1

Donderdag 27 januari 2011

Aanvang 13.00 uur

Voorzitter: Verbeet

Tegenwoordig zijn 146 leden, te weten:

Agema, Albayrak, Aptroot, Arib, Bashir, Beertema, Van Bemmel, Van den Berge, Berndsen, Van den Besselaar, Biskop, Blanksma-van den Heuvel, Blok, Van Bochove, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Bouwmeester, Braakhuis, Brinkman, Ten Broeke, Bruins Slot, Van der Burg, Çelik, Cohen, Çörüz, Van Dam, Van Dekken, Dezentjé Hamming-Bluemink, Dibi, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Dijkstra, Dijsselbloem, Dikkers, Dille, Driessen, Eijsink, El Fassed, Elias, Elissen, Ferrier, Fritsma, Van Gent, Gerbrands, Van Gerven, Gesthuizen, Grashoff, Graus, Groot, Hachchi, Van Haersma Buma, Van der Ham, Hamer, Harbers, Haverkamp, Heijnen, Helder, Hennis-Plasschaert, Hernandez, Van Hijum, Houwers, Huizing, Irrgang, Jacobi, Jadnanansing, Paulus Jansen, Rik Janssen, De Jong, Klaver, Van Klaveren, Klijnsma, Knops, Kooiman, Koolmees, Koopmans, Koppejan, Kortenoeven, Koşer Kaya, Kuiken, Leegte, Leijten, De Liefde, Lodders, Lucas, Lucassen, Marcouch, Van Miltenburg, Monasch, De Mos, Mulder, Neppérus, Nicolaï, Van Nieuwenhuizen, Omtzigt, Ormel, Ortega-Martijn, Ouwehand, Pechtold, Plasterk, Van Raak, Roemer, De Roon, Rouvoet, De Rouwe, Samsom, Sap, Schaart, Schouw, Slob, Smeets, Smilde, Smits, Snijder-Hazelhoff, Spekman, Van der Staaij, Sterk, Van der Steur, Straus, Taverne, Thieme, Timmermans, Van Tongeren, Van Toorenburg, Uitslag, Ulenbelt, Van der Veen, Van Veldhoven, Venrooy-van Ark, Verbeet, Verburg, Verhoeven, Vermeij, Van Vliet, Voordewind, Voortman, Van der Werf, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Wilders, De Wit, Wolbert en Ziengs,

en de heer Rutte, minister-president, minister van Algemene Zaken, de heer Rosenthal, minister van Buitenlandse Zaken, de heer Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie, de heer Hillen, minister van Defensie, mevrouw Schultz van Haegen-Maas Geesteranus, minister van Infrastructuur en Milieu, en de heer Knapen, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Geachte medeleden. Het zal u misschien niet ontgaan zijn dat het vandaag Gedichtendag is. Het is inmiddels traditie dat op Gedichtendag de voorzitter een gedicht in de plenaire vergadering voordraagt. Het thema van de Gedichtendag is dit jaar "nacht". Ik denk dat men dat gekozen heeft met het oog op het verloop van deze dag in de Kamer want ik sluit niet uit dat het nachtwerk wordt vandaag. Zo'n vooruitziende blik is niet uit te sluiten.

Ik heb dit jaar gekozen voor een gedicht van Remco Campert. De heer Campert is winnaar van de Gouden Ganzenveer 2011. Die wordt toegekend aan een persoon of soms zelfs aan een instituut vanwege grote betekenis voor het geschreven woord in Nederland. Het gedicht dat ik zo zal voordragen, heeft Campert geschreven als jonge man. Het staat in de bundel Het huis waarin ik woonde. Die kwam uit in 1955 toen de heer Campert 26 jaar oud was. De heer Campert herstelt op dit moment van een gebroken schouder. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om hem ook namens u van harte beterschap te wensen.

Hij was er zelf niet bij omdat hij thuis was, maar gisteravond werd een boekje van de hand van de heer Campert uitgereikt, getiteld Een oud geluid. Daarin kwam het volgende gedicht voor. Ik dacht: ik geef u dat als vooraf voor het andere gedicht, want het is ons op het lijf geschreven.

Alleen nog dit

Wilt u nu afronden? u overschrijdt uw tijd.

ja, alleen nog even dit

heel kort dan

hoe ze die avond bij me kwam in die andere stad waar ik doelloos leefde hoe ze er alles voor over had om bij me te komen die avond die donkerblauwe avond zachte regen in het gouden lamplicht op het macadam van de straat hoe we samen lagen en liefde dat grote woord waar ik geen ander voor vinden kan in tijdloosheid ons omhelsde, sindsdien in tiktakkende onrust verliet ik haar vaak maar en dat wou ik nog even zeggen weggaan deed ik nooit meer bij haar

u heeft uw punt gemaakt

Dat was te mooi om niet voor te lezen, vond ik. Het moet, vind ik, op de een of andere manier toch een relatie hebben met wat wij hier doen. Velen van u zullen het herkennen.

Ik kom nu bij het volgende gedicht. Velen van u zullen ook dit herkennen. Het past ook mooi bij het werk dat wij doen.

Poëzie is een daad

Poëzie is een daad van bevestiging. Ik bevestig dat ik leef, dat ik niet alleen leef.

Poëzie is een toekomst, denken aan de volgende week, aan een ander land, aan jou als je oud bent,

Poëzie is mijn adem, beweegt mijn voeten, aarzelend soms, over de aarde die daarom vraagt.

Voltaire had pokken, maar genas zichzelf door o.a. te drinken 120 liter limonade: dat is poëzie.

Of neem de branding. Stukgeslagen op de rotsen, is zij niet werkelijk verslagen, maar herneemt zich, en is daarin poëzie.

Elk woord dat wordt geschreven is een aanslag op de ouderdom. Tenslotte wint de dood, jazeker,

maar de dood is slechts de stilte in de zaal nadat het laatste woord geklonken heeft. De dood is een ontroering.

Dat was Remco Campert. Van harte beterschap.

Ik kom op het meer prozaïsche deel van onze vergadering. Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven