Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de Wet Belastingwet BES (Belastingwet BES) (32189);

het wetsvoorstel Vaststelling van de Wet Douane- en Accijnswet BES (Douane- en Accijnswet BES) (32190);

het wetsvoorstel Vaststelling van de Wet invoeringswet fiscaal stelsel BES (Invoeringswet fiscaal stelsel BES) (32276).

(Zie wetgevingsoverleg van 27 september 2010.)

De voorzitter:

Het betreft de plenaire afronding van een wetgevingsoverleg dat heeft plaatsgevonden op 27 september.

Ik heet de minister van Financiën van harte welkom.

Ik geef als eerste het woord aan de woordvoerder van de VVD-fractie, mevrouw Neppérus.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Ik meen dat het een belangrijk moment is dat de Tweede Kamer erover praat hoe het verder zal gaan met de belastingen op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Per 10 oktober zal er al wat in hun positie veranderen. Wij gaan het er nu over hebben hoe de belastingen er vorm zullen worden gegeven.

De VVD heeft altijd gezegd dat de eilanden belastingen zullen moeten hebben. Dat is een belangrijke zaak. Wij willen vooral niet dat een belastingparadijs ontstaat. Ik heb een verleden als belastinginspecteur. Ik zal dus altijd meteen bevestigen dat je belastingen moet hebben. Aan de ene kant moet je zeggen dat wij geen belastingparadijs wensen, maar aan de andere kant moeten wij vaststellen dat wij daar niet in Nederland zelf zijn. Het gaat ons daarom te ver om meteen het Nederlandse systeem met alle bijbehorende tarieven gewoon over te planten. In de hele omgeving zie je dat er meer of minder wordt gedaan om de belastingdruk niet al te hoog te doen worden.

De VVD heeft grote moeite gehad met de overgangstermijn voor pensionado's. Dat hebben wij in de stukken vastgelegd. Dat heeft geleid tot een amendement dat dit alleen voor de inkomstenbelasting zou gelden. Intussen is de minister met de nota van wijziging van 24 september gekomen. Daarin wordt de overgangstermijn voor pensionado's teruggebracht van vijf naar vier jaar. Dat spreekt ons aan. Er is ook een extra tarief geïntroduceerd en een aantal zaken zal verouderen. Dat betekent dat ik het amendement op stuk nr. 12 intrek.

De voorzitter:

Mevrouw Neppérus wenst de gewijzigde amendementen op de stuk nrs. 12, I tot en met IV (32276) in te trekken.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Deze eilanden verkeren in een bijzondere positie. Daarbij speelt ook de discussie hoe om te gaan met de winstbelastingheffing bij ondernemingen. Over de vraag hoe we dat gaan doen, is veel gediscussieerd, ook tijdens het wetgevingsoverleg. Mijn uitgangspunt is altijd dat het heffen van winstbelasting logisch is. Het leidt echter tot complicaties. Juist in de sferen van de eilanden komt, nog meer dan in Nederland, immers de vraag naar boven waarover je moet heffen als je een winstbelasting invoert. We hebben het dan over de zogeheten belastinggrondslag. Dat is gewoon ingewikkeld. In de de eilanden omringende gebieden wordt de grondslag gewoonlijk kleiner dan wij gewoon en wenselijk vinden. Ik ben regelmatig op de eilanden geweest om over het belang van drugsbestrijding te spreken.

De minister heeft tijdens het wetgevingsoverleg duidelijk gezegd dat de keuze voor vastgoedheffing tot veel meer stabiliteit in de inkomsten leidt. Ik moet zeggen dat dit een argument is dat mijn fractie aanspreekt. Ik zie nu de heer Van Raak al opspringen om naar de microfoon te lopen. Toch vind ik dit argument dus van belang. De VVD-fractie acht winstbelasting theoretisch wenselijk, maar wij zien dat dit zal leiden tot veel geschuif in waar wat is gevestigd en tot allerlei gedoe. Alles afwegend kom ik daarom toch tot de conclusie dat het voorstel voor de vastgoedheffing ons aanspreekt. Een vastgoedheffing leidt tot stabielere inkomsten.

De heer Van Raak (SP):

De VVD stelt altijd dat ze de belastingparadijzen wil aanpakken. Dat is fantastisch. Nu is er daarvoor een initiatief van de eilanden zelf, namelijk van het ministerie van Financiën van de Nederlandse Antillen. Men wil op Curaçao en Sint-Maarten de belastingparadijzen afbouwen en daarvoor beginnen met een winstbelasting van 15%. Men heeft mij daarom verzocht om een amendement in te dienen om dat ook voor Bonaire, Saba en Statia te regelen, zodat er geen belastingconcurrentie in het Koninkrijk ontstaat. Hoe is het mogelijk dat de VVD-fractie dat niet steunt? Zij zegt immers altijd dat zij tegen belastingparadijzen is. Ik heb altijd veel kritiek op de bestuurders aan de overkant van de oceaan. Nu gaan zij echter hun eigen belastingparadijzen afbouwen en vragen zij aan Nederland alleen maar om dat niet onmogelijk te maken.

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk, mijnheer Van Raak.

Mevrouw Neppérus (VVD):

De Antillen schrijven steeds brieven waarvan de inhoud steeds anders is. Zij zijn met de belastinggrondslag bezig, maar tegelijkertijd vragen zij alweer om een miljardensteun aan Nederland. Daarover maak ik mij echt zorgen. Mijns inziens moet je daarom eerlijk zijn en moet je de conclusie trekken dat de stabiele inkomsten de voorkeur hebben. Namens de VVD-fractie trek ik die conclusie. Ik zeg nogmaals dat ik een fiscale opleiding heb genoten. Ik ben dus opgeleid met de winstbelasting. Toch geef ik voorrang aan stabiele inkomsten. De heer Van Raak krijgt kennelijk allemaal brieven. Ik heb dat ook in zijn notitie gelezen, in het artikel dat wij vorige keer kregen. Daarvan heb ik kennisgenomen. Een en ander heeft echter toch uiteindelijk geleid tot het standpunt dat ik zojuist heb verwoord.

De heer Van Raak (SP):

Mevrouw Neppérus noemt zelf het argument om mijn amendement te steunen. Zij wijst er namelijk op dat de eilanden nu alweer vragen om geld. Wij hebben net 1,5 mld. voor schuldsanering weggegeven en nu vragen de eilanden alweer om geld. De eilanden moeten zelf eigen geld ophalen en de eigen broek ophouden. Dat willen ze ook. Ze willen dat multinationals belasting gaan betalen. De VVD-fractie maakt dat echter onmogelijk en houdt daarmee de belastingparadijzen in stand.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Wij zijn ook nuchter en gebruiken ons gezonde verstand. Ik vertrouw erop dat de SP-fractie dat ook doet. Mijn fractie constateert, gezien alles wat er nu is en gezien de winstbelastingheffing in de regio, dat de grondslag vaak feitelijk leidt tot een tarief van 2% of 3%. Wij constateren ook dat men de heer Van Raak in een brief schrijft dat men winstbelasting wil invoeren, maar tegelijkertijd voor de radio roept dat men alweer miljarden moet hebben. Daarvan neem ik kennis. Ik blijf bij mijn standpunt.

De heer Van Raak (SP):

De reden dat wij verschillende geluiden horen is in de eerste plaats dat zij zitten te wachten op ons en in de tweede plaats dat de minister en deze fiscalist en woordvoerder van de VVD-fractie zeggen: wij gaan het tarief van 15% toch niet invoeren. Daarom is men nu met andere plannen bezig. Het is onze schuld als Curaçao en Sint-Maarten straks belastingparadijzen zijn.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik ben ervan overtuigd dat met deze vaste heffing meer belasting binnenkomt – en daar gaat het om – dan met de winstbelasting die de heer Van Raak wil. Wij verschillen daarover echter van mening.

Er zijn meer amendementen ingediend. Ik noem met name het amendement van mevrouw Van Gent dat vorige week bij het wetgevingsoverleg ter sprake kwam. Zoals ik vorige week al zei, heb ik er op zich sympathie voor. Wel zeg ik er bij dat de heffing met 50% omhoog gaat voor bedrijven. Sommige zullen dat best kunnen trekken, maar ik vraag mij af hoe dat moet gaan met de kleinere bedrijven. Ik vind de klap voor deze bedrijven toch wel hard aankomen. Je moet ook de vraag stellen hoe de concurrentiepositie ten opzichte van andere eilanden is. Ik hoop dat mevrouw Van Gent hierop nog ingaat in haar eigen termijn.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat is een heel goede vraag van mevrouw Neppérus. In mijn amendement worden de kosten van arbeid voor de kleine bedrijven goedkoper. Zelfstandigen zonder personeel zullen daar baat bij hebben, maar ook bedrijven die personeel in dienst hebben. Ik mag hopen dat mevrouw Neppérus daar ook naar gekeken heeft. Dit kan wel eens betekenen dat men dit per saldo budgettair neutraal kan invoeren. Ondertussen stimuleren wij wel arbeid op de eilanden. Ik mag aannemen dat dit voor de VVD van groot belang is.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Net als mevrouw Van Gent zie ik graag werkende mensen op de eilanden. Ik zal het punt meewegen bij onze uiteindelijke conclusie. Wel houd ik mijn zorgen over het verhogen van een tarief met 50%. Wat mevrouw Van Gent zojuist heeft verwoord, zal ik echter meenemen in mijn eindafweging. Ik wil ook nog de reactie van de minister horen op het punt van de administratieve lasten. Ik stel vast dat Actal behoorlijk positief heeft gereageerd. Ik zeg er wel bij dat je je nooit alleen op de inkomstenbelasting moet richten. Dan krijg je immers een hoop extra klanten. Ik proef een verschil in reactie tussen Actal aan de ene kant en de minister in het wgo aan de andere kant. Ik wil dan ook een nadere reactie van de minister hebben.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Die vraag wil ik ook stellen. Ik heb nog een vraag over Actal. Met name op verzoek van mevrouw Neppérus hebben wij gekozen voor een spoedprocedure en hebben wij Actal om advies gevraagd. Dat is buitengewoon positief: wij scoren in de hoogste categorie wat lasten betreft. Het lijkt mij dat mevrouw Neppérus dat gezien heeft. Ik weet dat de VVD-fractie het Actal-advies altijd buitengewoon serieus neemt. Dat blijft toch zo, mag ik hopen?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Alle serieuze adviezen vinden wij van belang, zeker die van Actal. Wel vond ik merkwaardig dat in het advies van Actal de vier punten beoordeeld werden met een "ja", een "ja, mits", een "nee, tenzij" en een "nee" en dat vervolgens het advies positief was. Ik wil dan ook een uitleg van de minister. Mevrouw Van Gent merkt terecht op dat ik zelf gestimuleerd heb dat Actal zou worden ingeschakeld. Dan neem ik zulke adviezen ook serieus. Wij vinden Actal en administratieve lasten van belang. Ik wil echter wel een reactie ontvangen van de minister. De punten die mevrouw Van Gent eerder noemde, zal ik meenemen in mijn afweging wat ik mijn fractie zal voorstellen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent wil nog een misverstand wegnemen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ja, het gaat om een misverstand over het Actal-advies. Inderdaad is sprake van vier categorieën die beoordeeld worden zoals mevrouw Neppérus opmerkte. Volgens mij gaat het om vier categorieën waarop Actal zijn advies kan baseren. Men gaat wat mijn amendement betreft voor "ja", dus het best denkbare advies. De andere drie categorieën spelen dus geen rol.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik heb duidelijk gezien dat het slotadvies van Actal positief is; daarover geen misverstand tussen mevrouw Van Gent en mij. Ik hoop dat de minister een toelichting kan geven.

In een amendement van de heer Recourt zie ik elementen die mij doen afvragen waarom hij zijn eigen amendement heeft ingediend naast dat van mevrouw Van Gent, al is de tariefverhoging in de vastgoedheffing wat bescheidener. Ik was wat verrast opeens dit amendement te zien, maar wellicht kan hij het waarom ervan nog even toelichten.

De heer Recourt (PvdA):

Dat zal ik in mijn eigen termijn uitgebreid toelichten.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Dan wacht ik daar rustig op.

Tot slot denk ik dat de Kamer de komende weken belangrijke besluiten gaat nemen. Wij vinden het goed dat er toch belastingen komen. Los van de discussie over amendementen, die wij al dan niet steunen, zijn wij verder gewoon akkoord met de voorstellen.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. De afgelopen jaren heb ik in de Kamer heel veel kritiek gehad op de bestuurders van Curaçao en Sint-Maarten. Ik heb hen beschuldigd van corruptie, vriendjespolitiek en financieel wanbeleid. Ik heb gezegd dat zij hun oren laten hangen naar de internationale belastinglobby maar hun bevolking laten stikken. Ik heb de eilandbestuurders vaak en indringend gevraagd waarom de arme inwoners van de eilanden wel belasting moeten betalen maar internationale oliebedrijven, gokbedrijven en pornobedrijven allemaal niet. Waarom blijft het toch zo goed toeven in de schaduw van Fort Amsterdam? En waarom blijft het leven zo hard onder de rook van de Isla-raffinaderij? ... Dames, aandacht graag.

De voorzitter:

Als u het bewaken van de orde aan mij over laat, dan geef ik u weer het woord.

De heer Van Raak (SP):

Vandaag heb ik een andere boodschap. Ik wil de bestuurders van Curaçao en Sint-Maarten een compliment geven. De bestuurders van de toekomstige autonome landen hebben laten zien dat zij meer financiële verantwoordelijkheid willen dragen. De minister van Financiën van de Nederlandse Antillen heeft mij laten weten dat de bestuurders af willen van de belastingparadijzen op de eilanden, van de speciale economische zones waar internationale bedrijven niet of nauwelijks belasting betalen. Als eerste stap willen zij een winstbelasting invoeren van 15%. Daarmee zullen de multinationals eindelijk ook een bijdrage gaan leveren aan de eilanden waar zij zo van profiteren.

Curaçao en Sint-Maarten hebben echter wel een voorwaarde: als zij een winstbelasting invoeren van 15%, dan moet de Nederlandse regering dat ook doen voor Bonaire en Statia. Anders krijgen de eerstgenoemde eilanden te maken met oneerlijke belastingconcurrentie binnen het koninkrijk. Maar wie schetst onze verbazing? De Nederlandse minister van Financiën steekt de bestuurders op de Antillen een stok tussen de wielen. Hij is niet bereid om op Bonaire en Statia, eilanden die onderdeel worden van Nederland, een fatsoenlijke winstbelasting in te voeren. Jarenlang hebben wij in de Kamer gesproken over nieuwe staatkundige verhoudingen om ervoor te zorgen dat Curaçao en Sint-Maarten meer verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen toekomst. Nu de eilanden bereid zijn dat te doen, om te zorgen voor fatsoenlijke belastinginkomsten, maakt onze minister het voor Curaçao en Sint-Maarten nagenoeg onmogelijk om die verantwoordelijkheid te nemen.

De minister zegt dat hij internationale belastingparadijzen wil aanpakken, maar in Nederland laat hij de speciale economische zones op Bonaire en Statia bestaan. De minister wilde mij ervan overtuigen dat dit niet zo is, maar dat is bepaald niet gelukt. Hij heeft de naam van de speciale economische zones veranderd – ze heten voortaan "handel en diensten entrepots" – hij heeft twee nieuwe belastingen ingevoerd en hij heeft de bestaande winstbelasting verlaagd van 2% tot 0%, maar in de praktijk verandert er bijzonder weinig. Dat bleek toen ik de minister vroeg of de multinationals in de speciale economische zones echt meer belasting gaan betalen. Zijn antwoord was ontluisterend: het is niet op voorhand duidelijk dat het minder is. Ja, het moest er nog maar eens bijkomen dat de speciale economische zones worden opgeheven maar dat de multinationals nog minder belasting gaan betalen. Heeft de minister ondertussen al uitgezocht hoe het precies zit?

De SP heeft de minister inzicht gegeven in de gang van zaken in de speciale economische zones. De SP heeft de minister op de hoogte gebracht van de wensen van de eilanden om fatsoenlijke belastingen in te voeren. De SP heeft een voorstel gedaan om alsnog een winstbelasting van 15% in te voeren op Bonaire, Statia en Saba. De minister weet het allemaal maar wat blijft is onwil. Onwil van de minister van Financiën van Nederland om de eilanden een nieuwe, gezonde financiële start te geven. Onwil om te luisteren naar de fundamentele kritiek van de Raad van State en de oproep van de minister van Financiën van de Nederlandse Antillen. Maar hij laat wel de oren hangen naar de internationale belastinglobby. Onwil om te luisteren naar de noden van de bevolking van de eilanden.

Als de regering zo opzichtig faalt, moet de Kamer haar verantwoordelijkheid nemen. We hebben in het Koninkrijk een nieuw staatkundig gebouw neergezet. Dat gebouw is nog lang niet af. Deze belastingwetten zijn het fundament van dat nieuwe huis. Deze minister laat de nieuwe landen wegzakken in de modder als we dit zo doen. Laat ons vandaag daarom een stevig fundament leggen op Bonaire, Saba en Statia, zodat men dat ook op Curaçao en Sint-Maarten kan doen. Daarom beveel ik van harte aan ons amendement om een winstbelasting van 15% in te voeren. Als er een opstaptarief moet worden gemaakt om de kleine ondernemers te ontzien, dan doe ik dat graag. Als dit voorstel een halfjaar of een jaar later in moet gaan, dan kan dat allemaal. Maar waar het mij vooral om gaat, is dat we nu een goed signaal moeten afgeven aan Curaçao en Sint-Maarten. Mijn amendement om een successiebelasting in te voeren beveel ik natuurlijk ook van harte aan, vooral omdat het argument van de minister dat deze belasting overbodig is omdat er toch nooit wordt geïnd weinig overtuigend is. Als de Belastingdienst in Nederland faalt in het innen van de inkomstenbelasting, zegt de minister toch ook niet dat we de inkomstenbelasting maar moeten afschaffen?

Het voorstel van mevrouw Neppérus om een hogere belastingschijf voor de inkomstenbelasting in te voeren is bijzonder sympathiek, hoewel het percentage van 38 natuurlijk wel erg laag is. De minister heeft dat in een tegenvoorstel nog verder verlaagd naar 35,4 vanaf een inkomen van $250.000. Hoeveel mensen op Bonaire, Saba en Statia verdienen $250.000? Het is allemaal beter dan helemaal niets, maar niet heel veel meer dan weinig.

Het voorstel van mevrouw Van Gent is sympathiek en heeft mij wel verrast, ook in het kader van de linkse samenwerking. Zij is nu even niet aanwezig in de zaal, maar ik had graag even overleg met haar gevoerd om na te gaan of onze amendementen wel samengaan. Dat lukt echter niet als zij er niet is. De minister zegt dat er een probleem is, namelijk dat het amendement-Van Gent 4,5 mln. dollar kost. Mijn amendement levert ruim 5 mln. dollar op, dus dat kan nooit het probleem zijn. Als we een aantal tekstuele aanpassingen doen, zijn deze twee amendementen mijns inziens makkelijk samen goed te keuren en kunnen we samen de wereld verbeteren, te beginnen op Bonaire, Saba en Statia.

De heer Recourt heeft recentelijk een amendement ingediend namens de Partij van de Arbeid. Dat amendement vind ik ook heel sympathiek. Ik ben benieuwd naar zijn toelichting.

De heer Lucassen kwam wat laat op gang, maar hij stoomt nu lekker door met maar liefst vier voorstellen. Zijn uitgangspunt is dat Bonaire, Saba en Statia onderdeel worden van Nederland en dat daarom dezelfde belasting moet gelden op deze eilanden. Dat klinkt logisch en eenvoudig, maar misschien doet het niet helemaal recht aan de bijzondere positie van de eilanden. Ik heb eens goed gekeken naar zijn voorstellen.

Het eerste amendement van de heer Lucassen (32276, nr. 16) vind ik lastig. Het leidt wel tot een eerlijke verdeling van de lasten – daar ben ik voor – maar ik ben benieuwd naar de opvatting van de minister over welke implicaties dat heeft.

Het tweede amendement van de heer Lucassen (32189, nr. 16) betreft de verhoging van de opbrengstbelasting. Dat klinkt heel sympathiek, maar volgens mij is dat wel enigszins problematisch in verband met mijn eigen amendement.

Over het derde amendement van de heer Lucassen (32189, nr. 17) moet ik zeggen dat de algemene bestedingsbelasting toch iets anders is dan de btw. Wij zijn erg voor goede belastingen, maar wij zetten er onze vraagtekens bij om deze belasting te gaan verhogen.

Het vierde amendement van de heer Lucassen (32189, nr. 18) betreft de verhoging van de overdrachtsbelasting. Wij vragen ons af of dat wel nodig is, omdat mijn voorstel in elk geval veel meer opbrengt.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Het is altijd wel interessant, wanneer je in een heel drukke tijd zit en actuele zaken wat op de achtergrond dreigen te raken, om dan in de auto op weg naar Den Haag te zitten en te horen dat het op de radio heftig gaat over het onderwerp waarover wij vandaag spreken, namelijk de belastingwetten, en dat iemand zegt dat straks belasting wordt geheven op de eilanden en dat dat even schrikken is. Toen dacht ik: ja, dat is misschien wel even schrikken, maar daar spreken wij vandaag wel over. Het viel mij op, ik dacht dat het misschien wel in de sfeer ligt van wat wij vandaag bespreken.

Wij hebben vorige week al uitgebreid in een wetgevingsoverleg gesproken over het onderwerp van vandaag. Diverse fracties hebben hun vragen aan de orde gesteld, zo ook de CDA-fractie. Voordat het wetgevingsoverleg plaatsvond, hebben wij twee uitgebreide schriftelijke rondes gehad waarin ook veel technische vragen aan de orde zijn gesteld. Daarom wil ik vandaag alleen nog maar ingaan op enkele hoofdlijnen. Ik wil een aantal hoofdlijnen markeren, want wij spreken vandaag over een nieuw stelsel op de eilanden die vanaf 10 oktober aanstaande, ik begrijp dat dat aanstaande zondag is, openbaar lichaam en onderdeel van het Nederlandse staatsbestel worden. Dus moeten zij een belastingstelsel hebben, een duidelijk belastingstelsel. Het mag dan wel paradijselijk zijn op de eilanden, het is toch niet de bedoeling dat zij fiscaal een paradijs worden.

De Belastingdienst moet de belastingen gaan innen en zal ook nog andere taken gaan vervullen. Daarvoor is het van groot belang dat de wetgeving vandaag snel helder wordt. Dat hebben wij ook in het wetgevingsoverleg gezegd. De Belastingdienst wil namelijk zijn systemen zo snel mogelijk in orde maken om zijn taken ook daadwerkelijk goed te kunnen uitvoeren. Daarnaast wil de Belastingdienst verdergaan met voorlichting van burgers en bedrijven. Mijn fractie is daarom blij dat wij nu het wetgevingstraject in de Tweede Kamer kunnen afronden. Als we kijken naar de hoeveelheid mensen die in dit stelsel betrokken wordt, moeten wij toch ook wel met elkaar zeggen dat het een stevig stelsel is als je bedenkt dat het over 18.000 inwoners gaat.

Wij hebben al complimenten gemaakt aan de regering om aan te geven dat het een goed herkenbaar systeem is. Die complimenten hoef ik vandaag niet uitgebreid te herhalen. Een paar fraaie elementen kan ik nog aanstippen, want het is uitgebalanceerd. Laten wij dat ook tegen elkaar zeggen, het is een uitgebalanceerd stelsel. Het past bij de huidige tijd en de omstandigheden van deze eilanden. Er is rekening gehouden met de ligging van de eilanden, want zij zijn geen Texel, Vlieland of Terschelling. Zij liggen echt een stukje verderop. Het is daarom ook te betreuren dat ik er nog niet heb kunnen zijn. Ik was wel op de andere Nederlandse eilanden. De economische omstandigheden zijn van groot belang en de regio waar zij liggen. Er is een heel belangrijke behoefte aan een sterke economische ontwikkeling. Laten wij ook dat vandaag benadrukken, evenals de mogelijkheden en de beperkingen van de Belastingdienst aldaar. Daarnaast moeten wij ons ook realiseren dat de bevolking en haar vertegenwoordigers betrokken zijn bij dit voorstel. Zo heeft de regering ons in het wetgevingsoverleg laten weten. Dat vindt mijn fractie een heel belangrijk gegeven, gezien het feit dat de lokale bevolking zich tot op heden nog niet heeft kunnen uitspreken bij Kamerverkiezingen.

De eenvoud, de begrijpelijkheid, de uitvoerbaarheid en de stimulans voor economische bedrijvigheid die in het voorgestelde belastingstelsel zitten, klinken mijn fractie als muziek in de oren. Het is daarom voor mijn fractie, het CDA, belangrijk om deze elementen overeind te houden. Amendementen die door collega's zijn ingediend, zullen daarom door mijn fractie uiteindelijk op grond van deze factoren worden beoordeeld.

Wij zijn al ingegaan op het lokale belastinggebied. De toegestane lokale belastingen zijn limitatief opgesomd, maar de hoogte ervan kan door de lokale overheden worden vastgesteld. Voor het investeringsklimaat en de portemonnee van de burgers is het echter belangrijk dat dit op een verantwoorde wijze plaatsvindt. Daarom wil ik graag op deze plaats de lokale overheden oproepen om op dat punt echt hun verantwoordelijkheid te nemen en het op de juiste manier in te vullen. Wij hebben vertrouwen dat zij hun verantwoordelijkheid op een goede manier zullen invullen en mocht dat niet zo zijn, dan zullen wij die beslist in dit huis aan de orde stellen.

Een ander belangrijk punt dat door mijn fractie is aangestipt, is dat het geen belastingparadijs mag worden binnen het Koninkrijk. Voor de duidelijkheid: mijn fractie is ervan overtuigd dat met het voorliggende voorstel geen belastingparadijs wordt gecreëerd. Het systeem is transparant en schimmige afspraken tussen belastingplichtige en Belastingdienst kunnen niet worden gemaakt. Ontwijkingsconstructies lijken niet mogelijk te zijn. Desalniettemin is het wel belangrijk om voor de toekomst in de gaten te houden of dat de facto ook niet mogelijk is. Ik roep de regering daartoe op. Ik moet zeggen dat ik normaal niet de woordvoerder belastingwetten ben, maar het is mij de afgelopen vier jaar wel opgevallen dat wij met enige regelmaat spreken over belastingwetten. Dat zullen ook de momenten zijn waarop wij de thermometer erin moeten steken en heel kritisch moeten kijken of wat wij willen en beogen met dit stelsel, ook daadwerkelijk gebeurt.

De heer Van Raak (SP):

Ik had de thermometer er al ingestopt en toen bleek dat de meeste eilanden van de belastingparadijzen af willen. Nu zegt mevrouw Van Toorenburg dat dit ook gaat gebeuren. Maar hoe kan dat dan? Eerst had je belastingparadijzen waar bedrijven heel weinig belasting betaalden. En nu zijn het ineens geen belastingparadijzen meer, maar die bedrijven gaan niet meer belasting betalen. Hoe kan dat? De minister is allang blij als er niet minder belasting wordt betaald. Hoe is het mogelijk dat bedrijven niet meer belasting gaan betalen zonder dat er sprake is van belastingparadijzen?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik denk dat daarover ongeveer het gehele wetgevingsoverleg ging. Wij menen dat hierbij sprake is van een uitgebalanceerd systeem waarbij er meer wordt gekeken naar vastgoedbelasting en niet naar de winstbelasting die de SP graag wil. Het is gewoon een andere appreciatie van de manier waarop je belastingstelsels wilt inrichten. Wij vinden het heel belangrijk om de economische bedrijvigheid te stimuleren. Mevrouw Van Gent heeft terecht aangegeven dat wij heel goed moeten kijken of mensen aan de onderkant van de samenleving voldoende ruimte houden. Daar zullen wij het op wegen. Wij herkennen het beeld van het paradijs niet dat de heer Van Raak schetst. Ik begrijp dat hij het gehele debat over wil doen. Daar doen wij niet aan mee. Ons is een evenwichtig systeem voorgelegd.

De heer Van Raak (SP):

Over dit punt hadden wij nog niet gedebatteerd. Ik ben ook erg voor appreciëren en voor harmonie en een goede afweging. Maar het gaat om de centen. Eerst hadden wij te maken met belastingparadijzen waar bedrijven bijna geen belasting betalen. Nu zijn het ineens geen belastingparadijzen meer, maar betalen die bedrijven nog steeds geen belasting. Vindt het CDA dat je niet een belastingparadijs kunt opheffen als er niet meer belasting wordt betaald?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Toen ik nog advocaat was, was er met name ten aanzien van de winstbelastingen sprake van schimmig en onduidelijk gedrag waar het gaat om ontduiken en ontwijken. Als je de focus richt op winstbelasting weet je tenminste zeker dat je niets bereikt. Deze minister heeft voor een andere constructie gekozen die herkenbaar is, te weten de vastgoedbelasting. Wij vinden het prima. Wij kunnen er natuurlijk tien jaar met u over debatteren, maar wij maken een andere keuze dan u.

De heer Van Raak (SP):

Dat de internationale belastinglobby niet deugt, behoeft mevrouw Van Toorenburg mij niet te vertellen. Dat had ik zelf al gezien. Wij zeggen dus serieus in deze Kamer vandaag en dat signaal geven wij ook aan de andere eilanden en de rest van de wereld: wij gaan bedrijven niet meer belasting laten betalen terwijl ze niet meer in een belastingparadijs verblijven? Dat zal helemaal niemand snappen. Niet alleen de mensen in Nederland die moeten gaan betalen voor Curaçao, maar ook de mensen op Curaçao zullen het niet snappen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Wij zullen het nooit eens worden, maar dat is het mooie van het Kamerwerk.

Voorzitter. Er liggen nog twee amendementen voor ten aanzien waarvan wij onze uiteindelijke afweging nog zullen moeten maken. Dat betreft het amendement van de heer Recourt van de PvdA en het amendement van mevrouw Van Gent van GroenLinks. Ook wij hebben een vraag bij de beoordeling door Actal die aangeeft dat het met de administratieve lasten wel meevalt. Ik ga ervan uit dat beide indieners hun amendement straks nog zullen verdedigen. In die zin is er wat ons betreft dus sprake van een soort competitiestrijd; voor allebei kiezen kan niet, dus wij zullen na de reactie van de minister op beide amendementen komen tot een eindbeoordeling.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Voordat u begint: kunt u mij een hint geven hoeveel spreektijd u denkt te gaan benutten? Dan kan ik u daarin weer begeleiden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik denk zo'n acht à tien minuten, voorzitter.

De voorzitter:

Acht minuten? Dan bent u al langer aan het woord dan uw collega's.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Maar het gaat om wetgeving. Ik ben hier kennelijk beland in een soort competitiestrijd maar ik wijs er ook op dat wij hier bezig zijn met een wetgevingsoverleg. Dus lijkt het mij wel van belang om precies in te gaan op de uitgebreide brief van de minister, zodat wij ook allemaal weten waar het hier vandaag over gaat.

De voorzitter:

Misschien voor de helderheid: dit is geen wetgevingsoverleg, maar de plenaire afronding van een wetgevingsoverleg dat al heeft plaatsgevonden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Maar wel de plenaire afronding over een wetsvoorstel waarbij wij een uitgebreide reactie hebben gehad van de minister op ingediende amendementen. Maar laten wij er niet over kissebissen, want ik ben helemaal niet op zoek naar ruzie met u, laat staan met mijn collega's, want dat is niet goed voor de competitie waarin ik verkeer.

Voorzitter. De fractie van GroenLinks heeft altijd gezegd dat de staatkundige verhoudingen en vernieuwingen geen doel op zich zijn, maar een middel om de bevolking op de eilanden het beter te laten krijgen. Dat geldt natuurlijk voor Curaçao en Sint-Maarten, maar zeker ook voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Het is een middel zodat de bevolking onder betere omstandigheden op de eilanden kan leven, als het gaat om werk, sociale zekerheid, klimaatproblemen, duurzaamheid, onderwijs en gezondheidszorg. De eilanden moeten geen belastingparadijs zijn voor enkelen, maar paradijselijker worden voor degenen die er wonen, werken en leven. Dat is altijd de grote passie van GroenLinks geweest bij het ingaan van dit proces, dat wij van het begin tot het eind hebben gesteund.

Wij hebben de fiscale wetgeving BES met dit uitgangspunt bekeken. Vorige week heb ik er ook het een en ander over gezegd in het wetgevingsoverleg. Het is nu aan mij om nog eens uit te leggen wat mijn amendement precies inhoudt en in te gaan op de reactie van de minister daarop. Ik zal ook kort ingaan op het ingetrokken amendement-Neppérus, dat enigszins is overgenomen door de minister, en op het amendement van de heer Recourt van de Partij van de Arbeid. Ik heb net het amendement van de heer Lucassen ontvangen. Hij knikt nu afkeurend, maar dit is geen schoffering. Ik zal dit nauwkeurig en met een zeer open mind bekijken, want de fractie van GroenLinks staat positief tegenover het zo veel mogelijk gelijktrekken van belastingen om mensen op de eilanden meer kansen en mogelijkheden te geven.

Ik zal allereerst kort uitleggen wat mijn ingediende amendement doet. Werkenden met een laag inkomen of een laag middeninkomen worden extra gestimuleerd om harder en meer te gaan werken. Deze mensen wordt namelijk een arbeidskorting in het vooruitzicht gesteld die oploopt vanaf de belastingvrije voet tot een modaal inkomen. Bij een modaal inkomen betalen zij daardoor $1242 minder belasting. In plaats van $3040 betalen zij dan $1798. De belastingkorting van $1242 blijft gelijk tot aan twee keer modaal. Daarna loopt deze terug naar 0 op drie keer modaal. Voor werkenden wordt er dus meer progressiviteit gecreëerd in het spectrum tot drie keer modaal, oftewel tussen $57.000 en $60.000, afhankelijk van eventueel aanvullende kortingen. Zoals bekend dekken wij dit door een verhoging van de vastgoedbelasting naar het Nederlandse box 3-niveau, zeg ik ook tegen de heer Lucassen, want dat is ook een vorm van gelijktrekken van de belastingen; over een forfaitair rendement van 4% een belasting van 30% in plaats van 20%. Daarnaast dekken wij dit door een verhoging van de dividendbelasting naar het Nederlands niveau; van 5 naar 15%.

De minister is tegen mijn amendement. Hij zei vorige week dat het allemaal wel kan, maar dat hij er niet voor kiest. Ik betreur het dat hij in zijn brief niet ingaat op de dekking, maar uiteraard wel op de arbeidskorting zelf. De minister wijst erop dat mensen die niet werken, zoals gepensioneerden, niets hebben aan een arbeidskorting. Dat klopt. Het is grappig dat hij daarbij ook vermeldt de mensen die minder verdienen dan de vrijgestelde voet. Dat klopt ook. Die mensen betalen geen belasting en gaan door dit amendement niet nog minder dan 0 belasting betalen, zeg ik indringend tegen mijn collega's en de minister. Het is een beetje flauw om dat zo te formuleren. Of is de minister voor uitkeerbare kortingen voor minima met een verzilveringsprobleem? Dat zou een revolutie betekenen in het denken van de minister. Deze willen wij van harte aanmoedigen, maar dan wel onder het motto: gelijke monniken, gelijke kappen.

Daarnaast wijst de minister erop dat een heel kleine groep mensen, die relatief weinig verdient, er een beetje op achteruitgaat ten opzichte van zijn eigen voorstel. Ook dit klopt, maar het is wel spijkers op laag water zoeken in het kwadraat. Om uitvoeringstechnische redenen schrappen wij in ons amendement namelijk een klein substituut voor een arbeidskorting dat in het voorstel van de minister zit; een belastingkorting van $85. Mensen met een inkomen uit arbeid van precies $9000 gaan er dus $85 op achteruit, maar bij een inkomen van $9685 is dit al lineair terug naar 0. Het betreft dus een extreem kleine groep ten opzichte van het voorstel van de minister en niet ten opzichte van de huidige realiteit. Alle andere mensen gaan er dus op vooruit tot drie keer modaal. Ik vraag de minister wel of dit heel kleine groepje dan alleen maar ontstaat door zijn hobby van aftrekposten die waarschijnlijk ook nog via de inkomstenbelasting in plaats van via de inkomstenbelasting gaan en vermoedelijk nog niet eens zullen worden opgegeven.

Ik vind dit echt spijkers op laag water zoeken, maar als dit een doorslaggevende reden is om niet positief te adviseren over mijn amendement – dus dat kleine negatieve inkomenseffect voor de belastingplichtigen met een inkomen tussen de $9000 en $9685 – ben ik best bereid mijn amendement hierop aan te passen. Dat is namelijk heel simpel. De arbeidskorting begint dan niet op nul maar op $85. Ik zal er dan voor zorgen dat de arbeidskorting in het maximum daartoe taakstellend wordt verlaagd. Die gaat dan bijvoorbeeld van $1242 naar $1240. Dit geeft dus aan dat die kleine aanpassing mogelijk is, maar ook hoezeer de minister in zijn brief spijkers op laag water zoekt.

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb een vraag ter toelichting. Wat betekent dit amendement voor mensen met een AOV-uitkering en een aanvullend pensioen?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb het over de niet-werkenden, want ik heb dit heel duidelijk in verband gebracht met een inkomensafhankelijke arbeidskorting waardoor werken lonender wordt op de eilanden. De minister heeft een derde nota van wijziging uitgebracht over wat ik eigenlijk pensionado's moet noemen en gezinnen met kinderen. In principe doet mijn amendement daar niets aan behalve als deze mensen zich ook nog voor een deel op de arbeidsmarkt begeven, omdat de leeftijd van de pensioenregelingen op de BES-eilanden en ook op de andere eilanden lager is dan in Nederland. Dat zou heel goed kunnen, ook doordat de pensioenen daar heel laag zijn en ook het minimumloon heel laag is. Mijn amendement beoogt dat het heel aantrekkelijk wordt als mensen voor een aantal uren naast hun pensioen gaan werken. Zij houden er dan netto meer aan over.

Mijn amendement neemt een groot deel van de brief van de minister in beslag. Hij gaat ook nog kort in op de inkomenseffecten van zijn extra ouderenkorting. Hij maakt zo grote sier met, je zou bijna kunnen zeggen: extreem klein bier. Ik kan het eigenlijk niet anders omschrijven. Ik vind dat heel jammer, want zijn derde nota van wijziging is alleen voor de pensionado's interessant. Ik heb dit zojuist al gezegd in antwoord op een vraag van de heer Recourt. De fractie van GroenLinks en naar ik aanneem ook andere fracties maken zich grote zorgen, omdat de belastingwetten niet zo mogen uitwerken dat straks de lage en lage middeninkomens en mensen met alleen een klein pensioen de pineut zijn. Ik heb daarop al eerder gewezen. Dat is nooit mijn uitgangspunt geweest bij deze belastingwetgeving.

Mevrouw Neppérus heeft haar amendement ingetrokken, maar ik wil er toch iets over zeggen, omdat de minister een deel ervan heeft overgenomen. Ik betreur het dat dit amendement is ingetrokken, want het oorspronkelijke amendement-Neppérus begon eigenlijk waar het amendement-Van Gent eindigde. Nu de minister dit amendement voor een piepklein deel overneemt, creëert hij een enorm gat. Dat vind ik jammer. In het oorspronkelijke amendement van mevrouw Neppérus wordt voorgesteld een toptarief van 38% in plaats van 30,4% in te stellen vanaf $60.000. Het sloot daarmee ook nog eens perfect aan op mijn amendement op het punt van het progressief maken van het stelsel. Wat de minister nu doet om tegemoet te komen aan het amendement-Neppérus, is puur voor de bühne. Het nieuwe tarief gaat pas in bij $250.000 heb ik begrepen en is slechts 35,4%. Dit zal dus bijna niemand raken.

Ik kan niet zo snel zien wat de meeropbrengst is van dit voorstel, maar het zal minder zijn dan de 1 mln. De minister probeert echter de Kamer met een trucje, een financieel boekhoudkundig trucje, opzij te zetten en waarschijnlijk weet hij allang dat dit niemand zal raken. Misschien kan de minister in zijn beantwoording daarop ingaan. Ik vind dit slechts van symbolische waarde en het is heel jammer dat de Kamer uiteindelijk niet in staat lijkt – we moeten de stemmingen namelijk nog afwachten – om door te pakken en de, voor hogere inkomens heel riante, belastingen evenwichtiger te organiseren.

Het amendement-Recourt is een pietepeuterige versie van het amendement dat ik indiende. Daarin is schraalhans een beetje keukenmeester, de allerrijksten worden er ook beter van, de allerarmsten schieten er eigenlijk niets mee op. Dit amendement verhoogt alleen de belastingvrije voet, ook voor gepensioneerden, minimaal met $750. Dat betekent een extra heffingskorting van $228 tegenover de $1242 voor modaal in mijn amendement. En de hoogste inkomens krijgen die ook, terwijl er in mijn amendement bij drie keer modaal wordt afgebouwd. De korting is voor iedereen, ook voor gepensioneerden, verhoogt de participatie op geen enkele manier en maakt werken ook niet lonender, behalve voor het gedeelte tussen $9000 en $9750. Dat is zo pietepeuterig, dat zal echt geen effect hebben. Ook ontstaat er geen progressiviteit door. Dat amendement is gewoon een slap aftreksel en dat vind ik heel jammer. Mevrouw Van Toorenburg heeft haar mind nog niet definitief opgemaakt. Je zou kunnen zeggen dat dit partijen als het CDA een weinig professionele mogelijkheid geeft om te laten zien dat ze wel wat doen, daarmee goede sier maken, terwijl het in de praktijk helemaal niets voorstelt. Ik kan echt niet begrijpen dat de PvdA-fractie dit doet.

Verder wil ik de minister het volgende vragen. Ik wil graag jaarlijks worden geïnformeerd over de koopkrachtplaatjes, met name die van de kwetsbare groepen op de eilanden. Zo kunnen wij nauwkeurig de vinger aan de pols houden. Als het daar dan misgaat, of nog slechter gaat dan nu, zijn we in staat om te repareren. Wij mogen deze mensen natuurlijk niet in de kou laten staan. Ik zal daarover in tweede termijn een motie indienen.

De voorzitter:

Ik wil opmerken dat op mijn groentje, en dus ook op dat van u, staat dat wij voor dit debat slechts één termijn hebben. Uiteraard kan de Kamer later anders beslissen, maar ik geef u dit alvast mee. De heer Van Raak had nog een vraag?

De heer Van Raak (SP):

Ja, daarom had ik ook een vraag, die tegelijk een opmerking is omdat we geen andere termijn meer hebben. Het amendement-Recourt doet in zeker opzicht afbreuk aan het amendement-Van Gent en het amendement-Van Gent doet in zekere zin afbreuk aan mijn amendement. Ik wil voorstellen om bij de stemming in ieder geval zo'n volgorde aan te houden dat wij eerst het amendement-Van Raak, dan het amendement-Van Gent en dan het amendement-Recourt in stemming brengen; dan kunnen we misschien nog wat afbreuk doen aan de afbreuk.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik zal daar nog even goed naar kijken. Ik wacht het antwoord van de minister af. De minister heeft daar zelf opmerkingen over gemaakt: als uw amendement wordt aangenomen, voorziet hij dekkingsproblemen met betrekking tot mijn amendement. Dat is totaal overdreven. Het is keurig uitgelegd, maar de minister zal hierop in zijn beantwoording waarschijnlijk nog wel ingaan. Ik wil het slachtveld nog eerst even overzien, maar u zult begrijpen dat uw amendement een nieuwe systematiek introduceert, terwijl ik er nadrukkelijk voor heb gekozen om binnen de bestaande systematiek een en ander rechtvaardiger en evenwichtiger te maken. Maar het kan ook op mijn sympathie rekenen, dus wij zullen proberen om het zo goed mogelijk te organiseren.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter, een vraag aan mevrouw Van Gent over haar amendement. De minister stelt in zijn reactie dat er door het amendement-Van Gent geen sprake zal zijn van een eigen heffing met betrekking tot de loonbelasting. Graag hoor ik de reactie van mevrouw Van Gent daarop: vindt zij dit ook spijkers op laag water zoeken?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Die reactie is een beetje raar. Ik blijf namelijk gewoon binnen de bestaande systematiek. Ik heb uitdrukkelijk ervoor gekozen om niet een geheel nieuwe systematiek te introduceren, waardoor men op de eilanden totaal in de stress raakt omdat die op korte termijn geïntroduceerd moet worden. Ik voeg daaraan toe dat dit de impact is van het Actal-advies waarin staat dat mijn amendement uitstekend uitvoerbaar is.

Laat ik het voor de helderheid nog even uitleggen. Actal hanteert vier categorieën: "ja", "ja, nadat met onze adviespunten rekening wordt gehouden", "nee, tenzij met onze adviespunten rekening wordt gehouden" en "nee". Het eindoordeel over mijn amendement luidt "ja". Actal is dus uiterst positief. Het ministerie geeft aan dat het maximaal € 50.000 extra kosten met zich brengt om de automatisering aan te passen. Het kan gewoon binnen dezelfde systematiek en zal daaraan niet veel wijzigen zoals mevrouw Ortega zegt. Je maakt alleen arbeid goedkoper en je maakt andere belastingen wat hoger. Daardoor hoeven het midden- en kleinbedrijf en andere bedrijven minder te betalen voor arbeid, waardoor men wellicht meer werknemers in dienst zal nemen. Wij weten allemaal hoe belangrijk het is dat mensen op de eilanden aan het werk komen en hun eigen inkomen kunnen verdienen. Daarnaast zullen bedrijven die floreren en winst maken wat meer betalen. Het is prachtig en mooier kan ik het ook niet maken.

De voorzitter:

Misschien kan mevrouw Van Gent wat korter antwoorden op een korte vraag.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik spreek met passie omdat het belangrijk is dat dit eerlijk geregeld wordt.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik heb eigenlijk geen antwoord gekregen op mijn vraag. Ik wil alleen maar het volgende weten. Wordt met het amendement van mevrouw Van Gent de loonbelasting een eindheffing voor de belastingplichtigen op de eilanden? Ja of nee? Dat is mijn vraag.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat is volgens mij zo, maar ik voorzie daarmee geen enkel probleem. Dat kunnen wij gewoon zo regelen.

De voorzitter:

Dat is een duidelijk antwoord.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ga het nog even checken. Ik ben namelijk geen fiscalist zoals mevrouw Neppérus. Ik kom later nog even terug op de vraag hoe het precies zit. De minister zit nu namelijk te stralen, want hij denkt: ha, we hebben Van Gent in de hoek. Zo makkelijk gaat dat echter niet.

Tot slot dien ik graag mijn motie in.

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent, heel kort graag, want u bent al lang aan het woord.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de belastingheffing op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba dient bij te dragen aan een evenwichtige inkomensverdeling en het goede functioneren van de plaatselijke samenleving;

overwegende dat door de voorgestelde wetswijzigingen veranderingen zijn te voorzien in de inkomensposities van afzonderlijke bevolkingsgroepen;

overwegende dat bijzondere zorg is gewenst voor de koopkracht van kwetsbare groepen zoals ouderen, arbeidsongeschikten en werklozen;

verzoekt de regering, de Kamer jaarlijks te informeren over de koopkrachtplaatjes van kwetsbare groepen op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Van Raak en Recourt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(32189).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik wil nog een vraag stellen omdat er geen tweede termijn is. Gezien de overwegingen is de motie van mevrouw Van Gent heel sympathiek. Tegelijkertijd knaagt het een beetje omdat ik mij afvraag of wij ieder jaar op deze manier de analyses moeten maken. Daarom vraag ik: wat vindt mevrouw Van Gent ervan als het een specifiek onderdeel wordt van de evaluatie over vier jaar?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Vier jaar duurt te lang. Wij spreken in Nederland niet elke keer meer over puntenwolken – dat vond ik altijd wel een hoogtepunt – maar ook over koopkrachtplaatjes. Nu deze wetgeving wordt ingevoerd, is het uitermate belangrijk dat wij met name de positie van kwetsbare groepen op de eilanden in de gaten houden. Daar kunnen wij niet vier jaar overheen laten gaan. Wij moeten het jaarlijks bekijken. De eilanden zijn openbare lichamen binnen het Koninkrijk – ik vind het ook een beetje een rare term – maar het is noodzakelijk om de vinger aan de pols te houden. Ik doe daarom ook een indringend beroep op mevrouw Van Toorenburg om mijn motie te steunen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Wij wachten het antwoord van de minister af.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Om te schetsen in welke context ik de belastingwetgeving voor de BES-eilanden benader, vertel ik iets over mijn ervaringen op Aruba de afgelopen vier jaar. Ik teken daarbij aan dat Aruba vermoedelijk het modernste land is van de overzeese rijksdelen.

Na een grote reparatie aan mijn auto als gevolg van vervuilde benzine, vroeg ik mijn garagehouder, de werkgever van op het oog minstens vijf werknemers, op welke rekening ik het verschuldigde kon overmaken. Hij zei verrassend simpel: Ik heb geen bankrekening; u kunt alleen maar cash betalen. Krijg daar als belastingdienst de vinger maar eens achter!

Een ander voorbeeld. Toen ik nog maar net op Aruba woonde en mijn cable tv wilde gaan betalen op de 23ste van de maand, kwam ik het gebouw door een enorme rij niet eens binnen. Het was namelijk betaaldag! Mensen worden tweewekelijks of maandelijks betaald en op die dag gaat iedereen zijn rekening bij het waterbedrijf of het kabelbedrijf cash betalen. Loon wordt overigens ook vaak cash ontvangen, zo zijn die eilanden nu eenmaal georganiseerd.

Waarom vertel ik dit? Ik doet dat niet om te illustreren dat men op de eilanden nog in het stenen tijdperk leeft, want dat is absoluut niet het geval. Alles kan daar en alle faciliteiten zijn er als je die westerse gemakken tenminste kunt betalen. Ik vertel dit om te laten zien dat deze samenlevingen niet te gemakkelijk vergeleken moeten worden met de Nederlandse samenleving. Wij zijn gewend om de problemen op de eilanden met een Nederlandse blik en ons Nederlandse referentiekader te benaderen, maar dat levert in het geval van wetgeving niet de juiste wetten op.

Toegespitst op de onderhavige wetgeving betekent het dat ik ervoor pleit om wetgeving te maken die aansluit bij een samenleving waarin veel cash omgaat, een samenleving waarin weinig expertise voorhanden is, een samenleving waarin weinig wordt geadministreerd, een samenleving waar in het verleden veelal helemaal geen belasting werd geheven, een samenleving die om bedrijven te lokken of te houden tax holidays aan die bedrijven gaf. Het gaat om drie kleine samenlevingen: op de drie eilanden wonen in totaal ongeveer 18.000 mensen van wie er maximaal 10.000 belastingplichtig zijn. Keep it simple! Dat is de enige conclusie die ik uit deze analyse kan trekken.

Bij het voorliggende wetsvoorstel is de minister gelukkig van deze gedachte uitgegaan: geen Nederlandse toeters en bellen, maar wel een overzichtelijk en eenvoudig systeem met weinig administratieve vereisten, een systeem dat fiscale constructies tegengaat, een systeem dat vastgoed belast in plaats van de moeilijker vast te stellen winst, een systeem dat ruimte laat voor lokale belastingen en beleid. Al met al is het voor ons voldoende reden om voor het wetsvoorstel te stemmen.

Een ander belangrijk punt is dat het wetsvoorstel de instemming heeft van de vertegenwoordigers en daarmee, naar ik aanneem, ook van de inwoners van de BES-eilanden. Daarmee kan het voorstel op draagvlak onder de bevolking rekenen. In het wetgevingsoverleg heb ik al gemeld dat ik dat een heel belangrijk gegeven vind, niet alleen vanwege het draagvlak zelf, maar ook omdat wij in dit huis nog niet democratisch gelegitimeerd zijn wat betreft de bevolking van de BES-eilanden, maar wel hun wetgeving vaststellen.

Aan het wetsvoorstel kleeft een belangrijk bezwaar. In al zijn eenvoud is het namelijk weinig progressief. De minister heeft in het wetgevingsoverleg gezegd dat ook dit voorstel progressief is. Ik heb dat zo begrepen dat de minister daarmee doelt op de voorgestelde belasting- en premievrije voet. Ik verzoek de minister toch om zijn stelling nog eens nader toe te lichten.

Twee amendementen brengen meer progressiviteit in het stelsel en hebben daarmee in beginsel de sympathie van mijn fractie. De een meer dan de ander doen ze echter wel afbreuk aan de eenvoud van het wetsvoorstel. Voorts ondermijnen ze het draagvlak voor de belastingen, met daarbij de kanttekening dat de Kamer natuurlijk wel het laatste woord heeft. Aanpassingen zijn dus niet onmogelijk, maar dat laat onverlet dat wij ons hier voor een dilemma geplaatst zien. Gezien dat dilemma was het voor mijn fractie de beste keuze om zelf een amendement in te dienen. Dit amendement beoogt op uiterst eenvoudige wijze de lasten eerlijker te verdelen door het systeem progressiever te maken. Het poogt arbeid goedkoper te maken en de lasten van bezit iets te verhogen ten opzichte van arbeid. Met het amendement blijft de eenvoud van het wetsvoorstel in stand. Er hoeft geen cijfer méér geadministreerd te worden; er is geen extra expertise nodig. Voor de bevolking blijft belastingaangifte niet leuk, maar wel eenvoudig. Het is niet zo ingrijpend dat de concurrentiepositie onder druk staat of verslechtert, dat het het draagvlak bij de bevolking aantast. Gelet op de eenvoud leidt het ook niet tot meer druk op het toch al zeer krappe tijdschema; dit is overigens het minst belangrijke argument, maar wel relevant. Het amendement is relevant, zo zeg ik tegen mevrouw Van Gent. Met het amendement worden de koopkracht en de inkomens, met name tussen $10.000 en $20.000, verbeterd. Bovendien komt er een extra groep mensen bij de groep die niet belastingplichtig is. Ik verzoek de minister uiteraard om op mijn amendement te reageren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het wordt nu verkocht alsof het met name voor de lagere inkomens, tussen $10.000 en $20.000 interessant is. Het gaat echter maar om een bedrag van zo'n € 150, omgerekend, en misschien nog wel minder per jaar. Dat is veel en veel minder dan de arbeidskorting in mijn voorstel. Ik begrijp daarnaast dat het oneindig is. Ook de hogere inkomens, boven twee of drie keer modaal, krijgen dat bedrag. Is dat juist?

De heer Recourt (PvdA):

Ja, dat is juist. Ik zal het in percentages voorrekenen. Tussen $10.000 en $20.000 levert het een voordeel op van 2,3% tot 1,3%. Daarna zakt het voor de hogere inkomens heel snel af naar een voordeel van 0,3% en 0,2%. Door de simpliciteit van het systeem, de belastingvrije voet gaat voor iedereen omhoog, profiteert iedereen ervan. Degenen die het meest ervan profiteren, zijn de groepen met de lagere inkomens, tussen $10.000 en $20.000, en de groepen die onder die belastingvrije voet komen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

"Profiteren het meest" lijkt mij een gotspe. De heer Recourt antwoordt nu in procenten terwijl ik het had over centen, om maar eens even een oude Abvakabo-leus erin te smijten. Kan de heer Recourt bevestigen dat het gaat om € 140 tot € 150 per jaar, ook voor de lage inkomensgroepen, en dat de hogere inkomensgroepen daarvan meeprofiteren? Waarom heeft de PvdA-fractie er niet voor gekozen om arbeid drastisch goedkoper te maken, zodat mensen daaruit meer inkomen verwerven? Wat doet de PvdA-fractie nu eigenlijk in euro's, in dollars, voor de laagste inkomens? Dat is echt pietepeuterig pur sang.

De heer Recourt (PvdA):

Op die ene vraag heb ik al antwoord gegeven: vanwege de eenvoud van het systeem krijgt iedereen dezelfde korting, dat klopt. De hoogte van het bedrag dat men krijgt, hangt uiteraard af van wat men verdient en van wat dat oplevert. Het wordt beter voor bijvoorbeeld de groep die net boven die belastingvrije som zit: 2,8%. Laten wij heel snel met elkaar rekenen. 2,8% van $10.000 is $280. Dat zijn de cijfers.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat is € 150. De heer Recourt prijst de eenvoud van zijn systeem, maar mijn systeem is evenmin ingewikkeld. Het advies van Actal is daarvoor zelfs het beste. De principiële vraag is waarom de PvdA-fractie er niet voor gekozen heeft om de arbeid goedkoper te maken en de lasten meer bij de bedrijven neer te leggen die wel die goedkopere arbeid krijgen? Waarom heeft de PvdA-fractie er niet voor gekozen om substantieel iets te doen voor de lage inkomens en lage middeninkomens? Zo kennen wij de PvdA-fractie in deze discussie over de Antillen. Ik snap echt niet waarom de PvdA-fractie dat nalaat.

De heer Recourt (PvdA):

Nogmaals, ik moet goed nadenken om niet in herhaling te vallen ...

De voorzitter:

Dat mag. U mag in herhaling vallen.

De heer Recourt (PvdA):

Goed, dan zal ik dat doen. Ik heb zowel in het vorige als in het huidige overleg uitgebreid het dilemma geschetst dat wij zo min mogelijk willen sleutelen aan het systeem dat voorligt en het draagvlak niet willen ondermijnen, maar dat wij het te weinig progressief vinden. Het amendement van de GroenLinks-fractie heeft mijn sympathie, maar breekt een stuk verder in op het systeem dat voorligt en is daarmee geen uitweg uit het dilemma. Door een minder verstrekkend amendement in te dienen ... Zegt u nu buiten de microfoon dat uw eigen amendement niets voorstelt, mevrouw Van Gent?

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent, u hebt niet het woord. De heer Recourt antwoordt nu op uw vraag. Volgens mij hebt u drie keer dezelfde vraag gesteld en drie keer een antwoord gekregen ...

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter, ik krijg gewoon drie keer een slecht antwoord. Dat is wel jammer.

De voorzitter:

Ja, maar zo gaat het in de politiek. De heer Recourt gaat over zijn eigen antwoorden. Het woord is aan mevrouw Ortega-Martijn voor een interruptie.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik heb twee vragen aan de heer Recourt. In de brief van de minister van 4 oktober heeft hij een update gegeven van de koopkrachtplaatjes. Daarin zie ik dat de 60-plussers, vooral op Sint-Eustatius, netto misschien minder overhouden. Betekent de aanname van het amendement van de heer Recourt, even heel concreet, dat zij er niet op achteruit zullen gaan? Mijn andere vraag betreft het volgende. Op het moment dat mensen minder belasting hoeven te betalen, gaat dat altijd ten koste van de staatskas. Hoe veel minder inkomsten zullen er in de staatskas terechtkomen?

De heer Recourt (PvdA):

Op beide vragen heb ik een kort antwoord. Ten eerste vermoed ik – maar ik speel die vraag door naar de minister – dat mijn amendement voordelig is voor deze groep AOW'ers met mogelijk een klein pensioen. Door het verhogen van de belastingvrije som, wat anders dan bij het GroenLinks-amendement niet is gekoppeld aan werk, is dat voor die groep ook voordelig. Ten tweede is de dekking volledig kostenneutraal, want de inkomsten worden gevonden door het verhogen van de vastgoedcomponent, weer met een lager bedrag dan in het GroenLinks-amendement. Het kost de Nederlandse belastingbetaler aldaar geen cent; het verschuift alleen.

De heer Lucassen (PVV):

Ik dank de heer Recourt voor het verhelderende intro van een ervaringsdeskundige over de dagelijkse realiteit daar. Het was niet alleen verhelderend, maar ook ontluisterend. Na miljarden aan steun en schuldsanering en na jarenlange steunmaatregelen uit Nederland moeten mensen daar dus nog steeds in de rij staan met een zakje geld om hun elektriciteitsrekening te betalen. Het gros heeft dus nog niet eens een eigen bankrekening. Is de heer Recourt met mij van mening dat dit een schokkende constatering is? Is hij het ook met mij eens dat via de inning van belasting de eilandbewoners zo veel mogelijk moeten bijdragen aan het dekken van de eigen begroting, zodat wij deze situatie kunnen doorbreken en de eilanden niet meer afhankelijk zijn van steunmaatregelen uit Nederland?

De heer Recourt (PvdA):

In antwoord op de eerste vraag zeg ik iets wat ik al heb gezegd: het is niet het stenen tijdperk. Iedereen die een bankrekening wil, kan een bankrekening krijgen. Het is de praktijk dat er nog zo veel cash op de eilanden omgaat en dat er nog cheques worden uitgeschreven. Die praktijk hadden wij in Nederland enige tijd geleden ook. Het is niet zo dat bankrekeningen niet mogelijk zijn. Zelfs internetbankieren is mogelijk. De organisatie ligt alleen anders. In antwoord op de tweede vraag ga ik meteen ook in op de amendementen van de heer Lucassen zelf. Ik zal die amendementen overigens stuk voor stuk bekijken, maar de achterliggende gedachte dat de belastingdruk omhoog moet naar het niveau van Nederland deel ik niet. De insteek van de PvdA-fractie – ik heb het mevrouw Van Gent ook horen zeggen, waarschijnlijk geldt dit ook voor de SP-fractie en mogelijk voor andere fracties – is juist om de welvaart te verhogen en de voorzieningen van de mensen op de eilanden te verbeteren. Door een drastische belastingverhoging zou het tegenovergestelde worden bereikt.

Voorzitter. Ik kom tot een afronding.

De voorzitter:

De heer Van Raak meldt zich bij de interruptiemicrofoon. Mijnheer Van Raak, de heer Recourt rondt nu zijn betoog af. U kunt daarna kijken of u nog een vraag voor hem hebt.

De heer Recourt (PvdA):

De accijnzen blijven pro memorie. Daarover hebben wij het al eerder gehad. Wij zijn het proces van staatsrechtelijke verandering ingegaan om achterstanden op in dit geval de BES-eilanden te bestrijden en om een betere en werkbaardere relatie met de eilanden te krijgen. Ik herhaal dat wij daarbij niet moeten vervallen in een eurocentrische aanpak. De concurrentiepositie en welvaart van de BES-eilanden moet je bezien binnen de regio. Staatkundige veranderingen brengen met zich dat het voorzieningenniveau op de eilanden stijgt en dat de belastingdruk gelijk blijft. Het systeem is op termijn lokaal uitvoerbaar zonder een voortdurend kennis- en uitvoeringsinfuus uit Nederland. De wetsvoorstellen brengen met zich dat een eenvoudig systeem wordt ingevoerd zodat de concurrentiepositie ten opzichte van de andere eilanden niet verslechtert. Het aannemen van het PvdA-amendement maakt dat een en ander voor mensen met lage inkomens en middeninkomens goedkoper wordt en dat de koopkracht wordt verbeterd. Dit geeft een gedegen basis voor de toekomst, een toekomst waar de vertegenwoordigers van de eilanden in grote lijnen mee instemmen, een toekomst waarin nog gezocht moet worden naar de juiste verhoudingen, maar waarvoor op dit moment de basis wordt gelegd waarop verder gebouwd kan worden.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. De ChristenUnie heeft al vaker haar zorgen uitgesproken over wetgeving die te weinig rekening houdt met de specifieke eigenschappen van de BES-eilanden. Vandaag spreek ik mijn waardering uit voor de minister en zijn ambtenaren, die oog hebben gehad voor deze eigenschappen en die een creatief pakket aan belastingvoorstellen hebben samengesteld. Het is nu echter zaak om, zodra de Kamers de wetsvoorstellen hebben aangenomen, zo spoedig mogelijk een communicatiecampagne op te starten om zowel bedrijven als burgers op de hoogte te brengen van de veranderingen. Graag krijg ik een toezegging van de minister. Veranderingen nemen tijd om te beklijven. Vooral voor burgers kan het wat tijd kosten voordat zij doordrongen zijn van de veranderingen in de verplichtingen die zij moeten nakomen. Graag hoor ik van de minister of ik erop kan vertrouwen dat hij een zekere clementie zal tonen als blijkt dat mensen niet zo goed doordrongen zijn van de verplichtingen die uit de veranderingen voortvloeien.

De wetsvoorstellen die wij vandaag behandelen, moeten er onder andere toe bijdragen dat enerzijds financiële middelen beschikbaar komen voor investeringen in onder andere gezondheidszorg, onderwijs en infrastructuur en dat anderzijds een concurrerend investeringsklimaat ontstaat, waardoor de bedrijvigheid zal toenemen en de werkgelegenheid zal groeien. In het wetgevingsoverleg heb ik de minister gevraagd of hij een inschatting kan maken van de te verwachten investeringen, vestiging van nieuwe bedrijven en groei van de werkgelegenheid op de BES-eilanden als wij dit nieuwe fiscale stelsel invoeren. De minister heeft gezegd dat hij in dit debat het ontwikkelperspectief zal schetsen en een prognose zal stellen van de toename in bedrijvigheid en werkgelegenheid op de eilanden. Mijn fractie hecht zeer aan deze informatie, mede in het licht van de forse uitvoeringskosten die gemoeid zijn met het nieuwe fiscale stelsel. Graag krijg ik alsnog een reactie.

Het is van belang, zeker als het gaat om wetgeving die ons in onze portemonnee treft, dat er tijdig wordt geëvalueerd. Ik ben dan ook tevreden met de toezegging van de minister om in ieder geval de directe belastingen, de inkomsten- en loonbelasting, te betrekken bij het evaluatieproces van de BES-wetten, voor zover dat niet in een eerder stadium is gebeurd. Mijn fractie stelt er prijs op dat de Kamer één jaar na de invoering van het stelsel een voortgangsrapportage ontvangt over het invoeringsproces. Wil de minister dit toezeggen?

Als wij wetgeving simpel willen houden, worden wij iedere keer voor de vraag gesteld wat wij wel of niet betrekken bij het wetsvoorstel. Dat geldt ook voor de inkomsten- en loonbelasting. Binnen het belastingstelsel in het Europese deel van Nederland kennen wij bijvoorbeeld de kinderopvangtoeslag. De ChristenUnie signaleert dat het ontbreken van deze faciliteit op de eilanden tot gevolg heeft dat vooral alleenstaande vrouwen niet participeren en zich niet laten bij- of omscholen. Wat is de achterliggende reden dat deze faciliteit nog niet is opgenomen in de voorstellen? Overweegt de minister om dit alsnog te doen?

Een aantal weken geleden heeft de Kamer een inbreng gedaan voor het verslag over de onderwijswetgeving-BES. In deze wetgeving worden nut en noodzaak onderkend van erkende leerbedrijven en het verstrekken van leerplekken. Ik had dan ook verwacht dat in deze voorstellen voor belastingwetten een fiscale stimuleringsregeling voor leerbedrijven te vinden zou zijn, zoals wij die kennen in het Europese deel van Nederland. Wil de minister in een reactie aangeven waarom dat niet is meegenomen? Gaat dit alsnog gebeuren?

De fractie van de ChristenUnie juicht het toe dat de minister in het wetgevingsoverleg heeft toegezegd dat hij de accijnzen op alcohol en tabak op Sint-Eustatius en Saba, die dan misschien al verhoogd zijn, zal meenemen in de evaluatie. Ook de toezegging en de bereidwilligheid van de minister om te zijner tijd in overleg te treden met Sint-Maarten over de status van free port, waarderen wij. Juist met het oog op een gezonde leefstijl en reductie van de zorgkosten hecht de fractie van de ChristenUnie er zeer aan dat deze accijnzen te zijner tijd worden ingevoerd. In dat kader heb ik de minister in het wetgevingsoverleg ook gevraagd naar de voortgang in het onderzoek naar de wenselijkheid van een free port op de BES-eilanden. Graag wil ik alsnog een reactie. Is dit nu helemaal van de baan?

De fractie van de ChristenUnie bedankt de minister voor de update betreffende de koopkracht van de leeftijdsgroep van 60-plus. Gebleken is dat de 60-plussers op Sint-Eustatius er toch iets op achteruit gaan. Ik vraag de minister of het inderdaad klopt dat dit met het amendement van de heer Recourt wordt verholpen.

De fractie van de ChristenUnie is geconfronteerd met een bijverschijnsel in de Belastingwet BES met betrekking tot de algemene bestedingsbelasting, dat zal leiden tot forse prijsstijgingen. Ongeveer 50% van de producten die bijvoorbeeld Bonaire binnenkomen, komen momenteel uit Curaçao. Ik zal niet te technisch gaan doen, maar ik heb dit voorgelegd aan het departement van financiën, waar de minister over gaat. Het is nu zo dat Bonaire vrijstelling heeft, omdat het valt binnen het heffingsgebied van de Nederlandse Antillen. Dat is straks niet meer het geval, omdat Bonaire onderdeel wordt van Nederland. Als wij gaan doorrekenen, blijkt dat er op een gegeven moment geen sprake is van 8%, maar van 13%, omdat de 5% ob moet worden meegerekend. Dit betekent straks een forse verhoging van de prijzen op de eilanden. In artikel 6.11, lid 2, van de Belastingwet BES staat: "Om dubbele heffing van de belasting of om concurrentieverstoring te voorkomen kunnen bij ministeriële regeling, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, andere dan de in het eerste lid genoemde leveringen van goederen en diensten van de belasting worden vrijgesteld." Het probleem is bij de minister bekend. Mijn vraag aan hem is, of hij dit probleem wil gaan onderzoeken en zo spoedig mogelijk de Kamer wil informeren of dit valt op te lossen met een ministeriële regeling of dat wij een andere oplossing tegemoet kunnen zien.

Dan kom ik nu op de twee amendementen, van de heer Recourt en mevrouw Van Gent. Ik vind die best sympathiek, maar ik wil heel graag van de minister horen hoe hij hier tegenaan kijkt. Op het moment dat hij daarover gaat adviseren, wil ik ook weten met welk van deze twee amendementen het minste inbreuk wordt gedaan op de huidige eenvoud van de voorstellen.

De heer Van Raak (SP):

Mevrouw Ortega zegt terecht dat er veel onzekerheid is bij de bewoners, met name op Bonaire, over wat het allemaal gaat betekenen. Zij heeft zelf heel indringende vragen gesteld; er moeten nog ministeriële regelingen komen. Zij heeft een hele hoop wetten genoemd die er nog niet zijn. Zondag is het 10-10-10. De mensen op Bonaire was een referendum beloofd. Was dat niet veel beter geweest? Moeten wij wachten met de stemming, en met het invoeren van deze belastingwetten, die toch niet voor 10-10-10 klaar zullen zijn, voordat de mensen op Bonaire hun stem hebben kunnen laten horen?

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, zullen wij ons beperken tot het onderwerp van vandaag?

De heer Van Raak (SP):

Dit is bij uitstek het onderwerp van vandaag.

De voorzitter:

De vraag of er een referendum moet komen, wordt vandaag niet opnieuw ter discussie gesteld.

De heer Van Raak (SP):

Wel hoor, ja! Ik heb die vraag namelijk zojuist gesteld.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Het is sowieso een achterhaalde vraag. Het KB is geslagen en 10-10-10 is gewoon een feit.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Gent.

De heer Van Raak (SP):

Is dit niet de reden waarom er zo veel onzekerheid is? Is het beroep op de onzekerheid, die wij zouden moeten wegnemen, niet vooral ontstaan door het feit dat mensen zo slecht betrokken zijn bij het proces, dat het proces zo ondoorzichtig is voor mensen en dat zij niet hun stem hebben kunnen laten horen?

De voorzitter:

Wij gaan niet het hele proces evalueren, mijnheer Van Raak, gaat u rustig zitten.

Mevrouw Ortega geeft kort antwoord en daarna geef ik het woord aan mevrouw Van Gent.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

In het laatste debat hierover heb ik heel duidelijk aangegeven dat de ChristenUnie inderdaad met een dilemma zit. Ik heb toen heel duidelijk aangegeven dat wij een beetje met Bonaire in onze maag zitten. Ik heb toen gezegd dat wij, mede gezien het feit dat er sprake is van onomkeerbare stappen doordat inderdaad in de besluitvorming alle eilanden samenhingen, toch hebben besloten om daarmee akkoord te gaan. Ik heb toen ook heel duidelijk aangegeven dat de ChristenUnie alle wetsvoorstellen die komen heel kritisch zal bekijken om ervoor te waken dat die zorgen en die angsten worden weggenomen bij de BES-eilanden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb nog even wat fiscaal advies ingewonnen, dat had ik ook beloofd aan mevrouw Ortega. Haar punt was hoe het zit met de loonbelasting, die nooit meer eindheffing zal zijn. De inkomensafhankelijke arbeidskorting die ik introduceer in mijn amendement is een wat ander percentage dan wat de werkgever moet verrekenen bij de loonbelasting. Dus dat hoeft niet zo veel te veranderen. Ik heb begrepen dat voor mensen die één werkgever hebben de berekening met een ander percentage plaatsvindt bij die werkgever, dus dat is verder geen enkel probleem. Het kan wel zo zijn – dat zeg ik ook maar eerlijk – dat er voor mensen die meer dan één werkgever hebben aan de inkomstenbelasting nog iets moet gebeuren, maar met één werkgever – en met de relatief lage en middeninkomens zoals wij hadden besproken – zal dat dus geen extra lasten met zich mee gaan brengen. Je moet alleen een ander percentage in de computer invoeren. Dat geeft de minister ook aan. Dat wordt altijd als argument gebruikt bij alle fiscale debatten in de Kamer waarom het heel lastig en onmogelijk is. Uiteindelijk komt het altijd op zijn pootjes terecht.

De voorzitter:

Dank u wel voor deze informatie. Mevrouw Ortega, ter afsluiting.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ter afsluiting heb ik een motie. In het wetgevingsoverleg heb ik de minister gevraagd om een administratieve nulmeting. De minister heeft duidelijk gezegd dat dit juist voor de kleine eilanden heel moeilijk wordt. Hij heeft wel gezegd dat hij hierover gaat nadenken. Daarom heb ik toch een motie geformuleerd als steuntje in de rug. Als wij een nieuw kabinet tegemoet moeten zien, ligt dit in ieder geval vast.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de invoering van de fiscale wetsvoorstellen voor de BES-eilanden een administratieve nulmeting ontbreekt;

overwegende dat het in het van belang van lokale ondernemers is om aandacht te geven aan de administratievelastendruk;

overwegende dat de economie van de BES-eilanden een beperkte omvang heeft;

voorts overwegende dat het inzicht ontbreekt in de verandering van administratieve lasten door de invoering van nieuwe fiscale wetgeving;

van mening dat het wenselijk is met het oog op toekomstige aanpassingen van fiscale wetgeving om de extra administratieve lasten te kunnen meewegen in de beoordeling;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe een eenvoudig systeem voor het meten van de administratieve lasten van fiscale wetgeving op de BES-eilanden kan worden vormgegeven, waarbij rekening wordt gehouden met de beperkte omvang van de economie van de eilanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20(32189).

De heer Lucassen (PVV):

Voorzitter. Het is net al gezegd: aanstaande zondag is het zo ver, dan is de nieuwe staatkundige structuur van ons Koninkrijk een feit. Dat betekent dan het einde van een lang en ingewikkeld proces, een proces waar de Partij voor de Vrijheid altijd een fel tegenstander van is geweest.

Zondag worden de zogenaamde BES-eilanden toegevoegd aan ons land en worden de eilanden bijzondere Nederlandse gemeenten. Het zijn dan officieel Nederlandse eilanden. Nederland is vanaf die dag drie eilanden rijker. Ik heb het al eerder gezegd: "rijker" lijkt me niet echt het juiste woord. Nederland zal van deze toevoeging niet rijker worden. Eigenlijk zijn het alleen de bewoners van de eilanden die hier rijker van gaan worden. De eilanden zijn namelijk beloond door onze minister van Financiën met een buitengewoon vriendelijk en zachtaardig belastingsysteem.

Deze minister is een heel goede onderhandelaar. Als staatssecretaris van Financiën reisde hij naar de schimmigste uithoeken van onze aardbol om daar door middel van keiharde onderhandelingen en strakke afspraken een eind te maken aan belastingontduiking. Geen belastingparadijs was veilig voor deze minister. Hij beschermde daarmee niet alleen onze schatkist, maar heeft hij ook zwartspaarders, witwassers en andere criminelen de voet flink dwars gezet. Kortom: deze minister is doortastend, volhardend en onbevreesd. Maar toen met de Antillen moest worden onderhandeld over een nieuw belastingstelsel, bleek dat de moed hem toch een klein beetje in de schoenen zonk. De minister voelde zich bezwaard om op de eilanden te worden gezien als de boeman die als de boze belastingman de lokale bevolking komt uitknijpen. Terwijl de minister er eigenlijk zou moeten worden onthaald als een held. Hij zou een heldenontvangst moeten krijgen, want hij vertegenwoordigt dezelfde schatkist waaruit de Antillen hun gigantische schuldsanering van ons hebben gekregen. Dankzij het inlossen van de Antilliaanse schulden is onze schatkist inmiddels miljarden euro's lichter.

De drie belastingwetten die voor deze drie eilanden gaan gelden en die wij vandaag bespreken, creëren een uitzonderingspositie binnen ons land. De Nederlandse burger verwacht een rechtvaardig belastingsysteem op basis waaraan de inwoners van ons land op een gelijkwaardige manier bijdragen aan de staatskas. Van de inwoners van de eilanden mag worden verwacht dat zij zo veel mogelijk bijdragen aan de inlossing van de schulden die op deze eilanden zijn veroorzaakt. Maar niets is minder waar. Terwijl de Nederlandse belastingbetaler zware offers moet brengen om bij te dragen aan een gezonde begroting, wordt voor de eilandbewoners een uitzondering gemaakt. Alles is in het werk gesteld om er maar voor te zorgen dat de eilandbewoners geen dollarcent extra gaan betalen. Hogere uitkeringen, extra toeslagen, royale vrijstellingen: het zijn allemaal maatregelen om ervoor te zorgen dat de eilandbewoners er maar niet op achteruit zouden gaan. Er moest vooral draagvlak op de eilanden worden gecreëerd. Dat is gelukt. De bevolking van de BES-eilanden is bijzonder tevreden met de voorgestelde belastingwetten. Dat is logisch. In deze tijden van crisis en ondanks de genoemde beruchte schuldsanering zijn zij eigenlijk de enige inwoners van ons land die er niet op achteruit gaan. Terwijl de Nederlandse belastingbetaler krom moet liggen om de miljarden bij elkaar te brengen, krijgen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba een uitzonderingspositie binnen ons land.

Een schuldsanering is een regeling waarbij van de schuldenaar een maximale inspanning wordt verwacht. Dat heb ik ook tijdens het wetgevingsoverleg gezegd. Bij een schuldsanering wordt van de schuldenaar gevraagd om zo veel mogelijk bij te dragen aan het terugbetalen van de schulden. Van de Antilliaanse schuldenaar wordt echter eigenlijk geen extra inspanning verwacht. Er wordt niet maximaal bijgedragen aan het dichten van de eigen begroting. Na jarenlang onderhandelen hebben de BES-eilanden geregeld dat de belastingen niet omhoog gaan en zelfs niet gelijkwaardig worden aan het Nederlandse belastingsysteem. De eilanden liggen blijkbaar te ver weg en zijn veel te klein om op een redelijke manier te kunnen bijdragen, maar ze liggen niet te ver weg en zijn niet klein genoeg om geen aanspraak te maken op de miljarden euro's waarmee ze inmiddels aan de haal zijn gegaan. Die miljarden heeft de Nederlandse belastingbetaler moeten ophoesten. De PVV-fractie is van mening dat de eilanden die deel gaan uitmaken van Nederland, op een gelijkwaardige manier moeten gaan bijdragen aan de staatskas. Daarvan is in deze wetsvoorstellen geen sprake. Zij leiden tot een situatie waarin de Nederlandse burger moet blijven betalen voor de tropische belastingvoordelen.

De heer Recourt (PvdA):

Ik vraag weer naar de feitelijke gang van zaken. Weet de heer Lucassen in hoeverre de BES-eilanden hebben bijgedragen aan de totaalschuld? Ik weet dat Curaçao een substantieel deel heeft veroorzaakt. Ik heb geen idee welk deel voor rekening van de BES-eilanden komt.

De heer Lucassen (PVV):

Feit is dat aan alle eilanden van de Antillen in totaal een gigantisch bedrag is verstrekt door Nederland. Wij mogen daarom op z'n minst verwachten dat er via eerlijke belastingheffing maximaal voor wordt gezorgd dat er geld terugvloeit naar de staatskas. Wij dragen daar in Nederland ook allemaal aan bij.

Door deze wetsvoorstellen worden de Nederlandse belastingbetalers gedwongen om door te gaan met het aanvullen van de tekorten van de eilanden. Mijn amendementen heb ik zo goed mogelijk passend gemaakt binnen de wetsvoorstellen. Ik ben het er immers uiteraard mee eens dat de schaal anders is en dat het een-op-een overnemen van het complete Nederlandse belastingsysteem niet het meest praktisch en waarschijnlijk ook niet eens het meest haalbare zal zijn. Daarom heb ik in de amendementen rekening gehouden met het voorgestelde belastingsysteem. Dat hebben wij echter aangepast, zodat er van de eilanden een iets grotere bijdrage kan worden gevraagd.

Over het amendement van de heer Van Raak heb ik lang moeten nadenken.

De heer Van Raak (SP):

Echt waar?

De heer Lucassen (PVV):

Ja, echt waar. Uiteraard hadden wij graag ook in die zin een gelijkwaardig systeem ingevoerd. Na lang wikken en wegen en nadat wij de voorstellen van de minister nauwkeurig hebben bekeken, zijn wij toch tot de conclusie gekomen dat de vastgoedbelasting een goed alternatief is, en een goede waarborg dat er belasting binnenkomt. Door de vastgoedbelasting kan er niet geschoven worden met de winsten.

De heer Van Raak (SP):

Het aardige van mijn voorstel is dat het Curaçao en Sint-Maarten de mogelijkheid biedt om beter belasting te gaan heffen. Met de vastgoedbelasting organiseren wij belastingconcurrentie binnen het Koninkrijk. Het moet de PVV-fractie toch aanspreken om dat niet te doen?

De heer Lucassen (PVV):

Natuurlijk zou belastingconcurrentie binnen het Koninkrijk een probleem kunnen worden. De opmerkingen van de minister, onder andere over de accijnzenwet, hebben mijn fractie ook enigszins verontrust. Hij zei dat het eigenlijk niet past om de landen binnen ons Koninkrijk te adviseren over de uitvoering van hun belastingsysteem of ze daarin te sturen. Dat geldt natuurlijk eigenlijk twee kanten op. Dat wil zeggen dat wij ons ook niet direct moeten voegen naar een voorstel van de andere eilanden. Dat voorstel is nog helemaal niet concreet. De heer Van Raak weet als geen ander dat het bestuur van de eilanden niet een heel betrouwbare naam heeft. Totdat het echt helemaal is afgetimmerd, kunnen wij er eigenlijk niet veel mee.

Het amendement van mevrouw Van Gent en het amendement van de heer Recourt liggen in dezelfde lijn. Daarom reageer ik op beide amendement tegelijkertijd. Het stimuleren van arbeid komt ons heel sympathiek voor. Wel maken wij ons zorgen over de vraag of de stimulans in deze beide voorstellen niet al te royaal is. Wij zullen een en ander echter wegen en bezien.

De heer Van Raak (SP):

Zo kennen wij de PVV toch wel weer. Als het gaat om gewone mensen die belasting moeten betalen wel, maar als het gaat om grote bedrijven die belasting moeten betalen niet. Ik wilde dat eens omdraaien. Ik had eigenlijk steun van de PVV verwacht. Grote multinationals moeten ook maar eens belasting gaan betalen!

De heer Lucassen (PVV):

Ik zal mijn antwoord herhalen voor de heer Van Raak. Wij hebben zijn amendement bekeken en gewogen. Wij hebben het vergeleken met het voorstel en wij zijn tot de conclusie gekomen dat de gecreëerde optie in het voorliggende wetsvoorstel beter is, namelijk om een waarborg te hebben in de vorm van vastgoedbelasting op bezittingen op de eilanden die niet zo snel verschoven kunnen worden als het boekhoudkundig verplaatsen van winsten. Dat laatste gebeurt toch heel vaak.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De heer Lucassen zegt dat de PVV-fractie gaat wegen en beoordelen. Dat is interessant. Mijn amendement zorgt ervoor – ik denk even mee in de termen van de PVV – dat mensen hun eigen broek kunnen ophouden, ook op de eilanden. Dat betekent dat de arbeidsemancipatie enorm wordt bevorderd en dat mensen er ook nog wat aan over houden. De minimumlonen zijn immers vrij laag op de eilanden. Vorige week spraken wij erover. De heer Lucassen is nog niet tot een eindoordeel gekomen. Ik vraag hem waar zijn aarzeling ligt.

De heer Lucassen (PVV):

Ik aarzel of wij dat moeten doen met het instrument van fiscale tegemoetkoming of met een instrument voor onderstand, opdat sneller tot werk wordt overgaan.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Wij maken het heel aantrekkelijk om te gaan werken. Dit geldt zowel voor mensen die gaan werken als voor bedrijven die minder kosten voor arbeid hebben; twee vliegen in één klap dus. Ik doe een dringend beroep op de heer Lucassen. Hij zegt dat de eilanden zichzelf moeten kunnen bedruipen en zichzelf moeten kunnen redden. Over de termijnen kunnen wij nog twisten, maar dit is wel degelijk een belangrijke bijdrage daaraan. Je regelt dus de belastingen goed en daarnaast stimuleer je de arbeidsparticipatie.

De voorzitter:

Waarvan akte. Ik heb geen vraag gehoord.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Nee, maar ik vind het belangrijk ...

De voorzitter:

Uw punt is volstrekt duidelijk, mevrouw Van Gent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het is een essentieel onderdeel van de discussie.

De voorzitter:

Uw punten zijn altijd essentieel.

Wilt u hierop nog reageren, mijnheer Lucassen?

De heer Lucassen (PVV):

Ik wil mevrouw Van Gent bedanken voor de extra toelichting. Nogmaals, wij zullen een en ander met open blik wegen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik heb even gekeken naar de amendementen van de heer Lucassen. Ik hoor hem heel duidelijk zeggen dat de eilanden op een gegeven moment de eigen broek moeten ophouden. Prima, maar is de heer Lucassen het met mij eens dat, om dat te bereiken, wel sprake moet zijn van een gunstig investeringsklimaat? Bedrijvigheid moet worden aangetrokken, zodat er meer werkgelegenheid komt en het land gaat bloeien. De amendementen betekenen een heel hoge belastingdruk voor bedrijven en ook voor burgers. In hoeverre heeft de heer Lucassen een en ander beoordeeld? Denkt hij dat de bedrijvigheid gestimuleerd zal worden door zijn amendementen? Of is het de bedoeling dat wij straks nog meer geld die kant op moeten sturen?

De heer Lucassen (PVV):

Natuurlijk is het absoluut niet de bedoeling dat wij nog meer geld die kant op sturen. De voorgestelde belastingen zijn bedoeld om de eilanden een toenemende bijdrage te laten leveren aan de staatskas. In de amendementen gaan wij uit van 50% meer belasting. Dat is inderdaad een forse toename. Ik heb echter niet de indruk dat dit ten koste gaat van de bedrijvigheid, zeker niet met de waarborg waarvoor wij gekozen hebben. Wij nemen immers het voorstel inzake de vastgoedbelasting in plaats van de winstbelasting over. Dat geldt steeds als een groot argument voor het aantrekken c.q. verdwijnen van bedrijvigheid op de eilanden.

De voorzitter:

Dames en heren, ik wil komen tot een afronding van de eerste termijn van de Kamer.

De heer Lucassen vervolgt zijn betoog en rondt af.

De heer Lucassen (PVV):

Ik zal mijn betoog inkorten.

De eilanden die deel worden van Nederland, hebben een ruim beroep gedaan op de Nederlandse schatkist en doen dat nu nog steeds. De PVV is dan ook van mening dat mag worden verwacht dat ze zo veel mogelijk bijdragen aan de staatskas en aan het dekken van de eigen begroting, want ook dat is rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid.

De voorzitter:

Wij zijn aan het eind gekomen van de termijn van de Kamer. De minister heeft gevraagd om een korte schorsing. Ik stel voor, om 12.00 uur verder te gaan. Wij houden het tempo er een beetje in. De minister wordt in staat gesteld om zo meteen kort en daadkrachtig te antwoorden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister De Jager:

Voorzitter. We spreken vandaag over de wetsvoorstellen Belastingwet BES, Douane- en Accijnswet BES en Invoeringswet fiscaal stelsel BES. We hebben op maandag 27 september 2010 een uitvoerig wetgevingsoverleg gehad. Ik waardeer de gedachtewisseling over dit onderwerp dan ook zeer. Ik dank de Kamer voor haar belangstelling en de gestelde vragen. Ik hoop vandaag met de Kamer tot een afronding te komen.

Op deze manier wordt de burgers en de bedrijven op de BES-eilanden meer duidelijkheid geboden over het fiscale stelsel. Het is belangrijk om die duidelijkheid snel te bieden. Dit stelsel moet over minder dan drie maanden voor hen gaan gelden. De Eerste Kamer moet ook nog akkoord gaan voordat het stelsel kan worden ingevoerd per 1 januari 2011. Het is des te belangrijker dat deze wetsvoorstellen spoedig worden behandeld in beide Kamers.

In mijn betoog zal ik een korte schets geven van de achtergrond van de wetsvoorstellen. Verder zal ik ingaan op de inhoudelijke vragen die losstaan van de amendementen en moties, voorts zal ik de amendementen en moties bespreken.

De drie wetsvoorstellen kennen, zoals ik al in het wetgevingsoverleg heb gezegd, een lange voorgeschiedenis. De drie voorstellen zijn na veel overleg in de jaren 2007, 2008 en 2009 in het vierde kwartaal van 2009 ingediend. Op 8 september 2010 heeft de Kamer de bestuurders van de BES-eilanden zelf gehoord. Zij lieten weten het totaalpakket te ondersteunen. Ik vraag de Kamer nadrukkelijk om die opvatting van de lokale bestuurders mee te laten wegen in haar oordeelvorming. De Tweede Kamer gaat erover, maar het is toch een bijzondere situatie dat hier, 8000 km aan de andere kant van de oceaan, besluitvorming plaatsvindt over zoiets gevoeligs als belastingheffing, iets wat, zo blijkt uit de geschiedenis, tot de kern van de vorming van democratie behoort. Ik heb tijdens het wetgevingsoverleg al aangehaald dat belastingheffing vaak heeft geleid tot parlementaire democratieën. Dat proces vindt ook nu plaats. Dit geldt zowel voor de drie wetsvoorstellen, die goed zijn afgestemd, als voor de amendementen, waarover ik aan het eind van mijn betoog een oordeel zal geven van de zijde van de regering.

Ik wil benadrukken dat Bonaire, Sint-Eustatius en Saba niet vergelijkbaar zijn met Nederland. De heer Recourt gaf al een heel goede inleiding over Aruba. Hij deed daarbij de observatie dat dit vermoedelijk een van de modernste eilanden van de zes is. Op de drie eilanden waarover wij nu spreken, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, die alle drie nog vele malen kleiner zijn dan Aruba en dus ook op een veel kleinere infrastructuur moeten rusten en waarop minder expertise aanwezig is, is de situatie totaal anders dan in Nederland. Deze eilanden zijn zelfs niet vergelijkbaar met de eilanden Curaçao en Aruba. Ondanks de staatkundige eenwording is er in goed overleg met de eilandbesturen en de Nederlandse regering besloten dat de verschillen tussen het Europese deel van het nieuwe land Nederland en het Caribische deel van het nieuwe land Nederland zullen blijven bestaan. De BES-eilanden zijn erg klein. Ze zijn naar gezamenlijk grondoppervlakte vergelijkbaar met een grote Nederlandse gemeente, maar met zo'n 20.000 inwoners vergelijkbaar met een heel kleine Nederlandse gemeente. De BES-eilanden liggen op ruim 8000 km van Nederland in een Caribisch gebied. De onderlinge afstand kan oplopen tot 1000 km. Het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking ligt op 40% van dat van Nederland. Verder is het minimumloon lager dan in Nederland. Ook de uitkeringen zijn lager dan in Nederland. Het gemiddelde prijspeil ligt echter zeker niet op 40% van het gemiddelde prijspeil in Nederland. Door het insulaire karakter, het kleine oppervlak en de kleine bevolkingsomvang is er nauwelijks eigen productie op deze drie eilanden, waardoor vrijwel alles moet worden ingevoerd. Dat maakt producten relatief duur.

Alles afwegende, ook mijn bezoeken aan de verschillende eilanden, het overleg met de eilandbesturen en de gedachtevorming op het ministerie van Financiën, heeft ertoe geleid dat wij een specifiek fiscaal stelsel voorstellen. Dat stelsel kenmerkt zich door eenvoud, lage tarieven maar een brede grondslag – wij weten een respectabele hoeveelheid aan belastingopbrengst op te halen – en een verschuiving van directe naar indirecte belastingen. Vooral die eenvoud is erg belangrijk, niet alleen voor burgers en bedrijven, maar ook voor de Belastingdienst. Mevrouw Neppérus haalde al aan dat zij ervaring heeft met de Belastingdienst, maar dat is dan wel een Belastingdienst met zo'n 10 miljoen belastingplichtigen in plaats van zo'n 10.000 belastingplichtigen. De perceptiekosten om ongeveer 50 mln. dollar aan rijksbelastingen binnen te halen, zijn al heel erg hoog in de voorgestelde situatie ten opzichte van de Nederlandse situatie. Een ingewikkeld stelsel zoals het Nederlandse stelsel of zelfs het bestaande Antilliaanse fiscale stelsel, dat niet ten volle wordt gehandhaafd, zou de perceptiekosten enorm doen stijgen en zou de verhouding met de opbrengst echt volledig uit het lood slaan. Dat is ook voor mij reden geweest om te zeggen dat wij wel moeten kijken naar opbrengsten, maar ook naar kosten om een opbrengst te behalen. Dat is verstandig. Vanuit de Nederlandse schatkist geredeneerd is dat verstandig en natuurlijk ook vanuit de bevolking op de eilanden daar geredeneerd is dat verstandig.

Door dat inningsperspectief en de gevoelens die op de eilanden leven, heb ik de Nederlandse bril even afgezet en een keer een insulaire bril opgezet. Ik roep de leden van de Kamer op om eens bij het Belasting & Douane Museum in Rotterdam langs te gaan. Het toegangskaartje daarvoor is overigens gratis. Daar zie je ook in de Nederlandse belastinggeschiedenis dat wij in het verleden relatief veel eenvoudige belastingheffingen kenden, die bijvoorbeeld drukten op uitingen van rijkdom. Een pruikenbelasting was bijvoorbeeld heel makkelijk te tellen. Als je mensen met een pruik zag lopen, dan hadden zij veel geld en moesten zij maar een belasting betalen. Dat was niet zozeer omdat men in die tijd tegen pruiken was als wel omdat dit een soort van draagkrachtprincipe avant la lettre was. Wij hebben dus met een insulaire bril gekeken welke soort belastingen verstandig zijn, welke relatief eenvoudig te innen zijn en welke de eilanden, de bevolking, nog aankunnen qua administratieve rompslomp. Ik heb dat in het wetgevingsoverleg ook zo aangegeven.

Dan iets in algemene zin over de progressie. Ik had gehoopt dat ook de heer Van Raak aanwezig zou zijn, maar desalniettemin, voor iedereen is het wel belangrijk. Ik heb hier – ik zal het als onderdeel van de beraadslaging toevoegen aan de stukken – een grafiek van de progressie van de inkomstenbelasting. In het wetgevingsoverleg hebben wij over een vlaktaks gesproken, maar dat is omdat wij de premies erbij hebben gedaan in een heffing. Dat is het interessante conceptuele perspectief van wat wij hebben gedaan met premies en belastingen. In Nederland ligt dat hier en daar soms een beetje gevoelig, niet zozeer vanuit materiële problemen als wel omdat wij een duidelijk onderscheid willen maken tussen premies en belastingen. Als je kijkt naar het belastingdeel – ik heb de nota van wijziging er al in verwerkt – is het voorgestelde systeem al een fors progressief systeem. Men ziet op het laatst een kopje erop. Het mooie is alleen dat de premies er tegenover staan en dat er, zoals wij dat in de fiscaliteit noemen, een Benthamse progressie ontstaat. Bovenop de progressie die men in deze grafiek ziet, ontstaat een Benthamse progressie door een hoge belastingvrije som. Dan denk ik: is dat nu daadwerkelijk op die manier het geval?

De voorzitter:

Misschien kan de minister die fantastische grafiek aan mij doen toekomen. Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De voorzitter:

Ik vraag verder een van de bodes om de heer Van Raak uit te nodigen, omdat zijn vragen hiermede worden beantwoord.

Minister De Jager:

Ik zal de progressie in het systeem nog eens benadrukken door de gemiddelde inkomstenbelastingdruk in het voorgestelde systeem te noemen.

De heer Recourt vroeg naar de belastingdruk. Ik heb hier een aantal voorbeelden voor mij. Wat betreft het wettelijk minimumloon op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba is de gemiddelde ib-druk 0%. Bij modaal is de gemiddelde ib-druk 2%. Zoals ik zo-even heb aangegeven, is dat exclusief de premies. Bij twee keer modaal, dus $40.000, stijgt de belastingdruk van 2% naar 6,7%. Bij vier keer modaal, dus $80.000, stijgt de belastingdruk van 6,7% naar 18,5%. Bij vijftien keer modaal, dus $300.000, blijft de belastingdruk doorstijgen richting de ruime 35% die na de nota van wijziging is opgenomen. Dat is dus veel meer progressie dan je in zo'n eenvoudig stelsel wellicht op het eerste oog zou ontwaren. Dat komt door een samenloop van twee progressies. Ten eerste een schijvenprogressie zoals wij die in Nederland kennen. Dat is contrair aan een vlaktaks. Dat heeft ermee te maken dat je premies, waar een bepaald recht tegenover staat, eruit moet halen. Dus er zit wel degelijk een tarieven- en schijvenprogressie in. Daarnaast is er sprake van een forse, sterke Benthamse progressie die ontstaat doordat je over het eerste grote deel bent vrijgesteld en je gemiddeld steeds meer belasting gaat betalen naarmate je meer verdient.

Mevrouw Ortega-Martijn heeft gevraagd of de voorlichting aan burgers en bedrijven direct na de behandeling van de wetsvoorstellen hier in deze Kamer opgepakt kan worden. Dat zeg ik bij dezen toe. Direct na de stemming in de Tweede Kamer zal aan het communicatieplan dat al in voorbereiding is, uitvoering worden gegeven.

Verder heeft mevrouw Ortega-Martijn gevraagd toe te zeggen dat in de aanvangsfase van het nieuwe stelsel clementie wordt betracht bij het beoordelen van de mate waarin de belastingplichtigen voldoen aan hun fiscale verplichtingen. Ik kan haar op dit punt geruststellen. De Belastingdienst Caribisch Nederland zal waar mogelijk rekening houden met de onbekendheid van de belastingplichtigen met het nieuwe fiscale systeem, uiteraard binnen het wettelijke kader dat wij hier vandaag behandelen.

Mevrouw Ortega-Martijn heeft daarnaast gevraagd of ik een inschatting kan geven van de te verwachten ontwikkelingen inzake de economische groei en de werkgelegenheid. Het is moeilijk voor ons om zo'n inschatting te geven. Dat laten wij graag aan het onafhankelijke Centraal Planbureau over. Wel heb ik er vertrouwen in dat het nu voorliggende fiscale stelsel een positieve impuls zal geven aan de economische groei en de werkgelegenheid op de BES-eilanden. Ik ben daar echt van overtuigd, niet alleen vanwege het economisch conceptueel kader waarop wij hebben getoetst, dat theoretisch conceptueel heel goed werkt, maar ook op grond van het feit dat de reacties vanuit de drie eilanden en de drie eilandsbesturen die heel erg op werkgelegenheid hebben getoetst, heel positief zijn op dat punt.

Verder heeft mevrouw Ortega-Martijn gevraagd naar de dubbele heffing wat betreft de Curaçaose omzetbelasting en de Bonairiaanse ABB. Nu is er voor de omzetbelasting op Curaçao een vrijstelling bij uitvoer. Goederen kunnen dus zonder Curaçaose omzetbelasting naar Bonaire worden overgebracht. Voor leveringen aan particulieren geldt bovendien een reizigersvrijstelling van $175. Voor ondernemers kan geen dubbele heffing van ob en ABB optreden als het via een depot op Curaçao naar Bonaire wordt gebracht. In het geval het goed uit het vrije verkeer op Curaçao door een ondernemer op Bonaire wordt aangekocht, kan een dubbele heffing zich voordoen maar dat is altijd het gevolg van een grensoverschrijding. Dat is een keuze die de eilanden zelf daarin maken. Er zijn wel andere punten die ik heb kunnen adresseren maar in principe doet zich in de voorziene situaties waarin er sprake zou moeten zijn van vrijstelling, geen dubbele heffing voor. Alleen als er uit het vrije verkeer van Curaçao door een ondernemer op Bonaire wordt aangekocht die het op Bonaire opnieuw in het vrije verkeer brengt, zou zich een dubbele heffing kunnen voordoen, maar dat is niet te voorkomen.

Mevrouw Ortega-Martijn heeft ook gevraagd naar de free port status. In de slotverklaring is een onderzoek naar de free port status van Saba en Sint-Eustatius toegezegd. Er bestaat wel veel verwarring over die free port status. Er is geen eenvormige definitie. Het gaat er in de slotverklaring om dat de nihiltarieven bij de invoerrechten gehandhaafd blijven, ook op Bonaire. Dat betekent niet dat er bij invoer helemaal geen heffing is, want op de BES-eilanden wordt de ABB ook bij de invoer van goederen geheven. Dat is logisch.

Mevrouw Ortega-Martijn vraagt ook waarom er geen kinderopvangtoeslag is. In de huidige ib/lb-landsverordeningen is geen kinderopvangtoeslag opgenomen. Wij hebben zo veel mogelijk aangesloten bij die landsverordeningen, voor een zo eenvoudig mogelijk fiscaal stelsel. Wel hebben wij werken gestimuleerd op allerlei andere manieren. In dit stelsel zal een kinderopvanggelegenheid laag worden belast, dus er zitten wel allerlei positieve prikkels in, maar geen ingewikkeld systeem zoals wij in Nederland kennen.

Een andere vraag was of de BES-eilanden ook een afdrachtvermindering kunnen invoeren voor leerbedrijven. Ook daarvoor geldt dat wij een zo eenvoudig mogelijk fiscaal stelsel hebben ingevoerd, dus dat kan niet via de fiscaliteit. Mocht er ooit behoefte aan zijn of mocht men dit willen, dan ligt een subsidieregeling meer voor de hand. Deze kan later met de minister van Economische Zaken of van Onderwijs in Nederland worden besproken, want we willen het fiscale stelsel ontzien wat betreft dit soort vervuiling, ook al klinkt het een beetje negatief om het zo te noemen. We willen liever niet al te veel van dat soort dingen in de fiscaliteit hebben, omdat wij een eenvoudig stelsel willen hanteren.

De heer Van Raak (SP):

Excuses dat ik door omstandigheden even de zaal moest verlaten. De minister heeft een belangrijke vraag die ik heb gesteld, niet beantwoord, namelijk of de bedrijven in de speciale economische zones nu meer belasting gaan betalen. Tijdens het wetgevingsoverleg kon de minister dat niet zeggen. Ik ga ervan uit dat hij dat nog even heeft uitgezocht.

Minister De Jager:

Er zijn allerlei soorten economische zones. Het is moeilijk te zeggen hoe in het verleden belasting is geheven op de eilanden. Ik grijp deze gelegenheid aan om een paar misverstanden weg te nemen. Voor een deel heb ik dat al gedaan bij het wetgevingsoverleg, maar dat heeft niet geholpen om de heer Van Raak te overtuigen. Helaas blijft het een meningsverschil en een uitwisseling van zienswijzen, waarbij ik denk toch de feiten te kunnen kennen.

Allereerst de vraag wat het stelsel was. Het huidige stelsel is geen belastingparadijs. Met zijn vraagstelling aan mevrouw Van Toorenburg suggereerde hij dat wel en dat vind ik niet netjes van de heer Van Raak. Hij zei: als je vanuit een belastingparadijs naar een niet-belastingparadijs gaat, gaan bedrijven dan meer belasting betalen. Daarmee insinueert de heer Van Raak op z'n minst dat er nu sprake is van belastingparadijzen.

Dat is niet het geval. Sterker nog, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba zijn niet alleen langs de OESO-lat gelegd, maar zelfs langs de lat van de Code of Conduct Group van de Europese Unie, die op een aantal punten veel kritischer is, omdat er ook naar schadelijke belastingconcurrentie wordt gekeken. De OESO gaat uit van fiscale transparantie. Dat is de officiële internationale norm inzake belastingparadijzen; voor de witte, grijze en zwarte lijst. Met het huidige stelsel prijken Bonaire, Sint-Eustatius en Saba ook niet op zo'n zwarte of grijze lijst.

Dat komt doordat er sprake is van informatie-uitwisseling. In het nieuwe systeem is de informatie-uitwisseling optimaal, want de Nederlandse Belastingdienst gaat informatie uitwisselen via het verdragennetwerk dat wij als Nederland hebben. De norm van de OESO is dat er met 12 landen informatie wordt uitgewisseld, maar wij gaan straks met meer dan 80 landen informatie uitwisselen. Dat is een enorme stap voorwaarts op die weg. Overigens laat dit onverlet dat het nu ook geen belastingparadijs is. Dat is één; die fiscale informatie is er.

Ten tweede wijs ik erop dat daarvan ook langs de lijn van de Code of Conduct Group geen sprake was. Zelfs de economische zones – die ik liever niet voor mijn rekening zou willen nemen, zeg ik in alle eerlijkheid, want ik vind het moeilijk uit te leggen als de Nederlandse Belastingdienst daaraan uitvoering zou moeten geven – hebben de toets van de Code of Conduct Group kunnen doorstaan. Overigens wordt dan ook gelet op het insulaire karakter en de specifieke geografische ligging. Ik denk niet dat ik in Nederland bijvoorbeeld Rotterdam, hoe zeer die stad mij ook lief is, in een speciale belastingvrije zone zou kunnen plaatsen volgens de Code of Conduct Group. Dit zou bovendien ook niet passen in ons eigen Nederlandse stelsel.

Ten derde kenmerkten die economische zones zich door soms 0% vrijstelling, soms 2% en soms nog meer en soms werd er met afspraken de facto geen belasting geheven. Straks zal in ieder geval een situatie ontstaan waarin iedereen de vastgoedheffing moet betalen. Ik heb de heer Van Raak al proberen duidelijk te maken dat geen enkele zone is vrijgesteld van die belasting. Dat geldt ook voor de depots waarover hij zich zorgen maakt. De commerciële vastgoedheffing zal over de hele linie worden toegepast. De bedrijven die nu geen belasting betalen via zo'n economische zone zullen straks wel belasting betalen via de vastgoedheffing. Dat zou de heer Van Raak toch moeten aanspreken.

De voorzitter:

Ik stel voor dat dit debat niet wordt herhaald, want het is al in het wetgevingsoverleg gevoerd.

De heer Van Raak (SP):

De minister zegt dat hij de feiten aan zijn kant heeft. Nee, hij heeft de definities aan zijn kant. Het gaat over speciale economische zones waar geen enkele belasting wordt betaald behalve 2% winstbelasting. De minister zegt dat hij daar niet achter kan staan en dat hij het niet eens is met dit soort speciale economische zones. Wat is nu het verschil tussen de oude en nieuwe situatie als bedrijven niet meer belasting gaan betalen? Mijn simpele vraag waar ik telkens geen antwoord op krijg, is of deze bedrijven nu wel of niet meer belasting gaan betalen, of je het nu belastingparadijzen noemt of niet.

De voorzitter:

Dat is een eenvoudige vraag. Het woord is aan de minister.

Minister De Jager:

Ja, het is heel eenvoudig. Dat ligt eraan en dat weet ik niet, want ik heb geen weet van wat zij eerst hebben betaald. Ik kan nu wel zeggen: al die bedrijven gaan straks wel belasting betalen. In de economische zones was soms sprake van vrijstellingen en werd er 0% belasting betaald; dus sommige betaalden naar alle waarschijnlijkheid geen belasting. Op Bonaire gebeurde dat niet zo veel, maar het hele land Nederlandse Antillen kende economische zones met 0%, 2% en soms meer en soms werd de grondslag heel klein gebracht. Straks gaan alle bedrijven de vastgoedheffing betalen.

De heer Van Raak (SP):

De minister weet het dus niet, dat is het probleem. De minister weet het niet. Hij zegt hier wel: geen belastingparadijzen, maar hij weet het niet.

De voorzitter:

Dat is uw conclusie, daar zit geen vraag meer in. Het woord is aan mevrouw Ortega.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Wij hebben er allemaal baat bij als straks de prijzen op de eilanden niet sterk stijgen. Ik ben het met de minister eens dat de besturen hiervoor hebben gekozen, maar die besturen komen er nu ook achter dat er iets van 13% per product moet worden bijgeteld nu zij niet meer in het heffingsgebied van bijvoorbeeld Curaçao vallen. Dit terzijde.

Ik heb gevraagd op welke manier de Kamer na één of twee jaar kan worden geïnformeerd over de effecten van het fiscale stelsel. Ik zou graag zien dat de minister daarin dan ook de algemene bestedingsbelasting meeneemt, opdat de Kamer in ieder geval zicht krijgt op het effect. Dit geldt ook voor het investeringsklimaat, de bedrijvigheid en werkgelegenheid. Ik krijg graag een toezegging op dit punt.

Minister De Jager:

Ik zeg toe dat wij dit in ieder geval meenemen bij de evaluatie over vier jaar die ik tijdens het wetgevingsoverleg heb toegezegd. Mochten er echt prangende redenen zijn om de Kamer te informeren omdat zich grote problemen voordoen, dan zal ik dat eerder doen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Toch zou ik het echt op prijs stellen als wij na twee jaar een terugkoppeling krijgen en niet pas na vier jaar.

Minister De Jager:

Ik wil eigenlijk voorkomen dat er al te veel subevaluaties bijkomen. Er komt een bredere evaluatie over vier jaar, maar daar voeg ik nu dus een korte terugkoppeling aan toe. Die zal over twee jaar bij het belastingplan worden gevoegd.

De schenk- en erfbelasting: het amendement op stuk nr. 14 van de heer Van Raak. Hij stelt voor om een schenk- en erfbelasting te introduceren. Het was een lijdensweg om destijds als staatssecretaris een zeer complexe herziening, de grootste in 150 jaar, van de Nederlandse Successiewet door de Tweede Kamer te loodsen. Een successiewet is dan ook geen sinecure, want een dergelijk wet is een uitermate complex systeem met allerlei mogelijkheden voor tax planning en estate planning. Bovendien is het de verwachting dat de opbrengst zeer gering zal zijn. Overigens ontbreekt op dit moment een vorm van successiebelasting op de BES-eilanden, ook met het oog op doelmatigheidsoverwegingen. Was een dergelijke belasting wel doelmatig geweest, dan hadden de eilanden die echt wel toegepast.

In de periode tussen 2003 en 2007 is op de BES-eilanden gezamenlijk voor 327 Antilliaans guldens aan successiebelasting opgehaald. Ik heb mijn ambtenaren tot drie keer toe gevraagd of hier niet een paar nullen ontbraken en of het niet 327.000 of 327 mln. moest zijn. Maar nee, het is echt 327 gulden. Zo'n bedrag heb ik als minister van Financiën nog nooit in de plenaire zaal uitgesproken en zeker niet in de context van belastingopbrengsten. 327 Nederlands-Antilliaanse guldens! En dat in de periode van 2003 tot 2007! De bescheiden bevolkingsomvang en de in vergelijking tot Nederland relatieve lage welvaart leiden ertoe dat ik het amendement ontraad. Begin alsjeblieft niet aan schenk- en erfbelasting op de BES-eilanden!

Voorzitter. Dan nu het amendement op stuk nr. 16 van de heer Lucassen. Hij stelt voor, het tarief voor de opbrengstbelasting te verdrievoudigen naar 15%. De opbrengst die hij hieraan toemeet, is echter slechts een eerste-orde-effect, omdat het geheel onduidelijk is of er sprake zal zijn van anticipatiegedrag. Op dit moment wordt er feitelijk geen dividendbelasting geheven op de eilanden. Die 5% is er vooral voor bedoeld om doorstromers tegen te gaan. Daarmee is het de tweede grote verdedigingswal. De eerste is de vestigingsplaatsfictie waardoor een bedrijf in de Nederlandse vennootschapsbelasting kan worden belast. Nederland pakt een vennootschap die niet voldoet aan de criteria, gewoon op en behandelt die volgens het Nederlandse systeem. Dat werkt prohibitief, want een Caribische vennootschap wil natuurlijk niet volgens het Europese Nederlandse belastingsysteem worden behandeld. Die eerste verdedigingswal werkt dus al prohibitief, maar om te voorkomen dat wij bepaalde situaties ongemoeid zouden laten, hebben wij dit relatief eenvoudige systeem als tweede verdedigingswal opgenomen. Daarmee willen wij doorstromers tegengaan, want die passen niet bij de reële economie die wij voor de eilanden nastreven.

Wij willen de reële economie bevorderen en niet zoals elders in het Caribische gebied doorstromers aantrekken. Daarvoor is die 5% voldoende, want het werkt prohibitief ten aanzien van de opbrengstbelasting. Met het oog hierop ontraad ik het amendement.

De voorzitter:

Minister. U spreekt nu over het amendement met stuknummer 16 op 32189. Ik zeg dat, omdat de heer Lucassen nog een amendement op stuk nr. 16 heeft ingediend en wel op de invoeringswet.

Minister De Jager:

Het amendement van de heer Van Raak was ook op 32189, overigens net zoals het amendement op stuk nr. 17. Dit amendement regelt een verandering van het tarief voor de algemene bestedingsbelasting naar een algemeen tarief van 19%. Hier worden toch echt appels met peren vergeleken, want bij onze btw is er sprake van aftrek van voorheffing. Als iemand op Bonaire drie keer zou doorverkopen, dan zou hij er onder dit amendement straks zo'n 60% indirecte belastingen over moeten betalen. Het wordt immers gestapeld en dan ga je richting 60%. Dat is natuurlijk onverstandig. Het is zelfs de vraag of je daarmee niet de hele retail, de winkels, om zeep helpt. Mensen gaan dan vermoedelijk toch echt buiten de eilanden – op Sint-Maarten voor Sint-Eustatius en Saba en op Curaçao voor Bonaire – hun spullen kopen. Dat is niet de bedoeling want wij proberen die eilanden juist veel meer zelfstandigheid te geven, zodat zij niet afhankelijk zijn van uitkeringen en dergelijke. Wij willen het liefst dat men zoveel mogelijk aan het werk gaat en de bedrijvigheid wordt bevorderd. Ik ontraad daarom het aannemen van dit amendement. Dit is niet verstandig; het zou tot een prohibitieve stijging van de belastingdruk op producten leiden en de koopkracht, en de hele economie, zouden ermee ontwricht raken. Ook in relatie tot de btw is het veel ingewikkelder om dat in te voeren.

Het amendement op wetsvoorstel 32189, stuk nr. 18, is ook van de heer Lucassen. Daarmee wordt beoogd om het tarief van de overdrachtsbelasting van 5% naar 6% te doen stijgen. De enige reden die de heer Lucassen hiervoor aanvoert is dat er in Nederland ook een overdrachtsbelasting van 6% geldt. Ik heb al aangetoond dat er echt sprake is van ongelijke gevallen. Nederland en de Caribische eilanden zijn niet met elkaar te vergelijken. Het tarief op de Nederlandse Antillen is thans 4%. Het gaat dus al omhoog naar 5%. Ik acht dat evenwichtig en voldoende. Ik ontraad daarom het aannemen van het amendement.

Amendement 32276, stuk nr. 13 is ingediend door de heer Van Raak. Daarmee wordt beoogd om feitelijke in de BES-eilanden gevestigde kapitaalvennootschappen in de Nederlandse vennootschapsbelasting te betrekken tegen een effectief tarief van 15%. Ik heb in het wetgevingsoverleg over de totstandkoming van de robuuste belasting – die commerciële vastgoedheffing kan ook een forfaitaire winstbelasting worden genoemd – gezegd dat wij naar een verstandig alternatief hebben gezocht met een solide belastingopbrengst die niet leidt tot allerlei gekunstelde constructies of gemakkelijk ontlopen. Vastgoed en onroerende zaken zijn situsgoederen en die zijn gewoon met het blote oog te zien, onder andere met Google Maps. Ik kan verklappen dat de Belastingdienst steeds meer, en met heel veel interesse, gebruikmaakt van nieuwe media, inclusief high definition satellietopnamen. Dat is een prachtig instrument om op een solide robuuste manier bedrijven in de belastingheffing te betrekken die deze anders zouden zijn ontlopen. Deze manier is eenvoudig voor het bedrijf want de waarde economisch verkeer is gemakkelijk in te schatten. Verder zijn er in de regio veel jurisdicties zonder vpb: British Virgin Islands, Anguilla, Turks and Caicos Islands, Bermuda, Cayman Islands. Die heffen vaak zelfs ook geen dividendbelasting. Het is vrij eenvoudig om daar een constructie op te zetten waarmee de winst die eigenlijk op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba behaald wordt, wegvloeit naar zo'n jurisdictie waar geen feitelijke belastingdruk wordt gehanteerd.

Het argument van Curaçao moet ik echt met een korrel zout nemen. Aan mij is echt op geen enkel moment, ooit, een brief gestuurd door de minister van Financiën. Als Curaçao echt het voornemen had gehad om de winstbelasting integraal tegen 15% in te voeren, dan had de minister van Financiën van Curaçao mij dat echt, ook in de gesprekken die ik met haar heb gevoerd, gemeld. Ik ga daarvan echt wel uit. Het zou enorme gevolgen hebben voor de Curaçaose economie want daarin zitten wel veel trustvennootschappen. Dat is een belangrijk onderdeel van de financiële sector van Curaçao. Via economische zones en op andere wijzen kennen die een begunstigd regime. Laat ik het zo zeggen: het is moeilijk voorstelbaar dat Curaçao dat zou oppakken. Ik vraag mij af of de heer Van Raak zich niet te veel op sleeptouw heeft laten nemen door de fiscale lobby van Curaçao. Hij is 180 graden gekeerd en pleit nu voor het mogelijk maken van fiscale concurrentie op Curaçao met Bonaire en Sint-Eustatius en Saba. Wij willen juist een evenwichtig verhaal hebben zodat Bonaire zelfstandig kan zijn. Wij hebben voor Bonaire al heel veel prohibitieve maatregelen tegen misbruik genomen. Er zal geen sprake zijn van een vlucht van alle trustkantoren van Curaçao naar Bonaire. Andersom wil ik ook niet dat er een mogelijkheid is dat Curaçao de Bonairiaanse vestigingen leegzuigt. Als er al sprake is van fiscale concurrentie, gaat die misschien net de andere kant uit dan de heer Van Raak heeft beoogd. Daarmee heeft hij zich laten leiden door de fiscale lobby en dan nog wel door de grootste die in dat deel van het Caribisch gebied bestaat, namelijk die op Curaçao.

De heer Van Raak (SP):

Wij hebben allemaal een brief gekregen van de minister van Financiën van de Nederlandse Antillen, een minister die tot zondag verantwoordelijk was voor alle eilanden. Die minister waarschuwt voor belastingconcurrentie. Die minister zegt dat hij af wil van de speciale economische zones en dat hij een tarief van 15% winstbelasting wil invoeren. De minister van Financiën van de Nederlandse Antillen roept Nederland op om dat alsjeblieft ook op Bonaire te doen, omdat het dan overal kan en belastingconcurrentie in de toekomst juist kan worden voorkomen.

Minister De Jager:

Ik merk dat ik de heer Van Raak ook in dit debat niet zal overtuigen. Laat ik dan hopelijk in ieder geval de andere fracties hebben aangesproken met de inhoudelijke argumenten dat het robuust en solide is en veel minder dan een winstbelasting voor misbruik vatbaar is. Ik hoop dat de heer Van Raak – en andere Kamerleden die er mogelijk gevoelig voor zijn – nog eens kritisch kijkt naar het argument van Curaçao. Meer zeg ik er niet over in dit publieke debat. Wij hebben hier echt een solide en eenvoudig systeem dat evenwichtig is omdat iedereen, zonder uitzonderingen, straks gaat betalen. Nu zijn er, bijvoorbeeld om de universiteit op Saba of de olieterminal op Sint-Eustatius te behouden, allerlei uitzonderingen en constructietjes opgezet, zoals de speciale economische zones. De heer Van Raak wil daar vanaf. Op dat punt kunnen wij elkaar de hand reiken, maar kennelijk trekken wij een andere conclusie.

De heer Van Raak (SP):

De minister moet mij en andere Kamerleden overtuigen, maar ik had het heel wat waard gevonden als hij ook de minister van Financiën van de Nederlandse Antillen en de bestuurders op Curaçao, Sint-Maarten en alle andere eilanden had overtuigd. Dit hele proces laat mij zien dat de samenwerking in het opzetten van een belastingstelsel heel erg slecht is geweest. Daarom worden er brieven gestuurd. De minister krijgt dan weer geen brief. Waarom is de samenwerking zo slecht? Dat heeft geleid tot dit dilemma.

Minister De Jager:

In het begin is sprake geweest van wat zorgen op Curaçao over de vraag of een deel van de fiscaal geïndiceerde industrie zich zou verplaatsen naar Bonaire. Laten wij er maar gewoon heel eerlijk over zijn: die zorgen waren er. Ik heb die zorgen, denk ik, wel kunnen wegnemen bij Curaçao, want wij zitten niet te wachten op een industrie die puur fiscaal geïndiceerd is op Bonaire. Ik wil daarvoor geen verantwoordelijkheid nemen. Daarom hebben wij allerlei verdedigingslinies opgeworpen. Het zou echter prohibitief werken voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba als wij dan maar gewoon voor iedereen een enorme winstbelasting zouden heffen. Wij hebben een ander systeem daarvoor in de plaats gesteld, dat robuust, solide en evenwichtig is met een brede grondslag en een laag tarief, maar wel met een flinke opbrengst, waardoor ook alle hotels en ook de olieterminal gaan meebetalen op een evenwichtige manier. Daardoor draaien wij niet de economie daar de nek om, maar kunnen wij toch zeggen dat er sprake is van een zeer evenwichtige belastingheffing – ook de OESO zal dat erkennen – terwijl wij zelfs niet in de buurt komen van een belastingparadijs.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog.

Minister De Jager:

Voorzitter. Ik kom bij het amendement op stuk nr. 16 (32276) van de heer Lucassen. Het oogmerk is om te komen tot een tariefstructuur die dichterbij die van Nederland ligt. Ook de aanname van dit amendement zou enorme gevolgen hebben, omdat de situatie – het insulaire karakter, de koopkracht, de werkgelegenheid – op deze drie eilanden heel anders is dan de Nederlandse situatie. Het zijn ongelijke gevallen. Zij krijgen ook andere voorzieningen. Aan de uitgavenkant staan lagere voorzieningen, bijvoorbeeld in de onderstand. Wij vinden het voorstel van de Nederlandse regering evenwichtig. Ik ontraad dan ook het aannemen van dit amendement.

Nu ga ik in op de amendementen van mevrouw Van Gent en de heer Recourt. Daarover is een aantal vragen gesteld. Ik vond het overigens opvallend hoe mevrouw Van Gent politieke steun zocht bij de PVV voor onderdelen van haar beleid. Ik zal daar in de toekomst nog wel eens gebruik van maken; dat zal zij mij wel vergeven. Zij heeft niet slechts een beroep, maar zelfs een indringend beroep gedaan op de PVV om het door haar voorgestelde beleid op onderdelen te steunen. Dat kan natuurlijk in een democratie, als men politieke steun voor een bepaald voorstel zoekt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het valt mij op dat dit de minister opvalt. Ik blijf net zo werken als wij tot nu toe gewerkt hebben. Wij hebben altijd aangegeven dat wij niet willen regeren met de PVV; dat weet de PVV ook. Het is "agree to disagree" op dit punt. Ik vraag de minister waarom dit nu zo bijzonder is. Adviseert hij mij – en wellicht anderen in de Kamer – om dit niet te doen? Ik vind het een vrij brutale, rare opmerking in de context van dit debat.

De voorzitter:

Ik geloof ook niet dat het heel constructief is. Ik verzoek de minister om de amendementen snel en feitelijk van commentaar te voorzien.

Minister De Jager:

Ik zeg alleen dat mevrouw Van Gent ook wel eens iets in een brutale context durft te zeggen, dus ik veroorloofde mij deze opmerking. Normaal gesproken heeft zij die ruimte ook. Ik zal na afloop van het debat nog wel een keer met haar van gedachten wisselen.

De voorzitter:

Laten wij snel doorgaan met de amendementen en moties.

Minister De Jager:

Mevrouw Van Gent zei in een interruptie tegen mevrouw Neppérus dat arbeid goedkoper wordt door introductie van een arbeidskorting. Dat zou voordelig zijn voor het bedrijfsleven, de arbeidskosten aan de werkgeverskant verlagen en het zou het effect van de verhoging van de vastgoedbelasting voor een deel compenseren. Ik heb mevrouw Van Gent dit een paar keer horen zeggen. Het is echter niet helemaal juist. Mevrouw Van Gent stelt voor om alleen een verlaging uit te voeren aan de werknemerskant. Het amendement beoogt niet de arbeidskosten, de werkgeverslasten, te verlagen, zoals wij het hebben berekend en gelezen. De voorgestelde maatregel zal dus niet de werkgeverslasten voor het bedrijfsleven doen dalen.

Mevrouw Van Gent gaat ook nog in op de forfaitaire aftrek van arbeidskosten van $280. Zij gaat ervan uit dat deze aftrek alleen in de inkomstenbelasting is opgenomen. De forfaitaire aftrek van $280 is echter opgenomen niet alleen in de inkomstenbelasting, maar ook in de loonbelasting. Door werkgevers zal daarmee bij het inhouden van de loonbelasting al rekening worden gehouden.

Zijn de maatregelen in de derde nota van wijziging – het voorgestelde tarief van 35,4% – niet optisch? Wij spreken hier, in een heel uitgebreid debat, over een systeem dat in totaal 50 mln. dollar oplevert. Het voorstel in de nota van wijziging draagt ertoe bij dat vanaf een bepaald niveau meer wordt bijgedragen. Dit levert niet heel veel op ten opzichte van andere maatregelen, maar als wij heel eerlijk zijn levert het hele systeem niet veel geld op. Wij proberen voor een belangrijk deel vorm te geven aan een rechtvaardig stelsel dat evenwichtig uitwerkt en dat in zijn totaliteit ongeveer dezelfde opbrengst genereert als in de afgelopen jaren. Dat hebben wij hiermee gedaan. Deze stap is voor mevrouw Van Gent nog niet voldoende, maar zij zal moeten toegeven dat het in ieder geval een stap in haar richting is. Ik zie aan de non-verbale uitingen van mevrouw Van Gent dat zij het een "stapje" vindt, maar het is een stap de goede kant op.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het is echt een ministapje; een kabouterstapje, zou je kunnen zeggen, en nog kleiner dan dat. Ik heb de volgende vraag gesteld. Wij hebben allemaal een mooie grafiek gekregen. De minister dacht: maak hem groot, dan lijkt het ook heel wat. Maar zo is het toch niet. Het toptarief van 35,4% gaat volgens mij gelden vanaf $250.000 aan inkomsten. In het oorspronkelijke amendement-Neppérus was sprake van 38% vanaf $60.000. Dat is een gigantisch verschil. Mijn vraag was vervolgens, voor hoeveel mensen dit nu gaat gelden. Wij kunnen hier met enorme grafieken gaan smijten, maar als het niets voorstelt, schiet ik er niets mee op.

Mijn tweede vraag gaat over mijn amendement. Ik begrijp van de minister toch goed dat mijn amendement uitvoerbaar is en dat Actal daarover positief heeft geadviseerd? Het gaat er toch om dat het participatiebevorderend is en dat met het amendement het betalen van belastingen op een evenwichtige manier zal worden geregeld? Het kan gewoon. De minister probeert ons een beetje murw te praten met allerlei technische understatements, maar ik wil helder van de minister horen dat het amendement praktisch wel degelijk uitvoerbaar is, ook al vindt hij het positief ongewenst.

De voorzitter:

Ik geloof niet dat de minister ons murw wil praten. Uw vragen zijn duidelijk, en de minister gaat nu antwoorden.

Minister De Jager:

De vraag over Actal zat verderop in mijn beantwoording, maar ik zal op dat punt nu meteen ingaan. Bij mevrouw Van Gent leeft kennelijk een misverstand over wat Actal doet. Met de regeldrukwoordvoerders in de Kamer heb ik er wel vaker over gesproken. Actal beziet niet of een amendement wenselijk is, met het oog op de administratieve lasten. Daarover geeft de regering een advies. Laten wij dus wel de verantwoordelijkheden scheiden. Actal beziet of de administratieve lasten voldoende zijn gekwantificeerd. Ook al zijn het er heel veel en nemen de administratieve lasten enorm toe, dan kun je toch een positief advies krijgen van Actal. Er wordt simpel bezien, op grond van wat met het amendement wordt beoogd vanuit politiek oogpunt, of er alternatieven zijn overwogen met minder administratieve lasten. Verder wordt er gekeken of de administratieve lasten voldoende zijn gekwalificeerd. Dat is het geval, dus er is sprake van een soort formele toetsing. Dat wil niet zeggen of het zinvol is vanuit het oogpunt van administratieve lasten. Het amendement van mevrouw Van Gent loopt tot een heel eind door in het gebouw, met een heel ingewikkelde heffingskorting. Mevrouw Van Gent heeft dat in het wetgevingsoverleg ook al aangegeven: er is sprake van een bepaalde oplopende druk, die vervolgens weer afloopt. Het is iets heel ingewikkeld. Mevrouw Van Gent heeft "ja" geantwoord op een vraag van de ChristenUnie. Ik moet in eerlijkheid bekennen dat dit niet helemaal het juiste antwoord is. Voor heel veel situaties die nu onder een eindheffing kunnen vallen, dat wil zeggen waarin loonbelasting tevens eindheffing is, geldt dat dit straks niet maar kan.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Nou en?

Minister De Jager:

Dat is een politieke afweging die mevrouw Van Gent maakt. Mij wordt een feitelijke vraag gesteld. Het systeem dat het kabinet heeft voorgesteld en met de eilandsbesturen heeft afgestemd, gaat er zo veel mogelijk vanuit dat loonbelasting eindheffing is. Het amendement van mevrouw Van Gent fietst de andere kant uit, van eenvoud naar meer complexiteit. Dat kan; ik heb politiek andere redenen waarom ik tegen ben. Nu is er echter feitelijk gevraagd of het amendement de koers vaart van de eenvoud of van de complexiteit. Welnu, dat laatste is het geval. In heel veel situaties gaat het ook ten koste van de eindheffing. Ik moet daarover eerlijk zijn tegenover de Kamerleden, zodat zij een afweging kunnen maken of zij het desalniettemin toch politiek acceptabel vinden.

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent, kort graag.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De minister weet ook dat wij belastingen niet meer hoeven te innen met een stoffige kaartenbak en een oude typemachine. Bij het Belastingplan is dit ook altijd een punt van discussie. Als de Kamer iets wil, wordt er gezegd: het is wel heel gecompliceerd en lastig om te regelen. Uiteindelijk lukt het altijd; dat weet de voorzitter ook. Waar een politieke wil is, is een weg. Mijn vraag blijft helder: ik heb het idee dat de minister de administratieve lasten enorm gaat overdrijven omdat hij het politiek niet eens is met mijn amendement. Dat vind ik toch wel lastig, want het Actal-advies ligt er gewoon. Het gaat om iets minder dan € 50.000 en om een kleine aanpassing van het automatiseringssysteem. Mijn amendement is dan wel degelijk mogelijk. Dat moet de minister toch wel erkennen?

De voorzitter:

Kort, had ik gevraagd. Dit is een wonderlijke interpretatie van "kort". De minister vervolgt zijn betoog.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De minister is ook niet kort.

Minister De Jager:

Mevrouw Van Gent bagatelliseert de problemen. Zij mag die anders wegen, maar zij moet ze niet bagatelliseren. Die € 50.000 is natuurlijk een inschatting. Het is heel moeilijk om van die eilanden een inschatting te maken, alles is daar van een andere, veel kleinere orde.

De Belastingdienst zit daar nog niet in, dus het aanpassen van de systemen van de Belastingdienst zit hier niet in. Dat is, zeker omdat het om de loonheffing gaat, heel ingewikkeld, zoals ik al in het wetgevingsoverleg heb aangegeven, in tegenstelling tot de inkomstenbelasting. Ik kom er straks op of een veel eenvoudiger aanpassing mogelijk is, zoals bepleit in het amendement-Recourt, en de aanpassing in de inkomstenbelasting die ik via de nota van wijziging als reactie op het amendement-Neppérus heb gegeven. Dat zijn veel eenvoudiger aanpassingen, dus mevrouw Van Gent kan het politiek wenselijk blijven vinden, maar laten wij het niet "eenvoudig" noemen.

De voorzitter:

Er ligt nog een vraag van mevrouw Van Gent over het aantal belastingplichtigen dat het toptarief gaat betalen.

Minister De Jager:

Net als bij alle andere aantallen kunnen wij dat niet zeggen, dat is heel moeilijk. Er was angst voor dat het interessant zou zijn om naar Bonaire te gaan voor heel hoge inkomens. Met dat toptarief houd je dat juist tegen. Het is dus een beetje een kip/eiverhaal of zij nu wel of niet komen. Nee, zij komen daar niet, dan zijn zij er misschien ook niet.

De gemiddelde ib-druk van de inkomstenbelasting is als volgt: voor het wettelijk minimumloon 0%, voor modaal 2%, voor tweemaal modaal 6,7%, voor viermaal modaal 18,5%, voor achtmaal modaal 24,5%. Dat blijft stijgen. Dan heb ik nog niet het amendement-Recourt meegenomen, dat dit op dit punt nog wat sterker maakt.

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent, laatste keer en nu graag wel kort.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het laatste was de vraag niet. Over mijn amendement blijf ik toch een vraag houden. De minister zegt dat de heer Recourt het allemaal veel eenvoudiger maakt. Is de minister het dan ook met mij eens dat het hier dan ook gaat om een klein kabouterstapje dat in dat amendement wordt gezet? Dat is natuurlijk precies het punt. Dat is ook het punt met deze grafiek. Het lijkt allemaal leuk en imposant, maar in de praktijk stelt het gewoon niks voor. Dat is mijn punt. Ik wil gewoon een antwoord van de minister op beide vragen.

De voorzitter:

Op het amendement van de heer Recourt komt de minister sowieso nog terug, dus wordt u nu maar weer rustig. De minister beantwoordt uw vraag en komt dan vanzelf op het amendement-Recourt.

Minister De Jager:

Ik kan mevrouw Van Gent gelijk het antwoord geven: nee, ik vind het geen kabouterstapje. Want het amendement-Recourt zoals ik dat lees verhoogt de vrijstelling met $750 voor de allerlaagste inkomens. De heer Recourt heeft al aangegeven dat dat juist veel sterker neerslaat bij lagere inkomens tot $20.000 dan bij hogere inkomens, want zo'n verhoging op een heel hoog inkomen heeft heel weinig effect omdat het een verhoging is in absolute dollars.

Ik kom gelijk op de andere vragen die zijn gesteld. Voor pensioengerechtigden met een AOV-uitkering en een aanvullend pensioen heeft het amendement-Recourt wel een positief gevolg, voor diegenen die boven de belastingvrije voet uitkomen. Het amendement van mevrouw Van Gent heeft geen positieve gevolgen voor die groep. Daarover stelde zij een feitelijke vraag. Het is natuurlijk een politieke weging of je dat wel of niet wilt. Als ik tot een weging moet komen, waarnaar andere leden hebben gevraagd, tussen de amendementen-Recourt en -Van Gent, noem ik allereerst de eenvoud, waar ik net met mevrouw Van Gent al over heb gesproken. De politieke weging kan natuurlijk altijd anders zijn, maar ik zie toch echt dat het in haar amendement veel ingewikkelder is. Het amendement-Recourt gaat veel meer uit van het huidige systeem en verhoogt alleen maar de threshold, dus de grens. Dat is ook in het systeem een vrij eenvoudige aanpassing van wat wij nu al hebben, want die grens is er al, het gaat alleen om het aanpassen van het bedrag. Mevrouw Van Gent maakt hierover nu heel veel gedoe. Mocht zij de politieke wens hebben die zij wil uiten met haar amendement, dan komt het amendement-Recourt daar toch heel dicht bij in de buurt. Dus is het helemaal niet nodig om daar zo tegenover te staan. Echt, als je de vrijstelling met $750 verhoogt, heeft dat zeker voor de lagere inkomens forse inkomenseffecten. Dat beoogt mevrouw Van Gent althans.

Aan de opbrengstenkant of de dekkingskant zijn beide amendementen gedekt. Er schuilt inderdaad wel een probleem in de volgorde, zoals de heer Van Raak en mevrouw Van Gent hebben gesteld in hun onderlinge amendementen. Het ene amendement gebruikt namelijk de vastgoedbelasting om die te verhogen en het andere amendement van de heer Van Raak leidt waarschijnlijk vanwege de gevolgen niet meer tot die opbrengst. Het amendement-Recourt waarmee verhoging van de commerciële vastgoedheffing van 20% naar 25% wordt beoogd, kan in het totale pakket nog evenwichtig worden genoemd. Ik wil me wel verzetten tegen al te veel optimisme daarbij in de zin dat we zeggen dat het nog een stuk hoger kan. Ik vind een verhoging van 20% naar 25% acceptabel, zeker gelet op het feit dat de opbrengst daarvan naar alle burgers wordt teruggesluisd. De eilandsbesturen kunnen zich volgens mij ook in de totale pakketdeal die we hebben gesloten, blijven herkennen, blijven vinden en zich niet overvallen voelen als dit amendement is aangenomen. Daarom laat ik het oordeel over dit amendement van de heer Recourt op stuk nr. 19 aan de Kamer over.

Voor het stenografisch verslag merk ik nog op dat ik op grond van mijn betoog over het amendement van mevrouw Van Gent op stuk nr. 17 de aanneming daarvan ontraad. In de weging acht ik het amendement van mevrouw Van Gent niet wenselijk, terwijl ik het oordeel over het amendement van de heer Recourt aan de Kamer overlaat.

Ik zie dat bij de motie van het lid Van Gent over de belastingheffing op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba staat dat ik die moet ontraden, maar ik probeer de temperatuur in deze Kamer tot normale proporties terug te brengen. Daarom stel ik mevrouw Van Gent het volgende voor. Koopkrachtplaatjes zoals wij in Nederland kennen, zijn op de eilanden niet te maken. Ik heb al gezegd dat het geloof ik iets van een halve punt in die enorme puntenwolk in deze totale populatie is, dus het is niet zinvol. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid rapporteert jaarlijks over koopkracht in Nederland. Ik kan toezeggen dat ik het verzoek zal doorgeleiden naar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Mij lijkt het inderdaad heel reëel om te zeggen dat de regering ieder jaar bij de begroting van Sociale Zaken, waarin de koopkrachtplaatjes van Nederland worden getoond, aandacht besteedt aan de koopkracht op de eilanden, zij het op een veel eenvoudiger manier. Ik herhaal namelijk dat het maken van de koopkrachtplaatjes die wij in de wetenschap kennen, fysiek onmogelijk is. Wel kan ik materieel toezeggen wat mevrouw Van Gent beoogt, namelijk dat wij aandacht besteden aan de koopkracht op de eilanden aan de hand van de voorbeeldgezinnen die we eerder hebben gehad.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Dan trek ik mijn motie in. De minister noemt het een toezegging, maar eigenlijk is de motie gewoon overgenomen.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Gent c.s. (32189, nr. 19) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister De Jager:

Ik heb nog een motie van het lid Ortega-Martijn op stuk nr. 20. Zij gaat over de administratieve lasten, maar ik merk dat mevrouw Ortega Martijn heeft geluisterd naar wat wij hebben gewisseld in het wetgevingsoverleg over een eenvoudig systeem, dus ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer over.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ik heb een verzoek in verband met de stemmingen.

De voorzitter:

Ik stel voor om morgen te stemmen.

De heer Van Raak (SP):

Dat is goed. Ik heb echter een voorstel over de volgorde van de stemmingen. Ik heb eerder al iets gezegd over de volgorde van de amendementen van mijzelf, mevrouw Van Gent en de heer Recourt. Ik verzoek om eerst te stemmen over mijn amendement over de winstbelasting. De uitslag van de stemming daarover is namelijk voor mijn fractie van invloed op de weging van de wet.

De voorzitter:

Wij geven in principe altijd ruimte voor dit type verzoeken, tenzij er bezwaren tegen zijn. Ik zie enkele leden bij de microfoon staan. Laten zij vooral gaan zitten als zij geen bezwaar hebben. De heer Recourt wil toch iets zeggen.

De heer Recourt (PvdA):

Mijns inziens levert het verzoek van de heer Van Raak geen enkel probleem op, want de nummering staat dit al toe.

De voorzitter:

De nummering is zelfs al goed, dus we hoeven de volgorde niet eens te veranderen. De heer Recourt heeft als enige goed opgelet. Hartelijk dank.

De vergadering wordt van 13.04 uur tot 13.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven