Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 17 juni 2009 over het Nationaal Historisch Museum.

De voorzitter:

Ik wijs de Kamerleden die net binnen zijn gekomen erop dat wij onder het zogenaamde kerstregime zitten. Dat betekent dat u alleen in de gelegenheid wordt gesteld om moties in te dienen en er geen toelichting op kunt geven.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Zo meteen wordt door mevrouw Vroonhoven mede namens mij een motie ingediend die het meest ver gaat. Ik dien ook een motie in en doe dat graag samen met de heer Bosma, een onvermoede combinatie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister in zijn brief aan de Kamer (d.d. 2 juli 2007) met het besluit, het Nationaal Historisch Museum in Arnhem te vestigen aangeeft dat het gedane voorstel voor de vestigingslocatie naast het Openluchtmuseum financieel haalbaar was door verbintenis van de gemeente Arnhem en bijdrage van de provincie Gelderland;

overwegende dat gebleken is dat er mogelijk extra financiële middelen nodig zijn om het museum daar te realiseren;

verzoekt de regering, eventuele meerkosten aan de directie van het Nationaal Historisch Museum te laten en daar zelf dekking voor te zoeken, bijvoorbeeld door bijdragen van de gemeente Arnhem, de provincie Gelderland en andere partners dan de rijksoverheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en Bosma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(31495).

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Voorzitter. Alles is inderdaad gezegd. Ik denk dat de moties voor zich spreken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Tweede Kamer in september Van Vroonhoven-Kok2007 akkoord is gegaan met vestigingsplaats Arnhem voor het Nationaal Historisch Museum, mede op voorwaarde dat de fysieke nabijheid van het Nederlands Openluchtmuseum als uitgangspunt zou gelden;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat het Nationaal Historisch Museum naast het Nederlands Openluchtmuseum geplaatst wordt, zodat de synergie tussen de beide rijksmusea optimaal tot zijn recht kan komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Vroonhoven-Kok, Van Leeuwen, Bosma en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(31495).

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Ik dien drie moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat, indien het Nationaal Historisch Museum direct naast het Nederlands Openluchtmuseum wordt gebouwd, voor deze locatie zeer duidelijke waarschuwingen zijn afgegeven voor ernstige overschrijdingen van het toegemeten budget van 50 mln., alsmede voor langdurige vertragingen;

voorts overwegende dat dit in onafhankelijke rapporten door de Rijksgebouwendienst is geverifieerd;

constaterende dat hieraan door zowel de raad van toezicht van het Nationaal Historisch Museum als de directie de conclusie is verbonden, naar een andere locatie om te zien;

voorts overwegende dat beide musea verzelfstandigde rijksmusea zijn, maar de mogelijke overschrijdingen in tijd en geld mogelijk uiteindelijk toch gedragen moeten worden door het Rijk;

verzoekt de regering om de Kamer onverwijld van elke mogelijke overschrijding qua tijd en geld op de hoogte te stellen en aan te geven hoe hiermee wordt omgegaan en extra uitgaven ten koste van de belastingbetaler worden voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ten Broeke en Leerdam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(31495).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat, indien het Nationaal Historisch Museum direct naast het Nederlands Openluchtmuseum wordt gebouwd, dit mogelijk overschrijdingen in tijd en geld met zich kan meebrengen;

verzoekt de regering, de omvang hiervan te onderzoeken en de Kamer hierover voor 1 november 2009 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ten Broeke. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(31495).

De heer Ten Broeke (VVD):

Wij hebben ook nog nagedacht over hoe dat onderzoek het beste zou kunnen plaatsvinden. Daarover dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de locatiekeuze voor het Nationaal Historisch Museum in het bos dan wel naast de brug tot grote verdeeldheid bij alle betrokkenen leidt en daartoe nog verdere aanleiding kan geven;

overwegende dat bij de locatieproblematiek rondom vliegveld Valkenburg goede ervaring is opgedaan met de zogenaamde "Open Design-methodiek" die is ontwikkeld door de TU Delft, waarbij de overwegingen van alle betrokkenen goed uit de verf kunnen komen;

verzoekt de regering, bij eender welke locatie dit type onderzoek te laten uitvoeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ten Broeke. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14(31495).

De heer Bosma (PVV):

Ik heb nog nooit gehoord van de techniek die de heer Ten Broeke beschrijft. Kan hij daar een toelichting op geven?

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat is een techniek die is gebruikt toen er werd gesproken over de locatie van vliegveld Valkenburg. De TU Delft is de universiteit die daar een besluitvormingsmethodiek op heeft losgelaten die door de meest betrokken stakeholders als een buitengewoon goede werd beoordeeld en die ook zijn algemeenheid wordt gezien als een methodiek om heel goed inzicht te krijgen in wat iedereen nu eigenlijk wil en wat de kosten daarvan zijn. Het leek ons een goede gedachte om, nu er al behoorlijk wat onderzoek ligt, nog eens heel helder te kunnen aangeven wat de gevolgen zijn van de mogelijke keuze, waar u kennelijk voor bent.

De heer Bosma (PVV):

Maar wat behelst het nu Ten Broekeprecies? Wat is het nu precies?

De heer Ten Broeke (VVD):

Het behelst heel simpel dat alle betrokkenen daarbij in beeld worden gebracht en dat eenieder in voldoende mate uit de verf kan komen.

De heer Van Leeuwen (SP):

Hoe verhoudt de laatste motie zich tot de tweede motie, waarin juist wordt gevraagd om een onderzoek naar mogelijke overschrijdingen in tijd? Dit gaat immers tijd kosten.

De heer Ten Broeke (VVD):

De tweede motie is eigenlijk heel simpel. Zo gauw in beeld wordt gebracht dat er mogelijk extra kosten verbonden zijn, dan moet de minister ons dat voor 1 november melden. Hij moet dan ook melden hoeveel dat is en hoe dat gedragen zal worden. Voor de tijd geldt het volgende. Wij hebben het uitgebreid gehad over de procedures. Daar heeft ook de gemeente voor gewaarschuwd en daar wordt ook in de rapporten voor gewaarschuwd. Op het moment dat die zich effectief gaan voordoen en de minister daar informatie over krijgt, wil ik dat integraal en wel zo snel mogelijk weten, maar in elk geval voor 1 november 2009.

De heer Leerdam (PvdA):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de directie van het Nationaal Historisch Museum en de voltallige raad van toezicht van het Nationaal Historisch Museum hebben geconcludeerd dat de locatie bij de John Frostbrug de meest geschikte vestigingsplaats voor het Nationaal Historisch Museum is;

overwegende dat het onverstandig zou zijn voor de Tweede Kamer en de regering om in te gaan tegen de adviezen van de directie van het Nationaal Historisch Museum en de voltallige raad van toezicht van het Nationaal Historisch Museum betreffende de meest geschikte locatie voor het Nationaal Historisch Museum;

verzoekt de regering om het Nationaal Historisch Museum de vrijheid te geven om het museum te vestigen op die plaats die volgens de directie van het Nationaal Historisch Museum en de voltallige raad van toezicht van het Nationaal Historisch Museum het meest geschikt is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leerdam, Ten Broeke, Peters, Anker en Van der Vlies.

Zij krijgt nr. 15(31495).

Wij weten nu allemaal waar dit VAO over gaat.

Het woord is vervolgens aan de heer Van der Vlies van de SGP. Ik hoor dat de heer Van der Vlies afziet van zijn bijdrage. Dat is op zichzelf natuurlijk jammer.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik heb geen motie.

De voorzitter:

Tja, dan gaat het zo. Volgens de sprekerslijst is het woord ten slotte aan mevrouw Peters. Ik zie dat de heer Dibi haar vervangt.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vervang mevrouw Peters en ik dien naar aanleiding van het debat over het "Nationaal Hysterisch Museum" de volgende motie in, met daarin een citaat van misschien wel de grondlegger van de Nederlandse parlementaire democratie. Ik ben benieuwd of iemand raadt van wie dat citaat is.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat "kunst geen regeringszaak is";

spreekt uit dat het parlement niet gaat over de invulling van museale concepten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dibi en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(31495).

Ik zie een aantal leden achter de interruptiemicrofoon staan. Iedereen wil natuurlijk nu de quizvraag gaan beantwoorden. Wij denken hier achter de tafel dat het Thorbecke is. Ik wil u niet verder teleurstellen. Dat kan ons misschien een aantal interrupties besparen.

De heer Van der Ham (D66):

En wat wint u nu?

De voorzitter:

Daar ga ik nog met de heer Dibi over in conclaaf.

De heer Van der Ham (D66):

Ik ben het helemaal eens met de inhoud van de motie van de heer Dibi. Is hij het volgende met mij eens? Je vraagt om iets voor een bepaald bedrag te leveren. Iemand zegt dat hij dat graag wil leveren voor dat bedrag, maar vervolgens blijkt hij dat niet te kunnen. Heeft zo iemand dan niet zelf een probleem, en niet zozeer wij?

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat is precies het probleem van het hele debat over het "Nationaal Hysterisch Museum": u gaat meeonderhandelen. Ik ga daarin eerder terug: wij gaan helemaal niet over de vraag waar een museum komt of hoe een museum er uitziet. Wij moeten ons daar verre van houden. Dat laten wij aan de mensen die daar verstand van hebben.

De voorzitter:

Laatste keer, mijnheer Van der Ham, Dibiwant wij hanteren het kerstregime.

De heer Van der Ham (D66):

Ik kan mij zo voorstellen dat u het toch met mij eens bent over het volgende. Als iemand aan ons vraagt om iets voor een bepaald bedrag te laten bouwen, als hij dat vervolgens niet voor dat bedrag wil bouwen en als hij het hele concept omgooit, dan moeten wij toch niet zijn probleem oplossen? Zo voert u toch ook geen onderhandelingen met iemand die bij u bijvoorbeeld een wc aanlegt?

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik ben dan wel Kamerlid, maar ik neem niet deel aan het debat over het "Nationaal Hysterisch Museum". Als relatieve buitenstaander kwam het op mij dan ook over als een vrij gênante vertoning, waarbij Kamerleden onderling aan het kissebissen waren over de vraag waar het museum al dan niet moest worden geplaatst. Daarom spreekt mijn fractie vandaag uit dat het niet meer zo moet gaan en dat de politiek zich verre moet houden van dit soort zaken. Kunst is niet van de politiek.

De heer Bosma (PVV):

Het citaat van de heer Thorbecke herkende ik, want het was een van de motivaties waarom hij tegen kunstsubsidies was en ik begrijp dat GroenLinks dat voortaan ook is. Mij verbaasde echter dat u met een citaat over kunst aankomt, terwijl het over een museum gaat. Begrijp ik hieruit dat GroenLinks van mening is dat het museum kunst is?

De heer Dibi (GroenLinks):

Nee, het museum is een politiek speeltje geworden dat uit een periode stamt waarin het heel erg belangrijk was om te bepalen wat de nationale identiteit is.

De heer Bosma (PVV):

Wat is dan de relevantie van het kunstcitaat van de heer Thorbecke? Waarom gebruikt u een citaat over kunst als het gaat over een museum?

De heer Dibi (GroenLinks):

Tentoonstellingen in een museum staan altijd open voor interpretatie. Sommigen zullen het ervaren als kunst. Daarom zeggen wij dat wij niet over museale concepten gaan. Wij vinden dat er een link is tussen kunst, museale concepten en het "Nationaal Hysterisch Museum".

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik ben uiteraard erover verheugd dat de GroenLinks-fractie met dit beroemde citaat aankomt. Dat is zeer goed. Overigens was de heer Thorbecke aanvankelijk zelfs ook tegen het financieren van musea, zo zeg ik tegen de heer Bosma. Aan de heer Dibi zou ik echter de volgende vraag willen stellen. Naar wie moet de liberale vlam gaan: naar u of naar mevrouw Peters? Met zo'n motie verdient u immers meer dan alleen applaus.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik neem hem zelf graag in ontvangst. Ik wacht nog steeds op de uitreiking door de JOVD. Mijn fractievoorzitter heeft hem al eens eerder gehad. Omdat ik hier echter namens mevrouw Peters sta, mag u hem aan haar aanbieden.

De voorzitter:

U hebt een groot hart, mijnheer Dibi.

Minister Plasterk:

Mevrouw de voorzitter. Allereerst bespreek ik drie moties die met elkaar samenhangen, namelijk de motie-Van Vroonhoven c.s., de motie-Leerdam c.s. en de motie-Dibi/Peters. Zoals ik de Kamer onlangs ook heb geschreven in mijn brief, vind ik beide locaties in Arnhem goed: de plaats bij het Nederlands Openluchtmuseum, die ik voor het oog had toen ik Arnhem anderhalf jaar geleden als vestigingsplaats aanwees, en de plaats bij de John-Frostbrug, drieënhalve kilometer verderop. Ik vind die laatste plaats beter. Daarvan heb ik mij door de argumenten van de directie van het museum laten overtuigen. Ik zou liever hebben dat wij de keuze van waar wij het museum in Arnhem precies bouwen, laten aan de daartoe aangestelde bestuurders en de desbetreffende raad van toezicht. Ik onderken echter wel dat het uiteindelijke oordeel hierover aan de Kamer is als een meerderheid van de Kamer wenst dat in Arnhem een rijksmuseum op plek A en niet op plek B wordt gebouwd. Nogmaals: het heeft niet mijn voorkeur. In die zin deel ik de conclusie van de motie van de heer Leerdam, dat het verkieslijker ware dat die precieze keuze door de directie en de raad van toezicht van het museum zou worden gemaakt. Ik laat het oordeel over de motie-Leerdam dan ook graag aan de Kamer. Ik hoop hoe dan ook dat wij politici allemaal de gepaste afstand zullen houden die wij moeten houden in het verdere traject. Zo is het overigens ook in de statuten vastgelegd. Als ik de motie-Dibi/Peters, die enigszins ludiek is, zo mag lezen, dan laat ik ook het oordeel daarover graag aan de Kamer.

Ik ontraad de aanneming van de motie van mevrouw Van Vroonhoven, maar als de Kamer volgende week de motie niettemin aanneemt – en daar ziet het naar uit als ik de ondertekening van de motie op mij laat inwerken – dan gaan wij een prachtig museum bouwen, pal naast het Openluchtmuseum. Vervolgens is het aan het Nationaal Historisch Museum en het Nederlands Openluchtmuseum samen, en vooral ook aan de gemeente en de provincie, om de precieze details van de lokale verkeers- en parkeerproblematiek op te lossen. In het algemeen overleg is er ook aandacht geweest voor de wespendieven en de zwarte spechten in het bos eromheen. Ook deze zaken zullen moeten worden opgelost door de betrokken directies en door het lokale bestuur. Het is geen zaak van het Rijk.

Wat ik wel wil stellen is dat de budgettaire kaders vaststaan. Wij hebben 50 mln. beschikbaar gesteld voor de bouw van dit museum. Er zal heus wel het een en ander moeten worden opgelost met parkeren. Het is wat mij betreft niet gezegd dat de auto's per se pal onder het museum in de zandgrond geparkeerd zullen worden. Er zijn wel meer plaatsen in Nederland waar het een stukje verderop zal moeten gebeuren. Maar misschien kan het wel, en dat moet men binnen de gestelde budgettaire kaders oplossen.

Het moet mij wel van het hart dat dit museum een Mooi Project is. Het is een unieke kans om in Nederland iets tot stand te brengen waar vele generaties Nederlanders naartoe zullen gaan, waar zij zullen genieten van wat zij daar zien, waar zij zullen zien wat de geschiedenis van het land is en daar wellicht geestelijk rijker uit zullen komen. Ik hoop dat wij ons vanaf nu met elkaar kunnen verheugen in dat project. Laten wij het zien als iets positiefs en iets waar wij met zijn allen de schouders onder kunnen zetten om er iets moois van kunnen maken.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Ik heb een vraag over de motie van de heer Dibi. De minister laat het oordeel over aan de Kamer, maar ik worstel een beetje met het advies dat ik straks aan mijn fractie moet geven om hierover te stemmen. Denkt de minister bij "museaal concept" aan de inhoud of gaat het ook over de locatie? Ik denk bij museaal concept echt aan de inhoud en aan wat daarbij hoort. Dan zou ik de heer Dibi kunnen volgen. Als de minister het breder uitlegt, denk ik dat ik afhaak.

Minister Plasterk:

Zo heb ik het inderdaad gelezen, want over de locatie heb ik zojuist specifiek gesproken en daarover heb ik gezegd wat ik heb gezegd. Het heeft mijn voorkeur dat de Kamer daarvoor geen keuze uitspreekt, maar het is natuurlijk uiteindelijk aan de Kamer om dat te doen.

De heer Van Leeuwen (SP):

Ik wil het ook even hebben over de ludieke motie van GroenLinks.

De heer Dibi (GroenLinks):

Het is geen ludieke motie, maar een die serieus is bedoeld.

De heer Van Leeuwen (SP):

Ik citeer de minister in dezen. Er is Kamerbreed een motie aangenomen, waarin de Kamer niet alleen een uitspraak heeft gedaan over de noodzaak van de oprichting van een nationaal historisch museum, maar ook over de chronologie. Dat zou je een museaal concept kunnen noemen, zonder in details te treden over de vraag hoe dit eruit zou moeten zien. Als de minister zegt dat de Kamer daar niet over gaat, ontraadt hij in wezen met terugwerkende kracht de aanneming van die motie.

Minister Plasterk:

Ik heb het oordeel over die motie aan de Kamer overgelaten. Ik deel de strekking van de motie, namelijk dat in een historisch museum de chronologie natuurlijk een cruciale en centrale rol speelt. Als wij het hebben over het museale concept, gaat het inderdaad om de vraag of dit betekent dat zo'n museum een tijdlint moet zijn dat is opgerold of dat wordt uitgerold, of dat er ook andere manieren zouden kunnen zijn waarop de mensen die het museum maken het besef van chronologie zichtbaar maken. Ik vind inderdaad dat je dit laatste moet overlaten aan de professionals die eraan werken. Dat is niet in strijd met de motie die de Kamer eerder heeft aangenomen.

De motivering om de aanneming van de motie van het duo Bosma en Van der Ham te ontraden heeft ook betrekking op een deel van de moties van de heer Ten Broeke, omdat er voortdurend wordt gesproken over meerkosten. Het budget dat ter beschikking wordt gesteld, is die 50 mln., plus de jaarlijkse voeding zoals die in de begroting staat. Het is geen aangenomen werk, dus ik wil het misverstand wegnemen dat er sprake van zou zijn dat "men" iets heeft aangenomen en dat voor de afgesproken prijs moet leveren. Ik weet niet wie "men" is, maar als het de gemeente Arnhem is, merk ik op dat de gemeenten Arnhem helemaal geen partij is. Wij hebben dit budget aan de Stichting Nationaal Historisch Museum ter beschikking gesteld. Daarvan gaat men het museum bouwen. Dat zal gebeuren op de plaats waarover wij vandaag spreken. Ongetwijfeld zal het totaalbudget voor dat museum hoger zijn dan dat, want men kan waarschijnlijk – ik hoop dat – private sponsors krijgen en een beroep doen op fondsen. Ook hoop ik dat men het lokale bestuur nog kan verleiden om een significante bijdrage te leveren. De bijdrage van het Rijk staat echter vast en ik wil dus op geen enkele manier meegaan in de suggestie, ook niet als die in een motie is opgenomen, dat er sprake kan zijn van meerkosten, als de indiener daarmee bedoelt dat die door het Rijk gedragen zullen worden.

De heer Van der Ham (D66):

Dat staat natuurlijk wel in die motie. Daarin staat ook dat als er meerkosten zijn, die niet naar het Rijk gaan maar dat de directie zelf moet nagaan hoe die worden gedekt. Als de minister zegt dat het Rijk 50 mln. bijdraagt en dat men voor het overige bedrag partners moet zoeken, is de D66-fractie daarvan ook een groot voorstander. Mocht dat de uitleg van de minister zijn die hij in de plenaire zaal nog eens onderstreept, dan trek ik de motie graag in. Dan beschouw ik die namelijk als ondersteuning van de lijn die de minister zojuist heeft geschetst.

Minister Plasterk:

Ja, dat is mijn uitleg. Dat is helder.

De heer Van der Ham (D66):

Dan trek ik de motie in. Ik vind het namelijk fantastisch dat de minister dat in de plenaire zaal nog eens onderstreept.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van der Ham/Bosma (31495, nr. 10) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Ik zie dat de heren Van der Ham en Bosma toch vriendschap hebben gesloten.

De heer Ten Broeke (VVD):

Die vriendschap is er met mij nog niet helemaal. In mijn motie staat namelijk niets over meerkosten. Ik heb het over een toegemeten budget. Dat zegt de minister nu zelf ook. Verder heb ik het over de mogelijkheid dat er een ernstige overschrijding zal zijn van tijd en geld. Daarvoor zijn wij gewaarschuwd. Ik heb gezegd dat ik, als dat waarheid wordt – de minister moet daarvan op de hoogte worden gesteld – dat direct wil weten. Ik wil dan dat de minister de Kamer daarover wat sneller rapporteert dan hij het afgelopen jaar heeft gedaan. Ik wil ook dat hij daarnaar actief onderzoek doet. Wat de museumdirectie aan particuliere fondsen weet binnen te halen – ik schat haar wat dat betreft hoog in – is haar gegund. Ik hoop van harte dat het gaat lukken.

Minister Plasterk:

Ik kom toe aan de drie moties die de heer Ten Broeke heeft ingediend.

Over de eerste merk ik op dat ik het meest aanhik tegen het considerans, namelijk dat uiteindelijke overschrijdingen door het Rijk gedragen moeten worden. Als die overweging wordt geschrapt, is die motie in feite in lijn met de door mij gedane toezeggingen over en mijn interpretatie van het budget. Ik heb immers gezegd dat er geen sprake zal zijn van overschrijding van het bedrag. Er moet nog een tijdlijn voor de directie worden uitgezet voor de precieze bouw. Ik zeg de Kamer met alle plezier toe dat ik haar daarvan op de hoogte houd. Met die toezegging kan de heer Ten Broeke die motie misschien intrekken.

De heer Ten Broeke (VVD):

De minister zegt dat er linksom of rechtsom nooit meer belastinggeld zal worden uitgegeven dan het bedrag dat wij daarvoor hebben uitgetrokken. Na het algemeen overleg over het Nationaal Historisch Museum, hebben wij een algemeen overleg gevoerd over het Rijksmuseum. Ik vind het een beetje flauw om dat nu in herinnering te roepen, maar de minister weet toch zelf hoe het in werkelijkheid loopt met die verzelfstandigde rijksmusea waar de budgetten worden overschreden? Zegt de minister nu klip-en-klaar dat er geen sprake zal zijn van overschrijdingen van het budget en de tijd?

Minister Plasterk:

De vergelijking met het Rijksmuseum is buitengewoon adequaat. Aan het budget dat destijds ter beschikking is gesteld, verandert niets. Dat heb ik in het algemeen overleg ook gezegd. De Kamer heeft het budgetrecht en sindsdien is haar nooit om een nieuw budget gevraagd. In die zin is dit het budget dat daarvoor is uitgetrokken. Daarmee is het dus niet in strijd. Ik benadruk nogmaals dat de Kamer het budget­recht heeft. Zij hoeft dus totaal niet bezorgd te zijn dat ik opeens extra geld toezeg. Als ik dat deed, zou ik persoonlijk aansprakelijk zijn. Ik mag immers geen rijksgeld toezeggen als de Kamer mij daartoe niet heeft gemachtigd. Mocht de heer Ten Broeke die motie handhaven, dan zou ik willen weten waarom. Ik vind namelijk dat die toezegging voldoende zou moeten zijn. Anders is er misschien sprake van een additionele bedoeling. Als dat het geval is, wil ik weten wat die inhoudt.

De voorzitter:

De heer Ten Broeke kan daarover natuurlijk ook nog rustig nadenken.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik wil daarover best nadenken, maar ik heb het woordje "mogelijk" toegevoegd. Nu staat er dat er mogelijk sprake is van een overschrijding van tijd en geld. Dat was de crux van het debat en de advisering aan de minister. Mede op basis daarvan is de locatiekeuze verandert. Op het moment dat die risico's effectueren, wil ik dat de minister ons daarvan op de hoogte stelt.

Minister Plasterk:

Ik heb toegezegd om de Kamer goed op de hoogte te houden van het hele traject. Ik benadruk dat mijn reden om de voorkeur te geven aan de locatie bij de rivier niet in de eerste plaats zorg over overschrijdingen of vertragingen was. Op elke plek waar je aan de gang gaat, zal je heus wel eens tegen iets aanlopen. Ik wil het belang daarvan ook weer niet overdrijven. Een en ander spitste zich nu toe op bijvoorbeeld de verkeersproblematiek en op het parkeren. Ik vind dat typisch punten die aan de beide directies zijn. Vergeet niet dat het Nederlands Openluchtmuseum heeft gezegd dat het graag wil dat het Nationaal Historisch Museum op zijn parkeerplaats wordt gebouwd. Daarmee heeft dat museum mede de verantwoordelijkheid op zich genomen om een oplossing te zoeken voor de parkeerproblematiek. Het is aan die twee directies om dat nu toe doen. Ik denk dat het verstandig is dat zij daarbij zo min mogelijk vertraging laten ontstaan.

De voorzitter:

Wilt u iets wijzigen aan de motie nu, mijnheer Ten Broeke? U was namelijk eigenlijk al klaar met uw interrupties.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik deel u mede dat ik haar in dat geval wellicht even aanhoudt tot de stemmingen van donderdag.

Minister Plasterk:

Er liggen nog twee moties voor waarin wordt gevraagd om een onderzoek. Met alle respect, daar ben ik toch niet voor. Alles wat wij nu redelijkerwijze kunnen overzien, ligt op tafel. De directie en de raad van toezicht van het Nationaal Historisch Museum hebben hun keuze gemaakt. Die willen naar plek B in Arnhem. Mocht de Kamer bij meerderheid besluiten dat zij naar plek A in Arnhem wil, dan doet zij dat. Ik ontraad het, maar de Kamer kan het doen. In dat geval gaat de verdere planvorming en de bouw door. Er moet op een gegeven moment ook een punt worden gezet. Om nu toch weer onderzoek te doen en het besluit weer naar achteren te schuiven, vind ik geen goed idee. Als de politiek zich er zo indringend mee wil bezighouden, moet de Kamer ook de knoop doorhakken zodat iedereen verder kan gaan met het werk. Ik ontraad dus het aanvaarden van deze moties.

Ik besluit ermee dat ik hoop dat hoe het ook zij, of het plek A of plek B wordt, wij van hieraf in positieve zin voorwaarts kunnen. Ik denk namelijk dat het een heel mooi project gaat worden en ik heb er hoge verwachtingen van, ook van de invulling van het museum.

De heer Van Leeuwen (SP):

Het verzoek van mijn fractie, maar ik denk van de hele Kamer, is dat u, in tegenstelling tot wat er de afgelopen jaren is gebeurd, de Kamer veel eerder betrekt bij zaken die van belang zijn.

De voorzitter:

Het is altijd gevaarlijk, mijnheer Van Leeuwen, om te denken namens de hele Kamer te spreken. Wilt u hier nog op reageren, minister? Een mooi slotwoord misschien?

Minister Plasterk:

Het is mij volstrekt duidelijk geworden dat de Kamer buitengewoon betrokken is bij elk aspect van het Nationaal Historisch Museum. Ik zal haar dus van al het mogelijke op de hoogte brengen, overigens wel in de hoop dat dit niet elke weer leidt tot een politieke stellingname daarover. Ik wil namelijk eenieder ook zijn werk laten doen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zal aanstaande dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt van 18.42 uur tot 19.00 uur geschorst.

Naar boven