Aan de orde is het spoeddebat over het bericht dat Eindhoven pedoseksueel niet mag weren.

De voorzitter:

Ik heet wederom de minister van Justitie van harte welkom. Bovendien feliciteer ik hem, want ik heb begrepen dat de minister vandaag jarig is. Wie weet is dit voor de leden reden om er met mij voor te zorgen dat wij dit debat om 23.00 uur afronden, zodat de minister ook nog een klein deel van zijn verjaardag buiten de Kamer kan vieren.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Ook van mijn kant hartelijke gelukwensen aan de minister op deze heuglijke dag. Toch moet ik hem vanavond nog een paar dingen voorhouden.

De Eindhovense pedofiel trok tot tweemaal toe een lange neus naar burgemeesters die hem een gebiedsverbod oplegden en kreeg daarin telkens gelijk van de rechter. Ook naar de strafrechter trekt hij een lange neus door gewoon te weigeren zich te houden aan de voorwaarde dat hij moet luisteren naar de reclassering. Mijn fractie vindt het absurd dat een zware crimineel de wet aan zijn kant vindt als hij de inspanningen om herhaling van zijn misdrijven te voorkomen zo effectief weet te frustreren. Het is in onze ogen al misgegaan met de lichte strafoplegging in deze zaak. Als het aan de PVV ligt, komen er forse minimumstraffen voor pedofielen. Geslachtsgemeenschap met een minderjarige jonger dan twaalf jaar: de pedofiel ten minste tien jaar de bak in. Doet hij het tweemaal, dan tenminste twintig jaar enzovoorts. Ik verwijs naar mijn wetsvoorstel inzake minimumstraffen. Zo zal onze samenleving snel verlost zijn van al die smeerlappen die veel kinderen misbruiken, want die gaan – als wij tenminste rechters met lef hebben die durven te veroordelen – nooit meer de vrijheid en al helemaal geen kinderen meer tegemoet. Als het dan toch een keer gebeurt dat er eentje vrijkomt uit het gevang, moet het instrumentarium om hem aan de leiband te houden strak en sluitend zijn. Dat de mogelijkheden daartoe nu ontbreken, heeft de Eindhovense pedofiel ons pijnlijk duidelijk gemaakt.

Ook de minister van Justitie heeft dit aangevoeld. Hij overweegt een aantal wetswijzigingen. Met de maatregelen van de minister zal de betreffende problematiek wellicht op een iets betere wijze kunnen worden aangepakt in een zekere toekomst. Waaraan het bij de voorgestelde maatregelen van de minister op dit moment echter lijkt te ontbreken – maar misschien gaat hij dit dadelijk herstellen – is een gevoel voor urgentie. Voor de korte termijn helpen de wettelijke maatregelen die de minister overweegt, natuurlijk niet. Inmiddels is ook duidelijk geworden dat de Eindhovense pedo telefonisch contact heeft gelegd met een van zijn slachtoffertjes en de hoop uitspreekt dat hij snel weer bij hem zal zijn. Brutaler en botter kan het toch niet?

De PVV verlangt van de regering de volgende vier maatregelen. Natuurlijk verlangt zij in de eerste plaats de wetgeving die de minister overweegt – de minister heeft al duidelijk uitgelegd waaraan hij daarbij denkt – maar dan wel met spoed. Tempo daarin! Spoedwetgeving dus om de noodzakelijke wettelijke maatregelen snel ingevoerd te krijgen, fijnmazige maatregelen, geen escapes meer voor pedofielen. Ten tweede: uit de gelden voor slachtofferhulp moet aan de ouders van de slachtoffertjes worden aangeboden dat de Staat voor hen civielrechtelijke procedures zal financieren waarin zij een contact- en gebiedsverbod jegens de pedofiel kunnen eisen. Ten derde pleit ik natuurlijk voor invoering van stevige minimumstraffen en een forse verhoging van de maximumstraffen voor de pedofielen. Ten slotte: bescherming van alle kinderen in de samenleving door een overheidswebsite waarop alle veroordeelde pedofielen met foto, naam en gepleegde misdrijven en opgelegde straffen worden vermeld. Burgers hebben het recht om te weten welke personen in hun omgeving een gevaar zijn voor hun kinderen. Als veroordeelde pedofielen na een, wat ons betreft veel langere, gevangenisstraf vrijkomen, moet een adequaat toezicht door ons allemaal plaatsvinden. Maximale bescherming van kinderen, geen bescherming van privacy van pedofielen, dat moet het motto zijn.

Ik rond af met de opmerking dat ik inmiddels ook mail heb gekregen van mensen die zeggen: ik ben zelf pedofiel, ik heb dat ook gedaan, ik heb me daaraan ook schuldig gemaakt, en ik weet dat de enige oplossing is dat ik in mijn omgeving bekendmaak wat ik heb gedaan en waarom ik het heb gedaan, en dat ik door mijn omgeving wil worden gesteund in mijn streven om dat niet weer te doen. Bij mij, zo besluit een van die mailschrijvers, zitten alle ruiten nog in het huis nadat ik dit heb gedaan.

De heer Teeven (VVD):

Mij bereikten ook berichten dat deze meneer Van der V. zijn voormalige slachtoffertjes zou hebben benaderd. Ik heb dat nagetrokken, maar dit blijkt niet te zijn gebeurd. Heeft de heer De Roon informatie dat dit wel is gebeurd?

De heer De Roon (PVV):

Ik ben afgegaan op geluidsopnames die, ik dacht via een website van RTL, te horen waren. Als u informatie hebt die andersluidend is, neem ik daar graag kennis van.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Ik stel twee vragen over de website. Hoe krijgt u daar mensen op die voor het eerst een dergelijk delict gaan plegen? En die pedofiel die u gemaild heeft en die steun ondervindt aan zijn omgeving omdat die hem op het goede pad houdt, hoe komt die op zo'n website terecht? Zou zijn omgeving hem dan ook nog steunen?

De heer De Roon (PVV):

Uiteraard is het altijd zo dat de samenleving in principe niet weet wanneer iemand voor het eerst een misdrijf gaat plegen. We kunnen hem dus niet van tevoren al een gevangenisstraf opleggen en die ook niet in het vooruitzicht stellen. We kunnen hem dus ook niet al op een website zetten als hij nog niets heeft gedaan. Dat is nu eenmaal inherent aan ons strafrecht: het is altijd een reactie nadat er een misdrijf is gepleegd. Wat betreft de enkele pedofiel die nu al inziet dat de enige manier om er goed mee om te gaan, is dat hij zelf bekendmaakt in zijn woonomgeving wat hij heeft gedaan en dat hij dat niet meer wil doen: die persoon heeft zichzelf al bekendgemaakt. Er zijn er helaas heel veel die er niet toe bereid zijn. Die zouden op zo'n website moeten komen.

De voorzitter:

De antwoorden mogen iets korter, mijnheer De Roon.

Mevrouw Van Velzen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik schrik een beetje van het voorstel. Ik heb namelijk helemaal niet zo'n positief gevoel bij het publiceren. Ik denk dat er dan een heksenjacht ontstaat en dat de pedoseksueel in kwestie in plaats van gecontroleerd door zijn omgeving het rechte pad op gaat, juist opgejaagd wordt en het slechte pad op gaat. Heeft de heer De Roon enige onderbouwing voor zijn stelling dat het zal werken in positieve zin?

De heer De Roon (PVV):

Het gaat alleen maar om de vraag of mensen die kinderen hebben, zich verzekerd kunnen weten van kennis en wetenschap over de risico's die in hun woonomgeving aanwezig zijn. Er is natuurlijk geen enkele garantie dat er dan geen pedofiel misdrijf meer zal plaatsvinden. Het gaat erom dat kinderen door hun ouders beschermd kunnen worden op basis van informatie die hun door de overheid wordt verstrekt. Ik moet eraan toevoegen dat het natuurlijk veel beter is dat de overheid dat doet dan dat het gebeurt door particuliere websites waarvan je altijd nog maar af moet wachten hoe gedegen de controle is die zij uitoefenen op de dingen die ze publiceren.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Mensen die zich aan kinderen vergrijpen, horen in de gevangenis of in een tbs-kliniek thuis. Als deze mensen weer op vrije voeten komen, moet stevig toezicht op hen worden gehouden door de reclassering. Zo niet bij de Eindhovense pedofiel, inmiddels door eigen toedoen een bekende Nederlander geworden. De rechter heeft stevige reclasseringstoezicht opgelegd en hij weigert. Dat kan door een foutje in de wet. Dat heeft terecht tot commotie geleid, want een gevaarlijke pedoseksueel wordt niet in de gaten gehouden en kan nu ongecontroleerd vrij rondlopen.

Hiermee wordt het vertrouwen in justitie er niet groter op. Mensen zitten niet te wachten op een gevaarlijke pedoseksueel in een woonwijk en ik heb begrip voor burgemeesters die uit alle macht hun burgers proberen te beschermen. Zowel het gebiedsverbod in Eindhoven als het gebiedsverbod in de gemeente Utrechtse Heuvelrug is door de rechter onderuitgehaald en deze opgejaagde pedoseksueel gaat gewoon verder met zijn tour langs de Nederlandse gemeentes.

Ik zie oplossingen. De wet moet met grote spoed aangepast worden. Verplicht reclasseringstoezicht moet kunnen starten als een zaak bij de Hoge Raad ligt en het vonnis dus nog niet onherroepelijk is, want gevaarlijke mensen moeten in de gaten worden gehouden. Het vonnis is van juli en dat de wet niet deugt, is dus ten minste al een halfjaar bekend. Waarom kunnen we wel met spoed wegen verbreden en met spoed ingrijpen bij banken, maar kunnen we niet binnen enkele weken regelen dat de samenleving beschermd kan worden tegen pedoseksuelen met een hoog recidiverisico? Ik wil van deze minister een keiharde deadline. De SP wil dat de minister binnen een maand een wetsvoorstel aan de Kamer stuurt. Graag een toezegging op dat punt.

De wet aanpassen is goed voor nieuwe gevallen, maar niet voor het oude geval, de pedoseksueel uit Eindhoven, want die krijgt pas toezicht als de uitspraak van de rechter onherroepelijk is. Het cassatieberoep moet dus heel snel behandeld worden. Waarom heeft het een halfjaar geduurd voordat de Hoge Raad de dossiers van het gerechtshof Den Bosch ontving? Was de minister hiervan op de hoogte? Waarom heeft het gerechtshof zo lang op zich laten wachten? Zag het de urgentie niet? Wie heeft hier nu eigenlijk zitten slapen?

Ik ben blij met het antwoord op mijn brief aan de Hoge Raad dat ik vandaag mocht ontvangen en waarin de Hoge Raad aangeeft het cassatieverzoek met voorrang te zullen behandelen. Voorzitter, ik geef u het antwoord van de Hoge Raad, zodat het aan de Handelingen toegevoegd kan worden. Ik spreek de hoop uit dat ook de minister voorrang zal geven aan het dichten van het gat in de wet waardoor deze pedoseksueel vrij kan rondlopen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Voorzitter. Allereerst dank aan de minister voor het feit dat hij in de afgelopen maanden de Kamer een- en andermaal heeft geïnformeerd over de ontwikkelingen en over wat hij in gang wilde zetten om in de toekomst onrust te voorkomen zoals die is ontstaan naar aanleiding van de Eindhovense pedoseksueel. Er is nogal wat stof opgewaaid in de afgelopen maanden. Ik denk dat ik niet te veel zeg als ik verwoord dat Nederland de afgelopen maanden redelijk verbijsterd was over wat zich rondom deze zaak heeft afgespeeld.

Aan de ene kant was er de verbijstering dat iemand zich, simpelweg door in beroep te gaan tegen de aan hem opgelegde straf in verband met een zedendelict, niet hoeft te houden aan de voorwaarden en afspraken ter voorkoming van het opnieuw in de fout gaan. Wij begrijpen uit de laatste berichten van de minister dat dit een uniek feit genoemd kan worden. Desalniettemin toont dit unieke feit zowel de minister als de Kamer dat spoedige aanpassing van de wet op dit punt zeer gewenst is. De minister heeft die ook toegezegd.

Aan de andere kant was er de verbijstering dat een op zichzelf aanvullend instrument als het gebiedsverbod kennelijk niet zomaar uit de kast getrokken kan worden. Ook daarbij behoren zorgvuldige afwegingen met betrekking tot proportionaliteit en effectiviteit gemaakt te worden. Tot tweemaal toe heeft een rechter zich uitgesproken over het gebiedsverbod. Beide gebiedsverboden zagen op het grondgebied van een hele gemeente en kunnen dus in dit soort situaties niet standhouden. Een burgemeester moet specifieker aangeven waar iemand niet mag komen en dat goed motiveren. Bij een dergelijke limitatieve opsomming loop je echter altijd het risico dat achteraf blijkt dat de opsomming te beperkt was. Aan de minister zou ik willen vragen of hij mogelijkheden ziet om het instrument van opsomming ook om te keren. Kan een burgemeester ook specifiek aangeven waar iemand wél mag komen?

Deze vraag komt ook voort uit het verweer van betrokkene tegen het gebiedsverbod in de Utrechtse Heuvelrug, alwaar hij "slechts" zijn familie wilde bezoeken. Hij was van mening dat dát hem toch niet kon worden ontzegd. Kortom, welke ruimte heeft een burgemeester wanneer hij gebruik wil maken van zijn bevoegdheid om een gebiedsverbod op te leggen? Of heeft een burgemeester alle ruimte, als hij maar goed motiveert waarom een gebiedsverbod wordt opgelegd? De CDA-fractie vraagt de regering om dit punt nog eens expliciet mee te nemen naar aanleiding van de motie-Kuiken c.s. (32123 VII, nr. 38) uit het debat over burgemeester en veiligheid. Daarin wordt de regering verzocht naar enige samenhang tussen de nieuwe taken van de burgemeester te kijken.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Gelet op de schorsing van het gebiedsverbod zou betrokkene momenteel in Eindhoven kunnen wonen. Daarvoor is immers geen juridische belemmering. Waarom betrokkene dan toch in een andere gemeente is gaan wonen, is onduidelijk. Wij vragen daar dan ook opheldering over.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Allereerst wil ik de minister van harte feliciteren met zijn verjaardag. Ik wist het niet, anders had ik een roosje meegenomen. Dat doe ik de volgende keer.

Precies twee jaar geleden is de motie-Arib/Teeven (31200-VI, nr. 28) aangenomen, over het informeren van burgemeesters over de terugkeer van zedendelinquenten die hun straf hebben uitgezeten. Die motie had ik ingediend naar aanleiding van eerdere schriftelijke vragen van mij en een eerdere zelfde motie die toen niet werd aangenomen. Die diende ik in naar aanleiding van een verschrikkelijk incident in Hellevoetsluis, waarbij een zedendelinquent na zijn straf te hebben uitgezeten, terugkeerde in de wijk, zich aan een kind vergreep en dat kind uiteindelijk vermoordde. Toen bleek de burgemeester helemaal niet te weten dat er iemand met zo'n verleden in zijn gemeente woonde. Daarom heb ik toen die motie ingediend met de bedoeling de burgemeesters van tevoren te informeren over de terugkeer van zedendelinquenten. Zo kunnen zij de nodige hulp en nazorg organiseren zodat die zedendelinquenten zich niet weer aan kinderen kunnen vergrijpen of weer in herhaling vallen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik een beetje verdrietig wordt als ik nu zie dat die motie wel wordt uitgevoerd – voor zover ik dat op afstand kan beoordelen – en burgemeesters worden geïnformeerd, maar dat zij die informatie gebruiken om die zedendelinquenten uit hun gemeente te zetten. Dat vind ik heel erg jammer.

Het is niet de eerste keer dat wij praten over de terugkeer van zedendelinquenten. Elke keer levert het weer problemen op als zij ergens gehuisvest moeten worden. Daarom is het belangrijk dat er een landelijke aanpak komt van dergelijke delinquenten. De oplossing dient recht te doen aan de zeer begrijpelijke zorgen die bestuurders en bewoners hebben, maar ook aan een goede re-integratie van voormalige zedendelinquenten in de samenleving. Daarom hebben wij bij de begrotingsbehandeling van Justitie ook gepleit voor een soort spoedwet. De minister erkent dit probleem ook. Als een zedendelinquent in cassatie gaat, kan hij zich aan allerlei voorwaarden onttrekken. De minister heeft in de brief van november aangekondigd dat hij met een wet zal komen. Voordat het echter zo ver is, zijn wij een paar maanden verder. Op dit moment zitten wij echter met een acuut probleem. Burgemeesters hebben echt een acuut probleem. Binnen de maatschappij ontstaat een heksenjacht op voormalige zedendelinquenten. Het mag duidelijk zijn dat op korte termijn een oplossing noodzakelijk is die recht doet aan de belangen van alle partijen.

De PvdA heeft daarom voorgesteld om op korte termijn in overleg te treden met de burgemeesters of met de VNG. Zo'n Sytze van der V. loopt vrij rond, zoekt alle media op en probeert alle gaten in de wet uit. Ik vind dat daarvoor op korte termijn, voordat wij die wet gaan behandelen, een oplossing moet komen. Dat zou kunnen betekenen dat een gemeente een zedendelinquent opneemt als dat aan de orde is en het probleem niet over de schutting gooit zodat mensen niet weten met welke dader zij te maken hebben. Dat geldt vooral voor ouders die nergens van op de hoogte zijn. Zo iemand kan zich ook vestigen in een kinderrijke buurt. Is de minister bereid om op korte termijn voor het geval waarmee wij nu te maken hebben, namelijk Sytze van der V., met een oplossing te komen? Kan hij ergens in een gemeente worden gehuisvest en kan er om hem heen een soort netwerk ontstaan zodat hij niet aan alle aandacht ontsnapt en eventueel weer contacten zoekt met oude en/of nieuwe slachtoffers?

De voorzitter:

Vanwege de aankondiging van het roosje heb ik u een halve minuut extra gegeven. Het woord is nu aan mevrouw Azough.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Mevrouw Arib hield het bij een enkel roosje. Ik zou de minister graag een hele bos willen aanbieden. Misschien geeft me dat ook nog wel iets meer spreektijd ... Nee hoor, gefeliciteerd. Ik hoop dat de minister nog een heel fijne verjaardag viert, niet met een debat in de Kamer.

De casus van de Eindhovense pedoseksuele zedendelinquent Sytze van der V. maakt wat mijn fractie betreft vooral duidelijk hoe het niet moet. Er ontstond juridisch gezien een situatie die niet anders kon, maar die in de praktijk een levensgroot probleem opleverde. Wat doe je met een veroordeelde pedoseksuele zedendelinquent die zijn straf nog niet ondergaan heeft, maar wel terugkeert naar zijn oude woonplaats? De angsten van de burgemeester waren in dat opzicht begrijpelijk, maar de uitspraken van de rechter eveneens. Het feit dat rechters gebiedsverboden zoals voorgesteld rond bijvoorbeeld de gemeente Utrechtse Heuvelrug, zouden honoreren, zou betekenen dat elke gemeente in Nederland elke pedoseksueel het recht tot toegang zou kunnen ontzeggen. Dat lijkt een oplossing, maar is het niet; principieel niet en feitelijk niet. Als een pedoseksueel nergens meer terechtkan, duikt hij onder en zijn wij als samenleving uiteindelijk verder van huis. Zoals blijkt uit genoeg onderzoek, is dan pas het risico op herhaling groot. Er moet ons dus alles aan gelegen zijn om zedendelinquenten onder controle te houden. Die basiseis is gediend met de uitspraak van de rechters van de afgelopen weken. Ik ben dus ook benieuwd naar wat de minister van Justitie vindt van de manier waarop de situatie zich in de afgelopen maanden heeft ontwikkeld en hoe de locatie- en gebiedsverboden door de burgemeesters zijn toegepast. De minister geeft in de brief die hij in oktober van dit jaar naar de Kamer heeft gestuurd heel duidelijk aan dat locatie- en gebiedsverboden van toepassing kunnen zijn om recidive te verminderen. In algemene zin, zoals het hier gebeurd is, lijkt het mij echter niet dat het leidt tot een vermindering van risico's.

Op dit moment is er voor dit soort situaties geen oplossing. Er zal dus heel snel aan moeten worden gewerkt. Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Van Velzen: op welke termijn kunnen wij zorgen dat begeleiding, controle en behandeling, zo de rechter dat gepast vindt, ook voor veroordeelden beschikbaar zijn? Met een beetje geluk is deze zaak er een van eens maar nooit weer. Maar hoe moeten wij het experiment, waarbij vijftien burgemeesters worden geïnformeerd over de terugkeer van daders van ernstige gewelds- en zedendelicten, precies beschouwen? Ik kan mij dit experiment heel goed voorstellen en mijn fractie is daar ook helemaal voor geweest. Maar wat betekent het als het dit soort situaties oplevert? Lokaal bestuur hoort ervoor te zorgen dat veiligheid en openbare orde in orde zijn. In dit soort zaken staat of valt alles met vertrouwen in de lokale overheidsaanpak. Als lokale overheden pedoseksuele zedendelinquenten als hete aardappels gaan doorschuiven, dan komt dat het vertrouwen niet ten goede.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Namens de VVD-fractie feliciteer ik de minister met zijn 45ste verjaardag. Ik hoop dat hij een plezierige avond heeft.

Er is door sprekers voor mij al veel gezegd. Ik zou de minister willen vragen wanneer wij de wetgeving in de Kamer kunnen verwachten. Wanneer bereiken de wetsvoorstellen de Kamer over maatregelen als contact- en gebiedsverboden in dit soort zaken en reclasseringstoezicht, waarbij die maatregelen ingaan terwijl het vonnis nog niet onherroepelijk is en er dus nog hoger beroep en cassatie mogelijk zijn? Kan de minister daarover wat duidelijkheid geven? Ik denk dat dit nodig is in het kader van de bescherming van de samenleving, maar ook voor de bescherming van gemaakte en toekomstige slachtoffers. Die maatregelen moeten snel en voortvarend genomen kunnen worden. Voor een dergelijke wet bestaat volgens mij brede steun in het parlement.

Volgens de mij ter beschikking staande informatie is het in deze zaak niet gebeurd, anders dan de heer De Roon stelde, maar als de komende maanden, wanneer die wet waarvoor mijns inziens brede steun bestaat in het parlement nog niet in werking is getreden, het toch gebeurt dat voormalige en nieuwe slachtoffers worden gevolgd en gebeld, is de minister dan bereid om het OM te instrueren dat er dan ogenblikkelijk wegens stalking een strafzaak moet worden opgestart tegen zo'n persoon? Wij kunnen dan in het kader van voorlopige hechtenis maatregelen nemen totdat die wetgeving wel werkt.

Mevrouw De Pater en anderen hebben ook al aandacht aan besteed aan de gebiedsverboden. Daarbij speelt niet alleen dat gebiedsverboden, zoals die door de burgemeesters van Utrechtse Heuvelrug en Eindhoven zijn opgelegd, de hele stad of gemeente betreffen. Een probleem was ook dat de rechtsorde weliswaar geschonden was, maar niet de openbare orde. Dat verschil werd ook door de rechter gemaakt. Ziet de minister aanleiding om op enigerlei wijze de geschokte rechtsorde te vervlechten in de wet die de burgemeesters ter beschikking hebben? Moeten wij daaraan nog iets doen, zodat voor de burgemeesters, als zij een gebiedsverbod van beperkte omvang afkondigen, niet alleen de openbare orde, maar wellicht ook de geschokte rechtsorde een reden kan zijn? Een geschokte rechtsorde is natuurlijk iets anders dan de openbare orde. Dat hoeft ook maar een kleine groep personen te betreffen, terwijl het met de openbare orde vaak veel meer personen moet betreffen en het verband nader moet worden aangetoond. Het zou interessant zijn om te kijken of we daar misschien nog wat in moeten repareren.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

In zijn brief van 8 oktober geeft de minister aan dat locatie- en gebiedsverboden inderdaad gehanteerd kunnen worden om te voorkomen dat bijvoorbeeld daders niet in contact kunnen komen met slachtoffers of überhaupt met kinderen. Stelt de heer Teeven dat ook voor? Ik zie niet goed wat hij bedoelt met het betrekken van de geschokte orde in de beoordeling.

De heer Teeven (VVD):

Zowel de burgemeester van Eindhoven als die van Utrechtse Heuvelrug heeft in de besluiten aangehaald dat zij vreesden voor verstoring van de openbare orde. De wetgeving is daarop gebaseerd. De rechter heeft in ieder geval in de Eindhovense zaak uitgesproken dat er mogelijk wel sprake was van een geschokte rechtsorde maar niet van een verstoring van de openbare orde. De vraag die ik aan de minister heb gesteld, is of hij nog mogelijkheden ziet dat de wetgeving die de burgemeester kan hanteren – die uiteraard verantwoordelijk is voor de openbare orde – ook voorziet in een geschokte rechtsorde, in de zin van het Wetboek van strafvordering. Dat is toch wat anders; als er bijvoorbeeld sprake is van 12-jaarsfeiten, kan de geschokte rechtsorde een reden zijn om iemand in voorlopige hechtenis te houden tot de zitting.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Zou dat er niet ook toe kunnen leiden dat je inderdaad een heel algemeen gebiedsverbod hanteert, waardoor een hele stad tot verboden gebied wordt verklaard?

De heer Teeven (VVD):

Dat zou kunnen. Ik sluit het niet uit. Als je de geschokte rechtsorde als uitgangspunt neemt, kan naar mijn mening een hele stad onder het gebiedsgebod vallen, maar dat zullen we moeten afwachten in de jurisprudentie. Ik weet niet hoe de rechter daarmee omgaat, maar het zou al een stukje van de oplossing zijn als de burgemeester niet alleen kan acteren bij een dreigende verstoring van de openbare orde, maar ook bij een geschokte rechtsorde.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Maar hoe denkt u dan over het feit dat burgemeesters elkaar allerlei problemen doorschuiven als zij dat gaan hanteren en toepassen? Dat is toch niet de bedoeling, ook niet van de VVD-fractie?

De heer Teeven (VVD):

Je zou er misschien wat intelligenter mee om kunnen gaan dan nu. Je kunt met de betreffende persoon bijvoorbeeld afspreken dat het gebiedsverbod niet meteen ingaat als hij zich ogenblikkelijk vrijwillig onder reclasseringstoezicht stelt. Dat is nu nog niet te doen, want de wetgeving is nog niet veranderd. In dat geval zou het gebiedsverbod pas ingaan als die betreffende persoon zich onttrekt aan het reclasseringstoezicht. Je kunt het dus ook combineren. Als je de burgemeester daar wat meer mogelijkheden in geeft, kun je bijvoorbeeld zo'n gebiedsverbod voorwaardelijk opleggen, namelijk dat de betreffende persoon zich onmiddellijk onderwerpt aan toezicht van de reclassering, een enkelbandje en alles wat erbij hoort. De heer Van Gennip, hoofd van Reclassering Nederland, heeft daar ook over gesproken. Als de betreffende persoon zich daar vrijwillig aan onderwerpt, hoeft dat gebiedsverbod nog niet in te gaan. Daar zou je nog wel wat intelligenter mee om kunnen gaan.

De voorzitter:

De heer De Roon wil nog een vraag stellen. Ik ga ervan uit dat de heer Teeven zijn allerlaatste zin in eerste termijn in zijn antwoord verwerkt.

De heer De Roon (PVV):

De burgemeester is verantwoordelijk voor de openbare orde. Dat ben ik met de heer Teeven eens. Zou het echter niet beter zijn om de constatering dat de rechtsorde is geschokt, gewoon te laten bij die justitiële instanties die dat al decennia lang beheren, namelijk het OM en de strafrechter? Krijgen we geen vermenging van bevoegdheden als we het pad ingaan dat de heer Teeven voorstelt? Het zou toch ook heel goed kunnen zijn dat de strafrechter – als de wet hem dat toestaat – op basis van de constatering dat er sprake is van een geschokte rechtsorde een gebieds- of contactverbod oplegt met het oog op die geschokte rechtsorde? Dan laten we in ieder geval het oordeel of er sprake is van een geschokte rechtsorde, bij dezelfde instantie die daar nu ook al over gaat.

De heer Teeven (VVD):

Het verbaast me een beetje dat de heer De Roon nu pleit voor minder dan waar ik voor pleit, maar dat is ook wel eens een verfrissend geluid van de PVV-fractie. Het zou mijns inziens juist een goede zaak zijn als de rechter de mogelijkheid krijgt om maatregelen te nemen zoals contact- en/of gebiedsverboden, gecombineerd met reclasseringstoezicht bij een geschokte rechtsorde. Daardoor kan de rechter die maatregel direct doen ingaan, ook al is het vonnis niet onherroepelijk. Stel echter dat de rechter dat niet doet, omdat hij denkt dat er op een bepaald moment geen reden is om zo'n direct ingaande maatregel te treffen, dan zou er door tijdsverloop toch een situatie kunnen ontstaan waarin de burgemeester achteraf moet optreden. Dat gebeurt in deze casus in feite ook. Het een sluit het ander niet uit. Ik denk dat dit een dubbele zekerheid op de deur is. Het verbaast mij eigenlijk dat de PVV daar niet voor is.

De heer De Roon (PVV):

Ik ben niet zozeer ervoor om minder mogelijkheden te scheppen om de pedofielen aan te pakken dan de heer Teeven. Het lijkt mij alleen wel verstandig om de rechtelijke macht en de uitvoerende macht uit elkaar te houden. Zij moeten elkaar niet voor de voeten lopen. In het voorstel van de heer Teeven kan er een situatie ontstaan dat een rechter zegt dat er geen sprake is van een geschokte rechtsorde, terwijl de eerste de beste burgemeester in gemeente A zegt dat daarvan wel sprake is en de burgemeester van gemeente B later weer zegt van niet. Het wordt gewoon een rommeltje. Wij kunnen dat toch veel beter gewoon gescheiden houden?

De heer Teeven (VVD):

De heer De Roon moet luisteren naar wat ik zeg. Het zou heel goed kunnen zijn dat er naar het oordeel van de rechter op dat moment misschien wel een geschokte rechtsorde is, maar dat er geen aanleiding is om die maatregelen direct in te laten gaan, terwijl het vonnis nog niet onherroepelijk is. Door het tijdsverloop kan dan toch een nieuwe situatie ontstaan. De burgemeester kan dan, alles overziende, oordelen dat er in het concrete gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, een situatie is ontstaan waarin wel sprake is van een geschokte rechtsorde. Hij kan dan de maatregelen wel laten ingaan. Ik denk dus dat het een het ander niet uitsluit. Het wordt ook geen rommeltje. Ik denk functionarissen binnen de overheid in ons land daarmee verstandig om kunnen gaan.

Mevrouw Van Velzen (SP):

De heer Teeven vroeg de minister of hij het wetsvoorstel om het gat te dichten snel zou kunnen ontvangen. Ik heb de heer Teeven eerder in de media – dat is soms wel eens een ander verhaal – horen zeggen dat hij vond dat er helemaal geen spoedwet moest komen. Hij had namelijk een veel beter voorstel voor deze Eindhovense pedoseksueel. Ik wilde hem daarover nog een vraag stellen. De heer Teeven zei: "Deze mijnheer moet zelf ook eens een beetje normaal gaan doen. Hij moet niet elke tv-zender aflopen. Hij moet gewoon meewerken met de reclassering. Dan hebben wij minder problemen en dan is de maatschappij ook weer veilig." Mijnheer Teeven, ik vroeg me af of die oproep gewerkt heeft.

De heer Teeven (VVD):

Nee, omdat mijnheer Van der V. niet zijn verstand heeft gebruikt. Hij heeft dus niet gedaan wat je van een normaal denkend mens zou mogen verwachten. Ik denk dat je altijd moet proberen om normaal met elkaar te communiceren. Ik dacht dat de partij van mevrouw Van Velzen daar ook een voorstander van was. De directeur van de reclassering, de heer Van Gennip, heeft ook gezegd dat die mijnheer misschien gewoon had meegewerkt met het reclasseringstoezicht als wij allemaal minder jachtig hadden gedaan. Die mijnheer heeft dat dus niet gedaan. Mevrouw Van Velzen sprak over een spoedwet. Uiteindelijk heeft het kabinet toegezegd waarom mevrouw Van Velzen toen met veel bombarie vroeg. Om het verhaal helemaal compleet te maken, wil ik toevoegen dat ik ook nog in de media heb gezegd dat ik er niet zo'n voorstander van was dat het parlement zich bemoeide met het werktempo van de Hoge Raad. Dat wilde mevrouw Van Velzen wel doen. Zij wilde een brandbrief sturen namens iedereen. Uiteindelijk bleek het probleem niet bij de Hoge Raad te liggen, zoals mevrouw Van Velzen in de media rondbazuinde. Het probleem lag bij het hof, dat het arrest nog niet had uitgewerkt, maar dat even ter zijde.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dan moet ik toch concluderen dat de oproep van de heer Teeven aan de pedoseksueel in kwestie geen enkel effect heeft gehad. Nu vraagt de heer Teeven met terugwerkende kracht of de minister toch met spoed met een wet wil komen. Het is soms moeilijk om terug te komen op eerder ingenomen standpunten. Ik zou de heer Teeven toch daartoe willen uitnodigen.

De heer Teeven (VVD):

Nee hoor. Mevrouw Van Velzen heeft ronkende teksten gebruikt om het kabinet op te roepen tot iets waartoe het kabinet zelf al meteen overging. Mevrouw Van Velzen heeft het wel eens over ronkende teksten. Die kwamen echter uit haar hoekje weer tevoorschijn. Ik denk dat het af en toe goed is om een moment van bezinning te kiezen. Af en toe moet je ook eens een pas op de plaats maken. Vroeger zagen wij in de SP-fractie vaak een moment van bezinning en nu wat minder. Dat is even wennen.

Tot slot wens ik de minister een prettige avond.

De vergadering wordt van 21.18 uur tot 21.23 uur geschorst.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Om te beginnen dank ik u voor uw gelukwens en dank ik de Kamer voor de gelukwensen die daarop volgden. Daar zat een zeker oplopend effect in. Het begon met mevrouw De Pater-van der Meer. Zij zei voor de vergadering dat zij mij wilde gelukwensen, maar dat zij dit om niet nader toegelichte redenen pas later buiten de vergaderzaal wilde doen. Daarna kwam de heer De Roon met een ongewoon vriendelijke start van zijn betoog aan mijn adres. Toen volgde mevrouw Arib, die mij een roos in het vooruitzicht stelde. Daarna was de beurt aan mevrouw Azough, die er een heel boeket van maakte, dat tot op heden alleen een aankondiging is. Dit alles werd overtroffen door de heer Teeven, die werkelijk iedereen in vriendelijkheid overtrof door mij geluk te wensen met mijn 45ste verjaardag, terwijl hij donders goed weet dat mijn werkelijke leeftijd nog hoger ligt dan de zijne. Ik hoop dat de heer Teeven hier ook nog tegen kan. Ik bedank hem overigens nog voor de vriendelijke toonzetting van zijn bijdrage.

Ik zal ter zake komen, want het is een ernstig onderwerp dat ons hier bezighoudt. Ik zal mij door de vriendelijke inleidingen niet laten afleiden van het gewicht van deze zaak voor de slachtoffers. Wij weten dat er zorgen zijn bij de vroegere slachtoffers, bij ouders en ook bij kinderen; zij vrezen voor herhaling na alle berichten van de afgelopen tijd. Ik verzeker de Kamer ervan dat iedereen die hier een verantwoordelijkheid in draagt, zich daarvan scherp bewust is. Dit is een situatie waarvan wij willen dat zij niet voorkomt.

Zoals de Kamer weet, heeft de betrokkene, die in hoger beroep is veroordeeld door het Gerechtshof, maar wiens veroordeling nog niet onherroepelijk is, beroep in cassatie ingesteld. Beroep in cassatie neemt tijd, meestal veel tijd, dat moeten wij onderkennen. Dat vormt gewoonlijk geen beletsel om te doen wat gedaan moet worden, bijvoorbeeld in de vorm van voortzetting van de voorlopige hechtenis. Omdat in dit geval het arrest, de veroordeling van het Gerechtshof, een duur had die overeenkomt met de reeds uitgezeten voorlopige hechtenis, moest de hechtenis volgens alle gebruikelijke criteria worden beëindigd. Tegelijkertijd werden echter geen voorwaarden verbonden aan de terugkeer in de samenleving, wat wij wel belangrijk vinden in dit soort situaties. Zoals de Kamer weet, brengt een veilige terugkeer in de samenleving geen onevenredig grote risico's van recidive mee voor de omgeving. Ik heb daar meer dan eens met de Kamer over mogen spreken. Wij moeten zo veel mogelijk helpen voorkomen dat recidive plaatsvindt. Dat is een van de kerndoelstellingen waarmee ik samen met staatssecretaris Albayrak aan deze kabinetsperiode ben begonnen. Inmiddels hebben wij verscheidene belangrijke stappen gezet.

Daarbij hoort ook dat veel meer wordt gewerkt met voorwaarden die rechtstreeks gericht zijn op het beïnvloeden van het gedrag. Wij willen de situatie bewerkstelligen dat terugkeer in de samenleving een breuk met een vroeger levenspatroon betekent. Terugkeer in de samenleving na een straffe maatregel mag niet betekenen dat je teruggaat naar dezelfde vrienden en dezelfde activiteiten. Daarop hebben wij ingezet voor bepaalde vormen van criminaliteit, waaronder de jeugdcriminaliteit. Daarvoor zijn de veiligheidshuizen van belang. Voor de zaken die eindigen met een langdurigere strafrechtelijke veroordeling is in dit verband van belang dat wij nu gelukkig zijn teruggekeerd naar het systeem van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in plaats van de automatische vervroegde invrijheidstelling. Voor mij persoonlijk was dat een lang gekoesterde wens en ik ben blij dat dit inmiddels met de volledige instemming van uw Kamer en van de Eerste Kamer wet is geworden. Dat is ook precies de reden waarom we nog een ander wetsvoorstel in voorbereiding hebben dat betrekking heeft op de inhoud van de voorwaarden die bij terugkeer in de samenleving kunnen worden gesteld.

Ik stel maar meteen iets voorop wat betrekking heeft op de vragen die zijn gesteld over wat we hieraan doen op het vlak van de wetgeving. Er is inderdaad een aantal mogelijkheden in de wetgeving om hierin verder verbetering te brengen. Een van die mogelijkheden is aangestipt door de heer Teeven, toen hij sprak over de bevelen die kunnen worden gegeven op basis van een nog bij de Eerste Kamer aanhangig wetsvoorstel dat vooral bekend is geworden in verband met voetbal, maar dat een veel ruimere reikwijdte heeft. Hij heeft daarbij de openbare orde ter sprake gebracht, de geschoktheid van de rechtsorde. In het verlengde van de mogelijkheden die er liggen voor de burgemeester en de officier van justitie acht ik een ander wetgevingsproject dat ik in voorbereiding heb, van nog groter belang. Het regelt de bevoegdheid van de rechter om in situaties van geschokte rechtsorde gebiedsverboden op te leggen. Dat wetsvoorstel gaat nu in consultatie en wij verwachten daarvan ook verbeteringen.

Het meest op deze situatie gericht is het wetsvoorstel dat ik de Kamer al eerder in het vooruitzicht heb gesteld en dat precies betrekking heeft op de procesrechtelijke impasse waarin we helaas zijn komen te verkeren in deze situatie: hoger beroep, veroordelend vonnis, voorwaarden die verbonden zijn aan de invrijheidstelling of in dit verband aan het uitgezeten hebben van de straf, maar het veroordelende arrest is nog niet onherroepelijk geworden doordat cassatieberoep is ingesteld. Om daarin te voorzien is het inderdaad mijn bedoeling om op heel korte termijn te komen met aanvulling op de wetgeving. Mevrouw Van Velzen heeft mij de vraag gesteld of het er kan zijn binnen één maand. Zij zal zich ongetwijfeld hebben gerealiseerd dat vragen om binnen één maand met wetgeving te komen, een bijzondere uitdaging is in een stelsel van wetgeving dat – ik slik "gebukt gaat onder" even in – voorzien is van uitgebreide procedures van consultatie, met adviesorganen, met belanghebbenden, met de advisering door de Raad van State die van waarde is voor ons en voor u, gevolgd door behandeling in de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Wat het laatste betreft, hoop ik zeer dat de wetsvoorstellen die deze week niet meer konden worden afgehandeld, spoedig op de agenda zullen staan in het nieuwe jaar. Ik denk dat ik aan deze bijzondere uitdaging zo om en nabij kan voldoen. Mevrouw Van Velzen vroeg om wetgeving binnen één maand. Als we daarvan de periode van het kerstreces mogen aftrekken, dan denk ik dat het gaat lukken. Ja, zo snel! Ik zie mevrouw Van Velzen nog wat ongelovig kijken, maar ik denk dat het gaat lukken om in januari, dus rond het moment dat u nog maar net bezig bent met de hervatting van de werkzaamheden, op dit punt een wetsvoorstel te hebben. Het is namelijk mijn bedoeling om dit op te nemen in het wetsvoorstel waar ik het zo-even al over had, over het meer werken met voorwaarden. Ik vind dit daarbij zodanig aansluiten dat het daarin kan worden meegenomen en dan hoop ik uiteraard vervolgens op een spoedige en voorspoedige behandeling in uw Kamer.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Zoals de minister het formuleert, klinkt het alsof ik hem vraag om een wonder te doen, maar het is natuurlijk al sinds juni bekend dat er een maas in de wet zit. Eigenlijk had dat al bij het opstellen van de wet duidelijk mogen zijn. Waar ik even wat verbaasd over keek, is dat hij zegt: laten wij het kerstreces ervan aftrekken. Dan zijn we al een maand verder. Kan hij toezeggen dat hij het wetsvoorstel in januari de Kamer zal toesturen? Is dat wat hij zegt? Of wil hij na januari nog een maand de tijd hebben?

Minister Hirsch Ballin:

Nee, zo lang is het kerstreces nu ook weer niet. Ik bedoelde januari.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dan ben ik helemaal blij. Dank u wel.

Minister Hirsch Ballin:

U hebt mij goed begrepen. Dat is gegeven de wetgevingsprocedures echt op de kortstmogelijke termijn.

De vraag van de heer De Roon hoop ik hiermee ook te hebben beantwoord. Wij zijn ons zeer bewust van de urgentie hiervan. Ik weet dit ook van de burgemeesters die bij deze geschiedenis betrokken zijn. Zij hebben in dezen terecht verantwoordelijkheid op zich genomen, want er is op dit moment geen strafrechtelijke basis om te handelen. Het gaat om de zorg en aandacht die de burgemeesters hieraan dienen te besteden. Van alle betrokkenen weet ik dat er sprake is van een gevoel en een besef dat er ernstige zorgen zijn. Deze zorgen moeten wij zo veel mogelijk wegnemen. De Kamer zal begrijpen waarom ik de woorden "zo veel mogelijk" gebruik. In elk geval wordt dit serieus zo opgevat.

In dit verband vermeld ik dat de gemeente van terugkeer primair de taak heeft om te zorgen voor opvang en nazorg van de gedetineerde. Dat is de reden van de in gang gezette informatie-uitwisseling met de gemeenten. Nu betrokkene niet meer bij justitie wordt ondergebracht, ligt er op het gebied van de huisvesting een taak van de gemeente. Natuurlijk zal een gemeente zich daarbij bekommeren om de omgeving: het zal een omgeving moeten zijn waar dit niet tot problemen leidt. Met het oog daarop vindt er overleg plaats. Reclassering Nederland speelt daarin een zeer gewaardeerde en zeer actieve rol. Ik kan de Kamer verzekeren dat alle nodige aandacht aan deze zaak wordt besteed.

Er is berichtgeving geweest over activiteiten als telefonisch contact, de straat inrijden en dergelijke. Ik kan niet over alles zekerheid geven, bijvoorbeeld over de tijdstippen enzovoort. Het rijden in een straat kan aanleiding zijn tot zorg, maar het is op zichzelf geen strafbare activiteit. Op het moment dat zich iets voordoet wat voor de politie of justitie reden is om tot handelen over te gaan, zal dat uiteraard gebeuren.

Er is gevraagd naar de kosten voor de slachtoffers van de civiele procedure voor een straat- en contactverbod. Het civiel recht regelt al dat bij het toewijzen van de eis de verweerder in de proceskosten wordt veroordeeld. Wij weten dat er toch nog vaak sprake is van een hoge drempel. Dat is een van de redenen waarom wij steeds meer en systematischer de positie van slachtoffers ondersteunen die zich in het strafproces voegen. Dat doen wij deels door wetgeving. De nieuwe wetgeving op het punt van de slachtofferhulpverlening is vanmiddag door de Eerste Kamer aanvaard. Op dat punt kan ik dus goed nieuws melden over een wetsvoorstel dat een intense behandeling, inclusief novellering, in deze Kamer heeft ondergaan.

Ook aan de directe aandacht voor slachtoffers wordt gewerkt door het Openbaar Ministerie, door mijn ministerie en andere instanties. Ik vermeld als voorbeeld de slachtofferloketten die in gebruik zijn genomen in Den Haag bij het Paleis van Justitie. Misschien heeft men de berichten daarover op de website van het ministerie of elders gezien. Ik ben mij dus zeer bewust van het belang van goede zorg voor slachtoffers, in het bijzonder voor de jeugdige slachtoffers van dit soort misdrijven.

De heer De Roon heeft verwezen naar zijn eigen initiatiefvoorstel over minimumstraffen. Hij kent mijn standpunt daarover. Op het moment dat het initiatiefvoorstel in bespreking komt, zal ik daar van regeringszijde het nodige over zeggen.

Een overheidswebsite ter bekendmaking van vrijgekomen pedoseksuelen, zie ik niet als de goede manier van bekendmaken. Ten eerste heeft dit te veel de klankkleur van een soort bijkomende straf. Ten tweede zal de bekendheid die aan iemand wordt gegeven, een zeer gerichte bekendheid moeten zijn. Vandaar de informatievoorziening aan gemeenten en het belang van voorwaarden alsook de rol die de reclassering daarin heeft te vervullen uit een oogpunt van toezicht.

Mevrouw Van Velzen vraagt of het uitwerken van het arrest niet sneller had gekund. Het hof heeft gemeld dat er met voorrang aan deze zaak is gewerkt. De Hoge Raad is ook van plan om met voorrang daaraan te werken. Dat neemt niet weg dat de termijnen op het eerste gezicht, als je er als buitenstaander naar kijkt, lang zijn. Die nemen inderdaad verscheidene maanden in beslag. Dat heeft te maken met de werkwijzen, die van een zeer grote precisie zijn, die daarbij in acht worden genomen of moeten worden genomen. Het hof heeft laten weten dat het arrest en de relevantie bewijsmiddelen binnen de gestelde termijn zijn doorgestuurd. Ik kan mij het gevoel van ongeduld van mevrouw Van Velzen voorstellen. De termijnen die dergelijke procedures nemen, zijn inderdaad lang, mede als gevolg van de werkdruk. Ik kan haar verzekeren – dat heeft zowel het hof als het gerechtshof bericht – dat aan deze zaak in deze bijzondere constellatie met voorrang wordt gewerkt.

Mevrouw Arib heeft gevraagd om hierbij ook de gemeenten te betrekken. Ik heb al gezegd dat dit al gebeurt. Misschien moet ik het zelfs omgekeerd zeggen: doordat de burgemeesters hun primaire verantwoordelijkheid zien, onderkennen, hoeven wij ze daar niet op aan te spreken. Zij hebben en nemen hun verantwoordelijkheid. Wij zijn uiteraard ook voortdurend in contact met hen, via het ministerie. Ik heb hierover ook zelf contact gehad met burgemeester Van Gijzel. Over en weer bestaat alle besef van het belang van deze zaak en soortgelijke zaken.

Mevrouw Arib (PvdA):

Het gaat mij vooral om het volgende. Wij zijn natuurlijk hartstikke blij dat er op korte termijn een wetsvoorstel ligt. In de tussentijd moet zo'n ex-zedendelinquent ergens worden ondergebracht. Hij is voortdurend actief bezig om de media op te zoeken en de aandacht op zich te vestigen, overal waar hij naartoe gaat. Daardoor ontstaat onrust. In de tussentijd zou ik willen dat er concrete afspraken worden gemaakt. Met wie, wil ik allemaal niet weten. Ik wil wel dat hij ergens wordt gehuisvest en dat er controle op die man is, temeer omdat de rechter heeft gezegd dat het risico aanwezig is dat hij in herhaling vervalt.

Minister Hirsch Ballin:

Ik kan de Kamer verzekeren dat de betrokken gemeenten, de reclassering en wij absoluut niet stilzitten. Er wordt aan gewerkt en overleg gevoerd over de risico's en de problemen die voortkomen uit de voortgaande publiciteit, om deze te beperken. Ik hoop dat dit goed uitwerkt. Daar wordt veel zorg en aandacht aan besteed, zoals dat moet in deze situatie.

Mevrouw De Pater-van der Meer vroeg waarom deze man niet terug kan naar Eindhoven. Betrokkene kan in beginsel terug naar Eindhoven. Of dat ook het eindresultaat is, zal moeten blijken. Dit is echter inderdaad het uitgangspunt.

Wat betreft de maatregelen van de burgemeester noem ik artikel 172, lid 3, de zogenaamde lichte bevelsbevoegdheid die de burgemeesters uiteraard kennen en onderkennen. Een andere mogelijkheid is artikel 174 van de Gemeentewet. Verdedigd kan worden dat in situaties van directe bedreigingen op grond daarvan een bevel kan worden gegeven. Vanwege het nieuwe gebruik van dit artikel, zullen gemeenten voor de inzet van deze bevoegdheid afstemming moeten hebben met het Openbaar Ministerie. Een burgemeester kan geen gebiedsverbod opleggen.

Mevrouw Azough heeft gevraagd hoe het staat met het project bestuurlijke informatievoorziening gemeenten inzake (ex-)gedetineerden. Ik heb al even melding gemaakt van de pilots die in september zijn gestart. Die duren een halfjaar. Het eerste deel daarvan zal in maart worden afgerond. Ik heb al bij meer gelegenheden gewezen op het belang dat wij daaraan toekennen. Op basis van die evaluatie zal ik in 2010 een besluit nemen over het vervolg.

De heer Teeven heeft de mogelijkheden van aangifte van eventuele voortgezette feiten ter sprake gebracht. Dat wordt onderkend. Daarvan is het Openbaar Ministerie zich bewust. Ik stipte dat al even aan.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik heb een vraag naar aanleiding van dat experiment. Neemt de minister in die evaluatie ook de risico's mee die bijvoorbeeld naar aanleiding van de afgelopen maanden naar voren zijn gekomen, namelijk van het doorschuiven van problemen door burgemeesters? Kan hij daarover nu al iets zeggen? Hij gaat een beetje gemakkelijk voorbij aan de zorgen die meerdere fracties naar voren hebben gebracht.

Minister Hirsch Ballin:

De slotopmerking van mevrouw Azough kan ik niet plaatsen, maar ik ga er maar niet al te uitgebreid op in. Leest u nog even terug wat ik net heb gezegd. Ik ben nergens gemakkelijk aan voorbij gegaan.

De pilot is erop gericht om bij het soort veroordelingen waarvoor het nodig is, te komen tot een informatievoorziening waarmee de burgemeester iets kan doen. Daarin zitten in de kern van de zaak twee elementen. Het ene is het specifiek bruikbare karakter van de informatie en het andere zijn de bevoegdheden die de burgemeester kan benutten of de bevoegdheden van andere instanties, aan wie hij kan vragen die te benutten. De reclassering, justitie zelf en de politie hebben daarin een rol te vervullen. Beide elementen behoren tot wat wij beogen met deze informatievoorziening. Die zullen uiteraard ook allebei bij de evaluatie van wat er nu is gebeurd aan de orde komen.

Ik weet niet of ik alle vragen heb beantwoord in de volgorde waarin ze zijn gesteld, maar ik heb wel de indruk dat ik thematisch, qua onderwerp, heb behandeld wat er naar voren is gebracht. Mijn oog valt nog op het onderwerp "recidive" in de aantekeningen bij mevrouw Azough. Daarop ben ik al ingegaan in de inleiding van mijn antwoord. Zij is uiteraard ook bekend met de beschrijving van ons beleid en de resultaten waartoe dit inmiddels leidt.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik zit nog met de prangende vraag of in het specifieke geval van deze Eindhovense pedoseksueel alles uit de kast wordt getrokken wat binnen de wet mogelijk is om deze man, terwijl reclasseringstoezicht niet verplicht is, wel in de gaten te houden, gezien het feit dat deskundigen zeggen dat hij blijvend gevaarlijk is. Kan de minister op deze vraag ingaan?

Minister Hirsch Ballin:

Het antwoord op die vraag is ja. Wij doen wat er kan binnen de wettelijke kaders. Er is door de burgemeesters een aantal zaken geprobeerd die de rechter niet rechtmatig achtte. Uiteraard moeten daarbij rechterlijke uitspraken worden gerespecteerd, maar uiteraard wordt met inachtneming van recht en wet gedaan wat mogelijk is. Ik noem daarbij in het bijzonder de inspanningen die nu, in overleg met de betrokkene, worden verricht om tot een beheerste en beheersbare situatie te komen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Is daarmee dan voorzien in voldoende toezicht, in voldoende sluitende afspraken, zodat de burgemeester van de volgende gemeente zich niet genoodzaakt ziet om met een gebieds- of zelfs een gemeenteverbod te komen als de man daar aanklopt?

Minister Hirsch Ballin:

Het overleg is niet gericht op het doorschuiven van het probleem. Integendeel, het is erop gericht om tot een afgeronde oplossing te komen op het punt van huisvesting, veiligheid en de rol van de reclassering daarin. Een situatie waarin de betrokkene, respectievelijk het probleem, als het ware ronddoolt door Nederland, is uiteraard niet wat wij nastreven.

De heer Teeven (VVD):

Kan de minister nog ingaan op de door mij opgeworpen vraag of de burgemeester het begrip "geschokte rechtsorde" kan hanteren?

Minister Hirsch Ballin:

Burgemeesters hebben een taak op het gebied van de openbare orde. Zoals de heer Teeven weet, bestaan er uiteraard situaties van schending van de openbare orde met het karakter dat er rechtsregels worden overtreden. Dan is er tegelijkertijd sprake van strafbare feiten. "De geschokte rechtsorde" is een invalshoek en omschrijving die meer thuishoort bij de officier van justitie, bij de politie handelend onder gezag van de officier van justitie, en bij de rechter wanneer het gaat om de gebiedsverboden die worden neergelegd in het andere wetsvoorstel. Niet het wetsvoorstel waarover ik net sprak, maar het wetsvoorstel dat in consultatie wordt gegeven.

De heer Teeven (VVD):

Ik had de minister eigenlijk gevraagd of hij nog ruimte ziet dat mogelijk in de Gemeentewet die geschokte rechtsorde een plaats krijgt, omdat dat in een van de uitspraken in de Eindhovense zaak nu juist het probleem was.

Minister Hirsch Ballin:

Ik zie het probleem zoals het zich in de rechterlijke uitspraken heeft gemanifesteerd iets anders liggen. Het gaat daarbij zeker om de bevoegdheid van de burgemeesters om bevelen te geven ter bescherming van de openbare orde, maar de openbare orde is natuurlijk ook in het geding wanneer zich bijvoorbeeld onrust voordoet in of rondom scholen, of andere openbare gelegenheden waarbij men bezorgd is voor een herhaling van het soort feiten als waar het hier om gaat. Dus voor een vermenging van openbare orde en handhaving van de rechtsorde zie ik geen reden. Het is uiteraard ook geen goede wetgeving als wij dat dan in de gemeenteraad zouden implanteren, maar wij zijn uiteraard wel met afgestemde wetgeving bezig, mijn collega van Binnenlandse Zaken en ik, zoals het wetsvoorstel dat bij de Eerste Kamer nu aanhangig is en zoals blijkt uit wat ik net zei over de andere wetgeving.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn. Niet alle leden hebben aangegeven een tweede termijn te wensen, de heer De Roon wel. Ik geef hem en de anderen die dat willen de gelegenheid. Hij heeft één minuut spreektijd, inclusief het indienen van een eventuele motie indien hij dat aan de orde acht.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. De minister heeft gezegd dat gelden voor slachtofferhulp om civielrechtelijke procedures leidend tot een contact- en gebiedsverbod jegens pedofielen te kunnen financieren niet nodig zijn, want als zo'n gebiedsverbod wordt toegewezen, kan er ook een kostenveroordeling volgen. Dan heb je je geld terug. Maar het gaat er nu juist om dat je ouders hebt van slachtoffers van pedofielen die niet weten hoe die procedure zal aflopen en of de eis tot een gebiedsverbod die zij bij de civiele rechter indienen ook gehonoreerd zal worden. Ik zou juist zo graag zien dat de minister vanuit de gelden van slachtofferhulp die mensen een steun in rug biedt door hen aan te bieden die kosten voor te financieren.

Over de overheidswebsite voor pedofielen waarvoor ik heb gepleit, zegt de minister dat hij daar niet zo veel voor voelt, want dat heeft te veel de klankkleur van een bijkomende straf. Mij gaat het alleen maar om strafrechtelijke maatregelen in het belang van slachtoffers. Er zijn natuurlijk heel veel strafrechtelijke maatregelen die op de een of andere manier ook de klankkleur hebben van een straf. Als het om tbs gaat, ervaart degene die daartoe veroordeeld is dat gewoon als een vrijheidsstraf. Gaat het om onttrekking aan het verkeer, dan ben je je voorwerp kwijt. De veroordeelde ziet echt het verschil met de verbeurdverklaring niet. Dus dat argument vind ik nog niet zo overtuigend. Misschien kan de minister het nog iets beter uitleggen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de toezegging dat hij heel snel met een wetsvoorstel naar de Kamer zal komen. Dat lijkt mij het begin van de oplossing. Ook dank ik hem voor de toezegging vanuit de Hoge Raad dat deze zaak met urgentie zal worden behandeld. Dat is heel prettig om te weten.

Ik zit nog met een vraag die ik tijdens de begrotingsbehandeling ook al een keer aan de minister heb voorgelegd en die hij toen niet heeft beantwoord. Ik heb van Reclassering Nederland het signaal gekregen dat zij met enige regelmaat zedendelinquenten krijgt toegeschoven waarop zij toezicht zou moeten houden en waarover zij zegt: wij houden ons hart vast, dat zijn lastige mensen, waarvan niet gegarandeerd kan worden dat het toezicht afdoende zal zijn. Ik heb de minister toen ook de vraag voorgelegd of hij die signalen kent en of hij niet eens in gesprek wil gaan met de reclassering, specifiek over deze doelgroep. De minister zit nu naar de tribune te kijken, want dit is een bekend verhaal. Ik heb het hem namelijk al eerder gevraagd. Ik zou er nu toch wel heel graag een antwoord op willen krijgen, want het lijkt mij dat als ernstig recidivegevaarlijke pedoseksuelen op vrije voeten komen het reclasseringstoezicht zwaar genoeg moet zijn en dat het geregeld moet zijn voordat deze mensen vrijkomen. Er moet dan huisvesting geregeld zijn, anders dan nu, waar wij het pas gaan regelen als iemand al op vrije voeten is. De reclassering moet toegerust zijn om deze mensen te begeleiden en toezicht te houden en moet dus niet te zware gevallen krijgen. Daarop krijg ik nog graag een reactie.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat de rest van de leden geen tweede termijn wenst en geef dus het woord aan de minister van Justitie voor zijn antwoord in tweede termijn.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. De heer De Roon heeft ook in tweede termijn het financiële aspect van het optreden als slachtoffer naar voren gebracht. Ik waardeer uiteraard de aandacht voor de positie van slachtoffers, want ook dat is een van de onderwerpen waarbij wij systematisch aan verbetering werken. Ik sta ook open voor nieuwe gedachten; daarover zal ik graag nog eens nadenken. Ik zou echter niet al te snel willen zeggen dat dit precies de missing link is in wat wij doen ter versterking van de positie van slachtoffers. Er zijn mogelijkheden voor rechtsbijstand aan slachtoffers. Wij hebben dus ook het slachtofferloket, dat ook de mogelijkheden biedt voor juridische bijstand, voor ondersteuning bij het optreden in de procedure als benadeelde partij die in het strafproces schadevergoeding vraagt. Het gaat naar mijn mening om het geheel van de verbeteringen van de positie van de slachtoffers. Ik sluit me niet af voor nieuwe gedachten zoals de zojuist verwoorde, maar ik zou aan de andere kant zeker niet de indruk willen wekken dat er op dit punt sprake is van stilstand. Integendeel, er zijn een paar belangrijke stappen gezet, ook na de aanneming, vanmiddag, van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer.

Wat betreft de website dank ik de heer De Roon voor de nadere toelichting op zijn bedoelingen daarbij. Hij bedoelde dus niet een schandpaal maar informatie die gericht moet zijn. Het was mij ook juist te doen om de gerichtheid van de informatie toen ik net zei dat de burgemeester dit moet weten, de burgemeester c.q. de gemeente; dat gaat samen in het informatieproces dat wij uitzetten. Dit geeft de mogelijkheid maar ook de taak aan de gemeente om ervoor te zorgen dat er op de plaats waar iets nodig is, ook juist dát gebeurt. Dat is iets anders dan het creëren van een wijd verspreide onrust in de gemeente: ergens, overal, kan het gebeuren. Dat kan dan te veel en tegelijkertijd ook te weinig zijn uit een oogpunt van preventie.

Ik dank mevrouw Van Velzen uiteraard voor alles waarover wij het eens zijn. Zij sprak over de kwestie van de reclassering en de toerusting voor deze allerlastigste categorie. Wij weten dat er inderdaad sommige categorieën veroordeelden zijn, sommige mensen aan wie reclasseringstoezicht wordt opgedragen, waarbij dit bij uitstek een probleem is. Zoals men zal zien, is in het wetsvoorstel waarover wij het net hadden, dat gaat over een verdere uitwerking van de voorwaarden in het kader van het beleid van de staatssecretaris en mij om meer met voorwaarden te werken als methode van gedragsbeïnvloeding, methodiek een punt van aandacht. Wat betreft het punt dat mevrouw Van Velzen net aansneed, kan ik melden dat dit deel uitmaakt van ons beleid en van wat wij doen op het punt van de toerusting. Uiteraard sta ik ook geheel open voor signalen van de reclassering. De vraag van mevrouw Van Velzen of hierover nader contact en overleg kunnen plaatsvinden, beantwoord ik volmondig bevestigend, wat mij betreft binnen het kwartier.

Hiermee heb ik naar ik meen de vragen beantwoord die in tweede termijn zijn gesteld. Ik zie uiteraard uit naar de behandeling van het wetsvoorstel waarvan ik net melding maakte en waarover ik heb gezegd dat het mijn bedoeling is – ik heb dat ook toegezegd – om tot indiening in januari te komen.

De beraadslaging wordt gesloten.

Sluiting 21.59 uur

Naar boven