Aan de orde is het debat over het verslag van de Europese top.

De voorzitter:

Mevrouw Wiegman heeft aangekondigd dat zij alleen de eerste termijn aan het debat zal deelnemen. Mevrouw Van Gent zal het woord voeren namens de GroenLinksfractie.

Ik zou het woord willen geven aan de heer Pechtold, maar die is afwezig. De politicus van het jaar! Aangezien niemand van de D66-fractie aanwezig is, geef ik het woord aan de heer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Het voornemen van de nieuwe vaste voorzitter Van Rompuy om bijeenkomsten van de Europese Raad flink op te schudden, kan op grote steun van de SP-fractie rekenen. Het hele parcours, waarbij onderwerpen eerst worden besproken in talloze raden van ministers en van ambassadeurs en vervolgens door de ministers van Buitenlandse Zaken om tot slot tijdens de Europese Raad te worden afgehamerd, lijkt ook ons veel efficiënter te kunnen. De kloof tussen wat officieel op de agenda staat en waar echt over wordt gesproken, werd steeds groter. Wij zien zijn voorstellen dan ook met belangstelling tegemoet.

Van Rompuy heeft echter ook gezegd dat zijn aandacht vooral zal uitgaan naar de economische situatie in de Europese Unie. Hij heeft zelfs gezegd dat, indien wij de Europese levensstijl willen handhaven, de economie met 2% per jaar moet groeien. Dat lijken mij geen uitspraken die passen bij het technisch voorzitterschap van de Europese Raad. Wat is de opvatting van de minister-president over het feit dat deze uitspraak is gedaan? Vindt de regering dit passend bij het technisch voorzitterschap? En is de minister-president het inhoudelijk eens met de norm van 2%? De Europese Unie gaat uit van 1%. Waar is die 2% op gebaseerd?

Tijdens de afgelopen Europese Raad is gesproken over verkeerde prikkels in het bankwezen. De Britse en de Franse premier hebben gepleit voor een belasting op bonussen. Maar anders dan alleen roepen dat het mondiaal moet worden aangepakt, gaan de Britten het nu ook daadwerkelijk in eigen land unilateraal doorvoeren; iets wat tot voor kort vanwege de belangen van de City voor onmogelijk werd gehouden. Nu de Britten eraan gaan staan, zeggen de Fransen dat voor hen een belangrijke reden is weggevallen om het niet te doen. Waarom heeft de Nederlandse regering geen maximale steun aan het voorstel toegezegd? Dat zou toch passend zijn?

Alle aandacht voor de opvolger van de Lissabonstrategie kan niet verhullen dat die strategie is mislukt. De SP heeft altijd forse kritiek gehad op de wijze waarop die strategie was geformuleerd. Bovendien is er verwarring ontstaan tussen doel en middel. Als voorbeeld noem ik het flexibiliseren van de arbeidsmarkt door aantasting van het ontslagrecht. Ook volgens de Algemene Rekenkamer waren de doelen weinig concreet en nauwelijks meetbaar, laat staan haalbaar. Met deze kritiek is het onvoorstelbaar dat deze Europese Raad nauwelijks achteruit heeft gekeken om van de fouten uit het verleden te leren. Is het niet nodig om eerst goed te evalueren waar het is misgegaan in plaats van in de Voorjaarsraad een nieuwe strategie te willen vaststellen? Wanneer verwacht het kabinet dat wij kennis kunnen nemen van het concrete voorstel voor een strategie? Blijft er genoeg tijd over voor een grondige discussie in de Kamer?

Het Stockholmprogramma over vrijheid, veiligheid en recht is als hamerstuk goedgekeurd. Op sommige onderdelen is dit programma wat de SP betreft te ambitieus. Zo is het streven naar een gezamenlijk asielsysteem op zijn minst voorbarig. Het lukt in de Unie nu al niet om allerlei minimumnormen eenduidig in iedere lidstaat toe te passen. Wat wij toejuichen is de lidstaatmonitoring. Gaat het kabinet er ook voor zorgen dat wanneer lidstaten niet blijken te voldoen aan hun lidmaatschapseisen met betrekking tot de rechtsstaat, zij zullen worden gedwongen dat wel te gaan doen? Is het kabinet het ermee eens dat het vreemd is om elkaars rechtsstaat te monitoren nadat er al in veel EU-wetgeving van wordt uitgegaan dat er sprake is van wederzijds vertrouwen in elkaars rechtsstaat? Zouden wij niet moeten stoppen met dat beginsel verder toe te passen totdat die monitor goed en wel functioneert.

De voorzitter moest al met de pet rond langs lidstaten om geld voor klimaatacties in ontwikkelingslanden tot 2013 bij elkaar te sprokkelen. Wij zijn blij met het bedrag dat er ligt, maar de regering moet erkennen dat het bedrag van 7,2 mld. het resultaat is van een inzamelingsactie en niet van een gecoördineerd Europees optreden. Hiermee is nog geenszins een principe voor lastenverdeling afgesproken dat ook tot voorbeeld voor heel de wereld kan dienen. Is de 7,2 mld. wel nieuw geld of komt het deels uit bestaande budgetten voor ontwikkelingssamenwerking? Wij weten van eerdere inzamelingsacties, zoals die bij de G8 in het Schotse Gleneagles, dat het nog maar valt te bezien hoe concreet die concrete bijdragen werkelijk zijn. Ook is er geen enkele concrete toezegging van de EU voor de financiering na 2013. Waaruit blijkt volgens de regering dan dat de EU met deze afspraak een leidende rol kan spelen in Kopenhagen?

Ten aanzien van de uitbreiding heeft de Raad de conclusies van de eerdere Raad van 8 december onderschreven. Ten aanzien van Turkije is dat raar, vanwege twee zaken. Onlangs is in Turkije de Koerdische partij DTP verboden. In de conclusies van de Raad van 8 december wordt nu juist de ontwikkeling wat betreft de Koerden toegejuicht. Daar lijkt met de ontwikkelingen van de afgelopen dagen een streep door te zijn gehaald. Ook wat betreft de protocollen die Turkije moet ondertekenen met betrekking tot de relatie tussen Turkije en Armenië is er geen vooruitgang. Sterker nog, de Turkse premier Erdogan zou tegen de Amerikaanse president Obama hebben gezegd dat er voorwaarden aan de ondertekening van die protocollen worden gesteld door Turkije. Wat is de opvatting van de Nederlandse regering over beide onderwerpen waarop geen sprake is van vooruitgang, maar eerder van achteruitgang?

Met de verklaring over Iran door de Europese Raad speelt de Europese Unie het hoger op. De SP-fractie maakt zich zorgen over een mogelijke escalatie van het conflict wanneer de EU zou overgaan tot het instellen van verdergaande sancties, zeker wanneer dat zonder een VN-resolutie gebeurt. De Europese Raad verzoekt de ministers van Buitenlandse Zaken na te gaan welke stappen er kunnen worden gezet. Waar moeten wij concreet aan denken? Gaat Nederland bijvoorbeeld benzinesancties tegen Iran steunen? Ten aanzien van Iran dreigt zich hetzelfde scenario te ontwikkelen als indertijd ten aanzien van Irak: buiten de VN om handelen en sancties volgen op sancties. Gaat de regering straks ook het dreigen met geweld steunen?

Niet op de agenda, maar tijdens deze top zeker aan de orde was de zorgwekkende situatie van de overheidsfinanciën in Griekenland. De Duitse bondskanselier Merkel verklaarde voorafgaand aan de top dat wat in Griekenland gebeurt, ons allemaal treft. Bij een gezamenlijke munt hoort ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid, zo zei zij, om te besluiten met het opwerpen van de vraag wat Europa voor invloed op nationale parlementen heeft om te voorkomen dat Europa tot stilstand komt. Daarmee geeft Duitsland aan dat het niet langer aan Griekenland zelf is om te kijken hoe de begrotingsproblemen moeten worden opgelost. De premier verklaarde na de top tegenstander te zijn van begrotingssteun voor Griekenland, en meerdere regeringsleiders met hem. Maar deelt de regering Merkels opvatting dat de Griekse problemen ons mogelijk allemaal raken? Hoe schat de regering de mogelijke effecten van een faillissement van Griekenland in, waaronder het effect op andere eurolanden die in zwaar weer verkeren? Ik noem Ierland, Portugal, Spanje en mogelijk Italië. Hoewel Duitsland weinig bijval kreeg, is het niet waarschijnlijk dat het dit punt zal laten rusten. Omdat er nog meer eurolanden in zwaar weer verkeren, verwachten wij ook dat deze discussie voorlopig niet van het Europese toneel is verdwenen. Deelt de regering die inschatting?

Hoe verder? Dat is de vraag. De SP-fractie wenst niet de richting op te gaan dat de EU eurolanden met begrotingsproblemen gaat voorschrijven hoe te handelen, bijvoorbeeld door die landen te dwingen tot hervormingen in de sociale zekerheid of bezuinigingen op de ambtenarensalarissen. Deelt de regering deze mening dat de begrotingsautonomie van lidstaten, die tot de kern van de nationale soevereiniteit behoort, niet verder moet worden aangetast? Ziet de regering andere mogelijkheden om eurolanden te behoeden voor een faillissement zonder dat Nederland de rekening gepresenteerd krijgt?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Terwijl de Europese regeringsleiders vrijdag bij elkaar waren, werd in Kopenhagen op de klimaattop een concept van een verdragstekst vrijgegeven. Veel van de tekst staat tussen blokhaken omdat over veel nog consensus moet worden bereikt. Zo laat de tekst nog veel ruimte betreffende ambities voor het terugdringen van de CO2-uitstoot en het beperken van de temperatuurstijging. Deze week wordt de top voortgezet op nog hoger politiek niveau en de rituele rondedans van verschillende machtsblokken en verenigde landen is inmiddels begonnen, hebben wij begrepen. Maar laten wij hopen dat het positie bepalen snel voorbij is en dat deze week echt tot goede afspraken zal leiden.

Dat brengt mij bij de Europese inzet, van groot belang voor het boeken van resultaten. De fractie van de ChristenUnie waardeert in dat licht het hoge Europese bedrag voor snelle financiering. De EU-lidstaten hebben zich bereid verklaard de komende drie jaar in totaal 7,2 mld. op tafel te leggen om de ontwikkelingslanden te helpen bij het bestrijden van de gevolgen van de klimaatsverandering. Ik ben wel benieuwd in hoeverre dit nieuw geld is of dat het in bepaalde mate al bestemd was voor ontwikkelingslanden. Naast geld is het delen van technologie voor ontwikkelingslanden van belang. Dit was ook een belangrijk discussiepunt in de afgelopen tijd. Zijn daarover bij de afgelopen top nog afspraken gemaakt? Is dat nog aan de orde geweest?

Vorige week hadden wij in het algemeen overleg nog enige discussie over de voorwaardelijkheid of onvoorwaardelijkheid van de 30% reductie. Ik begrijp dat de reductie van 30% nu voorwaardelijk is, maar graag hoor ik nog hoe deze discussie op Europees niveau is verlopen en wat wij in Europees verband kunnen verwachten na Kopenhagen. De fractie van de ChristenUnie is in ieder geval blij in deze tekst een duidelijke verwijzing naar het huidige Kyotoprotocol te zien, in tegenstelling tot de gelekte tekst waarover wij vorige week onze verontrusting hebben uitgesproken. De fractie van de ChristenUnie verwacht dat in de verdragstekst nog een passage over het financieren van maatregelen zal volgen, zeker nu Europa een bod heeft gedaan.

Hoewel Kopenhagen op dit moment terecht de meeste aandacht vraagt en krijgt, wil ik ook over verschillende andere onderwerpen wat opmerkingen maken. Allereerst over de Lissabonstrategie. Dit gaat eigenlijk over de conclusies 17 tot en met 20. Het begin van een betere strategie is er, met meer oog voor belangen die er werkelijk toe doen, zoals het milieu. Maar blijvende aandacht is nodig voor de gevolgen van groei en vrije handel, niet alleen in de Europese Unie, maar ook daarbuiten. Hoe krijgt het voorkomen van negatieve effecten van de Europese economische groei in andere landen, met name ontwikkelingslanden, vorm in de Lissabonstrategie? Is dat een punt van aandacht geweest tijdens de afgelopen top?

Ik maak ook een opmerking over conclusie 15, over een evenwichtige verhouding tussen het belang van financiële instellingen en het belang van de samenleving. In de zoektocht naar dit evenwicht is ook een rol weggelegd voor het IMF. Is daarbij ook gesproken over de besluitvormingsstructuur van het IMF en de plaats van ontwikkelingslanden in het IMF? Ook daarin is die evenwichtigheid zoek. Is er daarnaast, van een iets andere orde, gesproken over steun door het IMF aan ontwikkelingslanden? Speciale crisisondersteuning vanuit het IMF naar deze landen is nu relatief mager, wat onder meer wordt veroorzaakt door de structuur van het IMF, terwijl juist ontwikkelingslanden baat hebben bij steun. De ChristenUnie heeft al eerder de optie genoemd om de speciale trekkingsrechten van Nederland voor een deel in te zetten voor ondersteuning van de minst ontwikkelde landen. Ook Frankrijk heeft een voorstel gedaan voor het aanvullen van speciale Wereldbankfondsen.

In relatie hiermee maak ik ook nog een korte opmerking over de sustainable-developmentstrategie. Misschien kan vanmiddag iets meer duidelijk worden gemaakt wat deze strategie precies inhoudt. Hoe concreet is die strategie en hoe verhoudt zij zich tot de Lissabonstrategie? Ik ben ook benieuwd hoe andere lidstaten hiertegenaan kijken.

Tot slot heb ik nog een vraag over de nieuwe dienst EDEO. In conclusie 3 staat: "Member states will continue to provide input". In het verslag lees ik dat de Hoge Vertegenwoordiger uitgenodigd wordt een voorstel in te dienen. Vanmiddag hoor ik graag wat nu precies het proces is en hoe het gaat verlopen. Voor de ChristenUnie staat als een paal boven water dat wij het voorstel waar het uiteindelijk om gaat in deze Kamer kunnen bespreken voordat deze bewindslieden het in Europees verband gaan bespreken.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. De Lissabonstrategie zoals die was ingezet in het jaar 2000 is bepaald geen succes en misschien zelfs wel een volledig fiasco geworden. Maar Europa moet nu eenmaal een succes heten en daarom is die overambitieuze kenniseconomiedoelstelling nu vervangen door eco-efficientie. De Europese miljarden kunnen zo weer vrijmoedig worden gespendeerd, nu aan CO2-opslag en windmolenprojecten. Het geld eindigt, zo blijkt uit een onderzoek van Europol, ook nogal eens in de broekzak van fraudeurs. De PVV geeft, net als vele burgers met ons, het belastinggeld liever uit aan andere zaken.

Allereerst acht de PVV het werken aan de Europese economie van het grootste belang. Alleen een sterke strategie kan op korte termijn vruchten afwerpen voor Europa. Dat is ook wel nodig, gezien het feit dat sommige lidstaten zich op het randje van een faillissement bevinden. Is de regering niet bevreesd – ik hoor daar toch weinig over – dat de gang van zaken in Griekenland met betrekking tot de budgettaire tekorten en het gesjoemel met de cijfers daarover uiteindelijk zullen leiden tot een aantasting van de koopkracht van de euro? In ieder geval is mijn fractievoorzitter benieuwd naar de voorstellen van de Europese Commissie voor de zogenaamd 2020-agenda. Aan geld pompen in CO2-reductie daarentegen hebben wij helemaal niets. Er is geen enkel bewijs dat wij ook maar enige invloed van betekenis hebben op de klimaatverandering en het heeft daarom ook geen enkele zin om daar nu enorme bedragen aan uit te geven die wij elders beter kunnen gebruiken.

Helaas nemen ook in deze tijden van crisis de Europese regeringsleiders weer zeeën van tijd om te bespreken hoe wij deze klimaatacties, waarvan wij geen idee hebben of zij ook maar enige zinvolle uitwerking hebben, met zijn allen gaan financieren. Een verspilling die bovendien volgens Europol criminaliteit in de hand werkt. Een flamboyant frauduleus circuit is op gang gekomen, dankzij de handel in emissierechten. Criminelen openen een handelsrekening in het ene land, kopen vervolgens in een ander land zogeheten carbon credits, zonder daar belasting over te hoeven betalen, en verkopen die weer met belasting in het land van vestiging. Die belastinggelden komen zo alleen nooit in de schatkist terecht, want die steken de criminelen lekker in hun eigen zak.

Wat de klimaatbestedingen betreft, heeft de PVV ook de grootste bezwaren tegen het feit dat onze regering nog eens 100 mln. per jaar uit wil trekken voor klimaatacties in ontwikkelingslanden. Wat een verspilling en wat een dubbele linkse hobby. Ook daar gaan de zakken weer gevuld worden. Als klimaatgeld hier al leidt tot criminaliteit zal het toch zeker ook fraude en corruptie in de hand werken in die staten met weinig middelen en een zwak bestuur. Mijn fractie denkt dat dit in de praktijk gewoon een extra vorm van fraudegevoelige ontwikkelingshulp zal zijn, bovenop de 0,8% van het bruto nationaal product die Nederland nu al in die bodemloze put gooit.

Verder wil ik namens mijn fractie ingaan op het beleid ten aanzien van de illegale immigratie. Het Stockholmprogramma is in onze ogen een immigratieramp. Nederland raakt de grip op het asielbeleid kwijt en aan de gezinsmigratie wordt nog steeds geen halt toegeroepen. Wij zijn tegen een Europees asielsysteem. Mijn fractie is van mening dat ieder land zelf moet bepalen wie wel en niet wordt toegelaten op het grondgebied. Het openstellen van de grenzen heeft al genoeg negatieve consequenties met zich meegebracht, getuige de Europaroute in het recente rapport van Europol over de wijze waarop de georganiseerde misdaad kan floreren dankzij de open grenzen van de Europese Unie. Het moet afgelopen zijn met deze overdreven vorm van solidariteit met landen buiten de EU, de burden sharing. Het liefst zou de PVV de open grenzen ongedaan maken, maar dat kan in de huidige context niet meer. Wel pleit mijn fractie voor een absolute stop op het verder afstaan van bevoegdheden op dit gebied.

Tot slot hecht ik eraan om namens mijn fractie te benadrukken hoe schrijnend de situatie in Iran is en hoe krachteloos de Europese Unie in dezen opereert. De Europese Unie, zo is ons voorgespiegeld, zou als geheel zo veel meer overwicht hebben in de wereld. Tot nog toe blijkt de Europese Unie echter helemaal niet in staat om een zelfstandig beleid te voeren om Iran af te houden van zijn nucleaire ambities. De benoeming van de twee politieke pygmeeën op de twee belangrijkste posten van deze Europese superstaat in wording, helpt daar natuurlijk ook niet bij.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik zou graag van de heer De Roon willen weten waarom de PVV zojuist tegen de verandering in ons Reglement van Orde heeft gestemd die het mogelijk zou maken om de regering vanaf nu met een behandelvoorbehoud op te schepen als het gaat om Europese besluitvorming.

De heer De Roon (PVV):

De reden hiervoor is deze. De regeling die daarin wordt voorgesteld houdt in dat er alleen iets in gang kan worden gezet als een meerderheid in het parlement, een bepaald aantal Kamerleden, wil dat dit behandelvoorbehoud wordt gemaakt. Mijn fractie vindt dit een te zware eis. Wij zouden dat liever anders zien. Ik weet dat wij daarin alleen staan. Daarom hebben wij hiervan geen groot punt gemaakt. Formeel moeten wij hier dus tegen stemmen, en dat hebben wij dan ook gedaan.

De heer Ten Broeke (VVD):

Dit geeft te denken over de opvattingen over democratie van de Partij voor de Vrijheid. In die partij is het altijd nogal de democratie van één. Mag ik echter vragen waarom de PVV dan wel voor het amendement heeft gestemd dat dit mogelijk heeft gemaakt? Daar stond het namelijk allemaal al in.

De heer De Roon (PVV):

Ook toen hebben wij ons al gerealiseerd waartoe het uiteindelijk zou leiden. Vandaag, toen het ging om de vaststelling van het reglement in deze Kamer, hebben wij echter moeten concluderen dat wij daarmee niet kunnen instemmen. Onze conclusie was: wij weten dat het toch gaat gebeuren, maar formeel zullen wij tegenstemmen. Dat hebben wij dus ook gedaan.

De heer Van Bommel (SP):

Mag ik aan de kwalificatie die twee nieuwe Europese bestuurders zojuist hebben gekregen van de PVV, de conclusie verbinden dat de PVV nog een andere doelgroep gevonden heeft die mikpunt van haar beledigingen gaat worden: naast de moslims in Nederland ook de pygmeeën?

De heer De Roon (PVV):

Het woord "pygmeeën" is natuurlijk niet beledigend of discriminerend bedoeld tegenover mensen die van een kleinere statuur zijn. Het is een algemeen gebruikte term om in overdrachtelijke zin aan te geven dat je soms vindt dat functionarissen eigenlijk niet voldoen aan datgene wat je van hen mag verwachten voor een bepaalde post.

De heer Van Bommel (SP):

U gebruikt dat woord dus om mensen te diskwalificeren. Dat doet u in het geval van deze Europese bestuurders, die nog aan de slag moeten, maar u doet het ook in het geval van het volk van de pygmeeën. Ik denk dat u dat gewoon niet moet doen.

De heer De Roon (PVV):

Dat vat u echt verkeerd op. Dat is zo niet bedoeld. Het is ook niet zo gezegd. U weet heel goed dat ik dit alleen in overdrachtelijke zin heb bedoeld in de richting van Van Rompuy en Ashton. Iedereen is het daarover ook eens: het zijn mensen met een niet uitgesproken statuur. Als het gaat om het buitenlands beleid – dat is het kader waarin ik deze opmerking heb gemaakt – stellen zij nog niet zo veel voor.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik zou graag doorgaan op de vraag van de heer Ten Broeke. Het stemgedrag van de PVV heeft ook de ChristenUnie verbaasd. Misschien had de PVV een en ander iets anders vorm willen geven. Nu zegt zij in haar stemgedrag eigenlijk: wij zien liever helemaal niets. Je zou toch ook kunnen redeneren: liever iets dan niets, en wij gaan ons stinkende best doen om als parlement met de middelen die wij hebben de leden van het kabinet maximaal te voorzien van munitie om daarmee het Europese debat in te gaan? De PVV laat dit nu lopen. Dat is misschien best makkelijk, want het enige wat zij nu hoeft te doen, is boe roepen vanaf de zijlijn, en verder niets.

De heer De Roon (PVV):

Dat ziet u toch echt niet goed. Wij zijn van mening dat bij de regeling waarover wij vandaag hebben gestemd, te zware eisen worden gesteld aan het aantal Kamerleden dat iets in gang moet kunnen zetten. Wij vinden dat dit lichter zou moeten zijn. Het zouden minder Kamerleden moeten zijn, net zoals je voor een spoeddebat geen 76 maar 30 Kamerleden nodig hebt. In die orde van grootte zou het moeten zijn. Ik weet dat we daar alleen in staan. Het had dus geen zin gehad als wij een ander voorstel hadden gedaan, want we weten dat dit het niet zou halen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Dan blijft mijn punt overeind: liever iets dan niets. De heer De Roon had misschien een 30-ledenregeling willen hebben, maar nu heeft hij tenminste iets. Als hij zegt "dan maar helemaal niets", dan heeft hij ook niets.

Voorzitter: Gerkens

De heer De Roon (PVV):

Maar dat "iets" is er toch gekomen vandaag.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Precies. Helaas zonder steun. Ik hoop dat uw partij er in de toekomst wel gebruik van gaat maken.

De heer De Roon (PVV):

Wij zullen er gebruik van maken, zodra we denken dat het zinvol is.

De heer Ormel (CDA):

De heer De Roon begon weer over dat hek om Nederland. De EU heeft besloten om te gaan samenwerken om illegale immigratie, bijvoorbeeld over de Middellandse Zee met die bootjes, tegen te gaan. Het antwoord van de PVV is: hek om Nederland, slagbomen over de A12. Denkt de heer De Roon echt dat dit beter werkt tegen illegale immigratie dan samenwerken en proberen voorkomen dat die mensen de Europese Unie binnenkomen?

De heer De Roon (PVV):

In elk debat dat hierover gaat, probeert de heer Ormel mij in de mond te leggen dat we in de visie van de PVV de grenzen moeten sluiten. Dat is natuurlijk niet het geval. We zitten met de situatie zoals die nu juridisch is geregeld binnen Europa. Dat betekent nog niet dat we vervolgens de conclusie moeten trekken dat we nu ook maar ons asielbeleid uit handen moeten geven. Wij vinden namelijk dat wij, ook met de open grenzen binnen de Europese Unie, waardoor mensen redelijk vrij ons land kunnen binnenkomen, nog steeds zelf moeten kunnen bepalen wie wel of niet in ons land mag zijn. Als we maar ervoor zorgen dat we een goed ambtelijk apparaat hebben om de door onszelf te stellen regels te handhaven en daar toezicht op uit te oefenen, dan kan ook binnen een Europa met open grenzen nog steeds Nederland eigen beleid voeren op dit vlak. Dat is het enige wat ik heb betoogd en wat ik iedere keer betoog als de heer Ormel hierover begint. Het antwoord blijft dus ook steeds hetzelfde.

De heer Ormel (CDA):

Met alle respect voor de heer De Roon, hij heeft in dit debat gezegd dat hij het liefst de grenzen – de nationale grenzen, begrijp ik dan – dicht wil hebben. Daarom bevraag ik hem daarover. Laat ik mijn vraag anders formuleren. Denkt de heer De Roon dat de maatregelen die hij voorstaat, beter werken tegen illegale immigratie dan wat nu op de top is afgesproken om gezamenlijk illegale immigratie aan de bron aan te pakken en bovendien ook nog in bijvoorbeeld de Middellandse Zee daarop te gaan controleren? Welke maatregelen stelt de heer De Roon voor, als het niet de grenzen sluiten is?

De heer De Roon (PVV):

De heer Ormel probeert het nog eens langs een andere route, maar de situatie blijft hetzelfde. Wij erkennen de feitelijke realiteit dat we nu te maken hebben met een Europa met open grenzen. Het zal dus niet gebeuren – zelfs niet als de PVV daar heel hard voor gaat vechten – dat die grenzen weer dicht gaan. Ik denk eerlijk gezegd ook dat dit niet nodig is, mits we ons eigen asielbeleid en vooral ook toezicht op wie er in Nederland aanwezig is, goed uitbouwen en niet gedogen dat er tienduizenden illegalen, wellicht honderdduizenden, rondzwerven in ons land, zoals bijvoorbeeld in Italië. De Italianen gaan er nu wel stevig tegen optreden. Dat zie ik in Nederland nog niet gebeuren, maar dat zou dus wel moeten.

De voorzitter:

Ik verzoek u om iets korter te antwoorden.

De heer Blom (PvdA):

Ik sla nog even aan op de kwalificatie die de heer De Roon net gaf. Mijn collega Van Bommel heeft er ook al het een en ander over gezegd. Ik wil mijzelf als lid van de Partij van de Arbeidfractie hier in dit parlement niet vereenzelvigen met de woorden die de heer De Roon sprak, omdat ik vind dat je het in het internationale politieke klimaat iedereen met respect moet behandelen, ook al is iemand niet van je eigen politieke signatuur en voldoet iemand niet aan alle verwachtingen.

De voorzitter:

Uw vraag is?

De heer Blom (PvdA):

Dat was een opmerking, omdat ik vind dat hier buitengewoon beledigende woorden zijn gesproken over Europese functionarissen, bestuurders: de voorzitter van de Europese Raad en een commissaris. Dat de PVV een hol vat is, wisten we allang. Dat blijkt ook uit de woorden van de heer De Roon. Alleen is het heel vervelend dat in dat holle vat nogal wat luchtvervuiling zit. Wanneer die lucht eruit komt, leidt dat tot vervuiling van niet alleen het gewone klimaat, maar ook het politieke klimaat.

De voorzitter:

Maar ik heb geen vraag gehoord, mijnheer Blom.

De heer De Roon (PVV):

Ik kan het snel met de heer Blom eens zijn. Ook ik heb niet de verwachting dat hij zich snel kan vinden in de standpunten van de PVV. We staan diametraal tegenover elkaar op de meeste dossiers. Dat is hierbij ook weer zo. Ik heb aangegeven hoe ik denk over de twee leiders die nu door de EU zijn aangesteld. Ik sta bepaald niet alleen in dat standpunt. De heer Blom heeft blijkbaar hoge verwachtingen van ze. Ik wens ze beiden alle succes. We zullen zien wat ze ervan bakken.

De heer Blom (PvdA):

Heel kort, voorzitter. Het gaat mij om de kwalificatie die je als parlementslid geeft van een Europese bestuurder. Die hoort te getuigen van respect, ook al ben je het niet met hem eens.

De heer De Roon (PVV):

Ik ben meester over mijn eigen woorden. Dat is een van de weinige dingen waar ik zeer aan hecht. Dank u zeer.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. De conclusies van de Europese Raad van 11 en 12 december laten zien dat de regering zich ervoor heeft ingezet om het besprokene tijdens het voorbereidende algemeen overleg naar voren te brengen tijdens de top. Zij krijgt daarvoor de complimenten van de CDA-fractie.

De Europese Raad heeft 44 conclusies getrokken, waarbij wel moet worden opgemerkt dat een aantal conclusies meer constateringen zijn, die soms in nogal bloemrijke en niet geheel te begrijpen taal zijn verwoord. Neem bijvoorbeeld conclusie 17: "De EU staat voor belangrijke structurele uitdagingen." Dat lijkt me duidelijk. Verderop in deze conclusie staat: "Tegen de achtergrond van de economische en sociale gevolgen van de crisis en de problemen in verband met de vergrijzende bevolkingen, toenemende ongelijkheid en de klimaatverandering, is er meer dan ooit behoefte aan een nieuwe benadering. Om het concurrentievermogen verder te verbeteren en het duurzamegroeipotentieel van de EU te vergroten, moet het beleid omgebogen worden naar langetermijnhervormingen als onderdeel van een ambitieuze en vernieuwde strategie." Tot zover conclusie 17. Wat zegt deze conclusie en hoe lang is over deze conclusie onderhandeld? Wat betekent deze conclusie concreet?

Dit was de eerste Europese Raad zonder ministers van Buitenlandse Zaken, en met de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger Lady Ashton. Kunnen de bewindslieden aangeven wat deze rolverschuiving betekent voor de behandeling van buitenlandpolitieke onderwerpen als Afghanistan en Iran? Daar zijn Raadsconclusies over. De CDA-fractie is kritisch over de conclusie ten aanzien van Iran. Die conclusie is te afwachtend. Er is namelijk bij Iran wel degelijk sprake van een grote nucleaire dreiging. Ook zegt Iran nota bene dat het tien nieuwe opwerkingsfabrieken gaat starten. Waarom staat er dan in de Raadsconclusies alleen dat er sprake is van een nieuwe evaluatie?

Waarom staat er in de Raadsconclusies niets over de vorige Hoge Vertegenwoordiger, de heer Solana, zelfs geen woord van dank? Wat is er met hem gebeurd? Is hij stilletjes door de Europese achterdeur verdwenen? In ieder geval krijgt hij de dank van de CDA-fractie.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik vind ook dat Solana op zijn minst een "hug" had moeten krijgen. Dat werkt het beste bij hem.

Maar nu even over Iran. De CDA-fractie zegt nu heel helder dat ze eigenlijk teleurgesteld is over het optreden van de Europese Raad. Dat zijn wij met de CDA-fractie eens. Je kunt dat al een tijd lang vaststellen. Zou de CDA-fractie nu ook – eindelijk, zou ik bijna willen zeggen – zover willen gaan om met de VVD-fractie te pleiten voor actieve sancties? Ik denk bijvoorbeeld aan het sluiten van Nederlandse havens voor de nationale Iraanse rederij, misschien zelfs de havens in heel Europa, en aan inreisbeperkingen.

De heer Ormel (CDA):

Nu begint de heer Ten Broeke direct over Nederlandse sancties, terwijl we hier spreken over de Europese Top. Wij vinden dat er nadrukkelijk gedacht moet worden over de vraag welke stap gezet moet worden. In feite had er aan de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger, mevrouw Ashton, wel een wat ruimhartiger mandaat gegeven kunnen worden dan blijkt uit deze bijlage bij de Raadsconclusies. Wij willen niet direct zeggen: havens dicht. Dat is iets wat in Europees verband moet worden afgesproken. Het is doorverwezen naar de volgende RAZEB op, ik meen, 20 en 21 januari. Wat ons betreft is die tijdspanne wat aan de lange kant en ik vraag om een reactie van de regering.

De heer Ten Broeke (VVD):

We hebben dit natuurlijk al vaker gewisseld en het zou aardig zijn als de CDA-fractie nu ook helderheid gaf over wat zij zelf als voorstel zou willen doen. Vergeet even de voorstellen die ik zojuist deed. Wat zouden de ideeën van de heer Ormel zijn? Welke ideeën zou hij aan de regering willen meegeven? Of blijft het bij het vragen naar de bekende weg? Dat hebben wij het afgelopen halfjaar natuurlijk ook al een paar keer gedaan.

De heer Ormel (CDA):

Wij bespreken hier de uitkomsten van de Europese top, de Raadsconclusies en de bijlagen daarbij. U hebt gehoord dat de CDA-fractie kritisch is over de bijlage over Iran. Wij wachten nu het antwoord van de regering daarop af.

Dan kom ik bij conclusie 5. Daarin staat dat de Europese Raad een Spaans voorstel betreffende overgangsmaatregelen inzake de samenstelling van het Europees Parlement voorlegt aan het Europees Parlement en de Europese Commissie. De CDA-fractie heeft ernstig bezwaar tegen het voornemen om achttien parlementsleden die door het Verdrag van Lissabon worden toegevoegd aan het Europees Parlement, alvast salaris te geven. Het is nog niet eens duidelijk wie deze posten gaan invullen. Wij zijn hier faliekant op tegen. Wat ons betreft gaat er geen salaris naar spookleden. Wij vragen of dat ook onderdeel uitmaakt van het voorstel dat wordt voorgelegd vanuit de Raad aan de Commissie en het Europees Parlement.

Tien conclusies gaan over de economische en financiële situatie en de werkgelegenheidssituatie. Wij zijn van mening dat er een perspectief moet zijn dat alle landen weer voldoen aan het Groei- en Stabiliteitspact. De conclusies laten veel bandbreedte. Er wordt wel gesproken over een start van begrotingsconsolidatie in 2011, maar met vele ontsnappingsclausules. Er wordt niets gezegd over de penibele situatie in sommige lidstaten, zoals Griekenland, Letland en Spanje. Nu is het niet gebruikelijk dat lidstaten genoemd worden in Raadsconclusies, maar wij zitten wel in een nieuwe fase en de situatie in deze landen is ernstig. Hoe beoordeelt de minister-president de Raadsconclusies over de financiële situatie van de EU? Wat betekenen deze conclusies voor Nederland? Zijn ze makkelijk of vormen ze ook voor ons land een moeilijk te nemen horde? Hoe dragen deze conclusies bij aan coherentie van financiële maatregelen in de EU?

De conclusies 17 tot en met 23 gaan over de nieuwe "EU 2020"-strategie voor innovatie. Dat staat in deze conclusies wat weggemoffeld tussen de financiële situatie en het Stockholm Programma. Wij hopen dat de volgende keer een prominentere plaats voor innovatie wordt ingeruimd in de Raadsconclusies. Kan de minister-president aangeven wat bedoeld wordt met een forum voor de ultraperifere regio's?

De conclusies 25 tot en met 33 gaan over het Stockholm Programma: een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger. Wij vragen al lang aandacht voor het Europees burgerschap. Iedere Nederlander is immers ook Europees burger. In conclusie 27 staat dat het Europees burgerschap een tastbare realiteit moet worden. Kan de minister-president aangeven op welke wijze de Nederlandse regering gaat uitdragen dat iedere Nederlander ook een Europees burger is en hoe dat een tastbare realiteit wordt?

Namens de CDA-fractie wil ik de premier complimenteren met de laatste tussenresultaten inzake de aanpak van het klimaatprobleem die tijdens de Europese top zijn behaald. Ambities voor een verdere reductie zijn door zijn interventie in conclusie 36 opgenomen. Daarmee voldoet hij aan de vragen en ambities die verwoord zijn in het algemeen overleg voorafgaand aan deze top. De totale financiële toezegging vanuit Europa is fors: 7,2 mld. en dat in deze crisistijd. Het getuigt van een oprechte en duurzame committering van Europa aan deze aanpak. Met enige ervaring in het internationale domein moet me evenwel van het hart dat beloften voor de toekomst niet altijd garanties geven voor het heden. Anders gezegd: het toezeggen van zogenaamd nieuw of additioneel geld mag wat ons betreft niet afleiden van de noodzaak van het integraal en coherent maken van bestaand beleid en bestaande geldstromen. Ik denk aan het klimaatbestendig inzetten van het handelsbeleid. Ik denk ook aan de coherente inzet van bestaande miljarden van ontwikkelingsbanken en nationale OS-budgetten. Het zou goed zijn als de regering daarop de aandacht bleef vestigen in Kopenhagen, maar zeker ook na afloop, als het stof van de conferentie is neergedaald. Wij vragen een toezegging op dit punt.

Tot slot: regeringen moeten het momentum van Kopenhagen benutten om een verdrag zo ver als mogelijk af te ronden. Het is duidelijk dat het niet zal liggen aan de inzet van de bewindslieden en hun departementen. Daarom wenst de CDA-fractie hun wijsheid en vindingrijkheid toe om ook andere landen te overtuigen om hun bijdrage te leveren.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Deze top ging over allerlei zaken waarbij de Kamer al vaak en uitgebreid heeft stilgestaan. Dat merkte je ook een beetje in de voorbereiding, toen zowel de regering als de Kamer verzuchtte of zij alle rijtjes nog wel moest herhalen. Ik vrees dat dat in dit geval ook wel een beetje zo is, maar het zijn wel belangrijke onderwerpen en er zijn een paar markante momenten te noteren.

Wij zagen het eerste optreden van de heer Van Rompuy. Het gaat wat de VVD-fractie betreft bepaald niet aan om deze topfunctionaris op Europees niveau weg te zetten, zoals de PVV dat deed. Beter is het om hem gewoon op inhoud te kritiseren, als dat nodig is. Ook ik heb wel kritiek gehad op de keuze voor de heer Van Rompuy. Als het streven van de heer Van Rompuy echter zou zijn om Europa in deze tijden naar een economische groei van minimaal 2% te leiden, dan heeft dat de instemming van de VVD-fractie. Maar het beeld is niet zo rooskleurig; het is veel minder rooskleurig dan wij zouden vermoeden als je deze optimistische uitspraak tot je neemt.

De heer Van Bommel (SP):

Ik wil het nog even hebben over de vaste voorzitter. Ik snap wel dat u een groei van 2% in Europa zou toejuichen, maar vindt u dat er in dat verband een taak ligt voor de vaste voorzitter? Zo brengt u het wel een beetje naar voren.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik heb kennisgenomen van de kritiek die u daarop had. U vindt dat een technisch voorzitter eigenlijk niet met dit soort ambitieuze aankondigingen hoort te komen. Zoals wij echter al eerder hebben gezegd, mag van ons een voorzitter, zolang die spreekt overeenkomstig het gevoelen van de Raad, in ieder geval voor Europa een heldere ambitie neerleggen voor die taken waarin Europa sterk is. Dat zou moeten gaan om welvaart, de interne markt, de wereldhandel, dus allemaal zaken waarop de Europese Raad direct invloed kan uitoefenen. Dan vind ik een 2%-doelstelling prima. Ik hoor graag of het kabinet deze mening van mij deelt en vervolgens ook hoe het een en ander denkt waar te maken.

De heer Van Bommel (SP):

Het staat uitdrukkelijk niet in de Raadsconclusies. Ik denk dus niet dat het een opvatting van de Raad is. De opvatting van het kabinet zullen wij vandaag wel vernemen. Het is toch op zijn minst eigenaardig dat de vaste voorzitter zelfstandig en los van de Europese ontwikkeling deze ambitie schetst. Daarmee loopt hij enorm vooruit op de zaken en het is buitengewoon ambitieus. Daarom blijft mijn vraag: vindt u dat passen bij het nieuwe instituut dat in het leven is geroepen, namelijk de vaste voorzitter?

De heer Ten Broeke (VVD):

Als de ambities mij niet bevallen, dan zult u mij hier als eerste horen. Dit is een ambitie die mij zeer bevalt, maar ik hoor graag of het kabinet die ook tot de zijne maakt.

Voorzitter. Ik zei al dat het beeld financieel-economisch niet zo rooskleurig is. Griekenland, ondertussen ongeveer een failed state wat betreft het financieel-economisch beheer, is min of meer onder curatele gesteld. Dat staat weliswaar niet in de Raadsconclusies, maar de conclusies van de Ecofin waren heel helder. Overigens maak ik mijzelf bijzonder grote zorgen over Ierland. Gezien de schuldratio van dat land vrees ik dat dat type landen misschien wel veel meer invloed kan hebben op de waarde van de euro. Dat geldt zelfs voor een land als Groot-Brittannië, dat weliswaar buiten de eurozone zit, maar wel degelijk invloed heeft op de waarde van de euro. Ook tegen de heer De Roon zeg ik dat ik er niet aan moet denken dat wij de euro niet zouden hebben gehad. Dat zou het voor Nederland überhaupt onmogelijk hebben gemaakt om steun voor de Nederlandse banken te verkrijgen.

De heer De Roon (PVV):

Ik vraag mij af waarom de heer Ten Broeke mij nu aanspreekt. Noch ik, noch de PVV heeft zich ooit tegen de euro uitgesproken.

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat is dan winst, want uw partij heeft zich in het verleden regelmatig negatief uitgelaten over de euro. Zelfs in de campagne heb ik regelmatig tegenover afgevaardigden van uw partij gestaan die niet positief waren over de euro. Ik meen zelfs dat u een van hen was.

De heer De Roon (PVV):

Dat hebt u dan toch echt verkeerd begrepen, want het enige wat de PVV en haar rechtsvoorganger hebben gedaan, is pleiten voor een referendum over de invoering van de euro.

De heer Ten Broeke (VVD):

En dat referendum begeleidde u van een advies om vooral voor te stemmen, was het niet? Nee, dat was het niet.

Dan het Stockholmprogramma, helaas een hamerstuk. De VVD-fractie is er een aantal keren op teruggekomen dat zij graag een restrictief, strikt en fair asielbeleid had gezien. Het is gek dat dit nu geen doelstelling is. Daarmee loopt het bepaald uit de pas met wat Nederland zou willen, en overigens niet alleen Nederland, maar veel landen die te maken hebben met een grote asielinstroom. Sinds kort is er ook weer een hogere asielinstroom in Nederland. Er staan ook geen heldere ideeën in over hoe de Europese buitengrenzen verder moeten worden bewaakt. Er staan ook geen voorstellen in die wij graag zouden zien om verder te gaan met Frontex.

Ik meen dat de heer Van Bommel al begon over Turkije. Het is inderdaad teleurstellend om te moeten vaststellen dat in Turkije een Koerdische partij is verboden. Dat zou ertoe kunnen leiden dat de Koerden weer ondergronds gaan, in de oppositie. Ik hoor graag een waardering van de Nederlandse regering, die zelf ook kritisch was, ook in het licht van het Ankaraprotocol, waarvan wij moeten aannemen dat het voorlopig in de ijskast blijft liggen.

In de conclusies staat dat er een afspraak is gemaakt om de begrotingsevaluatie niet op de lange baan te schuiven. Dat is winst. Ik wil graag weten van de Nederlandse regering of het voorstel dat de Commissie pas in juli 2011 komt met een voorzet, hard is en wat Nederland daarvoor gaat doen. Ik zou heel graag op niet al te lange termijn de Nederlandse inzet willen ontvangen. Ik herinner eraan dat de heer Blom in het debat over de Staat van de Unie zei dat het goed zou zijn om eens uitgebreid stil te staan bij de meerjarenperspectieven, de financiering en de juiste prioriteiten van de Europese Unie. Dat doen wij graag. We hebben daar zelf een voorstel voor gedaan. Ik krijg graag helderheid van de regering dat deze begrotingsevaluatie niet eindeloos zal worden uitgesteld.

Over de EDEO zullen ons ook voorstellen bereiken. Komen deze eerst naar de Kamer? Er is sprake van een besluit dat eind april 2010 zou moeten worden genomen.

Dan de financieel-economische crisis. De CDA-fractie merkte op dat het Stabiliteitspact behoorlijk wat bandbreedte heeft. Ik zeg zelfs: te veel bandbreedte. Ik heb al aangegeven welke druk op de euro ontstaat.

De heer Sarkozy en de heer Brown hebben interessante opvattingen over het belasten van bankiersbonussen. Ik moet zeggen dat ik er met afschuw kennis van heb genomen dat een aantal banken behoorlijk op de staat heeft geleund en hun topbankiers alweer dikke bonussen uitkeert. Je maag draait er soms bij om als je dat ziet. De vraag is of dit het meest effectieve systeem is. Kan de minister-president aangeven waarom hij heel positief was over deze voorstellen? Hoe kan het dat de heer Bos er niet zo positief over was en eigenlijk van mening was dat het vooral om symboolpolitiek ging, omdat slechts 20% van de bonussen er daadwerkelijk mee wordt getroffen? Het enige positieve punt dat hierbij op te merken valt, is dat bonussen in Nederland met 52% worden belast en in het voorstel van Europa met 50%. Dat is een belastingverlaging en dat is altijd goed nieuws.

Mevrouw Blanksma, de financiële woordvoerder van de CDA-fractie, was ook al niet positief, dus ik hoor verschillende geluiden, ook binnen het kabinet. Een motie van mijn hand, waarin de regering wordt opgeroepen om met één mond te spreken, is vorige week helaas verworpen, dus men is geëxcuseerd, maar ik zou toch graag willen weten of de minister-president en de heer Bos op één lijn zitten.

Dan graag wat meer informatie over de exitstrategieën. Als ik het goed lees, staat in de Ecofindocumenten de aanbeveling aan Nederland om per 2013, als een harde deadline, weer terug te zijn op het spoor. Dat zou moeten gebeuren door een structurele verbetering van minimaal 0,75% per 2011 in het kader van de buitensporigtekortprocedure. Gaat Nederland dat halen? Kunnen wij hierover een harde toezegging ontvangen van het kabinet?

Er wordt een ontzettend grote hoeveelheid geld gefourneerd voor de klimaatonderhandelingen: 7,2 mld., waarvan 300 mln. door Nederland. Wat geeft de regering het vertrouwen dat derdewereldlanden dit daadwerkelijk kunnen absorberen? We zien nu al grote problemen met de huidige ODA-stromen. Is dit een onderdeel van die ODA-stromen? De minister-president leek daar in zijn persconferentie wel op te hinten. Hoe is straks de controle op de systemen? Worden daarover ook afspraken gemaakt in Kopenhagen? Wat betekent het voor de streefwaarden in het kader van de milleniumdoelstellingen als het onderdeel is van de ODA-stromen?

De EU zal spoedig een beslissing nemen over volgende stappen met betrekking tot Iran. In het interruptiedebatje met de heer Ormel heb ik aangegeven die stappen nu al graag te zien. Wat ons betreft, overweegt het kabinet nu echt om sowieso Nederlandse havens maar ook Europese havens te sluiten. Het kabinet heeft nu al laten zien dat een controlebeleid ertoe leidt dat die schepen de Nederlandse havens proberen te vermijden, maar dat geldt alleen voor de schepen die denken met een controle gepakt te worden. Europees optreden is hier aan de orde. In Iran is de situatie zeer ernstig: tien opwerkingsfabrieken, negen meer dan een land van die omvang nodig heeft. Eigenlijk heeft dat land helemaal niets nodig. Meer dan 5% uranium verrijken betekent maar één ding: Iran is op zoek naar een bom. Dat moeten we ten koste van alles voorkomen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik val vandaag in voor mijn collega Mariko Peters, die hier helaas niet kan zijn. Ik vind deze debatten altijd heel aardig en ik ben dan ook blij dat ik daartoe in de gelegenheid ben. Ik wil natuurlijk de minister van Buitenlandse Zaken en de minister-president hartelijk welkom heten in vak K. Ik weet hoe fijn ze het vinden om met de Kamer in debat te gaan. Dat kan nog een mooie namiddag worden.

In de conclusies van de Europese Raad staat te lezen dat de Lissabonstrategie moet worden geëvalueerd en dat een nieuwe benadering nodig is waarmee wordt ingespeeld op nieuwe uitdagingen, zoals de klimaatverandering. Ik heb het dan over conclusie 17. Ten opzichte van de ontwerpconclusies van 4 december is de term "groeipotentieel" vervangen door "duurzaam groeipotentieel". In conclusie 18 worden echter de voordelen van de groenere economie weer gereduceerd tot "andere aan de orde zijnde belangrijke vraagstukken". Allerminst prioritair dus. In conclusie 21 wordt gesteld dat duurzame ontwikkeling een fundamentele doelstelling van de EU blijft. Dat is op zich natuurlijk goed nieuws, maar dat staat dan weer los van de richtsnoeren voor de nieuwe Lissabonstrategie EU 2020.

Dat zijn allemaal mooie woorden, maar het is nog niet waar wij in de aangenomen motie om hebben gevraagd. Deze motie is ingediend door mevrouw Peters en is medeondertekend door de heren Pechtold en Ormel. Wij willen dat die groene innovatie een prioritaire plaats krijgt in de nieuwe Lissabonstrategie, zoals de motie ook aangeeft. De vraag aan de minister-president is wat hij heeft gedaan om de motie uit te voeren. Is hij bereid om binnen de Europese Raad een proactieve rol te vervullen? Dat dit nodig is, blijkt ook wel uit de verklaring die Van Rompuy, de nieuwe voorzitter van de Europese Raad, op donderdagavond heeft afgelegd. Zijn speerpunt is om de economische groei te verdubbelen van 1% naar 2%. Anderen spraken er ook al over. Hij laat echter geheel buiten beschouwing dat dit groene groei moet zijn. Wellicht kan de minister-president samen met de collega-regeringsleiders – bijvoorbeeld zijn collega uit Zweden – een groep formeren die hieraan gaat trekken, een soort kopgroep die met voorstellen komt om van de nieuwe Lissabonstrategie een echte green deal te maken, ook om ervoor te zorgen dat Europa de groene boot niet mist. De crisispakketten van Zuid-Korea en China bevatten veel meer investeringen in groene innovatie dan de onze. Het lijkt mij helder dat dit anders moet. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister-president.

Het is teleurstellend dat de regeringsleiders er niet voor gekozen hebben om nu al voor 30% reductie in 2020 te gaan, afhankelijk van wat andere landen doen. Dat zou een goed signaal voor de internationale onderhandelingstafel zijn geweest en dan zou de EU haar belofte koploper te zullen zijn, waargemaakt hebben. Helaas is daar niet voor gekozen; nog niet, wellicht. De vraag is wat de rol van de minister-president hierin is geweest. Tijdens de behandeling van de Staat van de Europese Unie en tijdens het algemeen overleg ter voorbereiding van de top heeft de minister-president gezegd nu niet naar 30% te willen gaan, en dat terwijl er juist veel druk op de Europese Unie stond om dat wel te doen. Ik wil daar graag opheldering over.

Premier Balkenende, maar ook de heer Barroso en de andere regeringsleiders hebben besloten om de kat uit de boom te kijken. De GroenLinksfractie vindt dit een risicovolle strategie, want dit kan andere landen doen twijfelen aan hoe serieus de EU het meent met het zogenaamde "groene koploperschap". Een koploper gaat niet rustig zitten afwachten, maar neemt de leiding en gaat voorop. In de Raadsconclusies staat dat het akkoord in Kopenhagen alle bouwblokken uit het Bali Action Plan moet bevatten en moet voortborduren op de meest essentiële elementen uit het Kyotoprotocol. Verder staat er dat de EU van rijke landen verwacht dat zij zich vastleggen op doelstellingen die in lijn zijn met wat de wetenschap aanbeveelt en dat de EU van de ontwikkelingslanden, met name van de relatief rijke, verwacht dat zij passende maatregelen nemen om klimaatveranderingen tegen te gaan.

Gelukkig staat voor de EU het principe van "common but differentiated responsibilities" dus nog recht overeind. De vraag is of dat ook voor andere rijke landen zo is. Vorige week ontstond commotie toen een concepttekst van het Deens voorzitterschap uitlekte. In die tekst werd dit principe min of meer losgelaten en werd van armere landen meer gevraagd dan rechtvaardig zou zijn en van rijke landen minder. Mijn vraag aan de minister-president is of de EU er alles aan zal doen om ervoor te zorgen dat het akkoord ook eerlijk zal zijn, dat rijke landen hun verantwoordelijkheid nemen en hun uitstoot flink reduceren en dat ontwikkelingslanden weliswaar hun best moeten doen maar nog wel ruimte overhouden voor duurzame economische groei.

Het is op zich wel goed nieuws dat de EU nu een concreet bedrag voor "fast start"-klimaatsteun op tafel heeft gelegd. Dat is geld voor de periode 2010-2012. De EU heeft toegezegd om tot en met 2012 per jaar 2,4 mld. op tafel te leggen. In totaal is dat dus 7,2 mld. De vraag is wel hoeveel van dit geld nieuw en additioneel zou zijn en hoeveel uit reeds bestaande budgetten voor ontwikkelingssamenwerking wordt gehaald. Het Zweeds voorzitterschap zei dat het deels om nieuw en deels om oud geld zou gaan. Wij willen graag dat dit geld volledig nieuw en additioneel is. Anders is het een sigaar uit eigen doos voor ontwikkelingslanden. Kan de premier aangeven hoeveel van de 7,2 mld. nieuw en additioneel zou zijn?

Nederland draagt in de periode 2010-2012 in totaal 300 mln. bij. Je kunt het kabinet op zich complimenteren voor het feit dat het geld heeft neergeteld. Gelet op de historische verantwoordelijkheid van Nederland, had het bedrag weliswaar wat hoger mogen zijn – zo houd je altijd iets te wensen over – maar het is een eerste goede stap. Mijn vraag is wel waar in de begroting het geld voor 2010 wordt gevonden.

Het geld voor de langere termijn, dus voor 2012, blijft zorgelijk. Daarvoor ligt nog geen geld op tafel. De EU heeft weliswaar bedragen genoemd: 100 mld. per jaar vanaf 2020, waarvan de EU slechts 2 mld. tot 15 mld. gaat betalen. Dit geld ligt echter helemaal nog niet op tafel. Het is nog niet over de EU-landen verdeeld. Dat is zorgwekkend, omdat Polen en Italië dwarsliggen. Daarmee is het bedrag naast schamel ook erg onzeker. Ontwikkelingslanden zijn daar boos over, omdat dit geld al jaren geleden is beloofd en nu nog niet op tafel ligt. Het weglopen van de Afrikaanse landen van de onderhandelingstafel in Kopenhagen vandaag heeft daar zeker mee te maken. Wat is de politieke taxatie van de premier en welk bedrag gaat de EU uiteindelijk voor de lange termijn op tafel krijgen?

Ik heb in de aanloop van dit debat niet alleen getwitterd maar ook nog even gebeld met collega Vendrik, die in Kopenhagen zit. Het leek mij immers goed om dit nog even kort te sluiten. Hij heeft mij gevraagd om aan de premier te vragen wanneer hij morgen aankomt in Kopenhagen, omdat hij daar dan warm ontvangen zal worden, in de goede zin des woords. Dat is toch altijd goed nieuws.

Ik heb ook van collega Vendrik begrepen dat het nu niet goed gaat in Kopenhagen en dat het elke dag erger wordt. Hij zei hartstochtelijk tegen mij: het is tijd voor chefsache. Dan heb ik het natuurlijk maar over één persoon: de premier. De onderhandelingen liggen stil, de situatie is zorgelijk, er staat veel op het spel. De vraag is of wij voor een snel akkoord gaan of dat we daadwerkelijk het klimaat gaan redden. Het zal geen verbazing wekken dat wij voor het laatste zijn. Naast president Obama heeft de wereld ook onze premier Balkenende nodig in Kopenhagen, zou je kunnen zeggen. Ik ben heel benieuwd of hij ons nog kan informeren over de laatste stand van zaken: wat zal zijn hartstochtelijke inzet zijn?

Als de voorzitter het mij toestaat, zal ik nog heel kort iets zeggen over de zogenaamde Tobintaks. Ik heb begrepen dat die ook aan de orde is geweest. Wij hebben met enthousiasme kennisgenomen van het feit dat de Tobintaks in Europees verband weer ter tafel is gekomen. GroenLinks zou dit het liefst wereldwijd zien.

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent, u bent al ruim over uw tijd heen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dit is echt mijn laatste zin.

GroenLinks roept de minister-president op om alle initiatieven op dit gebied van harte te ondersteunen en aan te jagen, vooral daar de EU recentelijk is begonnen met de centrale administratie van deze financiële producten. Graag krijgen wij een reactie op dit punt.

De voorzitter:

Ik moet de overige leden mijn excuses aanbieden. Ik had niet begrepen dat de spreektijd was toegewezen, dus ik dacht dat mevrouw Van Gent iets langer mocht spreken. Excuses daarvoor.

De heer Blom (PvdA):

Voorzitter. Ik duid het u niet euvel, want in deze donkere dagen voor kerst is eensgezindheid wel eens op zijn plaats.

Ik ben bijzonder tevreden en ook wel trots dat ik in 2009 de laatste spreker in eerste termijn ben in het debat over de Europese Top. We hebben er immers wel enkele gehad in het afgelopen jaar. Vorige week zei ik dat herhalingen hier aan de orde van de dag zijn. De Kamer zal mij dan ook vandaag drie dingen horen zeggen die ik vorige week al heb genoemd.

Daaraan voorafgaand wil ik nog iets zeggen naar aanleiding van mijn interruptie op de heer De Roon over zijn kwalificatie van de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en de permanente Voorzitter van de Europese Raad. Die steekt mij nog steeds. Ik vind niet dat je op die manier over elkaar moet praten. Tegelijkertijd realiseer ik me dat je de opmerkingen van de heer De Roon, lid van de PVV-fractie in de Tweede Kamer, ook een beetje in een Europese context moet zien. Dan durf ik de volgende vergelijking wel aan: het is alsof ik een wat houterige middenvelder van Bal op het dak 3 een technische kwalificatie hoor geven over Luis Suárez. Daar laat ik het even bij.

Ik zal over drie onderwerpen spreken. Ten eerste: Griekenland. Ook wij maken ons zorgen over de situatie daar. Ik wil graag dat onze minister-president of anders de minister van Buitenlandse Zaken een kwalificatie geeft over de uitspraak van een vooraanstaand econoom, de heer Willem Buiter, vandaag in Trouw. Hij zegt dat Griekenland praktisch failliet is. Als dat het geval is, hebben wij met zijn allen een probleem.

Ten tweede: de loonsverhoging van de ambtenaren in Brussel. Daar heb ik me ook vorige week al druk over gemaakt. Ik begon me er extra aan te ergeren toen ik eergisteren naar het journaal keek. Het gaat om de beroemde 3,7%. Vorige week heb ik daar al het een en ander over gezegd. Ik heb het standpunt van de regering ingenomen, ik stond en sta daar volledig achter. Maar het moet niet veel gekker worden. Ik hoop dat er in volgende bijeenkomsten en misschien ook in de kantlijn van de Europese Top van volgende week verder over wordt gepraat. Dat zal ongetwijfeld gebeuren, om de doodeenvoudige reden dat er een patstelling is ontstaan. Mijn oproep aan de regering is om voet bij stuk te houden en niet akkoord te gaan met die loonsverhoging, want dat kan in deze periode gewoon niet. Ik zag semitreurige ambtenaren op televisie, maar er kwam gelijk in beeld wat de salarissen zijn. Dan ben ik er eerlijk gezegd een beetje klaar mee.

Tot slot ga ik in op de antihomowetgeving in Litouwen. Vorige week heb ik daar, evenals onze staatssecretaris van Europese Zaken, het een en ander over geroepen. Ik mocht daar afgelopen vrijdag in Brussel namens de parlementen van België, Nederland en Luxemburg het een en ander over zeggen. Ik zal dat nu herhalen, alleen niet namens het Nederlandse parlement maar namens de PvdA-fractie. Ik maak me nog steeds ernstige zorgen over het wetsvoorstel dat men zich in Litouwen voorgenomen heeft. Ik weet dat die zorgen worden gedeeld door het kabinet, maar ik vind het dus echt niet kunnen. In een Europa waarin wij gedeelde waarden hebben, waarin wij allemaal het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens hebben onderschreven kan het niet zo zijn dat er in een EU-lidstaat een wet wordt aangenomen waarmee homoseksualiteit, de verering van homoseksualiteit en uitingen van homoseksualiteit in de openbare ruimte strafbaar worden gesteld. Dat kan het Nederlandse parlement niet accepteren en dat mogen wij ook niet accepteren. Ik vind dat de opstelling van de Nederlandse regering tegenover Litouwen kei- en keihard moet zijn, want dit kan niet. Ik vind eveneens dat wij moeten nadenken over wat we gaan doen als dat wetsvoorstel daar toch wordt aangenomen.

Ik houd mij ruim aan mijn spreektijd, want ik ben klaar. Rest mij de kabinetsleden te danken voor de vele debatten die wij het afgelopen jaar in goede harmonie hebben gehad en, terugblikkend, voornamelijk ook voor de resultaten die wij met zijn allen hebben geboekt. Dat geldt niet alleen de regering, maar ook de inzet van de Kamer. Als je kijkt naar het Verdrag van Lissabon, dan is hetgeen het kabinet heeft gedaan en wat wij met zijn allen hebben gedaan, een heel groot compliment waard. We kunnen weer trots op elkaar zijn.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Ik sta toch even een beetje te kijken. Dit lijkt wel een afscheidsrede. Gaat die over dit kabinet of over de heer Blom zelf?

De heer Blom (PvdA):

Ik moet u eerlijk vertellen dat er vanavond andere gelegenheden zijn waar ik graag bij wil zijn, dus er komt in ieder geval aan het debat vanavond wel een eind.

De heer Ten Broeke (VVD):

Wacht even, het draait om een kerstdiner, vermoed ik zo!

De heer Blom (PvdA):

Nee, mijnheer Ten Broeke. Het is natuurlijk anders. Als je de laatste spreker bent in eerste termijn in een roerig jaar dan mag je, na alles wat wij met elkaar hebben meegemaakt ook wel eens terugblikken op de resultaten die we gezamenlijk hebben geboekt. Daar ben ik trots op en ik vind dat je dat in dit huis vrij en ronduit mag zeggen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Om te beginnen wil ik stilstaan bij enkele institutionele aspecten. Vervolgens kom ik aan de financieel-economische kwesties, waaronder de Lissabonstrategie. Tot slot zal ik spreken over het onderwerp klimaatverandering. De minister van Buitenlandse Zaken zal ingaan op de onderwerpen de Stockholmagenda, Iran, Turkije, de EDEO en de homorechten in Litouwen.

De afgelopen bijeenkomst van de Europese Raad stond vooral in het teken van de klimaattop in Kopenhagen en de financieel-economische crisis. Op beide terreinen hebben wij goede vooruitgang kunnen boeken. Ik ben ook tevreden over het verloop van de bijeenkomst. De vergadering werd voor de laatste keer voorgezeten onder roulerend voorzitterschap. De vaste voorzitter van de Europese Raad, de heer Van Rompuy, woonde het diner van de staatshoofden en regeringsleiders bij. Na 1 januari aanstaande zal hij de bijeenkomsten van de Europese Raad voorzitten.

Er is iets gezegd over de kwalificaties van de heer Van Roon. Ik vind zijn bejegening ongepast. Ik hecht eraan dat, zoals anderen ook al hebben gezegd, wij met functionarissen op Europees niveau respectvol omgaan. Meer wil ik er niet over zeggen.

Tijdens het diner is gesproken over de werkwijze van de Europese Raad en het uitnodigingsbeleid. Dat zal uiteraard zijn verdere beslag krijgen. De voorzitter van de Europese Raad heeft enkele opvattingen gegeven, maar zal het beleid nader bezien. Daar zullen wij nader over horen wanneer hij formeel in dienst treedt.

De heer Van Bommel zegt enerzijds dat hij blij is dat iemand de zaak wakker schudt, maar anderzijds – en daar zit enige spanning in – vraagt hij of de voorzitter wel bepaalde uitspraken mag doen. Ik geloof niet in heel strikte regels over wat de heer Van Rompuy wel en niet mag zeggen, maar hij verwoordt niet meteen het standpunt van de Europese Raad. Ik til dan ook niet al te zwaar aan zijn uitspraken. Wij zijn bijna continu in debat over de economie en de weg naar herstel en het is logisch dat hij zich daarover heeft uitgelaten. Hij heeft de suggestie gedaan, die ook in de media naar voren is gekomen, om begin februari een top te houden over economische strategie. Wij wachten af hoe dit zich gaat ontwikkelen. Dat je streeft naar economische groei, vind ik op zichzelf goed. Mevrouw Van Gent heeft erop gewezen dat het natuurlijk wel de vraag is wat voor type groei je krijgt en of het wel duurzame groei is. Dit zijn heel relevante vragen. Ik zal ze meenemen bij onze inbreng in deze extra bijeenkomst van de Europese Raad, want de Nederlandse regering wil graag werken aan duurzame groei. Ik kom er straks nog op terug, maar dit lijkt mij voldoende als eerste reactie op de begrijpelijke vraag van de heer Van Bommel.

De heer Ormel heeft gevraagd naar de toekenning van de 26ste zetel. Hij heeft er bezwaar tegen om toekomstige parlementariërs al als waarnemers te gaan betalen. In de bijeenkomst van de Europese Raad van december 2008 is het volgende afgesproken. Als het Verdrag van Lissabon in werking treedt, kunnen de lidstaten die daardoor een extra zetel krijgen, deze in het Europese Parlement innemen na inwerkingtreding van het verdrag. Voor Nederland betekent dat een extra zetel. Hiertoe is een juridische aanpassing op EU-niveau nodig, te weten een tijdelijke wijziging van het aantal EP-zetels gedurende de zittingsperiode 2009-2014. De Europese Raad van vorige week heeft een eerste stap gezet middels een brief aan het Europees Parlement. Hierin wordt het Europees Parlement geraadpleegd over het ontwerpvoorstel van Spanje. Spanje heeft voorgesteld de tijdelijke wijziging van het aantal EP-zetels te realiseren door middel van een aanpassing van het protocol bij het verdrag waarin de overgangsmaatregelen worden geregeld. Om dit te regelen zal een intergouvernementele conferentie bijeen worden geroepen, bijvoorbeeld in de marge van de Europese Raad in maart.

De verwachting is dat de meeste waarnemers pas naar Brussel zullen vertrekken als ook een aantal praktische zaken is geregeld, waaronder het salaris. Daartoe zal EP-voorzitter Buzek over enige tijd een brief sturen aan alle betrokken lidstaten om hen uit te nodigen hun waarnemers naar het EP af te vaardigen en enkele praktische zaken te regelen. De rol van de lidstaten is in dezen beperkt. Het Europees Parlement is verantwoordelijk voor zijn eigen begroting, inclusief de salarissen. Ik neem goede nota van wat de heer Ormel hierover heeft gezegd, maar wat dit betreft is het Europees Parlement echt aan zet. Het is zijn beslissing, daar zal het besluit moeten worden genomen. Ik neem ook aan dat de heer Ormel contact zal hebben met zijn geestverwanten in het Europees Parlement.

De heer Ormel (CDA):

Ik heb nog enkele aanvullende vragen. Moet er opnieuw worden geratificeerd door iedere lidstaat als uiteindelijk bekend is wie welke zetel krijgt in het Europees Parlement? Stond er iets ten aanzien van de betaling in het Spaanse voorstel dat door de Raad naar het Europees Parlement is gestuurd?

Minister Balkenende:

Het laatste moet ik even nagaan. Ik zal kijken of ik in tweede termijn kan melden of dit bij het Spaanse voorzitterschap aan de orde is geweest. Wat betreft de ratificatie: ik heb net gezegd dat men een intergouvernementele conferentie voorziet in de marge van de Europese Raad. Dat is wat ik hierover kan melden. Meer is volgens mij op dit ogenblik niet aan de orde. Wij hebben hierover natuurlijk al een besluit genomen, dat is bekend. Wat wij doen, ligt in het verlengde van hetgeen al is besloten. Ik zal nog even nagaan hoe het nu precies zit met dat andere punt. Wat er echter ook in het voorstel van Spanje staat of wat er niet in staat, de kern is dat het een besluit van het Europees Parlement zelf betreft.

De heer Ormel heeft een opmerking gemaakt over het uitdragen van het Europees burgerschap, onder verwijzing naar paragraaf 27. Dit zal op Europees niveau worden uitgewerkt, onder andere in het actieprogramma dat moet worden vastgesteld in juni 2010. Daar zullen wij ongetwijfeld met elkaar op terugkomen. Dat is in elk geval het moment waarop daarover zal worden gesproken. De bedoeling is dat er een EU-communicatiestrategie wordt uitgewerkt over wat de EU betekent in het kader van de ruimte voor vrijheid, veiligheid en recht.

De heer Blom heeft gesproken – dat begrijp ik zeer goed – over de salarissen. Ons standpunt is bekend. De onderhandelingen in Brussel zijn nog gaande. De kwestie ligt gevoelig vanwege de economische crisis. Nederland is voorstander van loonmatiging en heeft zich zeer kritisch uitgelaten over het voorstel van de Commissie. Wij hopen de Commissie te bewegen hier nog eens goed naar te kijken. Het is wel belangrijk om te constateren dat de salarisstijging voor Commissieambtenaren wordt bepaald op basis van het gemiddelde van de acht lidstaten in het vorige jaar – dat is zo afgesproken – en dat de benedenwaartse bijstelling met vertraging plaatsvindt. Dat is de techniek, die is bekend. Het is ook bekend wat onze positie is. Die hebben wij kenbaar gemaakt. De onderhandelingen lopen nog.

Ik kom nu bij het onderdeel financieel-economische aspecten en de werkgelegenheidssituatie. Ook deze keer besprak de Europese Raad de economische, financiële en werkgelegenheidssituatie. De bijzondere maatregelen die de lidstaten namen om de financieel-economische crisis te beteugelen, werpen hun vruchten af. De economische situatie vertoont tekenen van stabilisatie. Ten aanzien van de situatie op de arbeidsmarkt is de verwachting echter dat die in 2010 nog zal verslechteren. Dat zien wij ook in Nederland. Dat noopt ons ertoe om de stimuleringsmaatregelen te laten voortduren totdat economisch herstel verzekerd is. Natuurlijk hangt dat samen met de exitstrategie. Wij hebben gesproken over budgettaire exitstrategieën. Deze moeten worden geïmplementeerd binnen de kaders van het Stabiliteits- en Groeipact. Dat moet ertoe leiden dat wij in de toekomst terugkeren op een duurzaam pad van houdbare overheidsfinanciën.

Naast budgettaire exitstrategieën bespraken wij de financiële exitstrategieën. De richtsnoeren voor het uitfaseren van steunmaatregelen aan financiële instellingen van de Ecofin-raad werden bevestigd. Wij hebben de Ecofin-raad de opdracht gegeven om het goede werk op het terrein van de financiële exitstrategieën voort te zetten. De heer Ten Broeke heeft ook gevraagd of Nederland de exitstrategie gaat halen. De opdracht is inderdaad pittig, want wij spreken over 6% volgend jaar. Wij moeten terug naar min 3% in het jaar 2013. Wij hebben gezegd dat het een pittige opdracht is, maar wij zien ons uiteraard ook zelf gebonden aan deze opdracht van de Europese Commissie. Dat heeft minister Bos aangegeven. Ik heb het zelf ook aangegeven. Dat is ook tijdens eerdere debatten gezegd. Nederland zal zich aan de Europese opgave in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten houden. Wij houden ons aan datgene wat Europa van ons verlangt en daar kan de heer Ten Broeke van op aan.

Er is ook gesproken over de financiële markten en het toezicht. Ik heb in de Kamer al eerder gezegd dat er veel voortgang is geboekt op het terrein van financieel toezicht met het voorstel voor een Europees comité voor macrotoezicht, namelijk de European Systemic Risk Board, en de drie Europese toezichthouders voor microtoezicht met stevige bindende bevoegdheden. Dat is echt een uniek project. Daarin toont Europa leiderschap. Het is nu aan het Europees Parlement om zich uit te spreken over deze voorstellen. Zoals de heer Ten Broeke weet, is het EP medewetgever op dit terrein. Ik spreek de hoop en de verwachting uit dat het Europees Parlement de voorstellen snel zal behandelen.

Naar aanleiding van een brief van de Britse premier Brown en het artikel van hem en president Sarkozy in de Wallstreet Journal werd het belang van het morele sociale contract tussen de samenleving en de financiële sector onderstreept. Wij moeten er nu voor zorgen dat wij in de financiële sector de situatie van business as usual voorkomen.

Ik kom bij een aantal vragen die zijn gesteld. De heer Van Bommel en de heer Ten Broeke hebben erover gesproken dat Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk concrete stappen hebben ondernomen tegen de bankiersbonussen. Het gaat om het belasten van deze bonussen met 50%. Waarom heeft Nederland hieraan geen maximale steun gegeven? De heer Ten Broeke heeft nog gevraagd wat de premier heeft gezegd en wat de minister van Financiën heeft gezegd. Ik herinner mij nog heel goed hoe dit is gegaan. Ik werd geconfronteerd met de vraag wat er speelt. Ik heb toen gezegd: het is een interessante gedachte. Die terminologie heb ik gebruikt. Maar tegelijk heb ik in mijn eerste commentaar gewezen op het beleid dat Nederland zelf voert. Dat is ook exact hetgeen minister Bos naar voren heeft gebracht. Hij heeft gewezen op de aanpak die in Nederland geldt. Voor het overige heb ik aangegeven dat wij natuurlijk binnen het G20-raamwerk nadrukkelijk een keuze hebben gemaakt over de aanpak van de bonussen. Men kent de conclusies die wij op dit punt in Pittsburg hebben getrokken.

Het is goed dat Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk nadenken over de aanpak van excessieve bonussen. Een dergelijke belasting is op zichzelf, zoals ik zei, een interessante gedachte, maar een belasting voor één jaar is natuurlijk niet de aanpak van het fenomeen als zodanig. Dat is een punt van bezwaar dat wij naar voren hebben gebracht. Wat levert een eenmalige belasting op? Bovendien kun je misschien ook denken aan het omzeilen van dat soort belastingen. Het is niet de meest raadzame weg. Het kabinet hecht dus meer belang aan een duurzaam en effectief beleid waardoor excessieve bonussen ook op de lange termijn zullen worden beperkt. Zelfregulering binnen de sector is een van de pijlers van ons beleid. Door de goede afspraken die wij in Nederland hebben gemaakt met de sector, is een belasting ook niet aan de orde.

De heer Ten Broeke (VVD):

Het is misschien goed om hier vast te stellen dat de premier nu heel helder afstand neemt van de plannen van Brown en Sarkozy. Hij zegt dat het op zichzelf interessant is dat daarover wordt gedacht. Dat mag natuurlijk altijd. Dat staat vrij. Maar de voorgestelde maatregelen zijn in hoge mate symbolisch. Ze treffen maar een klein deel van de bonussen en zijn inderdaad gemakkelijk te omzeilen door de vaste salarissen omhoog te brengen. Zou het niet veel verstandiger zijn om over het Nederlandse het beleid op dit vlak een beetje te laten meedenken met vooral Frankrijk en ook de heer Brown, voor zolang hij er nog zit? Hier is het herenakkoord gesloten, dat zich nog moet bewijzen, maar daarvoor lijken de eerste goede tekenen aanwezig te zijn. Zou het niet beter zijn als de premier zich daarmee in de discussie mengt in plaats van vanaf de kant te zeggen: interessant allemaal? Voor wij het weten zitten wij met allemaal rare voorstellen.

Minister Balkenende:

Het heeft mij ook even verrast toen dat idee van een eenmalige heffing plotseling naar voren kwam. Dat heb ik ook gezegd. In het debat in de Europese Raad heb ik daarop ook gewezen. Ten eerste heb ik gewezen op de praktijk die wij zelf hanteren. Ten tweede heb ik gewezen op de G20-aanpak die nu juist een structurele regeling omvat. Dat vind ik de betekenis ervan. Daarom heb ik een koppeling aangebracht tussen wat je zelf kunt doen en het internationale raamwerk. Daarom noemde ik het op zichzelf interessant dat Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk spreken over bonussen. Ik vind het wel winst dat er door het Verenigd Koninkrijk wordt gesproken over hoe je tegen bonussen aankijkt. Dat vind ik winst, maar voor de vraag hoe je dit structureel oplost heb je een internationaal raamwerk nodig. Ik denk dat de heer Ten Broeke en ik daarover hetzelfde denken. Dat was de G20. En kijk ook wat de sector zelf kan doen.

Ik kom terug op wat ik heb gezegd tot de heer Ormel. Het is goed om nog eens aan te geven dat een wijziging van het protocol in alle lidstaten moet worden geratificeerd. De uitbreiding van het zetelaantal in het Europees Parlement moet inderdaad ook worden geratificeerd. Dat is een bevestiging van hetgeen hij mij daarover heeft gevraagd.

De heer Ormel heeft ook gesproken over de 2020-strategie.

De heer Ormel (CDA):

Dat betekent dus dat de feitelijke invulling van die achttien plaatsen nog wel twee jaar kan duren. Dit moet dus door iedere lidstaat worden geratificeerd. Dat maakt het wel zeer vreemd als die leden die pas kunnen stemmen nadat alle lidstaten hebben geratificeerd nu al salaris ontvangen. Maar u zegt terecht dat dit aan het Europees Parlement is. Ik wijs u toch wel op dit probleem.

Minister Balkenende:

Dit is een terechte opmerking van u. Ik heb aangegeven dat wij hierover zouden kunnen spreken in de marge van de Europese Raad van maart. Ik heb ook begrepen dat de wijziging van het protocol in alle lidstaten moet worden geratificeerd. Het komend Spaans voorzitterschap streeft naar inwerkingtreding per 1 december 2010, mits alle ratificaties dan zijn afgerond. Dat is wat wij nu over dit alles weten. Wij zullen afwachten hoe dit zich verder ontwikkelt, maar uw opmerkingen zijn gewoon terecht.

Dan kom ik bij de EU 2020-strategie, de opvolger van de Lissabonstrategie. Ik heb in de discussie benadrukt dat de economische structuur van Europa moet worden aangepakt en dat Europa zich moet voorbereiden op wat ons de komende tien jaar te wachten staat. Nederland staat een ambitieuze agenda voor, gericht op duurzame groei en werkgelegenheid. Wij staan op de korte termijn voor de opgave om het economisch herstel dat zich voorzichtig aandient te bestendigen, banen te scheppen en de werkloosheid terug te dringen. Maar tegelijkertijd moeten wij Europa duurzamer en socialer maken. De nieuwe strategie moet een antwoord bieden op deze uitdaging. Dat betekent ook dat wij waar mogelijk moeten bijdragen aan de klimaat- en milieudoelen van de Unie.

Dan kom ik bij een aantal concrete vragen die op dit terrein zijn gesteld, te beginnen met de vragen van de heer Van Bommel wanneer wij kennis kunnen nemen van een concrete nieuwe strategie van de kant van de Commissie en of er tijd blijft voor een inhoudelijke discussie. De Commissie heeft een consultatiepapier gepresenteerd waarop alle partijen hun visie kunnen geven. Na de consultatieronde zal de Commissie een voorstel presenteren, dat naar verwachting in februari zal verschijnen. Het voorstel zal vervolgens in het kader van de Raad worden besproken. De Nederlandse inzet zal uiteraard met u worden besproken. Het lijkt mij het handigst dat wij met elkaar op dit punt terugkomen – de opmerking van de heer Van Bommel is zeer terecht – bij de voorbereiding van de Raad van maart, omdat wij dan ook spreken over de Lissabonstrategie. Dit betekent overigens wel dat de nieuwe Commissie snel aan de slag moet, want zeker met de nieuwe Commissie betekent het dat je alles weer opnieuw op de agenda zult moeten zetten. Voorbereidend werk vindt plaats, maar hierover kunnen wij spreken in maart.

Mevrouw Wiegman heeft de vraag gesteld hoe de duurzaamheidsstrategie zich verhoudt tot de Lissabonstrategie. De Lissabonstrategie gaat over duurzame groei en werkgelegenheid en de duurzaamheidsstrategie is daarop een aanvulling. Overigens gaat de duurzaamheidsstrategie over de periode tot aan 2050 en kent dus een veel langere horizon dan de Lissabonstrategie, die reikt tot 2020.

In de richting van mevrouw Van Gent zeg ik dat ik ook in het debat nog eens duidelijk heb aangegeven dat wij vinden dat het element van groei koppelen aan duurzaamheid absoluut verzekerd moet zijn. Ik heb wel tegen haar fractiegenote mevrouw Peters gezegd dat ik sympathiek sta tegenover de motie. Wel heb ik gezegd dat ik die anders zou formuleren, omdat de focus natuurlijk toch altijd ligt op werkgelegenheid en groei. Ik heb gezegd dat de motie mij zeer aanspreekt, omdat die verband legt tussen groei, economische ontwikkeling, werkgelegenheid en vergroening. Dat heb ik ook in de debatten naar voren gebracht. U kunt op mij rekenen, want ik vind dit buitengewoon belangrijk. Dit is iets waarin Europa zou moeten excelleren. Wij zullen hierover opnieuw in maart met elkaar kunnen spreken, wanneer wij het hebben over deze nieuwe strategie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het is fijn dat wij op de minister-president kunnen rekenen. Dat waardeer ik zeer, en zelfs de minister van Buitenlandse Zaken is er blij mee. Wat wil je nog meer? Wil de minister-president op dit punt dan expliciet ingaan in die rapportage? Ik heb nog een vraag gesteld over het vormen van een kopgroep. Als ik hem zo hoor, is hij graag bereid om daarin een voortrekkersrol te spelen. Wij willen daar graag nauwkeurig van op de hoogte worden gehouden. Is de minister-president daartoe bereid?

Minister Balkenende:

Ik heb nog voor de lange discussies ter voorbereiding van Kopenhagen tegen mijn toenmalige collega Blair gezegd: wij moeten het thema duurzaamheid en klimaat nadrukkelijk op de agenda krijgen. Onze inbreng is steeds geweest om het thema groei te verbinden met het thema duurzaamheid. Ik heb dat een- en andermaal naar voren gebracht. Wat betreft de situatie die zal volgen, zijn er nog twee mogelijkheden. Wij krijgen een discussie over de economische strategie. Dat is een idee van de nieuwe voorzitter, Van Rompuy. Wij zullen bekijken hoe de voorbereidingen hiervoor zijn. Over de 2020-strategie zullen wij in maart spreken, zoals ik net heb aangegeven in de richting van de heer Van Bommel. Over zulke zaken spreek je altijd in de Voorjaarsraad. Dat lijkt mij ook het aangewezen moment om te praten over de Nederlandse inzet. Mevrouw Van Gent kan erop rekenen dat wij dit punt nadrukkelijk naar voren zullen brengen. Zij zal dan ook al conceptconclusies krijgen. Op dat moment zullen wij dit debat met elkaar voeren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat is goed. Wij zullen dat natuurlijk ook nauwkeurig in de gaten houden. Als wij dat met zijn allen doen, komt het wellicht goed. In de motie staat expliciet dat groene innovatie een prioritaire plaats krijgt in de nieuwe Lissabonstrategie. Daarover heb ik in mijn eerste termijn een vraag gesteld. Er ontstaat toch enige mist over de vraag of dit werkelijk gaat gebeuren.

Minister Balkenende:

Wij kunnen wel alle conclusies naast elkaar gaan leggen, maar mevrouw Van Gent heeft terecht aangegeven dat er ook wordt gesproken over "duurzame groei". Het is met andere woorden niet zomaar groei, maar deze is nadrukkelijk gekoppeld aan duurzaamheid. Ik vind dat winst in deze discussie. Uiteraard heb ik in het debat ook kenbaar gemaakt hoe ik de invulling daarvan zie. Ik stel voor dat wij terugkomen op dit punt wanneer wij het hebben over de stukken van de Europese Commissie die aan de orde zullen zijn in de vergadering van de Europese Raad in maart. Op dat moment zullen wij hierover spreken. Mij lijkt dat wij het debat dan kunnen hernemen. Ik weet hoe mevrouw Van Gent hierover denkt, en dat spreekt mij zeer aan.

Voorzitter. Ik kom bij een ander onderdeel, de begrotingsevaluatie van de EU. De heer Ten Broeke heeft daarover gesproken. Deze evaluatie is uiteraard ook aan de orde geweest bij de Europese Raad. Het is teleurstellend dat de Commissie geen gevolg heeft gegeven aan de afspraak uit 2005 om in 2008 of 2009 te rapporteren over de evaluatie van de EU-uitgaven en -inkomsten. De Europese Raad roept nu de Commissie op om in 2010 alsnog te komen met voorstellen. Naar verwachting komt de Commissie aan het eind van het voorjaar van 2010 met deze evaluatie. Daarna is het aan de Raad en aan het Europees Parlement om hieruit conclusies te trekken. Voor Nederland betekent dit dat wij duidelijke prioriteiten bepalen. Op die basis kunnen wij daarna beginnen met de discussie over de Financiële Perspectieven. Het Commissievoorstel voor de komende Financiële Perspectieven moet uiterlijk op 1 juni 2011 worden gepresenteerd. Kortom, de evaluatie kunnen wij medio volgend jaar doen. Daarna krijgen wij de voorstellen over de Financiële Perspectieven. Wat dat betreft, kunnen wij dit debat met elkaar aangaan.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik dank de minister-president voor het feit dat hij nu in ieder geval zo helder is dat hij "ooit" ook "teleurstellend" durft te noemen. Ik herinner mij het debat over de Staat van de Unie. Toen probeerde ik de minister-president al in die richting te drukken door hem te vragen of het allemaal niet een beetje lang duurt en of wij het risico lopen dat wij uit de pas gaan lopen. Daardoor zouden wij misschien straks met de hervormingen op landbouwgebied, die wat ons betreft na 2013 moeten plaatsvinden, ineens in 2015 uitkomen. Dat heeft de minister-president destijds bevestigd. Het is goed om dat hier nog eens vast te stellen. Wil de minister-president dan ook toezeggen dat wij zo snel mogelijk de Nederlandse inzet kunnen ontvangen? Dan komt het er immers wel op aan. De nieuwe Commissie gaat hard aan de slag zodra ze is geaccordeerd door het Europees Parlement. Dan willen wij graag zien wat die begroting zou moeten worden als het aan de minister-president ligt.

Minister Balkenende:

Dan wil ik wel de evaluatie van de Europese Commissie hebben, want dat is het materiaal dat benut zal worden voor het debat in de Europese Raad. Parallel daaraan hebben wij ons verplicht om daarop onze visie te geven. Dat doen wij wel in combinatie met wat dan in de Europese Raad aan de orde is. Dat lijkt mij eerlijk gezegd goed. Dan doen wij de zaken in de goede volgorde. Eerst gaat de Europese Commissie aan de slag. Dan gaan wij aan de slag. Dit zal aan de orde komen wanneer wij de vergadering van de Europese Raad hebben.

De heer Ten Broeke (VVD):

Er ligt al sinds 2008 een visie van dit kabinet ten aanzien van de nieuwe Financiële Perspectieven en die is nog niet eens zo heel slecht. Wat dat betreft hoeven wij daarop dus niet te wachten. Ook de Kamer heeft duidelijke ideeën. Het zou dus misschien goed zijn als de minister-president zich eerst met de Kamer verstaat en daarvoor niet afwacht waarmee de Europese Commissie komt.

Minister Balkenende:

Wij zien elkaar met grote regelmaat. De heer Blom heeft ook gesproken over de herhaling van debatten die zich soms voordoet. Wij zien elkaar ter voorbereiding van de Europese Raad in maart. Ongetwijfeld zullen wij ook dan over dit onderwerp spreken. Ik stel eigenlijk voor dat wij de discussie in het voorjaar echt richten op de Lissabonagenda c.q. de 2020-discussie. Daarna zullen wij stilstaan bij deze begrotingsevaluatie. Ik weet hoe de Kamer hierin zit. De heer Ten Broeke heeft terecht gesproken over het feit dat het kabinet al werk heeft gedaan. Laten wij in die tijd dit debat met elkaar hernemen.

De voorzitter:

Mijnheer Ten Broeke, de laatste keer.

De heer Ten Broeke (VVD):

Wij zijn mild. Wij tillen het tot over kerst heen, maar laat dit in ieder geval niet tot Pasen duren, zou ik zeggen.

Minister Balkenende:

De heer Van Bommel en de heer Blom hebben gevraagd naar de Griekse financieel-economische situatie, ook in relatie tot het begrotingstekort. Het is een terecht punt van zorg. Wij volgen de ontwikkelingen op de voet. De Griekse premier, de heer Papandreou, gaf tijdens de Europese Top een toelichting op de financieel-economische situatie. Hij gaf aan dat hij met drastische maatregelen het begrotingstekort nog voor 2013 onder de 3% wil brengen. De Europese Commissie heeft vandaag laten weten dat de aangekondigde plannen van de Griekse minister-president een stap in de goede richting zijn. Dat zal leidend zijn voor de volgende Ecofin-raad, waarbij opnieuw gesproken zal worden over de aanbevelingen van de Europese Commissie.

De heer Papandreou kondigde onder meer de volgende maatregelen aan: een nieuw, progressief belastingsysteem, een strengere aanpak van grootschalige belastingontduiking, het terugdringen van administratieve lasten, een bezuiniging van 10% op uitkeringen en een belasting van 90% op bankiersbonussen. De Griekse minister-president stelt dat het huidige begrotingstekort van 12,7% in 2010 met 4% zal worden teruggebracht. Het is aan de lidstaten zelf hoe ze de 3%-norm halen. Met andere woorden, de begrotingsautonomie wordt behouden.

Ik zou niet graag spreken van een failliet Griekenland. Dat is niet aan de orde. Griekenland zal nu maatregelen gaan nemen. Papandreou heeft ook niet gevraagd om steun van andere landen. Dat heeft hij nadrukkelijk gezegd. Hij heeft gezegd: wij vinden de zaak ernstig, we willen maatregelen nemen, steun ons in die benadering. Dat doe ik graag. Ik heb waardering voor het feit dat de heer Papandreou er geen doekjes om windt. Hij onderschrijft de ernst van de situatie en is bereid om stappen te zetten. De eerste commentaren waren positief.

Ik ga verder met het blok over klimaatverandering. Het was van belang om de vrijwillige bijdrage van de lidstaten aan vroege financiering te concretiseren om de onderhandelingen in Kopenhagen een impuls te geven. De Europese Raad heeft een belangrijke stap gezet: de Europese lidstaten leggen 2,4 mld. per jaar op tafel voor vroege klimaatfinanciering in de periode 2010-2012. Dat Europese bod is ambitieus en tevens het eerste concrete financieringsbod van een grote groep landen. De EU behoudt hiermee haar voortrekkersrol.

Ook heeft de Europese Raad de doelstelling om de CO2-uitstoot met 30% te verminderen in 2020 ten opzichte van 1990, nog eens stevig onderstreept. Dit bod geldt mits andere ontwikkelde landen zich in Kopenhagen verbinden aan vergelijkbare CO2-emissiereducties en ontwikkelingslanden een adequate bijdrage leveren. Ik heb dat eerder aangegeven.

Ik kom bij een aantal concrete vragen die de Kamer heeft gesteld. Ik stel de betrokkenheid van de leden zeer op prijs. Wij hebben eerder met elkaar gesproken over de voorbereiding van Kopenhagen. Ook nu komen elementen terug, en terecht.

Ik begin met de heer Ormel. Hij heeft terecht gesproken over de coherentie tussen de thema's klimaat, ontwikkelingssamenwerking en handel, want de crises van deze tijd zijn geen zelfstandige crises, maar die hangen met elkaar samen. De Nederlandse regering zet zich al jaren in voor beleidscoherentie, nationaal en Europees. Ik beschouw de opmerkingen van de heer Ormel als steun voor die inzet.

Ik geef een paar voorbeelden. De financiering voor klimaat en ontwikkelingssamenwerking moet natuurlijk zo veel mogelijk nieuw en additioneel zijn, juist om de financiering van de Millenniumontwikkelingsdoelen veilig te stellen. Ik noem ontwikkelingssamenwerking en handel. Dan praten we over de Doharonde. Nederland zet zich al jaren in voor de minst ontwikkelde landen. Ik denk aan zaken als Aid for Trade en een tariefvrije toegang voor producten uit betreffende landen tot onze markten. Op het thema klimaat en handel zet Nederland zich in voor extra tariefsverlaging voor "groene" producten en diensten. Dat speelt natuurlijk ook in de WTO. Ik kan er nog veel meer over zeggen, maar de leden merken aan deze voorbeelden dat het zeer terecht is om te spreken van coherentie tussen deze verschillende zaken.

Verschillende sprekers hebben gevraagd of er sprake is van nieuw en additioneel geld. Het bedrag is indrukwekkend. De EU heeft als eerste een bedrag voor kortetermijnfinanciering toegezegd. De Commissie heeft eerder geraamd dat ontwikkelde landen tussen 2010 en 2020 jaarlijks 5 mld. tot 7 mld. moeten vrijmaken voor snelle acties in ontwikkelingslanden. De EU neemt met haar bod van 2,4 mld. per jaar meer dan 30% op zich van de 7 mld. uit de Commissieraming. U allen weet dat de inzet van Nederland is dat de fair share tussen de 20% en 30% ligt. Wij hopen dat andere ontwikkelde landen over de brug zullen komen. Veel lidstaten dragen bij aan dit eindbedrag, ondanks de recessie. Nog niet alle ins en outs van hun bijdrage zijn bekend. U allen kent het Nederlands standpunt, dat we steeds ook uitdragen, dat de bijdrage van de EU zo veel mogelijk nieuw en additioneel geld moet zijn om de realisatie van de Millennium Development Goals niet in gevaar te brengen. De bijdrage van Nederland, de 300 mln. voor 2010-2012, betreft in ieder geval nieuw en additioneel geld. Het ging om vrijwillige bijdragen van landen. Er is niet gewerkt met een officiële verdeelsleutel. Niet alles is nieuw geld, want soms is er een overlap tussen nieuw geld en bijvoorbeeld bestaande voornemens. Verder is nog niet de precieze samenstelling van de bedragen bekend. Ik ben in ieder geval blij dat Europa de 2,4 mld. kenbaar heeft gemaakt en ik hoop dat andere landen zullen volgen.

Mevrouw Van Gent heeft terecht de vraag gesteld hoe de Nederlandse bijdrage zich verhoudt tot het Nederlandse standpunt dat internationale publieke financiering mondiaal zo veel mogelijk nieuw en additioneel moet zijn. Ik ben ingegaan op het bedrag van 300 mln. Dat is additioneel aan de 0,8% die Nederland al bijdraagt. De bezuinigingen op het budget van ontwikkelingslanden hebben hierop geen invloed. Het bedrag is namelijk niet gekoppeld aan het nationale inkomen. Dat is een oproep die we ook aan andere landen doen.

Mevrouw Van Gent heeft ook terecht gesproken over de langere termijn. De schatting van 100 mld. in 2020 is een totale behoefte. Het publieke geld wordt geschat op een bedrag tussen de 22 mld. en 50 mld. Daarin zal de EU een fair share moeten opnemen. Nederland vindt 20% à 30% een fair share. We praten dan over bedragen tussen de 4 mld. en 15 mld. De langeretermijnbijdragen van de EU zijn inderdaad belangrijk. De discussie daarover gaat in de EU natuurlijk nog door. De verdeelsleutels, mondiaal tussen lidstaten maar ook voor de EU-begroting, spelen een rol.

Daarnaast is de governance van de klimaatfinanciering heel belangrijk. Nederland zet zich daarvoor in in Kopenhagen. De heer De Roon en anderen hebben erover gesproken. Het vrijmaken van financiële middelen moet op een goede manier gebeuren. De les die we kunnen verbinden aan veel geld voor ontwikkelingssamenwerking in het verleden is ook dat het geld soms verkeerd is besteed. Het is soms onvoldoende efficiënt besteed. We moeten van het begin af aan zeggen: als er financiële inspanningen zijn, moet het geld op de goede plaats terechtkomen. Ik vind dat dus een belangrijk punt. De opstelling van de Nederlandse regering is bekend en die opstelling zal ook in Kopenhagen moeten doorklinken.

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent, ik geloof dat u nog wilt weten hoe laat de minister-president morgen zal aankomen. Stelt u eerst uw vraag.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat gaat de minister-president vast nog vertellen.

Minister Balkenende:

Ja hoor.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dan kan ik alvast het welkomstcomité organiseren. In de goede zin des woords, zeg ik daar nogmaals bij.

Ik heb nog een vraag over nieuw en additioneel geld. De minister-president spreekt nu over zo veel mogelijk nieuw en additioneel. Krijgen we daar uiteindelijk een goed overzicht van? De minister-president zegt dat hij voor Nederland in principe daarvan uitgaat. Je moet wel kritisch kijken naar besteding van ontwikkelingssamenwerkingsbudgetten. Daar komen we nog wel over te spreken. Komt er een totaaloverzicht? Kan de minister-president een inschatting maken van de manier waarop andere landen hiermee omgaan? De minister-president zit natuurlijk, net als ik, niet te wachten op sigaren uit eigen doos.

Minister Balkenende:

Precies. Tijdens het debat heb ik als een van de weinigen nadrukkelijk gesproken over de betekenis van additioneel geld. Ik heb dat bijvoorbeeld gedaan naar aanleiding van opmerkingen van de heer Sarkozy, die zei dat we Afrika aan onze kant moeten hebben. Ik ben dat met hem eens. Ik heb wel gezegd: als we dat vinden, moeten we ook consequent zijn in het toewerken naar het doel van die 0,7%. Ook heb ik gezegd dat het dan wel additioneel geld moet zijn.

Er bestaat nu geen overzicht van wat precies nieuw geld is, wat oud geld is en wat een tussenvorm is. Als landen nog bezig zijn met het ontwikkelen van plannen kan dat er plotseling tussendoor komen. Dan is het toch weer nieuw geld. Misschien zijn bepaalde voornemens echter al bekend. Die specificatie is niet gegeven door het voorzitterschap. Ik heb wel gezegd dat ik zeer hecht aan nieuw en additioneel geld, precies om de redenen die mevrouw Van Gent heeft aangegeven. We hebben geen overzicht gekregen. Dat kan zij betreuren, maar verder kwamen we niet op dit moment. We moeten dit punt echter zeker naar voren brengen in de debatten die we nog krijgen. Nederland is wel een voorloper ten aanzien van de additionaliteit; dat kan ik hier echt wel zeggen. Ik vind dat andere landen ook hun deel hebben te leveren.

We hebben niet alleen te letten op de klimaatfinanciering; we hebben ook te letten op het belangrijke punt van de MDG's, dat weer verbonden is met de 0,7%. Dit moet allemaal gerealiseerd worden in economisch moeilijke tijden. We hebben nu als Europa een goede zet gedaan rondom 2010-2012, maar er zal nog veel meer moeten worden gedaan, ook in de jaren daarna. Dat zal een ingewikkelde discussie worden. Ik ben blij dat we nu in Europa rondom de financiering en rondom de 30% duidelijke stappen hebben kunnen zetten. De invloed van Polen is op een gegeven moment dusdanig geweest dat we ons afvroegen of het mogelijk was. Dit zijn belangrijke stappen. We zijn er nog niet en we gaan ermee door.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dan heb ik nog twee vragen. Kan ik vanavond vaststellen dat de Nederlandse bijdrage nieuw en additioneel geld betreft, ook voor de langere termijn?

Minister Balkenende:

Ja. 100 mln. per jaar is gewoon nieuw en additioneel geld. Daarnaast mochten wij nog rekening houden met 36 mln. die al was gevoteerd, maar die 100 mln. is additioneel geld.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat had ik wel begrepen, maar dat gaat over de korte termijn. Mijn vraag behelst ook de lange termijn. Daarover moeten natuurlijk nog een aantal afspraken worden gemaakt.

Laat ik ook maar meteen mijn tweede vraag stellen. Die gaat over die 30%. Hoe zit dat precies? Heeft de minister-president de hakken in het zand gezet of heeft hij zitten duwen?

Minister Balkenende:

Daar wilde ik net over beginnen. De Europese Raad heeft in maart 2007 en vele malen daarna gesteld dat de Unie bereid is om in het kader van een ambitieus, wereldwijd en alomvattend akkoord over klimaatverandering voor de periode na 2012 haar emissies met 30% te verlagen, mits andere ontwikkelde landen zich tot vergelijkbare emissiereducties verplichten en ontwikkelingslanden een passende bijdrage leveren. Dit 30%-bod staat wat mij betreft niet ter discussie en sluit aan bij de 2°C-doelstelling. De conditionaliteit in dit aanbod is effectief om andere landen te bewegen tot het doen van nieuwe klimaatpledges; zie onlangs China en de VS. Omdat wij de druk op andere landen zo lang mogelijk zo groot mogelijk willen houden, zou het onverstandig zijn het bod nu al te bevestigen. Als wij naar 30% gaan, volgt binnen de EU een rapport van de Commissie en discussie binnen de Europese Raad over de vraag wat dit betekent voor de EU-lidstaten. Ik heb me in het debat sterk gemaakt voor die 30%. Dat weet mevrouw Van Gent, want dat doe ik elke keer. Nederland doet dat heel consistent. Ik verschil echter met haar fractie van mening dat dit onvoorwaardelijk zou moeten gebeuren. Mevrouw Van Gent verwees naar de heer Brown. Hij heeft ook gesproken over 30%, maar heeft niet gezegd dat dit onvoorwaardelijk is. Ik heb me dat nog eens nadrukkelijk door hem laten vertellen.

Die onvoorwaardelijkheid waarover de GroenLinksfractie en de regering verschillend denken, hangt samen met het feit dat wij de druk op de ketel willen houden. Als wij die 30% toezeggen, kunnen anderen denken: dat is dan mooi van Europa. Wij willen hier aan werken, maar wij kijken ook naar de VS, Japan en de BRIC-landen. Waarom? Omdat wij mondiaal moeten werken aan een level playing field. In het AO waarbij de fractiegenoot van mevrouw Van Gent aanwezig was, heb ik uitgelegd wat er kan gebeuren. Als wij de situatie krijgen dat delen van de wereld voor de reductie van 30% kiezen en anderen dat nadrukkelijk niet doen, is het risico groot dat je een verschuiving krijgt van productieactiviteit. Dan krijg je het grote gevaar van carbon leakage. Dat gevaar was voor ons de reden om te kiezen voor de voorwaardelijkheid. Ik heb dat toen zo uitgelegd, ik heb dit naar voren gebracht in Europees verband en ik doe dat nu weer.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik wacht nog wel op een antwoord over mijn vraag over financiering op lange termijn. Is dat nieuw en additioneel geld als het aan Nederland ligt? Ik begrijp wel dat de minister-president niet gaat over het geld van alle Europese landen.

Minister Balkenende:

Wij kiezen steeds voor de volgende benadering: laat het nieuw en additioneel geld zijn. Wat er in een volgende kabinetsperiode gebeurt weten wij niet, want dat hangt af van de kabinetsformatie. Dat weet mevrouw Van Gent ook. Zij ziet in ieder geval mijn voorkeur voor die additionaliteit. Ik vind wel dat wij in de eerste plaats de landen moeten aanspreken die bij lange na de 0,7% nog niet hebben gehaald. Het is natuurlijk merkwaardig dat wij met onze 0,8% nieuw en additioneel geld leveren terwijl andere landen daar ver onder zitten en mogelijk ook nog werken met combinaties. Dat vind ik een onwenselijke situatie. Wij blijven aandringen op additionaliteit. Ik heb mijn voorkeur voor de positie van Nederland aangegeven. Je kunt niet over deze periode heen regeren, maar mevrouw Van Gent weet wel hoe ik erin zit. Ik vind dat wij nadrukkelijk een appel mogen en moeten doen op andere landen om te voldoen aan hun verplichtingen om aan de ene kant 0,7% te halen in het kader van de MDG's en tegelijkertijd te werken aan de klimaatfinanciering via additioneel geld.

De voorzitter:

Is uw tekst nog lang?

Minister Balkenende:

Ik ben bijna klaar, voorzitter.

De voorzitter:

Ik weet namelijk dat de minister van Buitenlandse Zaken om 19.00 uur in een AO moet zijn en ook nog moet eten.

De heer Ormel (CDA):

Ik moet in datzelfde AO zijn en zit ook een beetje aan mijn eten te denken. Maar goed, nog even over het klimaat. Er komen berichten dat er een Nederlands voorstel is om te komen tot de financiering van klimaatgelden en dat dit voorstel een goede kans maakt op de klimaattop. Is de minister-president daar iets van bekend?

Minister Balkenende:

Kunt u dat even herhalen?

De heer Ormel (CDA):

Er schijnt een Nederlands voorstel te zijn om mondiaal te komen tot een verdeling van klimaatgelden. Dat wordt als een interessant voorstel gezien.

Minister Balkenende:

Ten eerste praten wij hier over de Europese Raad. Ten tweede word ik dagelijks op de hoogte gehouden van de voortgang van de besprekingen in Kopenhagen. Ik denk niet dat wij een vermenging moeten krijgen van de onderhandelingen daar met het debat hier. U weet dat onze inzet groot is; wij willen dat Kopenhagen een succes wordt. U weet wat onze inzet is. Daarin hoor je samen te werken met anderen en dat doen wij ook nadrukkelijk. Wij moeten wel oppassen om ons hier daarin te mengen, terwijl de onderhandelingen lopen. Als het zover is zullen wij verantwoording afleggen.

De heer Ormel (CDA):

Dat was absoluut mijn bedoeling niet. Mijn vraag was of het op de Europese top ter sprake is geweest, maar ik begrijp dat dit een ander spoor is.

Minister Balkenende:

Zo is dat.

Voorzitter. Wij krijgen nog de discussie over de interne EU-lastenverdeling. Dat zal een ingewikkelde discussie worden; ik ben al blij dat wij met elkaar de 7,2 mld. hebben kunnen vaststellen. Dat is een belangrijk punt. Wij weten dat dit nog hoofdbrekens gaat kosten, maar in ieder geval is het geen belasting geweest voor de inzet van de Europese Unie ten aanzien van Kopenhagen.

Mevrouw Van Gent vroeg of ik morgen in Kopenhagen kan worden verwelkomd. Ik ben voornemens om donderdag naar Kopenhagen te gaan. Dat heb ik ook afgesproken met de twee andere bewindslieden die er zijn. Aanwezig zijn de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en in het bijzonder de minister van VROM, belast met Milieu. Overigens heb ik ook mijn verplichtingen hier, zoals is bekend. Nederland zet zich actief in. Ikzelf heb dat vorige week gedaan bij de Europese Raad. Ik heb alle vertrouwen in de twee andere bewindslieden. Ik zal donderdag dus in Kopenhagen zijn.

Hieraan voeg ik nog het volgende toe. Inderdaad vinden er nu onderhandelingen plaats. Het wordt echter pas cruciaal bij de finalisering van de teksten. Ik neem aan dat wij donderdag, als ik er ben, overleg zullen hebben met de Europese regeringsleiders om te kijken hoe ver wij dan zijn. Wij zitten dan in de eindfase waar ik uitdrukkelijk bij zal zijn. Men kan op mij rekenen. Tegelijkertijd heb ik echter mijn verplichtingen in Nederland; mijn agenda zit hier ook overvol.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik dacht dat de agenda misschien nog kan worden omgegooid. Er komt toch een soort noodoproep uit Kopenhagen dat het op dit moment niet goed gaat en dat het wellicht verstandig is om dat niet aan te laten rommelen. Het is misschien verstandig om de onderhandelingen wat sneller naar een wat hoger niveau te tillen.

De voorzitter:

Ik begrijp dat u die noodoproep wilt doen, maar het is ook een ander debat.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat is niet helemaal een ander debat.

De voorzitter:

Ik zei: ook.

Minister Balkenende:

Ik heb aangegeven dat wij er met een team van mensen uit Nederland heengaan. Wij hebben twee uitstekende bewindslieden die zich daar voluit inzetten in het debat. Ik heb aangegeven wanneer de regeringsleiders in beeld komen. Daaraan heb ik eerlijk gezegd niets toe te voegen. Ik heb aangegeven wat de inzet van Nederland is. Daarvoor wordt keihard gewerkt. De regeringsleiders komen aan zet in de fase waarin nagedacht wordt over de formulering van conclusies. Dat zal donderdag gebeuren.

De Tobintaks kwam aan de orde in relatie tot klimaatfinanciering. De regering vindt dat een nieuw moreel en sociaal contract nodig is tussen de samenleving en de financiële sector. Daarvan kunnen maatregelen onderdeel uitmaken; er zijn allerlei mogelijkheden die moeten worden besproken. Er zijn tal van zaken denkbaar, zoals een belasting op transacties, herstructureringsfondsen, verzekeringspremies et cetera. Afgesproken is dat dit in IMF-verband aan de orde zal worden gesteld. Daaraan is ook gerefereerd tijdens de bespreking in de Europese Raad. De bestemming van een dergelijke taks zou te maken kunnen hebben met klimaatfinanciering, maar het is nu nog te vroeg om daarover te spreken. Zoals bekend is het punt vooral in handen gelegd van het IMF.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken. Wij gaan kijken of hij sneller dan zijn schaduw kan zijn, om toch nog een hapje te kunnen eten voor 19.00 uur.

Minister Verhagen:

Mevrouw de voorzitter, ik vrees van niet. In aanvulling op wat door de minister-president naar voren is gebracht, wil ik graag bij een aantal resterende onderwerpen stilstaan.

De heer Van Bommel, en ik dacht ook de heer Ten Broeke, maakten enkele opmerkingen over het Stockholmprogramma. De Europese Raad stelt het Stockholmprogramma vast, waarmee invulling wordt gegeven aan de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. De Europese Raad heeft nu ook de Commissie en het Spaans voorzitterschap uitgenodigd om snel met een actieplan te komen. De bedoeling is natuurlijk zeer duidelijk: allereerst datgene waarover ook de heer Van Bommel sprak, namelijk de rechtsstaatmonitoring. Ik ben het met de heer Van Bommel eens dat die nog verder moet worden uitgewerkt, maar het gaat erom dat wij elkaar de maat nemen. Hoe staat het met betrekking tot de rechtsstaat? Juist door middel van die benchmarking kan dat leiden tot verbetering. Dat is het monitoren van de rechtsstaat en dat zal ook aanleiding geven tot discussie. Maar ook bestrijding van cyber crime, de brede interne veiligheidsstrategie, het tegengaan van illegale migratie, het versterken van Frontex en een stevige aanpak van mensensmokkel zijn doelen van het Stockholmprogramma. Het is dus juist bedoeld om toegang te geven aan echte vluchtelingen, de toestroom van illegale migratie tegen te gaan en afgewezen asielzoekers in Europees verband terug te zenden. De Kamer heeft een brief ontvangen van de minister en de staatssecretaris van Justitie over de stand van zaken van het Stockholmprogramma en ik ga ervan uit dat de Kamer met hen over de invulling zal spreken.

De heren Van Bommel en Ten Broeke hebben zeer nadrukkelijk stilgestaan bij een aantal zeer negatieve ontwikkelingen in Turkije. De conclusies van de Europese Raad betreffen inderdaad niet die twee negatieve ontwikkelingen waar zij zeer nadrukkelijk op wezen. Deze conclusies zijn gebaseerd op de rapportage van de Europese Commissie over de afgelopen zes maanden. Niettemin, ondanks het feit dat juist op een aantal elementen van de Armeniërs en op het punt van de Koerden positieve ontwikkelingen waren te zien, zijn zeer scherpe conclusies aangenomen over het in gebreke blijven, met name ten aanzien van het openstellen van de havens voor Cypriotische schepen en van de luchthavens voor Cypriotische vliegtuigen en het zogenaamde Ankaraprotocol.

Het verbod op de Koerdische partij is inderdaad een buitengewoon negatieve en onwenselijke ontwikkeling. Ik ben dat volledig met de Kamer eens. Het constitutionele hof heeft de DTP verboden vanwege banden met terrorisme. Hoe ernstig dat laatste ook is – ik heb ook meermalen met mijn Turkse collega gesproken over de noodzaak om juist terrorisme te bestrijden – ik heb er ook voor gepleit om op dat terrein samen te werken, inclusief het tegengaan van financiering van terroristische groeperingen, al dan niet onder Koerdische vlag. Ik ben bezorgd over de uitsluiting van deze partij, juist omdat in een democratisch proces je geen partijen uitsluit die op zichzelf binnen de democratie, binnen het democratische kader willen opereren. Iets anders is het als zij de democratie om zeep willen helpen of nog steeds hun terroristische doelstellingen handhaven. Dat is een andere discussie waarover wij in een ander verband meermalen met de Kamer van gedachten hebben gewisseld. Naar onze mening is dat echter hier niet het geval. We hebben dat ook vrijdag aan het voorzitterschap laten weten. Dezelfde avond heeft het Zweeds voorzitterschap een zeer kritische verklaring uitgegeven, juist omdat het ontbrak in de conclusies van de Europese Raad. In de Raad is besloten tot het nog steeds opschorten van onderhandelingen over acht cruciale hoofdstukken. Een stap als deze maakt het niet makkelijker om die hoofdstukken te openen.

Ook wat betreft Armenië verwees de Kamer naar zorgwekkende ontwikkelingen, met name naar de uitspraken van premier Erdogan. Er is reden voor zorg. Ik ben dat met de Kamer eens, zeker omdat er sprake was van een positieve ontwikkeling, juist door de voetbaldiplomatie en de overeenkomst die was gesloten. In ons gesprek heeft collega Davutoglu onderstreept dat het wel degelijk de bedoeling van Turkije is om verbetering van de relatie met Armenië na te streven en dat dit een constante zou blijven. Ik ga er dan ook van uit dat de uitspraak van premier Erdogan dat niet zal doorbreken, maar wij zullen daarop uiteraard nauwlettend toezien.

De heer Van Bommel (SP):

Is de minister het met mij eens dat de uitspraken die in de media terecht zijn gekomen in de richting van president Obama, namelijk het alleen onder voorwaarden uitvoeren van de protocollen met betrekking tot Armenië, een standpunt vertegenwoordigen dat niet geduld kan worden?

Minister Verhagen:

Laten wij kijken op welke wijze wij een positieve bijdrage kunnen leveren aan positieve ontwikkelingen met betrekking tot de relatie tussen Turkije en Armenië. Daarbij hoort het recht doen aan elkaars geschiedenis en juist het recht doen aan het verwerken van een zeer pijnlijk onderdeel van die geschiedenis. Ik ben het volledig met de heer Van Bommel eens dat het ook in het belang van de EU is dat dit niet een potentieel conflict wordt dat direct repercussies heeft op de stabiliteit in die hele regio. Met andere woorden: wij zullen ons moeten blijven inzetten om ervoor te zorgen dat de toenadering die mogelijk leek, daadwerkelijk gerealiseerd wordt.

De heer Van Bommel (SP):

Dat is een geruststellende uitspraak, maar mag ik die zo verstaan dat dit onderwerp, juist wat de uitvoering van de protocollen betreft, bij de onderhandelingen net zo zwaar of vergelijkbaar zwaar weegt als bijvoorbeeld de kwestie van het Ankaraprotocol?

Minister Verhagen:

Nee, dat ligt niet vergelijkbaar zwaar, om de doodeenvoudige reden dat bij de start van de onderhandelingen tijdens het Nederlandse voorzitterschap afspraken zijn gemaakt over het Ankaraprotocol. Die afspraken liggen er dus zwart-op-wit. Je kunt dus sowieso niet zeggen dat het dezelfde status heeft, omdat het in de relatie tussen de EU en Turkije is vastgelegd in een overeenkomst. Dat ligt in de onderlinge verhouding sowieso altijd zwaarder dan een afspraak tussen twee niet-EU-lidstaten.

Er is terecht stilgestaan bij de verklaringen van de Europese Raad over Iran. Ik ben tevreden over de stevige verklaring die de Europese Raad over Iran heeft overgenomen, want het is overduidelijk dat wij keer op keer moeten constateren dat Iran niets doet om ons vertrouwen in zijn vreedzame bedoelingen te herstellen. Sterker nog: Iran provoceert door aan te kondigen dat het uranium verder gaat verrijken en nieuwe installaties gaat bouwen. Het is daarom goed dat wij een zeer krachtige boodschap hebben afgegeven waaruit niet alleen onze zorgen over het Iraanse nucleaire programma blijken, maar waarin ook nadrukkelijk een besluit wordt aangekondigd over aanvullende negatieve maatregelen. Dan heb ik het dus over sancties.

Tegelijkertijd is duidelijk dat sancties het best werken als je die met een hele groep neemt. Ik heb al meerdere malen gezegd dat ik er niets voor voel dat Nederland afzonderlijk een heel sanctiepakket ontwikkelt. Het spoor is allereerst gericht op de VN om via de Veiligheidsraad aanvullende sancties te krijgen. Als dat niet lukt, moeten wij als EU niet bang zijn om alleen of met een groep gelijkgezinde landen complementair aan de bestaande Veiligheidsraadresoluties maatregelen te treffen, liefst gezamenlijk met de VS. Dat kost tijd. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer ongeduldig is. Ook ik ben ongeduldig als ik al een halfjaar vraag om een pakket maatregelen op tafel te leggen of in ieder geval uit te werken. Tegelijkertijd moet je zo effectief mogelijk zijn. Als het kan via de Veiligheidsraad, dus inclusief China en Rusland, is dat uiteraard effectiever dan wanneer de EU dat alleen doet. Dat staat nog los van het feit dat de VS wellicht een ander pakket zouden kiezen, waardoor landen die vanwege de extraterritoriale werking – daar hebben wij op zich bezwaren tegen – banden hebben met de VS, gedwongen zijn om extra maatregelen te nemen, terwijl EU-lidstaten die geen investeringen hebben in de VS, daarvan afwijken. Om te beginnen, moet je dus gezamenlijk een pakket maken.Verhagen

Ik vind de verklaring op zich dus goed. De urgentie van het nucleaire probleem blijft glashelder. Dat blijkt ook glashelder uit deze conclusie. In januari gaan we verder met de uitwerking van de additionele maatregelen. Juist die urgentie is ook nadrukkelijk dankzij onze inbreng ingebracht.

De heer Ormel vroeg aan de minister-president hoe dat ging zonder minister van Buitenlandse Zaken en of hij de minister van Buitenlandse Zaken niet had gemist bij de totstandkoming van deze verklaring. Wij hadden ons huiswerk zo goed gedaan dat de regeringsleiders ons niet hoefden te missen, aangezien zij exact datgene hebben geconcludeerd wat wij de maandag daarvoor al hadden voorbereid. Voor het overige mist de minister-president mij natuurlijk altijd, maar op dit punt heeft hij mij dus niet gemist. Dat kan ik ter geruststelling van de heer Ormel zeggen.

Voorzitter: Koopmans

Minister Verhagen:

Wat de nieuwe samenstelling als zodanig betreft: er is sinds het Verdrag van Lissabon een duidelijke nieuwe regel. Dat heeft de Kamer goedgekeurd. Zij juichte over het Verdrag van Lissabon, de heer Blom ook. Je kunt dan niet selectief gaan shoppen, je accepteert het in zijn totaliteit. Het is eigenlijk helemaal niet zinvol om nu een debat te voeren over de vraag of het wel of niet goed is dat een Europese Top plaatsvindt zonder minister van Buitenlandse Zaken.

De heer Ormel (CDA):

Ik ben er natuurlijk verheugd over dat de minister-president "op dit punt" de minister niet heeft gemist. Het ligt voor de hand om te vragen op welk punt hij hem dan wel heeft gemist, maar dat zal ik niet doen.

Minister Verhagen:

Hij heeft mij gemist voor morele ondersteuning en uiteraard voor gezelligheid en evaluatie na afloop.

De heer Ormel (CDA):

Ik kan me ook voorstellen dat het goed is voor de nachtrust als de minister van Buitenlandse Zaken er niet bij is. Laten wij daar niet op doorgaan.

In de Raadsconclusies staat dat het mogelijk zal zijn voor vakministers om aanwezig te zijn bij de Europese Top. Hoe moeten wij dat voor ons zien? Als dat gebeurt, wordt dan van iedere lidstaat de vakminister uitgenodigd, of worden dan slechts enkele ministers uitgenodigd? Hoe gaat dat in de toekomst gebeuren?

Minister Verhagen:

Dat zal nog moeten blijken. Indien de minister-presidenten en staatshoofden van mening zijn dat het nuttig is om in een iets ruimere kring te zitten in plaats van elkaar in de ogen te kijken, dan zal daarover uiteraard worden gesproken. De mogelijkheid bestaat, maar het is geen verplichting. Ik denk dat het goed is om eerst te kijken hoe dit nieuwe element van het Verdrag van Lissabon uitpakt.

Voorzitter. De heer Ormel vroeg ook waarom er in de conclusies geen aandacht is besteed aan het vertrek van de heer Solana, temeer daar deze zo'n constructieve en hartstochtelijke inzet heeft getoond ten aanzien van Iran. Ik kan de heer Ormel verzekeren dat de heer Solana tijdens het vorige diner van de minister-presidenten, waarbij hij nog aanwezig was, uitvoerig is bedankt voor zijn goede diensten. Toen is ook afscheid van hem genomen. Daarenboven hebben de ministers van Buitenlandse Zaken een afscheidsdiner met hem gehad. Ik kon daar helaas niet bij zijn, aangezien ik hier met de Kamer moest spreken over Afghanistan, zoals wij dat iedere week doen. Als de Kamer roept, dan kunnen wij vinden wat we willen, zoals mevrouw Van Gent zei, maar dat doet dan weinig ter zake. Ik heb de heer Solana dus een heel vriendelijk briefje gestuurd waarin ik hem hartelijk bedankt heb voor de goede samenwerking, vooral in onze relatie met Iran.

Het is duidelijk dat Iran aan zet is. Óf Iran gaat spoedig op betekenisvolle wijze de dialoog aan over zijn nucleaire programma en gaat samenwerken met de IAEA, óf het land zal de consequenties van zijn huidige gedrag moeten aanvaarden. Dat betekent sancties en dan komt de hele riedel, informatie over havens, internetfiltering et cetera, op tafel te liggen.

Mevrouw Wiegman is niet meer aanwezig, maar zij wist natuurlijk al wat het antwoord op haar vraag over de EDEO is. Daarover hebben wij uitvoerig van gedachten gewisseld en daarover zullen wij in de toekomst ook nog uitvoerig van gedachten wisselen. Daarom verwijs ik daar kortheidshalve naar.

De heer Ormel (CDA):

Uit de Raadsconclusies blijkt dat er in april 2010 een plan op tafel moet liggen voor de besluitvorming. Ik heb in een eerder debat gevraagd om een Nederlandse visie op de EDEO. Kunnen wij die visie verwachten voor de Raadsconclusies?

Minister Verhagen:

Die visie hebt u al gekregen voor de afgelopen Raadsconclusies. De RAZEB besloot in oktober aan de toen nog te benoemen Hoge Vertegenwoordiger te vragen om in het vroege voorjaar een voorstel te doen voor de opzet van de EDEO. De Europese Raad bevestigde die opdracht. Wij hebben als richtsnoer vastgesteld dat de Hoge Vertegenwoordiger zou moeten helpen, het voorstel te formuleren. Wij hebben daar meermalen over gesproken, mede aan de hand van het Benelux-memorandum. De informatie over de onderdelen die zich op de EDEO richten, heb ik de Kamer ter hand gesteld. Over de basisgedachte achter de ontwikkeling van de EDEO hebben wij van gedachten gewisseld en ik heb de Kamer daar ook nog een memorandum over gestuurd. Dat moet de Kamer dus hebben. Ik heb overigens vandaag met mijn nieuwe Belgische collega gesproken, die zeer warme woorden sprak over de goede verstandhouding met Nederland en die daarin wil investeren. Met hem heb ik ook afgesproken om daar, juist omdat we nog wat input kunnen geven, gezamenlijk in op te trekken, ten einde zeker te stellen dat de grote lidstaten niet alleen gaan bepalen hoe de toekomstige EDEO eruit komt te zien.

De heer Ormel (CDA):

Het is mij bekend dat wij diverse malen over EDEO gesproken hebben en dat wij voortgangsrapportages hebben gekregen. Echter, in het laatste debat dat wij hadden over EDEO hebt u toegezegd dat u een visie op de toekomst van de Nederlandse diplomatieke dienst in verhouding tot de EDEO aan de Kamer zou toesturen.

Minister Verhagen:

Ja, maar dat vroeg u nu niet.

De heer Ormel (CDA):

Nee, ik verduidelijk mijn vraag hiermee.

Minister Verhagen:

Die toezegging blijft gestand.

De heer Ormel (CDA):

Wanneer komt die visie?

Minister Verhagen:

Voor april, althans daar ga ik van uit. Over EDEO praten wij in ieder geval op basis van ideeën die in april door de Hoge Vertegenwoordiger naar voren gebracht worden. Daar praten we dan over. Wat de relatie betreft die u nu legt, namelijk die tot de heroverwegingen, heb ik tegen de Kamer gezegd dat ik niet de werkwijze van het kabinet ga vergemakkelijken door één onderdeel van de mogelijke bezuinigingen nu al op tafel te leggen, zonder dat er een totaal pakket ligt. Ik zal de consequenties van de heroverwegingen pas aan de Kamer sturen als wij een totale afspraak hebben gemaakt over de heroverwegingen.

Aangezien ik de heer Blom zie snakken naar zijn kerstdiner, zal ik hem als laatste bedienen. Hij stelde terechte vragen over de stand van zaken van de ontwerpantihomowetgeving in Litouwen. Laten we zeer duidelijk stellen dat er naar onze mening duidelijk sprake is van discriminatie van bepaalde groepen in de samenleving op basis van hun seksuele geaardheid. Dat is in strijd met Europese normen en waarden. We hebben het daar eerder over gehad. Dat hebben we ook in heldere toonaarden en bewoordingen duidelijk gemaakt. Ik heb eerder mijn zorgen uitgesproken toen mijn collega uit Litouwen hier in Nederland was. Ook de staatssecretaris heeft tijdens de afgelopen bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken de Nederlandse zorgen over dit wetsvoorstel kenbaar gemaakt tegenover de Litouwse minister van Buitenlandse Zaken. Voorts spreken wij regelmatig, ook via onze ambassade, met de Litouwse regering over deze discriminerende wetgeving, met parlementsleden en met het maatschappelijk middenveld. We ondersteunen verschillende mensenrechtenprojecten juist op het gebied van de zogenaamde LGBT, gay, lesbian, bisexual and transgender people. Dat doen wij ook om een bijdrage te leveren aan de discussie in de Litouwse samenleving over die ontwerpregeling. Het wetsvoorstel is nu dus teruggestuurd naar het parlement. De presidente van Litouwen heeft verklaard dat zij een veto zal uitspreken over de wet, indien door het parlement alsnog stappen zouden worden gezet ter invoering van discriminerende bepalingen die in strijd zijn met Europese verdragsafspraken. Mede gelet op die nadrukkelijke opstelling van de Litouwse regering – die dus absoluut niet tevreden en gelukkig is met dit voorstel – gaan wij ervan uit dat het parlement en met name de verantwoordelijke parlementscommissie – dat is de commissie voor Onderwijs en Cultuur, misschien dat de heer Plasterk in zijn bilaterale contacten ook nog aandacht daaraan kan schenken – de opvattingen van Nederland en van de eigen regering zal meewegen. Morgen wordt in de verantwoordelijke parlementscommissie weer over het voorstel gesproken. Daarna moet het plenair behandeld worden. Er is dus nog niets definitief. Ik denk dat wij op dit punt ook een gezamenlijk traject hebben, want de Kamerleden kunnen weer hun collega-parlementsleden aanspreken, die zij ook in andere gremia regelmatig tegenkomen, zodat wij ons gezamenlijk ervoor inzetten dat in het Europa van 2010 – om mij aan te sluiten bij de uitluidende woorden van de heer Blom – geen wetgeving wordt aangenomen op Europees grondgebied die zou leiden tot discriminatie van homoseksuelen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik heb nog een opmerking over Iran. Dan hoef ik mijn tweede termijn misschien niet te laten doorgaan.

De voorzitter:

Dan geef ik u ruim de gelegenheid om een interruptie te plegen, want daar heeft iedereen plezier van.

De heer Ten Broeke (VVD):

Heel goed, voorzitter. Op zichzelf deel ik de analyse van de minister dat wij eerst in VN-verband, daarna in EU-verband en dan, als het even kan, het liefst samen met de Verenigde Staten de zaken moeten bekijken. Vorige week nog gaf de minister aan dat het simpelweg strenger controleren van schepen van de Iraanse nationale rederij leidde tot minder bezoek aan Nederlandse havens. Dat is een bewijs voor het feit dat ingrijpen op dat vlak heel succesvol kan zijn. Als de minister net zo ongedurig is als ik, mag ik verwachten dat hij zelf een voorstel gaat doen in de Europese Raad. De lijnen waarlangs dat zou kunnen gebeuren, dringen zich evident op: het sluiten van Nederlandse, misschien zelfs Europese, havens. Zou de minister dat in overweging willen nemen? Kunnen wij daar de volgende keer verder over spreken? Er moet nu echt worden doorgepakt. Wij zijn het er allemaal over eens dat Iran een signaal moet krijgen. Dat moet verder gaan dan een mooie verklaring.

Minister Verhagen:

En het moet ook verder gaan dan een signaal, om nog wat door te gaan op de gedachtegang van de heer Ten Broeke.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ja!

Minister Verhagen:

Nederland heeft een regime doorgevoerd dat alle vrachten van IRISL in de hoogste risicocategorie plaatst. Door de extra nauwkeurige controle zien wij een tendens om de Nederlandse havens te mijden. Daarmee gaan wij verder dan in het kader van de bestaande sancties wordt vereist. Inmiddels heb ik de andere lidstaten gewezen op de Nederlandse aanpak en de effectiviteit daarvan. Ik heb hun gevraagd om hun ervaringen te delen. Op basis daarvan zetten wij het gesprek voort. Vragen om een specifiek verbod zou neerkomen op pleiten voor een officiële sanctie. Daarvoor heb ik Europese besluitvorming nodig, maar ik doe dat toch het liefst wederom in het kader van de Veiligheidsraad. Hoe noodzakelijk wij een sanctie ook zouden vinden, het is niet logisch dat wij, terwijl wij nog praten over een sanctiepakket, nu alvast een sanctiemaatregel doorvoeren en de volgende week weer een andere maatregel enzovoorts. Wij maken nu een pakket waarmee wij in één klap duidelijk maken dat wij niet accepteren dat Iran blijft frustreren, blijft doorgaan met de ontwikkeling van een nucleair programma en in strijd handelt met de afspraken van de IAEA. Nee, wij doen dat in één keer. Desalniettemin heb ik, omdat ik heb gevraagd om ervaringen uit te wisselen, het debat daarover met mijn collega's gestart. Wij bekijken in hoeverre wij dat het meest effectief kunnen vervolgen.

De heer Ten Broeke (VVD):

De minister is niet zo heel lang geleden zelf in het oosten van het land bij URENCO op bezoek geweest. Hij weet dat verrijken boven 5% maar één ding betekent. Hij weet ook dat tien verrijkingsfabrieken absoluut niet noodzakelijk zijn in een land als Iran. Dat heeft zelfs helemaal geen verrijking nodig, maar goed. Dat kan dus maar één ding betekenen. De minister weet ook dat wij deze ontwikkeling niet op haar beloop kunnen laten, niet voor Europa, niet voor de westerse wereld en niet voor Israël. Wij moeten hier echt iets aan doen. Ik zou hem dus nogmaals willen oproepen om het pakket van maatregelen – dat heeft hij kennelijk al wel in zijn hoofd, wat ik echt verstandig vind – zo snel mogelijk met zijn collega's te bespreken. De urgentie is hoog en die deelt hij volgens mij. Dit kan eigenlijk geen uitstel velen.

Minister Verhagen:

Ik ben het van a tot z met de heer Ten Broeke eens.

De voorzitter:

Dat is mooi. Ik geef de minister-president nog even de gelegenheid om een vraag te beantwoorden.

Minister Balkenende:

Er was nog één vraag die ik onbeantwoord had gelaten in mijn eerste termijn, namelijk een vraag van de heer Ormel over het document van het komende Spaans voorzitterschap. In het voorstel van Spanje staat niets over een eventuele waarnemersstatus van de extra leden van het Europees Parlement en evenmin over het regelen van een salaris. Het voorstel van Spanje gaat alleen over de noodzakelijke aanpassing van het betreffende protocol. Binnen het Europees Parlement leven ideeën over het salaris, waarbij men de rekening op het niveau van de lidstaten wil leggen. Dat is het enige dat aan de orde is. Ik heb het signaal van de heer Ormel goed begrepen.

De voorzitter:

Aan ieders bewegingen zie ik dat er geen behoefte is aan een tweede termijn.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 19.05 uur tot 20.30 uur geschorst.

Naar boven