overlaat. Ze gaan namelijk twee verschillende kanten op. Waar ik meer ruimte vraag voor reclasseringswerkers, biedt de laatste motie van de heer Van der Steur hun vooral minder ruimte. Heb ik het goed begrepen dat de staatssecretaris deze motie zo uitlegt, dat we voortaan van reclasseringswerkers kunnen eisen dat zij niet de ruimte nemen die zij nodig vinden bij hun begeleiding van personen, en dat zij gedwongen worden om met bepaalde producten en diensten te gaan werken?

Staatssecretaris Teeven:

Volgens mij moeten we mijn reactie op die laatste, vijfde motie nog even afwachten, want die heb ik nog niet besproken. De vierde ging over de samenwerking tussen de drie organisaties. De vijfde gaat over de financiering van reclasseringsorganisaties op basis van effectieve producten. Ik kom daar nog op. Laat ik het maar meteen doen, dan hebben we gelijk deze vraag beantwoord en het dictum besproken. De heer Van der Steur verzoekt de regering namelijk om de eis dat producten potentieel of bewezen effectief zijn bij het terugdringen van recidive vanaf 2012 bij de financiering van de reclassering te betrekken. Ik zie geen tegenstrijdigheid tussen het dictum van deze motie en het beleid van de regering en ik zie de motie dus inderdaad als een ondersteuning van het beleid. Ik vind dat de reclasseringsorganisaties ook moeten worden afgerekend op effectiviteit. Dat is niet tegenstrijdig aan wat mevrouw Gesthuizen net bepleitte. Ook zij weet dat de regering voorstander is van zo weinig mogelijk bureaucratie in de reclassering.

Anderzijds geldt ook hier: meten is weten. Wij moeten natuurlijk wel weten wat het concreet bijdraagt aan recidivevermindering. Maar die dingen kunnen heel goed samengaan. De vrijheid voor reclasseringsmedewerkers om te experimenteren, bijvoorbeeld zoals bij het project-Van Velzen, kan met andere woorden heel goed samengaan met een onderzoek naar wat wel en wat niet effectief is. Dat werkt elkaar niet per definitie tegen. Ik zie de vijfde motie van de heer Van der Steur dan ook als ondersteuning van beleid. Dat betekent dus niet dat de vrijheid die is gecreëerd door de aanvaarde motie-Van Velzen, teniet zou moeten worden gedaan. Ik zeg dat graag tegen mevrouw Gesthuizen, want zij weet dat ik de motie die mevrouw Van Velzen samen met nog iemand heeft ingediend, een warm hart toedraag.

De voorzitter:

Wij lopen anderhalf uur achter op schema en ik wil daarom dolgraag door naar de begrotingsbehandeling. Ik zou het waarderen als iedereen vanaf nu heel kort en puntig vraagt en antwoordt.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik zal het heel kort en puntig doen. Het is toch wel vervelend, maar tegelijkertijd ook wel grappig, dat ik een vraag kan stellen over een antwoord dat ik eigenlijk nog moet krijgen. Dat verwachte antwoord is namelijk net zo teleurstellend als ik verwachtte.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik vroeg de heer Van der Steur of hier zaken knellen. Is de staatssecretaris bereid om daaraan aandacht te besteden. Ik heb namelijk van de reclassering begrepen dat men door de te gerichte focus op effectiviteit de isd-behandeling nauwelijks meer op een goede manier kan uitvoeren.

Staatssecretaris Teeven:

Ik zal daar zeker aandacht aan besteden. Ik nodig mevrouw Van Toorenburg wel uit om met namen en rugnummers te komen. Naar aanleiding van het algemeen overleg van 8 juni hebben wij dat namelijk bij de reclassering geïnventariseerd en toen gaf men op dit punt niet thuis. Ik krijg dus graag van de fracties aangereikt wie die kritiek heeft, want ik kan dit punt dan nog gerichter aanboren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Prima. Dan zullen wij dat doen, want het is geen kritiek maar een zorg.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven