4 Kinderontvoering

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet van 2 mei 1990 tot uitvoering van het op 20 mei 1980 te Luxemburg tot stand gekomen Europese verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, uitvoering van het op 25 oktober 1980 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen alsmede algemene bepalingen met betrekking tot verzoeken tot teruggeleiding van ontvoerde kinderen over de Nederlandse grens en de uitvoering daarvan en van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming in verband met afschaffing van de procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de centrale autoriteit in zaken van internationale kinderontvoering en kinderbescherming, alsmede, in teruggeleidingszaken, de concentratie van rechtspraak, introductie van de bevoegdheid van de rechter om te beslissen aan het hoger beroep in teruggeleidingszaken schorsende werking te verlenen, en beperking van het beroep in cassatie (32358).

De voorzitter:

De staatssecretaris continueert de beantwoording van de vragen. Het woord is aan de staatssecretaris.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik heb al heel veel vragen van de heer Çörüz beantwoord. De heer Çörüz heeft gevraagd of ik al enige voortgang heb geboekt met de uitvoering van de motie van hem en mijzelf om de mogelijkheden te verkennen om te komen tot internationaal onafhankelijk toezicht op de centrale autoriteiten. Dat is ook een heel prangende vraag. Toen ik de motie en de brieven die mijn voorganger hierover aan de Kamer heeft gestuurd, nog eens doorlas, las ik daarover inderdaad niet zo veel. Ik kan de heer Çörüz wel zeggen dat ik mede naar aanleiding van het overleg met de Kamer de verkenning naar de mogelijkheden van internationaal onafhankelijk toezicht heb uitgebreid. Alle 27 lidstaten zijn aangeschreven, maar tot op heden zijn 10 reacties ontvangen. Die reacties zijn terughoudend. Men twijfelt aan de meerwaarde van zo'n internationaal toezichtsorgaan en wil liever bekijken wat er mogelijk is met de bestaande praktische instrumenten. Men wil er niet iets supranationaals boven plaatsen. Dat is althans de strekking van de tot nu toe ontvangen, terughoudende reacties. Een aantal lidstaten vraagt waarom wij bestaande structuren niet wat beter benutten. Men plaatst vraagtekens bij de reikwijdte van het instrument. Aan welke criteria zou moeten worden getoetst? Wat zijn de sancties? Ook de kosten, de relatie met de EU-regelgeving, de rol van het permanente bureau van de Haagse conferentie, en de beperkte mogelijkheden van het orgaan om te interveniëren in de nationale bevoegdheid van een land zijn aan de orde gesteld. Een internationaal toezichtsorgaan zou volgens de tien lidstaten die gereageerd hebben, kunnen interveniëren met de Haagse conferentie en het permanent bureau.

In mei 2011 zal de Haagse conferentie een bijeenkomst organiseren over de uitvoering van het Haags kinderontvoeringsverdrag. In de aanloop daarvan zal ik mij vooral in EU-verband manifesteren. Het onderwerp staat niet op de agenda van Boedapest volgende week vrijdag, maar in de marge van die vergadering zal ik mij blijven inspannen om de door de Kamer gesignaleerde problemen onder de aandacht te brengen van andere landen. De zeventien lidstaten die nog niet hebben gereageerd, zal ik vragen of zij inmiddels een standpunt hebben ingenomen. Nogmaals, de eerste tien reacties zijn niet dusdanig dat ik denk dat wij brede steun zullen krijgen voor wat de Kamer hierover heeft uitgesproken.

De heer Çörüz (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor zijn inspanningen. Als het niet kan zoals in de motie is verwoord en men het meer zoekt in bestaande structuren, dan vraag ik de staatssecretaris om te bekijken of binnen die bestaande structuren hetzelfde resultaat kan worden bereikt.

Staatssecretaris Teeven:

Ik kan de heer Çörüz zo al toezeggen dat ik dat zal doen. Daarom proberen wij het in de marge van de agenda van Boedapest te bespreken.

De heer Çörüz heeft gevraagd of ik luchtvaartmaatschappijen kan betrekken bij het voorkomen en herkennen van internationale kinderontvoering. Ondanks de toezegging van mijn voorganger, die ik mij heel goed herinner, is daar tot op heden niet het maximale aan gedaan. Medewerkers van mijn departement zijn op dit moment al bezig om die mogelijkheden te verkennen ten aanzien van kinderhandel. Dan gaat het met name om kinderhandel sec en wat minder over de situaties waarover wij vandaag spreken. Ik zeg de heer Çörüz toe dat wij contact met de ambassade in Washington zullen opnemen om te bekijken wat dit precies concreet inhoudt en op welke casussen dit betrekking heeft.

Ik kom op de vragen van mevrouw Arib. Zij heeft gevraagd of in het Haags kinderontvoeringsverdrag voldoende rekening wordt gehouden met het belang van het kind. Ik heb gezegd dat teruggeleiding niet automatisch plaatsvindt. Moet Nederland zijn teruggeleidingspraktijk niet aanpassen aan de rechtspraak van het Europese Hof? Naar mijn mening bestaat daarvoor geen aanleiding. Uit een recente uitspraak van het hof, naar ik meen van 6 juli, blijkt dat het hof beslissingen van de Haagse rechtbank en het Haagse hof in hoger beroep in overeenstemming acht met artikel 8 van het EVRM. Er is dus geen aanleiding om op dit punt over te gaan tot wetswijziging.

Mevrouw Arib heeft nog vragen gesteld over de inzet van de sterke arm: geen gedwongen teruggeleiding als het niet nodig is. We zullen ons blijven inspannen om dat te voorkomen. Wij zoeken ook naar die mediation, maar soms is de aanleiding dat de ontvoerende ouder met het kind is ondergedoken, of dat sprake is van dreigende onderduiking, verdwijning of doorontvoering naar een ander land, wat ook in een aantal situaties heeft plaatsgevonden. In die situaties ontkom je er natuurlijk niet aan om de sterke arm in te zetten. Bij het gebruik van de sterke arm wordt door de Centrale autoriteit in alle zorgvuldigheid gehandeld, waarbij bijna altijd de Raad voor de Kinderbescherming of het Bureau Jeugdzorg wordt ingeschakeld. In 2009 is de sterke arm in geen enkel geval ingeroepen bij teruggeleiding. Ik herinner me overigens wel eerdere jaren waarin dat meerdere keren plaatsvond. In 2010 is dat één keer gebeurd.

Wat zijn de uitkomsten van de pilot verkorting procedure? De pilot is positief geëvalueerd, en de verkorte procedure loopt daarom door en wordt geformaliseerd. De brief met de statistieken per land komt in maart. Daarin overzichten per land van inkomende en uitgaande zaken. Wordt mediation standaard in dit soort zaken? Ja. Het Centrum Internationale Kinderontvoering heeft een mediationbureau opgezet dat alles om de mediation heen organiseert, zodat mediators en ouders zich alleen maar hoeven te concentreren op die mediation. Daarmee wordt naar ons oordeel de kans op succes verhoogd. Het mediationbureau is zeer positief beoordeeld bij de evaluatie van de pilot, zodat we daarmee doorgaan. Het mediationbureau wordt gefinancierd, op basis van de subsidie die wordt verstrekt aan het Centrum IKO. Dat ontvangt op dit moment € 50.000, verspreid over twee jaar. Het Centrum mag zelf bepalen hoe dat bedrag over de posten waar het zich mee bezighoudt, wordt verdeeld. De verantwoording geschiedt achteraf.

Crossborder mediation wordt op lange termijn gemonitord, niet alleen omdat het ministerie subsidie geeft, maar uiteraard ook in verband met het mediationbureau, waarover ik net sprak, en de mediation voor minder draagkrachtigen. Je kunt altijd meteen kijken naar concrete rechtsbijstand, maar je kunt eerst ook eens kijken of je dat wat goedkoper kunt oplossen.

Mevrouw Arib had nog de bijzondere vraag gesteld wat er gebeurt als de verzorgende ouder niet mee terug kan met het kind, omdat er geen huisvesting voor hem of haar is in het land van herkomst. Als een verzorgende ouder feitelijk niet meer terug kan naar het land van herkomst vanwege problemen van welke aard dan ook – huisvesting, visum enzovoorts – dan kan dat relevant zijn in de gerechtelijke teruggeleidingsprocedure, bijvoorbeeld als het gaat om een zeer jong kind dat in een ondraaglijke situatie komt te verkeren als de verzorgende ouder niet meegaat. Dat staat in artikel 13b van het Haags verdrag. Daarbij is dan een weigeringsgrond aanwezig om niet terug te geleiden. Het is zeker zo dat de Centrale autoriteit bij dit soort jonge kinderen daarop wijst, maar het is uiteindelijk natuurlijk de rechter die in individuele zaken bepaalt of er wel of niet wordt teruggeleid. De Centrale autoriteit wijst daar in de contacten steeds op, en zet zich steeds in om de problemen te verhelpen, in samenspraak met de autoriteiten van het land van herkomst, en de achtergebleven ouder, als er onverhoopt toch moet worden teruggeleid. Mevrouw Arib hoort mij niet zeggen dat het onaanvaardbaar is, maar zij hoort mij wel zeggen dat het buitengewoon ongewenst is. Dat soort situaties moet worden vermeden, maar het is uiteindelijk de rechter die daarover in individuele zaken gaat. Op die hoofdregel kun je namelijk weer uitzonderingen bedenken. Onaanvaardbaar hoort mevrouw Arib mij hier niet zeggen, maar wel met alle waarborgen. De Centrale autoriteit zet zich daarvoor nadrukkelijk in. Over Marokko hadden we het al gehad: dat land is toegetreden.

De voorzitter:

De heer Van der Steur heeft nog een vraag.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik heb geen vraag, maar een opmerking. De VVD-fractie heeft de eerder ingediende nota van wijziging naast het amendement gelegd en met vreugde vastgesteld dat de regering en de VVD-fractie twee zielen, één gedachte zijn. Ik verzoek u dan ook vast te stellen dat het amendement van de VVD-fractie is ingetrokken.

De voorzitter:

Het amendement-Van der Steur (stuk nr. 6) is ingetrokken.

Bestaat er bij de leden der Kamer behoefte aan een tweede termijn? Dat lijkt niet het geval, hoewel ik de heer Rik Janssen nog bij de interruptiemicrofoon zie staan.

De heer Rik Janssen (SP):

Voorzitter. Ook ik heb geen behoefte aan een tweede termijn. Sta mij toe de staatssecretaris een paar korte dankzeggingen toe te voegen, want daar hecht ik wel aan. Ik neem aan dat ik ze namens iedereen doe. In ieder geval bedank ik de staatssecretaris voor zijn inspanningen om licht te verschaffen in de Canadese zaak. Daaraan hechten wij zeer. Het is belangrijk dat de desbetreffende mevrouw zich niet in de steek gelaten voelt, ook niet door de Nederlandse autoriteit. Ook bedank ik de staatssecretaris ervoor dat de schorsende werking is overgenomen in de nota van wijziging. Tot slot bedank ik de staatssecretaris ervoor, in elk geval namens de SP, dat hij onderzoek wil doen naar de noodvoorziening waar ik om gevraagd heb. Ik wacht graag af wat daaruit komt.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 12.10 uur tot 14.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven