6 Kopten

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 12 oktober 2011 over de situatie van de kopten in Egypte.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Gisteren gaf de minister aan dat hij in Caïro zijn zorg zal uitspreken over het geweld tegen de christenen in Egypte. De minister sprak ook vage woorden over de conditionaliteit van de hulp voor Egypte. Maar erg concreet werd hij er niet over en dat vond ik teleurstellend. En de minister zei dat hij erop aandringt dat de autoriteiten in Caïro zich expliciet distantiëren van het geweld.

De minister was gisteren nauwelijks uitgesproken of er kwam inderdaad een verklaring van die autoriteiten in Caïro over dat gruwelijke legergeweld tegen de christenen. Ik dacht: ha, nu gaan wij het beleven; Cairo heeft Rosenthal gehoord en begrepen. Maar het tegendeel bleek waar te zijn. De Egyptische viceminister van Defensie probeerde in een persconferentie voor de wereldpers op een stuntelige wijze het handelen van zijn militairen wit te wassen en alle schuld te gooien op de christenen. Hij legde een schandalige verklaring af die bol stond van halve waarheden en zielige excuses. Ik neem aan dat de minister er ook kennis van heeft genomen. Ik neem aan dat de minister ook geschokt is daardoor en dat hij nu begrijpt dat er op het antwoord uit Caïro moet worden gereageerd, niet alleen met woorden, maar ook met daden. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Egyptische dictatuur niet adequaat optreedt tegen de etnische zuiveringen die moslims tegen de christenen in Egypte tot uitvoering brengen;

overwegende dat de Egyptische militaire heersers zich niet hebben gedistantieerd van het door de Egyptische strijdkrachten tegen koptische christenen toegepaste geweld maar daarentegen bij monde van viceminister van Defensie Adel Emara daarover klinkklare leugens en zielige excuses hebben gedebiteerd;

verzoekt de regering om de Nederlandse woede over het islamitisch en militair geweld tegen Egyptische christenen te onderstrepen door concrete stappen tegen Egypte te zetten zoals het bevriezen van de diplomatieke relaties en het dichtdraaien van de geldkraan voor Egypte,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Roon en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (32735).

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. De hele Kamer is geschokt door wat er is gebeurd in Egypte, door wat de koptische christenen is overkomen: 26 doden en 500 gewonden. Dat raakt ons allemaal, temeer omdat het een land is met een heel lange geschiedenis van moeizame verhoudingen tussen verschillende bevolkingsgroepen. Het raakt ons ook, omdat Egypte, in de Arabische wereld genoemd "de moeder van de wereld", een aandachtspunt is voor alles wat er in de Arabische wereld gebeurt. Als het in Egypte misgaat, is de kans dat het elders goed gaat kleiner. Dus als het in Egypte goed gaat, is de kans dat het elders goed gaat groter. Daarom hebben wij een groot belang bij een gunstige ontwikkeling in Egypte. Daarom vond ik het een uitstekend idee van collega Ormel dat onafhankelijk wordt onderzocht wat er is gebeurd. Gelukkig heeft Egypte ook instituties die dat onafhankelijk kunnen doen zoals de Mensenrechtencommissie, waarop de heer Ormel zelf al heeft gewezen. Mijn fractie steunt die gedachte van harte.

Ik denk dat hier een ontwikkeling op het spel staat in een hele regio die aan de grenzen ligt van Europa en dat er dus een direct Nederlands belang gediend is met het bevorderen van de stabiliteit in Egypte. Ik denk ook dat wij voorzichtig moeten zijn dat wij niet in de val trappen van de mensen van het ancien regime die ons willen doen geloven dat hier sprake is van een oorlog tussen sekten, van een oorlog tussen christenen en moslims, om zo zelf hun oude praktijken te kunnen hervatten. Daarom is onafhankelijk onderzoek voor ons zo van belang, zodat blootgelegd wordt wie hier werkelijk achter zit.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Ik kan mij aansluiten bij de woorden van collega Timmermans dat wij allen geschokt zijn over de afschuwelijke gebeurtenissen van afgelopen weekend in Egypte. Niet alleen wij zijn geschokt, ook in Egypte zelf zijn heel veel mensen geschokt. In Egypte is sprake van een succesvolle omverwerping van een oud bewind.

Men is nu zoekende naar een nieuwe balans tussen gematigde krachten. In deze postrevolutionaire tijd zijn er niet-gematigde krachten die gebruik wensen te maken van de fragiele situatie waar op dit moment in Egypte sprake van is. Maar de situatie van de christelijke minderheid, die 10% van de Egyptische bevolking uitmaakt, baart ons grote zorgen. Zoals collega Timmermans al aangaf, zijn wij voorstander van een onafhankelijk onderzoek, maar wij vinden dat dit onafhankelijke onderzoek onder auspiciën van de Verenigde Naties zou moeten plaatsvinden. De minister heeft zich daarover gisteren onvoldoende duidelijk uitgesproken in het debat. Hij gaf aan voor een onafhankelijk onderzoek te zijn. Wat ons betreft dient de internationale component daar toch ook bij betrokken te worden. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het geweld tegen de christelijke minderheid in Egypte onaanvaardbaar is;

constaterende dat de koptische christenen in Egypte zich voortdurend bedreigd voelen en dat koptische kerken in brand worden gestoken;

van mening dat het Egyptische leger minderheden dient te beschermen in plaats van aan te vallen;

van mening dat een onafhankelijk onderzoek naar de aanleiding en het gebruik van dit geweld kan bijdragen tot herstel van vertrouwen van de kopten in de Egyptische overheid;

van mening dat de veroorzakers van dit buitensporig geweld berecht dienen te worden;

van mening dat de oproep van de staatstelevisie om het leger te helpen tegen kopten ook betrokken moet worden bij dit onderzoek;

verzoekt de regering, een onafhankelijk onderzoek onder auspiciën van de Verenigde Naties naar de gebeurtenissen in Caïro van 8 en 9 oktober 2011 te bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ormel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (32735).

De heer Timmermans (PvdA):

Bijna ieder woord uit deze motie is mij uit het hart gegrepen, behalve die korte zinsnede "onder auspiciën van de Verenigde Naties". Ik zou aan de heer Ormel willen vragen of hij zo weinig geloof heeft in onafhankelijke instituties in Egypte zelf die dat kunnen doen, dat hij nu al pleit voor een internationaal onderzoek. Zou hij mij kunnen volgen in de redenering dat we eerst de onafhankelijke mensenrechtencommissie in Egypte zelf de kans moeten geven en als dat niet zou kunnen, we een beroep zouden moeten kunnen doen op de Verenigde Naties?

De heer Ormel (CDA):

Gezien het feit dat, zoals ook in mijn motie staat, ook de staatstelevisie betrokken was bij oproepen vinden wij dat toch een dermate ernstige situatie dat naar ons oordeel ook Egypte zelf zou moeten bevorderen dat de internationale gemeenschap erbij betrokken wordt. Het onafhankelijk onderzoek zou kunnen worden uitgevoerd door de Egyptische mensenrechtenraad, maar betrek de Verenigde Naties erbij. Vandaar dat ik ook zorgvuldig heb gekozen voor mijn woorden "onder auspiciën van".

De heer Timmermans (PvdA):

Ik wil de heer Ormel op twee dingen wijzen. In de eerste plaats dat die onafhankelijke mensenrechtencommissie zeer kritisch is gebleken over de Egyptisch autoriteit en dus niet bang is om heel harde kritiek uit te oefenen. In de tweede plaats dat Egypte een land met een heel lang en pijnlijk koloniaal verleden is en dat de militaire krachten daar het juist heel makkelijk zullen vinden om een eventueel van buitenaf opgelegd onderzoek te misbruiken om te zeggen: zie je, daar komen de koloniale machten weer.

De heer Ten Broeke (VVD):

We moeten het debat van gisteren niet proberen hier over te doen, maar gisteren werd in het AO ook de suggestie gedaan om de mensenrechtenraad waar de heer Timmermans nu over spreekt, erbij te betrekken, vooral ook omdat daarin de kopten zelf vertegenwoordigd zijn. Ik ben het eens met de heer Timmermans dat juist die mensenrechtenraad zich in het verleden kritisch heeft betoond, bijvoorbeeld in een advisering over de Grondwet en toen het ging over het referendum in maart. Dus ik zou de heer Ormel en de CDA-fractie in overweging willen geven om het even open te laten. Het beste zou natuurlijk zijn dat Egypte zijn eigen boontjes dopt. Echter, door een land dat nu al moeite heeft met buitenlandse waarnemers te gaan opleggen dat de VN dat onafhankelijke onderzoek doen, verzwakken we eerder het pleidooi dat we willen houden dan dat we het versterken.

De heer De Roon (PVV):

Ik zou de heer Ormel willen vragen om vast te houden aan zijn oorspronkelijke formulering, want ik heb helemaal geen vertrouwen in de mogelijkheden voor die commissie in Egypte om werkelijk onafhankelijk en vrij haar onderzoek te doen.

De heer Ormel (CDA):

Ik vind dat dit een onderwerp is waarbij de Kamer zo veel mogelijk gezamenlijk zou moeten optrekken. Ik ben mij dan ook zeer bewust van de woorden van alle collega's.

Ik heb bedoeld om in deze motie namens de CDA-fractie te zeggen dat dit onafhankelijke onderzoek door een onafhankelijk Egyptisch instituut gedaan kan worden. Het is toch allerminst neokoloniaal als je de wereldgemeenschap mee laat kijken om vertrouwen te herstellen? De VN is toch geen koloniaal instituut? Als een onafhankelijk Egyptisch instituut zegt dat het de VN in dat onderzoek wil betrekken, dan is dat wat de CDA-fractie betreft zeer welkom. Dat is de bedoeling van deze motie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb eerst een paar opmerkingen vooraf. We hebben in het debat gezien dat de intenties van de minister oprecht zijn. Hij wil aandringen op een onafhankelijk onderzoek. Dat is een vooruitgang ten opzichte van de brief die hij eerder naar de Kamer stuurde. Daarin sprak hij nog van een onderzoek vanuit het regime. Hij wil verkiezingswaarnemers bij de verkiezingen hebben. Ook wil hij een verandering van de geloofswet. Dat zijn goede intenties. Verder spreekt hij over conditionaliteit.

We staan nu echter voor de vraag wanneer het genoeg is. Wat de ChristenUnie-fractie betreft is het nu echt genoeg. Gisteren bleek dat ook de Kopten het genoeg vinden. Het is niet een incident, maar het is een opeenstapeling van geweld tegen de Kopten. In dit geval ging het niet om een gebrek aan bescherming door het leger, maar was de staat de agressor, de actor van het geweld tegen de Kopten. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Egyptische autoriteiten zelf betrokken zijn geweest bij de bloedige onderdrukking van demonstrerende kopten en middels de staatstelevisie burgers hebben opgeroepen kopten aan te vallen;

overwegende dat kopten structureel worden gediscrimineerd, aangevallen en vermoord, dat kopten nog altijd worden beperkt, onder meer in het bouwen en onderhouden van kerken, en dat daders zelden worden berecht;

overwegende dat artikel 2 van het EU-Associatieverdrag stelt dat het verdrag is gebaseerd op respect voor democratische principes en eerbiediging van fundamentele mensenrechten zoals neergelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens;

verzoekt de regering, binnen de EU steun te verwerven voor opschorting van het EU-Associatieverdrag met Egypte conform artikel 86, lid 2, totdat Egypte een onafhankelijk strafrechtelijk onderzoek heeft ingesteld naar de gruweldaden van afgelopen weekend, de daders ook daadwerkelijk worden vervolgd, en Egypte onafhankelijke waarnemers bij de aanstaande verkiezingen toelaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (32735).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Kopten die meededen aan een vreedzame demonstratie werden het slachtoffer van een doelgerichte, bloedige confrontatie. We hebben daar gisteren een mijns inziens goed debat over gevoerd. De zorg werd breed gedeeld dat het helaas niet om een incident gaat, maar dat het past in een zorgelijke trend. Ik vond het overigens fijn om na afloop van het debat te merken dat ook de Koptische gemeenschap in Nederland zich gesteund voelde door het debat dat hier heeft plaatsgevonden en door datgene wat de minister als inzet naar voren heeft gebracht. Naar de mening van de SGP-fractie is onafhankelijk, voortvarend onderzoek nodig als inzet, maar ook berechting van degenen die zich aan gruweldaden hebben schuldig gemaakt en niet in de laatste plaats een daadwerkelijke, actieve bescherming van de Kopten als een bedreigde minderheid. Dat is allereerst een taak van de Egyptische overheid, maar het is een taak van de internationale gemeenschap om haar daar ook krachtig toe aan te moedigen en de overheid daarop aan te spreken. Die houding zal blijken uit de steun voor moties die vandaag worden ingediend en waarin de regering verder wordt aangemoedigd om dit pad te vervolgen.

Minister Rosenthal:

Voorzitter. Ik dank de woordvoerders voor hun inbreng.

Ik meld eerst kort een aantal punten die wat mij betreft de essentie raken van wat gisteren is gewisseld en wat door de regering naar voren is gebracht. Wij delen de ernstige verontrusting over wat zich in Egypte heeft voorgedaan. Wij zijn daarover geschokt. Dat is ook tot uitdrukking gebracht aan de Koptische gemeenschap, ook door mijzelf aan vader Arsenios gistermorgen. Ik heb gistermiddag na het algemeen overleg nog contact gehad met de Kopten die daarbij aanwezig waren. Ik heb met hen diepgaand over de zaken gesproken. Als er één ding duidelijk is, is het dat zij er bij mij op aandringen om toch vooral de communicatie met de Egyptische autoriteiten vast te houden en hun niet de rug toe te keren. Dat heb ik ook in het algemeen overleg gezegd.

Ik heb heel duidelijk gezegd langs welke lijnen de communicatie met de Egyptische autoriteiten moet verlopen, namelijk duidelijk maken dat het de verplichting is van die autoriteiten om religieuze minderheden, zeker ook de Koptische minderheid, religieuze tolerantie toe te zeggen en hen actief te beschermen. Daar mag geen zweem van twijfel over bestaan. Daaraan gekoppeld willen wij daadwerkelijke implementatie van maatregelen tegen discriminatie van religieuze minderheden en zeker van de christelijke minderheid.

Ik heb gewezen op de conditionaliteit. De heer De Roon heeft daar een andere kijk op dan ik. Die conditionaliteit is strak geformuleerd. Het gaat daarbij om de drieslag democratisering, rechtsstaat en mensenrechten en economische hervorming. Dat staat voor de regering als een huis, ook in het geval van Egypte. Het is "more for more and less for less". Gisteren heb ik niet voor niets duidelijk gemaakt dat steun aan Egypte niet langer aan de orde is als de autoriteiten niet stoppen met geweld tegen hun eigen burgers, in casu de christelijke minderheid. Een uitzondering daarop is natuurlijk onze steun aan die mensen in de civil society die die steun zo keihard nodig hebben.

Ten slotte heb ik de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, mevrouw Ashton, gevraagd om te bevorderen dat er onafhankelijk onderzoek wordt gedaan naar de schuldigen van het recente geweld. Ik heb haar inmiddels ook de nadrukkelijke wens kenbaar gemaakt dat Egypte internationale waarnemers moet toelaten bij de parlementsverkiezingen in november en december en de presidentsverkiezingen.

Voorzitter. Dan nu de drie moties. De heer De Roon vraagt de regering in zijn motie om de diplomatieke relaties te bevriezen en de geldkraan dicht te draaien. Noch het een noch het ander spreekt mij aan. Ik heb hierop gisteren in het algemeen overleg uitgebreid gereageerd. Ik wil het niet hebben over het bevriezen van diplomatieke betrekkingen en het terugroepen van de ambassadeur uit Egypte. Mevrouw Blankhart doet daar namelijk voortreffelijk werk. Ik wil het ook niet hebben over het wegsturen van de Egyptische ambassadeur uit Nederland. Dat werkt allemaal contraproductief. Zoals ik al zei, is ook de koptische gemeenschap die mening toegedaan. Het zou bovendien te snel zijn om nu al de geldkraan dicht te draaien, waarbij komt dat vaak juist de verkeerde mensen daaronder lijden.

De voorzitter:

Minister, ik wil eerst de heer De Roon laten reageren op wat u over zijn motie zei. Ik waarschuw de heer De Roon wel dat hij mag reageren, maar dan wel zonder dat het hele debat van gisteren wordt overgedaan. Wij zouden namelijk eigenlijk al begonnen moeten zijn met het volgende debat.

De heer De Roon (PVV):

U verwerpt mijn motie, maar hoe erg moet het dan worden voordat u wel concrete stappen tegen Egypte zet? Dat verhaal over conditionaliteit komt volgens u namelijk pas in beeld als het Egyptische leger doorgaat met geweld tegen burgers. Wat mij betreft zou u het ook moeten verbinden aan het geweld van moslims tegen de kopten: het afbreken, het aanvallen en het in brand steken van kerken. Dat moet vanaf nu echt afgelopen zijn! En die eis moet u keihard in Caïro op tafel leggen met daarbij de mededeling: als hieraan niet onmiddellijk een eind komt, dan staken wij onmiddellijk onze goede contacten met jullie!

Minister Rosenthal:

Ik heb al eerder gezegd dat wij ons juist op dit moment niet van Egypte moeten verwijderen. Wij moeten ons zeker niet verwijderen van diegenen in Egypte die juist het beste voor hebben met democratie en rechtsstaat. Wij moeten natuurlijk wel alles op alles zetten om maximaal druk op Egypte uit te oefenen, want de Egyptische autoriteiten moeten begrijpen dat zij de vanzelfsprekende plicht hebben om hun burgers en de religieuze minderheden in hun land actief te beschermen. Dat de krijgsmacht en ook de politie dingen hebben gedaan waartegen zij de Egyptische burgers nu juist zouden moeten beschermen, is duidelijk. Maar dat heb ik gisteren in het algemeen overleg ook gezegd.

De heer De Roon (PVV):

Een vervolgvraag.

De voorzitter:

U mag een vraag "tot slot" stellen.

De heer De Roon (PVV):

Ja, tot slot. Waaraan ontleent de minister het vertrouwen dat alleen maar praten en aandringen op stoppen met geweld, wat hij al negen maanden gedaan heeft, nu wel gevolgen zal hebben? Die conditionaliteit heeft de afgelopen negen maanden ook gegolden.

Minister Rosenthal:

Het gaat niet alleen om waar ik op uit ben. Het is een zaak die inmiddels heel breed in de internationale gemeenschap leeft. Daarover hebben wij het. Ik heb het bovendien niet alleen over hoe Nederland moet opereren maar over hoe het moet gaan op Europees niveau. Daarom heb ik vandaag al contact opgenomen met de Hoge Vertegenwoordiger Ashton zodat ook op Europees niveau de punten die wij gisteren hebben gewisseld in Caïro aan de orde worden gesteld en daarachter pressie wordt gezet. Het komt ook vanuit de internationale gemeenschap. Ook de secretaris-generaal van de Verenigde Naties heeft onbetwist duidelijke mededelingen gedaan. Dat is de koers die wij moeten volgen. Ik ga ervan uit dat de Egyptische autoriteiten zullen onderkennen dat zij op dit punt over de schreef zijn gegaan en moeten terugkeren naar wat wij van Egypte in transitie mogen verwachten.

De voorzitter:

Minister, mevrouw Hachchi wil u nog een vraag stellen. Ik verzoek u voorts om korter te antwoorden.

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter. Ook ik heb een vraag over de gronden waarop de minister het aannemen van deze motie ontraadt. In de motie staat letterlijk de zin: "etnische zuiveringen die moslims tegen de Christenen in Egypte tot uitvoering brengen". Ik hoor graag de mening van de minister over deze zin.

Minister Rosenthal:

Ik heb gisteren de term "etnische zuiveringen" inderdaad van verschillende kanten gehoord. Ik ben er op dit moment niet aan toe om in die terminologie te spreken. Ik ben evenmin eraan toe om te spreken over wat gisteren ook werd gezegd: "een begin van genocide". Dat is gisteren ook gezegd. Ik ben daaraan simpelweg nog niet toe. Wij hebben te maken met zaken die in elk geval op één punt gecompliceerder liggen. Wij hebben te maken met gematigde moslims die met de christelijke gemeenschap tot communicatie en verzoening willen komen. Dat bleek ook in de afgelopen dagen.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog. De heer Voordewind staat bij de interruptiemicrofoon maar hij krijgt pas het woord als de minister zijn motie bespreekt.

Minister Rosenthal:

Voorzitter. Ik kom te spreken over de motie die is ingediend door de heer Ormel. Daarin wordt verzocht om een onafhankelijk onderzoek onder auspiciën van de Verenigde Naties. Ik vind dat de onafhankelijkheid van onderzoek geborgd moet worden. Dat hebben wij gisteren al gewisseld. Ik heb gisteren uit het AO de suggestie opgepikt, en ik heb die ook naar mij toe gehaald, om de mensenrechtencommissie van Egypte zelf er zwaar bij te betrekken. Ik voeg daaraan toe dat ik op zich geen problemen heb met het relateren van het onderzoek aan hetgeen vanuit de internationale gemeenschap aan extra borging kan plaatshebben. "Onder auspiciën van de Verenigde Naties" is naar mijn mening erg sturend geformuleerd. Ik interpreteer dat als dat van mij gevraagd wordt om iets te bevorderen. Daarin zie ik ruimte om te passen en te meten. In dat verband kan ik het oordeel over de motie overlaten aan de Kamer. Tegen de heer Ormel zeg ik dat die ruimte erin zit.

Ik kom ten slotte te spreken over de motie-Voordewind/Van der Staaij. Hoezeer ik ook meevoel met de considerans en het dictum van die motie, ik heb er toch onoverkomelijke moeite mee. In deze motie staat eigenlijk: verbreek op een belangrijk aantal punten de betrekkingen met de Egyptische autoriteiten. Daar ben ik op dit moment nog niet aan toe. Ik zeg met nadruk dat ik er echter wel aan toe ben om de punten van het associatieakkoord, inclusief artikel 2, in te brengen in het overleg op Europees niveau. Dat heb ik gisteren ook al gezegd en daarover hoeft geen misverstand te bestaan. Ik ben er echter nog niet aan toe, om toe te zeggen dat ik steun ga verwerven voor opschorting van het EU-verdrag conform artikel 86, lid 2, dat wij allen kennen.

De voorzitter:

Ik zie nog verscheidene woordvoerders bij de interruptiemicrofoon staan. Nadat de heer Voordewind het woord heeft gekregen, sta ik echter geen nieuwe interrupties meer toe.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ben blij dat de minister in ieder geval bereid is om binnen de EU te wijzen op artikel 2. Alleen erop wijzen kan echter een formaliteit zijn. Wij willen dat er op dat artikel wordt gewezen, omdat ook in het specifieke associatieverdrag met Egypte artikel 86 de mogelijkheid geeft om over te gaan tot een en ander. Als de discussie daarover gaat, kan ik met de minister meeleven. Dan blijft echter de vraag wanneer het genoeg is. Is het genoeg als er een volgende kerk wordt platgebrand? In de afgelopen maanden is al een aantal kerken platgebrand. Wanneer is het genoeg? De minister moet niet in casuïstiek vervallen. Ik ben het met de heer De Roon eens. Hij heeft hetzelfde verhaal gehouden. Conditionaliteit is belangrijk. Wij hebben het afgelopen weekend gezien dat er zich vreselijke gruwelijkheden hebben afgespeeld. Dit is blijkbaar nog niet genoeg om de conditionaliteit aan de kaak te stellen. Wat is de volgende stap? Wanneer kan de minister wel tot het opschorten van het EU-verdrag overgaan?.

De voorzitter:

Mijnheer Voordewind, u spreekt veel te lang.

Minister Rosenthal:

Als ik in de schoenen van de heer Voordewind en de heer Van der Staaij zou staan, zou ik wellicht overwegen om deze motie te gebruiken als een soort "zwaardje van Damocles" door haar voor dit moment aan te houden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Tot wanneer zouden wij die motie dan moeten aanhouden?

Minister Rosenthal:

De considerans van de motie en de gedachte erachter vind ik uitstekend. Ik heb al gezegd dat ik hiermee in Europees verband aan de gang ga. Dit wordt uiteraard ook doorgegeven aan Caïro. Als ik ook nog een motie van de Kamer op mijn rug voel zitten, is er voor mij nóg meer reden om hiermee heel krachtig om te gaan. Ik zou dus kunnen zeggen dat het heel prettig is dat er een motie ligt die wordt aangehouden. De indieners kunnen de motie dan op elk moment dat het hun schikt in stemming brengen. We zullen dan zien hoe de situatie er op dat moment voor staat.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als de minister de motie inderdaad als een zwaard van Damocles beschouwt en hij dat aangrijpt als er weer iets gebeurt, dan houd ik de motie aan. Ik weet echter dat de motie maar zes weken kan worden aangehouden.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter, mag ik nog één vraag over zijn motie aan de heer Ormel vragen? Is de uitleg die de minister gaf aan de motie-Ormel nu ook de uitleg die de indiener er zelf aan geeft?

De heer Ormel (CDA):

De uitleg van de minister gaf het karakter van de motie goed weer.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven