5 Dyslexie en dyscalculie

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over dyslexie en dyscalculie (32463, nr. 5).

De voorzitter:

Ik heet de minister welkom. Zij zal mij corrigeren als ik de woorden dyslexie en dyscalculie verkeerd heb uitgesproken.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Çelik (PvdA):

Voorzitter. Nu er in de slaag/zakregeling in het voortgezet onderwijs een zwaarder accent wordt gelegd op de basisvakken Nederlands, Engels en wiskunde, ligt het voor de hand dat het moeilijker wordt om te slagen voor leerlingen met dyslexie en/of dyscalculie. Dat is op zichzelf aanvaardbaar, maar dan hebben de leerlingen wel hulpmiddelen nodig om te kunnen voldoen aan de zwaardere eisen. De slaagkans voor leerlingen met dyslexie en/of dyscalculie in het voortgezet onderwijs mag niet afhangen van de toevallige mazzel of pech die zij hebben met de voorzieningen die de school voor hen treft. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat scholen zelf verantwoordelijk zijn voor de vormgeving van hun dyslexiebeleid;

overwegende dat dit voor dyslectische leerlingen kan betekenen dat zij op de ene school betere kansen hebben om een diploma te behalen dan op de andere school;

van oordeel dat diploma's ongeacht de school een vergelijkbaar niveau van kennis en vaardigheden moeten garanderen;

verzoekt de regering om de onderwijsinspectie te laten toezien op de gevolgen van het dyslexiebeleid van de scholen voor de (on)gelijkwaardigheid van diploma's en hierover te rapporteren in het Onderwijsverslag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Çelik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (32463).

De heer Elias (VVD):

Voorzitter. Terecht heeft de Kamer er vorig jaar niet mee ingestemd om het onzalige plan van de ChristenUnie te omarmen om omwille van kinderen met dyslexie de verscherpte slaag/zakregeling voor het voortgezet onderwijs uit te stellen. Uiteraard moeten die kinderen wel worden ondersteund. Ik vraag opnieuw aandacht voor het feit dat een schooldirecteur op basis van artikel 55 van het Eindexamenbesluit leerlingen met dyslexie en dyscalculie op aangepaste wijze centraal examen kan laten doen. De directeur van de school bepaalt aan de hand van het deskundigenrapport of de leerling recht heeft op hulpmiddelen als een daisyspeler, een computer, een rekenmachine of een leespen. Standaard hebben leerlingen met dyslexie, als zij daartoe een verklaring hebben, recht op verlenging van de examentijd met 30 minuten. De minister is van mening dat scholen, naast het benutten van dit uitzonderingsartikel, zelf verantwoordelijk zijn voor het vormgeven van het dyslexiebeleid. Ik ben dat met haar eens. Ouders moeten bij de schoolkeuze vooraf beter uitzoeken welke scholen actiever of beter op dit punt zijn dan andere scholen.

Collega Çelik maakt zich zorgen over de eventuele benadeling van kinderen met dyslexie en dyscalculie, maar ik krijg steeds meer signalen dat er een zodanig stevige toename van dyslexie is, dat ten minste de vraag gesteld dient te worden of leerlingen wellicht ten onrechte gebruikmaken van uitzonderingsmaatregelen die niet voor hen bedoeld zijn.

In haar brief van 21 januari jongstleden, die de quickscan van het PON en het rapport van het Kohnstamm Instituut begeleidde, heeft de minister ons niet correct geïnformeerd, door op pag. 2 te melden dat gemiddeld 9% van de vmbo-eindexamenkandidaten dyslexie heeft. Het juiste getal is volgens die quickscan 19% (tabel 4, pag. 12). Een aanzienlijk hoger getal dus. Wat is de reactie van de minister op het feit dat een vijfde van de vmbo-examinandi en een op de tien havoleerlingen dyslexie heeft? Ik doe de minister het dringende verzoek om er vanaf nu echt voor te zorgen dat ons in brieven de juiste cijfers bereiken. Ik ga voor een tikfout niet allerlei staatsrechtelijke doodzondes erbij sleuren, maar ik wil echt dat er op het departement preciezer wordt gewerkt als het om informatieverstrekking aan de Kamer gaat. Dit klemt temeer omdat er veel onduidelijkheid is over de cijfers. Uit journalistieke hoek – zaterdag verschijnt er een artikel – hoorde ik dat 8% van de eindexamenleerlingen in het voortgezet onderwijs een dyslexieverklaring heeft.

Volgens het CBS heeft gemiddeld 4% van alle leerlingen dyslexie. Uit de PON-cijfers blijkt dat 5% van de examenleerlingen in het vwo het heeft. Voor het havo is dit 10% en voor het vmbo 19%. Ik weet niet exact hoe dit uitmiddelt, maar ik weet wel zeker dat dit op meer dan 4% uitkomt. Ik wil dus veel meer duidelijkheid over de cijfers. Ik wil ook weten waarom de minister ons in de schriftelijke procedure meldt dat zij de Kamer medio 2011 inzicht gaat verschaffen, terwijl in het conceptjaarplan van de inspectie staat dat dit orgaan het onderzoek hiernaar pas in 2012 start. Ik bedoel dus dat ongeveer alle ouders op het schoolplein zich verbazen over de spectaculaire toename van dyslexie in de klas, maar OCW heeft de gegevens niet en lijkt ook nog eens weinig aanstalten te maken om deze te verzamelen. Dat lijkt mij onjuist. Ik krijg graag een reactie van de minister.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik vervang mijn collega Cynthia Ortega-Martijn, die elders in het gebouw een debat heeft.

In het debat van vorig jaar over de verzwaring van de exameneisen heeft de fractie van de ChristenUnie gemeld dat er weliswaar steun is voor het hoger leggen van de lat, maar dat het doel niet voorbij moet worden geschoten. Het doel is de verhoging van de kwaliteit van opgeleide scholieren. De fractie van de ChristenUnie denkt dat de gekozen dadendrang bepaalde groepen leerlingen onnodig dupeert. Leerlingen met dyslexie en dyscalculie kunnen een niveau lager worden geduwd. Dat gaat ten koste van bijvoorbeeld bètatalenten, die we juist zo hard nodig hebben. Vorig jaar bleek er in de Kamer geen steun te zijn voor een jaar uitstel van de verzwaring van de exameneisen – volgens de VVD-fractie was dit een onzalig plan – om de gevolgen beter te kunnen overzien en meer tijd te nemen om ons voor te bereiden. Wij moeten volgens de quickscan rekenen op een aanzienlijk aantal extra gezakte leerlingen, onder wie ook dyslectische leerlingen die willen doorstromen naar een technische opleiding. Het komt nu vooral aan op de beschikbare ondersteuning en leermiddelen voor deze scholieren. Ik dien daarom de volgende twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland goed opgeleide bètatechnici hard nodig heeft, onder meer in het behalen van ambitieuze doelstellingen in het kader van de kenniseconomie;

overwegende dat de verplichte tweede vreemde taal in het vwo-examen een belemmering kan zijn voor doorstroom van leerlingen met dyslexie naar universitair bètaonderwijs;

overwegende dat het Examenbesluit mogelijkheden biedt om een extra bètavak te volgen, in plaats van een tweede vreemde taal;

verzoekt de regering, te stimuleren dat artikel 11, lid 2, van het Examenbesluit beter wordt benut, zodat bètatalent met dyslexie op het vwo de vrijstelling of ontheffing voor de tweede vreemde taal kan gebruiken om door te stromen naar universitair bètaonderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten, Ortega-Martijn en Biskop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (32463).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de mate van voorzieningen voor leerlingen met dyslexie en dyscalculie wordt verbeterd;

overwegende dat scholen soms in een vroeg stadium leerlingen adviseren om naar een lager niveau af te stromen, waarmee ze anticiperen op de verzwaarde exameneisen;

van mening dat verspilling van talent moet worden voorkomen door het bieden van de juiste ondersteuning en de mogelijkheid om op meerdere niveaus eindexamen te doen;

verzoekt de regering, gerichte afspraken met de VO-raad te maken over de gewenste en noodzakelijke ondersteuning van scholen voor leerlingen met dyslexie en dyscalculie en het voorkomen van ongewenste afstroom naar lagere onderwijstypen;

verzoekt de regering tevens, de mogelijkheid te onderzoeken om leerlingen met dyslexie en dyscalculie op verschillende niveaus eindexamen te laten doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (32463).

De heer Biskop (CDA):

Voorzitter. Enkele collega's hebben het al gezegd: het verhogen van de algemene examennorm mag er niet toe leiden dat dyslectische leerlingen of leerlingen met dyscalculie onevenredig daaronder kunnen leiden. Dat is geen reden om die aangescherpte exameneisen naast ons neer te leggen, maar dit is – zoals de minister ook stelt – wel een prikkel voor scholen om extra hun best te doen. Voor de echt dyslectische leerlingen kan een tweede vreemde taal overigens een ramp zijn en een extra technisch vak niet. Vandaar dat de CDA-fractie de door mevrouw Schouten ingediende motie mede heeft ingediend. Dat geeft bovendien een extra impuls aan bètastudenten.

Er kan nog een flinke slag gemaakt worden met de ICT-ondersteuning voor kinderen met dyslexie. Ik denk aan het gebruik van programma's zoals Kurzweil en Sprint. Slechts 26% van het aantal scholen geeft hierin voldoende ondersteuning. Daar waar scholen dit niet doen en ouders dit zelf doen, blijken de aangeschafte hulpmiddelen nauwelijks bruikbaar te zijn, omdat de leermiddelen niet geschikt zijn voor die hulpmiddelen. De minister geeft aan dat Vlaanderen een goed voorbeeld is, maar niet helemaal vergelijkbaar is met Nederland. De rol van de Groep Educatieve Uitgeverijen, de GEU, is hier een wat andere, maar dat is geen reden om de kinderen verstoken te laten zijn van deugdelijke leermiddelen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de inzet van ICT-hulpmiddelen bij de begeleiding van leerlingen met dyslexie ernstig achterblijft;

constaterende dat het de taak van de school is te voorzien in adequate leermiddelen voor alle leerlingen op het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs;

overwegende dat een betere begeleiding van leerlingen met dyslexie noodzakelijk is om tegemoet te kunnen komen aan de verzwaarde exameneisen;

roept de regering op, in overleg te treden met de Groep Educatieve Uitgeverijen en de PO- en VO-raad om de lesmaterialen die op school gebruikt worden, ook beschikbaar te stellen in een format dat geschikt is voor gangbare ICT-hulpmiddelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Biskop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (32463).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de reactie in eerste termijn. Het is volgens mij een onderwerp dat wij de komende tijd vaak met elkaar zullen bespreken. Het is een bijzonder jaar, want dit jaar worden de exameneisen voor het centraal examen in het voortgezet onderwijs aangescherpt. We hebben het dan over de hele breedte. Het jaar hierna zal dit voor Engels, wiskunde en Nederlands gebeuren. Dit doen we om de lat iets hoger te leggen en te zorgen dat onze kinderen klaar zijn voor het vervolgonderwijs dat na het voortgezet onderwijs volgt.

Er is een aantal moties ingediend. Daar ga ik zo op in, maar ik ga eerst in op de gestelde vragen. Met name de heer Elias bracht een aantal punten naar voren. Ik ga hier graag op in. Hij brengt zijn zorg naar voren ten aanzien van de verschillende cijfers. Ik heb dezelfde zorg als de heer Elias. Het enige wat ik wil, is de Kamer en in het bijzonder de heer Elias goed informeren. Ik weet namelijk dat hij hier buitengewoon kritisch op is. Dit brengt hij nu opnieuw helder naar voren. Juist vanwege dit feit schrijf ik in mijn brief van 21 juni letterlijk dat "in dit themaonderzoek aandacht zal worden besteed aan verschil in landelijke percentages". We willen natuurlijk zo veel mogelijk zekerheid hebben. We hebben de quickscan en de cijfers van de vereniging voor dyslectici. Zij brengen verschillende cijfers voort. Om die reden gaat de inspectie een onderzoek doen. Ook hierover heeft de heer Elias terecht gezegd dat het zowel om cijfers over 2011 als over cijfers van 2012 gaat. Dat klopt.

Het onderzoek zal in twee delen uiteenvallen. Ik begin in 2011. Die cijfers hoop ik binnen een aantal weken te krijgen. Dan hoop ik in beeld te hebben of er een deskundigheidsverklaring is voor alle leerlingen met dyslexie en dyscalculie die op een aangepaste wijze examen doen. Dit komt tegemoet aan de zorg die de heer Elias uitspreekt dat het hem opvalt dat er het laatste jaar zoveel kinderen opeens zo'n verklaring krijgen. Hij vraagt of dat nodig is. Als een deskundige het aangeeft, moeten wij daar natuurlijk op vertrouwen. We willen echter wel zeker weten of er een school zo'n verklaring heeft. Daar kijkt de inspectie naar. Dat is een.

Twee: er zijn voorbereidingen gestart voor een breder onderzoek om te bekijken wat voorafgaand aan een examensituatie of -periode moet gebeuren om kinderen met dyslexie dat mee te geven wat maakt dat kinderen er klaar voor zijn. Laat helder zijn: het blijft een continu proces. Wij zullen altijd blijven optimaliseren en verbeteren. De quickscan geeft ook aan dat wij het helemaal niet slecht doen in Nederland. Dat is een goede zaak. Dat wil niet zeggen dat wij niet kunnen verbeteren. Dat naar aanleiding van de punten die de heer Elias heeft ingebracht.

Ik kom bij de moties.

De voorzitter:

De heer Elias heeft een vraag.

De heer Elias (VVD):

Ik heb de minister gevraagd inhoudelijk te reageren op het feit dat een vijfde van de vmbo-examinanten dyslexie zou hebben. Dat is bijna een explosie te noemen. Bij havoleerlingen is het een op de tien. Deze explosie is ons overigens in de brief niet gemeld. Ik wil dat de minister daar iets over zegt.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

De heer Elias snijdt een terecht punt aan. Dit is van een zodanige omvang dat het de moeite waard is om er dieper in te duiken. Om die reden heb ik de inspectie ook gevraagd, dit in de komende tijd op te pakken. Precies de zorg van de heer Elias maakt dat hier nader naar gekeken moet worden. Ik kan nu wel zeggen dat ik het aantal leerlingen veel of weinig vind, maar ik vind het aantal leerlingen pas te veel als die terecht als dyslectisch zijn aangemerkt. Als dat daadwerkelijk zo is, is dat een gegeven. Dat wil ik eerst heel goed bekeken hebben. Om die reden kom ik binnenkort met een onderzoek van de inspectie op dit punt.

Dan ga ik in op de moties. In de motie van de heer Çelik staat het verzoek om de onderwijsinspectie te laten toezien op de gevolgen van het dyslexiebeleid van de scholen voor de gelijkwaardigheid van diploma's en om hierover te rapporteren in het onderwijsverslag. Het lijkt mij belangrijk om eerst een goed inzicht te krijgen. Er is altijd examen geweest voor leerlingen met dyslexie of dyscalculie. Wij duiken er nu wat verder in. Nogmaals, de eerste scan geeft aan dat wij ons niet hoeven schamen voor ons beleid. De scholen hebben inderdaad eigen ruimte op dit vlak. Ik vind ook dat ouders de verantwoordelijkheid hebben om te vragen wat de school eraan doet. Ouders kunnen ook zeggen dat een school te weinig doet en kunnen naar een andere school stappen. Dat kan. Dat gebeurt in de interactie tussen school en ouders. Ik vind wat in de motie gevraagd wordt te vroeg komen. Ik wil eerst de twee aangekondigde onderzoeken afwachten en vervolgens bekijken wat daaruit naar voren komt. Het is mij te veel stapeling. In die zin moet ik de motie ontraden. Wij zijn al bezig met onderzoek door de inspectie.

Ik kom bij de motie van mevrouw Schouten, mevrouw Ortega-Martijn en de heer Biskop op stuk nr. 7, waarin de regering wordt verzocht "te stimuleren dat artikel 11, lid 2 van het Examenbesluit beter wordt benut, zodat bètatalent met dyslexie op het vwo de vrijstelling of ontheffing voor de tweede vreemde taal kan gebruiken om door te stromen naar universitair bètaonderwijs". "Stimuleren" vind ik een groot woord. Ik ben ervoor dat zo veel mogelijk jongeren die tweede taal gewoon meenemen. Het is prima om dit punt nog eens aan te kaarten bij de VO-raad. Dit staat echter – ik heb het nog even nagekeken – op vrijwel alle sites goed vermeld. De informatie is er dus, maar het aannemen van deze motie ontraad ik, want ik wil het niet stimuleren; dat gaat me te ver.

In de motie van mevrouw Schouten en mevrouw Ortega-Martijn op stuk nr. 8 wordt de regering verzocht "de mogelijkheid te onderzoeken om leerlingen met dyslexie en dyscalculie op verschillende niveaus eindexamen te laten doen". Daarmee zou de bijl aan de wortel worden gelegd van de civiele waarde van onze diploma's, dus ik moet het gevraagde echt ontraden. Een diploma moet staan waarvoor het dient te staan. Op deze manier zou dat niet kunnen.

Tot slot de motie van de heer Biskop op stuk nr. 9 waarin de regering wordt opgeroepen "in overleg te treden met de Groep Educatieve Uitgeverijen en de PO- en VO-raad om de lesmaterialen die op school gebruikt worden, ook beschikbaar te stellen in een format dat geschikt is voor gangbare ICT-hulpmiddelen". Deze motie beschouw ik als ondersteuning van het beleid; ik laat het oordeel erover over aan de Kamer. Ik ben al in overleg en dat gaat erg goed. Met veel voortvarendheid wordt dit opgepakt, om zo de ook door de heer Biskop aangegeven problemen te tackelen.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Çelik nog een vraag heeft.

De heer Çelik (PvdA):

Voorzitter, ik heb geen vraag. Ik heb goed geluisterd naar de reactie van de minister op mijn motie en daarin kan ik meegaan. Daarom wil ik mijn motie aanhouden, zodat we er op een later moment op kunnen terugkomen.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Çelik stel ik voor, zijn motie (32463, nr. 6) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zijn aanstaande dinsdag.

Als de woordvoerders aanwezig zijn, kunnen we gelijk doorgaan met het volgende debat.

Naar boven