Noot 1 (zie blz. 13)

De Commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven heeft de eer het volgende te rapporteren.

In handen van de commissie is gesteld, behalve de geloofsbrieven van de heer I.H.C. van den Besselaar te Utrecht en de heer H.J. Grashoff te Delft de volgende missive van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal: een afschrift van zijn besluit van 22 november 2010 waarbij in de vacatures die zijn ontstaan door het ontslag van J.E.J.W. Sharpe te Singeorgiu de Mures Romania en het tijdelijk ontslag van M. Peters te Den Haag, worden benoemd verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal de heer I.H.C. van den Besselaar te Utrecht en de heer H.J. Grashoff te Delft.

Uit de bij de geloofsbrieven gevoegde stukken blijkt, dat zij de vereiste leeftijd hebben bereikt. Voorts blijkt uit een verklaring van de benoemden, dat zij geen betrekkingen bekleden welke onverenigbaar zijn met het lidmaatschap der Kamer, terwijl aan de commissie ten aanzien van hen niets is gebleken van enige omstandigheid welke hun Nederlanderschap in twijfel zou moeten doen trekken, noch van enige omstandigheid ten gevolge waarvan zij op grond van artikel 54 der Grondwet van het kiesrecht ontzet zou zijn.

De commissie stelt derhalve voor als lid der Kamer toe te laten, nadat zij de bij de wet van 27 februari 1992, Stb. 120, voorgeschreven verklaring en belofte zullen hebben afgelegd, de heer I.H.C. van den Besselaar te Utrecht en de heer H.J. Grashoff te Delft.

Naar boven