Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | nr. 67, pagina 5811-5815 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | nr. 67, pagina 5811-5815 |
Aan de orde is de behandeling van:
het verslag van een algemeen overleg met de minister van Verkeer en Waterstaat over het CBR (29398, nr. 209).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Jansen (SP):
Voorzitter. Ik weet zeker dat de fractievoorzitter van de SP dit debat graag had willen voeren, maar hij heeft die portefeuille aan mij moeten overdragen en nu heb ik de eer, het woord te mogen voeren.
Op de valreep voor dit debat ontvingen wij gisteren een brief van de minister van Verkeer en Waterstaat over de acties naar aanleiding van de toezeggingen. De SP-fractie is tevreden over de lijn die de minister kiest voor de meeste actiepunten, met uitzondering van zijn reactie op het onderzoek van de Rijschool Vereniging Regio Oost. Ik ben van mening dat hij met zijn conclusies over dit onderzoek te kort door de bocht gaat. Daarom verzoek ik de minister om in contact te treden met de Rijschool Vereniging Regio Oost over haar kritiek en daarna zo nodig op dit punt terug te komen.
Ik vraag aandacht voor twee punten die niet in de brief aan de orde komen, maar die wel tijdens het algemeen overleg in februari jongstleden zijn besproken: de verhoging van de examentarieven en de verhoging van de bezoldiging van de directie. Mijn eerste motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het interne toezicht bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), met inbegrip van de vaststelling van de bezoldiging van bestuurders, wordt uitgeoefend door de raad van toezicht (RvT);
overwegende dat de bezoldiging van bestuurders van het CBR in 2009 aanzienlijk verhoogd is, terwijl de kwaliteit van het management in dat jaar juist zwaar bekritiseerd werd;
van mening dat de RvT klaarblijkelijk nog steeds niet goed functioneert;
verzoekt de regering om in overleg te treden met de stakeholders die een recht van voordracht hebben voor leden van de RvT, opdat de RvT zo snel mogelijk zijn rol op een goede manier gaat invullen, en daarbij nadrukkelijk te betrekken het vervangen van niet-functionerende leden van de RvT,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 212(29398).
De heer Jansen (SP):
Ter toelichting: de heer Roemer heeft op 30 juni vorig jaar een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht de Raad van Toezicht te vervangen. De minister heeft toen gevraagd: geef mij en geef hun nog een paar maanden de tijd. Wij zijn nu tien maanden verder en er mag naar mijn mening nu wel een tandje bij.
Mijn tweede motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de examentarieven van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) slechts voor een deel getoetst worden op grond van de Regeling goedkeuring tarieven;
overwegende dat het CBR juist de niet aan goedkeuring onderworpen tarieven stevig verhoogt;
van mening dat deze handelwijze van het CBR formeel toegestaan, maar maatschappelijk uiterst aanvechtbaar is;
verzoekt de regering om alle examentarieven van het CBR onder de werking van de Regeling goedkeuring tarieven te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 213(29398).
De heer De Rouwe (CDA):
Voorzitter. Mijn fractie had aanvankelijk een blanco inbreng voor dit VAO, maar zij heeft met stijgende verbazing en toenemende irritatie de berichten in de media gelezen over de salarissen van bestuurders van het CBR. Ik geef toe dat in de Kamer al vaak is gesproken over het CBR en het functioneren van het bureau. Aan de ene kant zijn er ook wel verbeteringen waarneembaar bij het CBR, maar aan de andere kant blijft het bureau hangen in een aantal vervelende problemen en dossiers waarop de Kamer keer op keer terug moet komen. Daarom was mijn fractie geïrriteerd en verbaasd toen afgelopen week duidelijk werd dat de salarissen ook vorig jaar weer zijn verhoogd, terwijl in de Kamer al meermalen de wens is geuit dat de salarissen in de semipublieke sector worden gematigd. Bij het CBR lukt dat weer niet. Mijn fractie is dan ook zwaar geïrriteerd over het feit dat bepaalde directieleden 10%, 15% of 17% erbij krijgen, terwijl hun salarissen toch al de balkenendenorm te boven gaan.
De vraag is wanneer dit ophoudt. Wanneer houdt het op dat mensen in de semipublieke sector meer verdienen dan de premier die in onze ogen toch het meest zou moeten verdienen? Dit geldt ook voor een volgende premier, want dit staat los van de persoon. De beloning hoort bij de functie van de premier: iemand die op zo'n hoge functie zit, moet ook het meest verdienen in de publieke sector. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het functioneren van het CBR al meerdere jaren onder de maat is;
voorts constaterende dat de beloningen van de directie sterk zijn gestegen en beloningen boven de balkenendenorm liggen;
van mening dat beloning van de directie van het CBR boven de balkenendenorm niet acceptabel is voor een vanuit de tarieven gefinancierde publieke dienstverlener;
verzoekt de regering om, vooruitlopend op de Instellingswet CBR, zich maximaal in te zetten om de bevoegdheden ten aanzien van benoeming en beloning van de directie van het CBR op de kortst mogelijke termijn naar de minister toe te trekken;
verzoekt de regering voorts om voor de beloning van de directie de balkenendenorm als absolute bovengrens te hanteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe, Roefs, Aptroot en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 214(29398).
De heer De Rouwe (CDA):
Voorzitter. Deze motie is eveneens ondertekend door mevrouw Roefs en de heer Aptroot. De naam van de heer Jansen ontbreekt nog, maar dat komt omdat ik hem hierover nog niet kon spreken. Ik kan mij echter zomaar voorstellen dat hij zijn naam onder deze motie wil laten zetten.
De heer Aptroot (VVD):
Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg van 2 februari heb ik de ergernis van de VVD-fractie over het CBR en in het bijzonder over de directie van het CBR al naar voren gebracht. De directie en de organisatie leven op te grote voet, waardoor mensen te veel betalen voor hun rijbewijs.
De pensioenvoorziening is extreem luxe en dat geldt voor alle medewerkers. Die voorziening gaat namelijk ver boven normale regelingen uit. De directiesalarissen zijn te hoog. Collega De Rouwe noemde het ook al. De interim-directeur ging van het niet geringe bedrag van ruim € 438.000 naar € 448.000. Dit zijn bruto bedragen, maar het gaat wel om een stijging van 2%. De directeur productie kreeg er verder maar liefst 17% bij, waardoor zijn salaris steeg van € 231.000 naar € 271.000.
Ondanks de toezegging dat de raad van toezicht ervoor zou gaan zorgen dat het afgelopen zou zijn met deze extreme salarissen, loopt het steeds verder uit de hand. Ook de minister zou van maand tot maand toezicht houden. Nu is deze toezegging nog niet zo lang geleden gedaan, maar ik kan de minister al wel zeggen dat ik er niet gerust op ben.
Het komt er al met al op neer dat mijn fractie het zat is. Ons vertrouwen in het CBR is tot een dieptepunt gezakt. Verder vinden wij dat ook de ondernemingsraad een niet zo heel geweldige rol speelt, omdat hij eigenlijk tegen iedere verandering is. Maar veranderingen bij het CBR zijn nu juist zo hard nodig! Het is tijd om grote schoonmaak te houden. Gaat de minister dat ook doen? Gaat hij de trap met andere woorden van bovenaf schoonvegen?
Ik heb de motie-De Rouwe ondertekend, maar ook de motie van de heer Jansen over de raad van toezicht klinkt mij sympathiek in de oren. Ik heb namelijk zelf ook al eens gezegd dat die niet echt goed functioneert. Ik moet de motie nog een keer doorlezen, maar ik denk dat mijn fractie bij de stemmingen deze motie zal steunen.
Voorzitter. De minister moet nu echt ingrijpen. Hij heeft aangekondigd dat hij dat gaat doen en ik begrijp dat hij dat niet met terugwerkende kracht voor heel 2009 kan doen, maar het moet nu eindelijk afgelopen zijn bij het CBR!
Minister Eurlings:
Voorzitter. Ik bedank de leden voor hun bijdrage.
Afgelopen maandag opende het RTL Nieuws met het bericht dat de directie van het CBR haar zakken aan het vullen is. Volgens het Algemeen Dagblad is er zelfs sprake van zelfverrijking. Ik begrijp deze verontwaardiging over de beloning van de directie van het CBR volkomen. Het is wel van belang dat wij oog houden voor de feiten. Wat is nu precies de situatie? En hoe is het zover kunnen komen? Alleen door uit te gaan van de feiten kunnen wij samen bedenken hoe wij een stap vooruit kunnen zetten.
Wat is de situatie? De directie van het CBR stelt haar beloning niet zelf vast. De beloning wordt vastgesteld door de raad van toezicht van het CBR. Het CBR legt hierover jaarlijks verantwoording af in het jaarverslag. In mei zal het jaarverslag over 2009 worden gepubliceerd. De huidige algemeen directeur en de directeur financiën zijn ad interim aangesteld met het oog op de lopende reorganisatie. Zij ontvangen daarom geen salaris, maar brengen de gewerkte dagen voor een inhuurtarief in rekening.
Op 2 februari heb ik aangegeven dat ik van oordeel ben dat deze vergoedingen zeer aanzienlijk te noemen zijn. Zij zijn echter wel in overeenstemming met de commercieel gangbare tarieven voor interim-managers. Het is van belang om op te merken dat de vergoeding die het CBR heeft uitgekeerd bij de beëindiging van het dienstverband van de vorige financieel directeur, is toegekend door de kantonrechter. Dit bedrag ligt onder het maximumbedrag in de code-Tabaksblat. Ik zeg dit allerminst om hier onder het tapijt te schoffelen dat ik de verontwaardiging volledig begrijp. Ik vind dan ook dat het in de toekomst anders moet.
Ik heb mij verbaasd over de sterke stijging van de beloning van de directeur productie tot ver boven de balkenendenorm. Ik heb van het CBR begrepen dat deze stijging is doorgevoerd na een zogenaamde functieherwaardering, die is uitgevoerd door een extern bureau. Dat zal zo zijn, maar ik zeg nogmaals dat ik mij heb verbaasd over de sterke stijging van de beloning van de directeur productie.
Het beloningsniveau van de directie lag ook in het verleden al geruime tijd boven de balkenendenorm. Ik heb mede daarom in het algemeen overleg van 2 februari jongstleden aangegeven dat ik zal ingrijpen door de bevoegdheden voor de benoeming en de beloning van de directie van het CBR, in lijn met het kabinetsbeleid, naar mij toe te trekken. Daarvoor is een statutenwijziging noodzakelijk, zoals ik heb aangegeven. Ik zal daarover op korte termijn afspraken maken met de directie en de raad van toezicht. Ik wil hier for the record zeggen dat linksom of rechtsom de balkenendenorm de maximumnorm zal zijn voor nieuw aan te trekken directieleden. Dat wil ik hier in alle helderheid uitspreken, dat is de toekomstlijn. Ik wil hier dus niet verhelen dat de huidige situatie in vele jaren is ontstaan en ook al een tijd zo bestaat. Ik verbaas mij dus wel over de sterke stijging van de beloning, maar de lijn naar de toekomst is helder: voor nieuwe directieleden is de balkenendenorm de lijn.
Mevrouw Roefs (PvdA):
Het onderwerp beloningen is heel vaak aan de orde geweest in het kader van BZK. Voormalig minister Ter Horst zei op een gegeven moment dat interim-management moet worden beperkt tot één jaar, omdat daarbij vaak hogere beloningen gelden. Kan daarover iets worden afgesproken? Ik weet dat de huidige directeur zijn taak moet afmaken, want hij zit volgens mij al lang in zijn tweede jaar.
Minister Eurlings:
Ik snap de vraag van mevrouw Roefs. Het is in zijn algemeenheid van belang om snel weer een volwaardige directie te hebben. Ik heb vaak mijn respect uitgesproken voor de heer Anker. Dat wil ik hier herhalen. Iedereen doet zijn best en de verhoudingen zijn vaak niet gemakkelijk van alle kanten. Wij kennen dat dilemma. Wij hebben op een gegeven moment ook gezegd dat wij de heer Anker nog even moeten laten doorwerken, zodat hij zijn interim-taak kan afmaken. Dan kan een nieuwe directie een doorstart maken en kan die vanuit een nieuwe situatie met de ondernemingsraad en de raad van toezicht de organisatie versterken.
De vraag van mevrouw Roefs moet eigenlijk breder worden beantwoord, want het gaat niet alleen over interim-management bij Verkeer en Waterstaat. Als u het mij in het algemeen vraagt, vind ik het op zich goed voor een organisatie dat je een interim-situatie niet te lang laat voortbestaan. Dat is dus niet het vigerende kabinetsbeleid, maar dat is een bredere afweging. Daarom ben ik ook blij dat ik kan melden dat er op zeer korte termijn een nieuwe voorzitter van de raad van toezicht wordt aangezocht. Daar kom ik straks in mijn reactie op de moties nader op terug. Dat is het begin van een bredere nieuwe personele invulling op verschillende niveaus. Dat is van belang voor de organisatie.
De heer Jansen stelde een vraag over de discussie met de RVRO, de Rijschool Vereniging Regio Oost. De belangrijkste onderbouwing van de RVRO voor de stelling dat de cijfers niet kloppen, volgt uit punt twee op bladzijde 6 van het rapport. In punt twee worden aantallen uit verschillende bronnen genoemd, die door elkaar heen worden gebruikt voor een rekenkundige bewerking. Het gaat om ingedeelde versus afgenomen examens. De RVRO heeft met een WOB-verzoek examenaantallen opgevraagd bij het CBR. De formele evaluatie in de eerste fase ging over de ingedeelde examens. In punt drie heeft de RVRO eveneens afgenomen examens vergeleken met ingedeelde examens. Als je afgenomen met ingedeelde examens vergelijkt, is het niet onlogisch en zelfs verklaarbaar dat er een behoorlijk verschil optreedt: 2549 examens. Bovendien klopt volgens ons de telling van de RVRO in punt 3 niet, want, voor de snelle hoofdrekenaars: 39.427 plus 39.206 plus 14.771 – ik lees het gemakkelijk op – blijkt 93.404 te zijn en niet 85.404. Dat zal waarschijnlijk door een tikfout gekomen zijn van de RVRO. 39.206 kan zijn verwisseld met 31.206.
De heer Jansen (SP):
Als zelfs het IPCC tegenwoordig rekenfouten kan maken, waarom dan niet de RVRO. Mijn verzoek aan de minister was meer in zijn algemeenheid bedoeld. Als de minister denkt dat de kritiek van een dergelijke belangenorganisatie deels geen hout snijdt, dan lijkt het ons wel zo chic om eerst even contact met die organisatie op te nemen. Wij denken namelijk dat bepaalde elementen van de kritiek waarschijnlijk nog steeds overeind staan. Het lijkt mij te kort door de bocht als de minister nu zegt: er zitten twee fouten in – al denk ik dat hij daar gelijk in heeft – en daarom is die hele kritiek van de baan.
Minister Eurlings:
Ik snap dat punt. Daar wil ik nu ook snel toe komen. Ik wilde alleen even aangeven dat die kritiek volgens onze cijfers niet terecht is en dat ook de conclusie onder punt 4 met betrekking tot 18% tariefstijging met name gebaseerd is op de verkeerde veronderstelling onder punt 2, ingedeelde afgenomen examens. Dat wij van onze kant concluderen dat die kritiek niet terecht is, neemt echter niet weg dat het van groot belang is om met elkaar "on speaking terms" te blijven en alles open uit te kunnen spreken. We zullen dan ook een uiterste poging doen om samen tot gedeelde conclusies te komen. Ik neem aan dat iedereen erop uit is om zorgpunten weg te nemen. Daar kan direct contact bij helpen. Ik zeg de heer Jansen dan ook van ganser harte toe dat ik het ministerie op hoog niveau zal laten overleggen met de RVRO en dat ik de Kamer nader zal berichten over dat overleg. De wens daartoe heeft de heer Jansen in eerste termijn uitgesproken. Dat is bij dezen van ganser harte toegezegd.
Dan ga ik in op de moties. De heer Jansen heeft een motie ingediend om de raad van toezicht naar huis te sturen. Daar komt het op neer. Ik heb zojuist gezegd dat ik zelf de tijd rijp vind voor een aantal nieuwe mensen op belangrijke posten. Daarmee kom ik geloof ik een eind in de richting van de heer Jansen. Ik heb ook gezegd dat ik voornemens ben om op korte termijn een voordracht te doen voor de voorzitter van de raad van toezicht. Ik zeg hier ook dat dit een begin zal zijn van een nieuwe personele invulling van meer posities, niet alleen wat de raad van toezicht betreft, maar ook op het niveau van de directie. Ik heb eerder gezegd dat het mij een belangrijk moment lijkt voor een doorstart voor de hele organisatie. Ik zeg daar verder bij dat ik het zelf van belang vind dat dit van alle kanten als een echte doorstart wordt ervaren en dat dus iedereen, ook de ondernemingsraad, uit de loopgraven komt. Men moet nu samen voor die organisatie gaan, want als het een organisatie blijft met allerlei loopgraven, dan kan niemand er iets van maken en dan verliezen uiteindelijk de examinandi en de samenleving als geheel. Dat is ook de hoop die ik eerder heb uitgesproken.
Als ik zeg: er komt een nieuwe raad van toezicht en dat is het begin van een nieuwe invulling van meer posities, dan zit ik materieel redelijk op de lijn van de heer Jansen. Ik wil de aanneming van zijn motie ontraden, omdat hij daarin heel sterk uitspreekt dat de raad van toezicht niet goed functioneert. Het gaat over niet-functionerende leden van de raad van toezicht, en dat vind ik een erg snelle conclusie. Ik heb eerder gezegd: het is niet zo evident. Als ik nu de waarnemend voorzitter, de heer Doop, zie functioneren, denk ik: hij gaat ervoor, hij doet zijn best. Wie doet het goed, wie doet het niet goed? Dat is ook een kwestie van het samenspel in een organisatie. Daar is iedereen mede verantwoordelijk voor. Ik vind dat met deze motie erg het beeld wordt gecreëerd dat de leden van de raad van toezicht echt niet goed zouden functioneren, en dat vind ik ze onrecht aandoen. Vandaar dat ik de aanneming van deze motie met dit dictum ontraad. Ik kom de heer Jansen echter tegemoet in de zin dat we snel zullen overgaan tot een nieuwe personele invulling. Als wij die organisatie echt willen verbeteren, dan moet er nu elan komen en dan moeten wij in die organisatie niet langer een beeld zien van hij wijst naar haar, zij wijst naar hem, het is altijd de schuld van de ander en die en die functioneert fout. We zullen nu samen een herstart moeten maken in die organisatie. Vandaar dat ik het in de motie iets te stevig geformuleerd vind hoe het niet functioneren aan sommige mensen wordt opgehangen.
De heer Jansen (SP):
Mijn motie had duidelijk een wat vriendelijker bedoeling dan die van mijn geachte fractievoorzitter van 30 juni vorig jaar. Ik verzoek de regering namelijk om in overleg te treden met de stakeholders, in dit geval alle partijen die mensen voor de raad van toezicht voordragen. De minister is van mening dat naar de hele raad van toezicht moet worden gekeken. Hij zegt erbij dat het niet mogelijk is om iedereen à la minute te vervangen, maar hij wil beginnen met de voorzitter. Dat vind ik een goede ontwikkeling. Als hij kan toezeggen dat hij in de drie tot zes maanden die hem nog resten dat proces flink wat verder kan brengen en samen met de stakeholders goed gaat bekijken hoe de raad van toezicht functioneert, trek ik mijn motie in.
Minister Eurlings:
Ik zeg van ganser harte toe dat wij overgaan tot een personele vervanging die breder is dan de vervanging van één persoon. Wel blijft het een samenspel, zoals ik ook de heer Roemer vaak heb horen beamen. Met de ondernemingsraad hoop ik, ervan uitgaand dat er geen personele wisselingen komen bij deze derde tak van het verhaal, op een nieuwe samenwerkingsattitude. Als de organisatie nog iets wil worden, dan zal men uit de loopgraven moeten komen, dan is het geven en nemen en samen vooruit. Er is in structurele zin heel wat aan te merken geweest op de systemen, de financiën en de computertoestanden van het CBR. Maar vooral heeft het geschort aan het gevoel van: wij zijn samen één club. Ik hoop dat dat van alle kanten gaat toenemen. Er wordt dus overgegaan tot vervanging van personeel en op dat vlak ben ik als minister die hier nog zeker zes maanden mag zijn, erg ambitieus.
De heer Jansen (SP):
Ik trek mijn motie in.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Jansen (29398, nr. 212) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Minister Eurlings:
Ik zal de Kamer vanzelfsprekend op de hoogte houden van de ontwikkelingen ter zake.
In zijn tweede motie verzoekt de heer Jansen de regering om alle examentarieven van het CBR onder de werking van de Regeling goedkeuring tarieven te brengen. Ik neem aan dat hij het met name heeft over de tussentijdse toets, waarover ik eerder een discussie met de heer Roemer heb gehad. De tussentijdse toets is een aantal jaren geleden geïntroduceerd om kandidaten op vrijwillige basis in de gelegenheid te stellen om tussentijds te toetsen of zij klaar zijn voor het praktijkexamen. Momenteel maakt zo'n 40% van de kandidaten voor het rijexamen gebruik van deze mogelijkheid. Zoals ik in het debat op 2 februari heb aangegeven, is mijn betrokkenheid bij de vaststelling van de tarieven van tussentijdse toetsen niet expliciet geregeld. Ik heb daarbij gezegd dat dit ook niet nodig lijkt, want het tarief voor de tussentijdse toets is dit jaar weliswaar eenmalig in overeenstemming gebracht met de werkelijke kosten, maar bevindt zich materieel op hetzelfde niveau als het tarief voor het praktijkexamen. Ik verwacht dat het tarief voor de tussentijdse toets ook in de toekomst op het niveau van dat voor het praktijkexamen blijft. In die zin vind ik een verandering van de regeling niet noodzakelijk en vind ik deze motie overbodig.
Dan kom ik aan de motie van de heer De Rouwe, die mede is ondertekend door mevrouw Roefs, de heer Aptroot en de heer Jansen. Deze motie verzoekt de regering om direct, linksom of rechtsom, de beloning van nieuw aan te trekken directieleden onder de balkenendenorm te brengen. Ik heb in mijn inleiding al gezegd dat deze motie mij uit het hart is gegrepen. Ik vind dat bij het CBR, in lijn met het kabinetsbeleid, de balkenendenorm de norm moet gaan zijn. Ik ga mij er actiever mee bemoeien en zal de verantwoordelijkheid voor benoemingen naar mij toe trekken. De statutenwijziging is aangekondigd en ik zal erop toezien dat, vanaf de eerste nieuwe persoon die benoemd wordt, de balkenendenorm de norm is. Er zijn heel weinig Nederlanders die het bedrag van de balkenendenorm verdienen. Heel veel mensen werken keihard voor veel minder geld. Onder deze categorie schaar ik premier Balkenende zelf. Het kan zijn dat hij de norm misschien wel verdient, maar dat hij hem niet krijgt. Premier Balkenende zelf zit 30% onder de norm die wij hier voor de CBR-directie gaan hanteren. Zelfs als wij de beloning bij het CBR onder de balkenendenorm brengen, verdient een directeur van het CBR nog altijd beduidend meer dan de premier van ons land. Me dunkt dat dit riant genoeg is. Dit wordt de lijn. Ik kan deze motie alleen maar toejuichen, want ik beschouw haar als een krachtige ondersteuning van mijn beleid. Over de aanstaande benoemingen en de voorwaarden waaronder die plaatsvinden, informeer ik de Kamer zo snel mogelijk.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Aanstaande dinsdag zullen wij over de moties stemmen.
De vergadering wordt van 13.27 uur tot 13.30 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20092010-67-5811.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.