Aan de orde is het spoeddebat over de situatie van paarden, herten en runderen in het gebied Oostvaardersplassen en de Kennemerduinen.

De voorzitter:

De spreektijd is drie minuten.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik heb hier een bericht uit De Telegraaf waarin staat: brandweer redt vastgevroren meeuw in Hoogezand. Er staat een mooie foto bij van een man die een meeuw uit het ijs redt. Dit alles terwijl er vorig jaar in de Oostvaardersplassen meer dan duizend dieren zijn gestorven. Een paar honderd stierven de hongerdood en de rest van de runderen, paarden en herten hebben ze moeten afschieten om deze dieren een hongerdood te besparen. In China heeft men zelfs paarden naar gebieden gejaagd waar zij eten konden vinden, maar in Nederland gebeurt dat blijkbaar niet. China is ons qua dierenwelzijn zelfs voorbij aan het gaan en de brandweer redt een vastgevroren meeuw. Vorige winter zijn in de Oostvaardersplassen honderden paarden, runderen en herten een langzame hongerdood gestorven. Een veelvoud hiervan moest door boswachters uit hun lijden worden verlost, omdat "natuurkogel" Staatsbosbeheer weigert de dieren bij te voeren.

Dit jaar houdt een voor Nederland ongebruikelijke vorstperiode nog langer aan en kunnen dieren in een volledig afgesloten gebied geen voedsel vinden. Het is de eerste keer sinds het bestaan van de door de mens aangelegde natuur. Er zijn zelfs honderden paarden – Staatsbosbeheer schat tussen de 600 en 800 – het ijs overgestoken met als gevolg dat vijf paarden door het ijs zijn gezakt in de zoektocht naar voedsel. Het mooie is dat ik diezelfde dag samen met mijn vriendin de hele middag in het gebied van de Oostvaardersplassen ben geweest. Ik heb dieren gezien met een dikke wintervacht waarbij nog de aftekening was te zien. Sommigen zagen er goed uit, eerlijk is eerlijk, maar er zullen weer honderden, misschien wel meer dan duizend dieren sterven. Daarom heb ik ook nu het spoeddebat aangevraagd. Iedereen zegt dat het te vroeg is. Nee, het is op tijd, want anders zijn wij net als vorig jaar te laat.

In de Kennemerduinen hebben enkele herten zich de afgelopen dagen gespietst op afzettingen daar zij op zoek wilden gaan naar hun primaire levensbehoeften. Een 73-jarige oud-boswachter en jachtopziener, Joop Doornbosch, kon het dierenleed niet meer aanzien en ging de dieren van zijn magere pensioentje bijvoeren met een boete als gevolg. Ik vind dat echt ontoelaatbaar. Ten eerste vraag ik de minister om er bij het OM op aan te dringen – het OM moet immers de hoogte van de boete bepalen – dat die man geen boete krijgt, dat alles wordt geseponeerd en dat die man een speldje krijgt van de Dierenbescherming. Hij is hier op de tribune aanwezig. Die man verdient een speldje. Hij is een held en verdient geen boete. Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer moeten achter stropers en dierenhufters aan gaan, maar niet achter iemand die van zijn magere pensioentje dieren bijvoert om hen te behoeden voor de dood.

Ik ben meerdere malen in het gebied van de Oostvaardersplassen geweest. Het zijn daar erbarmelijke toestanden. Er is geen voedsel. Ik ben samen met een boswachter met een jeep door het hele gebied gereden. Alles is al wekenlang bevroren. Er zijn temperaturen gemeten van onder de min 15°C op klomphoogte en de dieren kunnen geen voedsel vinden. Sterker nog, zij hebben zelfs geen water. Dat is ontoelaatbaar in ons land. Ik verzoek de minister om niet met verhalen van wetenschappers te komen, want ik heb voor iedere wetenschapper die de minister aandraagt, tien wetenschappers die het met mij eens zijn. Laten wij niet discussiëren op basis van wetenschappers. Het is ontoelaatbaar om dieren te laten creperen, een hongerdood te laten sterven of te laten sterven vanwege dorst. Dat kan niet.

Ten tweede vraag ik de minister dus – dat is mijn grootste verzoek van vandaag – waarom zij de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren heeft getekend. De Vogelbescherming vraagt in de krant om vogels bij te voeren. Vogels kunnen migreren. Zij kunnen zelfs klimatologisch migreren. De hoefdieren kunnen echter niet migreren. Dat is jammer. Zelfs de kuddes in China ...

Ik zie dat ik moet stoppen, voorzitter. Dat is wel heel erg snel.

De voorzitter:

Ja. Drie minuten is drie minuten.

De heer Graus (PVV):

Ik hoop in ieder geval dat ik een antwoord krijg op mijn twee verzoeken. Anders zal ik overwegen om moties in te dienen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik heb twee korte vragen. De heer Graus maakt zich zo druk over het feit dat deze dieren niet kunnen migreren. Ik vraag mij dan af waarom de fractie van de Partij voor de Vrijheid geen enkel voorstel steunt om de natuurgebieden in Nederland beter op elkaar te laten aansluiten. Dat is mijn eerste vraag.

Dan mijn tweede vraag. Ik probeer het een beetje voorzichtig te houden omdat ik gewend ben dat er anders een tirade volgt, maar laten wij ervan uitgaan dat de heer Graus zijn waarheid heeft en andere mensen een andere. Ik heb van de heer Graus gehoord, bijvoorbeeld in debatten over de zwijnenjacht, dat hij ervan overtuigd is dat bijvoeren op langere termijn heel grote nadelige gevolgen kan hebben voor die populaties en dat leidt dus ook weer tot meer plezierjacht. Hij was het op dat punt destijds eens met de fractie van de Partij voor de Dieren. Ik begrijp zijn standpunt in dezen dus niet.

De heer Graus (PVV):

Ik begin met het laatste punt. Ik was wel tegen het afschieten van zwijnen op de Veluwe. Ik heb de minister ook voorspeld dat hoe meer er afschoten wordt, hoe meer ongevallen er ontstaan. Het zijn namelijk vluchtdieren, paniekdieren. Ik heb er ook gelijk in gekregen dat zij meer jongen zijn gaan werpen. Daarin moest de minister mij zelfs gelijk geven. Maar ik kan me niet herinneren of voorstellen dat ik ooit tegen het bijvoeren in vorstperiodes ben geweest. Waar ik tegen ben, is het voeren van vosjes door fotografen, opdat zij mooie shots kunnen maken. Dat vind ik misdadig; het handtam proberen te maken van dieren. Ik ben voor het hands-offsysteem, maar ik ben nooit tegen het bijvoeren van dieren tijdens vorst. Sterker nog, ik heb hier de vorige keer ook gestaan en tijdens de behandeling van de begroting in december heb ik de minister ook gevraagd om die arme dieren bij te voeren.

De voorzitter:

Mijnheer Graus ...

De heer Graus (PVV):

Er was nog een vraag.

De voorzitter:

Mijnheer Graus, ik dacht dat u de tweede vraag was vergeten. Dit was de eerste vraag.

De heer Graus (PVV):

Nee, het gaat heel goed met mij. Ook met mijn geheugen.

De voorzitter:

Dat is fijn.

De heer Graus (PVV):

Ik zal nu ingaan op de tweede vraag van Mevrouw Ouwehand. Wat mij van haar tegenvalt, is dat zij zich waarschijnlijk zal aansluiten bij de "Serengeti-theorie". Er zijn mensen van Staatsbosbeheer die denken dat wij in Nederland in de Serengeti zitten. Maar deze dieren zijn er niet mee geholpen als een bruggetje wordt gemaakt naar een ander natuurgebied. Zij kunnen namelijk niet klimatologisch migreren, zoals dieren in Afrika in de Serengeti dat kunnen of zoals vogels dat kunnen. Vogels vliegen naar een land waar zij wel kunnen overwinteren en voedsel kunnen vinden. Maar als wij één bruggetje slaan – ik weet dat mevrouw Ouwehand voorstander is van kikkerbruggetjes en paddenpoelen – zijn die grazers niet geholpen.

De voorzitter:

Mijnheer Graus, dank u wel.

De heer Graus (PVV):

Als die grazers namelijk 50 kilometer verderop gaan, vinden zij nog geen voedsel met de vorst en de sneeuw. Stop met die Serengeti-verhalen.

De voorzitter:

Mijnheer Graus, als ik "dank u wel" zeg, heeft dit de bedoeling dat mevrouw Ouwehand nog een laatste vraag mag stellen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De heer Graus heeft zich wel degelijk verzet tegen het bijvoeren van zwijnenpopulaties op de Veluwe, maar dat terzijde.

Het gaat in de natuurgebieden niet om één bruggetje, maar dat gaat over het ene bruggetje van de Oostvaardersplassen naar de Veluwe en van de Veluwe weer verder. Dan heb je natuurgebieden waarin dieren iets kunnen. Ik meen uit de opmerkingen van de heer Graus in de media, waarin hij het steeds heeft over "een badkuip" en "tupperwarenatuur", te kunnen opmaken dat hij vindt dat de natuurgebieden beter op elkaar moeten worden aangesloten. Is dat nou waar of niet?

De heer Graus (PVV):

Nee. Nu rennen de dieren een paar honderd meter en lopen zij tegen de treinrails aan, lopen zij tegen een moeras aan of lopen zij tegen een afzetting aan. Dat klopt. Maar zelfs als mevrouw Ouwehand een tunnel naar Engeland graaft, zijn die dieren daarmee toch niet geholpen? Daar vinden zij met de vorst ook geen voer en dat vinden zij ook niet in Duitsland. De migraties van enkele tientallen kilometers die mevrouw Ouwehand voorstelt, maken niet uit. In Afrika migreren dieren tussen de 50 en 110 kilometer per dag op zoek naar voedsel en water; klimatologisch migreren. Dat heeft dus helemaal geen enkele zin.

Ik wil nog één opmerking maken. Er werd gezegd dat ik voor bijvoeren ben. Ik ben voor bijvoeren tijdens aanhoudende vorstperiodes. Mevrouw Ouwehand doelt op het bijvoeren van dieren om ze te lokken: om ze te kunnen afschieten of om mooie foto's van ze te kunnen maken. Daar ben ik tegen, dus daarmee heeft mevrouw Ouwehand een heel goed punt gemaakt.

De voorzitter:

Mijnheer Graus, dank u wel. Dat punt hebt u gemaakt.

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. De SP-fractie heeft al vaker betoogd dat alle natuur in Nederland cultuurland is. Dat is allemaal zo ingericht door menselijke ingrepen. Het is vaak bewust als natuurterrein aangelegd, maar soms ook onbedoeld. Een voorbeeld daarvan is dat door rigoureuze ontbossing de nu zo gewaardeerde heidevelden zijn ontstaan. Ook de Oostvaardersplassen zouden eerst industriegebied worden, maar dat liep anders en nu is iedereen, behalve mijnheer Graus, blij met dit schitterende natuurterrein.

Omdat al die mooie natuurterreinen dankzij menselijke activiteiten of ingrepen zijn ontstaan, hebben wij ook de plicht om die goed te beheren. Daarbij hoort ook het goed zorgen voor de levende dieren. De bezorgdheid van veel mensen over de toestand van de dieren in de winterse omstandigheden van enkele weken geleden, die nog wel voortduren, kan ik dan ook goed begrijpen. Onnodig lijden van de beesten, moeten wij namelijk niet willen. Maar aan de andere kant hoort doodgaan ook bij het leven. Wie dat niet accepteert, begrijpt het leven niet erg goed.

Wat moet je nu concreet vinden van de vraag van wel of niet bijvoederen? Gisteren kreeg ik een persbericht van Natuurmonumenten onder ogen, waarin de zaak naar mijn idee glashelder wordt uiteengezet. Ik kan het niet beter formuleren, dus ik citeer uit die brief. "Het lijkt zo voor de hand liggend: als het erg koud is, kun je de dieren toch gewoon bijvoeren? Bijvoeren is echter geen oplossing. Sterker nog, bijvoeren werkt averechts. Je creëert onrust in de kudde, want er zal concurrentie ontstaan om het voer. En die concurrentieslag wordt gewonnen door de sterkste dieren. De hulp komt dus bij de verkeerde terecht. De dieren gaan ook gewend raken aan het voeren, waardoor ze minder zelfredzaam worden en onnatuurlijk gedrag kunnen gaan vertonen.

Als bezoekers gaan bijvoeren, kan dat voor henzelf gevaarlijke situaties opleveren, maar ook voor bezoekers die na hen komen. Sommige hooglanders worden dan opdringerig, met als gevolg dat ze uit de kudde moeten worden gehaald.

Het grootste bezwaar tegen bijvoeren is dat de populatie daardoor explosief gaat groeien. Daar heeft Natuurmonumenten op de Veluwezoom al eerder mee te maken gehad. Van 1996 tot 2002 zijn de dieren goedbedoeld bijgevoerd in de winter. Het gevolg was dat de kudde in 2002 was gegroeid tot maar liefst 225 dieren. (Het waren er oorspronkelijk 140.) En dat oversteeg de draagkracht van het gebied. In dat jaar zijn om die reden 144 hooglanders gevangen en verplaatst naar andere gebieden. In een dergelijke situatie wil Natuurmonumenten niet nogmaals terechtkomen. Toen de minister in 2002 bij uitzondering toestemming gaf voor het verplaatsen van deze ongeoormerkte dieren, heeft hij dan ook als voorwaarde gesteld dat we zouden stoppen met het bijvoeren in de winter. De enige reden om daarvan af te wijken is als er massale sterfte dreigt, waardoor het voortbestaan van de kudde in gevaar komt."

Zoals gezegd, ik had het niet beter kunnen formuleren. Ik heb dat niet eens geprobeerd. De SP-fractie steunt deze lijn volmondig. De conditie van de kuddes in de Oostvaardersplassen en in andere gebieden is niet zodanig dat bijvoederen op dit moment aan de orde is. Het is voor ons geen principiële zaak, maar wij volgen de lijn die is ingezet door de natuurbeheerorganisaties: als de kudde instort, is bijvoederen eventueel aan de orde, maar daar is op dit moment geen sprake van.

Voorzitter. Rest mij nog de complimenten te geven aan de beheerders van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer, die in mijn beleving hun taak uiterst consciëntieus uitvoeren.

De heer Graus (PVV):

De heer Polderman heeft het over een natuurterrein, en daar kan ik mij in vinden, maar dat is geen natuurgebied. Het is een aangelegd terrein. Het is een dierenpark en dan moeten de dieren verzorgd worden. Als een boer een koe verwaarloost, staat de SP met mij samen aan het front om ervoor te zorgen dat die boer een straf krijgt omdat hij die koe heeft verwaarloosd, of als een particulier thuis zijn hond verwaarloost. En nu laat hij duizenden dieren gewoon verrekken van de honger. Hij zegt dat hij het ermee eens is en dat hij het kan volgen. Hij leest letterlijk een brief op van één lobbyist. Is de heer Polderman wel eens in de Oostvaardersplassen geweest? Ik geloof daar helemaal niets van. Hij heeft lekker zaterdag op de bank een brief van een lobbyist zitten lezen.

De voorzitter:

Mijnheer Graus, u moet een beetje de waardigheid van deze Kamer proberen te respecteren.

De heer Graus (PVV):

Maar ik ben toch heel waardevol?

De voorzitter:

Een beetje rustig. Waardevol bent u zeker, maar nu nog waardig.

De heer Graus (PVV):

Waardig ook nog.

De voorzitter:

U kunt rustig uw vraag stellen en dan gaat de heer Polderman antwoorden. Volgens mij hebben wij al een idee waar u naartoe wilt.

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. De heer Graus zegt dat er een onderscheid is tussen natuurgebieden en natuurterreinen. In zijn beleving zijn de Oostvaardersplassen tupperwarenatuur. Dat heeft hij meermalen gezegd. Ik ben dat niet met hem eens en ik merk dat heel veel mensen dat niet met de heer Graus eens zijn, maar dat kan, hij heeft recht op zijn eigen opvatting. Ik heb het idee dat dit een waardevol natuurgebied is. Het is vrij groot. Ik ben het absoluut eens met wat mevrouw Ouwehand zei, dat we wel moeten zorgen dat er uitwisseling bestaat met andere terreinen. Dat zou wel heel veel helpen, maar dit terrein is vrij groot. De heer Graus zegt zelf dat er duizenden dieren doodgaan. Dat alleen geeft al aan dat wij hier geen dierentuin hebben in zijn perceptie.

De heer Graus (PVV):

Ik heb gezegd: mogelijk. U hebt nog geen antwoord gegeven op mijn vraag. U hebt het over een natuurterrein, een afgezet gebied. Daar zijn de dieren ingegooid tussen 1983 en 1986. Zij zijn erin gezet. Al tienduizend jaar bestaan er geen wilde paarden meer in Nederland. Zij zijn allemaal na de IJstijd verdwenen. Nu gaat het erom dat ik wil weten of u wel eens in de Oostvaardersplassen bent geweest. Ik geloof daar helemaal niets van, want u leest een brief op van een lobbyist. Mijn tweede vraag is: bent u het ermee eens dat je dieren in een afgezet gebied, waar ze hun kont nog niet kunnen keren, zoveel zitten erin, moet laten verrekken van de honger of moet je ze gaan bijvoeren omdat ze geen kant uit kunnen?

De heer Polderman (SP):

De heer Graus heeft goed geluisterd dat ik een brief voorlees van een lobbyist; dat heb ik ook gezegd. Ik heb gezegd dat ik deze zou citeren en dat ik het niet beter kon formuleren, maar dat ik die lijn volledig kon volgen. Wat dat betreft heeft hij helemaal gelijk. Hij heeft goed geluisterd naar dat deel van het verhaal, maar slecht naar het eerste deel, want hij heeft niet gehoord wat ik in het begin heb gezegd, dat wij inderdaad van mening zijn dat alle natuur in Nederland aangelegde natuur is. Het is cultuurland, daar ben ik mee begonnen, maar misschien heeft hij toen niet goed opgelet. Dat betekent dat je naar mijn idee de verantwoordelijkheid hebt voor het beheren van dat gebied. Mijn opvatting is dat het beheer door de grote natuurorganisaties consciëntieus wordt uitgevoerd. Ik heb ook gezegd dat bij het leven ook doodgaan hoort, mijnheer Graus. Deze lijn is ingezet. Door internationale deskundigen is ook gezegd dat je moet oppassen dat dieren niet onnodig lijden. Daar ben ik absoluut een voorstander van. We hebben geen wolven en andere predators die de zwakke elementen op tijd uit de kudde halen, dat is het bijzondere van dit soort natuurgebieden. Ik houd het kort, maar de heer Graus heeft mij uitgedaagd tot een uitvoerige monoloog.

De voorzitter:

Die wolven stonden niet op de agenda.

De heer Polderman (SP):

Uit de richtlijn blijkt dat je met name de zwakkere dieren op tijd moet afschieten. Dat is een algemene richtlijn die enige jaren geleden ook in deze Kamer is aangenomen en dat is een heel goede richtlijn.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

De heer Polderman citeerde uit een persbericht van Natuurmonumenten. Dat is een heel mooi persbericht. Het gaat over de Veluwezoom, een gebied van ongeveer 5000 ha met ongeveer 140 tot 150 Schotse hooglanders. Het is een prachtig voorbeeld van de manier waarop Natuurmonumenten met de draagkracht van een gebied omgaat. De heer Polderman spiegelt dat aan de Oostvaardersplassen en zegt dat ook de organisatie Staatsbosbeheer perfect omgaat met haar gebied. De Oostvaardersplassen is een gebied van krap 2000 ha met ruim 3900 dieren: hooglanders, konikpaarden en edelherten. Ik vraag de heer Polderman of dat perfecte plaatje van draagkracht van Natuurmonumenten voor zijn gevoel ook geldt voor de Oostvaardersplassen of dat de verhoudingen daar toch wel iets anders zijn.

De heer Polderman (SP):

Nee, het is altijd heel verstandig om per gebied te bekijken wat de draagkracht is, hoe groot het gebied is en wat het aankan. Wij zijn het erover eens dat je naar het principe van de draagkracht moet kijken. Wij zijn niet principieel tegen bijvoederen, maar wij zijn tegen het onnodig laten lijden van dieren. Als dat aan de orde is, op de Oost-Veluwe, in de Oostvaardersplassen of waar ook in Nederland, dan hebben wij de plicht om goed voor de dieren te zorgen. Wij moeten echter ook reëel zijn: bij het leven hoort doodgaan, vooral van de zwakke dieren. In de winter gaan nu eenmaal dieren dood, dat hoort bij het leven. Het zou naïef zijn om te zeggen dat in Nederland geen enkel dier dood mag gaan. Dan kunnen wij beter kunstdieren neerzetten. Daar ben ik niet voor.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

De heer Polderman zegt dus dat draagkracht heel belangrijk is. Als de draagkracht in het gebied goed geregeld is, zoals Natuurmonumenten dat heeft gedaan, dan hoef je eigenlijk niet bij te voeren. Erkent de heer Polderman dat? Dat plaatje zou voor de Oostvaardersplassen moeten gelden. Als het draagkrachtprincipe goed gehanteerd wordt, is bijvoeren niet nodig.

De heer Polderman (SP):

Precies. Dat is onze opvatting.

De heer Ormel (CDA):

Ik hoor hoopvolle geluiden van de SP-fractie. De heer Polderman zegt dat alle natuur in Nederland cultuur is. Hij zegt ook dat wij onnodig lijden moeten voorkomen. Voor een herkauwer – wij praten over grote grazers, dat zijn herkauwers – is een langzame hongerdood een zeer pijnlijke situatie die wel zes tot zeven weken kan duren. Vindt de heer Polderman dat zinvol? Leven en dood horen bij de natuur, dat ben ik helemaal met hem eens, maar een langzame hongerdood sterven komt ook in de natuur ver bij ons vandaan zelden voor. Daar gaan dieren dood door breuken, door krokodillen en leeuwen, de predatoren die hij noemt. Een langzame hongerdood is niet alleen voor een mens een heel nare dood, maar ook voor een rund, een paard of een edelhert. Bespeur ik bij de heer Polderman de gedachte dat wij daarin toch een zorgplicht hebben en dat wij daar iets aan moeten doen? Is hij voorstander van een zorgplicht voor de dieren in de Oostvaardersplassen?

De heer Polderman (SP):

Volgens mij heb ik dat al gezegd. Wij moeten dieren niet onnodig laten lijden. Als in de Oostvaardersplassen op grote of onacceptabele schaal – over die grens kun je discussiëren – de hongerdood dreigt voor een aanzienlijk aantal dieren, terwijl dit binnen het natuurlijk evenwicht van zo'n kudde in een normale situatie onacceptabel zou zijn, dan zijn wij er voorstander van om bij te voederen. Maar niet eerder. Van Staatsbosbeheer heb ik nog geen signalen over een dergelijke situatie gekregen. Ik heb het idee dat men het goed monitort. Ik vind ook dat dit moet, dat is in ieder geval een eis. Ik hoop dat de minister dat kan bevestigen. Ik vind dat wij dat moeten doen, zodat wij onnodig lijden kunnen voorkomen.

De heer Ormel (CDA):

Vindt u, met het oog op de zorgplicht, dat de grote grazers, waar ook in Nederland, gehouden dieren zijn volgens de in de wet vastgestelde norm?

De heer Polderman (SP):

Nee, ik denk niet dat zij onder de definitie van gehouden dieren vallen. Het zijn naar mijn idee verwilderde dieren of wilde dieren. Dat neemt niet weg dat wij wel een verantwoordelijkheid voor hen hebben. Ik ben begonnen uit te leggen dat volgens mij in heel Nederland sprake is van uitsluitend cultuurland en dat daaruit volgt dat wij een zorgplicht hebben. Naar mijn idee betreft het dus geen gehouden dieren in de Oostvaardersplassen.

De heer Ormel (CDA):

De heer Polderman vindt een koe in de wei dus een gehouden dier, maar een koe in de Oostvaardersplassen achter een afrastering niet?

De heer Polderman (SP):

Ja. Ik geef toe dat het onderscheid discutabel is, dat ben ik absoluut met de heer Ormel eens, maar je moet ergens onderscheid maken in deze wereld. Gemakkelijk is het niet; ook dat ben ik onmiddellijk met de heer Ormel eens.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Na een vorstperiode is het inmiddels gebruikelijk dat we over de verhongerende grote grazers in de Oostvaardersplassen spreken. Wij spreken hier over gedomesticeerde runderen en paarden; wij spreken over uitgezette edelherten die zijn gefokt in Oost-Europa. De mening van de CDA-fractie, zowel die van de vorige CDA-fractie als die van de huidige CDA-fractie, is consistent en duidelijk: wij spreken hier van dieren die onder semi-natuurlijke omstandigheden worden gehouden en het aantal dieren moet in overeenstemming zijn met de oppervlakte van het gebied, waar zij niet uit kunnen. Vergroten van dit gebied zal leiden tot vermeerdering van het aantal dieren en dus tot een vergroting van het probleem, zij het een aantal winters verder.

De fracties die dit spoeddebat hebben aangevraagd, huilen krokodillentranen en doen voorstellen die in het licht van de naderende gemeenteraadsverkiezingen wellicht begrijpelijk zijn, maar geen structurele oplossing bieden voor de enorme aantasting van het dierenwelzijn die jaarlijks plaatsvindt in de Oostvaardersplassen. Als zij de motie van de fracties van het CDA, de VVD en de SGP van 9 juni 2009 hadden gesteund, was veel dierenleed voorkomen en hadden wij hier niet hoeven te staan, zo zeg ik tot de heren Graus en Polderman. Zij krijgen echter wederom een kans. Ik zal in tweede termijn een motie indienen waarmee ik de regering zal verzoeken om dit dieronvriendelijke experiment te beëindigen, waarin sommigen vol nostalgie proberen om een stukje Nederland dat in de vorige eeuw is gewonnen van de zee, te transformeren tot een soort Jurassic Park, wat mijnheer Polderman kennelijk wil.

De heer Polderman (SP):

Ik verbaas mij even, want de heer Ormel is kennelijk van mening dat ik dit spoeddebat heb aangevraagd, maar dat is absoluut niet aan de orde.

De heer Ormel (CDA):

Ik wilde zeggen dat de heer Polderman er ook net weer blijk van gaf het allemaal verschrikkelijk te vinden, maar dat hij het gewoon laat bestaan. Hij zegt dat er sprake is van cultuurlandschap en van dieren die je niet onnodig moet laten lijden, maar hij laat ze onnodig lijden. Hij zei net zelf dat hij in verwarring was. Ik wilde daar nog even op wijzen.

De heer Polderman (SP):

Van verwarring is geen sprake. Mijn stelling is "jede Konzequenz führt zum Teufel". Goethe zei dat ooit. Je moet dus gewoon met je verstand erbij blijven kijken. Ik ben dus niet in verwarring, maar zeg alleen dat je wel moet blijven kijken. Je moet dus niet consequent zeggen: voor ons is het een principezaak, bijvoederen never nooit niet. Dat is wat ik heb gezegd.

De heer Ormel (CDA):

Goethe zei ook: "In der Erschränkung zeigt sich der Meister." Dat zou ook moeten gelden voor de aantallen dieren daar.

De voorzitter:

Het is "Beschränkung".

De heer Ormel (CDA):

Entschuldigung!

De voorzitter:

Bitte!

De heer Waalkens (PvdA):

Over de historie het volgende. Consistentie is bij de CDA-fractie niet te bespeuren. Wij hebben op instigatie van de CDA-fractie het ICMO aan het werk gezet. Dat heeft aanbevelingen gedaan en conclusies getrokken, die de CDA-fractie heeft onderschreven. De CDA-fractie heeft zich neergelegd bij de consequenties en de conclusies van het ICMO, onder voorzitterschap van Dzsingisz Gabor. Hoe kan de heer Ormel volhouden dat er ook niet door hem krokodillentranen worden geplengd? Onzin! Wij hebben met elkaar afgesproken dat Staatsbosbeheer aan de hand van de aanbevelingen van de commissie het beheer van het zelfregulerend natuurgebied zou oppakken. Hoezo consistentie?

De heer Ormel (CDA):

De heer Waalkens weet dat de commissie-ICMO – zoals zij officieel heette – onder leiding van de heer Gabor, uiteindelijk is geïnstalleerd na een spoeddebat dat is aangevraagd door de CDA-fractie in 2005. Die commissie kwam met een uitkomst. Die uitkomst was: zoals het nu gaat, is het niet goed, we geven het voordeel van de twijfel, maar in ieder geval zal er sneller moeten worden overgegaan tot het doden van dieren, zodat de lijdensweg wat verkort wordt. Dat was de uitslag van het ICMO. Wij hebben ons daarbij neergelegd omdat er geen meerderheid was om het experiment te beëindigen. Wij zullen blijven proberen om daarvoor wel een meerderheid te verkrijgen. Als dat niet lukt, dan is onze hoop gericht op wat het ICMO zelf heeft gezegd, dat er na vijf jaar een evaluatie van dit experiment zou moeten plaatsvinden. Dat is dus volgend jaar. Maar goed, dat is weer een winter verder. Wij zijn wel degelijk consistent. Wij vinden dat dit experiment ten koste gaat van dierenwelzijn. Wij willen daarvan af, maar wij vinden daarvoor geen meerderheid. Wij vonden de oplossing van het ICMO een second best-oplossing die wij daarom hebben gesteund.

De heer Waalkens (PvdA):

Heeft de heer Ormel zich verzet tegen het accorderen van de richtlijn die nu door Staatsbosbeheer wordt ingevuld? Hij heeft zich niet verzet. Hij heeft zich daarbij neergelegd omdat daarvoor een meerderheid is en dat is een zwaktebod.

De heer Ormel (CDA):

Dat vind ik niet, ik noem dat realisme. Wij hebben ons bij voortduring verzet. De heer Waalkens heeft een half jaar geleden nog de kans gehad om een motie van het CDA te steunen waarin ik opriep tot preventieve aantalregulatie. Met andere woorden, ik riep op tot wat in de rest van de natuurgebieden in Nederland gebeurt: het draagvlak van al die andere gebieden wordt niet overschreden door enorme aantallen kuddes die zich in de zomerhabitat vol eten en in de winter daarna verhongeren. Wij hebben ons daartegen bij voortduring verzet.

Kennelijk mogen wij dieren laten doodhongeren als je het maar natuur noemt. Wij vragen ons echt af waar de zogenaamde diervriendelijke partijen blijven. Die komen slechts met symptoombestrijding: bijvoederen. Wij zijn geen voorstander van bijvoederen in structurele zin. Wat dat betreft zijn wij zeer verbaasd. Natuurmonumenten kondigde gisteren aan dat de kudde Schotse Hooglanders op de Veluwezoom worden bijgevoerd als die kudde onder de 50 vrouwelijke dieren komt. Is daar dan geen natuur? In andere gebieden, de Oostvaardersplassen, is bijvoeren uit den boze. Kan de minister aangeven hoe het kan dat op de Veluwezoom Natuurmonumenten voorbereidingen treft om bij te voederen, dat Staatsbosbeheer zegt dat de dieren in de Oostvaardersplassen in puike conditie verkeren en dat in de Kennemerduinen de in te grote aantallen aanwezige herten verhongeren?

Het is een rommeltje. Lokale natuurtsaars heersen over hun natuurgebied en bepalen tot hoe ver zij oernatuur gaan nabootsen. Boeren worden op de bon geslingerd als zij het wagen om in de winterperiode hun koeien in de wei te houden. Een boswachter wordt op de bon geslingerd als hij het niet meer kan aanzien en verhongerende herten een zak penen geeft. Dit allemaal dankzij de diervriendelijke meerderheid in dit parlement.

Ik ga afsluiten. De Oostvaardersplassen is een prachtig natuurgebied, waar zelfs een zeearend komt broeden. Wij zijn een warm voorstander van prachtige natuur, maar wij zijn van mening dat grote grazers achter een afrastering gehouden dieren zijn. Wij verzoeken de minister om het onderscheid tussen gehouden en niet-gehouden dieren uit de Leidraad Grote Grazers te halen en overwegen daarover in de tweede termijn een motie in te dienen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Als het CDA zich als dierenvriend presenteert, gaan in heel Nederland sirenes af. Bij mij gaan in elk geval alle alarmbellen rinkelen. Hier is iets anders aan de hand, want de echte oplossing voor het probleem is om de Oostvaardersplassen te verbinden met andere natuurgebieden. Zo creëer je robuuste natuurgebieden. Iedereen kan zien, zeker indachtig het onlangs gehouden spoeddebat met de premier over zijn briefwisseling met de Europese Commissie, dat de CDA-fractie dit eigenlijk opnieuw aangrijpt om het natuurbeschermingsbeleid te ondermijnen.

De heer Ormel (CDA):

Wat interessant toch. Voortdurend zijn er in Nederland alarmbellen aan het rinkelen, want als de heer Dibi over dieren gaat praten, die stadsjongen uit Amsterdam, dan gaan bij de echte dierenvrienden de alarmbellen rinkelen! De Oostvaardersplassen bestaan uit 3000 ha waar 3000 grote grazers voorkomen. Denkt de heer Dibi echt dat als je dat uitbreidt met twee keer 3000 extra hectares, waardoor voor Nederlandse omstandigheden een bijzonder groot natuurterrein ontstaat, je migratie van grote grazers in groten getal kunt creëren? Welnee, dat kan niet. Dat is alleen maar uitstel van executie.

De heer Dibi (GroenLinks):

Deze stadsjongen uit Amsterdam is geboren in het dorpje Vlissingen. Ik ben net zo Zeeuws als onze premier. Als wij nu gaan bijvoeren, wordt de populatie volgend jaar ontzettend groot. Alle deskundigen, nationaal en internationaal, zijn het erover eens dat je daardoor volgend jaar te maken hebt met nog veel meer dieren, die je dan misschien moet gaan afschieten. Ik begrijp dat het CDA, als liefhebber van jagen, dat misschien prettig vindt, maar dan staat u hier volgend jaar misschien weer een spoeddebat aan te vragen over een probleem dat u vandaag zelf hebt gecreëerd.

De heer Ormel (CDA):

Mijnheer, Dibi. Dit is een historisch moment: wij zijn het met elkaar eens. Allereerst wil ik u zeggen dat voor mij Vlissingen een behoorlijk grote stad is, maar u vindt het kennelijk een dorp.

De voorzitter:

U moet proberen allemaal via de voorzitter te gaan spreken. Die komt ook uit Amsterdam, trouwens.

De heer Ormel (CDA):

Maar sinds kort toch ook met sporen op de Veluwe?

De voorzitter:

Absoluut!

De heer Ormel (CDA):

Dat waardeer ik zozeer.

Mevrouw de voorzitter. De geachte afgevaardigde Dibi zegt dat het CDA voor bijvoederen is, maar dat heeft hij mij niet horen zeggen. Ik vind dat bijvoederen alleen in uiterste, uiterste nood moet gebeuren. Maar wij moeten het zien te voorkomen. Bijvoederen als structurele oplossing is geen oplossing. Waarom zou er bijgevoederd moeten worden? Omdat wij de aantallen niet reguleren. Wij spannen het paard achter de wagen met bijvoederen. De CDA-fractie is tegenstander van structureel bijvoederen. Alleen in een ernstige noodsituatie kan dit gebeuren, maar die moeten wij zien te voorkomen. Daarvoor vraag ik de steun van de heer Dibi, mevrouw de voorzitter.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Laat ik beginnen met een pluim uit te delen aan Natuurmonumenten, voor het mooie nieuwsbericht dat deze organisatie gisteren uitbracht: Natuurmonumenten voert kudde in kritieke toestand bij. Pas als de kudde onder de 50 vrouwelijke dieren komt, is Natuurmonumenten zich er heel erg van bewust dat men moet gaan bijvoeren. Waarom ga ik deze pluim uitdelen? Welnu, dat is met name omdat Natuurmonumenten heel goed kijkt naar de draagkracht van een gebied. Daarover ging ook mijn interventie met de heer Polderman. In een gebied van 5000 ha Veluwezoom leven 140 dieren. In het persbericht staat ook: er is een wezenlijk verschil met de Oostvaardersplassen. Daar leven bijna 4000 dieren op nog geen 2000 ha. Over intensieve veehouderij gesproken! De draagkracht van het gebied wordt daar fors overschreden.

Ik wil eigenlijk terug naar de fundamentele discussie die wij jaren geleden hebben gevoerd. Er is al verwezen naar het ICMO-advies. Dat is al gememoreerd, dus daar wil ik het nu even bij laten. Er is echter ook een RDA-advies uit 2005, waarin een aantal heel goede aanbevelingen stond. Ik ben dus heel benieuwd wat daar uiteindelijk mee is gebeurd, want het was een advies aan het toenmalige kabinet. Dat advies was heel erg gestoeld op draagkracht van het gebied. De VVD-fractie wenst naar de draagkracht van het gebied te kijken en daar het aantal dieren op af te stemmen. Dan hoeven wij het ook niet meer te hebben over hongerdood in parken. Neen, dan hoeft er ook niet te worden bijgevoerd, want dan hebben wij een heel goede balans, zoals ook Natuurmonumenten dat in haar gebieden had.

Op vragen die wij hebben gesteld over de Kennemerduinen geeft de minister aan dat zij weet dat de damherten regelmatig op zoek gaan naar voedsel, ook toen er nog geen sneeuw lag. Zij sprongen zij dus ook overal over het hek. In een antwoord zegt de minister dat zij het wel heel kwalijk vindt dat de dieren eruit springen, want dat levert schade en gevaar op voor het verkeer. Maar nee, bijvoeren mag niet, want – zegt de minister – ze zijn eigenlijk in heel goede conditie en ze hebben voldoende voedsel, want dat is aanwezig. Mijn fractie begrijpt helemaal niets van deze antwoorden, die haaks op elkaar staan. Of je zegt dat er voldoende voedsel is, dan kunnen de beesten binnen de hekken blijven en hoeven ze niet op zoek naar voedsel; of je constateert dat we het hier over een afgesloten gebied hebben waar veel te veel beesten lopen. Dan gaan we daarop ingrijpen, of in ieder geval eventueel bijvoeren. Dat deed deze ene oud-boswachter, maar hij werd helaas beboet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben altijd heel erg blij als er vanuit de VVD-fractie bezorgdheid klinkt over het welzijn van dieren. Bij nadere beschouwing blijkt dat toch altijd een grote teleurstelling. Ik vraag mij af waar de VVD-fractie nu voor pleit. Bijvoederen? Dat hebben we uitgebreid in de media mogen vernemen. De PVV-fractie, die dit debat heeft aangevraagd, lijkt dan te willen dat wij uit de Oostvaardersplassen een soort dierentuin maken. Ik weet niet helemaal hoe het zit met haar standpunt over de jacht, maar van de VVD-fractie weet ik dat zij de plezierjacht niet als moreel verwerpelijk afschrijft. Dus wat wilt u nou met dit gebied, mevrouw Snijder-Hazelhoff? Wilt u er een kermistent van maken met prijsschieten van een te grote populatie?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Als u mij goed beluisterd hebt en als u goed naar de draagkracht van het gebied kijkt, dan weet u ongeveer hoeveel beesten daar kunnen lopen en hoeveel beesten daar voldoende voedsel kunnen vinden. Dan gaan ze niet dood en dan hoef je ze voorlopig niet te bejagen. Als je een goede draagkracht hebt, dan moet je ook goed beheren. Dat hoort u mij zeggen. Dan hoef je niet bij te voeren en dan gaan ze niet een verschrikkelijke dood tegemoet. Wat u doet en wat u misschien wel wilt, is bijvoeren met alle risico's van te grote populaties van dien, en anders wachten tot ze bijna dood zijn en ze dan doodschieten. Wat is dan beter?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Helemaal tot slot: ik zal in mijn bijdrage uiteenzetten dat wij niet voor bijvoeren zijn, maar wij zijn ook zeker niet voor het afschieten van dieren in de bloei van hun leven. Dat is het geluid wat wij in de VVD-fractie kennen, dus ik begrijp uw verhaal hier gewoon niet.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ja, maar wat wilt u dan? U zult wel moeten kiezen. Je moet óf de populatie wat kleiner maken, zodat er voldoende voedsel is, óf je zult moeten bijvoeren want anders gaan ze dood. Wij zullen het straks horen.

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. Het principe van die draagkracht spreekt mij aan. Daar hadden we het net ook al over. Mag ik daaruit nu concluderen dat de VVD-fractie hiermee zegt: wij zijn voorstander van die robuuste verbindingszones, zodat de draagkracht in die gebieden geoptimaliseerd wordt? We hebben het daar vaker over gehad, maar u bent tot nu toe altijd sceptisch geweest over die verbindingszones. Mag ik uit dit debat concluderen dat u daar nu een warm voorstander van bent?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Nee, dat kunt u niet zomaar concluderen. Die verbindingszones zijn er natuurlijk in alle gradaties en wij zijn voor redelijk wat verbindingszones, maar u ziet de VVD-fractie niet zo ver gaan dat zij de oplossing wil zoeken in een verbindingszone waarmee we 5000 heckrunderen in de Oostvaardersplassen zouden kunnen hebben. Zelfs als we daar 1000 ha aan toevoegen – en dat is nogal wat – klinkt het allemaal prachtig, maar op een bepaald moment komen ze het Veluwemeer tegen en ik kan u zeggen dat die heckrunderen daar helemaal niet door gaan en de konikpaarden ook niet. Dan hebben we echt een groot probleem en dan zitten we weer met precies hetzelfde verhaal als waar we nu mee zitten in de Oostvaardersplassen. We moeten ons realiseren – u zei dat eigenlijk ook al – dat we de natuur hier wel voor een groot deel met mensenhanden hebben gemaakt. Daar hebben we een verantwoordelijkheid voor.

De heer Polderman (SP):

Een van de dingen die we ook gedaan hebben, is die versnippering. Die moeten we herstellen als we het over het beheer van de natuur hebben. Ik vind het jammer dat u niet meegaat in mijn pleidooi om die robuuste verbindingszones met gezwinde spoed aan te pakken. Dat klopt niet helemaal met uw standpunt over het optimaliseren van die draagkracht.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

U hoort mij dat niet zeggen over verbindingszones in alle facetten, maar de robuuste zone vind ik als je het hebt over heckrunderen en konikpaarden niet dé oplossing.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik heb een bijdrage gelezen van Natuurmonumenten over het punt van bijvoederen van wilde grazers. Zij zeggen in hun bijdrage die ik gezien heb: bijvoederen heeft een negatieve invloed op het gedrag van wilde populatiegrazers. Natuurmonumenten geeft vervolgens een hele onderbouwing om dat niet te doen. U wilt het onderscheid tussen gehouden dieren en niet gehouden dieren opheffen. U wilt het onderscheid tussen zelfregulerende natuurgebieden en gewone natuurgebieden opheffen. Als u Natuurmonumenten een compliment geeft en voorleest uit de stukken, zoals u hebt gedaan, vind ik dat u ook naar de bijdrage van Natuurmonumenten naar de letter moet lezen. Daarin staat heel nadrukkelijk dat bijvoederen een negatieve invloed heeft. Daar wordt een hele argumentatie bij geleverd. De reproductieve krachten van de beesten worden opgevoerd, er komen nog meer beesten bij, er ontstaat onrust in de veestapel en alles wat daarmee annex komt. Hoe reageert u daar dan op?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Maar in de kop en het begin van het persbericht staat dat Natuurmonumenten als de populatie beneden een bepaald aantal komt, gaat bijvoeren. Daar zijn zeker opmerkingen bij de plaatsen, bij wat zij heeft geschreven. Natuurmonumenten heeft wel een perfecte afstemming waardoor er eigenlijk helemaal niet bijgevoerd hoeft te worden. Wij hebben dat ook op filmbeelden kunnen zien. Zij kijkt veel meer naar de draagkracht van het gebied. Dat spreekt ook uit het persbericht van Natuurmonumenten dat ik voor mij heb.

De heer Waalkens (PvdA):

Dat de VVD-fractie alleen maar op koppen koerst, lijkt mij voor een inhoudelijk debat niet juist.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Daar maak ik bezwaar tegen. Ik ga echt niet op koppen af. Het staat gewoon in het bericht, dat Natuurmonumenten de kudde Schotse Hooglanders in de Veluwezoom gaat bijvoeren als het aantal vrouwelijke dieren onder de 50 komt. Ik citeer gewoon letterlijk uit het persbericht.

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Hartverwarmend, al die bezorgdheid over dierenwelzijn in deze Kamer. Laten we hopen dat die zich doorzet naar dossiers waarin miljoenen dieren het jaar rond staan te lijden. Ik noem maar even de bio-industrie, die door de heer Graus met zijn PVV-fractie geen strobreed in de weg wordt gelegd.

De bezorgdheid over wilde dieren in natuurgebieden is goed te begrijpen in deze winterse tijden. Zoals bekend maakt de PvdD zich voortdurend zorgen over de wilde fauna in Nederland, omdat die dieren aan alle kanten worden bedreigd door menselijk ingrijpen. Ik noem maar even de jachtgeweren, zoals zo vaak door de fracties van de VVD en het CDA bepleit onder de eufemistische noemer "beheer". Dat is gewoon plezierjacht, beste mensen.

Mijn fractie vindt dat je in het wild levende dieren zo veel mogelijk met rust moet laten. Als er situaties zijn waarin je je moet afvragen of je moet ingrijpen, moet je, zo vindt mijn fractie, heel scherp en eerlijk beoordelen of je bemoeienis, in dit geval bijvoeren, de dieren wel echt helpt. Ook goedbedoelde inmenging kan meer kwaad doen dan goed. Politici die gillen dat paarden, runderen en herten staan te creperen in een badkuip, hebben het gewoon niet begrepen.

Wat is hier nu aan de hand? Wij hebben wat van de winter mogen proeven de afgelopen weken, waardoor de dieren in de natuurgebieden in de sneeuw kwamen te staan. Veel mensen, en kennelijk ook een aantal van mijn collega's hier, denken dan dat die dieren geen eten meer hebben. Het tegendeel is waar. Door de sneeuwlaag blijft het gras mooi groen en de dieren kunnen daar prachtig bij als zij wat graven. Daarnaast blijkt uit monitoring door de terreinbeheerders dat er volop voedsel voor de dieren beschikbaar is in zowel de Oostvaardersplassen als de Kennemerduinen. De dieren verkeren in beide gebieden in een prima conditie.

Bijvoeren is dus niet nodig. Sterker nog, het is zelfs zeer onwenselijk. Aangezien deze kennis blijkbaar bij een aantal fracties ontbreekt, zal ik de nadelen even kort noemen. De dieren leven in kuddes met een rangorde. Daarin ontstaat een concurrentiestrijd als er wordt bijgevoerd. Het gevolg daarvan zal zijn dat de sterkere dieren nog meer eten krijgen en de zwakkere dieren vrijwel niets. Door de grote verstoring verspillen deze dieren wel extra energie, waardoor zij nog kwetsbaarder worden. Daarnaast wordt het natuurlijke mechanisme tussen vet en vruchtbaarheid verstoord, dat essentieel is voor de populatieomvang. Door het bijvoeren komen er meer jongen dan het gebied aankan, waardoor het probleem nog groter wordt.

De beheerders in beide gebieden, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten, controleren met een dierenarts de populatie zeer regelmatig waarbij ernstig verzwakte dieren na een oordeel van de dierenarts worden afgeschoten. In dat opzicht wordt de rol van de wolf vervuld, die de PvdD overigens graag zou zien terugkeren in Nederland. Hoe denkt de minister over dat vooruitzicht? Ik zie dat zij heel hard moet lachen.

Minister Verburg:

Ik wist dat dit zou komen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De wolf, wij zijn er erg voor.

In het wild levende dieren moeten dus zo veel mogelijk met rust worden gelaten zodat natuurlijke processen hun beloop kunnen hebben. Alleen zo worden de meest diervriendelijke condities gecreëerd voor de dieren in het gebied. Wij zijn niet de enigen die deze mening zijn toegedaan; vele deskundigen hebben wij hierover geraadpleegd. Dit staat voor ons als een paal boven water.

Uiteraard moeten natuurgebieden snel op elkaar worden aangesloten. Wat kan de minister zeggen over de verbinding van de Oostvaardersplassen met de Veluwe en de voortgang die daarmee wordt geboekt?

Ik zie dat mijn spreektijd bijna om is. Ik had nog het een en ander willen zeggen over andere punten. Laat ik in elk geval nog iets zeggen over de Kennemerduinen. Wij hebben begrepen dat dieren zich niet kunnen verwonden aan de hekken van Natuurmonumenten rondom dat gebied. Er is echter ook nog een particulier landgoed, een rijksmonument. De hekken daarvan bevatten spiesen waaraan de dieren zich wel kunnen verwonden. Wij hebben begrepen dat er tot nu toe geen mogelijkheden zijn voor ontheffing, om daarmee de hekken met spiesen aan te passen. Ik hoor graag van de minister wat zij daarbij kan betekenen. Op gespietste herten zit immers niemand te wachten.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. De gemoederen zijn de afgelopen tijd, en ook vorig jaar, hoog opgelopen bij het zien van de dieren in de besneeuwde gebieden die soms sterven van de honger. De gemoederen liepen ook op toen bekend werd dat een boswachter werd bekeurd omdat hij herten wilde bijvoeren. Ik begrijp heel goed dat mensen daardoor heel boos worden. Ik snap ook dat dit een emotioneel geladen debat is.

Toen ik dit debat voorbereidde, dacht ik: wat moet het rationele antwoord op de vraag zijn, of er moet worden bijgevoerd of niet moet worden bijgevoerd? Ik heb geen behoefte aan het emotionele antwoord, maar aan het rationele antwoord. Nee, geeft Natuurmonumenten als antwoord op deze vraag. Nee, zegt ook Staatsbosbeheer. Nee, staat in het rapport-Gabor uit 2006. Nee, zeggen heel veel andere organisaties. Alle deskundigen zijn het erover eens dat bijvoeren een te grote ingreep is in natuurlijke processen. Dieren gaan dood. Tijdens winterse omstandigheden gaan er soms meer dood dan anders. Dat is zielig. Het is een afschuwelijk gezicht om op tv bij National Geographic een jachtluipaard een antilope bij de keel te zien grijpen en te zien verorberen. Als ik dat zie, denk ik niet: laat ik het jachtluipaard gaan bijvoeren, zodat hij misschien niet meer op de antilope zal jagen. Het natuurlijke evenwicht van dit type ecosystemen moet in stand worden gehouden. Menselijk ingrijpen moet daarbij zo veel mogelijk worden vermeden.

De heer Ormel (CDA):

Ik kan begrijpen dat de heer Dibi het zielig vindt als een jachtluipaard een prooi pakt, want dat vindt iedereen. Ik begrijp echter niet dat hij dit vergelijkt met de langzame hongerdood van herkauwers die niet kunnen migreren. Onder natuurlijke omstandigheden zouden zij migreren. In de Serengeti gaan die dieren niet dood door de honger. Als zij daar dood gaan van de honger, is dat absoluut een uitzondering. De dieren daar gaan dood omdat ze een poot breken, of omdat ze door een krokodil of een leeuw worden gepakt. Dat is het "normale" sterven in de natuur. Wat in de Oostvaardersplassen gebeurt, is niet natuurlijk. Dat kan de heer Dibi niet vergelijken met wat hij op tv bij National Geographic ziet. Wat in de Oostvaardersplassen gebeurt, tast het dierenwelzijn wezenlijk aan. Laat hem dat toch eens erkennen. Laat hem ruiterlijk toegeven dat hij de aantasting van het dierenwelzijn daar rustig wil laten voortbestaan. Hij kiest ervoor om de dieren daar lekker te laten verhongeren.

De heer Dibi (GroenLinks):

Het verschil tussen het CDA en GroenLinks op het punt van het dierenwelzijn is volgens mij voor iedereen duidelijk. Iedereen weet waar onze partijen staan. GroenLinks verdedigt het dierenwelzijn in allerlei situaties en veel consistenter, ongeacht het politieke debat of de politieke context. Ik reageerde niet op het inhoudelijke debat nu, maar op veel boze burgers die ik de afgelopen tijd heb horen roepen dat het verschrikkelijk is als dieren dood gaan. Dat is ook zo. Dat betekent echter niet automatisch dat je moet bijvoeren. De situatie in de Serengeti is anders dan in de Oostvaardersplassen in Nederland. Als de heer Ormel zegt dat de dieren daar moeten kunnen migreren, ben ik dat met hem eens. Het echte probleem bij deze jaarlijks terugkerende discussie is dat het hierbij gaat om een afgezonderd natuurgebied. De fractie van GroenLinks wil de Oostvaardersplassen verbinden met andere natuurgebieden, zodat de gebieden robuuster worden en de dieren beschutting en eten kunnen zoeken. Op die manier komen wij hopelijk van deze situatie af.

De heer Ormel (CDA):

Is dan de oplossing van de GroenLinks-fractie dat 1000 paarden in de winter van de Oostvaardersplassen naar oost Duitsland marcheren, dwars over wegen en door woongebieden heen? Dat is de situatie als hij het op schaal ziet met de Serengeti. Wat hij nu echter in stand laat, is niet: "tja, sterven hoort bij de natuur", maar een langzame marteldood voor heel veel dieren. Dát houdt hij in stand.

De heer Dibi (GroenLinks):

GroenLinks wil nu voortvarend aan de slag gaan met de ecologische hoofdstructuur, niet langer de Natura 2000-wetgeving ondermijnen en zo snel mogelijk de Oostvaardersplassen verbinden met andere natuurgebieden, zodat de dieren meer kunnen migreren.

De voorzitter:

Een zeer korte slotopmerking van de heer Ormel.

De heer Ormel (CDA):

Dat lost toch niets op, mijnheer Dibi? We hebben het over 2000 grote grazers. Als die met zijn allen migreren, keren ze nooit meer terug naar de Oostvaardersplassen. Ze blijven weg. Bovendien lost het niets op.

De voorzitter:

Dat argument heb ik vandaag al eerder gehoord.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik heb het ook eerder gehoord, voorzitter.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Dibi (GroenLinks):

De heer Ormel zegt dat hij tegen structureel bijvoeren is. Maar als hij incidenteel, deze keer, bijvoert, zal het CDA gedwongen worden om elk volgend jaar bij te voeren. Hij zegt dus wel dat hij tegen structureel bijvoeren is, maar als hij gaat doen wat hij vandaag bepleit, gaan we 2010, 2011, 2012 gewoon bijvoeren. Dan hebben we het ecosysteem verstoord en dat lijkt me niet nuttig.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Dibi (GroenLinks):

GroenLinks wil dit natuurgebied, dat nog in ontwikkeling is, dat geef ik toe, die ontwikkeling ook laten meemaken.

Voorzitter. Wat echt zielig is, is bijvoeren. Als je dieren bijvoert, sterven ze namelijk niet van de honger, maar wordt hun bioritme zodanig verstoord dat er het hele jaar door jongen worden geboren. Hoe denken de PVV, het CDA, de VVD – ik dacht de SP ook, omdat ze dat in de Telegraaf riepen, maar inmiddels zijn ze gedraaid – vervolgens de uitdijende populaties in bedwang te houden? Door het afschieten van dieren? De jacht is in ieder geval geen liefhebberij van GroenLinks.

Tot slot. Voor dieren is het goed om voldoende trekmogelijkheden te hebben zodat ze op meerdere plekken beschutting kunnen zoeken. De grote, aaneengesloten natuurgebieden in het netwerk van de ecologische hoofdstructuur zijn daarom hard nodig. Dat wil ik nogmaals benadrukken. Wat dat betreft is het goed dat de motie van het CDA om de rijksbijdrage voor het Oostvaarderswold te schrappen het niet heeft gehaald. Ik hoop dat alle pogingen om de totstandbrenging van de robuuste natuurgebieden te ondermijnen zullen stranden, ook vandaag weer.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. We kunnen de agendering van een debat over de Oostvaardersplassen bijna een-op-een laten lopen met het weeralarm. Daarover is ook veel te doen. Als de eerste sneeuwvlokken vliegen, hangt dit debat alweer in de lucht.

Alle complimenten aan de beheerders van zelfregulerende natuurgebieden. We hebben die gebieden niet als experiment ingezet, maar om de biodiversiteit in dat gebied en alles wat daarbuiten zit te verstevigen. Met verstand, met gevoel en met compassie is de monitoring van de veestapel en van de dieren in de Oostvaardersplassen opgepakt.

Ik heb terecht het ICMO uit 2006 aangehaald. We hebben heel nadrukkelijk conclusies getrokken en naar de aanbevelingen gekeken. De enige aanbeveling waar ik problemen mee had, was aanbeveling acht, waarin stond dat de directeur van Staatsbosbeheer persoonlijk verantwoordelijk moest worden gesteld voor de implementatie van de aanbevelingen. Dat ging zelfs mij een beetje te ver. Ik vind het best dat je op sommige terreinen immuniteit kunt opheffen, maar ik vond dit een beetje te gek.

ICMO is ingesteld op verzoek van het CDA, dat zich nooit verzet heeft tegen het instellen van de Leidraad grote grazers. Het gaat over zelfregulerende natuurgebieden en niet-gehouden dieren. Daar hebben we geen zorgplicht voor, maar we hebben wel de verantwoordelijkheid om daar waar aan het einde van de winter de conditie van de dieren terugloopt, op een ordentelijke manier triage te doen en als kunstmatige predator de dieren eruit te halen. Zo hebben we het afgesproken en zo willen we het ook beoordelen. Of het nu vriest of niet, dat maakt voor ons niet zo veel uit. Bij het leven hoort ook de dood. Het zijn geen gehouden dieren. Er is geen zorgplicht en er is een verantwoordelijkheid voor triage. Over een tijdje wordt de leidraad geëvalueerd en die evaluatie zien wij met belangstelling tegemoet. Wij moeten ons niet laten verleiden tot een interpretatie van koppen uit publicaties van Natuurmonumenten. Natuurmomenten voert geen niet-gehouden dieren, zo is mij zojuist nog bevestigd. De ICT, in dit geval sms, staat werkelijk voor niets.

Voorzitter. Geen paniek. De verantwoordelijkheid ligt bij de betrokkenen. Complimenten voor alles wat er in dat kader gebeurt. Wij zijn een groot voorstander van de corridors. Wij willen stoppen met de versnippering en doorgaan met het beleid dat wij hebben ingezet.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Er zit een merkwaardig aspect aan dit debat. Ik zal dat uitleggen. In 2006 is als gevolg van een slepende discussie over de draagkracht en de natuurlijkheid van het gebied van de Oostvaardersplassen en de reikwijdte van de zorgplicht voor de grote grazers advies gevraagd aan een commissie onder voorzitterschap van de heer Gabor. Voor deze commissie werden zelfs internationale experts ingevlogen. De commissie achtte het gebied van de Oostvaardersplassen groot genoeg om een populatie grote grazers in stand te houden. De commissie adviseerde om geen aantalsregulatie toe te passen, in principe niet bij te voeren en alleen dieren die zo zwak zijn dat zij dood zullen gaan door afschot uit hun lijden te verlossen. Dat advies is door minister, Kamer en Staatsbosbeheer aanvaard en overgenomen.

Volgens mij is er nu geen sprake van uitzonderlijke sterfte die aanleiding zou geven om anders te handelen. Als de minister daar anders over denkt, hoor ik dat graag. Ook wil ik erop wijzen dat het advies van de commissie en de daarop gebaseerde beheerswijzen in 2011 zullen worden geëvalueerd. Mijn fractie kan zich voorstellen dat wij die evaluatie afwachten. Het zou wellicht een optie zijn om deze evaluatie in de tijd naar voren te halen. Graag hoor ik van de minister of er voldoende winterseizoenen zijn gepasseerd om een verantwoorde evaluatie uit te kunnen voeren. Dat was een spannend moment in de termijn voor evaluatie.

Bijvoeren zonder aantalsregulatie is in elk geval ecologisch onverantwoord. De grote grazers bouwen in de zomer reserves op en teren daar in de winter op in. Dat is de natuur. Als mijn informatie klopt, hebben de meeste grote grazers op dit moment een goede conditie en is met name de komende maand maart cruciaal omdat dan de reserves opraken en het voorjaar intreedt. Als er wordt bijgevoerd zal er onrust en ruzie ontstaan binnen de populaties en dat vergt energie die juist gespaard moet worden. Daarnaast worden door het bijvoeren natuurlijke stresssignalen onderdrukt, waardoor de voortplantingscyclus ook nog wordt beïnvloed. Dat leidt weer tot een grotere populatie, die de draagkracht van het gebied zal overstijgen. Zonder aantalsregulatie gaat het dus knellen. Op de korte termijn is bijvoeren misschien liefdadig – in de tuin rond mijn huis doen wij dat ook – maar op langere termijn is dat lang niet altijd verstandig en goed, zo hoor ik zeggen.

Hetzelfde geldt voor de Kennemerduinen. Ook hier is volgens mij geen sprake van uitzonderlijke sterfte. De herten daar zouden ook nog voldoende vetreserves hebben. Als mijn informatie klopt, is het type hekwerk in een deel van het gebied wel een probleem waarvoor een oplossing gevonden moet worden.

Mijn fractie zou dit het liefst aan deskundigen overlaten omdat wij hier vanuit de Kamerbankjes de zaak niet echt goed kunnen beoordelen. Er zijn gelukkig voldoende deskundigen bij Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten enzovoort, die zich met deze problematiek kunnen bezighouden.

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik bedank de Kamer voor de inbreng in eerste termijn. Het is goed dat verschillende Kamerleden hebben onderstreept dat de Oostvaardersplassen een uniek natuurgebied is in Nederland. Het is een van de grootste aaneengesloten moerasgebieden van West-Europa en een belangrijk gebied voor de opvang van op Europees niveau zeldzame, overwinterende vogels of broedvogels. Grote grazers, zoals edelherten, heckrunderen en konikpaarden, spelen een sleutelrol in het beheer van het landschap van de Oostvaardersplassen. Uitgangspunt voor het huidige beheer is dat zo weinig mogelijk door mensen wordt ingegrepen om een zo'n natuurlijk mogelijk ecosysteem te laten ontstaan en functioneren. Door de begrazing en betreding van begroeiing door genoemde grazers komen er immers allerlei planten en dieren in het gebied en behoudt het gebied zijn open karakter.

Verschillenden hebben het al gezegd: sinds 2007 is het beheer van de Oostvaardersplassen gebaseerd op het advies van het International Committee on the Management of large herbivores in the Oostvaardersplassen (ICMO). Dat committee concludeerde, overigens na een aantal debatten in de Kamer, in 2006 dat rekening houdend met de oppervlakte van het gebied een stabiel en qua dierenwelzijn verantwoord ecosysteem met grote grazers realiseerbaar was in de Oostvaardersplassen. Onder anderen de heren Waalkens en Van der Vlies refereerden daaraan. De kern van het advies en dus ook van de huidige beheerpraktijk is het voeren van een reactief beleid. Dat betekent dat alleen wordt ingegrepen om onnodig lijden te voorkomen. Dieren die zo verzwakt zijn dat ze geen kans meer hebben op herstel, omdat ze gewond, ziek of vermagerd zijn, worden afgeschoten zodat ze niet verhongeren. Dat gebeurt zorgvuldig, volgens een protocol. Zo wordt het lijden van dieren zo veel mogelijk voorkomen en het dierenwelzijn geborgd.

Het committee heeft zich ook nadrukkelijk uitgelaten over bijvoeren. Ik ben het zeer eens met wat de leden Waalkens, Ouwehand, Dibi en Van der Vlies daarover hebben opgemerkt. Het committee zegt inderdaad dat bijvoeren in extreme situaties, zoals in een periode van extreme kou of wanneer de omstandigheden voor de dieren al slecht zijn, nauwelijks een positief effect heeft op het welzijn van dieren. Sterker, zoals is gememoreerd door dezelfde sprekers verstoort het de natuurlijke dynamiek.

Ten eerste geldt voor dieren die in kuddes leven, dat het natuurlijke kuddegedrag ervoor zorgt dat de sterke dieren het eten wegkapen en de zwakkere dieren, die oud of ziek zijn, niet aan bod komen. Bovendien ontstaat er dan sociale onrust, met stress, ruzies en gevechten in de kudde. Ten tweede verstoort het bijvoeren het natuurlijke afweermechanisme tegen kou. In periodes van laag voedselaanbod daalt de behoefte aan voedsel en de activiteit van dieren. Door bij te voeren doorbreken wij precies dat natuurlijke proces. Ook de heer Polderman wees daarop. Een ander natuurlijk afweermechanisme is dat jongen in de natuur in het voorjaar worden geboren. Dat is gunstig voor het jong en de moeder omdat er dan veel voedsel is. Een van de consequenties van bijvoeren is dat dieren het hele jaar door jongen werpen ook terwijl de omstandigheden dat eigenlijk niet toelaten. De heer Van der Vlies maakte daar een opmerking over. Ten derde leidt bijvoeren inderdaad tot een vicieuze cirkel. Door nu meer dieren in leven te houden worden volgend jaar meer jongen geboren die op hun beurt ook weer moeten worden bijgevoerd. Zo ontstaan kuddes die de draagkracht van het gebied ver overstijgen. Dat leidt onvermijdelijk tot aantalsregulatie, dus het afschot van gezonde dieren.

Destijds is tussen mijn voorganger en de Kamer afgesproken dat het advies van het ICMO zou worden toegepast en dat in 2011 zou worden geëvalueerd. Er hebben zich tot nu toe geen situaties voorgedaan die in het advies van het ICMO niet waren voorzien, zo zeg ik ook tegen de heer Van der Vlies. Er zijn geen nieuwe feiten die aanleiding geven om op dit moment over te gaan tot heroverweging. Ik acht het dan ook verstandig om de evaluatie volgend jaar te laten plaatsvinden.

Er is een aantal vragen gesteld. Ik begin bij de vragen van de heer Graus over de boswachter. In de Kennemerduinen is inderdaad een oud-boswachter van Natuurmonumenten door een ambtenaar geverbaliseerd voor het excessief bijvoeren van damherten. Toen ik het artikel in een ochtendblad las, dacht ik: hè, is dit nu nodig; wat is er mis mee als iemand gewoon een zakje wortelen daarheen brengt? Maar het gaat niet om een kleine hoeveelheid, het gaat om een heel behoorlijke hoeveelheid. Bij zijn opslag werd nog 500 kg suikerbieten en een groot aantal grote zakken wortelen aangetroffen. Dan overschrijd je natuurlijk een grens. Volgens artikel 74a van de Flora- en faunawet is het bijvoederen verboden. De damherten in de Kennemerduinen – de heer Van der Vlies heeft het terecht opgemerkt – zijn in goede staat. Er is nog voldoende voedsel in het gebied aanwezig.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Wat zou deze minister zeggen als die boswachter tien meter buiten het hek had gewoond en daar ook heerlijke zakken wortelen had laten liggen? Deze vrouw achter deze microfoon heeft heel perfecte bossen in haar tuin, bossen waar herten op afkomen als ze honger hebben. Die boswachter woont toevallig tien meter buiten dat hek. Wat had deze minister dan gedaan? Die herten hadden honger.

Minister Verburg:

Ik begrijp eerlijk gezegd die vraag niet. Ik heb net gezegd dat er voldoende voedsel is in het gebied en dat het hierbij niet om kleine hoeveelheden bijvoederen gaat, maar dat de boswachter klaarblijkelijk – volgens het proces-verbaal of volgens de informatie – nog heel wat voorraad had. Het verstoort de balans, zoals ik zojuist heb gezegd naar aanleiding van het ICMO-advies. Dit is dus niet wenselijk.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Maar in de beantwoording hebt u heel nadrukkelijk gezegd dat de dieren, de herten, op zoek gingen naar voedsel buiten de hekken. Dat hebt u geantwoord op een van mijn vragen in de schriftelijke vragen.

Minister Verburg:

Ja. Dat doen ze altijd, of er nu veel of weinig voedsel is. U hebt het zelf in uw bijdrage gezegd. Niet alleen in de winter springen de herten over een hek, dat wil in de zomer ook nog weleens gebeuren. Het zijn dieren die wild gehouden worden. Ze zijn niet afgericht. Als ze denken: wij springen eens over dat hek; dan springen ze over dat hek. Vraagt u het maar na in de omgeving en vraagt u het maar na in Amsterdam. Daar komen de damherten uit dat gebied ook op de A10 en soms staan ze zelfs op de Dam. Ze kijken niet of het winter is, of het vriest of niet vriest.

Voorzitter. De heren Graus en Dibi en mevrouw Ouwehand hebben vragen gesteld over een gewond hert waarbij de verwondingen veroorzaakt zouden zijn door hekken. Feit is dat rond de Kennemerduinen hekken zijn geplaatst. Die hekken zijn goed aangepast, maar er is één uitzondering: een hek dat eigendom is van een particulier. Met die particulier wordt nu gesproken over de aanpassing daarvan. Ik wacht dat eventjes af. Ik kan mij zomaar voorstellen dat een eigenaar van zo'n particulier bezit, als het enigszins mogelijk is, er ook best een bijdrage aan wil leveren om het betreffende hek dierveilig te maken.

De heer Graus heeft gevraagd of ik het proces-verbaal bij het Openbaar Ministerie wil laten seponeren. Dat kan ik niet en daar wil ik mij ook niet in mengen. Dat is echt een zaak van het Openbaar Ministerie.

De heer Graus meldt dat er vorig jaar meer dan 1000 dieren zijn gestorven. Wij hebben het bijgehouden en wij houden het ook heel behoorlijk bij. Vorig jaar zijn in de periode van 1 januari tot 1 mei 941 dieren gestorven. Deels zijn ze een natuurlijke dood gestorven, deels zijn ze geschoten. Dit is 23% van de totale populatie. Volgens het ICMO is 30% normaal en is eventueel sprake van pieken.

De heer Ormel heeft vervolgens opgemerkt dat deze dieren in het gebied, in de Oostvaardersplassen, een langzame hongerdood zouden sterven. Dat is niet het geval. Op advies van het ICMO wordt geprobeerd om 90% van de terminaal verzwakte dieren af te schieten. Dat percentage wordt gehaald en daarmee wordt ook zorgvuldig invulling gegeven aan de zorgplicht.

Mevrouw Snijder begon met het geven van een compliment aan de vereniging Natuurmonumenten. Het is prachtig als zij haar een compliment geeft. Maar de wijze van beheer bij Natuurmonumenten is gebaseerd op dezelfde wetgeving als op basis waarvan ook Staatsbosbeheer natuur beheert. Er zijn sterke overeenkomsten.

Ik zeg daarover nog iets, omdat de heer Ormel het gehad heeft over de dierendichtheid en over preventieve aantalsregulatie. Hij heeft een vergelijking gemaakt tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwezoom. Het is inderdaad zo dat er in het gebied van de Oostvaardersplassen meer dieren lopen per 1000 ha. Er zijn daar ongeveer 600 dieren per 1000 ha. Op de Veluwezoom zijn er 28 dieren per 1000 ha. Dat klopt. Daarin heeft hij gelijk. Het heeft echter te maken met de grond. Dat hebben wij ook door het ICMO laten beoordelen. Wat dat betreft heeft het ICMO geweldig werk geleverd naar aanleiding van de discussies in de Kamer. De dichtheden zijn volgens het ICMO passend. Bij de Veluwezoom is sprake van arme grond, terwijl er bij de Oostvaardersplassen sprake is van rijke grond en eiwitrijk gras.

De heer Ormel heeft een pleidooi gehouden om het onderscheid tussen gehouden dieren en niet-gehouden dieren uit de Leidraad Grote Grazers te halen. Hij vroeg of ik daartoe bereid ben. Daartoe ben ik niet zomaar bereid, want de dieren in de Oostvaardersplassen zijn geen gehouden dieren. De dieren in deze gebieden houden zichzelf in stand. Er zijn geen mensen die de feitelijke macht over de dieren hebben. Het maakt daarbij niet uit dat de dieren zich bevinden op een terrein van Staatsbosbeheer of n'importe quoi welke natuurterreinbeherende organisatie ook en dat zij dit gebied niet kunnen verlaten. Die visie is overigens ook bevestigd door het gerechtshof in Den Haag in een procedure over het bijvoeren van dieren in de Oostvaardersplassen.

Mevrouw Snijder heeft gevraagd wat er is gebeurd met het advies van het ICMO over de draagkracht van het gebied. Wij volgen dat ICMO-advies. Volgens het ICMO-advies komen de huidige aantallen niet uit boven de draagkracht van de Oostvaardersplassen. Het gaat hierbij immers, zoals ik eerder heb gezegd, om rijke grond en een eiwitrijke voedselvoorraad.

Ik kom nog terug op het punt van de heer Ormel waarover ook mevrouw Snijder iets heeft gezegd. Er werd gevraagd waarom Natuurmonumenten bijvoert en Staatsbosbeheer niet en waarom dit in de Kennemerduinen blijkbaar niet officieel gebeurt, maar dat particulieren dit doen. Mevrouw Snijder had een kleine gedachtewisseling met de heer Waalkens en de heer Polderman over het lezen van het persbericht. Ik heb het persbericht van Natuurmonumenten ook onder ogen gehad. Daarin staat dus niet – voor zover ik het in dit tempo heb kunnen lezen – dat Natuurmonumenten bijvoert. Dat betekent dat Natuurmonumenten dat niet doet en een en ander dus ook beoordeelt. Dat moeten wij heel scherp in de gaten houden. Natuurmonumenten wil dat wel doen, maar Staatsbosbeheer heeft daarin natuurlijk ook een lijn. Daarnaar is niet eens gevraagd. Wat dat betreft, is het wel belangrijk dat wij hier de gedachtewisseling zorgvuldig voeren. Die lijn van Staatsbosbeheer is ook weer conform het advies van het ICMO. Op het moment dat het sterftepercentage ver boven de 30 komt, rekening houdend met het de stelling van het ICMO dat een uitschieter naar boven wel eens kan voorkomen, kan er ook bijgevoerd worden.

Als ook de sterke dieren ernstig verzwakt raken, kan zonder de uitgangspunten van het beheer in gevaar te brengen bekeken worden of er bijgevoerd kan worden. Dat heeft te maken met het voortzetten van een populatie. Dat is te vergelijken met wat in het persbericht van Natuurmonumenten staat over die verzwakte vrouwelijke dieren. Dat is precies waar het om moet gaan: je houdt het in de gaten, maar je laat de natuur zo veel mogelijk haar werk doen. Anders moet je er niet voor kiezen om natuurgebieden te hebben en te houden.

Mevrouw Snijder heeft nog iets gezegd over de beantwoording. Zij vroeg of er wel voldoende voedsel aanwezig is in de Kennemerduinen. Ik kan het voluit zeggen en ik zeg het hier nog maar een keer, mevrouw Snijder: ja, er is voldoende voedsel in de Kennemerduinen.

Mevrouw Ouwehand spreekt over de hekken van Natuurmomenten. Daarop heb ik een antwoord gegeven. Overigens kan ik mij voor een goed deel vinden in de lijn van haar betoog. Dat geldt ook voor het betoog van de heer Dibi.

De heer Dibi en mevrouw Ouwehand vragen hoe het staat met de robuuste verbinding van het Oostvaarderswold naar de Veluwe. Dat proces loopt, maar het is bekend dat in ons mooie land procedures soms wel eens erg lang kunnen duren. In september 2009 is de structuurvisie vastgesteld door provinciale staten. De grondverwerving ligt op stoom en de provincie maakt de inschatting dat medio 2010 ongeveer de helft van de benodigde grond in handen zal zijn van de overheden. Zodra de verbinding er is, wordt die op termijn ook opengesteld voor de konikpaarden, de heckrunderen en de edelherten. Dan is de verbinding er dus.

Ten slotte heb ik nog een opmerking voor de heer Van der Vlies. Ik ben het volstrekt eens met de lijn van zijn betoog. Er is geen sprake van een uitzonderlijke sterfte en er is dus geen aanleiding tot extra handelen. De aandacht is er en het beheer is er natuurlijk ook. Ik heb aangegeven hoe dat gebeurt. Het wordt zorgvuldig bijgehouden en er is op dit moment geen aanleiding om daar in te grijpen.

De laatste opmerking van de heer Van der Vlies is mij uit het hart gegrepen. Laten wij alsjeblieft afgaan op de rapportages van deskundigen en hun adviezen en niet ieder jaar opnieuw vanuit de Kamerbankjes proberen om een nieuwe lijn uit te zetten. Ik kan mij daar zeer in vinden.

Dat zijn mijn antwoorden op de vragen die mij in eerste termijn zijn gesteld.

De heer Graus (PVV):

De minister beroept zich op de deskundigen, terwijl zij mij vaker gelijk heeft gegeven in tegenstelling tot haar deskundigen, waaronder die van Staatsbosbeheer. Ik heb bijvoorbeeld gezegd dat de vogels zouden wegtrekken en dat is gebeurd. Als de hoefdieren vleugels hadden, zouden zij ook uit de Oostvaardersplassen vertrekken. Er is sprake van een massale vogeltrek uit de Oostvaardersplassen. Ik heb over de wilde zwijnen op de Veluwe het volgende tegen de minister gezegd: mevrouw de minister, al schiet u ze af tot er nog maar vijftig over zijn, het aantal ongevallen zal toenemen. Daarin heeft de minister mij ook gelijk moeten geven. Staatsbosbeheer geen gelijk, Graus wel. Ik heb gezegd dat je ze kunt schieten wat je wilt, zij zullen meer jongen werpen. Dat is ook het geval en daarin heb ik ook gelijk.

De minister zei tegen mij dat de deskundigen van Staatsbosbeheer hadden gezegd dat de herten op Terschelling herten niet te schieten waren. Zij zouden niet benaderbaar zijn met een verdovingsgeweer, maar het is wel gebeurd.

De voorzitter:

Mijnheer Graus, wat is uw vraag?

De heer Graus (PVV):

Ik draag een dierenarts aan die een hert heeft verdoofd op Terschelling! Waarom gelooft de minister mij nou niet, waarom gaat zij af op een paar geitenwollensokkentypes die zich baseren op Afrikaanse onderzoeken? Wij zijn hier in Nederland. De dieren kunnen geen kant uit.

Mijn vraagt luidt als volgt: ik wil echt dat de minister de dieren bijvoert, want ik stel haar ervoor aansprakelijk als er opnieuw meer dan 1000 dieren zullen sterven. Zij mag dat niet toelaten, want zij is de minister van dierenwelzijn. Kom op voor de dieren die verrekken van de honger. Alstublieft!

Minister Verburg:

Als in Nederland wordt besloten om dieren onder natuurlijke omstandigheden te houden, dan hoort daar ook een dergelijke vorm van beheer bij. Ik verwijs daarbij naar de opmerking van de heer Polderman dat in Nederland in feite alles in cultuur is gebracht, zelfs de natuur. Ik heb de heer Graus aangegeven dat de cijfers die hij gebruikt, niet helemaal kloppen. Er was namelijk vorig jaar geen sprake van 1000 dode dieren, maar van 941 dieren die zelf dood zijn gegaan of zijn geschoten.

De heer Graus (PVV):

Dat zijn maar 60 dieren verschil!

Minister Verburg:

Wij moeten daarover eerlijk zijn. Het heeft niet te maken met de reden die u noemt en daarom wil ik dat weerleggen. Ik gun u die 60 dieren, maar ik gun die 60 dieren het liefst ook een goed leven. Ik denk dat het argument ...

De voorzitter:

Minister Verburg, graag via de voorzitter spreken.

Minister Verburg:

Sorry, mevrouw de voorzitter. Doe ik het zelfs!

De voorzitter:

Dat is de emotie. Ik help.

Minister Verburg:

Ja, dat is de hitte van het debat.

Ik zeg tegen de heer Graus dat 941 dieren zijn overleden via de natuurlijke weg of via afschot. Ik denk dat daarbij sprake is van zorgvuldig beheer.

De voorzitter:

Is er bij de leden behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval.

Er geldt in tweede termijn een spreektijd van één minuut. Als de leden moties willen indienen, verzoek ik hen om daarmee te beginnen.

De heer Graus (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Ik zie me genoodzaakt om hierover nog heel veel debatten te gaan aanvragen, want ik heb te weinig tijd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, zorg te dragen dat (hoef)dieren in (af)gesloten gebieden als de Oostvaardersplassen worden bijgevoerd tijdens lang aanhoudende, strenge vorstperiodes, ter voorkoming van onnodig dierenleed,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 143(32123 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een 73-jarige oud-boswachter, Joop Doornbosch uit Driehuis, onlangs een bekeuring kreeg daar hij hongerige dieren bijvoerde tijdens een aanhoudende vorstperiode;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat het OM, belast met het bepalen van de hoogte van het boetebedrag, deze zaak seponeert;

verzoekt de regering voorts om deze dierenheld te belonen middels een onderscheiding van de Dierenbescherming,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 144(32123 XIV).

De heer Graus (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Dit beeld is gemaakt door Hans Bulder, een dierenobservant. Hij heeft dieren geobserveerd in de Oostvaardersplassen. Hij heeft dit beeld gemaakt naar aanleiding van wat er vorig jaar is gebeurd. Voor dit beeld is ieder in de Kamer verantwoordelijk, want dit gaat weer gebeuren. Ik was vroeg met dit spoeddebat, maar dit gaat weer gebeuren als we nu niet gaan bijvoeren. De minister zegt 940 en ik heb 1000 gezegd. Volgens mij zijn het er nog veel meer geweest, maar daar zullen we het nu maar niet over hebben. Jullie zijn allemaal verantwoordelijk voor dit beeld.

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. Deze keer is dit niet een frase die je altijd hoort uitspreken, maar meen ik het buitengewoon inhoudelijk, want ik ben het volmondig met de minister eens. Ik heb dan ook geen moties. Ik sta wel onder een motie die mevrouw Snijder zo gaat indienen, maar ik doe dat in de overtuiging dat de minister gaat zeggen dat deze een ondersteuning van het beleid is. Als dat niet zo zou zijn, ben ik benieuwd hoe het dan wel is.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. De richtingenstrijd tussen de dierenwelzijnspartijen en de zogenaamd diervriendelijke partijen is weer duidelijk in dit debat. Ik bedank de minister voor de beantwoording in eerste termijn, maar ik vind dat wij zorgvuldig moeten zijn. Zij spreekt over 600 dieren per 1000 ha in de Oostvaardersplassen. Is dat in combinatie met het water? De Oostvaardersplassen bestaan voor de helft uit water. Als we dat niet meetellen, worden het opeens 1200 dieren per 1000 ha en dat is toch wel behoorlijk veel.

Dan de sterfte. Volgens mijn informatie zijn er in 2009 2217 edelherten, 1159 konikpaarden en 546 heckrunderen gestorven. Dat staat wel een beetje in contrast met de cijfers die de minister noemt. Graag een reactie.

Wat betreft welzijn kan ik zeggen dat dood hoort bij de natuur. Sterven ook, maar het langzaam verhongeren is voor een herkauwer een uitermate pijnlijk proces. Daarom willen wij als CDA-fractie eigenlijk dat er preventieve aantalregulatie zal plaatsvinden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Dank aan de minister voor haar beantwoording in eerste termijn. Ik lees allereerst de motie voor over de draagkracht van afgebakende grote natuurgebieden.

De Snijder-HazelhoffKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de draagkracht ook in grote afgebakende natuurgebieden van belang is voor de omvang van de totale populatie;

overwegende dat in een strenge winterperiode onnodig dieren sterven;

verzoekt de regering, dat voor de toekomst in de bovengenoemde gebieden de populatie in evenwicht dient te zijn met de draagkracht van het gebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff, Ormel en Polderman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 145(32123 XIV).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Ik reageer even op wat de minister net zei. Waarom heb ik het voorbeeld genoemd van Natuurmonumenten en de Veluwezoom? De Veluwezoom is het enige gebied waarvan Natuurmonumenten zegt dat het niet-gehouden dieren zijn. Bij alle andere gebieden realiseert Natuurmonumenten de begrazing door gehouden dieren. Daarom heb ik ook de vergelijking gemaakt tussen de Veluwezoom en de Oostvaardersplassen. In de Veluwezoom heb je een heel ander plaatje omdat Natuurmonumenten zich steeds afvraagt hoeveel voedsel aanwezig is en hoe het met de draagkracht van het gebied is gesteld. Dat ziet de VVD-fractie absoluut niet terug in de interpretatie van Staatsbosbeheer.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb de tekst van de motie nog niet voor mij, maar ik hoorde het argument van de draagkracht en het verzoek aan de regering om ervoor te zorgen dat de populatie niet groter is dan het gebied aan kan. Dat spreekt de Partij voor de Dieren aan, maar ik wil graag weten of de VVD-fractie met deze motie de beheersjacht uitsluit.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik zie hoe Natuurmonumenten met één gebied omgaat, de Veluwezoom. De organisatie zorgt ervoor dat de populatie daar niet groeit en haalt er af en toe beesten uit die worden verplaatst. Ik sluit het helemaal niet uit, maar ik ga echt niet bij voorbaat zeggen dat er beheersjacht moet plaatsvinden. Dat hoort de Kamer mij zeker niet zeggen. Mevrouw Ouwehand moet zich wel één ding realiseren. Wat is beter: de kogel geven aan een dier dat heeft geleden en op sterven na dood is, of van tevoren de kogel geven aan een ouder beest dat het eigenlijk niet zo goed doet en er wel tussenuit zou kunnen? Dat is dus heel selectief het beheer toepassen en dieren in ieder geval niet onnodig te laten lijden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil het wel scherp hebben. Mevrouw Snijder heeft in mijn bijdrage gehoord dat de Partij voor de Dieren het afschieten van dieren waarvan is vastgesteld dat zij hebben te lijden en zullen sterven, niet afwijst. Laat mevrouw Snijder met deze motie ruimte voor preventieve jacht, zoals zojuist door de CDA-fractie is bepleit? Laat ik het dan maar zo stellen: houdt mevrouw Snijder met deze motie ruimte voor beheersjacht en preventieve aantallenregulatie onder gezonde dieren?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik vind dat mevrouw Ouwehand te veel van het gebruik van de jacht uitgaat. Ik heb volgens mij heel nauwkeurig geantwoord. Mevrouw Ouwehand moet zich realiseren dat er ergens beheer plaats moet vinden en dat dit op een heel selectieve wijze kan. De keuze hoe wij dit doen is aan de Kamer: of aan het einde, of in een traject waarbij je een heel selectieve keuze kunt maken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Nu ik het antwoord van mevrouw Snijder hoor, kan ik haar motie toch niet steunen. Ik heb heel duidelijk van de CDA-fractie en iets minder duidelijk van de VVD-fractie het omgekeerde Bambi-denken gehoord. Het waren emotionele verhalen over creperende dieren die voor dat lot behoed zouden moeten worden; dus mogen jagers gezonde dieren in de bloei van hun leven afschieten om erger te voorkomen. Daar geloof ik dus niet in.

De heer Ormel (CDA):

Wat jammer nou! Ik had gehoopt dat wij elkaar zouden kunnen vinden. Denkt mevrouw Ouwehand echt dat er op dit moment niet geschoten wordt in de Oostvaardersplassen? Op dit moment wordt er ook geschoten, en wel op verhongerde dieren die bijna omvallen, aan het einde van hun lijdensweg. Mevrouw Snijder zei net: laten wij dat nou eerder doen. Daar kan mevrouw Ouwehand toch niet tegen zijn?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Mijn fractie heeft zich goed op de hoogte laten brengen van de manier waarop de terreinbeherende instanties daar nu met de dieren omgaan die het einde van de winter niet gaan halen. Ik ben ervan overtuigd dat daar met een deskundig en onafhankelijk oog goed wordt gekeken welke dieren het niet gaan halen. Die worden dan uit hun lijden verlost. Schieten gebeurt dus niet voor de lol. Daar staan wij achter.

De CDA-fractie laat voortdurend Afrika voorbij komen. Het lijkt wel of de CDA-fractie helemaal niet in de gaten heeft dat er ook dieren in winterse regionen rondlopen. Kijk naar Noorwegen, kijk naar Zweden! In Scandinavië leven dieren in winterse omstandigheden. Dat zijn zware perioden, waar natuurlijke processen voor zijn: er worden vetreserves aangelegd, het metabolisme gaat omlaag. Het hoort erbij. Dat is de natuur, mijnheer Ormel.

De heer Ormel (CDA):

Erkent mevrouw Ouwehand dat er dieren worden doodgeschoten, maar dat zij dat pas steunt als zij een lange periode van ellende achter de rug hebben? Erkent zij dat zij dat prefereert boven het voorkomen van die lange periode van ellende?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nee. De heer Ormel schijnt er genoegen in te scheppen om het zo uit te leggen. Er zijn dieren die het niet zullen redden. Er zijn onafhankelijke dierenartsen die – anders dan wat ik van de heer Ormel weet, maar dat even terzijde – zijn gespecialiseerd in deze groepen dieren en zij beoordelen dat nauwkeurig. De Partij voor de Dieren is natuurlijk niet voor het lijden van dieren, maar wij miskennen ook niet dat in de natuur dieren zwakker worden en uiteindelijk zullen sterven. Wij zijn voor een zo natuurlijk mogelijke populatie. De heer Ormel weet ook dat wij erg voor de terugkeer van grote predatoren zijn, zoals de wolf. Wij hopen dat hij ons daarin kan steunen, want pas dan zouden de zorgen van de CDA-fractie over dieren die te lijden hebben echt een beetje inhoud hebben. Nu zijn het loze praatjes en lijkt de CDA-fractie hier vooral een jagerslobby voor te staan.

Voorzitter. Zoals ik net al samenvatte, is dit debat vooral gebaseerd op sensatieverhalen in de pers. Onze fractie betreurt het zeer dat de grote nadelen van bijvoeren, die met name voor de zwakste dieren heel nadelig uitpakken, niet worden erkend door fracties zoals die van de Partij voor de Vrijheid en de VVD. Ik denk dat het belangrijk is om de gehele realiteit onder ogen te zien en dan te concluderen dat bijvoeren meer kwaad dan goed doet.

De heer Graus (PVV):

Het gaat erom hoe er wordt bijgevoerd. Als je tussen 600 paarden één baal hooi gooit, heb je inderdaad problemen. Mevrouw Ouwehand wil dus zeggen dat alles daar natuurlijk is, ook de hekken die daar staan, maar dat bijvoeren niet natuurlijk is. Als het aantal onder de 50 komt te liggen, is het opeens wel natuurlijk. Er mag opeens wel worden bijgevoerd als er nog maar 50 paarden rondlopen. Waar is de dierenliefde van mevrouw Ouwehand gebleven? Inzake het ritueel slachten steunt zij mij niet, inzake zware gevangenisstraffen steunt zij mij niet, en nu steunt zij mij niet met het bijvoeren van hongerige dieren. Waar is de Partij voor de Dieren gebleven? Waar staat die laatste D voor? Ik weet het niet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De gestelde vragen en de opgeworpen suggesties zijn zo zinloos dat ik er beter niet op kan ingaan. Ik wil nog wel gebruikmaken van de laatste seconde van mijn spreektijd om de minister te danken dat zij in gesprek gaat met de eigenaar van de hekken. Wij wachten dat af en hopen dat er een oplossing voor komt.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar beantwoording. Zij heeft een tijdje geleden de indianen- en spookverhalen van de fracties van het CDA, de PVV en de VVD ook al ontkracht. Dat ging over de natuurbeschermingswetgeving. Vandaag heeft zij opnieuw de fracties die spookverhalen verkondigden, alle hoeken van de Kamer laten zien. Ik vraag mij soms wel eens af wat een debat is. Het is volgens mij een uitwisseling van argumenten. Als een ander meer en sterkere argumenten heeft, zou je je kunnen laten overtuigen. Vandaag heb ik fracties gezien die zich al zodanig hebben ingegraven in hun eigen standpunten dat ze helemaal niet bereid zijn om naar andere argumenten te luisteren. Dat vind ik ontzettend jammer.

Het gebeurt niet vaak, maar ik steun de lijn van het kabinet en de minister voluit. Waar staat de tweede V in de naam van de PVV eigenlijk voor? Ontpopt zij zich vandaag als de Partij voor het Voeren? Er moet mij wel iets van het hart over dat plaatje van die dode dieren met het verwijt dat bepaalde partijen daarvoor verantwoordelijk zijn. Ik kan hier ook foto's laten zien van de bio-industrie en zeggen dat andere partijen daarvoor verantwoordelijk zijn. Ik vond dat een beetje jammer.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik wil de minister graag dankzeggen voor haar beantwoording. Het is niet ongebruikelijk dat wij in dit huis ten aanzien van bepaalde beleidsterreinen onderscheid maken tussen de vraag naar het wat en de vraag naar het hoe. Wij stellen een natuurgebied in, dat is gelokaliseerd in de Flevopolder. Het had zo zijn aanleiding en zijn oorzaken om het daar te projecteren. Er ligt een concept aan ten grondslag. Ik versta dat onder het begrip "wat". Dat willen we daar tot ontwikkeling brengen. De vraag naar het "hoe", de uitvoering, zou mijn fractie het liefste in handen laten van de terrein- en beheersdeskundigen. Dat wilde ik nog even zeggen.

De tweede motie van de heer Graus heeft bij mij de wenkbrauwen doen fronsen. Het is curieus dat wij de regering vragen om te bewerkstelligen dat het OM een zaak seponeert. Ik begrijp de emotie, ik begrijp de politieke doelstelling, maar ik wil dit toch wel even gezegd hebben. Ik wil later niet op mijn conto krijgen dat ik dit type moties geruisloos laat passeren.

De voorzitter:

Ik wil wel opmerken dat deze motie door vijf leden is ondersteund.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik had er achteraf spijt van.

De voorzitter:

Dan rest de voorzitter niets anders dan de motie toe te laten.

De heer Van der Vlies (SGP):

De voorzitter treft geen enkel verwijt. Ik spreek mijn collega's toe met wie ik in debat ben.

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in tweede termijn. Misschien mag ik eerst de gestelde vragen doorlopen alvorens ik overga tot de beoordeling van de moties.

De heer Ormel stelde een vraag over de hectares. Het gaat om 6000 ha en daar is inderdaad moerasgebied bij. Herten kunnen in dat moerasgebied grazen, dus het aantal dieren past in het aantal hectares. Ook het ICMO beoordeelt dat het gebied draagkrachtig genoeg is om dit aantal dieren te kunnen voeden en onderhouden.

Hij heeft ook nog een vraag gesteld over het aantal dode dieren. Daarover heb ik ook gegevens. De sterftecijfers zijn op dit moment vergelijkbaar met de cijfers uit andere jaren. Tussen 1 september 2009 en 1 januari 2010 zijn 48 edelherten gestorven. Van 1 januari tot vandaag zijn dat er 61. Dan de konikpaarden. Van 1 september 2009 tot 1 januari zijn dat er acht en van 1 januari tot vandaag tien. Bij de heckrunderen is een sterfte aangetroffen tussen 1 september 2009 en 1 januari 2010 van drie en tussen 1 januari en 27 januari nul.

Mevrouw Ouwehand heeft aangegeven dat zij het een goede zaak vindt dat ik in gesprek ga over de hekken. Dat doe ik niet, dat doet Natuurmonumenten. Natuurmonumenten overlegt met de particuliere eigenaar van de hekken en ik heb er vertrouwen in dat dat ook zal lukken.

De heer Ormel (CDA):

De minister geeft cijfers over enkele maanden. De grootste sterftecijfers zijn waarschijnlijk te verwachten in de maanden maart en april. Ik heb cijfers over het jaar 2009 genoemd. Kan de minister bevestigen dat in het jaar 2009 2200 edelherten, 1100 konikpaarden en 546 heckrunderen zijn gestorven?

Minister Verburg:

Dat kan ik niet bevestigen. Het lijkt mij zeer onwaarschijnlijk, maar ik zal de exacte cijfers opvragen en die zal ik de Kamer toesturen. Ze lijken mij onwaarschijnlijk hoog.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb nog een laatste vraag over de gesprekken over de hekken. Ik heb begrepen dat het een probleem is dat het een rijksmonument betreft. Kan de minister de Kamer informeren over de uitkomst van de gesprekken? Wij kunnen dan vaststellen of haar eigen bemoeienis nog noodzakelijk is, mocht Natuurmonumenten er niet uitkomen. Ik heb begrepen dat die eigenaar dat zelf ook wil, maar dat er problemen zijn met het verkrijgen van een ontheffing. Dan zou de minister weer in beeld komen.

Minister Verburg:

Ik wil de Kamer daar wel over informeren, maar als ik nog een kleine bijdrage zou kunnen leveren om het wel gerealiseerd te krijgen, beschouw ik dit als een uitnodiging van de Kamer. Ik zal het voor die tijd doen en niet wachten totdat de Kamer daar nog eens een spoeddebat of een algemeen overleg aan heeft gewijd.

De cijfers die de heer Ormel heeft, corresponderen met het aantal levende dieren in het gebied. Die informatie krijg ik zojuist onder ogen. Om verwarring te voorkomen, zal ik de bestandsgegevens van de levende dieren nog even naar de Kamer sturen, alsmede de sterftecijfers over het jaar 2009. Dan heeft iedereen alles precies op een rijtje.

De heer Ormel (CDA):

Ik dank de minister en bied haar mijn excuses aan als ik levende en dode dieren met elkaar verwar.

Minister Verburg:

Dat misverstand mag er niet zijn, maar wij moeten het definitief wegnemen, dus ik doe wat ik de Kamer heb toegezegd.

Dan kom ik nu toe aan de beoordeling van de moties. In de motie op stuk nr. 143 verzoekt de heer Graus de regering, ervoor zorg te dragen dat hoefdieren in afgesloten gebieden als de Oostvaardersplassen worden bijgevoerd tijdens lang aanhoudende, strenge vorstperiodes, ter voorkoming van onnodig dierenleed. Ik heb aangegeven dat het niet nodig is en dat er regelingen zijn om waar nodig eventueel bij te springen. Het wordt zorgvuldig, van dag tot dag, gemonitord. Ik ontraad de aanneming van deze motie.

In de motie op stuk nr. 144 verzoekt de heer Graus de regering, te bewerkstelligen dat het OM, belast met het bepalen van de hoogte van het boetebedrag, de desbetreffende zaak seponeert, en om deze dierenheld te belonen. Ik ga niet over de onderscheidingen van de Dierenbescherming, maar de gehele motie overziende, ontraad ik de aanneming ervan.

Dan kom ik nu op de motie die mevrouw Snijder heeft ingediend, mede namens de heer Ormel en de heer Polderman. Ik lees de tweede overweging van de motie zo, dat in een strenge winterperiode onnodig dieren kunnen sterven. Het gaat erom hoe wij de motie duiden, want wij moeten elkaar goed begrijpen. In de motie wordt de regering verzocht, dat voor de toekomst in de desbetreffende gebieden de populatie in evenwicht dient te zijn met de draagkracht van het gebied. Ik stel vast dat dit op dit moment het geval is. Ik ben van plan om dit ook in toekomstige situaties zo te doen, dat wil zeggen de aantallen dieren in evenwicht te brengen met de draagkracht van het gebied. Zo bezien beschouw ik de motie als ondersteuning van het beleid.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik wil graag een duiding van de minister krijgen. Wij gaan dus op voorhand het evenwicht aanpassen aan het draagvlak. Dan zou je dus actief moeten ingrijpen omdat je verwacht dat de draagkracht onvoldoende is. Dat is in tegenstrijd met de leidraad die wij hebben.

De voorzitter:

Als ik zo vrij mag zijn als voorzitter: de zin loopt niet, er ontbreekt een werkwoord, dus daarom is die zo onduidelijk.

Minister Verburg:

Laten wij het zo zeggen. Als de suggestie erin zou zitten dat het aantal dieren in de Oostvaardersplassen op dit moment niet past in de draagkracht van het gebied, spreek ik dat tegen. Dat geldt voor alle gebieden en dat zal ik in de toekomst in de gaten houden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Dat spreek ik bij voorbaat niet uit, maar draagkracht zou leidend moeten zijn. Dat wordt in de motie uitgesproken, en de minister zegt dat ook. Dat is essentieel.

Minister Verburg:

Dat is gewoon staand beleid. Ik zie de motie daarom als ondersteuning van het beleid.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Het is heel belangrijk dat wij ons dat met elkaar nog eens realiseren.

De heer Polderman (SP):

De motie moet wat mij betreft inderdaad worden geduid zoals de minister doet, want anders zou ik haar niet hebben ondersteund. Dus ik kan mij vinden in de redenering van de minister.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen volgende week dinsdag over de ingediende moties stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven