Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg met de minister van Justitie en de minister Van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over terrorismebestrijding (29754, nr. 170).

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik hoef niemand op weg naar Kerstmis eraan te herinneren dat het kerstregime geldt. Ik heet de minister van Justitie, de heer Hirsch Ballin van harte welkom.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat beveiligingsmaatregelen met betrekking tot burgemeesters, met betrekking tot financiële gevolgen voor de gemeente, door de burgemeester zelf moeten worden verdedigd in de gemeenteraad;

overwegende dat het ongewenst is dat burgemeesters hun regarderende maatregelen dientengevolge moeten openbaren in de gemeenteraad;

verzoekt de regering, de kosten van beveiligingsmaatregelen van burgemeesters en het verantwoorden daarvan op te dragen aan de minister van Binnenlandse Zaken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Teeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 171(29754).

Ik geef hierna het woord aan mevrouw Azough. Die is er niet en de heer Brinkman is er ook niet. Dat is wel heel erg kerstregime. Kan de minister meteen antwoorden op de ingediende motie of wil hij die eerst even voor zich hebben? Dan schors ik heel even de vergadering.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Ik wil graag om te beginnen de heer Teeven danken voor zijn betrokkenheid bij het onderwerp. Wij weten dat het voor iedereen die beveiliging moet meemaken een belastende aangelegenheid is. Het is waar dat dit soms ook burgemeesters treft. Voor hen geldt uiteraard hetzelfde. De vraag die wordt gesteld gaat over financiering, maar daaronder ligt uiteraard de beoordeling waar de verantwoordelijkheid ligt voor het treffen van beveiligingsmaatregelen. Vanuit het stelsel bewaken en beveiligen, dat uiteraard meer omvat dan louter het beschermen tegen terroristische dreiging, worden ook de beveiligingsmaatregelen voor bedreigde burgemeesters bepaald. Dat betekent dat voor zover het gaat om personen die niet tot het zogenaamde nationale domein behoren, dat een verantwoordelijkheid is die ter plaatse ligt.

Dat moet trouwens weer worden onderverdeeld in een paar deelelementen van de kosten. De verantwoordelijkheid voor de beveiliging is volgens het stelsel bewaken en beveiligen verdeeld tussen eigen verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld goed hang- en sluitwerk van de eigen woning, een werkgeversverantwoordelijkheid, bijvoorbeeld de gemeente voor de beveiliging van de eigen ambtswoning en de werkplek, en een aanvullende overheidsverantwoordelijkheid, die decentraal is en bij de politie ligt, voor beveiligingsmaatregelen in de openbare ruimte.

Landelijke financiering zou hier geen oplossing voor bieden en zou ook niet beantwoorden aan deze alleszins redelijke verdeling van verantwoordelijkheden. Die heeft alleen betrekking op kosten voor het onderdeel werkgeversverantwoordelijkheid, voor het woonhuis, de werkplek en eventueel het vervoer, maar die worden bepaald in overleg door de hoofdofficier van justitie en de NCTb, en niet door de burgemeester. De openbareordemaatregelen waarover de burgemeester het gezag heeft, komen ten laste van het regiokorps, maar dat valt onder het beheer van de burgemeester die in de regio – waarvan wij er op dit moment nog 25 hebben – korpsbeheerder is. Het zou het hele systeem van de politiefinanciering doorkruisen door dat er dan uit te lichten en niet meer tot korpsregiokosten te maken. Dat is trouwens ook niet de veronderstelling waar in de motie van de heer Teeven van wordt uitgegaan.

Daarnaast zijn er de kosten voor de woonhuisbeveiliging, maar dat zijn geen extreme kosten. Uit veiligheidsoverwegingen zou ik geen voorbeelden van die maatregelen willen noemen, maar dat is niet het soort kosten dat op de een of andere manier prohibitief uitwerkt in de beveiliging van de burgemeesters die mag worden verwacht.

Van problemen is ook tot op heden niet gebleken en dit alles zo zijnde, ontraad ik de Kamer de aanneming van deze motie.

De voorzitter:

Mijnheer Teeven, hebt u een verduidelijkende vraag?

De heer Teeven (VVD):

Anders stond ik hier niet, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Teeven, indien het een verduidelijkende vraag is.

De heer Teeven (VVD):

Dat hoor ik u voor de tweede keer zeggen, voorzitter, dus dat ga ik de minister vragen. Als het dictum van de motie zou zijn "verzoekt de regering, het verantwoorden daarvan op te dragen aan de minister van Binnenlandse Zaken" – dus niet de kosten voor haar rekening te nemen, maar de verantwoording van die kosten, die dus door de gemeente moeten worden gedragen als het de beveiliging van de woning van de burgemeester zelf betreft – zou de regering dan zeggen: dat snappen wij wel? Die financiering van de beveiliging van het woonhuis van de burgemeester komt ten laste van de gemeente, maar het verantwoorden daarvan ligt bij de minister van Binnenlandse Zaken, niet bij die burgemeester zelf. Daar zit mijn pijn.

Minister Hirsch Ballin:

Mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is er niet, maar ik weet zeker dat ik namens haar spreek als ik de heer Teeven meld dat hij haar daarmee niet gelukkig zou maken. Nu ziet de heer Teeven dat misschien ook niet als zijn levensdoel, maar wat er verder ook van zij, dit zijn kosten die goed kunnen binnen kaders die ook niet per onderdeel van de maatregel verantwoord hoeven te zijn in de gewone verantwoordingsstructuur. Ik zei al dat de politiekosten vallen in de regiobegroting van het politiekorps en dat de beveiligingskosten van het woonhuis – voor zover zij te boven gaan wat buiten het kader ligt dat normaliter van elke verstandige bewoner mag worden verwacht – kunnen opgaan in een meer algemene post die echt niet verplicht om dat per aangebrachte voorziening te specificeren. Nog afgezien daarvan dat voor zover het gaat om het stelsel bewaken en beveiligen u mij ter verantwoording moet roepen. Dus ook bij deze hypothetisch gewijzigde motie zou mijn advies aan de Kamer blijven om die niet aan te nemen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande donderdag over de ingediende motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven