Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet op de zorgtoeslag en enige andere wetten, houdende maatregelen om ook wanbetalers voor hun zorgverzekering te laten betalen (structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering) (31736).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden, hoewel hij zal begrijpen dat de SP niet helemaal tevreden is met de inhoud ervan. Ik ga niet het hele debat overdoen, maar ik meen het volgende te mogen concluderen. Het feit dat de minister een bestuursrechtelijk traject kiest om het probleem van de wanbetalers aan te pakken, is een bewijs van de stelling die de SP huldigt, namelijk dat je de ziektekostenverzekering veel beter op een bestuursrechtelijke manier in solidariteit kan vormgeven en uitvoeren. Dat zou namelijk leiden tot een oplossing van het probleem van de wanbetalers. De minister grijpt naar dit middel op een ingewikkelde manier. Als dit dan toch de beste oplossing is, waarom maken wij het niet tot basis van het systeem?

Dan wil ik het hebben over enkele concrete zaken, allereerst over het College voor Zorgverzekeringen (CVZ). De minister zegt dat geen beroep mogelijk is. Het CVZ voert feitelijk uit wat allemaal al vastligt. Wat zijn echter de rechten van mensen die in het bronheffingssysteem zitten als er fouten in de uitvoering zijn gemaakt? Hoe kunnen zij dan hun beklag doen? Hoe kunnen zij hun recht verwerven?

Ik heb een aantal amendementen, waarvan ik al één heb ingediend. Misschien wil de minister daarop ingaan? Er is nog een amendement in voorbereiding over de vraag of iemand kan worden gevrijwaard van de bronheffing als hij zich aanmeldt voor de schuldhulpverlening. Ik heb begrepen dat de minister daar in tweede termijn op terugkomt. Dus dat wacht ik nog even af. Misschien dienen wij daarna alsnog dat amendement in.

Ik ga nog even in op de positie van de minima, want mij is nog niet volstrekt helder wat de argumenten zijn om al dan niet ook de boete van 30% te innen als er een bronheffing is van 100%. Wanneer ziet het CVZ hiervan af? Wij tasten hierover in het duister. Die schuld is er. Wanneer wordt die daadwerkelijk geïnd en wanneer wordt die kwijtgescholden? Graag had ik hierop nog een nadere toelichting.

Ik wil nog een motie indienen over de 100% bronheffing.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor gezinnen op het sociaal minimum in geval van een premieschuld van langer dan zes maanden 100% bronheffing plaatsvindt;

overwegende dat 130% bronheffing bij verzekeringsnemers met een periodiek inkomen tot 120% van het voor hun gezin geldende sociaal minimum voor grote financiële gevolgen kan zorgen;

verzoekt de regering, voor huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum slechts 100% bronheffing in het kader van de wijziging van de Zorgverzekeringswet (31736) toe te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(31736).

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Tijdens een bilateraal onderonsje was ik in de veronderstelling dat de tweede termijn op een ander moment zou plaatsvinden. Vandaar dat ik op dit moment even moet improviseren, maar dat is niet erg, want dat gebeurt in dit huis wel vaker.

Mijn fractie dankt de minister voor de beantwoording van de vragen over de wanbetaling. Wij zullen dit wetsvoorstel ook steunen. Wij vinden het een goed idee dat wanbetaling wordt ontmoedigd door dit wetsvoorstel.

Wij zijn wel teleurgesteld over de doelen die met dit wetsvoorstel worden bereikt. Ik had toch van de minister verwacht dat in een tijd waarin wij onze beleidsdoelstellingen formuleren aan de hand van heldere en concreet afrekenbare doelen, hij deze doelen ook zou stellen. Op het gebied van VWS kunnen wij onze doelen nu eenmaal moeilijk kwantificeren, maar het zou hierbij toch goed mogelijk moeten en kunnen zijn.

Wat zijn de doelen van de minister met betrekking tot de wanbetaling, als hij een sluitende oplossing denkt te hebben gevonden? Op welke termijn denkt hij dan dat het aantal wanbetalers tot nul is teruggebracht, en als dat niet zijn doel is, wat is zijn doel dan wel? Ik vind het heel erg jammer dat de minister hier geen antwoorden op heeft. Het laat maar weer eens zien dat niet alles met een wetje is op te lossen. Wij zullen hier over een poosje weer staan, wanneer blijkt dat ook deze wet er niet voor zal zorgen dat uiteindelijk het aantal wanbetalers is teruggebracht tot 5% of 10% van het huidige aantal.

Verder ben ik ook redelijk teleurgesteld in de inzet van de minister met betrekking tot niet alleen de wanbetalers, maar ook de onverzekerden. Ik wil graag dat de minister niet alleen op dat gebied meer actie onderneemt, maar ook op het gebied van de illegalen en de anderen die niet meebetalen. Het gaat mijn fractie erom dat wij gaan naar een werkend solidair systeem, een systeem waarbij wij ervan uitgaan dat zo veel mogelijk mensen meebetalen aan de Zorgverzekeringswet, zodat wij niet te maken hebben met 240.000 wanbetalers en onverzekerden. Als iedereen meebetaalt, dan krijgen wij uiteindelijk een lagere schadelast en een lagere zorgpremie. Dit is uiteindelijk het meest sociale wat wij kunnen doen voor de minima en de mensen die het het minste kunnen betalen.

Mevrouw Smilde (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ergens in zijn betoog sprak hij een zinnetje uit, waarin hij zei dat het aantal wanbetalers stijgt en dat dit voor hen een toename van schulden veroorzaakt. Dit zinnetje gecombineerd met wat ik zelf ook al heb aangetoond in het kader van de solidariteit van de Zorgverzekeringswet betekent gewoon dat het belangrijk is dat wij met dit sluitstuk bezig zijn.

Mijn fractie is blij met de garantie van de beslagvrije voet, waardoor deze ook bestuursrechtelijk kan worden ingevuld.

De minister komt nog terug op mijn opmerkingen over aanmelding bij de schuldhulpverlening en over de schuldhulpovereenkomst.

Ik heb nog geen reactie gekregen op mijn poging om de positie van de onmachtigen te versterken. Ik wil dat in een amendement vormgeven.

De minister geeft aan dat het convenant nagenoeg is gesloten. Dat is prima. In hoeverre hebben de gemeenten zich daaraan echt gecommitteerd? Van gemeenten wordt immers het nodige verwacht in het kader van deze wet.

Mevrouw Schippers (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Op veel punten vond ik de beantwoording zeer verhelderend.

Ik refereer voor de helderheid nog even aan een korte gedachtewisseling die zojuist plaatsvond. De VVD is voorstander van vrijwillige afspraken tussen bijstandsgerechtigden, gemeentelijke sociale diensten en verzekeraars over de inhouding van de premie op uitkeringen. Vrijwillig, dus niet verplicht, omdat een bijstandsgerechtigde in onze ogen niet handelingsonbekwaam is.

Een belangrijk resterend punt bij dit wetsvoorstel is de noodzakelijke invoeringstermijn. Wat is nu het grote probleem om dit wetsvoorstel iets later in te voeren, als de invoering daardoor zorgvuldig kan? Dit lijkt mij uitermate belangrijk. Verzekeraars vragen een fatsoenlijke termijn en ik zie niet in waarom dit niet mogelijk is. Ik krijg graag een toezegging dat er een redelijke termijn zit tussen het aannemen van de wet in de Eerste Kamer en publicatie daarvan in het Staatsblad en de inwerkingtreding. Dit is immers belangrijk voor het draagvlak. De minister ziet het tempo van de behandeling in de Kamer optimistisch in. De verzekeraars hebben aangegeven dat een termijn van zes maanden het minimum is. Ik vind dat wij dit dan ook moeten kunnen realiseren. Ik overweeg anders hierop een amendement in te dienen.

Ten aanzien van de dubbele verzekering dank ik de minister voor de toezegging hieraan een einde te maken in een komend wetsvoorstel. Wij zien de noodzaak hiervan zeker in en wachten het wetsvoorstel met belangstelling af.

Ten aanzien van de werkgevers ligt onze vraag aan de minister er nog waarom hier geen geldelijke vergoeding tegenover staat, omdat de werkgever toch ook extra werk heeft.

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de uitvoerige beantwoording van de vragen. Ik heb al aangegeven dat wij ons kunnen vinden in de wijziging van de Zorgverzekeringswet, met name omdat wij vinden dat iedereen hoort te betalen voor die wet.

Wij hebben van de minister toch goed begrepen dat het als gevolg van achterstanden in de premiebetaling van de zorgverzekering nooit zo kan zijn dat iemand zakt onder 90% van zijn minimuminkomen? Dat is voor ons een heel belangrijk punt.

Over de collectieve contracten van de gemeenten heeft de minister toegezegd dat hij in ieder geval met de collega's van SZW en BZK gaat bespreken of dit niet strakker zou kunnen worden geregeld, strakker in de zin dat die collectieve contracten nog nadrukkelijker worden aangeboden, maar ook in de zin dat zou kunnen worden overwogen of de premie niet al op de uitkering zou kunnen worden ingehouden. Ik herken mij vervolgens niet in de opmerkingen die mevrouw Schippers hierover heeft gemaakt.

Wij zijn content met de toezegging omtrent de dubbel verzekerden. Ik hoop dat deze wet ook echt zo snel mogelijk wordt ingevoerd, maar ik sluit mij wel aan bij mevrouw Schippers als het gaat om de zorgvuldige invoeringstermijn voor de zorgverzekeraars.

Voorzitter: Verbeet

Minister Klink:

Voorzitter. Ik breng een kleine correctie aan op wat ik zo-even heb gezegd. Ik ging ervan uit dat er bij het CVZ sprake was van feitelijke werkzaamheden op het moment dat men het bestuurlijke regime ingaat. Dat is wel degelijk een besluit, maar het is niet voor bezwaar en beroep vatbaar vanwege het feit dat er geen discretionaire ruimte voor het CVZ is, omdat in de wet besloten ligt dat men dit moet doen, evenals de condities waartegen men het moet doen, te weten 130%.

Dit neemt niet weg dat men wel bij het CVZ en bij de rechter zijn beklag kan doen over de wijze van uitoefening van de plicht tot het incasseren van deze 130%. Dat incasseren kan via drie routes, te weten via bronheffing, ontneming van de zorgtoeslag of beslag wanneer men niet bewilligt in betaling. Dus als men het niet eens is met de manier waarop de bestuursrechtelijke premie wordt geïnd is er wel beklag mogelijk.

De heer Van Gerven vroeg wanneer het CVZ van die 130% afziet. Het CVZ ziet niet van die 130% af. Wanneer men constateert dat iemand een minimuminkomen heeft, zal men dit niet realiseren via de bronheffing, want dan kun je vermoeden dat die persoon onder de 90% zakt. Omdat dit een vermoeden is – er kunnen ook andere inkomensbronnen zijn, zoals een erfenis, huurpenningen of alimentatie – wordt dan bezien in hoeverre 30% daar te verhalen is. Mocht dat niet het geval zijn, dan blijft altijd gelden dat je nooit onder de beslagvrije voet van 90% zakt. Dus men gaat er in feite van uit dat bronheffing niet kan omdat men onder die grens zakt. Vervolgens wordt er meer maatwerk geleverd en wordt bezien in hoeverre middelen langs andere bronnen toereikend zijn om de 30% te verhalen. Dus ultiem ziet men er niet vanaf, want er wordt naar een alternatieve route gekeken. Waar men ultiem wel van afziet, is om dit via bronheffing te realiseren, met als ondergrens 90% van het minimuminkomen.

De heer Van Gerven (SP):

Dat was bekend, maar de minister herhaalt het. Ik heb echter ook gelezen dat men onder bepaalde omstandigheden kan overgaan tot kwijtschelding van de boete. Is dat juist? Onder welke voorwaarden gaat men over tot kwijtschelding? Dat is mij niet helder.

Minister Klink:

Dat zal in het kader van een overeenkomst van schuldsanering met betrokkene zijn, waar verplichtingen uit voortvloeien. Het is namelijk niet voor niets een overeenkomst. Daar kun je aan worden gehouden. Er wordt ook gekeken of men zich eraan houdt. Als dat het geval is, als men zich bewust is van het gegeven dat men betalingsplichtig is en dat men daaraan moet voldoen, dan kan het CVZ met inachtneming van de schulden die nog open staan en waarvoor een bepaald traject wordt afgesproken, een en ander kwijtschelden. Dat is altijd maatwerk en het zal altijd zijn ingebed in een overeenkomst.

De heer Van Gerven (SP):

De minister heeft het over kwijtschelden via een schuldsaneringstraject. Een schuldsaneringstraject is niet altijd mogelijk. Het CVZ gaat regels opstellen, bijvoorbeeld een hardheidsclausule, om toch tot kwijting te kunnen overgaan onder bepaalde omstandigheden. Moeten wij niet nader duiden wanneer dat wel of niet het geval is? Het is meer dan alleen een uitvoeringsbesluit. Het gaat ook om de inhoud, namelijk wanneer wij dat onder omstandigheden wel of niet gerechtvaardigd vinden.

Minister Klink:

De hoofdregel moet in de wet vastliggen. Die hoofdregel is dat je die 130% probeert te verhalen. Alleen daar waar er niets is, verliest de keizer zijn recht. Dan zal men naar bevind van zaken handelen. De hoofdregel staat in de wet. Een andere belangrijke bepaling is dat, als sprake is van schuldsaneringstrajecten, het bestuursrechtelijke regime vervalt, want dat zit in de overeenkomst. Daar is men juridisch aan geboden.

Dan kom ik op het amendement van de heer Van Gerven op stuk nr. 9 over artikel I, onderdeel F, artikel 18d, tweede lid en het vaststellen van de bestuursrechtelijke premie. Ik ontraad aanneming van dit amendement op grond van mijn overwegingen met betrekking tot die 130%. De inningskosten bedragen 15%. Daarna is er nog ongeveer 5% tot 10% verschil tussen de hoogste premie en de laagste premie. Met inachtneming van het feit dat de standaardpremie een gemiddelde premie is, blijft er dan nog een prikkel over van 10% tot 15%. Ik vind dat niet bovenmatig, gegeven het feit dat men er ook nog "onderuit" kan komen via het schuldsaneringstraject.

De heer Van Gerven (SP):

Het gaat ook om de effectiviteit van de maatregel. De minister beoogt een zekere afschrikking. Hij stelt dat mensen dan eerder tot betaling overgaan, maar er bestaat nu ook een boeteclausule voor als je niet verzekerd bent, terwijl je dat wel zou moeten zijn. Die is naar ik meen ook 30%. Een en ander heeft er desondanks toe geleid dat het aantal wanbetalers met een kwart is gestegen. Dat middel is dus niet effectief gebleken. Waaraan ontleent de minister de verwachting dat 30% beter is dan 15%?

Minister Klink:

Die ontleen ik aan twee dingen. De "pakkans" is hierbij veel groter. Wij weten wie de wanbetalers zijn, maar wij weten niet wie de onverzekerden zijn. Dat gaan wij nu herstellen, want door de koppeling van de AWBZ-bestanden aan de Zorgverzekeringswet krijgen wij greep en zicht op wie onverzekerd is. Ook dan zullen wij tot ambtshalve verzekering overgaan voor degenen die dat niet willen. Hierbij weten wij vrij nauwkeurig om wie het gaat. Gegeven het feit dat er voor de niet-kunners allerlei trajecten open staan, verwacht ik dat de prikkel van 10% tot 15% die ik zojuist noemde, effectief zal zijn.

In de richting van mevrouw Agema meld ik nog dat wij de komende vier jaar gaan proberen om het aantal tot de harde kern terug te brengen, maar dat is een ruwe inschatting. Helemaal uit de wereld helpen, zal niet lukken, maar wij schatten in dat dit aantal tot ongeveer 50.000 personen te reduceren moet zijn.

De heer Van Gerven (SP):

Het klopt dat die groep in beeld is, maar dat doet niets af aan de discussie of je er 15% op moet zetten of 30%. Dat doet volgens mij niets af aan de effectiviteit, want 15% erbij is toch 15% erbij. Daar zit wel degelijk een strafelement of een boete-element in. Volgens ons is dat hoog genoeg, temeer – ik zei het al in eerste termijn – omdat het civielrechtelijk gebruikelijk is om bij incassotrajecten niet boven deze 15% uit te gaan. Is dat dan niet voldoende?

Minister Klink:

Ik verwacht van deze 30% inderdaad effectiviteit; 30% is meer dan 15%. Als ik dat sommetje maak van 100%, 115% enzovoorts, realiseer ik mij natuurlijk wel dat het voor de mensen niet uitmaakt wat de bron is van het surplus. Zij voelen het surplus immers als een rechtstreekse financiële "handreiking" die men moet doen. Ik vind dit ook wel gerechtvaardigd. Er zijn zes maanden aan vooraf gegaan, waarbij men op zijn minst twee maal gerappelleerd is, met waarschuwingen enzovoorts. Dan kan er ook een schuldhulpverleningstraject in gang gezet worden. Degene die dan nog wanbetaalt ... Gegeven ook de plicht om te verzekeren, de solidariteit die ermee gemoeid is, het maatschappelijk belang en de gezondheidsschade die hieruit eveneens kan voortvloeien, vind ik dat er alleszins redenen zijn om 130% te heffen. Dat is tegelijkertijd de reden dat ik aanneming van de motie van de heer Van Gerven wil ontraden.

Voorzitter, klopt het dat er twee amendementen door de heer Van Gerven zijn ingediend?

De voorzitter:

Eén amendement van de heer Van Gerven en ik geloof dat mevrouw Smilde ook nog een amendement heeft ingediend.

De heer Van Gerven (SP):

Even ter verduidelijk, de minister heeft zo-even het amendement behandeld, maar ik heb ook nog een motie ingediend met betrekking tot de ophoging van de bronheffingsgrens van 100% naar 120%.

De voorzitter:

Volgens mij zei de minister dat zo-even, dat ...

Minister Klink:

Nee, dat is een iets andere invalshoek. De argumentatie zou ik eveneens via een iets andere invalshoek willen herhalen. Als ik dat zou doen, zou ik namelijk twee slagen maken. Ten eerste ga ik een bepaalde categorie, namelijk die tussen 100% en 120%, vrijwaren van de bronheffing. Ten tweede stelt de heer Van Gerven voor om 100% bronheffing te heffen in plaats van 130%. Ik ben met beide zaken niet akkoord, op grond van het feit dat bij de ...

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van Gerven, ik sta geen interrupties meer toe.

Minister Klink:

Op beide fronten wil ik dit ontraden, allereerst op grond van het feit dat men bij 120% inkomen wel degelijk in staat is om aan deze 130% te voldoen via de bronheffing. Daarnaast hoef ik die 130% niet naar beneden te duwen op grond van het feit dat 130% niet betaald kan worden door mensen die een minimuminkomen hebben. Mensen met een inkomen dat daarboven ligt, kunnen dat wel betalen. Nogmaals, onder de conditie dat de beslagvrije voet nooit aangetast wordt; laat dat duidelijk zijn.

De voorzitter:

Ik wil dit debat echt om uiterlijk 13.45 uur afsluiten. De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Klink:

Dan de vraag van mevrouw Agema. Ik zei het al: wij hebben even gekeken naar de inschattingen die gemaakt zijn. Het zou gaan om een reductie naar 50.000. Wij hopen dit binnen drie à vier jaar te realiseren. De onverzekerden komen in de loop van dit jaar nog aan de orde in het debat met de Kamer.

Mevrouw Agema (PVV):

Deze toezegging van de minister vinden wij natuurlijk uiterst positief: het stellen van concrete en afrekenbare doelen met betrekking tot het terugdringen van wanbetaling kunnen wij toejuichen. Ik wil de minister nog vragen of hij ons halfjaarlijks kan informeren over de voortgang.

Minister Klink:

Het CBS doet hier regulier onderzoek naar. Wij plegen dit te melden aan de Kamer en wij zullen dat blijven doen.

Mevrouw Smilde vraagt naar de intentieverklaring om mee te doen aan de schuldhulpovereenkomst. Dit is met name iets van verzekeraars. Naar onze inschatting biedt dit voor verzekeraars te weinig aanknopingspunten om erop te kunnen vertrouwen dat het daadwerkelijk tot een overeenkomst komt, terwijl het wel een opschortende werking heeft, in die zin dat de zes maanden niet meer gehaald worden.

Het amendement van mevrouw Smilde met betrekking tot het verstrekken van informatie over de vormen van schuldhulpverlening en de manier waarop hierom kan worden verzocht, preciseert in feite de intentie van het wetsvoorstel, namelijk dat mensen zo veel mogelijk bij de hand genomen worden om het bestuursrechtelijke regime te vermijden. Ik laat het oordeel graag aan de Kamer over, maar ik kan mij hierin goed vinden en beschouw het als ondersteuning van de lijn die gekozen is.

Dan mevrouw Schippers. Ik ben het met haar eens over de vrijwilligheid. Hiermee is dan een collectief contract bedoeld waarin in feite via bronheffing op vrijwillige basis de premie wordt voldaan. Ik ben het zeer eens met de heer Van der Veen dat dit heel mooi zou zijn. Je bestrijdt daarmee namelijk veel problemen; je voorkomt ze in feite. Dat vind ik heel goed, mits het vrijwillig is. Die vrijwilligheid kan wel een beetje uitgedaagd worden door de gemeenten en andere instanties zoals de verzekeraars. Ik preciseer graag wat ik in eerste termijn meldde over de invoering. Natuurlijk ben ik gevoelig voor de redelijke termijn. Ik heb mij laten inlichten over hoe het zal gaan. De invoering zal per KB geregeld worden. Daarbij hadden wij oog voor de redelijkheid. Als de verzekeraars niet kunnen, zal het KB uiteraard niet direct worden geslagen. Wij zitten ook met het CVZ, dat het hele stuwmeer moet gaan behandelen. Ook uit dien hoofde komt het niet slecht uit als bepaalde verzekeraars er nog niet helemaal klaar voor zijn. Er volgen dan ook geen sancties. Er bestaat ruimte om een en ander op een fatsoenlijke en ordentelijke manier in te voeren.

Ik heb al gesproken over de dubbele verzekering. Over de geldelijke vergoeding wil ik nog het volgende opmerken. Een lid van deze Kamer merkte op dat volgens Actal de administratieve lasten die toegevoegd worden, elders dienen te worden gecompenseerd. Dat zal met name VWS realiseren, zij het dat dit moet gebeuren binnen een ander wetgevingscomplex of -regime. Het gaat daarbij dus niet om een geldelijke compensatie, maar om een compensatie op het gebied van de administratieve lasten.

Mevrouw Agema (PVV):

De minister zou nog terugkomen op het aantal gemoedsbezwaarden dat zich inmiddels heeft geregistreerd bij de Sociale Verzekeringsbank. Op dit moment wordt het inkomensafhankelijke deel gespaard op een rekening. Er wordt geen nominaal deel betaald. Op het moment dat de gemoedsbezwaarde gebruik maakt van zorg, wordt 100% betaald vanuit die spaarpot. Zou dat geen 50% moeten zijn, gegeven het feit dat de gemoedsbezwaarde elke maand een voordeel heeft van ongeveer € 100 ten opzichte van anderen?

Minister Klink:

Ook daarover heb ik mij laten informeren. Een voordeel heeft het stellig niet. Het zou namelijk betekenen dat er bijna uitlokking zou kunnen ontstaan; mensen zouden gemoedsbezwaarden kunnen worden ten einde financieel voordeel te behalen. Mijn voorganger heeft geregeld dat er wordt gespaard via de Belastingdienst. Men kan vervolgens van dat spaarpotje gebruik maken. 50% van wat gespaard is vervalt op een gegeven moment naar het Zorgverzekeringsfonds. De kosten die men maakt, kan men verhalen op deze spaarpot. Op een gegeven moment is het geld echter op; dan zal men zelf moeten gaan betalen. Daar zitten behoorlijke bedragen aan vast. Ik denk daarom niet dat mevrouw Agema zich zo meteen als gemoedsbezwaarde zal melden om aan het voordeeltje te komen.

Mevrouw Agema (PVV):

Dat ben ik ook beslist niet van plan. Wat de minister zegt klopt, maar wat ik zeg klopt ook. Deze twee dingen corresponderen niet met elkaar. Vanuit het inkomensafhankelijke deel wordt er gespaard, maar tegelijkertijd wordt er geen nominale premie betaald. Op die manier ontstaat elke maand een voordeel van ongeveer € 100 ten opzichte van de mensen die wel hun zorgverzekeringspremie betalen. Mijn vraag is de volgende. Zou het op het moment dat er gespaard wordt geen 50% moeten zijn, omdat de gemoedsbezwaarden een voordeel van € 100 per maand hebben? Misschien kan de minister hierop schriftelijk terugkomen.

De voorzitter:

Ja, want ik kan het niet meer volgen, zeg ik u heel eerlijk.

Minister Klink:

Misschien kan ik het algemeen zo zeggen. Als je geen premie betaalt, heb je een voordeel, maar je bent ook niet verzekerd. Het nadeel is dus dat je een bedrag inlegt om te sparen in plaats van je te verzekeren. Als de zorgkosten hoger zijn dan het bedrag dat je hebt gespaard, loop je tegen veel hogere kosten aan omdat je geen aanspraak kunt maken via solidariteit et cetera.

De voorzitter:

Ik ga deze discussie afsluiten.

Minister Klink:

Dank u wel, dat is geweldig. Ik geloof echter dat ik al bijna bij het einde van mijn argumentatie was. Alle voor- en nadelen bij elkaar optellend, denk ik dus dat er geen enkele prikkel inzit, noch voor u noch voor mij, behoudens voor een principieel iemand om gebruik te maken van dit traject.

De voorzitter:

Dank u wel. Als u er nog niet uit bent, moet u op een ander moment verder gaan.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over het wetsvoorstel en de motie zullen volgende week dinsdag plaatsvinden.

De vergadering wordt van 13.45 uur tot 14.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven