Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 januari 2010 en op 27 januari 2010 over duurzaam voedsel.

De voorzitter:

Ik heet de minister welkom. Ik wilde het woord aan mevrouw Thieme geven, maar zie haar niet. Ik zie mevrouw Ouwehand wel.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik ben inderdaad door mijn collega Thieme gevraagd een aantal moties in te dienen over het algemeen overleg over de nota Duurzaam voedsel. Ik zal de moties voordragen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat jarenlang met publiek geld campagnes zijn en worden gevoerd om de consumptie van dierlijke eiwitten te bevorderen;

constaterende dat wetenschappelijk onderzoek aangeeft dat de consumptie van dierlijke eiwitten schadelijke effecten heeft op de biodiversiteit, het klimaat, de volksgezondheid, de wereldvoedselverdeling, de wereldmineralenbalans, diergezondheid en dierenwelzijn;

constaterende dat de regering van mening is dat vlees het meest milieubelastende onderdeel is van ons voedselpakket;

overwegende dat consumenten door de overheid niet of nauwelijks opmerkzaam worden gemaakt op de neveneffecten van de consumptie van dierlijke eiwitten;

verzoekt de regering, een campagne te starten om de voordelen te belichten van een wekelijkse dag zonder vlees of vis,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27(31532).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de nota Duurzaam voedsel een eiwittransitie bepleit maar dat hieraan geen afrekenbare doelen gekoppeld zijn;

overwegende dat een afname in de Nederlandse consumptie van dierlijke eiwitten wenselijk is voor mens, dier en natuur en milieu;

van mening dat een jaarlijkse afname van 10% van de consumptie van dierlijke eiwitten in Nederland bijdraagt aan het behalen van de ambitie om over 15 jaar mondiaal koploper te zijn in de verduurzaming van de voedselproductie en -consumptie;

verzoekt de regering, zich tot doel te stellen dat de Nederlandse consumptie van dierlijke eiwitten in de komende 5 jaar jaarlijks met 10% afneemt en dit doel op te nemen in de uitvoering van de nota Duurzaam voedsel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(31532).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een dag zonder vlees goed is voor mens, dier, natuur en milieu;

van mening dat volksvertegenwoordigers het goede voorbeeld kunnen geven door te laten zien dat een dag zonder vlees bijdraagt aan culinaire variatie en een gezond eetpatroon;

verzoekt het Presidium, met een voorstel te komen voor een vleesloze dag in de restaurants van de Staten-Generaal,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29(31532).

Voorzitter: Van Beek

De Kamer,

gehoord de Ouwehandberaadslaging,

constaterende dat de voedselproductie en -voorziening momenteel gericht is op de wereldmarkt;

overwegende dat dit grote nadelen met zich meebrengt voor natuur, milieu, dier, consument en producent, zowel hier als in ontwikkelingslanden;

van mening dat een regionale voedselproductie, uitgaande van de driehoek Berlijn-Parijs-Londen, kan bijdragen aan het creëren van een meer duurzame voedselvoorziening;

verzoekt de regering, zich tot doel te stellen dat in 2020 de voedselproductie en -voorziening grotendeels regionaal is georganiseerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30(31532).

Ik wilde de minister al het woord geven om te antwoorden, maar ik merk dat er nog meer sprekers zijn. Sorry voor het misverstand. Het woord is aan mevrouw Peters.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg dat hieraan voorafging voerde voor mijn fractie de heer Dibi het woord. Omdat hij nu verhinderd is, heb ik nu de eer om mede namens hem de volgende motie in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederlanders gemiddeld tweemaal zoveel eiwitten consumeren als aanbevolen door de Gezondheidsraad;

overwegende dat een transitie naar een meer plantaardig dieet niet alleen positieve gevolgen heeft voor de volksgezondheid, maar ook voor het behoud van biodiversiteit, vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en de wereldvoedselverdeling;

verzoekt de regering, een plan van aanpak op te stellen dat de overconsumptie van dierlijke eiwitten ontmoedigt en hierbij de aanbevolen eiwitconsumptie van de Gezondheidsraad als streefwaarde te gebruiken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Dibi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31(31532).

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben een debat gehad over een belangrijke nota. Terugkijkend moet ik toch zeggen dat het debat mij een beetje teleurgesteld heeft, niet vanwege de inhoud van de nota of vanwege de rol die minister heeft gespeeld, maar omdat wij ons niet echt konden concentreren op de nota Duurzaam voedsel. Ik vind dat een gemiste kans. Ik wil een en ander niet repareren in dit VAO, maar ik wil de zaken wel concreter kunnen uitwerken en dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de nota Duurzaam voedsel de uitwerking is van de visie van de regering om voedselconsumptie en -productie integraal duurzamer te maken en dat de centrale boodschap van de nota is dat Nederland over 15 jaar koploper moet zijn op het gebied van duurzame voedselproductie;

constaterende dat deze ambitie in de nota niet is vertaald in concrete en meetbare mijlpalen die inzicht geven in de voortgang van de verduurzaming van de voedselproductie en -consumptie;

verzoekt de regering, de ambities in de nota te voorzien van concrete doelstellingen en afrekenbare indicatoren met bijbehorende streefwaarden en deze binnen een halfjaar voor te leggen aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Thieme, Dibi, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Polderman, Van der Vlies en Atsma.

Zij krijgt nr. 32(31532).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Na het AO is er voor de fractie van de ChristenUnie een belangrijke vraag blijven liggen. Die vraag heeft mijn collega Ernst Cramer al bij deze minister neergelegd tijdens de begrotingsbehandeling van LNV, namelijk wat de minister gaat doen met de uitkomsten van het LNV Consumentenplatform waarin gevraagd wordt om meer sturing vanuit de overheid. Omdat het antwoord niet erg helder was, leg ik deze vraag nogmaals voor. Ik hoop dat de minister hierop vandaag kan ingaan. De uitvoering van de zeer breed ondertekende motie-Waalkens op stuk nr. 32 biedt naar mijn mening een handvat om die vraag te beantwoorden.

Ik wil een motie indienen waarin de regering wordt gevraagd, te onderzoeken welke financiële of fiscale prikkels mogelijk zijn om de introductie van duurzaam voedsel te verbeteren.

De Kamer,

gehoord de Wiegman-van Meppelen Scheppinkberaadslaging,

overwegende dat consumenten gezien worden als een belangrijke factor voor de verduurzaming van ons voedsel en dat die consument ondersteuning kan gebruiken om daadwerkelijk duurzame voedselkeuzes te kunnen maken;

overwegende dat duurzame producten vaak dure producten zijn;

van mening dat financiële en fiscale prikkels kunnen bijdragen aan het verleiden van de consument tot de aankoop van duurzame, maar vaak duurdere producten;

verzoekt de regering, te onderzoeken welke financiële en/of fiscale prikkels er mogelijk zijn om de consument te verleiden tot verduurzaming van het voedselpakket en daarin de verwachte effecten en kosten mee te wegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Waalkens en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(31532).

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Wij hebben tijdens het overleg gesproken over verschillende aspecten die de nota Duurzaam voedsel raken. Zoals collega Waalkens al aangaf, heb ik de motie die van zijn hand komt meeondertekend. Het element verspilling is door de minister tijdens het overleg en ook daarvoor tijdens de begrotingsbehandeling uitvoerig aan de orde gesteld. Je zou in de motie een aanknopingspunt kunnen vinden om daadwerkelijk iets te doen aan dat element. Daarbij zou je kunnen wijzen op die elementen die in de nota Schoon en Zuinig nog verder zouden moeten worden uitgewerkt. In die zin hebben wij de motie van collega Waalkens verstaan; reden waarom wij onze handtekening eronder hebben gezet.

De CDA-fractie heeft in het overleg aangegeven niets te voelen voor een vleestaks dan wel het verhogen van btw-tarieven om de vleesconsumptie en andere zaken te ontmoedigen. Vandaar ook onze terughoudendheid tegenover de motie die collega Wiegman heeft ingediend. Wij hebben wel op een ander element gewezen, waarover ik graag de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de nota Duurzaam voedsel zich richt op het verduurzamen van de gehele keten van producent tot consument;

overwegende dat ketenpartijen gezamenlijk uitwerking geven aan convenanten zoals Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten;

van mening dat inkoop en verkoop onder de kostprijs op gespannen voet kan staan met het streven om te komen tot een duurzamere voedselketen;

verzoekt de regering, te bevorderen dat door ketenafspraken met onder meer supermarkten het stunten met (verse) voedselproducten wordt tegengegaan en de Kamer over de mogelijkheden en resultaten uiterlijk 1 september 2010 te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Polderman, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Van der Vlies, Thieme en Waalkens.

Zij krijgt nr. 34(31532).

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Ik sluit af met de opmerking dat wij graag het Presidium in overweging geven om tijdens de algemeen overleggen ook melk, in welke vorm dan ook, op de tafels te plaatsen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in dit VAO. Ik wil eerst de opmerking maken dat ik het eens ben met de startopmerking van de heer Waalkens. Ik denk dat dat een belangrijke nota was. Wij hebben daar goed over gesproken en wij bleken in het debat niet altijd bij de hoofdlijn te kunnen blijven, maar zo gaat dat in een debat. Er zijn nu een aantal moties ingediend en ik zal die van een oordeel voorzien.

De eerste motie is ingediend door mevrouw Ouwehand. In die motie wordt de regering verzocht een campagne te starten om de voordelen te belichten van een wekelijkse dag zonder vlees of vis. Ik heb de vorige keer in een reactie op een motie van de heer Dibi al aangegeven dat wij bezig zijn met die maatschappelijke dialoog die een groot aantal onderdelen heeft. Dat is een bredere dialoog, want die gaat niet alleen over vlees of vis of dierlijke eiwitten, maar over duurzame consumptie. Ik vind dit een versmalling daarvan. Dit afgezien van de constateringen en de overweging. Alles overziende ontraad ik deze motie.

In de tweede motie staat: verzoekt de regering, zich tot doel te stellen dat de Nederlandse consumptie van dierlijke eiwitten in de komende vijf jaar jaarlijks met 10% afneemt en dit doel op te nemen in de uitvoering van de nota Duurzaam voedsel. Dit kan niet zonder regelgeving. U weet dat de regering in de heroverweging de fiscale heffing op vlees mee zou nemen. Dit lijkt mij echter een meetbare doelstelling die niet op deze wijze is te realiseren. Ik ontraad deze motie dan ook.

De derde motie verzoekt het Presidium, met een voorstel te komen voor een vleesloze dag in de restaurants van de Staten-Generaal. Dit is een verzoek aan het Presidium en ik laat derhalve het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De vierde motie is ook ingediend door mevrouw Ouwehand, mede namens mevrouw Thieme. In die motie wordt de regering verzocht zich tot doel te stellen dat in 2020 de voedselproductie en -voorziening grotendeels regionaal is georganiseerd. Dat staat al in de nota Naar een duurzame veehouderij. Ik vind ook dat er veel meer geregionaliseerd zou moeten worden. Die driehoek Berlijn-Parijs-Londen herken ik ook. Ik ben het zeer eens met de eerste constatering, maar ik ben het niet eens met de tweede overweging. Ik vind dat er meer wegen richting duurzaamheid leiden. De opstelling van deze motie en de aannames lijken mij niet goed. Daarom ontraad ik deze motie. Maar de Kamer kent wel mijn ambities uit de nota Naar een duurzame veehouderij en de nota Duurzaam voedsel, waarin ik de ambities uitspreek die wij willen realiseren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb nog een vraag over de tweede motie, die ging over de doelstelling om jaarlijks een reductie te realiseren. Ik begrijp het antwoord van de minister niet. Zij stelt dat het niet zonder regelgeving kan en dat het een meetbare doelstelling zou zijn die niet op deze wijze gerealiseerd kan worden. De motie laat alle ruimte aan het kabinet om zelf de instrumenten erbij te zoeken die tot dit doel kunnen leiden. Het enige wat de motie vraagt, is: stel dat de consumptie van vlees per hoofd van de bevolking op dit moment 80 kg per jaar is, dan gaan wij voor 72 kg in het volgende jaar. Zij mag dan zelf weten hoe zij dat gaat bereiken.

Minister Verburg:

Dat is hartstikke fijn. Dan zegt u namelijk: daar wil ik u volgend jaar op kunnen afrekenen, want dan moet de eerste 10% zijn gerealiseerd. Dat wilt u, want dat valt samen met het einde van deze kabinetsperiode. Heel langzamerhand ken ik mijn pappenheimers en ook u, met uw bedoelingen. Ik houd mij dan ook maar even bij mijn advies: ontraden. Als ik u nu beluister, zou u kunnen zeggen: als u de reductie het eerste jaar niet haalt, kunt u het tweede jaar misschien 20% halen enzovoort. Maar zo gaat u deze motie niet uitleggen en toelichten. U mag haar toelichten en duiden en ik mag mijn beoordeling geven. Daarmee houd ik even rekening met de bedoeling van de indiener.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

U geniet in principe het vertrouwen van de Kamer, maar mag ook de Kamer wel vertrouwen: als u zichzelf een aantal doelstellingen stelt en als de Kamer ziet dat de inspanningen op zichzelf prijzenswaardig zijn geweest, maar dat wij die 10% net niet hebben gehaald, mag u van mijn partij verwachten dat wij u op dat punt toch zullen steunen. Ietsje meer vertrouwen in deze kant zou dus best kunnen, maar dan moet het beleid dat eronder ligt, natuurlijk wel kloppen. Ik zou zeggen: ga de uitdaging aan.

Minister Verburg:

Ik sta met graagte te luisteren naar wat u zegt. Ik zou zeggen: maak dat dan ook waar. Heel eerlijk gezegd heb ik dat vertrouwen niet zomaar op voorhand, maar je weet nooit. Ik zie de komende maanden met vreugde tegemoet, want als dit de nieuwe lijn wordt van de Partij voor de Dieren, kan het echt nog heel mooi worden, ook in deze Kamer.

De motie op stuk nr. 31 is ingediend door mevrouw Peters, mede namens de heer Dibi. In die motie wordt de regering verzocht om een plan van aanpak op te stellen dat de overconsumptie van dierlijke eiwitten ontmoedigt en om daarbij de door de Gezondheidsraad aanbevolen eiwitconsumptie als streefwaarde te gebruiken. Dit gaat toch weer naar sancties, belastingen of fiscale instrumenten, want het tweede deel – ervoor zorgen dat mensen zich bewust zijn van wat zij iedere dag met hun keuzes kunnen bijdragen aan bijvoorbeeld het terugdringen van het verlies van biodiversiteit – spreekt mij zeer aan. De strekking van "ontmoedigen" is echter dat wij daar fiscale heffingen op gaan leggen. Laten wij even afwachten wat er ook uit de heroverweging komt, ook op basis van de toezegging die in de Kamer daarover is gedaan. Op dit moment ontraad ik deze motie dus.

De motie op stuk nr. 32 is van de heer Waalkens, met een heel brede ondertekening. In het AO heb ik al gezegd dat dit mij aanspreekt en dat wij hiermee aan de slag gaan, maar ik vind een halfjaar te kort. Dit vraagt immers nogal wat. Het gaat dan om de doelstellingen die weloverwogen geformuleerd en dus ook meetbaar zijn en die zowel op het uiteindelijke product als op het productieproces moeten worden toegepast, want dan zijn ze ook meetbaar. Ik zie deze motie dus als een ondersteuning van het beleid, maar ik vind een halfjaar te kort. Als ik dat rekkelijk mag uitleggen, zal ik dit bij het eerstvolgende moment naar de Kamer sturen.

In de motie op stuk nr. 33 van mevrouw Wiegman wordt de regering verzocht om te onderzoeken welke financiële of fiscale prikkels mogelijk zijn om de consument te verleiden tot verduurzaming van het voedselpakket en om daarin de te verwachten effecten en kosten mee te wegen. Het advies van het Consumentenplatform ligt er. Mevrouw Wiegman heeft daar in het algemeen overleg naar verwezen. Ik zou even willen wachten op de uitkomsten van de heroverweging. Wij hebben dat Consumentenplatform niet voor niets. Dat is door mijn ambtsvoorganger ingesteld en wij nemen dat uitermate serieus, maar laten wij nou geen dubbel werk doen en laten wij dit even afwachten. Er zijn twee mogelijkheden: aanhouden – maar dat duurt misschien te lang – en anders ontraad ik deze motie op dit moment.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Natuurlijk wil ik even op het argument van de minister kauwen en ook nog even overleg plegen, maar juist omdat wij in een traject van heroverweging zitten, lijkt mij dit een belangrijk onderdeel om mee te nemen. Wij hebben ook al heel specifiek gezegd dat de vleestaks wordt meegenomen in de heroverweging. Dit beoogt nou juist breder om te bezien welke prikkels mogelijk zijn. Misschien is dit dus juist een toegevoegde waarde en komen dingen op een goed moment mooi samen.

Minister Verburg:

Zowel in de heroverweging als in de gedachtevorming over het Belastingplan worden de ideeën over verduurzaming van het totale Belastingplan, dus inclusief consumptie, meegenomen. Het lijkt erop dat wij alleen de vleestaks meenemen, maar in het spectrum worden een aantal dingen natuurlijk veel breder gewogen. Ik zou nu niet daarop willen vooruitlopen, omdat ik denk dat het meekomt. Wij hoeven er niet meer zo lang op te wachten. Laten wij dat wel even doen. Daarom adviseer ik nu om de motie aan te houden en anders ontraad ik de motie.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Wij hebben het in het debat erg veel over verleiden gehad. Kan ik de minister misschien verleiden om de motie zo uit te leggen, zoals zij zojuist heeft gedaan. Laten we de motie gewoon in dat proces meenemen, in plaats van haar aan te houden en er later op terug te komen.

Minister Verburg:

Als dat de bedoeling van mevrouw Wiegman is, dan wil ik dit nog een keer bevestigen naar de mensen die daarmee bezig zijn. Dat is geen probleem.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik heb de redenering van de minister in reactie op de motie van mevrouw Wiegman gehoord en wil deze even vergelijken met het oordeel van het ontraden van de motie-Peters/Dibi (31532, nr. 31). In die motie wordt gevraagd om een plan van aanpak dat de overconsumptie van dierlijke eiwitten ontmoedigt. Daarop zei de minister dat dit als een heffing klinkt. Zij wil de heroverweging afwachten en ontraadt de motie nu. De motie vraagt echter niet om een heffing. Het kan van alles zijn; de motie laat dat juist open. Voor zover een heffing een mogelijkheid zou kunnen zijn, zegt de minister dat daar in de heroverweging wellicht al naar gekeken wordt. Net zoals bij de motie van mevrouw Wiegman, zou haar advies dus moeten zijn: houd de motie aan, voor zover ontmoedigen ook met een heffing zou kunnen.

Minister Verburg:

In de motie van mevrouw Peters en de heer Dibi stuit ik op het plan van aanpak. De Kamer en het kabinet hebben energie nodig om met de mensen die daarvoor beschikbaar zijn, het werk te kunnen doen. De Kamer vraagt ook nog om een afgeslankte vorm. Wij moeten dus prioriteren en intelligent organiseren. Die zaken worden meegenomen in de heroverweging. Ik haak daarom af zodra mevrouw Peters zegt dat ik met een plan van aanpak moet komen, want zij en haar collega gaan mij daarop afrekenen. De Kamer mag mij ook daarop afrekenen.

Als mevrouw Peters zich echter erin kan vinden dat deze zaken meegewogen worden in de heroverweging, vind ik dat prima. De heroverweging gaat over vergroening van het fiscale stelsel en dergelijke zaken. Het gaat daarbij niet alleen over consumptie, maar over veel meer. Als ik spreek over verduurzaming van voedsel, dan heb ik het niet alleen over consumptie, maar ook over productie en dus de aanpak in de hele keten.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Uiteraard is de consumptie een onderdeel van de hele keten. Als de minister toezegt dit punt van de Gezondheidsraad mee te nemen in de heroverweging, dan is een gedeelte van het doel van de motie daarmee al bereikt.

Minister Verburg:

Dan ga ik nog even verder. Ik probeer precies te zijn. Ik wil de bedoeling van de Kamer goed tot mij laten doordringen en ik wil die ook effectueren. De Gezondheidsraad adviseert namelijk om je goed te houden aan de Schijf van Vijf en overconsumptie tegen te gaan. De Gezondheidsraad adviseert over de eiwitconsumptie, net zoals het Voedingscentrum en anderen. Volgens mij is de Gezondheidsraad niet bezig met beleidsmaatregelen voor het ontmoedigen van overconsumptie van dierlijke eiwitten.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik heb dit niet bedacht. De Gezondheidsraad heeft geconstateerd dat Nederlanders twee keer meer eiwitten eten dan de raad verstandig vindt. Het is aan de beleidsmakers om daaraan conclusies te verbinden. Als de minister dat kan doen omdat in het kader van de heroverweging toch naar de hele keten, inclusief consumptie, wordt gekeken, dan is een gedeelte van het doel van deze motie bereikt.

Minister Verburg:

In dat geval moeten de heer Dibi en mevrouw Peters nog eens goed kijken naar het dictum. Laat het dictum dan zijn: aan te sturen op de aanbevolen hoeveelheid dierlijke eiwitten, eiwitconsumptie of de aanbevolen eiwitconsumptie. Daarmee kan ik beter uit de voeten. Dan is deze motie ondersteuning van beleid.

Het dictum wordt dan dus anders. Het zou worden: verzoekt de regering, in de te ontwikkelen activiteiten van het beleid de door de Gezondheidsraad aanbevolen eiwitconsumptie als streefwaarde te gebruiken. Dan ben je een stuk verder.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik kan mij goed vinden in zo'n herformulering. Als de minister die beschouwt als ondersteuning van haar beleid, zal ik de motie daartoe wijzigen.

De voorzitter:

Wilt u nu de tweede keer het woord in dezelfde ronde, mevrouw Ouwehand?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, ik wil nog niets zeggen over deze motie. Het wordt nu wel een beetje te gortig. Ik kan mij voorstellen dat de minister geen moties wil waarin in ijzer en beton is gegoten wat zij over drie weken gerealiseerd moet hebben. Maar nu zij aan mevrouw Peters vraagt of de motie van de fractie van GroenLinks wat vager kan omdat zij dan wel zou kunnen, lijkt het alsof er een bange minister staat die niet afgerekend durft te worden.

Minister Verburg:

Er staat hier bepaald geen bange minister. Ik bezie of wij bondgenoten kunnen zijn en of een motie kan helpen in het realiseren van doelen. Ik kan natuurlijk ja en amen zeggen over moties waarvan ik denk dat zij niet gaan werken en als ik denk dat wij het op die manier niet gaan redden. Ik geef echter mijn oordeel. Op verzoek van mevrouw Peters geef ik aan wat wel zou kunnen werken en wat in het hele traject naar de invoering en de praktisch afrekenbare en meetbare doelstellingen effectief zou kunnen zijn en daar gaat zij op in.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, kunnen wij terug naar de advisering over de moties? De minister adviseert en daarna mag u zelf afwegen wat u daarmee doet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja voorzitter, u hebt gelijk. Ik ben gewoon verbaasd. Het lijkt erop dat de minister wel wil sturen op het doel, maar niet wil opschrijven hoe zij dat gaat doen. Dat is vreemd.

De voorzitter:

Volgens mij moet u nog op één motie reageren minister, namelijk die van de heer Atsma.

Minister Verburg:

Ik zou tegen mevrouw Ouwehand willen zeggen dat zij moet denken aan wat zij eerder heeft gezegd over het vertrouwen dat ik vooral in haar zou moeten hebben. Dat schiet niet erg op. Ik merk wel op dat ik de motie van de heer Waalkens zojuist als ondersteuning van beleid heb aangemerkt. Als zij dus de motie op nr. 32 nog eens goed bekijkt, komt zij wel weer een heel stuk verder.

In zijn motie op nr. 34 verzoekt de heer Atsma de regering te bevorderen dat door ketenafspraken met onder meer supermarkten het stunten met verse voedselproducten wordt tegengegaan en de Kamer over de mogelijkheden en resultaten uiterlijk 1 september 2010 te rapporteren. De ketenafspraken worden gemaakt in het Platform Verduurzaming Voedsel. Het is een onderwerp van gesprek in de keten zelf. Mijn inzet is om ervoor te zorgen dat supermarkten gaan concurreren op duurzaamheid in plaats van dat zij gaan stunten met vers. Dat heb ik al eerder kwetsbaar genoemd. Ik vind dat dus ook geen goede ontwikkeling. Ik houd de vinger aan de pols en ik zou daarover van tijd tot tijd graag met de Kamer van gedachten wisselen. Ik zou deze motie dus als ondersteuning van beleid kunnen beoordelen.

De voorzitter:

Wij zijn door de moties heen. Hebt u toch nog een vraag, mijnheer Waalkens?

De heer Waalkens (PvdA):

Gezien de brede ondertekening van de motie op nr. 32 en de reactie van de minister daarop, heb ik even via lichaamstaal met mijn collega's overlegd over wat zij zei over de termijn van een halfjaar. Zij heeft gezegd dat wij die iets ruimer moeten uitleggen. Dat begrijp ik ook. De nota ligt er, dus een en ander kan op zich worden ingevuld. Als de minister dan spreekt over "het eerst mogelijke moment", vind ik dat toch te ruim. Laten wij het dan voor het einde van het jaar doen.

Minister Verburg:

Dat lijkt mij fair. Ik ga daar een uiterste poging toe doen. Ik wil niet onder stoelen of banken steken dat het soms ook woekeren is met tijd, energie en prioriteiten. Ik ga daar een serieuze poging toe doen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zal op dinsdag 9 februari a.s. worden gestemd.

Naar boven