Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 59, pagina 4757-4766 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 59, pagina 4757-4766 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 18 oktober 2007 te Velsen totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden en de Portugese Republiek tot oprichting van het Europees Gendarmeriekorps EUROGENDFOR (Trb. 2007, 227) (31538).
De voorzitter:
Ik vind het mooi dat wij het woord "gendarmerie" weer eens gebruiken.
Minister Van Middelkoop:
"Marechaussee" is ook een mooi woord.
De voorzitter:
Dat is zo, maar dat staat hier niet bij. Dat mag u straks zelf vertellen.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Brinkman (PVV):
Voorzitter. U bent gewend dat ik lang praat. In dit geval heb ik voor één minuut ingeschreven. Wij zijn er gauw klaar mee. De PVV is altijd tegen Europese samenwerking op militair gebied geweest. Er worden in Brussel en Straatsburg allerlei stappen gezet om de Nederlandse burger te laten wennen aan een Europees leger. Allerlei EUFOR-missies komen in het plan voor en daar gelooft de PVV niet in. Wij geloven in operaties in NAVO-verband. Met dit verdrag wordt een Europese marechaussee geschapen. Ik ben het helemaal met de minister eens dat "marechaussee" een prachtig mooi woord is. Dat moeten wij er zeker in houden. Dit wetsvoorstel is niet alleen onwenselijk omdat wij tegen een Europees leger zijn, maar ook omdat wij in Nederland, bijvoorbeeld bij Schiphol, al een groot tekort aan marechaussees hebben. Ik heb een paar vragen aan de minister.
Ten eerste. De minister spreekt over 40 tot 60 marechausseeleden die zullen worden overgeplaatst. Van welke onderdelen komen zij en waarom kan hij kennelijk wel met gemak 40 tot 60 marechausseeleden voor deze taak vinden en voor Schiphol niet?
Ten tweede. Kan de minister bevestigen dat Nederlandse militairen naar aanleiding van dit verdrag onder het bevel van een buitenlandse generaal kunnen komen te staan?
Ten derde. Kan het gebeuren dat Nederlandse militairen of burgers direct dan wel indirect door deze Europese marechaussee kunnen worden onderzocht en opgepakt? Zo ja, hoe wenselijk is deze situatie?
Voor de duidelijkheid, wij zullen tegen dit wetsvoorstel stemmen.
De heer Boekestijn (VVD):
Mevrouw de voorzitter. Waar haalt de heer Brinkman de gedachte vandaan dat dit verdrag een Europees leger zou betreffen?
De heer Brinkman (PVV):
Volgens mij is de marechaussee een onderdeel van onze defensie en gaat het om militair geschoolde mensen. Als dit een samenwerkingsverband is om marechaussee gezamenlijk in te zetten voor Europese taken, denk ik dat ik mag zeggen dat dit een Europees leger is.
De heer Boekestijn (VVD):
Is de heer Brinkman het met mij eens dat dit verdrag op geen enkele manier de NAVO doorkruist? Is hij het met mij eens dat dit verdrag gewoon een unanimiteitsbeginsel kent en het dus op geen enkele manier supernationaal is en is hij het dus met mij eens dat hij de grootst mogelijke onzin verkoopt?
De heer Brinkman (PVV):
Dat zou de heer Boekestijn moeten weten, want als er iemand vaker onzin verkoopt, dan is hij het wel. Voor de duidelijkheid, het interesseert mij helemaal niet. Ik wil helemaal geen samenwerking op Europees gebied voor beveiliging van onze grondgebieden. Nederland heeft zich met zijn leger zelf te beveiligen. Wij hebben hier grote problemen met de beveiliging van onze eigen grenzen. Mede door zijn VVD-aanhang en zijn VVD-opstelling om Europa te omarmen, hebben wij grote problemen, want daardoor zullen uiteindelijk heel veel buitenlanders onze grenzen binnen stormen. Wij willen een Koninklijke Marechaussee die onze eigen grenzen beveiligt en wij steunen niet de gedachte die hij aanhangt om de beveiliging van onze buitengrenzen af te laten hangen van Roemenië, Hongarije of Bulgarije.
De heer Boekestijn (VVD):
Nu wordt het interessant. De redenering van de heer Brinkman is dus kennelijk dat Nederland een veilig land kan zijn als wij gewoon de dijken verhogen en de grenzen versterken met marechaussee. Ik ken zijn partij. Zijn partij maakt zich net zoals mijn partij grote zorgen over jihadistische moslims. Hij weet net zo goed als ik dat de jihadistische moslims in Nederland contacten hebben met jihadistische moslims elders. Hoe is het dan toch mogelijk dat hij dat alleen maar in Nederland wil bestrijden en niet aan de bron?
De heer Brinkman (PVV):
Dit is absoluut een totaal andere vraag. Die heeft helemaal niets met het Europese leger te maken, met EUROGENDFOR. Wij bestrijden helemaal niet dat wij Europees willen samenwerken om bijvoorbeeld jihadisten te bestrijden, maar dat is niet de enige taak van deze missie. Deze missie heeft meerdere taken en die gaan niet alleen over de bestrijding van jihadisten, moslimextremisten of wat dan ook. Volgens mij slaat de heer Boekestijn de plank volledig mis.
De heer Boekestijn (VVD):
Ik ben blij dat de heer Brinkman erkent dat het een van de taken is van een gendarmeriekorps dat zich met dit soort zaken bezighoudt. Ik stel vast dat de fractie van de PVV op geen enkele manier een serieus antwoord heeft op deze vragen. Ik stel vast dat zij moet erkennen dat het hier niet om een Europees leger gaat, maar dat de heer Brinkman dit wel zegt. Ik vind dit een schamele vertoning.
De heer Brinkman (PVV):
Ik heb dat gevoel ook vaak bij standpunten van de partij van de heer Boekestijn en zeker ook bij zijn standpunten. Wat dat betreft kunnen wij elkaar de hand geven.
De heer Boekestijn (VVD):
Mevrouw de voorzitter. Wij spreken vandaag over het Verdrag tot oprichting van een Europees Gendarmeriekorps. Reeds in de periode van minister Kamp zijn de voorbereidingen voor dit korps begonnen. Dit korps wordt ook wel aangeduid met het prozaïsche acroniem EUROGENDFOR.
De afkorting mag lelijk zijn, dit korps voorziet wel degelijk in een behoefte. De geschiedenis heeft ons geleerd dat er een lacune bestaat tussen enerzijds het herstellen en handhaven van vrede door inzet van militairen en anderzijds het starten van een stabiliserings- en opbouwproces waartoe een blijvend herstel van de rechtsorde noodzakelijk is en waartoe militaire troepen geen mandaat, noch vaardigheden en middelen bezitten. Men hoeft maar even aan Afghanistan te denken om deze bewering op waarde te schatten. Politietaken zijn in crisisbeheersingsoperaties van cruciaal belang.
Ook is het goed om hier te benadrukken – ik heb dit zo-even al gedaan naar aanleiding van de interventie van de heer Brinkman – dat de soevereiniteit van ons land op het gebied van de buitenlandse en defensiepolitiek op geen enkele manier in het geding is. De rechtsgrondslag wordt geboden door de Veiligheidsraad of door uitnodiging daartoe door de desbetreffende soevereine staat. Daarna is er nog altijd consensus – dus unanimiteit – nodig binnen de EVG of het mandaat adequaat is, wil het tot een daadwerkelijke inzet komen.
Mijn fractie hecht er eveneens aan dat de EVG kan worden ingezet voor missies onder EU-, NAVO- of OVSE-vlag. Er kan ook worden opgetreden in een ad-hoccoalitie via een bilaterale status of forces agreement en een stationeringsovereenkomst. Die flexibiliteit past goed bij de nieuwe krachtsverhoudingen in de wereld die zich sinds de val van de muur hebben ontwikkeld.
Mijn fractie heeft nog wel twee vragen. Op dit moment doen alleen de vijf lidstaten van de EU mee die over een politiekorps met een militaire status beschikken, te weten Frankrijk, Italië, Nederland, Portugal en Spanje. Dit doet logischerwijs de vraag rijzen of de overige EU-lidstaten nu als free rider kunnen worden beschouwd. Is dit het geval of bestaan er andere instituties en structuren die deze onevenwichtigheid kunnen redresseren? Ik denk bijvoorbeeld aan EUPOL.
Nederland stelt 40 tot 60 medewerkers van de Koninklijke Marechaussee ter beschikking uit een pool van 153 voltijdse eenheden voor buitenlandmissies. Hoeveel medewerkers stellen de overige vier lidstaten ter beschikking?
De heer Van Bommel (SP):
Mevrouw de voorzitter. De goedkeuring van het Verdrag tot oprichting van een Europees Gendarmeriekorps is een nieuw hoofdstuk in de ontwikkeling van een permanente Europese militaire samenwerking. De SP-fractie heeft in het najaar van 2008 in een uitvoerige inbreng vragen en opmerkingen aan de minister voorgelegd. Helaas blijven er nog vragen over.
In het antwoord op onze inbreng stelt de minister van Defensie dat een permanente militaire structuur gewenst is, maar dat het niet duidelijk is hoe de deelnemende landen invulling zullen geven aan de permanente samenwerking en welke criteria voor deelname zullen worden gehanteerd. Om die reden kon de minister in november 2008 niets concreters zeggen over de vorm van samenwerking. Is nu, vier maanden later, meer bekend? Mijn fractie voelt namelijk weinig voor een permanente Europese militaire samenwerking als de toekomstige richting van die samenwerking onbekend is.
Andere sprekers hebben al woorden gewijd aan de toetreding van eventuele nieuwe leden. Ik heb daar ook vragen over. De minister meldt dat Polen, Roemenië en Turkije in diverse stadia bij de Europese gendarmerie zijn aangemeld. Wat is de betekenis van het Poolse partnerschap met de gendarmerie? Wat is de stand van zaken van de Roemeense aanmelding als lid? Hoe staat het met de aanvraag van Turkije voor waarnemerschap? Welke landen in Europa kunnen uiteindelijk geen lid worden? Worden andere landen uitdrukkelijk uitgenodigd om ook deel te nemen – Duitsland, bijvoorbeeld – of is er geen beleid in die richting? Met andere woorden, is sprake van een zogenaamde "kopgroeppolitiek"? Ten slotte op dit onderdeel de vraag hoe de Europese Gendarmerie zich verhoudt tot de plannen van de minister van Binnenlandse Zaken om vaker politie-eenheden naar het buitenland te sturen.
Over mandaat en inzet het volgende. De SP heeft bezwaren tegen een mandaat voor interventietroepen buiten de Verenigde Naties om; dit geldt voor "interventiegroepen" in de ruime zin van het woord. Daarom vroegen we de regering naar de praktische betekenis van ad-hoccoalities, zoals vermeld in artikel 5 van het verdrag. In dat artikel staat, in helder Nederlands: "EUROGENDFOR kan ter beschikking worden gesteld van de Europese Unie (EU), van de Verenigde Naties (VN) en ook van andere organisaties." Maar dat hóéft dus niet. Sterker nog, de deelnemers hoeven de gendarmerie niet ter beschikking te stellen van de VN en de OVSE. De minister heeft gelijk als hij stelt dat de Europese Unie door een soevereine staat kan worden uitgenodigd om bij te springen, zoals in het geval van een lopend conflict, of als dit door een partij als zodanig wordt gezien. Maar wat te doen als een regering van een verscheurd land de gendarmerie wil inroepen om haar macht te bestendigen tegenover opstandelingen? En wat als die regering weliswaar goede relaties onderhoudt met de Europese Unie en een groot belang voor de Europese Unie vertegenwoordigt, maar heel slecht is voor de eigen bevolking? Dat is toch niet zo'n ongerijmd scenario? En wat als de andere grootmachten in de wereld daar anders over denken? De zinsnede in het antwoord van de regering over een adequaat mandaat impliceert dat de gendarmerie internationaalrechtelijke risico's wil nemen; risico's die mijn partij gevaarlijk voorkomen. Dit alles zou betekenen dat de grootmacht Europese Unie tegenover andere grootmachten zou komen te staan. Ik hoor graag een heldere reactie op een dergelijke casus.
De heer Boekestijn (VVD):
Voorzitter. De heer Van Bommel vreest dus dat wij de soevereiniteit kwijtraken. Maar ons land kan toch op elke manier besluiten om niet deel te nemen?
De heer Van Bommel (SP):
Dat klopt: wij blijven in full command, gelukkig maar. Het zou immers wat wezen als wij ondergeschikt werden aan deze Europese Gendarmerie, militair gesproken aan de Europese Unie, of aan welke entiteit ook. Laten we alsjeblieft die weg niet opgaan. Mij gaat het erom dat niet duidelijk is onder welke omstandigheden deze nieuwe militaire entiteit, deze nieuwe militaire samenwerkingsorganisatie, kan worden ingeroepen, en door wie.
De heer Boekestijn (VVD):
Ja, maar die omstandigheden kunnen we zelf beoordelen en we kunnen dus ook zelf besluiten om het niet te doen. Met andere woorden, u heeft geen enkel obstakel om het verdrag te steunen.
De heer Van Bommel (SP):
Nee, dat klopt niet. Als de SP het allemaal kon uitmaken, dan was ik het met u eens en zou ik meteen mijn handtekening zetten, maar helaas is dat niet zo. Of misschien moet ik zeggen: nóg niet zo.
Het gaat erom dat wij nu een nieuwe samenwerking gaan creëren, waarbij voor mijn fractie veel vragen overblijven over wat dit nieuwe militaire apparaat precies gaat doen, ondanks de uitgebreide schriftelijke antwoorden.
De heer Boekestijn (VVD):
Het is van tweeën een: of u kiest voor een intergouvernementeel Europa, waarbij steeds unanimiteit nodig is, en dat is de lijn van deze regering ten aanzien van dit verdrag; of u kiest voor een supernationaal Europa en dan is dat een probleem, want daarbij geldt bij stemming de meerderheid. De intergouvernementele lijn is volkomen consistent met de SP-opvattingen. Ik begrijp u dus echt niet meer.
De heer Van Bommel (SP):
Ik wil hier best wel een extra woord aan wijden. Het gaat erom dat wij een nieuwe militaire samenwerking aangaan. Daarbij is het niet duidelijk – en de minister erkent dat – welke kant die precies opgaat. De vraag is dus of er behoefte is aan deze nieuwe militaire samenwerking. We hebben immers al zo veel samenwerkingsverbanden op dit gebied: we hebben de ad-hoccoalities binnen de NAVO en buiten de NAVO; we hebben de Verenigde Naties, voor mij de ultieme organisatie die de inzet van geweld tussen staten kan legitimeren. Ik zie het probleem dus niet, ik zie niet waarom er behoefte zou zijn aan deze organisatie. Ik zie wel heel veel onbeantwoorde vragen.
De heer Boekestijn (VVD):
Voorzitter, mag ik nog één vraag stellen?
De voorzitter:
De agenda is niet heel vol, maar voor u het weet, went u eraan dat u zo vaak mag interrumperen en dat zou een slechte ontwikkeling zijn.
De heer Boekestijn (VVD):
Ik zou dat best een goede ontwikkeling vinden!
De voorzitter:
Daar was ik al bang voor, dus ik wil het gelijk ontmoedigen. Maar ga uw gang.
De heer Boekestijn (VVD):
Voorzitter. Ik probeer altijd een analyse te maken van het standpunt van de SP. Als ik dat nu een beetje tegen het licht houd, zegt de SP bijvoorbeeld dat wij in Afghanistan in het noorden misschien wel wat kunnen doen en daar kunnen inzetten op ontwikkeling en diplomatie. De SP erkent ook wel dat daarbij politietaken noodzakelijk zijn. De heer Van Bommel heeft er volkomen gelijk in dat Europa een zeer onvolkomen orgaan is. Dat geldt– helaas – ook steeds meer voor de NAVO. Maar nu hebben we iets dat we zouden kunnen gebruiken, zelfs ook buiten het verdragsgebied van Europa.
De voorzitter:
Dat klinkt niet als een vraag maar meer als een lezing!
De heer Boekestijn (VVD):
Politietaken zouden door de SP dan ook heel positief gewaardeerd kunnen worden. Ik begrijp dus niet zo goed waarom de heer Van Bommel hiertegen is. Hij kan het argument dat hij tegen een supranationaal Europa is hier niet gebruiken, want dit is niet supranationaal. Dat heeft er niets mee te maken.
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. Nederland zendt gelukkig al sinds jaar en dag politiemensen, marechaussee en civiele krachten in alle vormen en verbanden uit. Daar hebben wij niet nog een nieuwe organisatie voor nodig. Wij doen al heel veel in OVSE-verband, met de politiemissie in Irak en met opleidingsmissies. Het probleem is eerder dat wij zowel bij de krijgsmacht als bij de politie te weinig mensen hebben om uit te zenden dan dat wij weer een nieuw verband voor uitzending moeten krijgen. In die zin heeft de PVV nog gelijk ook.
Voorzitter. Het is niet alleen de vraag waarvoor deze nieuwe macht in het leven wordt geroepen maar ook waar de gendarmerie wordt ingezet. Is het mogelijk dat zij ook in Europa wordt ingezet? Zo ja, aan welke landen moeten wij dan denken? Was het bijvoorbeeld mogelijk geweest dat zij in Georgië zou zijn ingezet naar aanleiding van de oorlog afgelopen augustus? Is het wellicht zelfs mogelijk dat deze gendarmerie wordt ingezet in een lidstaat van de Europese Unie zelf, een lidstaat die ook geen onderdeel uitmaakt van de gendarmerie? Zo ja, onder welke omstandigheden?
Voorzitter. Dat brengt ons op de zogenaamde Status of Forces Agreement (SOFA), de afspraken die landen maken over de aanwezigheid van zo'n macht. De SP heeft bij artikel 6 van het verdrag gevraagd naar de status van de overeenkomst tussen de zogeheten derde staat en de zendstaat. Het antwoord van de minister roept weer nieuwe vragen op. Als een ontvangende staat de gendarmerie in het land ontvangt, moet deze een overeenkomst met dat land sluiten. Maar blijkbaar is het mogelijk dat Nederland het niet met die overeenkomst eens is, want wat betekent anders de zinsnede dat het mogelijk is dat de commandant van de EGF gemachtigd wordt namens de EGF overeenkomsten te sluiten? Deze machtiging dient expliciet en bij consensus te geschieden. Nederland geeft er ook de voorkeur aan, de nog jonge en kleine EGF-organisatie hiermee niet te belasten. Nederland zal dus zelf een bilaterale SOFA afsluiten. Aan welke onenigheid denkt de minister en heeft het wel zin om dan in gendarmerieverband uit te rukken als er geen consensus is? Die vraag is natuurlijk aan de orde, want de minister voorziet dat wij buiten de SOFA zelf een bilaterale overeenkomst zouden moeten sluiten. Dat duidt erop dat die consensus er niet is. Zou die consensus er namelijk wel zijn, dan was die uitzonderingspositie voor Nederland niet nodig. Ofwel ik begrijp het niet, ofwel de minister moet nader toelichten wat dan het gebrek aan consensus zou veroorzaken.
Voorzitter. Ik kom op het geweldspectrum. Wij gaan uit van een laag geweldsspectrum met flankerend beleid. De SP-fractie vreest dat de gendarmerie als flankerende macht bij een interventie zal worden ingezet, waarbij deze de politietaken doet – dus de werkzaamheden in het zogenaamde lagere geweldsspectrum – naast een legermacht die in een veel hoger geweldsspectrum opereert. Wellicht is dit voor de korte termijn geen realistisch scenario, maar op langere termijn is het ook geenszins uit te sluiten. Is de minister bereid hier uit te sluiten dat de gendarmerie als flankerende macht wordt ingezet bij grotere operaties van de Europese Unie of de NAVO? In antwoord op deze vragen over de artikel 100-procedure wordt deze procedure volgens het kabinet alleen gevolgd ingeval de marechaussee ook onderdeel uitmaakt van de militaire missie. Het feit dat de gendarmerie robuuste, gewapende eenheden betreft, wordt hier dus niet relevant geacht. Dit is puur formalisme en met de oprichting van de gendarmerie worden de grenzen van de artikel 100-procedure bewust opgezocht. Dat geldt ook voor het doel van de gendarmerie om een lacune op te vullen tussen militaire taken en normale politietaken. Ik hoor graag de reactie van de minister.
Afsluitend is de SP-fractie voorstander van Europese samenwerking, maar tegenstander van een aparte Europese buitenland- en veiligheidspolitiek, zoals verwoord in de afgewezen Europese grondwet en zoals nog steeds omschreven in het Verdrag van Lissabon, dat door de bevolking van Ierland in een referendum terecht is afgewezen. Of de minister nu spreekt over European Battlegroups of over een European Gendarmerie Force, hij wil gewoon doorgaan met het militariseren van Europa. De SP heeft daaraan geen behoefte.
De voorzitter:
Er hebben zich geen andere sprekers aangemeld. De minister mag van mij wat tijd nemen voordat hij aan zijn beantwoording begint, maar dat hoeft niet.
Minister Van Middelkoop:
Voorzitter. Zoals bekend is snel handelen een van de vereisten binnen het ministerie van Defensie. Dat vereiste heb ik mijzelf ook maar eigen gemaakt.
Dank aan de Kamerleden die aandacht hebben gegeven aan dit wetsvoorstel, dus het goedkeuringswetsvoorstel met betrekking tot het Verdrag tot oprichting van het Europese Gendarmeriekorps. Mevrouw de voorzitter, u had gelijk. Ook ik vind het woord gendarmerie mooi. Bij de voorbereiding kon ik na een redenering de conclusie trekken dat dit kon betekenen dat een marechaussee thuiskomt met de mededeling dat hij een tijdje heeft geopereerd als gendarme, dus als het ware een dubbele titel heeft gekregen. Dat is ook zo. U bent geen woordvoerder, maar ik leg het u toch graag zo uit.
Recente internationale crisisbeheersing- en vredesoperaties hebben aangetoond dat naast de noodzaak tot militaire vredeshandhavingseenheden ook bijzondere behoefte bestaat aan robuuste politie-eenheden, gendarmerie, die zelfstandig inzetbaar zijn in instabiele situaties. Dat is ook precies de behoefteschets die de heer Boekestijn in zijn verhaal naar voren bracht. Hij had daar volstrekt gelijk in. De afgelopen vijftien jaar hebben wij geleerd dat er een lacune is tussen enerzijds het herstellen en handhaven van de vrede door inzet van militairen en anderzijds het starten van een stabiliserings- en opbouwproces. Hierbij gaat het om een blijvend herstel van de rechtsorde waar reguliere militaire eenheden meestal niet over een bijzonder mandaat of de juiste vaardigheden beschikken. Ook is gebleken dat in dergelijke instabiele situaties nog niet kan worden volstaan met de inzet van slecht of niet functionerende lokale politie, voor zover die aanwezig is, dan wel door de normale politie-eenheden uit derde staten. De EGF kan nu juist deze lacune opvullen.
Dat kan betekenen, zo zeg ik tot de heer Brinkman, dat burgers kunnen worden opgepakt. Hij stelde zelfs de toegespitste vraag of ook Nederlandse burgers kunnen worden opgepakt. Dat kan, als zij tenminste in de buurt zijn van zo'n EGF-operatie. Ik zie echter dat de heer Brinkman er niet meer is. Ik zou bijna in de verleiding komen om de EGF als eerste opdracht te geven om de burger Brinkman op te pakken.
De voorzitter:
De heer Brinkman moest naar een overleg van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken. Daar kan hij ook niet worden gemist. Hij kan zichzelf niet in tweeën splitsen.
Minister Van Middelkoop:
Ik herinner mij die problematiek uit het verleden. Ik zal de vraag van de heer Brinkman toch beantwoorden. In 2003 heeft Frankrijk het initiatief genomen tot de oprichting van een Europese gendarmeriemacht met de vier lidstaten van de Europese Unie, zoals die op dat moment bestond, die over een politiekorps met militaire status beschikten. Dat waren Italië, met de carabinieri, Nederland, Portugal en Spanje. Het verdrag waarmee het Europees gendarmeriewapen van de noodzakelijke volkenrechtelijke basis wordt voorzien, is uiteindelijk op 18 oktober 2007 in Velsen, Noord-Holland, ondertekend door de hierboven genoemde landen.
Dat brengt mij op de vragen van de heren Van Bommel en Boekestijn over mogelijke andere landen. De stand van zaken is als volgt. De Roemeense aanvraag voor het lidmaatschap is positief ontvangen. Op dit moment wordt de formele Roemeense toetreding tot de EGF voorbereid. Polen heeft in 2007 de partnerstatus gekregen. In december 2008 heeft ook Litouwen officieel gemeld partner te willen worden. Dat zijn dus mogelijkerwijs stappen in de richting van een compleet lidmaatschap. Dat is echter later te bezien. Turkije heeft ook een aanvraag ingediend om partner te worden, maar die wordt tot nu toe door Frankrijk geblokkeerd, al schijnt er enige beweging in te zitten. Ik voeg daar wel aan toe dat Turkije tot op dit moment geen EU-lidstaat is, dus het kan om die reden, verdragsmatig, geen lid worden van de EGF. Het kan echter wel als waarnemer of als partner functioneren.
De heer Boekestijn heeft een daarop toegespitste vraag gesteld, namelijk: zijn de andere EU-lidstaten die geen lid zijn dan "free riders"? Ik vind dat in dit geval een niet geheel terechte kwalificatie. Als je geen gendarmerie, marechaussee, carabinieri, enzovoorts hebt, dan houdt het op. Een land als Duitsland heeft geen dergelijke capaciteit tussen politie en het leger. Dan is het unfair om het "free riders"-gedrag te verwijten. Als ooit, op heel lange termijn, het "gevaar" waar de heer Van Bommel het over had, bewaarheid wordt, namelijk dat dit onderdeel wordt van een Europees leger, dan doet de vraag naar "free riders"-gedrag zich in een iets andere vorm wellicht voor. Op dit moment is dat echter niet aan de orde. Daarmee heb ik ook een vraag van de heer Van Bommel over de beperking van het lidmaatschap beantwoord.
De EGF moet de volgende doelstellingen waarborgen:
1. ervoor zorgen dat de Europese Unie een volwaardige capaciteit heeft voor het verrichten van alle politietaken bij crisisbeheersingsoperaties, in het bijzonder met betrekking tot substitutiemissies;
2. door middel van het inrichten van een hoofdkwartier zorgen voor een multinationale operationele structuur voor staten die voornemens zijn deel te nemen aan die EU-operaties;
3. het kunnen deelnemen aan initiatieven van internationale organisaties op het gebied van crisisbeheersing.
De EGF zal dus in eerste instantie vooral ter beschikking staan van de Europese Unie. Daarnaast kan de EGF echter ook ter beschikking worden gesteld aan de Verenigde Naties, de OVSE, de NAVO en andere internationale organisaties of ad-hoccoalities. Ik had aan het adres van de heer Brinkman nog wervend kunnen zeggen: terwijl hij zei dat hij wel akkoord kon gaan met inzet in NAVO-verband, is die mogelijkheid nadrukkelijk ingesloten in deze opzet. Alles wat daarnaast echter nog als mogelijkheid zou zijn opgenomen, zou hem waarschijnlijk niet tevreden hebben gesteld.
Voor de operationele inzet van de EGF is een unaniem besluit vereist van de landen die deelnemen aan de EGF. Elk deelnemend land behoudt de volledige vrijheid om te beslissen of zijn eenheden aan een EGF-operatie deelnemen. De heer Van Bommel noemde in dat verband een aantal, enigszins academische situaties – dat bedoel ik niet vervelend – en hij gebruikte het adjectief "ongerijmde". Ik kan hier geen uitspraken doen over de vraag in welke concrete situaties de EGF zal worden ingezet. De eerste inzet, die wij nu kennen, is in Bosnië. Dat is overigens een heel herkenbare situatie. Daar doet zich de behoefte voor en daar is de EGF voor. Dat is toch geen ongerijmde situatie. Naast zijn gekende EU-bezwaren maakte de heer Van Bommel er een groot punt van dat hij niet wist in welke omstandigheden de EGF zou kunnen worden ingezet. Daar kun je een groot punt van maken, maar dat is niet nodig. Als je de bijzondere taken van deze EGF beschouwt en de bijzondere capaciteit die ervoor wordt ingezet, dan zie je dat het gaat om het vullen van de niche tussen militaire inzet en gewone politie-inzet. Waar zich dat voordoet, is er sprake van een omstandigheid waarin de EGF mogelijkerwijs een bijdrage kan leveren. Daar moet dan natuurlijk een verzoek van de VN aan voorafgaan of van de NAVO, een ad-hoccoalitie of wie dan ook. Ook dan nog kan de EGF alleen op basis van unanimiteit worden uitgezonden. Die consensus is echt een vereiste. Om de heer Van Bommel op dit punt misschien helemaal gerust te stellen: het zal altijd gaan conform de artikel 100-procedure. Zijn verwijt dat wij de randen van de artikel 100-procedure zouden hebben opgezocht, begrijp ik in het geheel niet. Dat is bij mij ook niet echt geland, althans het is nooit de intentie van de regering, laat staan van de minister van Defensie, om die randen op te zoeken. Wij zijn de randen allang overgegaan, doordat wij in het verleden al hebben afgesproken dat de artikel 100-procedure ook bij een civiele inzet, die vergelijkbaar is, zo veel mogelijk wordt gevolgd.
De heer Van Bommel (SP):
Ik maak een opmerking over het bij unanimiteit uitzenden. De minister geeft aan dat het landen altijd vrijstaat om niet deel te nemen aan een uitzending – dat is een feitelijkheid. Dan ontstaat daarmee toch de facto de situatie dat landen gepaaid kunnen worden met die consensus? Zij hebben immers de vrijheid om te zeggen: wij doen met de praktijk van deze uitzending niet mee. Zo kunnen landen, zeker de kleinere landen, met het grootste gemak met zachte dwang richting consensus worden geleid, omdat zij de belofte van deze nieuwe macht krijgen dat zij daar praktisch niet aan hoeven deel te nemen. Dat zal de feitelijke ontwikkeling zijn.
Minister Van Middelkoop:
Dat zal de ontwikkeling niet zijn. Het zijn landen die elkaar al kennen binnen de Europese Unie, en die vrij volwassen met elkaar omgaan. Er ligt een latent verzoek om de EGF in Kosovo in te zetten. Spanje, een van de EGF-deelnemers, heeft Kosovo niet willen erkennen. Totdat Spanje Kosovo erkent, wordt de EGF gewoon niet in Kosovo ingezet. Prima. Zo werkt consensus, en daarom is deze er ook. Ik ga geen concrete voorbeelden noemen, maar in een andere situatie zal Nederland mogelijkerwijs moverende bezwaren hebben. Dan gebeurt het dus niet om die redenen. Maar de inzet moet wel zijn dat je desgevraagd met elkaar in die behoefte probeert te voorzien, want daarvoor ben je. Als dat de zorg van de heer Van Bommel is, dan vind ik dat geen reële zorg.
De heer Van Bommel (SP):
De minister kan net zo moeilijk in de toekomst kijken als ik. Daarom kan de minister nooit beweren dat de EGF niet in Kosovo kan worden ingezet, omdat sprake is van het niet erkennen van Kosovo door Spanje. Spanje kan zich uiteindelijk gedwongen voelen om wel in te stemmen met het zenden van de EGF onder gewijzigde omstandigheden in Kosovo, zoals het ontstaan van etnische spanningen, het risico van verdere opsplitsing of wat dan ook. Die druk kan dan enorm worden. Met de belofte "u hoeft daar verder niet aan deel te nemen, u heeft er verder niets mee te maken en dat zullen wij ook ruim bekendmaken" kan de situatie zich dus wijzigen in de zin dat daar wel op die wijze een inzet zal worden gepleegd. Die situatie is helemaal niet zo ondenkbaar als de minister schetst. Wij kunnen beiden niet in de toekomst kijken. Het punt dat ik wil maken, is dat wij met het creëren van deze organisatie deze onzekerheid in huis halen.
Minister Van Middelkoop:
Ik vind de redenering van de heer Van Bommel behoorlijk gezocht. Hij is toch ook vertrouwd met de internationale figuur dat je pas iets doet als je daartoe komt op basis van consensus, en niet op basis van meerderheidsbesluitvorming? Dat geldt voor deze zeer bescheiden initieel van start gaande EGF evenzeer. Als je de EGF, waar wij net mee beginnen, in het ongerede wil brengen, dan moet je nu beginnen met het forceren van een consensus. Maar geen enkel land laat zich forceren tot een consensus. Die figuur kennen wij toch ook binnen de Europese Unie? De Nederlandse regering heeft zich toch ook niet tot een consensus laten forceren bij de omgang met Servië? De heer Van Bommel kent de positie van de heer Verhagen inzake de relatie met het Joegoslaviëtribunaal. Zo werkt die wereld toch?
De heer Van Bommel (SP):
Laat ik dan even wijzen op de situatie rond Afghanistan. Daarbij waren wel degelijk twijfels, ook aan Nederlandse zijde, over de vraag of artikel 5 van het NAVO-verdrag aan de orde was: moest de aanval op Amerika worden opgevat als een aanval op de NAVO? Nederland heeft nog om opheldering gevraagd van de betekenis van artikel 5 in dit verband. Verschil van mening is er, en was er ook over Irak. Dat probleem ligt dus volledig op tafel. Dit probleem zal niet blijken nu wij in alle rust over deze organisatie kunnen praten, maar pas in een gespannen situatie waarin een uitzending van deze nieuwe organisatie wordt gevraagd.
Minister Van Middelkoop:
Als je ertegen wilt zijn, dan zijn dit echt overdreven argumenten. Ik vind deze argumenten niet echt valide om tot een zo ver gaande negatieve beoordeling van dit verdrag te komen. Het spijt mij zeer.
De heer Boekestijn (VVD):
Voorzitter. De heer van Bommel uitte bezwaren tegen het unanimiteitsbeginsel. Hij zegt dat landen onder druk worden gezet en dan op enig moment toch meedoen. Vindt de minister het niet opmerkelijk dat dit standpunt volstrekt inconsistent is met het verkiezingsprogramma voor Europa van de SP?
Minister Van Middelkoop:
Als de heer Boekestijn mij wil laten zeggen dat het bij de heer Van Bommel nooit goed is, heeft hij een punt. In de meeste situaties zal de heer Van Bommel immers niet willen afwijken van een unanimiteitsvereiste om redenen van bijvoorbeeld nationale soevereiniteit. Nu is hier een unanimiteitsbeginsel en dan is het weer niet goed. Dank voor deze bijval. De heer Boekestijn dwingt mij als het ware om nog eens pregnant te formuleren dat de bezwaren van de heer Van Bommel echt vergezocht zijn.
De heer Van Bommel (SP):
De minister laat zich verleiden tot uitlokking.
Minister Van Middelkoop:
De heer Boekestijn heeft een punt.
De heer Van Bommel (SP):
De heer Boekestijn heeft volgens mij geen punt. Het verbaast mij dat de minister zich daarvan eigenaar maakt. Juist op het punt van buitenlandse zaken en defensie weet hij dat de SP als geen ander hecht aan unanimiteit. Daarom maak ik dit punt. Er kan een schijnunanimiteit ontstaan op het moment waarop landen met de belofte dat zij zelf niet hoeven deel te nemen, tot die unanimiteit kunnen worden verleid, zoals overigens ook wel in de NAVO gebeurt.
Minister Van Middelkoop:
Ik vind het woord "schijnunanimiteit" buiten de orde. Als vijf landen, landen die elkaar kennen, op een volwassen manier een verdrag sluiten, vind ik het overdreven en gekunsteld om een oordeel te baseren op een mogelijke situatie waarin een van die landen gedwongen zou worden door een ander. De heer Van Bommel zou verdragsrechtelijk tevreden moeten zijn met het feit dat het unanimiteitsvereiste is opgenomen.
De heer Van Bommel heeft een vraag gesteld over de Status of Forces Agreement (SOFA), iets wat wij ook kennen bij de NAVO en de Europese Unie. Hij citeert uit de stukken dat de commandant kan worden gemandateerd om internationale overeenkomsten te sluiten. Ik voeg daaraan toe dat Nederland SOFA's van dermate groot belang vindt dat het die graag zelf wil afsluiten. Dat heeft ook te maken met de verantwoordelijkheid voor de eigen werknemers, in dit geval de Koninklijke Marechaussee. De grondslag daarvoor is natuurlijk de eigen verantwoordelijkheid.
De gendarmeriemacht is een vooraf samengestelde operationele eenheid, die bij crises snel inzetbaar kan zijn. De EGF heeft een multinationaal en uitzendbaar permanent hoofdkwartier in Vicenza, Italië. Het commando van de EGF rouleert tussen de EGF-lidstaten. Nederland zal in 2011 de commandant leveren.
Het hoofdkwartier bestaat uit een multinationale kern die naar behoefte en na overeenstemming tussen de deelnemende landen kan worden versterkt. Verder omvat de EGF personeel van de politiemachten met militaire status van de partijen, die door de partijen aan de EGF worden toegewezen voor het uitvoeren van missies of oefeningen, nadat dit onder bevel is gesteld van de EGF. In de huidige opzet zijn er vier Nederlandse functionarissen van de marechaussee werkzaam op dat hoofdkwartier in Italië. In totaal zijn er op het hoofdkwartier ongeveer 35 mensen werkzaam. De EGF wordt aangestuurd door de Hogere Interdepartementale Commissie, CIMIN, die tweemaal per jaar bijeenkomt. De commandant is verantwoording schuldig aan CIMIN.
Wanneer tot deelname aan de operatie wordt besloten, benoemen de deelnemende landen één commandant voor die EGF-missie. Het permanente hoofdkwartier van de EGF functioneert dan als hoofdkwartier voor het operationele hoofdkwartier van de commandant voor de EGF-missie. Die situatie doet zich nu voor in Bosnië. De rol van het permanente hoofdkwartier in de bevelsketen zal worden ingevuld aan de hand van de behoeften die de situatie stelt.
De heren Brinkman en Van Bommel stellen vragen van kwantitatieve aard. De Nederlandse bijdrage aan de EGF bestaat uit 40 tot 60 marechaussees. Om misverstanden te voorkomen: zij zijn niet permanent in Vicenza of waar dan ook aanwezig, maar zij zijn beschikbaar en kunnen desgevraagd snel worden ingezet. Als zij niet worden ingezet, doen zij gewoon hun werk, bijvoorbeeld op Schiphol. Het totale aantal dat door alle landen beschikbaar is gesteld, is 800 mensen. Dat is de maximale omvang van een mogelijke missie.
De 40 en 60 Nederlandse marechaussees maken deel uit van de pool die de KMar heeft van in totaal 153 functionarissen die in het kader van internationale politiemissies inzetbaar zijn. Dan kunt u ook denken aan SSR-achtige activiteiten en aan EUPOL, waarover wij het ook vaak hebben gehad. Daarvoor heeft de KMar een pool, waaruit wordt geput als ook de EGF een bijdrage vraagt.
In het verdrag is vastgesteld wat de volkenrechtelijke grondslag van de EGF is en wat de doelstellingen zijn. Tevens zijn institutionele en juridische aspecten geregeld en worden aspecten vastgelegd als de taken van de hoge interdepartementale commissie en de commandant van de EGF, de rechtsbevoegdheid van de EGF, voorrechten en immuniteiten van de EGF en haar personeel, en voorwaarden ten aanzien van financiën en eigendomsrechten. Dit zijn allemaal vertrouwde zaken als het gaat om internationale instituties.
De heer Brinkman vroeg of een Nederlandse marechaussee onder bevel kan worden gesteld van een buitenlandse commandant. Ja, logischerwijs, zou ik bijna zeggen. Als de EGF operationeel gaat functioneren, kan zich die situatie voordoen. Daar lijkt mij ook helemaal niets op tegen.
De heer Van Bommel stelde nog een vraag over de relatie van de EGF met niet alleen de voornemens maar ook de uitvoering daarvan van mijn collega, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die ook internationaal de politie meer wil inzetten. Dat is een zelfstandige activiteit, die sowieso verdragsrechtelijk, maar verder ook losstaat van waarover wij het nu hebben, al kunnen zij elkaar in het veld natuurlijk best een keer tegenkomen. Maar de EGF is er nu juist voor om het gat te kunnen vullen tussen militaire inzet en de nog niet bestaande politionele capaciteit van een land. Als de EGF op een gegeven moment zijn werk heeft gedaan, kan ik mij de situatie voorstellen dat die taken overdraagt aan politiefunctionarissen, Nederlands of niet. Dan komt minister Ter Horst om de deur kijken.
De heer Van Bommel (SP):
Laten wij dan de casus Afghanistan eens nemen. De politie is daar een rommeltje, corrupt, niet opgeleid, krijgt geen salaris, heeft geen wapens en wat dies meer zij. Er zijn dus grote problemen. Een EU-missie komt daar niet goed van de grond. Zou zo'n gendarmeriekorps daar dan kunnen worden ingezet? Is dat het beeld dat u heeft?
Minister Van Middelkoop:
Ja, het verdrag waarover wij nu spreken en waarvoor ik nu goedkeuring vraag, staat dat zeker toe. Wij kunnen de geschiedenis niet terugdraaien, maar ik had mij ook de situatie kunnen voorstellen – wij beginnen nu pas met de EGF – dat zich dat ook daadwerkelijk had voorgedaan. Je kunt ook zeggen dat EUPOL-taken in hoge mate het takenpakket overlappen waarvoor de EGF in het leven is geroepen. Maar aan EUPOL doen veel meer landen mee. Er kunnen ook nog landen van buiten de Europese Unie aanhaken.
De heer Van Bommel (SP):
In Amerikaanse televisieseries zeggen ze dan: "I rest my case." De minister zegt het hier eigenlijk zelf: EUPOL doet dat, het zijn nog meer landen en het is zelfs breder. Dus waarom moeten wij nu een nieuwe organisatie oprichten om dat werk te doen, terwijl wij eigenlijk al vaststellen dat de organisatie die dit werk doet, bijvoorbeeld in Afghanistan, niet goed van de grond komt? Dan zijn wij toch bezig om een nieuw huis te bouwen op een zwak fundament? Wij weten wat er dan gebeurt. Kijk maar eens naar de beelden in Keulen.
Minister Van Middelkoop:
Dit moet de latere lezer van de Handelingen uitgelegd worden. De EGF is een jaar of vijf, zes geleden gestart. De problematiek waarvoor de EGF in het leven is geroepen, bespreken wij nu even aan de hand van een heel bijzondere casus – Afghanistan – maar de EGF kan in principe all over the world worden ingezet waar het type problemen zich voordoet waarvoor de EGF in het leven is geroepen. De heer Van Bommel weet zelf, ook als woordvoerder van zijn fractie, hoe lastig de hele EUPOL-missie tot stand is gekomen. Als dat de zorg was en is van de heer Van Bommel, is er toch alles voor te zeggen om een bestaande capaciteit – EUPOL was geen bestaande capaciteit, die is geconstrueerd voor de situatie – beschikbaar te hebben en eventueel in te zetten? Als ik de heer Van Bommel nu zo ver kan krijgen dat hij erkent dat er zich problemen kunnen voordoen waar een EUPOL-achtige activiteit nodig is, of police monitoringteams die wij ook hebben in Afghanistan, die bemand zijn door militairen en marechaussee, of een EGF-activiteit, dan hebben wij denk ik een halve slag gewonnen. Ik realiseer mij dat de heer Van Bommel institutioneel nog altijd zijn EU-problemen heeft, maar de zaak zelf – ik zie hem ja knikken – wordt door hem onderkend, al zou hij kennelijk een andere vormgeving op prijs stellen. Ik heb via een retorische vraag al duidelijk gemaakt dat ik niet begrijp waar ik de grenzen van de artikel 100-procedure zou hebben opgezocht. Daar is geen sprake van.
De heer Van Bommel stelde mij de wat merkwaardige vraag, althans in mijn ogen, of ik wil uitsluiten dat de EGF flankerend zou kunnen opereren aan NAVO-missies, EU-missies en soortgelijke missies. Dat wil ik nu juist niet uitsluiten. Ik kan mij heel goed situaties voorstellen waarin de EGF op die manier opereert. Nogmaals: ik had de heer Van Bommel volgens mij zo ver dat hij erkende dat er zich in de praktijk een probleem kan voordoen waarin de EGF of de EUPOL, die enigszins aanpalend is, een rol kan spelen. Dat zullen vaak situaties zijn waar eerst militairen zijn binnengekomen. Ik denk aan de NAVO en het EVDB. Met militairen kan men niet alles redden. In die situatie, voordat de politie kan binnenkomen, kan ik mij een EGF-achtige activiteit voorstellen. Dat is heel normaal. Als ik dat zou uitsluiten, zou ik een heleboel situaties uitsluiten waarin de EGF prima werk kan verrichten en dat gat zou kunnen opvullen. In dat geval zou ik hier echter niet hebben gestaan en zou ik dat verdrag nooit hebben gesloten.
De heer Van Bommel (SP):
Wij zien EUPOL als een experiment, waarmee wij overigens hebben ingestemd, omdat wij ook zagen dat er een lacune is.
Minister Van Middelkoop:
Het woord "experiment" neem ik niet over. Het gaat om een constructie ad hoc. Daar is niets op tegen.
De heer Van Bommel (SP):
Nee, maar omdat het gaat om flankerend optreden bij een veel grotere operatie in een buitengewoon moeilijk gebied, kan er worden gesproken van een experiment. Wij weten niet hoe dat uitpakt en in die zin is er sprake van een riskante onderneming. Die heeft echter onze steun. Nu wij met een nieuw instituut beginnen, vinden wij dat de taakopdracht daarvan zo beperkt mogelijk zou moeten worden gedefinieerd. Immers: hoe ruimer wij dat doen, hoe meer wij een zorg op de schouders van dat instituut leggen, waardoor wij onze goede bedoelingen om ergens een verschil te maken op het vlak van politietaken, om zeep helpen. Dat moet de minister gewoon niet willen.
Minister Van Middelkoop:
De heer Van Bommel manifesteert zich nu, misschien vanuit "le besoin de la cause", als een zorgelijk zieltje en zo ken ik hem niet. Het is toch alleszins redelijk dat ik de heer Van Bommel vraag – nogmaals, ik dacht dat ik hem zo ver had – om de zaak gewoon eens functioneel te bekijken? Als wij in de wereld van vandaag situaties tegenkomen die wij niet met militairen kunnen oplossen of niet met militairen moeten willen oplossen, omdat zij voor andere kerntaken beschikbaar moeten zijn, en waar de lokale politie en ook de internationale politie de situatie nog niet aan kan, dan is de EGF het type activiteit dat daarvoor geschikt is, vanwege de algemene functionaliteit van de EGF. In concreto betekent dit dat wij de heer Van Bommel nooit zullen passeren, want de inzet van de EGF zal altijd via de artikel 100-procedure verlopen. Voor zover dus de zorgen van de heer Van Bommel, die ik wat overdreven vind, wellicht gerechtvaardigd zijn, heeft hij in concrete situaties nog alle gelegenheid om die naar voren te brengen. Eerlijk gezegd vind ik dit type zorg geen voldoende argumentatie om af te zien van steun voor het wetsvoorstel.
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. Bij een dergelijk belangrijk besluit wil ik in tweede termijn nog een aantal conclusies trekken, ook omdat ik een en ander in eerste termijn principieel heb neergezet. Ik dank de minister voor zijn uitgebreide reactie.
Ik benadruk nog eens dat de SP-fractie voorstandster is van betrokkenheid van Nederland bij internationale veiligheidsvraagstukken en andere vraagstukken, ook met inzet van de krijgsmacht, met inzet van politie, met inzet van diplomatie en zelfs met inzet van politici, mensen aan de kant van de regering, maar ook aan de kant van de Kamer, als het gaat om verkiezingswaarneming of welke taak dan ook. Vandaag moeten wij de vraag beantwoorden of daar een nieuw instituut voor nodig is, een instituut bovenop alles wat wij al hebben en waar wij, met steun van mijn fractie, ik blijf dat herhalen, aan deelnemen. Het antwoord op die vraag is wat mij betreft ontkennend. De ontwikkeling die ik heb geschetst, wordt door de ministers bevestigd. Er zullen steeds meer landen gaan deelnemen aan deze Europese gendarmerie. Het blijft een Europees initiatief, al is het geen Europese Unie. Daarmee groeit het echter wel naar dat Europese leger, die politiemacht, hoe je het ook noemen wilt, toe. Er zal druk worden uitgeoefend op landen om in te stemmen met een uitzending naar een bepaald gebied. Dat hebben wij in het verleden steeds gezien. Kijk naar wat er in voormalig Joegoslavië is gebeurd. De Luchtmobiele Brigade was beschikbaar. De Tweede Kamer stond te trappelen om die brigade in te zetten. Zo zijn er veel meer voorbeelden te geven in de Nederlandse geschiedenis, met alle goede bedoelingen. Ik trek de bedoelingen van zowel de minister als van anderen niet in twijfel. Het probleem is dat je in een nieuwe bestuurlijke omgeving komt te zitten, waarbij Nederland het niet alleen voor het zeggen heeft. Dat is op zichzelf logisch. De regering kan dan wel zeggen dat de Kamer het laatste woord heeft – gelukkig is dat nog steeds het geval in onze verhoudingen – maar dat wil niet zeggen dat wij kunnen bepalen wat deze gendarmerie wel en niet gaat doen.
De heer Boekestijn (VVD):
Voorzitter. Is de heer Van Bommel zich ervan bewust dat hij zijn partij vandaag in grote problemen heeft gebracht? Vroeger was de SP tegen de Verenigde Staten van Europa. Ik deel dat standpunt overigens. Tot vandaag dacht ik dat de SP voor een intergouvernementeel Europa was, maar vandaag heb ik geleerd dat de SP daar ook tegen is. Dit verdrag, wat eigenlijk een fantastisch SP-verdrag is, is kennelijk ook niet goed. De nieuwe politiek van de SP is kennelijk dat de SP tegen nieuwe instituties is. Mijns inziens kan een serieuze politieke partij zich dergelijke inconsistenties niet veroorloven. Dat pikken de mensen in het land niet. Dan vragen zij zich af wat er aan de hand is.
De heer Van Bommel (SP):
Ik denk dat de mensen in het land dit wel begrijpen, maar de heer Boekestijn begrijpt het niet. Hij zegt dat dit een uitstekend SP-verdrag is, maar dan moet hij het oordeel hierover ook aan de SP overlaten. Pas als wij onze stem moeten laten verklaren door een woordvoerder van de VVD, hebben wij een groot probleem. Dat probleem is vandaag niet ontstaan en dat zal vandaag ook niet ontstaan, omdat wij dat niet toestaan. Wij geven zelf uitleg aan het verdrag. Wij geven zelf uitleg over onze standpunten over het verdrag. De heer Boekestijn kan aangeven dat hij het daar niet mee eens is, maar volgens mij heeft hij de inhoud van het verdrag niet helemaal begrepen. Het gaat weliswaar om intergouvernementele aangelegenheden, maar niet om intergouvernementele aangelegenheden in het kader van de Europese Unie. Dit is geen instituut van de EU. Wij willen voorkomen dat het dat wordt.
De heer Boekestijn (VVD):
Is de heer Van Bommel het met mij eens dat hij na vandaag niet meer ten strijde kan trekken voor een intergouvernementeel Europa? Daar is hij ook op tegen. De SP is de partij van de nikserigheid, de partij waar nooit iets kan. Dat kun je niet serieus nemen, te meer niet omdat de SP wel degelijk internationaal iets wil doen. Daarbij zijn intergouvernementele politietaken gewoon noodzakelijk.
De heer Van Bommel (SP):
Flauwekul. Ik heb in dit debat, maar ook eerder, al aangegeven dat wij internationale politietaken steunen. Dat hebben wij in het verleden gedaan, maar ook in de toekomst zullen wij dat blijven doen. De vraag is alleen of wij daarvoor een nieuwe organisatie moeten optuigen. Mijn fractie vindt dat je dat niet moet doen, zeker niet in het licht van de ontwikkelingen, die de minister bevestigt, in de richting van de EU.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Ik ben ook nog steeds verward. De heer Van Bommel ziet de noodzaak tot het Europees optreden van een politiemacht. Nu gebeurt dat niet snel en niet accuraat. Er is sprake van onvoldoende samenwerking en een en ander biedt geen structuur. De heer Van Bommel erkent dat. Kan juist deze samenwerking daar niet voor zorgen? Het is overigens geen supranationaal gegeven. Daarom gaan wij daar als parlement nog steeds over. Daarom beslissen wij daar nog zelf over.
De heer Van Bommel (SP):
Het laatste zou voor iedereen hier voorwaarde moeten zijn. Ik begrijp dat dit voor mevrouw Kuiken ook geldt. Daarover dus geen discussie. Het gaat erom dat er nu al samenwerkingsverbanden zijn die niet goed functioneren. Daar moet je wat mij betreft niet nog een nieuw samenwerkingsverband aan toevoegen. Dat is ongewenst en daarvoor valt ook geen enkele logica aan te geven. Ik begrijp niet dat mevrouw Kuiken daar wel voor is.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik ben er ook niet voor. Ik ben echter wel voor een samenwerking die werkt en die voortborduurt op oude samenwerking. Dit verdrag maakt dat mogelijk. Ik zie niet in waarom de heer Van Bommel dit niet erkent.
De heer Van Bommel (SP):
Volgens mij heeft de minister in zijn bijdrage de historische betekenis van dit besluit voldoende geduid. Niemand kan ontkennen dat hiermee een nieuw instituut wordt gecreëerd, een nieuw instituut bovenop de bestaande instituties waaraan best veel mankeert. Het is mijn inzet om de bestaande intergouvernementele samenwerking beter te laten functioneren. Ik vind deze nieuwe organisatie hierop geen welkome aanvulling. Daarom zal mijn fractie er ook niet mee instemmen.
Minister Van Middelkoop:
Voorzitter. Ik spreek mijn waardering voor de heer Van Bommel uit wegens alle aandacht die hij heeft besteed aan dit verdrag. Hierin zit ook een element van zelfverantwoording, dat begrijp en waardeer ik. Gaandeweg het debat is echter steeds duidelijker geworden dat de heer Van Bommel op dit punt een innerlijk verscheurd politicus is. Immers, de heer Van Bommel is een realist, ofwel van huis uit ofwel zo geworden. Hij weet dat de wereld zo in elkaar zit dat af en toe functionaliteiten van dit type nodig zijn. Dan komt echter de echte aap uit de mouw: het heeft iets met de Europese Unie te maken en alles wat daarmee te maken heeft, kan rekenen op taboe binnen de SP. Intussen blijf ik wel met lege handen staan met zo'n positie, maar dat terzijde. Voortdurend kwam de vraag terug: is er een nieuw instituut nodig?
Zonder dat ik afbreuk ga doen aan de betekenis van het onderwerp waarover wij vanmorgen praten, stel ik de vraag hoe nieuw het instituut eigenlijk is. In feite heb je het over vijf landen met een beschikbare capaciteit – denk aan de Nederlandse Koninklijke Marechaussee – die internationaal kan worden ingezet. Deze landen willen dat ook. Voor het type werk waarvoor het nodig is hebben ze de handen ineen geslagen. Je kunt niet op ad-hocbasis – ik verwijs weer naar EUFOR – telkens opnieuw het wiel uitvinden. Er is een bescheiden hoofdkwartier dat onmiddellijk inzetbaar is. Dat lijkt mij een belangrijke voorwaarde. De carabinieri hebben hun capaciteit en de gendarmerie heeft haar capaciteit. Wij trainen wat met elkaar en wij weten wat wij aan elkaar hebben als het op inzet aankomt, met behoud van de voor de heer Van Bommel zo belangrijke vetorechten. Ik zou bijna zeggen: wat wilt u nog meer, mijnheer Van Bommel?
Voorzitter: Cramer
De heer Van Bommel (SP):
Dat vetorecht is voor iedereen belangrijk. De minister moet niet doen alsof het mijn vetorecht is. Mij gaat het erom dat de minister wel heel erg veel afbreuk doet aan dit verdrag. Eerst wijst hij met trots op de historie en de totstandkoming. Nu noemt hij het hoofdkwartier. Ik krijg bijna medelijden met de mensen die daar straks moeten werken. Immers, in Nederland wordt hierover zo geringschattend gedaan ... Het is niet eens een instituut! De mensen zijn in Nederland actief bij de marechaussee. Als zij worden uitgezonden voor een niet bestaand instituut, je zou ze de kost moeten geven ... Doet u dat niet, minister. Erken gewoon dat dit een nieuw instituut is, een verdrag tussen vijf landen. Andere landen kloppen aan de deur met de vraag of ze ook mogen meedoen. Dat is een historisch besluit, waar u niet zo geringschattend over moet doen.
Minister Van Middelkoop:
Ik doe er niet geringschattend over. De heer Van Bommel moet de wat wervende teksten van mij aan zijn adres niet radicaliseren in het ridicule. Dat is echt misplaatst. Nogmaals, in Europa is een aantal landen dat capaciteit beschikbaar heeft om internationaal werk te verrichten. In een aantal situaties ligt het zeer van de hand en kan het niet anders of je werkt samen. Wil je dat zo snel mogelijk kunnen doen, dan moet je op elkaar ingespeeld zijn. Daarvoor stellen wij nu een verdrag op en hebben wij een bescheiden bemand hoofdkwartier, opdat wij de voorwaarden ook kunnen invullen en een en ander kunnen waarmaken. Dat is het nieuwe, niet meer dan dat.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De vergadering wordt van 11.18 uur tot 13.30 uur geschorst.
Voorzitter: Verbeet
De voorzitter:
Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20082009-4757-4766.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.