Aan de orde is het spoeddebat over de verkoop van Essent.

De voorzitter:

Ik heet de minister welkom. Het woord is aan mevrouw Kant. Er is voor dit debat een spreektijd van drie minuten.

Mevrouw Kant (SP):

Duiken kan niet meer! Mensen willen de zekerheid dat er stroom komt uit hun stopcontact, en wel voor een fatsoenlijke prijs. Het is in het algemeen belang dat die stroom op een milieuvriendelijke manier geproduceerd wordt. Met de verkoop van de publieke energiebedrijven zoals Nuon en Essent wordt de zeggenschap hierover uit handen gegeven. Maar wat doet de Tweede Kamer? Gaan wij toekijken hoe een paar provinciebestuurders dit zomaar doen: die zeggenschap uit handen geven? Nee, in een fatsoenlijk democratisch land doen wij dat niet.

Vier maanden lang heeft de minister van Economische Zaken, met in haar kielzog de woordvoerder van de Partij van de Arbeid, verstoppertje gespeeld. Nee, geen verkoop van Essent aan RWE, zei de Partij van de Arbeid. Nee, geen halve privatisering van onze kerncentrale, zei de minister. En nee, geen verkoop aan ongesplitste bedrijven, zeiden het kabinet en de meerderheid in de Kamer. Maar, zo riepen ze ook in koor – en vandaar het verstoppertje spelen – wij gaan er niet over.

Inmiddels hebben behalve de staten van Brabant ook dertien gemeenten zich tegen de verkoop van Essent uitgesproken. En de bevolking zegt massaal: nee, geen uitverkoop van publieke energiebedrijven. Maar ook Hans Wiegel, het boegbeeld van liberaal Nederland, is tegen verkoop. Dat geldt ook voor Jan Terlouw, een van de aartsvaders van de partij die de liberalisering van de energiemarkt bedacht heeft. Zelfs Bernard Wientjes, de voorzitter van de werkgevers, zegt: niet verkopen. Alleen al deze alliantie, van deze liberale mensen met de SP, maakt duidelijk dat wij het vandaag niet alleen hebben over een – wel belangrijke – politieke wens van de SP.

Het gaat verder dan dat. Onze nationale energievoorziening is geen provinciale aangelegenheid. De zeggenschap hierover moet je niet laten verkwanselen door een paar provinciale bobo's. Zij zijn de trouwe secondanten van de directies van Essent en RWE gebleken. Zij zijn secondanten die lak hebben aan hun eigen volksvertegenwoordigers, die lak hebben aan hun eigen partijleden, die lak hebben aan hun eigen kiezers, maar die bovenal lak hebben aan driekwart van de Nederlanders die hun vraagt niet te verkopen.

Als de aandeelhouders van Essent de verkoop van het bedrijf toch doorzetten, nemen zij een besluit dat haaks staat op het algemeen belang. Op grond daarvan vindt de SP dat de regering een dergelijk besluit moet tegenhouden. En er zijn nog twee redenen waarom het kabinet moet ingrijpen: de verkoop aan een niet-gesplitst bedrijf en de gedeeltelijke privatisering van de kerncentrale Borssele. Is de minister bereid het besluit tot verkoop te vernietigen als aandeelhouders toch daartoe besluiten? Omdat het dus in strijd is met het algemeen belang. Natuurlijk is het beter om verkoop te voorkomen, tenminste dat besluit tot verkoop te voorkomen. En dat kan door de publieke aandeelhouders op te roepen om nu niet te verkopen. Want hoe je er politiek ook precies in staat, er is geen maatschappelijk draagvlak. Daarom moeten wij als Tweede Kamer vanavond onze verantwoordelijkheid nemen. Wij moeten de verkoop van Essent stoppen. Duiken kan niet meer.

Mevrouw Spies (CDA):

Is het mevrouw Kant bekend dat er in een aantal provincies en gemeenten ook besluiten zijn genomen die gedragen worden door de staten en de gemeenteraden daar? Betekent het democratisch proces in bijvoorbeeld Drenthe, Overijssel of Limburg misschien ook nog iets voor mevrouw Kant?

Mevrouw Kant (SP):

Zeker betekent dat ook iets. Als je echter kijkt naar de opinieonderzoeken, zegt de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking dat wij niet moeten verkopen, omdat dat niet in het algemeen belang is en er een nutsvoorziening wordt verkwanseld. Het is nu eenmaal zo dat de staten van Brabant, die nee hebben gezegd tegen de verkoop, een groot deel van de aandelen hebben en cruciaal zijn in de beslissing om over te gaan tot verkoop. Daarbij komt nog dat wij het hebben over een nationaal belang. U kunt wel vinden dat de Tweede Kamer niet gaat over zoiets als een algemeen nationaal belang, maar mijn partij denkt daar heel anders over. Het gaat namelijk ook over bijvoorbeeld de toekomst van het milieu en de toekomst van duurzame energie. Als wij de energievoorziening en -productie volledig uit handen geven en aan de markt overlaten, maak ik mij grote zorgen over die toekomst.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik moet toch echt constateren dat mevrouw Kant een democratisch gelegitimeerd besluit dat conform de in dit land geldende wet is genomen door provinciebesturen – ik heb Limburg, Overijssel en Drenthe genoemd – ogenblikkelijk naar de prullenbak verwijst. Dat vind ik vanuit democratisch oogpunt een heel bijzondere stellingname.

Mevrouw Kant (SP):

Ik verwijs helemaal niet een democratisch besluit naar de prullenbak. Daar is besloten dat men de aandelen wil verkopen. In Brabant is besloten dat men de aandelen niet verkoopt. Er is ook nog een alternatief, dat ik in het vorige debat naar voren heb gebracht. Het gaat niet alleen om de vraag of men aandelen verkoopt. Het gaat erom of wij de zeggenschap over onze energiebedrijven in publieke handen willen houden. Als men dan zo nodig wil verkopen, verkoop dan aan de Nederlandse staat. Dat lijkt mij een heel goede optie. De kwestie waarover het nu gaat, is of wij als volksvertegenwoordigers in de Tweede Kamer, die staan voor het algemeen nationaal belang, toestaan dat grote energiebedrijven worden verkocht of niet. Mijn fractie zegt: dat doen wij niet.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter, ik hoop dat u mij toestaat om een vraag te stellen aan mevrouw Spies naar aanleiding van haar opmerking. Is zij ervan op de hoogte dat niet in alle gemeenten de stem van het volk ...

De voorzitter:

Mijnheer Graus, wilt u die vraag stellen tijdens de termijn van mevrouw Spies?

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Wat is bij dit dossier nu belangrijk? Bij D66 staat de consument voorop. Consumenten moeten een redelijke prijs kunnen betalen voor hun energie en er zeker van kunnen zijn dat die energie ook wordt geleverd. Wij moeten ervoor zorgen dat er ook schone energie beschikbaar is, vooral voor toekomstige consumenten. Helaas heeft de geschiedenis aangetoond dat de energiebedrijven zoals zij nu georganiseerd zijn, daartoe niet goed in staat waren. Nederlanders hebben jarenlang meer moeten betalen voor hun energie dan collega's in het buitenland en er is weinig geïnvesteerd in duurzame energie. De bedrijven in Nederland waren blijkbaar te klein om dat in hun eentje te realiseren.

D66 is groot voorstander van Europees energiebeleid. Als wij energieproductie en schone energie willen opschalen, moet dat Europees. Willen wij de droogste en de zonnigste punten van Europa benutten voor grootschalige zonne-energie, of de plekken waar het meeste wind staat, waar het beste waterkracht kan worden opgewekt, waar CO2het beste onder de grond kan worden gestopt of waar het beste onderzoek kan worden gedaan naar kernfusie, dan moeten wij Europees samenwerken. Wat de Europese energiemarkt betreft, hebben wij natuurlijk wel een aantal eisen. Geen markt zonder strenge overheid. Daarom wilde D66 dat de handel in en de productie van energie en stroom vrij werd maar dat de netwerken in stevige overheidshanden bleven. Ook wil zij dat alleen bedrijven die op dezelfde wijze zijn gesplitst, mogen meedoen op de energiemarkt. De eis van wederkerigheid is voor D66 van zeer groot belang. Daarom is mijn fractie positief over het samengaan van Nuon en Vattenfall, maar is zij op dit moment niet overtuigd van het samengaan van Essent en RWE omdat RWE niet gesplitst is. Dat is de strenge eis die wij hebben gesteld. Ik ben benieuwd naar de positie van de minister van Economische Zaken op dit punt. Hoe hard gaat zij het spelen naar de staten? Gaat zij hen overrulen? Wat gaat zij nog ondernemen?

RWE oppert voor zichzelf een alternatief soort splitsing. Splitst RWE volgens hetzelfde regime als bijvoorbeeld Essent of is er sprake van een soort splitsing-light?

De heer Zijlstra (VVD):

U zegt dat u wel voor Vattenfall bent maar niet voor RWE. Vattenfall is ook niet gesplitst; dat u het maar even weet.

De heer Van der Ham (D66):

Bij het vorige debat is dit ook al langsgekomen. Het is wel degelijk gesplitst.

Voorzitter. De Europese Commissie heeft meer ruimte gelaten voor alternatieve vormen van splitsen. Welke consequenties heeft dat voor de Nederlandse positie? Een van de sentimenten die dezer dagen weer opspeelt, is de aloude gedachte om van Essent en Nuon toch één nationaal bedrijf te maken. Leg alles stil, zo werd vandaag gezegd, en probeer Essent en Nuon tot één bedrijf te maken. Een soort time-out, zo is nu onder andere door VNO-NCW bedacht. Het is altijd goed om nog eens na te denken. Laten wij de gedachte van een nationale kampioen waar de SP het over heeft, even doordenken. Er komt één nationale kampioen. En dan? Is de consument gediend met een monopolie op de energiemarkt in Nederland? Als het al zou lukken, dan is zo'n grote Nederlandse nationale kampioen nog steeds een lilliputter als je hem afzet tegen de echt grote jongens buiten Nederland in Europa. Om een betaalbare prijs te kunnen vragen voor de stroom, om te kunnen investeren in schone energie en om überhaupt te kunnen investeren, zou zo'n zogenaamde Nederlandse kampioen toch meteen op zoek moeten gaan naar een buitenlandse partner. En wie is dat dan? Vattenfall? Ik vraag de minister om te reageren op het plan van VNO-NCW. Ik hoor ook graag een reactie op mijn beschouwingen. Als wij echt toe willen naar een schone en betaalbare energievoorziening – dat zeg ik vooral tegen de SP-fractie – dan moet je niet alleen maar nationaal denken. Dan moet je Europees durven denken en dat doet de SP-fractie bijna nooit.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Een betere aanleiding had ik niet kunnen vinden om hier te staan. Ik weet niet naar wie u geluisterd hebt. Ik heb het helemaal niet gehad over een nationale kampioen, geloof ik. Dat is een tegenargument voor de mensen die zeggen dat Essent en Nuon te klein zijn. Het is een onzinnig argument, want alle onderzoeken geven aan dat het niet zo is. Als je dat vindt, dan kun je net zo goed zeggen: wij maken in Nederland één groot bedrijf. Daar zijn wij helemaal niet voor. Dat is helemaal niet het punt waar het om gaat. De heer Van der Ham zei ook: als je het duurzaam wilt doen, moet je samenwerken. Wij zijn heel erg voor Europese samenwerking, maar daarom hoef je er nog niet één groot bedrijf van te maken. Daarom hoef je het nog niet in de uitverkoop te doen. Het probleem van Europa is juist dat Europa de markt heeft gedwongen tot liberalisering en dat Nederland daarin zo nodig voorop moest lopen.

De voorzitter:

En uw vraag is?

Mevrouw Kant (SP):

Ik vind het jammer dat de heer Van der Ham niet zo veel geleerd heeft als een van zijn voorgangers. Ik wil hem even een citaat voorhouden van Jan Terlouw in De Gelderlander van 9 mei: "Ik sta versteld van zo veel kortzichtigheid. Nederland wil in 2020 20% van zijn energie duurzaam hebben. Nu is dat minder dan 3%. Dus het moet zeven keer zo veel worden. Het is ondenkbaar dat helemaal aan de markt over te laten. Je kunt het beste invloed uitoefenen, als je zelf eigenaar bent van energiebedrijven." Dat zegt de heer Terlouw. Ik heb de heer Terlouw heel hoog zitten. U ook, mijnheer Van der Ham, neem ik aan. Wat vindt u van deze uitlatingen?

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb de heer Terlouw zeer hoog zitten. Mijn partij is, overigens op voorspraak van de heer Terlouw, die ook op ons laatste congres is geweest en daar een fantastisch pleidooi heeft gehouden, voor een door de overheid opgelegde hoeveelheid schone energie die geproduceerd moet worden. Ongeacht of een bedrijf in handen komt van RWE of van Vattenfall, men zal daar gewoon aan moeten voldoen. Mijn wens en de wens van de heer Terlouw kan heel goed samengaan met een Europese energiemarkt met verschillende grotere spelers. Mevrouw Kant zegt dat Essent en Nuon groot genoeg waren. Dat is helemaal niet waar. De prijs die Essent en Nuon hebben gevraagd aan consumenten was structureel hoger dan de prijzen in de ons omringende landen. Dat komt omdat Essent en Nuon te klein waren. Zij hebben nauwelijks geïnvesteerd in schone energie, wat in andere landen meer het geval was. Luister even goed naar wat ik zeg: wanneer het gaat over Vattenfall en Nuon zeg ik: ga door. Dat acht ik een goed plan. Wat Essent en RWE betreft zeg ik op het belangrijke marktordeningsprincipe van wederkerigheid: nee. Mevrouw Kant zou toch blij moeten zijn dat ik dat op dit moment zeg.

Mevrouw Kant (SP):

Wat u nu zegt is toch totaal in tegenspraak met de man die u zo hoog zegt te hebben zitten, de heer Terlouw? Het is totaal in tegenspraak, dus dan moet u concluderen: ik ben het oneens met de voorganger Jan Terlouw van D66. Dan moet u dat eerlijk concluderen. Vattenfall doet het nog met bruinkool. Dat heeft niets met duurzaamheid of milieuvriendelijkheid te maken. De heer Terlouw heeft uitdrukkelijk in De Gelderlander gezegd: de verkoop van Nuon aan Vattenfall is een slecht idee en je kunt het beste invloed uitoefenen als je zelf eigenaar bent van de energiebedrijven. Dat zegt de heer Terlouw. U zegt iets anders, dus u bent het niet eens met de heer Terlouw.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. D66 holt heel veel harder dan de SP voor schone energie. De doorberekeningen van onze verkiezingsprogramma's en tegenbegrotingen tonen aan dat wij veel meer realiseren met een combinatie van een markt die moet voldoen aan de eisen van de overheid en de consument. Op het punt van de marktordening is D66 zeer streng. Wanneer bedrijven aan de markteisen voldoen, krijgen zij van ons groen licht. Dat geldt voor Nuon en Vattenfall, die juist veel meer investeren. Vattenfall is een veel schoner bedrijf dan RWE. Wanneer RWE niet voldoet aan het marktordeningsprincipe dat wij vooropstellen, namelijk splitsing, dan mag er niet overgekocht worden door RWE.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Dit is een mooi verhaal, maar dat was mijn vraag niet. De heer Terlouw zegt dat je het beste invloed kunt uitoefenen als je zelf eigenaar bent van de energiebedrijven. Als je ze verkoopt, ben je geen eigenaar meer. Mijnheer Van der Ham, geeft u nu eens antwoord op mijn vraag. Bent u het oneens met de opvatting van de heer Terlouw? Is het zo moeilijk om dat toe te geven?

De heer Van der Ham (D66):

Als u naar de geschiedenis kijkt, ziet u dat Essent nauwelijks heeft geïnvesteerd in schone energie, ook al was dat bedrijf in overheidshanden. Ik ben ervan overtuigd dat, als de overheid harde grenzen stelt aan welk energiebedrijf dan ook dat in Nederland levert, aan die eisen wordt voldaan. Dat blijkt ook uit de cijfers. Op dat punt ben ik het niet eens met de heer Terlouw.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb tot drie keer toe een heel duidelijke vraag gesteld en kan niet anders dan concluderen dat de heer Van der Ham vanavond gewoon bruinkool in zijn oren heeft.

De heer Van der Ham (D66):

Als het gaat om het belang van schone energie, is het volstrekt helder waar de D66-fractie staat. Het is dan van groot belang dat er een grotere energiemarkt komt en het moet een Europese energiemarkt zijn. Pas dan is het mogelijk om op te schalen. Ik ben het niet eens met de heer Terlouw als hij zegt dat dit nooit zal kunnen als je het bedrijf splitst en dat aan andere landen verkoopt, want wij stellen aan dergelijke energiebedrijven de eis dat zij het gewoonweg doen.

De heer Graus (PVV):

Wij kunnen onze nationale markt al verruimen door de bedrijven beter te laten samenwerken. De PVV-fractie is ook voorstander van economische samenwerking binnen Europa. Je zou gezamenlijk kunnen inkopen, maar dat wil niet zeggen dat wij onze bedrijven moeten verkopen en dat die in buitenlandse handen terecht moeten komen. U spreekt wel over "schoon" en gebruikt allerlei termen. Ik noem dat "Al Gore-isme". Maar hoe zit het met de leveringszekerheid en de betaalbaarheid op het moment dat de Zweden en de Duitsers aan de knoppen gaan draaien?

De heer Van der Ham (D66):

Ik begrijp dat de PVV-fractie alles wat over de Nederlandse grens gebeurt, volstrekt niet vertrouwt. Er is al sprake van een Europese markt. Wij leveren al aan andere landen en andere landen leveren aan ons. Kernenergie – die energie vindt de heer Graus zo belangrijk – komt vanuit Frankrijk naar Nederland. Er is deels al sprake van een Europese energiemarkt. Dat is maar goed ook, want daardoor is onze stroom behoorlijk wat goedkoper. Heel veel groene stroom komt uit het buitenland. Dat is voor mij weer wat belangrijker. De heer Graus moet dus niet doen alsof wij iets volstrekt nieuws doen. Dat is helemaal niet waar. Zoals ik zei, komt er al heel veel schone energie en kernenergie uit het buitenland, ofwel uit de rest van Europa.

De heer Graus (PVV):

Daar heb ik het natuurlijk niet over. Ik zeg dat, als het bedrijf dadelijk in buitenlandse handen komt en het eigendom van het buitenland wordt, de Zweden en de Duitsers aan de knoppen kunnen draaien. Zij kunnen centrales sluiten, dus de boel dicht gooien. Neemt u de verantwoording daarvoor? Ik neem die niet. Dat is geen wantrouwen, maar het is de zorg voor onze burgers, onze bedrijven en dus voor ons land.

De heer Van der Ham (D66):

De leveringszekerheid is geregeld. Daarbij is er sprake van een groot verschil tussen ons. Voor mij is Europa binnenland. Wij moeten het immers met elkaar doen. Denkt u werkelijk dat wij schone energie alleen in Nederland kunnen opschalen? Daarvoor hebben wij ook andere landen nodig. Ik vind het fantastisch als Nederlandse euro's worden geïnvesteerd in zonne-energiecentrales in Zuid-Europa en ook als Spaanse euro's worden geïnvesteerd in windenergie in Nederland. Dat is de toekomst voor onze energievoorziening. Uw engte van denken zal tot gevolg hebben dat wij nooit zullen opschalen en dat wij daarvan uiteindelijk zelf de dupe zijn. De Nederlandse consument zal daardoor geen goede prijs krijgen en evenmin schone energie. Ik vind dat een Europese energiemarkt zeker toekomst heeft, maar men moet zich wel aan de regels houden die wij daarvoor vooraf met elkaar hebben afgesproken. Vattenfall/Nuon ja. Essent/RWE op dit moment met deze afspraken niet.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik had het natuurlijk niet over engte, maar over leveringszekerheid en betaalbaarheid. Dat weet de heer Van der Ham donders goed. Hij weet ook maar al te goed dat ik gelijk heb.

Onze energiebedrijven die voor onze burgers en bedrijven moeten voorzien in een primaire levensbehoefte, waaronder warmte, staan in de uitverkoop. De Nederlandse regering moet weer eens voorop lopen in de Europese optocht. Terwijl andere landen hun gelederen gesloten houden voor de buitenlandse investeerders op de energiemarkt, gooit de Nederlandse regering de energiemarkt open tegen een zeer scherpe prijs.

Onze energiebedrijven worden verkwanseld. De minister van EZ, die verantwoordelijk is, zegt dat zij niets kan doen, terwijl zij één van de machtigste vrouwen van Nederland is. Zij zei dat ook in andere debatten waar ik zelf om heb gevraagd. Het kabinet droomt ondertussen ook rustig verder, net als de huidige aandeelhouders, de provincies en gemeenten dromen van alle miljoenen die zij dadelijk ontvangen. De een gaat er linkse hobby's mee financieren, de ander gaat er Sinterklaas mee spelen bij de plaatselijke fanfare waar hij ook toevallig in het bestuur zit en een derde gaat er gaten in de begroting mee dichten. Zo is het. Het is kortetermijnpolitiek, allemaal met geld dat eigenlijk onze burgers moet toekomen, daar zij jarenlang veel te hoge energierekeningen hebben betaald. Ik heb er ook al moties over ingediend. De energierekeningen zijn exorbitant hoog en worden ook nog eens – ik ga even naar iets anders toe – verdubbeld door extra belastingheffingen. Er zit de helft belasting op. Ik heb daar onlangs vragen over willen stellen, maar die zijn helaas niet gehonoreerd afgelopen dinsdag. Ik kom hier nog wel op terug. Het is te gek voor woorden dat er ook nog de helft belasting wordt geheven op een primaire levensbehoefte. Ik vraag me ook af wat er allemaal mee gebeurt, want dat is heel moeilijk uit de begrotingen te halen.

De voorzitter:

Dat is buiten de orde van dit debat.

De heer Graus (PVV):

Dat kondigde ik ook aan. Ik ga er op terugkomen. Het is wel leuk dat ik het even kan melden. Ik kreeg afgelopen dinsdag die kans niet, dus ik benut de kans nu. Dat is mijn goed recht. Wij komen hier, zoals gezegd, op terug.

Reeds twee maal was de PVV-fractie, welke heeft geprobeerd de verkoop van Nuon aan Vattenfall en die van Essent aan het Duitse RWE te voorkomen, samen met de SP-fractie de roepende in de woestijn. Inmiddels is het twee voor twaalf en beginnen ook anderen zich te roeren en te panikeren, onder wie inderdaad zelfs – zijn naam is al genoemd – de heer Wientjes. Die kwam plotseling ook uit zijn paddenstoel. De spreekbuis van onze bedrijven welke het wassende water al tot aan de lippen staat, komt na een halfjaar met bijna letterlijk de spreektekst van de PVV-fractie van een halfjaar geleden ook naar buiten in een brief aan de minister-president.

Mijn fractie wil niet dat onze burgers en bedrijven in de toekomst afhankelijk worden van het buitenland waar het gaat om een primaire levensbehoefte, energie. Daar doelde ik ook op in mijn interruptie op de heer Van der Ham, op leveringszekerheid en betaalbaarheid. Als de Zweden of de Duitsers over enkele jaren besluiten om de Nederlandse energiecentrales stil te leggen, staan al onze overheden, de rijksoverheid en de provinciale en gemeentelijke overheden, met de rug tegen de muur. Nu is Essent nog in handen van die lagere overheden, waarop de minister en het kabinet wel degelijk invloed hebben ook al blijven zij stug volhouden dat dit niet zo is. Hoe zit het met de betaalbaarheid van warmte en elektriciteit als de Zweden en de Duitsers de touwtjes in handen hebben? Zij kunnen doen en laten met ons land wat zij willen, of liever gezegd met onze burgers. Wij worden afhankelijk. Energie wordt onbetaalbaar en men kan ons land volledig lamleggen.

Het gaat goed met Essent en met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid gaat het bedrijf dit jaar nog een hogere winst, zelfs een recordwinst, halen ten opzichte van 2008. Never change, in dit geval never sell, a winning team. Laten wij ervoor zorgen dat onze kanjers Nuon en Essent de handen in elkaar slaan. Minister, bemiddel hierin. Laten wij ervoor zorgen dat de overheden eigenaar blijven van deze bedrijven, die letterlijk van levensbelang zijn. Minister, kom in actie. Gebruik uw kracht en macht ten gunste van het Nederlandse volk. Toon uw politieke wil, dien het nationale belang zoals de PVV dit doet en zorg ervoor dat wij de invloed behouden op de levering en de prijs van energie. Zorg dat de meerderheid van de volksvertegenwoordigers in de provincie Brabant, de grootste aandeelhouder van Essent, die tegen de verkoop is niet wordt genegeerd door enkele Brabantse bureaucratische bestuurders die mogelijk weer een stukje van onze democratie gaan afbrokkelen en zich rijk rekenen op korte termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Graus.

De heer Graus (PVV):

Ik had nog heel veel moois te vertellen, maar dat komt dan een andere keer.

De voorzitter:

U hebt geen tijd meer. Ik geef het woord aan mevrouw Van Gent van de fractie van GroenLinks en ik wil de leden verzoeken bilaterale gesprekken in de wandelgangen te voeren en niet in de zaal. Hier wordt het debat gevoerd.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Een beetje opwinding bij dit debat kan ik mij wel voorstellen.

Het is de zoveelste keer dat wij hierover praten en GroenLinks heeft altijd een consequente lijn gehanteerd. Als het gaat om Essent en RWE zegt de fractie van GroenLinks nee. Dat zeggen wij in Den Haag en dat zeggen wij in Brabant. Dat zeiden wij en dat zeggen wij nog steeds. Wij houden onze rug recht en hebben een zeer consistente lijn. Wij betreuren het dan ook dat het er nu toch op lijkt dat een gedeputeerde van Brabant, de heer Hoes, het democratische proces dat zich daar heeft afgespeeld vooralsnog niet lijkt te respecteren. Hij is echt heel erg op zoek naar argumenten om de uitspraak van de staten van Brabant die glashelder was – een meerderheid was tegen de verkoop was en daar was de fractie van GroenLinks blij mee – in de wind te slaan.

Als een duveltje uit een doosje kwam deze week het zogenaamde "duurzaamheidscontract" van RWE en Essent. Hiermee proberen zij stroop te smeren met een green deal die natuurlijk helemaal niet green is, maar eerder grey. Deze green deal is zo grijs als wat. Het is een contract dat bestaat uit gebakken lucht. Ik zou zelfs willen zeggen: gebakken lucht met een luchtje eraan. Je zou het ook vieze gebakken lucht kunnen noemen. RWE kan een deal van 1,5 mld. die zij nu aanbieden, afkopen door 40 mln. te betalen aan de huidige aandeelhouders. Volgens de door Brabant speciaal hiervoor ingehuurde onafhankelijke adviseur De Brauw staan er geen nieuwe investeringen in vermeld. De Brauw stelt dat het niet meer is dan een optelsom van alle bestaande plannen en investeringen. Er wordt kortom een lege huls geboden. Ik roep de statenleden in Brabant op om hun ruggen recht te houden en er niet in te trappen. Het stelt helemaal niets voor.

Onder de noemer "duurzaam" presenteren Essent en RWE een kolencentrale. Het moet niet gekker worden. Deze zou duurzaam zijn omdat er biomassa kan worden bijgestookt. Zo makkelijk laten wij ons toch niet bij de neus nemen. Dat zou ook moeten gelden voor de minister en de statenleden in Brabant. GroenLinks zal morgen in de Staten van Brabant het heldere standpunt herhalen: Essent RWE, neen. Dat doe ik hier ook. Ik hoop dat degenen die indertijd tegen de overname hebben gestemd, dat blijven doen. Ik kan u gerust stellen dat dit geldt voor de kameraden van GroenLinks. Ik hoop dat het ook zal gelden voor de kameraden van de Partij van de Arbeid.

De fractie van GroenLinks is van mening dat hier zeker een verantwoordelijkheid ligt voor de minister, mede met het oog op de duurzaamheidsdoelstellingen tot 2020 die het kabinet heeft. RWE verwacht in 2020 10% duurzame energie te produceren. Dat ligt ruim onder de doelstelling van 20%. GroenLinks wil de heer Boersma, de baas van Essent, graag in contact brengen met energiebedrijven die wel geloven in een duurzame toekomst. Zijn nieuwe vriend de heer Grossman, de topman van RWE, heeft veelvuldig laten blijken dat niet te doen.

Vandaag heeft ook VNO/NCW zich in de discussie gemengd. Zij hebben de minister verzocht om eerst criteria op te stellen. Heel goed, mijnheer Wientjes. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. GroenLinks verwacht van de minister dat zij, wanneer zij deze optie in overweging neemt, daarin ook duurzaamheidscriteria opneemt.

De voorzitter:

Ik verzoek u om af te ronden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Daar ben ik mee bezig.

De fractie van GroenLinks vraagt zich af hoe de minister een motie die deze week na een – ik mag wel zeggen zinderende – stemming is aangenomen, gaat uitvoeren. Ik doel natuurlijk op de motie-Van Gent over de kerncentrale in Borsele die na herstemming werd aangenomen. Daarin staat helder dat de minister er alles wat in haar macht ligt aan moet doen om ervoor te zorgen dat zowel het juridisch als economisch eigendom van de centrale in overheidshanden blijft. Dat geldt eens te meer nu partner Delta niet akkoord gaat met het in strijd met de statuten verkopen van een kerncentrale en zelfs heeft aangekondigd een claim van 500 mln. bij Essent te zullen neerleggen. Hoe verwacht de minister deze duurzaamheidsambitie voor 2020 te realiseren, ook als het gaat om overname van energiebedrijven?

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dan blijven wij natuurlijk wel verantwoordelijk.

Kortom ...

De voorzitter:

Uw tijd is echt om.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Kortom, er is geen plaats voor koehandel als het gaat om duurzaamheid, want dat is de belangrijkste reden, ook voor de fractie van GroenLinks, om hier tegen te stemmen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Gent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

"Doe het niet!", zou ik zeggen. Als het toch moet, stel het dan maar uit, want van uitstel komt wellicht afstel. Het kan alleen nog maar anders worden als er een fantastische green deal komt te liggen met miljardeninvesteringen zonder afkoopoptie ...

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent. Dank u wel.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

... want het kan toch niet zo zijn dat ...

De voorzitter:

Ik ga echt nu ...

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dit is mijn laatste opmerking.

De voorzitter:

U bent al twee minuten over uw tijd heen. Alle sprekers hebben drie minuten gekregen. Ik ga u echt het woord ontnemen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dit is echt mijn laatste opmerking. Nog tien seconden, voorzitter.

Wij vinden niet dat je een grote vis moet voorhouden om een spierinkje te vangen. We weten immers allemaal dat dat juist andersom moet.

Hartelijk dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Voordat ik het woord geef aan de heer Samsom, herinner ik de leden eraan dat we om half tien nog een debat hebben. Ik wil dus graag dat iedereen zich houdt aan de spreektijd van drie minuten.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter, daar staan we weer. Voor de derde keer is er een spoeddebat over de verkoop van een van de energiebedrijven. Misschien moeten we het eens anders proberen aan te pakken. In plaats van de traditionele frisse duik in de loopgraven moeten we wellicht op zoek gaan naar datgene waarover we het wél eens kunnen worden. Ik moet constateren dat dat tot nu toe niet zo goed lukt. Niet in dit debat – dat hebben we alweer gezien – niet in het land en ook niet onderling in al onze partijen. Dat treft ons allemaal, van SP tot en met VVD.

Dat is geen schande. Het gaat hier om het belangrijkste besluit dat sinds vele decennia in staten en raden wordt genomen. Dit gaat ergens over. Dit gaat niet over de vermeende spilziekte van bobo's in de provincies, niet over gehakketak over de vraag wie over het geld gaat, niet over simplistische dogma's over de rol van markt en overheid. Dit gaat over de beste manier om een schone, betrouwbare en betaalbare energievoorziening voor de toekomst veilig te stellen. Het gaat over de vraag hoe wij erin slagen om klimaatverandering en oprakende grondstofvoorraden het hoofd te bieden, zodat ook onze kinderen van de energie, en dus van de welvaart, kunnen genieten die ons ten deel is gevallen. Ik moet mij heel erg vergissen als wij daar niet zouden kunnen beginnen, want daarover zijn wij het hier allemaal eens, net zoals we het eens zijn over het feit dat dit eigenlijk de alles overstijgende kwestie is die boven het debat hangt.

Vanaf dat moment lopen de meningen echter ver uiteen. Want hoe ziet die ideale energievoorziening er dan eigenlijk uit en, voor dit debat relevant, hoe zorg je er dan voor dat we onze energiebedrijven ook optimaal in staat stellen om die energievoorziening te realiseren? Doen we dat door bedrijven nationaal te houden of zoeken we internationale samenwerking? Houden we de hele boel in overheidshanden of maken we gebruik van de investeringskracht en de innovatie die in de private sector te zien zijn? Iedere keuze heeft voordelen, nadelen, onzekerheden en grote risico's. In dit vraagstuk zijn geen gemakkelijke keuzes te maken.

Er moet echter wel een keuze worden gemaakt. De PvdA maakt de keuze voor internationale samenwerking. Het energievraagstuk is te groot om knus van achter de waterlinie lekker alleen op te lossen. Nationale sentimenten zijn begrijpelijk, mijnheer Graus, maar wij hebben straks niets aan centrales waarop de driekleur nog fier wappert, terwijl het gas allang op is. Dan draait Poetin namelijk alsnog aan onze knoppen. Het behoud van centrales garandeert geen energiezekerheid, mijnheer Graus. De enige methode om die wel te garanderen, is nu als de wiedeweerga een duurzame energievoorziening opbouwen. Onze publieke energiebedrijven zijn de afgelopen tijd onvoldoende in staat gebleken om die nieuwe energievoorziening te realiseren. Wie dat zo wil houden: tot uw dienst, maar dan hebt u ook de plicht om aan onze kinderen uit te leggen waarom het energievraagstuk straks niet is opgelost. Mijn fractie wil het dus niet zo houden.

De energiebedrijven zullen op zoek moeten naar de juiste partners om die opdracht wel te volbrengen. Ik zeg met nadruk "de juiste partners". Daar dient zich namelijk alweer een twistpunt aan in het debat: RWE is wat de PvdA betreft geen partner met wie je zonder meer een duurzame toekomst tegemoet kan.

De heer Graus (PVV):

Ik voel me toch lichtelijk aangesproken. Ik wil vragen of de heer Samsom het toch niet erg vindt dat ik wél ga voor de Nederlandse vlag. Ik hoop niet dat hij het erg vindt dat ik wél strijd voor ons volk. Ik begrijp dat hij daar mogelijk problemen mee heeft. Bovendien heb ik het inderdaad gehad over het in Nederlandse handen houden van de centrales, maar ook over het feit dat mijn partij er centrales bij wil, namelijk kerncentrales. Mogelijk is de heer Samsom gedraaid, dat doet de PvdA wel vaker, maar hij was een van de grootste tegenstanders van kerncentrales. Wij willen uitbreiding van het aantal kerncentrales opdat wij onafhankelijk kunnen blijven van Rusland. Dat was de kern van mijn verhaal. Zorg dat er vijf kerncentrales komen, zodat wij niet meer afhankelijk zijn van de Russen. Het is gebleken hoe onbetrouwbaar zij zijn.

De heer Samsom (PvdA):

Ik heb niets tegen de driekleur, maar het is vals sentiment om voor de driekleur te pleiten als die straks op een centrale staat waarvan het gas op is. Voor een kerncentrale moet uranium gehaald worden uit landen zoals Niger, Kazachstan en Turkmenistan; echt landen waar je op kunt rekenen in moeilijke tijden, toch, mijnheer Graus? Energieonafhankelijkheid garandeer je door een duurzame energievoorziening op te bouwen, snel en met enige voortvarendheid. Ik daag u uit om in Nederland of nee, in Europa op zoek te gaan naar uranium. Neemt u een schepje en zoekt u zolang u wilt. U kunt bij mij terugkomen zodra u het gevonden heeft. Veel succes!

De heer Graus (PVV):

U speelt hetzelfde spelletje als mijnheer Van der Ham. Wij spreken volledig langs elkaar heen. Wij hebben het over leveringszekerheid en betaalbaarheid. Je zou met meerdere landen de grondstoffen moeten inkopen. Dat is een kwestie van economische samenwerking. U bent er dus voor dat wij onze energiebedrijven verkopen en daardoor afhankelijk worden van het buitenland. Dat zou u niet mogen willen als Nederlands volksvertegenwoordiger.

De heer Samsom (PvdA):

Met oprakende energievoorraden en dreigende klimaatverandering is over vijftig jaar alleen een duurzame energievoorziening zeker en betaalbaar. Er is geen andere energievoorziening die zekerheid en betaalbaarheid garandeert op de lange termijn. Dat is ons doel. Daar willen wij naar streven. Daarvoor willen wij onze energiebedrijven uitrusten. Daarvoor moeten zij op zoek naar de juiste partners. RWE is geen partner met wie je zonder meer een duurzame toekomst tegemoet kan gaan.

De voorzitter:

Wilt u afronden?

De heer Samsom (PvdA):

Ik zal dat iets sneller doen dan mevrouw Van Gent.

Ik erken dat RWE zich blijkbaar wel iets aantrekt van alle kritiek en dat er recent stappen in de goede richting zijn gezet. Zonder anderen te kort te willen doen, geef ik een compliment voor die prestatie aan de statenfracties; allemaal, maar misschien in het bijzonder – vergeeft u mij – aan die van mijn eigen Partij van de Arbeid. Een eerste juridische beoordeling van het duurzaamheidscontract maakt duidelijk dat die mooie stap wel een vervolg nodig heeft om alle bezwaren weg te nemen. Het zou verstandig zijn als provinciale staten hun succesvolle missie nog even volhouden om te bezien of dat mogelijk is. Daarmee kan ik afronden, want daarmee ben ik beland bij hetgeen waar wij het wel over eens kunnen worden. Uit de bijdragen van anderen concludeer ik dat het om veel redenen verstandig is om nog wat extra tijd te nemen voor dit belangrijke besluit, in ieder geval tot er duidelijkheid is over het commerciële deel van het bedrijf, dus tot na de kwestie van het splitsingsplan is opgelost. Daarna kan worden besloten of wij daarvoor een partner nodig hebben en wie dat dan moet zijn. Wij vragen de minister om haar invloed daartoe aan te wenden.

De voorzitter:

Dank u. Mevrouw Kant wil u een vraag stellen.

Mevrouw Kant (SP):

Wij kunnen het eens zijn over het belang van duurzaamheid en leveringszekerheid. Maar over de oplossing van die problemen denken wij vast anders. Vandaag gaat het debat over de vraag of Essent wel of niet wordt verkocht aan RWE. Wij vinden dat publieke energiebedrijven überhaupt niet verkocht mogen worden en de Partij van de Arbeid denkt daar anders over. Mijn vraag aan u is of de PvdA de verkoop van Essent aan RWE wil tegenhouden.

De heer Samsom (PvdA):

De essentie van dit debat is de vraag hoe wij onze energiebedrijven in staat stellen om een duurzame energievoorziening voor de toekomst te realiseren. De essentie van de debatten in Brabant is de vraag of de staten en de andere aandeelhouders willen verkopen en, zo ja, aan wie. Onze mening daarover is duidelijk. Die heb ik in dit debat uitgedragen en die dragen wij binnen de partij uit. Niet met onverdeeld succes moet ik zeggen, maar tot nu toe met genoeg resultaat om tevreden te kunnen zijn. Wat dat betreft, vinden wij elkaar. Wij willen dat Essent een andere partner zoekt, dat klopt.

Mevrouw Kant (SP):

Gelukkig zijn wij het daarover eens. Dat spreekt u nu uit en dat heeft u tijdens vorige debatten ook gedaan. Ik heb gehoord dat uw partijvoorzitter sms'jes heeft gestuurd om uw partijgenoten in de staten nog tijdens het debat ervan te overtuigen om vooral niet voor de verkoop van Essent te stemmen. Dat is ook gelukt, want de meerderheid van de staten heeft gezegd: wij verkopen niet. Nu dreigt iets anders. Een van de gedeputeerden, ook van de PvdA, dreigt dit democratische besluit van de staten naast zich neer te leggen. U bent tegen de verkoop van Essent aan RWE. Wij zijn dat ook en een meerderheid van de Kamer is daartegen. Blijven wij dan toekijken hoe dat morgen misschien zal gebeuren of wilt u samen met de SP kijken hoe wij dat kunnen tegenhouden?

De heer Samsom (PvdA):

Volgens mij zijn wij daar al een tijdje mee bezig en tot nu toe hebben wij aardig goed met elkaar kunnen optrekken. Natuurlijk gaan wij na op welke manier wij die verkoop het beste kunnen tegenhouden, maar misschien is er wat dat betreft een verschil tussen uw opvatting en de mijne. Er is maar één uitweg uit dit dilemma en er zijn geen gemakkelijke keuzen te maken. De uitweg is er als wij het eens kunnen worden over de toekomst. U probeert hier met ik weet niet welke agenda een blokkade op te werpen voor een bepaalde keuze zonder een oplossing te bieden. Dat werkt niet. Uw oplossing is Essent niet verkopen, maar ik daag u uit om de volgende generatie uit te leggen waarom Essent niet in staat is geweest om de duurzame energievoorziening een stap dichterbij te brengen, terwijl dat de oplossing is die wij willen.

Mevrouw Kant (SP):

Dit is natuurlijk onzin. Als wij publieke aandeelhouders zijn van Essent kunnen uw partij, mijn partij en al die andere partijen die aandeelhouder zijn ervoor zorgen dat Essent duurzamer produceert dan zij nu doet. Dat kan als je publieke zeggenschap over dat bedrijf hebt. Probleem is dat de Partij van de Arbeid niet durft te zeggen: wij geven het niet uit handen. De essentie van het debat van vandaag betreft de vraag: staat u toe dat ook uw partijgenoten de verkoop van Essent zullen goedkeuren, terwijl de democratie van Brabant heeft gesproken en zij heeft gezegd niet te willen verkopen? Ik word nog concreter. Stel dat morgen de gedeputeerden van Brabant alsnog zeggen te zullen verkopen, kunnen wij dat besluit dan gewoon vernietigen? Zoiets is toch in strijd met het algemeen belang?

De heer Samsom (PvdA):

In ieder geval zou dat besluit voorbarig zijn, want de minister moet nog beslissen over een splitsingsplan. Er moet ook nog iets geregeld worden met een koekjesfabriek, nee, het was een kerncentrale. Er moet ook nog iets geregeld worden voor de splitsing van RWE. Dus een besluit morgen zou onverstandig zijn. Ik roep de staten op om dat niet te nemen. Ik roep de minister op om dit de staten over te brengen. Zo gaan de mensen van deze partij met elkaar om. U hebt uw wethouders in Groningen, mevrouw Kant, niet ontslagen, omdat zij medeverantwoordelijkheid nemen voor het besluit van B en W van Groningen om Essent te verkopen aan RWE. Ja, ook in uw partij wordt, godzijdank, gediscussieerd en moeten er moeilijke keuzen worden gemaakt en moet daarvoor verantwoordelijkheid worden genomen. Dat doet uw partij ook. Complimenten daarvoor.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Dit is onjuist.

De heer Samsom (PvdA):

Zijn de staten van de SP soms afgetreden?

Mevrouw Kant (SP):

Het spijt mij heel erg hoor, maar de wethouder in Groningen heeft aan laten tekenen dat hij gewenst wil worden niet in te stemmen met de verkoop van Essent.

De heer Samsom (PvdA):

O, hij heeft een aantekening laten opnemen en daarna is hij gewoon blijven zitten ...

Mevrouw Kant (SP):

En de fractie heeft unaniem ...

De heer Samsom (PvdA):

Natuurlijk. Zo heeft hij zijn handen schoon gehouden. Natuurlijk!

Mevrouw Kant (SP):

De wethouder van de SP was dus tegen de verkoop ...

De heer Samsom (PvdA):

En toen?

Mevrouw Kant (SP):

Ja, u kunt daar wel ...

De heer Samsom (PvdA):

En toen?

Mevrouw Kant (SP):

Nee, u kunt daar wel ...

De heer Samsom (PvdA):

Nee, ja, u kunt daar wel ...

De voorzitter:

Niet door elkaar heen praten. U stelt een vraag, mijnheer Samsom. Dan moet u mevrouw Kant de gelegenheid bieden om te antwoorden.

Mevrouw Kant (SP):

Het is toch wel heel sterk dat degene die de meeste boter op zijn hoofd heeft dit zegt, want uw wethouder heeft volgens mij voor verkoop gestemd en niet de mijne. En nu gaat u mij verwijten dat wij willen verkopen ...

De heer Samsom (PvdA):

U hebt nu ook een klontje boter op uw hoofd en u krijgt het er niet vanaf.

Mevrouw Kant (SP):

Helemaal niet, onze wethouder is tegen verkoop, onze fractie is tegen verkoop en onze partij heeft actie gevoerd tegen verkoop. Doe dus niet zo ... U bent echt een beetje ...

De heer Samsom (PvdA):

Uw wethouder heeft gewoon door na dat besluit te blijven zitten – zo gaat dat – medeverantwoordelijkheid genomen. Ik geef hem daarvoor een compliment. Het is niet altijd gemakkelijk om keuzen te maken en om met anderen te regeren. Dat klopt. Goed zo!

Mevrouw Kant (SP):

Dus als een wethouder van de SP of van de PvdA het in het college ergens niet mee eens is, moet die altijd opstappen. Dan zou het erg leeg worden op die PvdA-stoeltjes. Wat is dit nou voor klinkklare onzin.

De heer Samsom (PvdA):

Dit is nu precies het betoog dat ik wel eens in andere debatten met uw partijgenoten heb. Als je medeverantwoordelijkheid wilt nemen ...

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Misschien kunt u ingrijpen, want ik heb nog geen zin kunnen afmaken.

De voorzitter:

Mevrouw Kant heeft het woord.

De heer Samsom (PvdA):

Ga uw gang, mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Wat hier gebeurt, is typisch iets voor u, mijnheer Samsom: u slaat de plank mis. U hebt namelijk gesteld dat een wethouder van de SP voor de verkoop is. U zat er echter naast en dan krijgen wij hier getetter en een grote mond van u. Erkent u nu gewoon dat u verkeerd zit en dat u een verkeerd voorbeeld heeft gegeven. De essentie is dat misschien morgen de staten van Brabant en de gedeputeerden van Brabant, waaronder bestuurders van de Partij van de Arbeid, zullen instemmen met de verkoop van Essent aan RWE, terwijl u dat niet wilt en ik dat niet wil. Ik vraag u: hoe gaan wij dat stoppen? Kunnen wij vanavond niet namens de meerderheid van de Tweede Kamer een oproep doen? Kunnen wij niet zeggen: wij roepen u op om dat morgen niet te doen?

De heer Samsom (PvdA):

Die oproep heb ik al gedaan. U kunt in de Handelingen lezen wat ik heb gezegd. Ik heb gezegd dat de wethouders van de SP medeverantwoordelijkheid hebben genomen voor een besluit van B en W. Probeert u zich daar nu niet onderuit te draaien. Dit is overigens een zijpad van de discussie. Ik wilde u een compliment geven, maar u bent er zo door getergd dat dit het hele debat aan het vervuilen is. Geeft niets hoor, u mag op deze manier doorgaan.

De voorzitter:

Mevrouw Kant mag hier voor de laatste keer op reageren.

Mevrouw Kant (SP):

Ik meen dat de vervuiling van het debat het gevolg is van uw onjuiste constatering dat wij met de verkoop zouden hebben ingestemd.

De heer Samsom (PvdA):

Nee, dat u medeverantwoordelijkheid nam.

Mevrouw Kant (SP):

Probeert u nu weer recht te praten ...

De heer Samsom (PvdA):

Ik corrigeerde u weer.

De voorzitter:

Mijnheer Samsom, laat u mevrouw Kant nu een keer uitpraten.

Mevrouw Kant (SP):

Waarom probeert u dit nu weer recht te praten, mijnheer Samsom? U zat er gewoon naast. Ik weet dat het heel moeilijk is om dat toe te geven, maar hier gaat het vanavond toch helemaal niet om. Het gaat erom of wij hier als volksvertegenwoordigers, als leden van de Tweede Kamer, het lef hebben om uit te spreken dat wij het onverantwoord vinden dat een zestal bestuurders in Brabant over de toekomst van onze energievoorziening gaan en over de vraag of die wel of niet duurzaam zal zijn. Als eenmaal is getekend voor de verkoop is het publieke energiebedrijf weg. Ik roep u op om samen met ons daar een stokje voor te steken.

De heer Samsom (PvdA):

U riep ons op om daartoe samen een oproep te doen. Bij dezen! Die heb ik ook al gedaan in mijn spreektekst. Ook dat kunt u teruglezen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De discussies in de Kamer tussen de Partij van de Arbeid en de SP zijn altijd vruchtbaar. Het gaat echter wel om deze zaak. Wat mij betreft, kan er niet lang genoeg over Groningen worden gesproken, want dat doet mij altijd goed, maar dat terzijde.

U zegt glashelder: ik wil die deal met RWE niet, die wil de PvdA niet. Ook een deel van de PvdA in de provinciale staten van Noord-Brabant heeft dat helder uitgesproken. Mijn vraag is glashelder: wat is uw advies? Is dat: houd je rug recht en trap niet in de green deal, die ons is voorgespiegeld? Dat is namelijk een fake deal, zo stellen ook de onafhankelijke adviseurs van De Brauw Blackstone Westbroek. Het college kan ook gewoon respecteren wat provinciale staten hebben uitgesproken. Dat is toch volstrekt normaal? Wij hoeven toch niet te gaan schuiven? Grijp dit nu dus aan om het volgende te zeggen. RWE plus Essent: nee, dat doen wij niet. Wij gaan op zoek naar een andere partner en deze gelegenheid gebruiken wij als een time-out. Punt uit!

De heer Samsom (PvdA):

U doet deze stap nu iets tekort. Dat is een stap waar ook uw fractie in de provinciale staten van Noord-Brabant hard voor heeft gestreden, namelijk een duurzaam element aan deze verkoopovereenkomst toevoegen. Dat het nog niet genoeg is, is voor mij reden om de succesvolle fracties in de provinciale staten aan te sporen om nog even vol te houden, door te zetten en de tijd te nemen om de deal tussen RWE en Essent wel te verduurzamen. Ik sluit niet uit dat dit mogelijk is. Alles is mogelijk in de energiewereld. Mocht dat echter niet lukken, dan vraag ik om de eerste keuze van Essent en RWE te heroverwegen, een betere partner te kiezen – ik heb wel suggesties, maar laten wij dit debat daar maar niet mee bezwangeren – en op die manier verder te gaan. Zo loopt het tot nu toe ook in de provinciale staten. Ik vind dat wij – "bij uitzondering" zou ik haast willen zeggen – best trots mogen zijn op wat daar nu gebeurt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het lijkt toch een beetje op koehandel, want die statenleden zijn natuurlijk ook niet van gisteren. Ik ga daar tenminste niet van uit. Zij krijgen nu iets voorgespiegeld. Het is wel duidelijk welke agenda RWE heeft. RWE houdt een grote vis voor en dat kan een spierinkje worden. Het lijkt namelijk te gaan om 1,5 mld. maar dat kan weer worden afgekocht met 40 mln. Wij zijn toch gekke Gerritje niet, hier niet, maar ook niet in Noord-Brabant? De start van het bieden is dus volkomen fout geweest. Wat zijn dan de randvoorwaarden van de PvdA-fractie in deze Kamer en in Noord-Brabant om het wel tot een succesvolle green deal te maken, zodat je kunt zeggen: dan slikken wij dat Essent wordt overgenomen door RWE? Die helderheid moet u dan nu wel geven.

De heer Samsom (PvdA):

Moet ik dat in cijfers doen? Daar wil ik best een poging toe wagen. Laten wij RWE en Vattenfall met elkaar vergelijken. Vattenfall investeert ongeveer 5% van haar gehele omzet in duurzame energie. Dat is een groot deel van haar winst. Bij RWE is dat 2%. Als die cijfers elkaar naderen, ben je alweer een stap verder. Vattenfall wil 15 GW aan windenergie neerzetten in 2020. Bij RWE blijft dit steken op 9 GW. Dat gat zou je ook nog mogen overbruggen. RWE gaat voor 20% duurzame energie in 2030, Vattenfall voor 50%. Met die verschillen kun je thuiskomen. Met dit contract of "duurzaamheidsconvenant" – de precieze naam weet ik niet – wordt wel een stapje in de goede richting gezet. Wij komen van ver. RWE had een directeur die de klimaatverandering glashard ontkende en alles wat met duurzame energie had te maken, volstrekte onzin vond. Vroeger was een contract duurzaam als er een foto van een zonnepaneel op de voorpagina stond. Tegenwoordig hebben wij het echt ergens over. Dit debat over de fusie tussen Essent en RWE gaat, bijna voor het eerst in de geschiedenis, eindelijk eens over wat er nodig is voor een duurzame energievoorziening. Ik wil nog wel even doorgaan met dat debat.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mijn conclusie is dan de volgende. De heer Samsom blijft niets voelen voor RWE als niet ten minste wordt voldaan aan de doelstellingen van Vattenfall. Graag krijg ik hierop een reactie. De onafhankelijke adviseur van de provinciale staten van Noord-Brabant, namelijk De Brauw Blackstone Westbroek, stelt dat in het aanbod geen nieuwe investeringen staan vermeld. Het zou gaan om niet meer dan een optelsom van bestaande plannen en investeringen. Dus dat is gewoon gebakken lucht. Nu staat de heer Samsom dat hier een beetje te verdedigen, maar ik zou dat als ik hem was maar terugnemen, om geen verkeerde indruk te laten ontstaan.

De heer Samsom (PvdA):

Dat de investeringen niet meer zijn dan wat al op tafel lag, heb ik zelf ook al geconstateerd, volgens mij ook al in de media. Dat is bekend. Dat de investeringen beter geborgd worden dan voorheen, kan ik niet ontkennen. Is "beter" goed genoeg? Nee. Dus dat debat moet nog even doorzetten. Onze statenfracties, ook die van GroenLinks en van de SP – goede fractievoorzitter trouwens– hebben echt met succes gestreden en zijn daar nog steeds mee bezig. Laten we dat een kans geven. U en ik hebben het hier over randvoorwaarden die men in Brabant moet stellen. Ik heb de minister een randvoorwaarde gesteld, namelijk om ervoor te zorgen dat de splitsing van Essent op orde is. Dan pas kunnen we verder praten en ik neem aan dat ze dat in Brabant ook heel goed snappen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

En ik krijg ook nog antwoord op mijn eerste vraag over Vattenfall? Ik heb gevraagd of de minimumnormen die daarvoor gelden ook voor RWE zouden moeten gelden om Essent te kunnen overnemen.

De heer Samsom (PvdA):

Ik heb een aantal indicatoren gegeven van voorwaarden waaraan moet worden voldaan wil het op duurzaamheid gaan lijken. Wij hebben de deal tussen Vattenfall en Nuon op die gronden namelijk wel goed gevonden.

De heer Van der Ham (D66):

Als RWE uiteindelijk Essent overneemt, zouden daarvoor inderdaad de duurzaamheidsdoelstellingen moeten gelden die de heer Samsom schetst. Maar er is nog een ander probleem en daar heb ik de heer Samsom nog niet zoveel over gehoord. Ik vind dat wel een essentieel punt, ook omdat de PvdA dat in het verleden altijd heel belangrijk heeft gevonden, namelijk de wederkerigheid. Wij vinden de splitsing bij RWE niet voldoende. Hoe staat de PvdA-fractie daarin? Welke stappen moeten er worden ondernomen wil RWE wat dat betreft voor de PvdA-fractie aanvaardbaar zijn?

De heer Samsom (PvdA):

Hoe wij daarin staan, zal glashelder zijn. RWE moet voldoen aan de voorwaarden die wij hebben gesteld en zo niet, dan moet de levelplayingfield-clausule die nu al in de richtlijn vermeld is worden ingeroepen door de minister. Ik heb die niet voor niets nu niet genoemd en ook niet zo gek veel aandacht aan Borssele besteed, behalve dan in de interrupties. Ik heb mij vooral geconcentreerd op de splitsingsplannen. Dat heeft deze minister direct in eigen hand. Op 26 mei loopt de deadline af en zal de minister moeten besluiten hoe de splitsing van Essent vormgegeven moet worden. Of dat zo is zoals Essent daar zelf voorstellen voor heeft gedaan of dat het op een heel andere manier moet gebeuren, heeft zij zelf in de hand. Dat is het belangrijkste aanknopingspunt dat wij in de Kamer hebben om tot een verantwoorde verkoop te komen. Het debat met mevrouw Kant en anderen heeft duidelijk gemaakt dat wij het nog lang niet eens zijn over hoe de verkoop gaat verlopen, aan wie en dergelijke, maar wij zijn het vast eens over het tempo en de volgorde waarin de besluiten genomen moeten worden. Eerst zorgen dat je weet wat je verkoopt voordat je kan besluiten of je verkoopt en aan wie.

De heer Van der Ham (D66):

De minister gaat niet over de duurzaamheidsdoelstellingen; daar gaan onze statenleden over. Laten we hopen dat ze daar heel goede deals op sluiten. Maar de minister gaat wel over het punt van de splitsing en wij als Tweede Kamerleden kunnen haar daarop eigenlijk – als wij dit debat helemaal afstropen – aanspreken. Ik vraag de heer Samsom daar wat harder in te zijn. Stel je voor dat de splitsing zo blijft zoals het nu is met RWE. Dan is voor mij de kous af. Dan gaat het niet door, want dat is niet voldoende. Uit de brief van de minister heb ik begrepen dat zij er op deze manier ook niet zo veel voor voelt. Wat moet de minister minimaal binnenhalen bij RWE om uiteindelijk haar handtekeningetje te kunnen zetten?

De voorzitter:

Voordat ik de heer Samsom het woord geef, verzoek ik de leden wederom om bilaterale gesprekken buiten de zaal te voeren. Hier wordt het debat gevoerd.

De heer Samsom (PvdA):

Mijn opstelling daarin heb ik in de afgelopen vier debatten al helder naar voren gebracht. Als RWE niet gesplitst is zoals wij dat voor ogen hebben, zoals dat moet volgens de regels die ook in Europa daarover zijn afgesproken, mag de minister wat ons betreft de levelplayingfield-clausule aanroepen; nee, dan moet zij die aanroepen. Of dat succesvol is, is afhankelijk van de gehele procedure die dan volgt. De heer Van der Ham wil niet dat RWE dan met Essent fuseert. Wij willen dat ook niet. De minister wil dat ook niet. Zij gaat er zelfs werk voor verrichten. Of dat succesvol is, zullen we daarna zien. Wat veel directer voor de hand ligt, is dat wij nu eerst de besluitvorming in de staten van de aandeelhouders verdagen tot nadat zij weten wat er überhaupt verkocht kan worden. Dan kun je namelijk discussiëren over de vraag of je moet verkopen, onder welke voorwaarde en aan wie.

De heer Van der Ham (D66):

De heer Samsom haalt terecht Europa erbij. Helaas zijn de regels voor splitsing versoepeld. RWE heeft het over een "splitsing light". Hoe staat de heer Samsom daar tegenover?

De heer Samsom (PvdA):

De heer Van der Ham moet precies zijn. De regels die zeggen wat in Europa verplicht is, zijn versoepeld. Daarom heeft deze minister samen met de andere ministers – anders had zij nooit gelijk gekregen – en aangemoedigd door deze Kamer de genoemde clausule in de richtlijn laten zetten. Als het ons alsnog niet bevalt – in de woorden van de heer Van der Ham: "splitsing light" – kunnen wij op deze clausule een beroep doen. Zo werkt het. Volgens mij zijn wij het daar gewoon over eens.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Dit is een heftig en hectisch debat met duidelijke emoties. Dat blijkt ook vandaag weer. Ik wil wel even cashen: gezien alle complimenten die al door diverse sprekers zijn uitgedeeld, ga ik er natuurlijk wel van uit dat dit debat ertoe leidt dat wij niet weer allerlei debatten gaan voeren als de verkoop van NUON in hetzelfde stadium komt. Kennelijk vindt men dat allemaal zo goed, dat wij dat debat niet nodig hebben. Laten wij dat vast parkeren.

Bij dat heftige debat kwam vandaag nog een bijdrage van VNO-NCW. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat wel een beetje mosterd na de maaltijd vind. De oproep was: landelijke politiek, grijp in.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter, ik wou het eerst laten lopen, maar de heer Zijlstra kent de SP toch.

De heer Zijlstra (VVD):

Ja, ik dacht zeker dat mevrouw Kant naar de microfoon zou komen.

Mevrouw Kant (SP):

U dacht toch niet dat wij de verkoop van NUON gaan toestaan zonder daarover een fatsoenlijk debat in de Kamer te voeren? Dan gaan wij ook acties voeren, dus maak uw borst maar nat, mijnheer Zijlstra.

De heer Zijlstra (VVD):

Ja, daar was ik inderdaad bang voor, maar je kunt het altijd proberen.

De landelijke politiek moest ingrijpen: dat was het betoog van VNO-NCW dat vandaag op de voorpagina van De Telegraaf stond. De landelijke politiek heeft ingegrepen. De landelijke politiek heeft gekeken naar de strategische belangen. Dat is waarom de landelijke politiek, inclusief de VVD, heeft gekozen voor de splitsingswet.

Laten wij even teruggaan in de geschiedenis. Een aantal jaren geleden namen de provincies en de gemeenten die nu besluiten over de verkoop van Essent, het besluit om het gehele energiebedrijf, inclusief netwerken, naar de beurs te brengen. Daar heb ik toen niemand over gehoord. Ja, de SP, maar niet de werkgevers en niet allerlei andere partijen die zich nu roeren. De landelijke politiek heeft in die situatie wel haar verantwoordelijkheid genomen. De VVD en andere partijen hebben immers vastgesteld dat het netwerk van strategisch belang is en in handen van de overheid moet blijven. Dat is dan ook geregeld. Die splitsing werd ook geregeld omdat wij in Nederland een gelijk speelveld wilden, zodat alle energieleverende bedrijven onder gelijke condities op de markt de consument bedienen. Daarmee worden voor de eindgebruiker de beste prijs en de beste omstandigheden gecreëerd. Heel goed.

Daar is wel iets doorheen gelopen. Wij hadden gehoopt dat Europa dat ook zou doen, in het belang van de Europese consument, maar dat is niet gebeurd. Deze discussie was voor de VVD een heel makkelijk een-tweetje. Een overheid moet namelijk niet deelnemen aan een risicovol bedrijf. Dan gaat zij immers ondernemen met belastinggeld en dat is niet verstandig. Europa heeft dat gelijke speelveld niet gecreëerd. Daardoor gaat de discussie op lokaal niveau soms de ene kant op en soms de andere kant. Dat is begrijpelijk. Moeten wij dan, gelet op de argumenten die in de discussies zijn genoemd, de splitsing gaan terugdraaien? De VVD wil daarover vandaag duidelijkheid geven. Haar antwoord op deze vraag is: nee. Overigens hebben de landen, de raad van ministers, het verkeerd gedaan, en niet Europa, de Europese Commissie. Als het in Europa niet goed gaat omdat men het daar verkeerd doet, moeten wij het in Nederland niet ook verkeerd doen. Nee, wij moeten het hier goed blijven doen. Wij geven daarom het heldere signaal af dat de splitsing overeind moet blijven.

Ik zie dat ik bijna door mijn tijd heen ben, dus ik heb nog ongeveer twee minuten!

Moet je de bedrijven Essent en NUON overeind houden? Moeten zij misschien een fusie aangaan en verworden tot "de oranjekampioen", of hoe je het ook wilt noemen? Laten wij eerst vaststellen dat deze fusie is afgeketst. De bedrijven konden het niet eens worden over de aandelenverhouding. Zouden zij het daarover nu wel eens worden? Ik heb daar mijn twijfels over. De heer Van der Ham gaf het ook al aan: een gefuseerd Essent/NUON is nog steeds een heel kleine speler op de Europese markt. Ik waarschuw de Kamer en de fracties van de provinciale staten in het land: wij halen dan niet twee buitenlandse partijen binnen, maar één buitenlandse partij die twee derde van de Nederlandse markt in handen heeft. En dat vindt de VVD echt ongezond.

Mevrouw Kant (SP):

Een van uw voorgangers, de heer Wiegel, vindt de verkoop van energiebedrijven ook niet zo'n goed idee. Bent u het oneens met de heer Wiegel?

De heer Zijlstra (VVD):

Ik gaf net al het liberale dilemma aan. Als de raad van ministers van Europa, als Frankrijk, Duitsland, Spanje en Italië, want dat waren de boosdoeners, in het belang van de Europese consument hadden gekozen, zoals de VVD en andere partijen in Nederland hebben gedaan, maar mevrouw Kant niet, dan was het voor de heer Wiegel een een-tweetje geweest. Een overheid moet zich niet in een risicovolle markt begeven. Doordat dit is gebeurd, zie je dat liberalen op basis van liberale argumenten soms het dubbeltje de ene kant op laten vallen en de heer Wiegel laat het de andere kant op vallen. Dat snap ik, maar ik maak een andere afweging. Ik ben het oneens met de heer Wiegel, maar ik snap zijn afweging en ik weet dat hij ook onze afweging snapt. Dat is het mooie van een liberale partij; geen dogmatisme, zoals bij socialisten.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. In deze Kamer wordt al jaren gesproken over de energiebedrijven en de verantwoordelijkheid om onze energievoorziening schoon, betrouwbaar en betaalbaar te houden. Feitelijk is er al sinds 2004 sprake van een vrije Europese markt, zodat de consument uit verschillende leveranciers kan kiezen. Het is een feit dat het voor de meeste mensen volstrekt onbekend is of de elektriciteit die bij hen thuis uit het stopcontact komt, uit een groene of een gasgestookte centrale, een kolencentrale of een kerncentrale komt.

Toch staat er voor veel Nederlanders veel op het spel. Mensen maken zich zorgen over hun energievoorziening en zijn boos over de verkoop van Nederlands kapitaal. Dat er bij verkoop uitsluitend wordt gesproken over productiebedrijven en dat de netten als nutsfunctie in handen van de overheid blijven, is bij de meeste mensen onbekend. Jammer genoeg moet ik constateren dat wij – en dan bedoel ik opeenvolgende kabinetten, volksvertegenwoordigers, bedrijven, maar ook aandeelhouders – er niet in zijn geslaagd om duidelijk te maken hoe de markt in elkaar zit en hoe wij voor iedereen in dit land die energievoorziening schoon, betaalbaar en betrouwbaar willen houden. Dat is helaas het geval. Daar ligt dus nog een opdracht voor ons allemaal.

Voor de CDA-fractie is dit debat ontijdig, overbodig en selectief. Ontijdig, omdat de minister op dit moment aan zet is om het splitsingsplan van Essent te beoordelen. Wij rekenen erop dat zij dat gezien alle uitlatingen die zij tot op heden daarover heeft gedaan, en gezien de ervaringen met het splitsingsplan van Nuon, heel precies zal doen aan de hand van de criteria die in de wet zijn opgenomen en op basis van de wensen van de Kamer ten aanzien van de netbedrijven.

Mevrouw Kant (SP):

Mijn vraag ging over het voorafgaande. Uit uw woorden maak ik op dat u zegt dat de burgers niet snappen wat het probleem is van de verkoop en dat wij het niet goed hebben uitgelegd. Dat bespeur ik in uw woorden en dat komt mij heel bekend voor van de discussie over de Europese grondwet.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik ben blij dat u dit nog even helder maakt. Het gaat mij erom dat voor heel veel mensen, en ik kom misschien nog wel vaker op de markt dan u, onduidelijk is waar wij in deze discussie precies over praten. Men weet niet dat er na de splitsingswet een verschil is tussen de netten en de productieleveringsbedrijven. Mensen weten in heel veel gevallen niet dat de elektriciteit die bij hen uit het stopcontact komt, uit een Franse kerncentrale, uit een Duitse bruinkoolcentrale of uit een biomassagestookte centrale van Essent afkomstig kan zijn. Dat is een gegeven dat u volgens mij niet kunt ontkennen.

Mevrouw Kant (SP):

Met andere woorden, u zegt wel degelijk dat mensen niet weten hoe het zit en dus niet kunnen beoordelen of het wel of niet verstandig is om publieke energiebedrijven in de verkoop te doen. U zegt dat u misschien wel vaker op de markt komt dan ik. Ik was gisteren op de Libelleweek en toen ging het hierover. Die vrouwen snapten heel goed waar het om ging, mevrouw Spies. Ik kwam op de verkoop van de energiebedrijven en zij weten heel goed dat het dan gaat over de toekomst van duurzaamheid en over de garantie van stroomleverantie tegen een fatsoenlijke prijs. Dat snappen de mensen heel erg goed, dus doe nu niet alsof het zo ingewikkeld is en dat de mensen daarom niet snappen dat het een goed idee is om energiebedrijven in de verkoop te doen omdat de splitsing niet goed is uitgelegd.

Mevrouw Spies (CDA):

Dat zijn de woorden van mevrouw Kant. Ik was gisteren overigens bij NVVH-VROUWENNETWERK in Amersfoort met 150 vrouwen die niet bij de Libelleweek aanwezig waren. Wij hebben het hierover gehad. Na afloop van dat debat kwamen heel veel dames naar mij toe met de mededeling dat het heel goed was dat erover was gesproken. Het gaat mij er namelijk om dat wij naar mijn stellige overtuiging – en dat zou ook de zorg van mevrouw Kant moeten zijn – een deel onzekerheid en ongerustheid bij mensen weg kunnen nemen op het moment dat duidelijk is dat alle elektriciteitsnetten gewoon in overheidshanden blijven. Al sinds 2004 halen wij 50% van onze elektriciteit uit het buitenland. Nederland exporteert heel veel. Laten wij die informatie – die mevrouw Kant niet zo graag met heel veel mensen uit dit land deelt – feitelijk met mensen delen. Die informatie kan ons helpen om zorgen weg te nemen en een helder oordeel over voorstellen te vormen.

Mevrouw Kant (SP):

Het is toch overduidelijk dat de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking heel erg goed weet wat er aan de hand is en daarom tegen de verkoop van publieke energiebedrijven is. De bevolking wist net zo goed waarom zij tegen de Europese grondwet moest stemmen. Twee derde heeft dat ook gedaan. Mevrouw Spies stelt dat mensen de verkoop niet willen steunen vanwege zorgen. Ook de nodige CDA-vertegenwoordigers in gemeenteraden en staten zijn niet voor de verkoop. Ik mag toch aannemen dat die personen heel goed weten hoe het in elkaar zit. Zij zijn dus kennelijk ook bezorgd en om die reden tegen de verkoop.

Mevrouw Spies (CDA):

Die zijn er inderdaad. U zult ongetwijfeld verwijzen naar het voorbeeld Den Bosch van gisteravond. Het is goed dat dit debat ook binnen het CDA plaatsvindt. U gaat er echter volstrekt aan voorbij dat ik enkel heb betoogd dat ik de zorgen van mensen signaleer en dat ik denk dat ik met een betere, feitelijke informatievoorziening een deel van die zorgen ook kan wegnemen. Overigens heb ik het punt van de informatievoorziening mijzelf en ons als collectief aangerekend. U bent bezig om op basis van toch een stukje demagogie, en niet alleen op basis van feiten, de publieke opinie te beïnvloeden.

Mevrouw Kant (SP):

Nu zijn weer helemaal terug aan het begin. Mijn constatering dat het uw opvatting is dat de mensen het niet snappen en daarom bezorgd zijn, omdat wij het niet goed hebben uitgelegd, was dus juist.

Mevrouw Spies (CDA):

Het zou zo fijn zijn als mevrouw Kant eens een keer zou luisteren naar wat ik echt heb gezegd.

Voorzitter. Ik heb erover gesproken dat het debat ontijdig is. De Kamer komt namelijk pas aan zet wanneer de minister haar oordeel over het splitsingsplan heeft gegeven. Laat ik ook helder zijn dat opschorten van de splitsingswet niet aan de orde kan zijn. Mocht, na goedkeuring van de splitsingsplannen, tot verkoop worden besloten, dan reken ik er ook op dat de minister bij de Europese Commissie, conform de mogelijkheden, bezwaar zal maken tegen overname door een ongesplitst bedrijf, conform de eerder door de Kamer aangenomen motie van de CDA-fractie.

Het debat is overbodig, omdat niet de volksvertegenwoordigers in Den Haag over de verkoop gaan, maar de volksvertegenwoordigers in de gemeenteraden en provinciale staten. Dat zijn de aandeelhouders van de bedrijven. Wij hebben hun met de splitsingswet de bevoegdheid gegeven om tot verkoop over te gaan. Het is aan hen, daarvan gebruik te maken. Binnen het CDA is het goed gebruik om die verantwoordelijkheid daar te laten. Sommige provincies en gemeenten hebben hun besluit genomen, maar in Brabant loopt de discussie nog. Zou het iets kunnen oplossen als het besluit om al dan niet tot verkoop over te gaan, genomen wordt nadat de minister een besluit over het splitsingsplan heeft genomen? Op 26 mei is mogelijk een aantal vragen beantwoord, dat bij sommige statenleden nog leeft.

Ik vind het debat selectief, omdat ik het echt bijzonder vind dat sommige collega's wel aanleiding zien tot een spoeddebat over de gang van zaken in Brabant, terwijl in Limburg, Overijssel en Drenthe inmiddels besluiten zijn genomen zonder dat er in de Kamer aandacht voor was.

Vanmorgen werden wij verrast door een brief van VNO-NCW. Het was een merkwaardige brief, die ook ontijdig was, omdat hij in elk geval rijkelijk laat komt. Bovendien is hij in de verkeerde brievenbus gepost.

Ik benadruk dat de CDA-fractie blij is met het besluit van RWE en Essent om afspraken over duurzame investeringen beter te borgen.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik weet niet waar mevrouw Spies was toen hier op mijn verzoek een spoeddebat werd gehouden omdat eenzelfde kwestie in Limburg speelde. Ik heb toen als Limburger ook moties ingediend. Ik weet niet waar zij toen was, maar er is dus al terdege over gesproken in de Tweede Kamer. Die motie is inderdaad niet door het CDA gesteund. Dat klopt.

Mevrouw Spies (CDA):

Maar Drenthe en Overijssel bent u dan nog vergeten, mijnheer Graus.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik ga iets doen waarvan ik u bij voorbaat beloof er geen gewoonte van te maken. Als ik het doe, zult u merken dat ik het ook selectief maar wel objectief doe. Ik ga een VVD'er citeren, namelijk de fractievoorzitter uit de staten van Noord-Brabant. Hij zegt ...

Voorzitter. Ik hoor dat er nu van alle kanten uit de zaal wordt geroepen dat het hier om een "zij" gaat, maar fractievoorzitter is volgens mij mannelijk. Je moet je taal kennen. Ik zie dat er enige hilariteit ontstaat, maar dat is echt zo. Kijk maar in de Van Dale! Dat hebben wij natuurlijk al een keer nagekeken, dat begrijpt u wel.

Maar goed, die fractievoorzitter zei het volgende. "Wij vinden dat energie en drinkwater vitale onderdelen van de samenleving zijn. Daar moet de overheid zeggenschap over houden." Daar is de SGP-fractie het in de kern van de zaak mee eens. Wij hebben dat vele malen benadrukt. Daarnaast is het voornemen van RWE om zijn hoogspanningsnetten niet af te splitsen, ons tegen het zere been. Het Europees Parlement heeft middels een terugwerkende beweging op het splitsingsdossier recent hiervoor groen licht gegeven, langs de indirecte lijn, maar het ongelijke speelveld waar mijn fractie bij de behandeling van de Splitsingswet enkele jaren terug voor heeft gewaarschuwd, blijft dus de facto overeind.

Ik erken dat de discussie over een levelplayingfield-clausule die het Europees Parlement voor elkaar heeft gekregen, een mogelijk lichtpuntje is. Wij hebben daarover gesproken in het algemeen overleg van 7 april. De minister zou bezien welke mogelijkheden zij heeft om deze clausule zo snel mogelijk te implementeren. Graag hoor ik van haar wat hier uitgerold is, want daar kan zij niet te lang meer over nadenken. Het algemeen belang is immers in het geding, zoals vandaag ook door VNO-NCW is onderstreept.

In het genoemde algemeen overleg heeft de minister ook aangegeven dat zij gaat bezien in hoeverre zij in het geval van onzorgvuldig handelen van de aandeelhouders vooruitlopend op een eventueel vernietigingsbesluit het aandeelhoudersbesluit kan schorsen. Gelet op de tegenstem van de Brabantse staten tot nu toe, de komende levelplayingfield-clausule en de motie van oud-collega Hessels vraagt mijn fractie de minister om dit instrument zo nodig in te zetten.

Afgelopen dinsdag heeft de Kamer de motie-Van Gent aangenomen. Mijn vraag is dus: hoe gaat de minister daar precies mee verder? Wij hebben via de pers wel het een en ander van haar vernomen, maar nog niet in dit huis.

De voorzitter:

Ik heb het even nagezocht. Het woord "voorzitter" is inderdaad mannelijk. Het woord "voorzitster" wordt echter niet in de Van Dale genoemd. Dus voorzitter kan én voor mannelijke én voor vrouwelijke voorzitters gebruikt worden.

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Ik merk dat mijn woorden voor enige consternatie zorgen. Daar kan wellicht straks tijdens een korte schorsing nog over worden doorgepraat.

Het woord is ten slotte aan mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink van de ChristenUnie.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Opnieuw is de Kamer bijeen voor een spoeddebat over de verkoop van Essent. De aanleiding voor dit debat is het debat dat morgen in Brabant wordt gehouden. Deze aanleiding lijkt logisch, maar vormt voor mijn fractie tegelijkertijd ook haast een probleem van een soort ongelijke behandeling, omdat de andere provinciale staten wel tot besluiten zijn gekomen zonder dat daaraan een Kamerdebat vooraf is gegaan.

Ook vanavond wil ik voor de duidelijkheid nog maar eens verwijzen naar de behandeling van de splitsingswet in 2006, toen de fractie van de ChristenUnie de motie-Slob heeft ingediend. Daarin werd de regering verzocht, de splitsingswet aan te houden totdat in een aantal andere Noordwest-Europese landen vergelijkbare wetgeving wordt voorgesteld. Als toelichting werd toen gegeven dat het voor Nederland kwetsbaar is om in Europa voor de troepen uit te lopen. De motie heeft het toen niet gehaald en de overname en alle commotie eromheen zijn een logisch gevolg van de liberalisering van de energiesector en de splitsing van Nederlandse bedrijven. Wij staan daar niet van te kijken.

Laat ik nog eens de website van het ministerie van Economische Zaken citeren: "Het uitgangspunt van de splitsingswet is het scheiden van netwerken van energiebedrijven. De twee overgebleven bedrijven zijn het netwerkbedrijf en het commerciële energiebedrijf. Het doel is eerlijke concurrentie en betrouwbare netwerken, zodat afnemers eerlijke energieprijzen en zo laag mogelijke transporttarieven betalen." Ik zou het op dit moment als volgt willen parafraseren. De splitsingswet resulteert nu in elk geval in de verkoop van Essent en Nuon. Het is te hopen dat hierdoor ook de oorspronkelijke doelen worden gerealiseerd, maar dat zal de tijd vooral ook moeten leren.

Hoe groot onze weerstand ook was tegen de splitsingswet, de ChristenUnie is ook een partij die waarde hecht aan bestuurlijke betrouwbaarheid. Plotselinge wijzigingen in beleid terwijl partijen in overleg zijn om op grond van de wet tot deals te komen, is bestuurlijk slordig. Wij zullen ook moeten oppassen voor bestuurlijke slordigheid ten opzichte van de provincies die inmiddels besluiten hebben genomen. Een vraag die wij vanavond wel in het debat willen opwerpen, is de mogelijkheid van een status quo, in ieder geval in afwachting van het besluit van de minister over het splitsingsplan maar het liefst een status quo in afwachting van verdere Europese regelgeving, geredeneerd vanuit het oorspronkelijke uitgangspunt van een level playing field in Europa. Ook ik wil nog maar eens verwijzen naar de motie-Hessels.

De heer Zijlstra (VVD):

Volgens mij is iedereen hier, inclusief de minister, het erover eens dat wij niet blij worden van het feit dat in Europa een terugtrekkende beweging is gemaakt. Pleit de ChristenUnie-fractie er nu feitelijk voor om, omdat Europa het fout doet, datgene wat Nederland goed doet terug te draaien zodat wij het ook in Nederland fout gaan doen? De splitsingswet in Nederland heeft er wel voor gezorgd dat de eindgebruiker, de consument in Nederland, de optimale situatie heeft. Wilt u het nu slechter maken voor de Nederlandse consument?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Nee, zeker niet. U zegt zelf echter ook dat u niet blij werd van de keuzen die zijn gemaakt in Europa. Ik wil nu graag kijken – dat is ook het minste wat wij nu kunnen doen – hoe wij binnen de mogelijkheden die er zijn bij de beoordeling van het splitsingsplan, het Europese level playing field werkelijk gelijk krijgen. Het is dan goed oppassen welke positie Nederland daarin inneemt en blijft innemen, ook in de toekomst.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik begrijp dat u dus niet pleit voor het stilzetten dan wel terugdraaien van de splitsingssituatie in Nederland?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Wij waren destijds tegen de splitsingswet. Wij hadden daar onze redenen voor, die juist gelegen waren in het level playing field. Ik besef natuurlijk ook dat de splitsingwet een werkelijkheid is waarmee rekening te houden valt in het traject waarin wij nu zitten. Ook gezien de werking die er nu al van uitgaat en op basis waarvan verschillende provincies besluiten hebben genomen en overnames hebben beoordeeld, vind ik het slordig om te zeggen dat wij ons er opeens niets meer van aantrekken. Ik zeg daarmee niet dat wij het er niet meer over hebben. Ik vind wel dat wij nu heel goed moeten kijken naar de werkelijkheid die is ontstaan en naar de rol die wij kunnen spelen in de Europese context. De minister moet haar regierol daarin ook maximaal nemen en voeren. Zij moet de Kamer daarover informeren en verantwoording afleggen.

De voorzitter:

Na een korte schorsing zal de minister de beantwoording ter hand nemen. Ik zal dan twee interrupties per persoon toestaan.

De vergadering wordt van 20.50 uur tot 20.55 uur geschorst.

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Ik wil graag over vier dingen iets zeggen. Ik wil spreken over de splitsing als zodanig, over de situatie rondom de verkoop van Essent en dat soort zaken, over het splitsingsplan van met name Essent en over Borssele. Daarmee denk ik alle vragen van uw Kamer te kunnen beantwoorden.

Laat ik beginnen met de splitsing als zodanig. Mevrouw Spies en de heren Zijlstra en Samsom hebben aangegeven waar het om ging bij de splitsing in een publiek netwerkbedrijf en in een commercieel leverings- en productiebedrijf. Waarom wilden wij dat? De energiebedrijven in Nederland waren vroeger nutsbedrijven. In Europa waren wij overeengekomen om de energiemarkt te liberaliseren. De bedoeling daarvan was om tot efficiëntieverbetering te komen en tot concurrentie te komen. Via die concurrentie zouden de marktpartijen gedwongen worden tot innovatie, inclusief vergroening en klantvriendelijke benadering.

In de nieuwe situatie gingen de energiebedrijven hun strategie in het licht van de steeds Europeser wordende energiemarkt herzien. Het ging inderdaad om investeringen in buitenlandse risicovolle activiteiten, om plannen voor grootschalige beursgang en plannen voor grote strategische allianties. Daar zaten wij niet op te wachten met elkaar, daar heeft de heer Van der Ham gewoon gelijk in. Dat was de reden om de splitsingswet in te dienen en op die manier de netwerken veilig te stellen. Daar hebben wij samen voor gekozen. Wij hebben ervoor gekozen om de netwerken als nutsvoorziening te handhaven, om er op die manier voor te zorgen dat er geen concurrentie meer kan plaatsvinden, dat de tarieven gereguleerd worden en dat op die manier de netten ook geen risico meer lopen als gevolg van buitenlandse risicovolle commerciële activiteiten.

Die splitsing vergroot de leverzekerheid, zeg ik tegen de heer Graus. Het toezicht en de tariefregulering door de Energiekamer worden eenvoudiger. Er is geen belangenverstrengeling meer en investeringsbeslissingen in de netwerken moeten tot stand komen zonder dat er sprake is van strategische commerciële beïnvloeding. Tegelijkertijd is gewaarborgd dat in Nederland de leveringsbedrijven eerlijk en scherp moeten concurreren om de gunst van de afnemer. Die afnemer kan kiezen. Hij is niet gebonden aan één leverbedrijf. Er zijn er een aantal. Op die manier zorgen wij er dus voor dat die markt goed werkt. Dat splitsen hebben wij gedaan en dat gaan wij ook niet terugdraaien. Ik ben blij dat er wat dat betreft een meerderheid in uw Kamer is, die dat ook expliciet heeft aangegeven.

Mijn tweede onderdeel is alles wat er na de splitsing gebeurt. Wat gebeurt er dan met de leverings- en productiebedrijven? Mag je die verkopen? Ja. Moet je die verkopen? Nee, je hoeft ze niet te verkopen. Moet je die nu verkopen? Nee, dat hoeft ook niet. Terwijl het splitsen een gevolg was van een strategische keuze op landelijk niveau, is het al dan niet verkopen een gevolg van een strategische keuze door de aandeelhouders. En met alle respect: dat zijn wij niet. Dat zijn de provinciale en de gemeentelijke overheden. Natuurlijk kan op die manier inderdaad in het kader van Europa gekozen worden voor strategische allianties, voor verbreding en dus voor meer mogelijkheden tot verduurzaming, extra inkoopmacht om grondstoffen te kopen en schaalvoordelen. Dat begrijp ik best wel. Voordat het echter zo ver is, moet er eerst op een ordentelijke manier worden gesplitst.

Waar het bij het splitsen om gaat, is eigenlijk heel simpel. Het gaat om de toedeling van de vermogensbestanddelen en om de eventuele aanwijzing op het splitsingsplan. De toedeling van de vermogensbestanddelen is doorslaggevend voor de waarde van het commerciële deel. Dat betekent dat men in de praktijk mijn beoordeling van het splitsingsplan zal moeten afwachten, voordat men tot verkoop kan overgaan. Dat is ook de reden dat er een ontbindende voorwaarde is opgenomen in een voorlopig koopcontract. Als een bedrijf besluit tot verkoop, als in dit geval de aandeelhouders besluiten tot verkoop, dan verwacht ik van de aandeelhouders – en ik ben het zeer eens met wat daarover in uw Kamer is gezegd – dat zij bij de keuze van een partner die publieke belangen laten meewegen. De heer Samsom heeft het als volgt gedefinieerd: stevige investeringen in duurzame energieoplossingen, continuïteit van bedrijven voor de werkgelegenheid, ruimte voor innovatie en research and development, voldoende investeringen in de productiecapaciteit. Dat debat wordt door de raden en provinciale staten gevoerd. Daar hoort dat immers thuis.

Buitenlandse bedrijven die zich op de Nederlandse markt begeven, zijn welkom mits zij aan een aantal randvoorwaarden voldoen. Ik denk dat hun komst ook goed is voor de afnemer.

Ook bij mij lag vanochtend die brief van VNO-NCW in de bus. Niet alleen u kreeg die dus, maar ook ik. Ik vind dat de rijksoverheid, mede de wetgever, de strategische belangen geborgd heeft. Zij heeft er immers voor gezorgd dat de netwerken in publieke handen blijven. Dat is de nutsvoorziening. Dat houdt in dat er door wie dan ook stroom wordt geleverd. Ik zei al dat de afnemer kan kiezen tussen een x-aantal aanbieders. Nu begrijp ik dat VNO-NCW zich zorgen maakt over de leveringszekerheid en de betaalbaarheid. Gevreesd wordt dat Nederland een duurte-eiland zal worden. Ik ben het daarmee helemaal niet eens. Absoluut niet! Er is in toenemende mate sprake van een Noordwest-Europese gas- en elektriciteitsmarkt met steeds meer grensoverschrijdende energiestromen en kleinere prijsverschillen. Daaraan wordt ook gewerkt met de omringende landen, met name in het pentalaterale forum. Dat Noordwest-Europese kader maakt dat die Nederlandse energiebedrijven daarbinnen op zoek zijn naar schaalvergroting. Die bedrijven dringen ook al jaren op privatisering aan. Daaruit is die vorm voortgekomen. Dat is een logisch gevolg van die wens tot privatisering van die bedrijven. Juist binnen die Noordwest-Europese energiemarkt is het voor buitenlandse spelers aantrekkelijk vanwege het investeringsklimaat en de goed werkende energiemarkt in Nederland. Dat is waar.

Toch kwam weer een mogelijke fusie tussen Nuon en Essent aan de orde. Ik kan mij nog heel goed een debat herinneren waarbij ook de heer Jansen van de SP-fractie aanwezig was. Wij hebben toen gesproken over de vraag wat je doet als het meisje niet wil maar haar partner wel. Nuon is in dit geval het meisje. De vraag was of je dan de macht hebt om te zeggen "en gij zult toch ...". Het antwoord op die vraag is nee. Die macht heb je niet. Toen was aan de orde dat bij twee partijen de wens aanwezig moet zijn om te fuseren. Als die wens er niet is, houdt het op. De NMa had vraagtekens geplaatst bij de effecten op de mededinging van deze fusie. Dat is inderdaad waar. Die fusie zou leiden tot minder concurrentie voor Nederland op de Noordwest-Europese markt en bijdragen aan het gevaar dat VNO-NCW wil voorkomen.

Ik zeg overigens nogmaals dat ik niet geloof dat een nationale kampioen goed is voor de consument. Die betaalt namelijk de prijs. Er moeten verschillende aanbieders zijn, zodat de consument iets te kiezen heeft. Dat zei ik tegen de heer Van der Ham. Op dat punt ben ik het dus volledig met hem eens. In een eerder stadium heb ik aangegeven waarom wij ervoor kozen om te splitsen en met die argumenten ben ik het nog steeds eens.

Mevrouw Kant (SP):

Wij zijn het absoluut oneens over de vraag of het al dan niet wenselijk is om de energiebedrijven te verkopen. De minister noemde een argument erbij, namelijk dat wij wel groter moeten worden omdat de energie dan goedkoper wordt.

Minister Van der Hoeven:

Nee, dat heb ik absoluut niet gezegd. Ik heb aangegeven dat het mogelijk is dat de Nederlandse energiebedrijven, de commerciële bedrijven, op zoek gaan naar strategische allianties om op een aantal punten hun positie te verbeteren. Ik doel bijvoorbeeld op de inkoopmacht op het gebied van de grondstoffen. Dát heb ik gezegd.

Mevrouw Kant (SP):

Ja, maar daarmee is dus helemaal niet gezegd dat de energie daarmee goedkoper wordt. Sterker nog, de analyse dat die goedkoper wordt, wordt bestreden door internationaal onderzoek. De afgelopen maanden hebben wij flink wat debatten gevoerd en de deskundigen zeggen ook dat internationaal onderzoek juist aantoont dat die grote schaal van energiebedrijven juist inefficiënt is en dat die de prijs verhoogt.

Minister Van der Hoeven:

Ik heb het niet over de schaal van de energiebedrijven, maar over het feit dat de Nederlandse consument iets te kiezen moet hebben. Dat is van belang en dat heeft te maken met concurrentie op de markt, met mededinging. In de Elektriciteitswet hebben wij niet voor niets een vangnetbepaling opgenomen. Ik doel op artikel 95b dat ons de mogelijkheid biedt om in te grijpen in het geval dat de tarieven onredelijk zijn. Ook daarvoor is gezorgd. Dat betekent dus dat eenieder die zich in Nederland als aanbieder op de elektriciteitsmarkt begeeft, zich daaraan behoort te houden. Zo simpel is dat.

Mevrouw Kant (SP):

Het gaat nu om de analyse of de schaalvergroting tot prijsverlaging leidt of niet. Die leidt dus waarschijnlijk eerder tot prijsverhoging. RWE die Essent dus straks overneemt, hopelijk niet, gaat daar geld voor betalen en zal die centen op een of andere manier willen terugzien. Bovendien, hoezo moeten mensen iets te kiezen hebben? Mensen willen niets kiezen. Mensen willen gewoon dat het licht aangaat als zij op het knopje drukken. Wij hebben nu toch Essent? Straks wordt Essent dus RWE. Die schaalvergroting heeft er toch niets mee te maken dat mensen iets te kiezen willen hebben? De essentie van mijn vraag was of schaalvergroting een risico is voor prijsverhoging of mogelijk leidt tot prijsverlaging. Uit internationaal onderzoek blijkt dat grotere leveranciers leiden tot hogere prijzen.

Minister Van der Hoeven:

Monopolies leiden tot hogere prijzen. Als je alleen een nationale kampioen zou hebben zonder dat de consument kan overstappen van het ene naar ander bedrijf – dat hebben wij ook gemakkelijker gemaakt – leidt dat tot hogere prijzen, want die heeft een monopoliepositie. Ook daar hebben wij – daar was u zelf bij – in de Elektriciteitswet voor gezorgd. Via artikel 95b kan worden ingegrepen als de tarieven onredelijk worden. Dat heeft dus niets met schaalvergroting te maken. Ik heb al gezegd dat elk bedrijf in deze energiesector op zoek is naar zijn strategische allianties om inderdaad verder te werken aan verduurzaming, zijn positie te verstevigen en om ervoor te zorgen dat de consumenten – daar moet hij het uiteindelijk van hebben – gewoon goed worden bediend. Dat is mijn punt.

De voorzitter:

Voordat u uw betoog vervolgt, wil ik de leden verzoeken coaching vanuit de zijlijn te laten. Opmerkingen aan de voorzitter kunnen na de vergadering worden gemaakt.

Minister Van der Hoeven:

De heer Graus zegt dat Duitsland gaat bepalen of bij ons het licht aan of uit gaat. Dat is natuurlijk, met alle respect, echt flauwekul. Op dit moment spelen de netten een cruciale rol in de leveringszekerheid. Ik heb al gezegd dat bij de levering van elektriciteit de keuzevrijheid van de consument geldt. Op de markt van de levering van elektriciteit zijn er overigens al sinds jaar en dag buitenlandse partijen actief in Nederland. Ruim 50% van de binnenlandse productie is in buitenlandse handen. Heeft dat geleid tot problemen met de leveringszekerheid? Nee.

De heer Graus (PVV):

Toen ik twee jaar geleden tijdens een algemeen overleg zei dat de Russen de gaskraan gingen dichtdraaien, vonden de minister en een heel deel van de Kamer dat ook flauwekul. Het is wel gebeurd.

Minister Van der Hoeven:

Dit is een heel ander debat. Het debat waar de heer Graus nu aan refereert, ging over een ruzie tussen een Russisch gasbedrijf en een Oekraïens gasbedrijf. Het ging heel simpel over het gas dat tussentijds verdwijnt, tussen de binnenkomst in de Oekraïne en het verlaten van de Oekraïne. Het ging over het kussengas en dat soort dingen. Dat is een heel ander debat dan het debat dat wij hier nu voeren.

De heer Graus (PVV):

Het gaat over exact hetzelfde. De minister kan net zo min als ik of iemand anders beslissen of voorspellen wat er kan gaan gebeuren. Daarom moeten wij onafhankelijk blijven wat betreft onze primaire levensbehoeften van de buitenlanden. Dat is het punt dat ik maakte. Ik hoop niet dat ik daar gelijk in ga krijgen.

Minister Van der Hoeven:

In Nederland produceren wij zo veel elektriciteit dat wij binnen korte tijd zelfs exporteur worden van elektriciteit, dus waar praten wij in vredesnaam over. Tegelijkertijd wordt ook elektriciteit geïmporteerd, want zijn bezig met de totstandkoming van een Noordwest-Europese elektriciteits- en energiemarkt. Dat is ook goed. Op die manier kan je namelijk ook als er calamiteiten bestaan met elkaar tot een oplossing komen.

De heer Graus (PVV):

Het begint een beetje op Monty Python te lijken, want de minister doet hetzelfde als twee collega's ook net bij mij hebben gedaan: zij praat gewoon langs mij heen. Ik heb het over onafhankelijkheid en leveringszekerheid. Ik heb het er niet over dat wij economisch kunnen gaan samenwerken of dat wij exporteren of importeren. Dat heeft er niets mee te maken. Het gaat over juridisch en economisch eigendom. Het gaat over de verkoop. Wij zijn dadelijk geen baas meer in eigen land. Daar gaat het om.

Minister Van der Hoeven:

Volgens mij hebben wij het over precies hetzelfde, maar ik denk er gewoon anders over dan de heer Graus. Dat is mijn goed recht en dat is zijn goed recht.

Er zijn enige opmerkingen gemaakt en vragen gesteld over de Europese Unie. De heer Van der Ham begon daarmee en de heer Zijlstra ging er over door. Binnen de EU hebben wij in oktober een gezamenlijk standpunt bereikt. Dat gezamenlijke standpunt was er met name in de Energieraad. Ik denk dat het erg belangrijk is geweest dat wij dat toen hebben bereikt. Het ging om drie varianten om de onafhankelijkheid van het netbeheer te versterken, namelijk ownership and bundling, the independent system operator en the independent transmission operator. Dat zijn dus de drie varianten. Na twee jaar zal een evaluatie plaatsvinden om te bezien of de volledige ontbundeling, waarvan ik een voorstander ben, alsnog noodzakelijk is.

De level playing field clause is er niet dankzij het Europees Parlement in gekomen. Ik zegt dat vooral tegen de heer Van der Vlies. Hij is er in gekomen dankzij mij en alle collega's die met mij van mening waren dat er in ieder geval iets geregeld moest worden voor het geval dat zich een situatie zou voordoen zoals zich nu dreigt voor te doen. Deze bepaling betekent dat indien een geïntegreerd energiebedrijf een reeds gesplitst bedrijf overneemt, kan worden getoetst in hoeverre sprake is van een reëel risico voor het algemeen belang. Dat laatste moet dan wel worden gedefinieerd. Ik ben van mening dat dit niet zo erg eenvoudig is, maar dit is een mogelijkheid en die moeten wij benutten.

Het vierde punt van het gezamenlijk standpunt betrof de verbetering van de samenwerking tussen de TSO's en de regulators en de oprichting van een Europees agentschap om technische codes vast te stellen en de samenwerking te waarborgen.

Het Europees Parlement heeft aangedrongen op volledige ontvlechting, in ieder geval voor de hoogspanningsnetten. Het heeft deze eis laten vallen, maar wel een aantal andere eisen bedongen: de invoering van een versterkt complianceprogramma, extra zwaar toezicht op de instelling van het toezichtorgaan en een zwaardere stem van de regulator in investeringsbeslissingen. Zij hebben dat gedaan met het oog op een verdere versterking van de onafhankelijkheid van de ITO-variant, de independent transmission operator. Ik ben van mening dat het een goede zaak is dat de regels op deze manier zijn versterkt.

Vervolgens komt de vraag aan de orde wanneer wij deze clausule kunnen gaan gebruiken. De heer Van der Vlies heeft daarnaar gevraagd. Hij vroeg of wij er haast mee konden maken.

De voorzitter:

De heer Van der Vlies heeft ook nu een vraag aan u.

De heer Van der Vlies (SGP):

De minister zegt dat het goed is dat de regels zijn "versterkt" op de wijze zoals ik zo-even heb verwoord. Dat gebeurt dan wel nadat er eerst een fors element was uitgehaald.

Minister Van der Hoeven:

Ja. Dat heb ik ook gezegd.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik ontken niet dat u het hebt gezegd. De suggestie dat de regels zijn "versterkt" is echter uiterst relatief. Als je er eerst een cruciale steen uithaalt en het gaatje vervolgens met wat andere dingen een stukje dichtplakt, is er wel een forse steen uitgehaald waarvan wij in het splitsingsdebat allemaal van mening waren dat wij ermee anticipeerden op het woord dat op Europees niveau was gesproken. Wij gingen ervan uit dat de splitsing generiek zou worden ingevoerd.

Minister Van der Hoeven:

Ik vind het, net als de heer Van der Vlies, heel jammer dat het Europees Parlement de volledige ontvlechting van in ieder geval de hoogspanningsnetten heeft laten vallen. Daarnaast ben ik blij dat er, met het oog op de verdere versterking van de onafhankelijkheid van de independent transmission variant, in ieder geval drie extra regels zijn toegevoegd. Dat had ook niet kunnen gebeuren.

De heer Van der Vlies (SGP):

Stel je voor dat het niet zou zijn gebeurd, dan waren we bij de neus genomen, om het maar eens rechttoe rechtaan te zeggen. We hebben namelijk het splitsingsdebat hier gevoerd en ik kan mij heel goed herinneren dat er toen fracties waren die zich afvroegen: lopen we niet op de muziek vooruit, gaan ze wel mee in Europa, worden we niet in de steek gelaten? Dat waren ook elementen in die discussie. Ons is toen van alle kanten bezworen dat dat niet zou gebeuren. Ik voel mij dus best een beetje in de luren gelegd. Dat het dan gerepareerd wordt met drie maatregelen is gelukkig, maar vind ik wel erg relatief ten opzichte van het oorspronkelijke beeld.

Minister Van der Hoeven:

Maar het was in ieder geval niet mijn insteek in het debat en het was ook niet de insteek van mijn collega's. Die was anders. Dat het Europees Parlement, dat zijn uiteindelijk uw collega's, deze keuze heeft gemaakt, betreur ik met u maar het is gebeurd. Van de andere kant vind ik het wel erg belangrijk dat er na twee jaar een evaluatie komt om te kijken of niet alsnog de volledige ontbundeling noodzakelijk is. Daar houd ik ook aan vast, want ik denk dat dit in ieder geval de tweede kans is die wij krijgen. Die moeten wij niet laten schieten.

De heer Van der Ham (D66):

Dit debat maakt duidelijk hoe belangrijk het is welke meerderheden er zijn in het Europees Parlement.

Minister Van der Hoeven:

Zo is dat.

De heer Van der Ham (D66):

Mijn fractie en ook heel veel andere sociaalliberale fracties probeerden juist tegen te houden dat dit gat erin werd geslagen. Maar goed, nu staan we erin hoe we erin staan.

Ik heb een vraag over de clausule waarover de minister sprak. Stel dat de minister aanspraak gaat maken op de clausule. Is dan het feit dat het Europees Parlement uitspraken heeft gedaan, bijvoorbeeld rond de gaten die er nu zijn gevallen, een reden om bijvoorbeeld de klachten rond hoogspanningsmasten ongeldig te laten verklaren? Is er een precedent geschapen waardoor RWE nooit aangepakt kan worden?

Minister Van der Hoeven:

Ik zal antwoord geven op de vragen die in eerste termijn zijn gesteld, daar zit het antwoord op een deel van de vragen die de heer Van der Ham nu stelt namelijk al in.

In het vorige overleg heeft de Kamer erop aangedrongen dat wij opschieten met de mogelijkheid om de clausule te implementeren. Daarvoor zijn drie mogelijkheden: een apart wetsvoorstel, een nota van wijziging bij een lopend wetsvoorstel, of een speciale spoedwet. Iedere optie heeft voor- en nadelen. Ik ben voornemens om het te implementeren via een apart wetsvoorstel. Dit betekent dat de Kamer van mij een voorstel kan verwachten rond de zomer, wanneer het derde pakket is vastgesteld. Dat punt moet ik in ieder geval afwachten. De snelheid waarmee het wettraject vervolgens kan worden doorlopen, is mede afhankelijk van de medewerking van beide Kamers.

Dan kom ik op de beperkingen van het level playing field, op de vraag hoe machtig het is en hoe ver de polsstok reikt. Het is niet gezegd dat je daarmee elke overname kunt blokkeren. Het biedt in ieder geval wel de mogelijkheid om overnames van in Nederland gesplitste bedrijven door ongesplitste bedrijven te toetsen, om nadere eisen te stellen of om het te blokkeren bij een reëel risico voor het openbaar belang. Die maatregelen moeten wel verenigbaar zijn met het Europese recht en mogen niet discrimineren. De goedkeuring moet gegeven worden door de Europese Commissie. De standpuntbepaling van het Europees Parlement heeft daar dus niets mee te maken.

De heer Van der Ham (D66):

De minister zegt dat het van groot belang is dat de clausule gebruikt kan worden, maar dat het nog niet duidelijk is wat er uiteindelijk uit zou kunnen komen. Wanneer RWE gesplitst is zoals dat nu het geval is, dus veel minder dan Essent in de toekomst gesplitst zal zijn, moet RWE dan op dezelfde wijze worden gesplitst als Essent in de redenering van de minister? Is dit dan wat de minister betreft het punt van "non-discrimination" in die clausule?

Minister Van der Hoeven:

Alleen is het nog niet zo ver. Dat is het punt: je kunt er niet op vooruitlopen. Eerst moet het derde pakket nog worden vastgesteld en daarna moet het geïmplementeerd worden. De situatie waarover de heer Van der Ham spreekt, speelt nu al. Ik kom hier zo meteen in en ander kader nog op terug.

De overname van Essent door RWE moet aangemeld worden in Brussel. Dat is op 29 april jongstleden gebeurd. De beoordelingsprocedure duurt minimaal een maand. Als de Europese Commissie daar aanleiding toe heeft, duurt die procedure langer. De Commissie moet haar oordeel vellen over de mededingingsaspecten. Ik heb mijn zorgen bij de Europese Commissie geuit over de overname nu Essent door een geïntegreerd bedrijf wordt overgenomen. Het gaat mij met name om de gevolgen van de overname voor de marktwerking in Nederland en in Noordwest-Europa. Ik wil van de Commissie weten wat de fusie voor de concurrentieverhoudingen betekent. Ik maak dus gebruik van mijn mogelijkheden om er bij de Commissie op aan te dringen om antwoord op mijn vragen te geven.

Hoe zit het nu met de ontbundeling bij RWE? Wij kunnen hoog of laag springen, maar RWE voldoet aan de huidige EU-regelgeving. RWE wil een independent transmission operator instellen. Daarmee wordt voldaan aan de aankomende Europese regelgeving, want er wordt voor een van de drie varianten gekozen. De netwerken die nu nog onderdeel zijn van het geïntegreerde bedrijf worden ondergebracht in een onafhankelijk netbedrijf met van het moederbedrijf gescheiden boeken en er wordt voldaan aan de striktere reguleringseisen om de onafhankelijkheid te waarborgen. Verder wil men toe naar één Duitse hoogspanningsnetbeheerder elektriciteit. Dat doet men samen met de andere Duitse netbeheerders Vattenfall, E.ON en EnBW. Het is nog niet duidelijk welke richting het op gaat. De gastransportnetten zijn op dit moment in de aanbieding.

Dit is de huidige situatie. Is dat voldoende? Ik vind van niet. Daarom heb ik ook mijn actie in de richting van de Commissie gestart. Ik zou graag willen dat de Kamerleden een en ander kenbaar maken aan de partijgenoten in de raden en staten. Het is niet zo gemakkelijk als het lijkt. Als het splitsingsvoorstel er is, kun je niet zo maar verkopen. Daar zitten een heleboel haken en ogen aan, waaronder de door mij genoemde.

Wordt mijn besluit erdoor beïnvloed dat er nog niet is gesplitst? Ik ben nog niet zo ver dat sprake is van verkoop. Je moet eerst weten wat je verkoopt. Ik heb dat ook tegen de aandeelhouders gezegd. Ik heb afgelopen maandag of dinsdag nog met de grootaandeelhouders hierover gesproken. Ik heb hier nog apart met de provincie Brabant over gesproken. Je moet weten wat je verkoopt. Op dit moment ben ik bezig met de beoordeling van het splitsingsplan. Ik kijk of er twee gezonde bedrijven ontstaan of er geen onevenredige verdeling van vermogensbestanddelen dreigt of er wordt bijgedragen aan een beheerste tariefsontwikkeling en al dit soort zaken meer.

De heer Samsom vroeg of er geen uitstel mogelijk is totdat er duidelijkheid is over de splitsing. Ik deel zijn zorg. Ik ben het er ook mee eens. Het is van belang dat het splitsingsproces eerst zorgvuldig wordt afgehandeld. Op dit moment is de verkoop verbonden aan de splitsing, maar dat is geen automatisme. Dat hoeft niet. Het is het gevolg van het besluit van het bedrijf en van de aandeelhouders. Ik heb dit in mijn gesprekken met beide partijen ook aangegeven. De verdeling van de vermogensbestanddelen is cruciaal voor de opbrengst van de verkoop. Zonder splitsingsplan weet je niet exact waarover je het hebt.

Ik heb altijd gezegd dat er geen overhaaste besluitvorming mag plaatsvinden. Ik breng de zorgen van de Kamer over aan de aandeelhouders. Ik had dat ook zonder de aansporing van de Kamer al gedaan. Men zal gemerkt hebben hoe belangrijk ik dit vind. Ik roep de Kamerleden op om hetzelfde te doen bij hun partijgenoten in de provincie.

Mevrouw Kant heeft gevraagd of ik bereid ben om een eventueel besluit van gedeputeerde staten te vernietigen. De heer Van der Vlies wil weten of ik een dergelijk besluit zou willen schorsen. Ik begin met de vraag van de heer Van der Vlies. Die schorsing is voor mij niet per se onbespreekbaar, maar zij is wel afhankelijk van de zorgvuldigheid die bij het splitsingsproces wordt betracht en van de uitkomst van dat proces: twee gezonde bedrijven en beheerste tariefontwikkeling.

Dan wil ik iets zeggen over de mogelijkheid van het vernietigen van het besluit. Het gaat om het borgen van de Nederlandse publieke belangen. Privatisering van productie is op zichzelf niet in strijd met het algemeen belang. Het transport kan niet geprivatiseerd worden. Voor de netwerken hebben wij een regeling getroffen. Ik wijs er nogmaals op wat mijn taak is. De heer Samsom zei terecht heel helder: minister, u bent ervoor om toe te zien op een verantwoord splitsingsproces. Dat doe ik ook. Wij hebben de Wet onafhankelijk netbeheer. Op grond daarvan kunnen de netwerkbedrijven niet worden geprivatiseerd. Die mogelijkheid is er echter voor de productie- en de distributiefunctie gebleven. Ik zeg "gebleven", omdat voordat de Wet onafhankelijk netbeheer werd aangenomen de energiebedrijven integraal verkocht konden worden. Dat was het punt. De hele handel kon overgedragen worden, maar dat kan niet meer. In het licht van het feit dat de energievoorziening steeds internationaler wordt, is dat echt belangrijk.

Ik heb al aangegeven dat de aandeelhouders zorgvuldig moeten handelen en het algemeen belang in aanmerking moeten nemen. Vernietiging van een mogelijk besluit van gedeputeerde staten vanwege strijdigheid met het algemeen belang is voor mij op dit moment niet aan de orde. Vernietiging is evenwel niet onmogelijk, maar daarvoor moet aangegeven worden waarom het besluit in strijd is met het algemeen belang. Anders heeft mijn collega van Binnenlandse Zaken – zij is degene die het besluit zou moeten vernietigen – geen poot om op te staan.

Mevrouw Kant (SP):

Vanzelfsprekend! Ik wil echter terugkomen op wat u zo-even zei. U zei: ik heb mijn zorgen overgebracht aan de aandeelhouders.

Minister Van der Hoeven:

Nou, dat heb ik een beetje anders gedaan. Ik heb geen zorgen overgebracht. Ik heb gezegd wat volgens mij veranderd moet worden.

Mevrouw Kant (SP):

Laat ik dan concreter zijn. Misschien hebt u gezegd – misschien moet u dat vanavond publiekelijk herhalen of moet u dat alsnog zeggen – dat u de plannen die er nu zijn voor de verkoop van Essent aan RWE, waarover dus morgen gesproken wordt, afkeurt.

Minister Van der Hoeven:

Nee. Mevrouw de voorzitter, het is heel vervelend, maar ik ben geen aandeelhouder.

Mevrouw Kant (SP):

Maar u hebt wel een mening.

Minister Van der Hoeven:

Nee. Het gaat niet om mijn mening.

Mevrouw Kant (SP):

Heeft u geen mening?

Minister Van der Hoeven:

Het gaat niet om de mening van de minister. Die doet er niet toe. Het gaat om de vraag op welke manier je je taak en opdracht als minister uitvoert. Mijn taak en mijn opdracht zijn het splitsingsplan beoordelen. Daarvoor heb ik tot 26 mei de tijd. Geen dag langer. Als ik namelijk op uiterlijk 26 mei geen beoordeling geef, vervalt mijn bevoegdheid tot aanwijzing. U kunt zich dan ook voorstellen dat ik gebruik maak van die bevoegdheid. In het kader van die beoordeling spreek ik met vertegenwoordigers van het bedrijf en met de aandeelhouders. Ik kan niet alles vertellen, dat snapt u ook wel, maar een paar opmerkingen wil ik hierover maken. Ik ga niet over de beslissing van de aandeelhouders over de verkoop, evenmin als de Kamer daarover gaat.

Mevrouw Kant (SP):

Het is belachelijk dat wij daar niet over gaan.

Minister Van der Hoeven:

Dat is zo.

Mevrouw Kant (SP):

Dan moeten wij er maar voor zorgen dat wij er over gaan. Dan moeten wij ze maar duidelijk maken dat ze niet moeten verkopen. U moet maar zeggen: als u dat wel doet, gaan wij op grond van het algemeen belang over tot een vernietigingsbesluit. Maar ik vraag dat nu niet eens. Het gaat om mij om iets anders, om het feit dat u toch niet kunt zeggen: ik ben minister van Economische Zaken, ik ga over de energiebedrijven, ik ga over de duurzaamheid van de energievoorziening, ik ga over de garantie daarvan en over de prijs, maar ik heb geen mening over het voorstel van gedeputeerden van Brabant om onder de voorwaarden die nu zijn gesteld Essent aan RWE te verkopen. U hebt toch wel een opvatting en ik roep u op om die opvatting publiekelijk hier te uiten, want morgen wordt er vergaderd en ik denk toch echt, minister van Economische Zaken, dat uw mening in Brabant zwaar weegt.

Minister Van der Hoeven:

Het gaat niet om Brabant, het gaat om "de" aandeelhouders. Nu maakt u zich druk om Brabant, maar u hebt zich niet druk gemaakt bij al die andere besluiten die eerder genomen zijn.

Mevrouw Kant (SP):

Jawel!

Minister Van der Hoeven:

Niet hier. Het gaat dus om "de" aandeelhouders en "de" aandeelhouders gaan over de verkoopbeslissing; "de" aandeelhouders hebben een splitsingsplan ingediend en dat plan behoor ik te beoordelen. Je kunt namelijk niet iets verkopen als je niet weet hoe de toedeling van de schulden en de vermogens is geregeld. Als je dat niet weet, weet je niet hoeveel het ding waard is. Zo simpel is dat.

Mevrouw Kant (SP):

Nu doet u weer wat u stelselmatig in deze debatten doet: u duikt weg voor uw verantwoordelijkheid. U hebt niet eens een mening. Natuurlijk gaat het vandaag over Brabant, omdat daar morgen mogelijk een beslissing wordt genomen. Als morgen de gedeputeerden van Noord-Brabant zeggen: wij gaan tekenen, wij beslissen, is sprake van een gedane zaak. Natuurlijk moet u dan die splitsing al dan niet goedkeuren. Ik begrijp dat ook wel. Ik weet wat het formele proces is, maar dan hebben de aandeelhouders die nu de doorslaggevende stem hebben, besloten om te gaan verkopen. Dan hebben wij allemaal het nakijken. Daarom is het debat van vanavond cruciaal. U kunt zich dan wel achter allerlei formaliteiten verschuilen. Ik vraag u, als verantwoordelijk minister, om in het belang van de energievoorziening in Nederland een uitspraak te doen over het voorstel, zoals het er nu ligt, om Essent aan RWE te verkopen. Daar hebt u toch een opvatting over?

Minister Van der Hoeven:

Met het aannemen van het wetsvoorstel over splitsingen is mijn standpunt bekend, namelijk dat de netten van strategisch belang zijn. Daar gaat het om. De netten moeten worden gewaarborgd door ze een goede toekomst te geven. Daarom moet het geïntegreerde bedrijf Essent een splitsingsplan indienen dat aan een aantal eisen voldoet: de verdeling van de vermogensbestanddelen, een beheerste tariefontwikkeling, uw eigen besluit over het financieel beheer en de vette netbeheerder, om maar vier voorbeelden te noemen. Daar gaan u en ik over. Dat u, als volksvertegenwoordiger, allerlei andere opvattingen ventileert, vind ik prima. Dat moet u vooral niet laten. Ik ga over deze zaken. De aandeelhouders moeten ervoor zorgen dat zij eerst hun splitsingsplan goedgekeurd krijgen voordat zij verder gaan.

De heer Graus (PVV):

Het verbaast mij dat mevrouw Kant zich niet verdedigt, want zowel de PVV als de SP heeft meerdere malen spoeddebatten en interpellatiedebatten gevoerd, en meerder malen moties ingediend. Dat heb ik trouwens ook gezegd in mijn spreektekst. Mevrouw Spies heeft ons ook al verweten dat wij niet eerder hierop zijn teruggekomen. Ik heb hier echter moties hierover voor mij liggen. Het gaat om een hele rits. Wij hebben meerdere malen geageerd tegen die hele verkoop van Essent. Ik heb de moties hier in mijn hand. Dat indiening ervan niet door het CDA is gesteund, is tot daar aan toe, maar het CDA, in de vorm van een minister en een Kamerlid – ik zie dat daarnaast ook nog een buurman verongelijkt zit te kijken – ontkent dat hierover debatten zijn gevoerd. Dat is een schande. Dat is list en bedrog tegenover de kiezers. Het is ook schandalig voor de mensen die thuis zitten te luisteren en het wel hebben gezien. Zo verliest u uw zetels.

Minister Van der Hoeven:

Ik vind het list en bedrog als een volksvertegenwoordiger staat te beweren dat er moties op dit punt zijn en daar niet bij vertelt dat die moties niet zijn aangenomen.

De heer Graus (PVV):

Wacht even. Ik heb gezegd dat ze zijn ingediend, omdat vanuit CDA-hoek werd beweerd dat wij nooit actie hebben ondernomen. Als wij echter moties indienen die niet worden aangenomen, hebben wij wel actie ondernomen. Dat is belangrijk voor de mensen thuis. Zowel de SP als de PVV heeft bij de kwestie Nuon-Vattenfall en bij de kwestie Essent-RWE meerdere acties ondernomen. Dan moet u niet zeggen dat het niet zo is. Dat is gewoon liegen!

Minister Van der Hoeven:

De moties die u hebt ingediend, zijn niet aangenomen. Daarom hoef ik er ook geen rekening mee te houden. Zo simpel is dat.

Mevrouw Spies (CDA):

Tot zover de discussie tussen de minister en de heer Graus. Ik hecht eraan om ook op dit punt bij de feiten te blijven. Ik heb niet ontkend dat over de splitsing en de hele toekomst van de energiebedrijven ooit een debat in de Kamer is gevoerd. Daarover zijn veel meer debatten gevoerd dan de CDA-fractie lief is. Dat is absoluut een feit. Ik heb de heer Graus "verweten" – als hij het zo wil noemen – dat hij geen spoeddebat heeft aangevraagd toen Drenthe een besluit nam over een splitsing en akkoord ging met de verkoop van aandelen, of toen Overijssel en Limburg zo'n besluit namen.

De heer Graus (PVV):

Ik heb hier moties van 20 november 2008 (31783, nr. 1) en 14 januari 2009 (31700-XIII, nr. 53). Daarin gaat het over alle provincies en gemeenten, dus alle aandeelhouders, bij de voorgenomen overname van Essent door RWE. In de eerste motie wordt de regering verzocht om een en ander te borgen door toe te zien op verkoop van aandelen uit de energiesector om deze in Nederlands bezit te houden. De motie van 14 januari gaat specifiek over Essent en RWE. Het is bijna een halfjaar geleden. Mogelijk reikt uw geheugen niet tot die tijd, maar het staat hier zwart op wit. Ik zal de minister geruststellen: die motie is inderdaad niet aangenomen, maar wij hebben in ieder geval ons best gedaan voor het Nederlandse volk. Wij hebben gepoogd om door die taaie Haagse barrière heen te breken voor onze burgers en bedrijven.

De voorzitter:

Is de minister al aan haar vierde blokje toe?

Minister Van der Hoeven:

Bijna, maar ik wil nog even terugkomen op wat daarnet door mevrouw Kant werd gesuggereerd, hoewel ik denk dat zij het niet zo bedoelde. Zij suggereerde namelijk dat het beoordelen van het splitsingsplan maar een formaliteit is. Dat is het niet. Over een aantal punten, die ik ook graag wil noemen, maak ik mij zorgen. Ik wil ook uitleggen waarom ik er zo aan hecht dat het splitsingsplan op orde is. Bekend is dat de netbeheerder een forse schuld heeft. Uit het recente jaarverslag – ik gebruik openbare stukken – blijkt dat Enexis een eigen vermogen heeft van 40,07%. Het netwerkbedrijf heeft geen of nauwelijks stille reserves. In 2007 zijn de netten namelijk geherwaardeerd. Dus ik kijk bijzonder kritisch naar de financiële positie van de netbeheerder na de splitsing. In december vorig jaar hebben wij uitgebreid met elkaar gesproken over de motie-Hessels die oproept tot een bepaalde verhouding eigen vermogen/vreemd vermogen bij de netbeheerder. Wij hebben afgesproken: 40% eigen vermogen plus aanvullend extra garanties van aandeelhouders. Ik heb zorgen over de door de aandeelhouders van Essent gegeven aanvullende zekerheidstelling. Uit de openbare stukken is ook bekend dat binnen het concern een forse bruglening bestond tussen de netbeheerder en de holding. De aandeelhouders hebben aangegeven deze lening van de holding over te willen nemen, maar de schuld blijft bij de netbeheerder. Ik ben er niet van overtuigd waarom die schuld daar moet blijven en waarom de opbrengsten bij het productie- en leveringsbedrijf moeten komen.

Ik noem dit om aan te geven hoe belangrijk het splitsingsplan is en de beoordeling daarvan.

De heer Samsom (PvdA):

Ik waardeer het dat de minister haar zorgen kan overbrengen zonder buiten het boekje te gaan, of beter gezegd zonder in het geheime boekje te kijken. De cijfers staan echter voor een groot deel in de jaarverslagen. De overbruggingskredieten en de vermogens staan in de jaarverslagen. Alles bij elkaar zou ik als ik de minister was – dat ben ik overigens niet – zorgen hebben over een vermogensverdeling ter waarde van vele honderden miljoenen euro's. Dat betekent dus dat een eventuele aanwijzing van de minister gaat om vele honderden miljoenen euro's die van het commerciële deel in het netbeheer terecht moeten komen. Wat zegt de ontbindende voorwaarde in het verkoopcontract precies over zo'n aanwijzing? Moeten de partijen dan opnieuw rond de tafel gaan zitten? Gaat het contract niet door? Hoe zit dat?

Minister Van der Hoeven:

Weet u wat het is, mijnheer Samsom? Dat is nu precies iets waarover ik op dit moment in onderhandeling ben. Dus als u het niet erg vindt, ga ik die vraag niet beantwoorden, maar ik spreek u ook niet tegen.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. In haar omfloerstheid – wat niet anders kan, gezien de situatie natuurlijk – had de minister het over schulden die op een bepaalde plaats terechtkwamen. Wij hebben haar als Kamer als belangrijke boodschap meegegeven: geen handige inleenconstructies. Daar herinner ik haar maar even aan.

Minister Van der Hoeven:

Dank u wel.

De heer Zijlstra (VVD):

Deelt de minister het gevoel, dat de heer Samsom heeft verwoord en dat anderen met hem delen, dat het vanuit deze optiek verstandig zou zijn als aandeelhouders even pas op de plaats maken? Is de minister bereid om contact op te nemen met de aandeelhouders om erop aan te dringen geen definitieve stap te zetten totdat het splitsingsbesluit definitief is?

Minister Van der Hoeven:

Ik heb dat meerdere malen gedaan en ik ben absoluut bereid om dat morgenochtend opnieuw te doen.

De heer Zijlstra (VVD):

Mooi.

Minister Van der Hoeven:

Mevrouw de voorzitter. Ik ben toegekomen aan mijn laatste blokje en dat betreft Borssele. De Kamer heeft daar een motie over aangenomen. Ik heb in een eerder stadium aangegeven dat het waarborgen van de publieke invloed en zeggenschap ook mijn zorg is. Meerdere keren heb ik aangegeven dat het aan de betrokken partijen is om tot een oplossing te komen die recht doet aan de wensen van de Kamer en van mijzelf. Ik heb vele gesprekken gevoerd in de afgelopen periode, met name over dit onderwerp. Laat ik het zo zeggen, ze zijn er nog niet uit. Op het moment dat Delta Essent, RWE en de aandeelhouders dagvaardt wordt het natuurlijk erg moeilijk voor mij om concrete uitspraken te doen over deze kwestie, want ik wil vermijden dat ik in een positie terechtkom waarin ik mij inhoudelijk met een rechtszaak bemoei. Dat kan niet. Moet ik daarom lijdzaam toekijken? Nee. Ik heb partijen gevraagd om mij de zienswijze op hun belangen van Borssele nader uit de doeken te doen. Ik zet mijn gesprekken voort en daarbij zet ik mij uiteraard in om te komen tot een vergelijk waarbij de publieke invloed en zeggenschap in de kerncentrale Borssele geborgd zijn. Mijn speelruimte is echter beperkt. Ik heb geen formele bevoegdheden en het feit dat de zaak nu onder de rechter is, beperkt mijn mogelijkheden. Nu heeft de Kamer de motie-Van Gent aanvaard waarin de regering wordt verzocht om alles in het werk te stellen wat in haar macht ligt om ervoor te zorgen dat zowel het juridische als het economische eigendom van de kerncentrale Borssele in overheidshanden zal blijven. Ik heb meerdere keren aangegeven dat ik mij er maximaal voor zal inspannen om de publieke invloed op en zeggenschap over Borssele te waarborgen. Het is ook bekend dat ik het aannemen van de motie heb ontraden. Dat heb ik gedaan omdat ik geen formele middelen bezit om de doelstelling, namelijk ervoor zorgen dat zowel het juridische als het economische eigendom in handen blijft van de overheid, te bereiken. De speelruimte is beperkt omdat de zaak onder de rechter is. Ik moet mij dus onthouden van acties die de uitkomst van deze rechtszaak kunnen beïnvloeden. Ik wil mevrouw Van Gent dan ook vragen om de uitvoering van haar motie te beoordelen op het resultaat.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat laatste doet de Kamer natuurlijk altijd als een motie wordt aangenomen. Ik interpreteer de minister zo dat zij inzake het juridische en economische eigendom van Borssele erbovenop zat, zit en blijft zitten. In een vorig debat heeft de minister zelf gesproken over de trucjes die wij inzake Borssele niet wilden. Daarover zijn wij het natuurlijk helemaal met de minister eens. Ik zie de resultaten tegemoet. Het is helder dat een meerderheid van de Kamer de minister daarin steunt. Ook degenen die nu aan het onderhandelen zijn hebben wij die boodschap natuurlijk meegegeven.

Laat ik de volgende vraag stellen. Het zou toch zeer ongelukkig zijn als de verkoop van Essent aan RWE doorgaat op het moment dat de zaak-Borssele nog niet adequaat is geregeld. Dat is toch een moment voor mij, en voor de minister lijkt mij, om dan toch weer in te grijpen.

Minister Van der Hoeven:

Mevrouw Van Gent, als alleen uw motie er lag, dan kon ik daar gemakkelijk een antwoord op geven, maar nu kan ik dat niet omdat de zaak onder de rechter ligt. Dat maakt het voor mij erg moeilijk om hier ook maar iets over te zeggen. Het is zoals u net zelf al zei: wat ik kan doen, zal ik blijven doen en dat is met name de beide partijen oproepen om hun belangen te expliciteren en tot een oplossing te komen. Een oplossing die tegemoetkomt aan uw wens en mijn wens.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Precies. Mag ik dat zo interpreteren dat ik bij mijn tweede punt, waar de minister net heel decent op is ingegaan, kan denken aan dezelfde constructie als die van het antwoord dat de minister net aan de heer Samsom gaf, namelijk dat zij mij niet tegenspreekt?

Minister Van der Hoeven:

Zelfs dat is in dit geval te veel. Dus laat ik nu maar niks zeggen.

Ik moet dit echt even afwachten. Mevrouw Van Gent weet net zo goed als ik dat het risico is dat een juridische procedure, als je die gaat aanspannen, heel lang kan duren. De vraag is of men dat eigenlijk wel moet willen.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik heb een vraag aan de minister over de motie-Van Gent. De minister gaf indertijd al tijdens het stemadvies aan dat zij daarover niet gaat. Laat ik het in mijn woorden zeggen. Geeft de minister hier wederom aan dat deze motie vooral van symbolische waarde is? "De Kamer gaat er niet over, ik heb niet de middelen, het is mooi dat die Kameruitspraak er is, maar de zaak ligt ook nog onder de rechter, dus eigenlijk kan ik gewoon helemaal niks."

Minister Van der Hoeven:

De heer Zijlstra zegt het wat erg zwart-wit, maar het is natuurlijk wel waar, want er zijn geen wettelijke mogelijkheden om zaken af te dwingen. Dat klopt. Ik heb geen polsstok die zover reikt dat ik kan zeggen "en gij zult". Dat neemt echter niet weg dat de uitspraak er ligt en het neemt ook niet weg dat de zaak onder de rechter ligt.

De voorzitter:

Ik dank de minister. Ik wil meteen verdergaan met de tweede termijn van de Kamer. De leden hebben een derde van de spreektijd in eerste termijn; dat is dus één minuut. Binnen deze minuut moeten zij ook eventuele moties indienen.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. De minister van Economische Zaken heeft geen mening over de verkoop van Essent aan RWE. Zij gaat hier niet over, zegt ze. Daarmee degradeert zij haar eigen ministerie van Economische Zaken naar een ministerie van onbeduidende zaken. Zij zegt zelfs net, terwijl onze kerncentrale in Borsele mogelijk voor meer dan de helft in buitenlandse handen komt en geprivatiseerd wordt: daar ga ik niet over.

Voorzitter, deze minister van energie staat erbij en kijkt ernaar en dat is heel erg treurig. Zij wil niet eens de aandeelhouders oproepen om niet in te stemmen met deze verkoop. Ik hoop dat de Kamer dat wel wil doen en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat verkoop van het energiebedrijf Essent aan RWE ongewenst is en doet een dringend beroep op de aandeelhouders van Essent om nu niet tot deze verkoop van de aandelen over te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56(31700 XIII).

Mevrouw Kant (SP):

Ik dien heel snel nog een tweede motie in die wij in het eerste debat hebben ingediend, maar toen niet in stemming hebben gebracht door een toezegging van de minister, maar die nu weer aan de orde is.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - energiebedrijf RWE nog niet gesplitst is in een productie- en leveringsdeel en een netwerkdeel;

  • - de Kamer de regering heeft verzocht, overnames van de gesplitste Nederlandse energiebedrijven door ongesplitste bedrijven niet goed te keuren;

verzoekt de regering om, indien de aandeelhouders Essent aan RWE verkopen voordat dit bedrijf zich heeft verplicht tot het afstoten van zijn netwerk aan een onafhankelijke partij, deze besluiten bij Koninklijk Besluit te vernietigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant, Van Gent en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57(31700 XIII).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar beantwoording. Marktregels zijn voor ons zeer serieus en geen wisselgeld. Daarom vind ik het van groot belang dat de verkoop van Essent aan RWE in de huidige vorm niet doorgaat. Ik ben blij dat de minister in Europa heeft bedongen dat er een haakje is waarmee zij kan proberen om het tegen te houden, mocht het zo doorgaan. Dat is van groot belang.

Ik hoop dat de groene paragraaf van de deal die misschien morgen wordt gesloten, wordt verbeterd en dat de komende week wordt gebruikt om heel grote stappen in de goede richting te maken bij de splitsing. Daarom heb ik de motie ondertekend die straks wordt ingediend door de heer Samsom en waarin wordt gevraagd om een pas op de plaats totdat het akkoord over de splitsingswet er ligt. Voor die tijd moeten er geen onomkeerbare stappen worden gezet.

Ik hoop dat RWE echt eieren voor zijn geld kiest, anders is het over en uit wat D66 betreft. Dan gaat de deal niet door.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, al haar ter beschikking staande middelen, inclusief vernietigingsbevoegdheid, in te zetten om de voorgenomen verkoop van Essent aan RWE te voorkomen;

verzoekt de regering voorts, onze burgers te behoeden, tot bezinning te komen en de verkoop van aandelen van Essent stop te zetten, ter borging van betaalbaarheid en leveringszekerheid van een primaire levensbehoefte als energie voor onze burgers, evenals onafhankelijkheid van het buitenland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58(31700 XIII).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Het debat van vanavond heeft ons idee bevestigd dat de deal tussen RWE en Essent geen goede deal is. Het is geen groene deal, het is geen deal waar mensen beter van worden, het is ongewisheid voor Borssele, allemaal zaken waarover wij niet enthousiast zijn. Wij vonden en blijven vinden dat de deal onder deze condities niet moet doorgaan. Ik wens de staten van Brabant morgen een heel goede vergadering toe. Tegen degenen die gewoon tegen deze deal waren, ook in Brabant, zou ik willen zeggen: houd uw rug vooral recht, er ligt geen goede deal, het wordt geen goede deal en het zal ook zeker niet groen worden.

De fractie van GroenLinks is van mening dat er geen definitieve stappen mogen worden gezet totdat er duidelijkheid is over het splitsingsplan. Er komt straks een motie die ik mede heb ondertekend, maar de minister heeft dit eigenlijk al toegezegd. Zij gaat zich maximaal inspannen wat Borssele betreft. Ik wil haar meegeven dat zij vooral niet moet luisteren naar degenen die tegen de motie-Van Gent hebben gestemd, maar wel naar degenen die voor de motie-Van Gent hebben gestemd.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Na de uitgebreide eerste termijn kan ik kort zijn. Zoals ik al vreesde en verwachtte, zijn wij het in dit debat over heel veel dingen niet eens geworden, maar wij zijn het over één ding wel eens geworden, namelijk dat de volgorde der dingen helder is. Je moet eerst weten wat je verkoopt voordat je kunt besluiten of je verkoopt en aan wie. Daarvoor is het toch echt nodig dat door de aandeelhouders wordt gewacht met de definitieve stappen totdat bekend is wat voor aanwijzing deze minister gaat geven. Het lijkt mij wel helder dat er een aanwijzing komt, want de minister heeft dat gezegd. Het is natuurlijk niet bekend hoe deze aanwijzing er precies uit gaat zien. In dit debat is wel duidelijk geworden dat er grote zorgen zijn over de wijze waarop het splitsingsplan nu door Essent is ingediend. Dit zal niet zonder gevolgen blijven. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op 26 mei het oordeel van de minister betreffende het splitsingsplan van Essent bekend wordt;

overwegende dat dit oordeel van invloed kan zijn op de verkoop van Essent;

verzoekt de regering, in contact te treden met de aandeelhouders van Essent en hen te verzoeken geen definitieve stappen te zetten totdat er duidelijkheid is over het splitsingsplan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Samsom, Zijlstra, Spies, Van der Ham, Van Gent, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Van der Vlies en Graus.

Zij krijgt nr. 59(31700 XIII).

Mevrouw Kant (SP):

Vandaag en al eerder heeft de heer Samsom meerdere dingen gezegd over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat kan worden overgegaan tot verkoop. Ik heb begrepen dat dit onder meer voldoende duurzaamheid betreft. Daaraan wordt natuurlijk niet voldaan als het alleen om de splitsing gaat. Wij hebben ook nog de kwestie Borssele. Bovendien is de ontvangende partij, RWE, ook geen gesplitst bedrijf. Deze voorwaarden voor de verkoop heeft de heer Samsom toch nog steeds?

De heer Samsom (PvdA):

Ja. Dit is geen uitputtende lijst, maar in elk geval een minimum. Ik probeerde u in eerste termijn uit te leggen dat ik de minister heel goed aan deze deadline kan houden. Over Borssele hebben wij al eerder een motie van mevrouw Van Gent gesteund. Onze statenfractie in Brabant, overigens samen met die van u, van GroenLinks, en van vele anderen, is heel goed aan het werk geweest om stappen te zetten op het gebied van duurzaamheid. Deze zijn echter nog niet genoeg, maar men onderkent dat daar inmiddels ook. De tijd die met deze motie wordt geschapen, geeft hun ook de mogelijkheid om hun werk te doen om de deal zo veel mogelijk te verduurzamen. Tevens kan men aan het eind van het proces, duwen en trekken, beoordelen of dit voldoende is om te kunnen overgaan tot verkoop. Zo niet, dan zal men in de staten van Brabant, en hopelijk ook bij andere aandeelhouders, tot inkeer komen. Zo ja, dan hebben wij te maken met een duurzame verkoop die kan doorgaan. Ik sluit niet uit dat dingen veranderen.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Zoals ik in eerste termijn al aangaf, is het voor een liberale partij op zichzelf genomen een vrij simpele afweging: een overheid behoort niet te opereren in een risicovolle markt. Europa heeft roet in het eten gegooid en lokale VVD'ers worstelen daarom met de afweging. De ene keer zegt men: wij moeten niet opereren in die risicovolle markt. De andere keer zegt men: er is geen gelijk speelveld. Wij vellen hier geen waardeoordeel over, omdat wij, in tegenstelling tot enkele anderen in dit huis, wel vertrouwen hebben in de bestuurders en volksvertegenwoordigers van de VVD in provincies en gemeenten. Daar ligt het besluit voor, daar is de controle en daar moet het plaatsvinden. Wij hebben wederom vrolijk meegedaan aan dit debat, maar wij gaan er niet over. De VVD wil niet de illusie wekken dat de Kamer zaken voor elkaar kan krijgen, die zij niet voor elkaar kan krijgen. Laat het dus aan de lokale fracties over, want daar heeft de VVD vertrouwen in en daar gaat het morgen plaatsvinden.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Ik verheug mij op het feit dat de Kamer vanaf 26 mei ongetwijfeld zal praten over het oordeel van de minister over het splitsingsplan van Essent. De Tweede Kamer is dan aan zet. Het is aan de aandeelhouders, en uitdrukkelijk aan de aandeelhouders, om te beoordelen wat zij tot die tijd doen. Ik kan mij voorstellen dat de aandeelhouders gemakkelijker een oordeel kunnen geven nadat de minister een besluit heeft genomen over het splitsingsbesluit. Daarom heeft de CDA-fractie de motie-Samsom op stuk nr. 59 meeondertekend.

Minister Van der Hoeven:

Mevrouw de voorzitter. Ik wil allereerst een opmerking maken over de duurzaamheid. Wat uit het oog verloren wordt, is dat zowel Essent als RWE zich gecommitteerd hebben aan het Sectorakkoord Energie in het kader van Schoon en Zuinig, en dus aan het realiseren van de duurzaamheidsdoelen van het kabinet voor 2020. En daar houd ik ze aan, zonder meer! Ik denk dat dat ook het kader biedt waarbinnen de daden en resultaten van welk bedrijf dan ook beoordeeld moeten worden. Het gaat om de duurzaamheidsdoelen van het kabinet hier. En een bedrijf dat hier opereert, behoort zich daaraan te houden.

Mevrouw de voorzitter. Voordat ik overga tot de moties wil ik nog één opmerking maken. Het spijt me, maar ik heb zelden iemand meegemaakt als mevrouw Kant, die zo selectief luistert en dan ook nog eens een verkeerde interpretatie geeft van wat ik heb gezegd. Dat vind ik niet leuk. Dat wilde ik toch wel even kwijt. Daar laat ik het bij.

Mevrouw Kant, Ik zie aan uw gezicht dat u een toelichting wilt. Moet ik uw woorden gaan herhalen, datgene wat u zojuist zei, datgene wat u mij in de schoenen schoof: dat ik maar afwacht en maar luister en niks doe? Ik denk dat ik voldoende doe. Ik doe namelijk precies datgene wat ik moet doen. En dat behoort u ook te doen. U moet mij niet iets opdragen wat niet aan mij is om te doen. Ik kom dadelijk op de moties terug en dan doet u dat ook weer. U draagt mij iets op wat niet aan mij is. U doet een dringend beroep op de aandeelhouders van Essent om nu niet tot de verkoop van deze aandelen over te gaan. Dan moet u die motie daar indienen, bij de aandeelhouders, en niet bij mij. Die hoort hier niet, mevrouw de voorzitter! En zo zijn er nog een aantal dingen even tussen neus en lippen door gezegd, alsof deze minister alles maar over zich heen laat komen. Nee, mevrouw de voorzitter, zo zitten deze minister en deze wereld niet in elkaar!

Mevrouw Kant (SP):

Mijn conclusie was gebaseerd op het feit dat ik deze minister meerdere keren heb gevraagd, los van wat zij zelf vindt dat zij formeel zou kunnen doen, wat haar mening is van het huidige voorstel dat er ligt voor de verkoop van Essent aan RWE. U als minister van Economische Zaken durft niet eens uw mening daarover te geven. Dat vind ik nogal wat, gezien wat er hier op het spel staat. Ik heb uw mening gevraagd, want uw mening heeft invloed op de mensen in Brabant. Daar ga ik van uit, zo hoog heb ik u zitten. Dat vind ik vanavond van belang. Die mening hebt u niet gegeven. Daar was mijn conclusie op gebaseerd.

Die motie gooi ik niet weg. Nee, ik heb het opgegeven dat u die mening geeft, maar ik heb het niet opgegeven dat de Kamer die mening geeft. Die motie bevat namelijk een oproep aan de Tweede Kamer.

Minister Van der Hoeven:

Kijk, dit is weer zo'n voorbeeld! Ik heb namelijk precies aangegeven waar ik mij mee bemoei en op welke manier ik mijn invloed uitoefen. Ik heb niet voor niets aangegeven waarom ik mijn zorgen over dat splitsingsplan heb. Ik heb niet voor niets aangegeven dat er eerst fatsoenlijk gesplitst moet worden voordat er verkocht kan worden. Dan weet je namelijk wat er verkocht wordt. Dat is voldoende standpunt, mevrouw de voorzitter, en dat weet mevrouw Kant ook.

Ik ontraad dus de aanneming van de eerste motie van mevrouw Kant. Dat is een motie die in ieder geval niet door mij uitgevoerd kan worden, omdat er een beroep wordt gedaan op de aandeelhouders van Essent. Er wordt geen beroep op mij gedaan.

De voorzitter:

Ik wil u erop wijzen dat wat mevrouw Kant zegt, klopt. De motie is een oproep aan de Kamer, en niet aan u. Het is in feite een oproep aan de aandeelhouders. Het is een uitspraak van de Kamer naar de aandeelhouders toe.

Minister Van der Hoeven:

Oké, dat klopt. Dus ik hoef daar verder geen woorden aan vuil te maken. Daar hebt u gelijk in.

De voorzitter:

Ik verzoek u om door te gaan met de tweede motie.

Minister Van der Hoeven:

Ik kom bij de tweede motie, ingediend door mevrouw Kant, mevrouw Van Gent en de heer Van der Vlies. Ik heb al eerder gezegd dat het gaat om het borgen van de Nederlandse publieke belangen. In deze motie wordt mij gevraagd om een mogelijk besluit te vernietigen. Dat gaat net een slag te ver, want het vernietigen van een eventueel verkoopbesluit gebeurd door de minister van BZK en alleen als het algemeen belang wordt geschaad. Dat zal ook voldoende moeten worden onderbouwd. Schorsing van een besluit is natuurlijk heel iets anders. Dat is ook de reden dat ik wat positiever was over de opmerking van de heer Van der Vlies over schorsing. Daar sta ik niet negatief tegenover. Dit punt betreft echter het zonder meer vernietigen van het besluit. Ik ontraad aanvaarding van deze motie.

Dan kom ik bij de motie van de heer Graus. Ik heb al gezegd wat ik vind van de vernietiging van aandeelhoudersbesluiten. U kunt zich dus voorstellen dat ik ook aanvaarding van deze motie ontraad.

Dan de vierde motie, van de heer Samsom en de zijnen. Ik ben het daarmee eens, laat ik dat vooropstellen. Ik vind het ook van belang dat het splitsingsproces eerst zorgvuldig wordt afgehandeld. Ik heb al gezegd dat de verkoop voor mij veel te veel verbonden is aan de splitsing en daarmee in feite een geheel vormt. Ik vind dat ongewenst en dat heb ik de aandeelhouders ook laten weten, omdat de verdeling van de vermogensbestanddelen cruciaal is voor de verkoopopbrengst. Zo simpel is het. Zonder splitsingsplan weet men niet exact waarover men het heeft. Ik heb ook altijd gezegd dat er geen overhaaste besluitvorming moet zijn. Ik breng graag, zoals de motie vraagt, opnieuw mijn zorgen daaromtrent over aan de aandeelhouders. Ik doe dat meteen morgenvroeg, voor 9.00 uur, zodat ook niet kan worden gezegd dat de vergadering al is begonnen en dat men nergens van weet. Ik zou u willen vragen om hetzelfde te doen bij uw collega's. Ik laat het oordeel over deze motie over aan de Kamer.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb een vraag over de eerste motie, ingediend door mevrouw Kant, in verhouding tot de motie die de heer Samsom mede met mijn steun heeft ingediend. In eerstgenoemde motie staat "spreekt uit dat de verkoop van het energiebedrijf Essent aan RWE ongewenst is en doet een dringend beroep op de aandeelhouders van Essent om nu niet tot deze verkoop van de aandelen over te gaan". Het gaat dus over de deal die er nu ligt. Als de minister instemt met de motie van de heer Samsom waaronder ook mijn naam staat en die vraagt om het nog even uit te stellen, komt dat een beetje op hetzelfde neer, namelijk nu niet met deze deal akkoord gaan. Dat heb ik ook in mijn eerste termijn gezegd. Kan de minister de samenhang eens even aangeven?

Minister Van der Hoeven:

Ik begrijp wat de heer Van der Ham bedoelt. De eerste motie is een uitspraak van de Kamer aan het adres van de aandeelhouders. Daar ga ik niet over. In de motie van de heer Samsom wordt een relatie gelegd met mijn werk, namelijk het oordeel van de minister over het splitsingsplan van Essent. Daar ga ik wel over. Deze motie kan op mijn steun rekenen, maar de Kamer moet dat zelf uiteraard besluiten. De Kamer gaat erover of zij ja of nee tegen deze motie zegt. De vierde motie spreekt mij rechtstreeks aan, terwijl de eerste motie dat niet doet.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Verbeet

In stemming komt de motie-Kant (31700-XIII, nr. 56).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, D66, de PvdD, de PVV en het lid Verdonk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kant c.s. (31700-XIII, nr. 57).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, de SGP, de PVV en het lid Verdonk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus (31700-XIII, nr. 58).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PVV en het lid Verdonk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Samsom c.s. (31700-XIII, nr. 59).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Gerkens

Naar boven