Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 9 januari 2009 over Gaza.

De voorzitter:

Met de leden is een spreektijd van twee minuten afgesproken, inclusief het indienen van moties.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Wij hebben afgelopen vrijdag een overleg met de minister van Buitenlandse Zaken gehad en wij spreken vandaag met de staatssecretaris voor Europese Zaken. D66 ziet dat geenszins als een degradatie. Europa behoort wat ons betreft eenduidig het gezamenlijk Europees buitenlands beleid vorm te geven. Een Europese minister van Buitenlandse Zaken behoort daar in de toekomst ook zeker bij.

Dan de situatie in Gaza. Deze lijkt sinds afgelopen vrijdag ernstig te zijn verslechterd. Zowel de humanitaire nood voor Palestijnen als de dreiging van raketten op Israël is verder toegenomen. Voor D66 het signaal dat de huidige ontwikkelingen niet bijdragen aan vrede, niet op de lange termijn maar ook niet op de korte termijn. Daar had de minister zich wat mij betreft wat scherper over mogen uitspreken. Ik ben benieuwd naar het commentaar van de staatssecretaris op de laatste ontwikkelingen. Je behoeft namelijk geen partij te kiezen om te kunnen uitspreken dat onschuldige burgers in Gaza onrecht wordt aangedaan. En ja, recht en onrecht zijn uiteindelijk aan de internationale rechterlijke macht maar ook de politiek mag zich uitspreken over gevoelens die bij zovelen in Nederland leven.

Maar wat gaan wij daar in Europa aan doen? D66 heeft eerder gezegd: die discussie is van groter belang dan het vingertje wijzen en ruziën over de schuldvraag. Daarom heb ik drie moties die deze regering oproepen om constructief bij te dragen aan de vrede. Een motie over een effectieve stevige grensmissie, een motie over de intensivering van de relatie tussen Israël en de Europese Unie en een motie om te voorkomen dat het Midden-Oostenconflict geïmporteerd wordt naar Nederland.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland en Denemarken binnen de Europese Unie een voorstel hebben gedaan voor een effectief grenstoezicht op de Gazaans-Egyptische grens;

overwegende dat een dergelijk grenstoezicht de invoer van humanitaire hulp en normale goederen mogelijk kan maken en kan voorkomen dat Hamas zich via de grens herbewapent;

verzoekt de regering, bij het uitwerken van dit initiatief, voorstellen te doen voor een stevige opdracht, omvang en mandaat van een dergelijk (militair) grenstoezicht, opdat deze daadwerkelijk effectief kan zorg dragen voor humanitaire hulp en ontwapening,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pechtold.

Zij krijgt nr. 268(23432).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Europese Unie ervoor moet waken dat de intensivering van de relatie met Israël, in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid, los komt te staan van de basisverantwoordelijkheden die Israël heeft jegens de Palestijnse bevolking in de Gazastrook;

verzoekt de regering, door middel van een beheerste agendering van deze intensivering, rekening te houden met de ontwikkeling van de huidige crisis in Israël en Gaza,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pechtold.

Zij krijgt nr. 269(23432).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel Nederlanders zich zeer betrokken voelen bij de recente gebeurtenissen in Israël en de Gazastrook en dat het publieke debat velen raakt;

overwegende dat het van belang is dat de reactie op ontwikkelingen in het Midden-Oosten in brede zin geen discriminatie binnen Nederland en Europa tot gevolg heeft;Pechtold

verzoekt de regering, alert te zijn op de toename van antisemitisme, anti-islamisme of andere vormen van discriminatie en waar nodig accuraat tot vervolging over te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 270(23432).

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. De minister van Buitenlandse Zaken heeft in het algemeen overleg met deze Kamer geweigerd om afstand te nemen van de activiteiten van Israël in de Gazastrook. Dat is op zichzelf een goede zaak, maar wij willen nu ook niet dat de minister of de regering in de komende tijd gaat zwiebelen. Daarom heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de raketbeschietingen door Hamas op burgerdoelen in Israël oorlogsmisdaden opleveren en dat Israël een legitieme strijd voert om daaraan een einde te maken;

overwegende dat Hamas de vernietiging van de staat Israël nastreeft;

verzoekt de regering, Israël in die strijd te blijven steunen totdat Hamas is uitgeschakeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 271(23432).

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Dan een andere kwestie waarop de minister niet heeft gereageerd in het algemeen overleg. Er zijn aanwijzingen dat Hamas de hulpgoederen voor de bevolking van de Gazastrook afroomt, in beslag neemt voor eigen gebruik en voor verkoop aan diezelfde bevolking die ze dus gratis hadden moeten ontvangen. Twee konvooien met vrachtwagens zijn bijvoorbeeld, nadat zij de Kerem Shalom Crossing hadden overschreden om Gaza binnen te gaan, onmiddellijk in beslag genomen door Hamas. Daarbij zijn brandstof, voedsel en medische voorraden in beslag genomen. De bronnen daarvan zijn heel verscheiden: het televisiekanaal Arutz Sheva in Israël, de krant Yedioth Ahronoth en het Israël National News. Ik vind het ontzettend jammer dat hulpgoederen en fondsen die voor de burgerbevolking bestemd zijn, aan een terroristische organisatie ten goede komen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Hamas een terroristische organisatie is die oorlogsmisdaden pleegt;

overwegende dat het onaanvaardbaar is als Hamas de beschikking krijgt over hulpgoederen voor de bevolking van de Gazastrook;

overwegende dat er aanwijzingen zijn dat Hamas de voor de bevolking van de Gazastrook bestemde hulpgoederen afroomt voor eigen gebruik en voor verkoop aan die bevolking;

verzoekt de regering om geen fondsen en hulpgoederen voor de bevolking van de Gazastrook beschikbaar te stellen, zolang niet is onderzocht en zeker gesteld dat die fondsen en hulpgoederen niet aan Hamas ten goede komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 272(23432).

De heer Van Dam (PvdA):

Mag ik de heer De Roon vragen wat er met de mensen in Gaza moet gebeuren die op dit moment honger lijden, een tekort hebben aan medicijnen en daardoor dreigen om te komen?

De heer De Roon (PVV):

Die moeten zo snel mogelijk van het Hamasterreurbewind worden verlost.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Afgelopen vrijdag hebben wij een stevig debat gevoerd over de situatie in Gaza en Israël. De SGP-fractie heeft naar voren gebracht dat zij het begrijpelijk en gerechtvaardigd vindt dat Israël militair is gaan optreden, nadat Hamas ettelijke maanden met raketten en mortieren Israël heeft bestookt. Wij hebben de regering gesteund in de conclusie dat van straffen en sancties tegenover Israël geen sprake kan zijn. Wij steunen van harte de inzet om zo snel mogelijk tot een staakt-het-vuren te komen. Dat moet wel onlosmakelijk verbonden zijn met de garantie dat het geen opstapje biedt voor Hamas om over kortere of langere tijd opnieuw onschuldige burgers in Israël te bestoken. De potenties van deze terroristische organisaties voor de voortzetting van de gruwelijke terreurdaden moeten worden weggenomen.

Een internationale missie die in de toekomst moet voorkomen dat Hamas aan nieuwe wapens kan komen, kan daarbij een nuttige rol vervullen. Zij moet wel een robuuste vormgeving krijgen; geen tandeloze missie waarbij wel toegekeken, maar niet opgetreden kan worden. Van onderhandelen met Hamas kan geen sprake zijn zolang zij niet aan de bekende kwarteteisen heeft voldaan. Geweld moet worden afgezworen en de inzet op vernietiging van Israël moet ondubbelzinnig worden opgegeven. Terreurdaden mogen niet worden beloond met een plaats aan de onderhandelingstafel.

Een laatste punt is dat de militaire acties in Europa helaas hier en daar worden aangegrepen voor de nodige antisemitische uitingen, oproepen tot haat, vernielingen aan synagogen en dergelijke. Hiertegen moet krachtig worden opgetreden, in Nederland maar ook in andere landen. Om dit te onderstrepen, wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Europa sprake is van een toenemend aantal ernstige antisemitische incidenten – vernielingen, bedreigingen, ophitsing, scanderen van haat zaaiende leuzen et cetera – sinds het Israëlische optreden tegen Hamas;

overwegende dat zo veel mogelijk moet worden voorkomen dat het conflict in het Midden-Oosten leidt tot polarisatie en conflicten tussen bevolkingsgroepen in zowel Nederland als Europa en dat het onaanvaardbaar is als wordt opgeroepen dan wel wordt aangezet tot haat en geweld;

roept de regering op om te bevorderen dat zowel in Nederland als in Europa geen enkele tolerantie wordt betracht ten opzichte van antisemitische uitingen, gedragingen of manifestaties en ter zake een actief vervolgingsbeleid wordt gevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Haverkamp en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 273(23432).

De heer Pechtold (D66):

Ik heb het in mijn motie breder getrokken: niet alleen antisemitisme, maar ook anti-islamisme. Ik waak voor beide, voor alle discriminatie. Waarom heeft de heer Van der Staaij eenzijdig voor alleen het antisemitisme gekozen, terwijl er aanwijsbaar ook anti-islamgevoelens zichtbaar zijn in Europa naar aanleiding van dit conflict?

De heer Van der Staaij (SGP):

De concrete aanleiding voor deze motie was dat er sprake is – dat hebben wij allemaal kunnen zien – van antisemitische uitingen. Ik heb niet gezien dat er in pro-Israeldemonstraties anti-islamitische uitingen zijn gedaan. Ik ga niet alles erbij halen om het maar zo politiek correct mogelijk te doen. Ik benoem wat zich voordoet en zeg dat daartegen moet worden opgetreden. Ik ga niet de hele wereld erbij halen om het zo politiek correct mogelijk te krijgen.

De heer Pechtold (D66):

Juist met uw achtergrond zou ik soms wat meer politieke correctheid richting de islam willen in plaats van het altijd eenzijdig verdedigen van het Jodendom. Er bestaat in Europa daadwerkelijk geweld tegen bijvoorbeeld islamitische scholen en moskeeën, dus tegen de islam. Het zou u sieren als u uw motie verbreedt. U laadt de verdenking op zich dat u dit conflict eenzijdig beziet.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik vind het onterecht dat op deze manier zaken gelijk worden getrokken die niet gelijk zijn. Sinds het Israëlische optreden in Gaza zien wij een enorme toename van allerlei antisemitische uitingen. Ik zie niet ineens een uitbarsting van allerlei anti-islamitische uitingen. Dat is de enige reden dat ik mijn motie zo heb toegespitst. Laat er geen twijfel over bestaan – dat hebben wij op andere manieren ook geuit – dat wij fel tegenstander zijn van gewelddadige anti-islamitische uitingen.

De heer Pechtold (D66):

Heel kort, voorzitter.

De voorzitter:

Met alle respect, mijnheer Pechtold, maar wij hebben het debat al gehad. Wij zijn nu met het VAO bezig. Ik sta u nog één interruptie toe, maar dat is wel de laatste.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter, dank u. Dit is nieuw en dat vind ik vervelend. De zaken die ik heb genoemd zijn allemaal ook in het debat aan de orde gekomen. U zegt: "Sinds het Israëlische optreden ...", mijnheer Van der Staaij. Dus actie en reactie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat staat ook in de eerste overweging van de motie, dat wij na dat optreden zien dat er sprake is van antisemitische uitingen. Dan trek je een grens. Je mag hierover natuurlijk een negatief oordeel hebben. Dat hoort bij de vrijheid van meningsuiting. Dat oordeel mag je ook in krachtige bewoordingen uiten. Wij moeten echter niet de grens over gaan. De grens moet helder worden gehouden dat wij niet op grond van het Israëlische optreden uitdrukkingen gaan bezigen als "joden aan het gas". Daar kan en mag nooit enige rechtvaardiging voor zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. De ontwikkelingen volgen zich snel op, ook na ons debat van afgelopen vrijdag. Egypte verwelkomt Duitse steun om de invoer van wapens tegen te gaan en de EU bevriest tijdelijk haar betrekkingen met Israël. Intussen gaat het geweld door en loopt het aantal dodelijke slachtoffers verder op. Wij zijn het er allemaal over eens dat dit geweld moet stoppen. Daartoe moet er wel een robuuste missie komen die de belangen van beide partijen dient. Het Palestijnse volk moet een levensvatbaar gebied krijgen en er moeten garanties worden gegeven voor de veiligheid van Israël en de Israëlische burgers. Daartoe heb ik een motie opgesteld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland samen met Denemarken aan het EU-voorzitterschap heeft voorgesteld om tot een waarnemersmissie te komen aan de grens tussen Gaza en Egypte;Voordewind

overwegende dat het doel van deze missie is, te komen tot beëindiging van wapensmokkel door tunnels of anderszins en gecontroleerde openstelling van grensposten voor humanitaire hulp en normale goederenstromen;

overwegende dat een dergelijke internationale of EU-missie een constructieve bijdrage kan zijn bij het komen tot een staakt-het-vuren;

overwegende dat de huidige inactieve grensmissie EUBAM-Rafah op de grens tussen Egypte en Gaza ontoereikend is (geweest) en dat de voorliggende waarnemingsmissie een robuuster mandaat behoeft;

verzoekt de regering, via de EU er bij Egypte, Israël en de Palestijnse Autoriteit op aan te dringen dat er een internationale c.q. EU-missie komt, met een robuust mandaat ter voorkoming van wapensmokkel via de grens, door tunnels of anderszins en eveneens toeziet op gecontroleerde openstelling van grensposten voor humanitaire hulp en normale goederenstromen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Haverkamp en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 274(23432).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De Duitsers hebben technische assistentie toegezegd aan de Egyptenaren. De Egyptenaren hebben die verwelkomd. Ziet het kabinet ook mogelijkheden voor Nederland om eenzelfde soort aanbod te doen op het moment dat dit eventueel een meerwaarde zou hebben?

Omdat de minister over het niet aangaan van volwaardige contacten met Hamas sprak, heb ik een motie opgesteld om daar duidelijkheid over te krijgen. Ik dien deze nu in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat Hamas haar ware gezicht laat zien door het staakt-het-vurenbestand niet te hebben willen verlengen, de raketbeschietingen op Israëlische burgerdoelen voortzet en zijn eigen bevolking inzet als menselijk schild;

van mening dat Hamas nog steeds niet voldoet aan de drie voorwaarden van het Kwartet;

verzoekt de regering, zowel géén bilaterale contacten aan te gaan met Hamas als bij de EU erop aan te dringen, eveneens géén contacten aan te gaan met Hamas, zolang deze organisatie niet voldoet aan de drie voorwaarden van het Kwartet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van der Staaij en Van Baalen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 275(23432).

De heer Haverkamp (CDA):

De heer Voordewind geeft aan dat de uitlatingen van de minister in het debat voor hem aanleiding zijn geweest om deze motie in te dienen. Zou hij nader kunnen duiden waar hij licht ziet tussen de uitlatingen van de minister en zijn eigen motie?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik kom terug op het debat. Daarin heeft de minister inderdaad gezegd geen aanleiding te zien voor volwaardige contacten. Ik heb in de laatste interruptie geprobeerd om daarover helderheid te krijgen. Collega Van Bommel heeft dat trouwens eveneens geprobeerd. Die helderheid kregen wij niet. Vandaar deze motie. Het doel daarvan is om heel scherp te krijgen – ik zie immers de schuivende panelen binnen Europa – dat de minister volhardt in het standpunt: geen contacten met Hamas, zolang niet aan de drie voorwaarden van het Kwartet is voldaan.

De heer Van Dam (PvdA):

De heer Voordewind begon zijn betoog met te zeggen dat wij allemaal willen dat er een einde komt aan het geweld. In de afgelopen twee jaar heb ik hem in debatten veelvuldig horen pleiten voor het beëindigen van het geweld van de zijde van Hamas. Steeds heeft hij al zijn pijlen gericht op het geweld van de zijde van Hamas. Mijn eerste vraag is: hoeveel heeft hij de afgelopen twee jaar gedaan om ook schendingen van het internationaal recht van Israëlische zijde aan de orde te stellen? Mijn tweede vraag is: op welke wijze denkt hij dat het überhaupt mogelijk is om te komen tot een beëindiging van het geweld zonder in contact te willen treden met een van de twee partijen die het geweld begaan?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Op basis van de moties die de heer Van Dam vandaag zal voorleggen aan de Kamer, constateer ik dat hij nader onderzoek naar het geweld van Israël niet wil afwachten, maar zijn oordeel al klaar heeft. Tegelijkertijd bepleit hij nog een VN-onderzoek daarnaar. Die twee zaken lijken mij tegenstrijdig. Maar goed, ik wacht dit verder af. In reactie op de aan mij gestelde vraag zeg ik: jammer dat hij dat concludeert, want hij heeft zelf bij de debatten gezeten. Hij heeft ook bij het laatste debat gezeten, waarin ik heb geprobeerd om een evenwichtige benadering te hanteren. Hij heeft gehoord dat ik eerder Kamervragen heb gesteld over de situatie in Hebron. Dat betrof Israëlisch optreden. Hij weet ook van mij dat ik in eerdere debatten scherp ben geweest over het gebruik van clustermunitie in de richting van Libanon. De heer Van Dam moet dus geen sprookjes vertellen. Hij moet zelf duidelijkheid geven over wat hij wil.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik stelde niet voor niets een tweede vraag. De heer Voordewind weet dat het kabinetsbeleid is: niet spreken met terroristische organisaties, tenzij dat kan bijdragen aan de beëindiging van het geweld. Hij heeft een motie ingediend waarin hij dus voorstelt om dat kabinetsbeleid aan te passen en waarin hij stelt dat er nu überhaupt niet moet worden gesproken met Hamas. Ik stel hem dus nogmaals de vraag: hoe kun je komen tot een beëindiging van het geweld, als je pertinent weigert – en de heer Voordewind doet dit al jaren – om te spreken met een van de twee partijen die het geweld begaan?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het is grappig dat de heer Van Dam zelf refereert aan het beleid van dit kabinet en dat schijnbaar ondersteunt, terwijl wij op missie zijn geweest in Syrië en de heer Van Dam zich daar niets van dat beleid heeft aangetrokken. Hij praatte immers gewoon met Hamas. Hij weet ook dat er in het beleid van dit kabinet voorwaarden zijn opgenomen om überhaupt tot contacten met Hamas te komen. Die zijn heel duidelijk. Deze voorwaarden zijn: afzweren van geweld, onderschrijven van de eerder gesloten akkoorden en erkenning van de staat Israël. Als aan die voorwaarden voor een gesprek niet wordt voldaan, zal er niet gesproken worden met Hamas.

De heer Van Dam (PvdA):

Hoort de heer Voordewind de inconsequentie in zijn eigen woorden niet? Hij zegt dat er pas met Hamas gesproken wordt over het beëindigen van het geweld nadat Hamas het geweld beëindigd heeft. Op zo'n manier realiseer je toch nooit vrede, mijnheer Voordewind?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Toch is het heel duidelijk dat een staakt-het-vuren een voorwaarde is voor de verdere invulling van het bestand. Een staakt-het-vuren kan overeengekomen worden door bemiddeling van Egypte. Daarvoor hoeven wij helemaal geen rechtstreekse contacten met Hamas aan te gaan. Als er een vredesproces komt, zal Hamas aan dezelfde voorwaarden moeten voldoen als waaraan de PLO eerder heeft voldaan, namelijk het afzweren van geweld en het erkennen van de staat. Anders kun je er niet mee onderhandelen.

De voorzitter:

Mijnheer Haverkamp, ik heb u net het woord gegeven. Wilt u ook nog een interruptie plaatsen naar aanleiding van de motie?

De heer Haverkamp (CDA):

Ja, want ik vind dat de vraag onduidelijk beantwoord is. Het regeringsbeleid is helder: geen contacten met Hamas, tenzij daarmee gekomen kan worden tot een wapenstilstand. Dat is heel duidelijk de uitlating van de minister. Wil de heer Voordewind middels deze motie afstand nemen van deze uitlatingen van de minister in het debat, ja of nee?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan hebben wij kennelijk een ander debat gevoerd. De minister heeft naar mijn idee gezegd dat er geen volwaardige contacten met Hamas zouden worden gelegd, zolang Hamas niet voldoet aan de drie voorwaarden van het Kwartet. Natuurlijk moet er een bestand en een staakt-het-vuren komen. De minister heeft echter niet gezegd dat wanneer er een staakt-het-vuren komt, wij ook alle kranen en communicatie met Hamas openen. Ik hoop niet dat de heer Haverkamp daar voor is.

De heer Haverkamp (CDA):

De heer Voordewind verdedigt nu eigenlijk het standpunt van de minister. Waarom dient hij dan een motie in?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb twee keer gezegd waarin de nuanceverschillen zitten. Deze zitten in het woordje "volwaardig". Dat woordje bracht mij op het verkeerde been. Door middel van een derde termijn heb ik geprobeerd daarover duidelijkheid te krijgen. Die heb ik niet gekregen. Daarom heb ik deze motie ingediend.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik ben er blij mee dat de heer Voordewind ter verklaring van zijn motie naar de geschiedenis met de PLO verwijst. De geschiedenis wordt bij dit conflict namelijk maar vaak vergeten. Maar mag ik hem eraan herinneren dat de internationale gemeenschap, de EU, met de PLO heeft gepraat vóórdat de PLO tot erkenning van Israël over was gegaan? Die erkenning was juist het resultaat van alle onderhandelingen. Als de heer Voordewind naar deze geschiedenis verwijst en daarin een rechtvaardiging ziet, hoe kan hij dan met deze motie komen?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ga weer terug naar de geschiedenis. Het afzweren van geweld was de voorwaarde voor het gesprek met de PLO. Dat hebben wij ook gezien bij de regering van nationale eenheid. Israël en de internationale gemeenschap hebben gezegd dat zij best contacten wilden met de regering van nationale eenheid, met de Hamasleden en de ministers van dat kabinet, maar dan zou Israël wel erkend moeten worden en het geweld afgezworen. Wij hebben de uitspraken van Haniya gehoord, ook toen hij premier van zijn kabinet was. Hij ging gewoon door met oproepen tot geweld tegenover Israël.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik moet met spijt constateren dat de heer Voordewind de geschiedenisboekjes moet lezen. Met de PLO is het andersom gegaan, zoals er vaker met andere organisaties is gepraat voordat de onderhandelingen waren begonnen, zonder dat men het al eens was met elkaar.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Je moet elkaar durven en kunnen erkennen, voordat je überhaupt een gesprek aangaat. Dat is toen ook gebeurd. Ik hoop dat mevrouw Peters nog eens artikel 1 van het manifest van Hamas gaat lezen. Daarin staat namelijk heel duidelijk wat Hamas wil bereiken. Zolang dat in hun manifest staat, zullen onderhandelingen onmogelijk zijn.

De heer De Roon (PVV):

De heer Voordewind hecht nogal veel waarde aan de voorwaarden van het Kwartet. Als Hamas daaraan maar voldoet, is contact wel toegestaan. Ik roep even de jaren dertig in herinnering, toen de heer Chamberlain uit München terugkwam met een vredesakkoord dat ondertekend was door de heer Adolf Hitler. Denkt de heer Voordewind nu echt dat de hellehonden van Hamas betrouwbaarder zijn dan Adolf Hitler?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als Hamas bereid is om artikel 1 van zijn handvest af te zweren, om geweld af te zweren en om Israël te erkennen is het wat anders wanneer je opening geeft tot het aangaan van gesprekken dan dat je meteen de volgende dag de handel met Hamas gaat opdrijven en alle politieke contacten herstelt. Het is een begin van de contacten met Hamas. Deze moeten uiteindelijk leiden tot een duurzaam bestand met Hamas. Ik zeg niet dat je nooit met mensen moet praten.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Binnen 24 uur zal zeer waarschijnlijk helaas de duizendste dode vallen in Gaza. Bijna de helft van de slachtoffers bestaat uit vrouwen en kinderen. Dit zijn geen extremistische strijders, maar onschuldige burgers. Desondanks bleek afgelopen vrijdag dat een meerderheid van de Kamer het gebruikte geweld proportioneel en niet buitensporig vindt, gerechtvaardigd zelfs. Terwijl wij van onze eigen militairen in Afghanistan eisen dat zij niet vuren op talibanstrijders indien zij zich voorzien van een menselijk schild van vrouwen en kinderen, weigerde zelfs onze eigen minister-president een veroordeling uit te spreken over het feit dat Israël dit wel doet. Geen ander conflict in de wereld houdt de gemoederen dusdanig bezig, ook in ons eigen land. Dit hebben wij de afgelopen dagen, helaas niet altijd op een prettige manier, mogen ervaren. Een conflict als dit vraagt om een evenwichtige benadering en een duidelijke beoordeling van wat er gaande is. Mijn fractie heeft wel een oordeel.

De heer Van Baalen (VVD):

De heer Van Dam noemde het menselijk schild al. Hamas gebruikt een menselijk schild. Israël gebruikt geen menselijk schild, niet in de Gazastrook en niet in Israël zelf. Dat is een groot, groot verschil. Dat verschil moet de heer Van Dam erkennen. Gelukkig erkent zijn kabinet het.

De heer Van Dam (PvdA):

De heer Van Baalen heeft gelijk dat het een schande is dat Hamas burgers gebruikt als menselijk schild, net zo goed als het een schande is dat talibanstrijders burgers gebruiken als menselijk schild. Toch is er een duidelijk verschil. In het laatste geval schieten onze militairen niet, in het eerste geval wordt er wel geschoten. Daarbij past een veroordeling.

De voorzitter:

Nog eenmaal, mijnheer Van Baalen.

De heer Van Baalen (VVD):

De heer Van Dam heeft waarschijnlijk de debatten in het kader van Uruzgan niet helemaal gevolgd. Het komt voor dat ook Nederlandse militairen moeten vuren terwijl zij weten dat zich burgers bevinden in de nabijheid van talibanstrijders. De VVD erkent dit. De VVD dúrft dit te erkennen. Het is pijnlijk, maar waar. De heer Van Dam verdraait nu de gewone werkelijkheid in Uruzgan. Hij moet één ding helder stellen: wij gaan niet praten met wie een menselijk schild gebruikt.

De heer Van Dam (PvdA):

Dat is een heel andere kwestie. De vraag is of je het maximale moet doen om burgerslachtoffers te vermijden. Dat moet je inderdaad doen. Onze militairen doen dat. De heer Van Baalen weet dit. Hij weet ook dat in de afgelopen weken in soortgelijke situaties andere zaken zijn gebeurd dan die wij onze eigen militairen toestaan. Daar past een veroordeling bij en die veroordeling zal ik, zodra ik de kans krijg, zo dadelijk uitspreken in een motie van mijn fractie.

De heer Pechtold (D66):

Ik ben zeer benieuwd naar deze motie. De heer Van Dam spreekt echter nogal een stevige veroordeling van premier Balkenende uit. Vraagt de heer Van Dam de staatssecretaris zo meteen namens het kabinet om er nu in andere bewoordingen over te spreken dan de premier tot nu toe heeft gedaan?

De heer Van Dam (PvdA):

In mijn motie zit een verzoek aan het kabinet, zoals gebruikelijk in moties.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Van Dam eerst zijn motie indient. Dan weten wij waarover wij spreken.

De heer Pechtold (D66):

Dat gaat mij te lang duren, voorzitter. Sinds 22 december zijn wij al bezig. Ik heb een hoop kunnen horen en lezen. Wij hebben de cliffhanger van de heer Blom gehad die ons afgelopen vrijdag zei dat zijn fractie nog met een tekst bezig was. U zou kunnen zeggen "wacht nog een minuut dan heb je het", voorzitter. Ik luister zo meteen nog wel naar die tekst van de motie. Maar ik vraag nu heel duidelijk: als de heer Van Dam zo stevig de premier veroordeelt – hij speelt dat spel heel stevig – roept hij de staatssecretaris dan op om er een oordeel over uit te spreken? In deze semantiek is hij dat wel aan zijn stand verplicht.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Van Dam zijn betoog vervolgt en de motie indient.

De heer Van Dam (PvdA):

Volgens mij heb ik op 29 december de minister van Buitenlandse Zaken in schriftelijke vragen gevraagd om een oordeel over het gebruikte geweld, al in de eerste dagen van de gewelddadigheden in Gaza. Ik heb toen de regering al gevraagd om een oordeel. Ik zou het inderdaad op prijs stelen als de regering ook nu een oordeel geeft. Ik zal daarover ook een motie indienen. Op het moment dat deze motie een meerderheid haalt in de Kamer, ga ik ervan uit dat de Kamer het oordeel van de regering zal horen. Als de heer Pechtold mij de kans geeft, dien ik die motie nu in. Dan hoort hij wat het oordeel van mijn fractie is. Mijn fractie heeft namelijk wél een oordeel. Het schieten van raketten op burgerdoelen hebben wij altijd onaanvaardbaar gevonden en dat vinden wij nog. Maar ook het door Israël gebruikte geweld is buitensporig. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het niet acceptabel is dat Palestijnse militanten geweld gebruiken tegen Israëlische burgers in de vorm van aanslagen of raketbeschietingen;

van mening dat het door Israël gebruikte geweld ter verdediging tegen de raketbeschietingen buitensporig is;

overwegende dat het wenselijk is dat de regering een oordeel velt over het geweldgebruik van beide partijen;

verzoekt de regering, het buitensporige geweld van beide kanten te veroordelen en zich conform dit oordeel op te stellen in internationale gremia,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Dam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 276(23432).

De heer Pechtold (D66):

Als dit de wens van de heer Van Dam was op 29 december en wij vandaag, op 14 januari, vragen om morgen de regering daartoe op te roepen, wat is dan zijn oordeel over de afgelopen twee weken?

De heer Van Dam (PvdA):

Ik heb net als de heer Pechtold geconstateerd dat een veroordeling van het aan Israëlische zijde gebruikte geweld is uitgebleven. De heer Pechtold zal ook in het debat van afgelopen vrijdag hebben gehoord dat wij een andere opstelling hadden. Wij zijn van mening dat ook dat geweld buitensporig is en dat dit ook door de regering van beide kanten zo bestempeld had moeten worden.

De heer Pechtold (D66):

Als u dat vindt, hoe verklaart u dan dat uw fractie het een week lang niet nodig vond om hierover te praten? Wat vindt u ervan dat zij dagen voorbij heeft laten gaan om de regering tot haar oordeel te laten komen? Welk signaal is daarmee afgegeven aan Israël?

De heer Van Dam (PvdA):

Volgens mij is het anders gegaan. De Kamer heeft de regering schriftelijk om een oordeel gevraagd. Zodra de Kamer de brief had ontvangen, heeft zij in meerderheid, ook met steun van mijn fractie, besloten om een debat te houden.

De heer Pechtold (D66):

De feiten zijn anders. Op maandagochtend had uw fractie gewoon de debataanvraag van de heer Van Bommel kunnen steunen. Daar was voldoende aanleiding toe. Wij weten nu dat zelfs de minister dat wilde. Ik zal uw motie steunen, maar uw partij had als coalitiepartij er eerder voor kunnen zorgen dat het oordeel van de Nederlandse regering, net als het oordeel van vele anderen in Europa, bekend was bij de Israëlische regering. Ik weet met u dat dit symboliek is, maar ik verwijt u dat u nu de zaak zo op scherp stelt, terwijl u eerder had kunnen voorkomen dat de slappe houding van de Nederlandse regering dag in, dag uit voortduurde.

De heer Van Dam (PvdA):

Dat is simpelweg onjuist. Op de tweede dag van de gewelddadigheden hebben twee fracties in deze Kamer aan de bel getrokken. Dat waren de SP-fractie en mijn fractie. Die dag hebben wij de regering gevraagd om een oordeel. In de week daarna hebben wij de regering opnieuw bij brief gevraagd om een oordeel. De gevraagde veroordeling stond niet in de brief. Daarom is afgelopen vrijdag een debat gevoerd, waarin mijn fractie opnieuw heeft gezegd dat zij een ander standpunt heeft dan de regering. U weet net zo goed als ik dat de meerderheid van de Kamer, ook tot mijn teleurstelling, daar anders over denkt.

De heer Van Bommel (SP):

Voor de parlementaire geschiedenis is het wel van belang om te wijzen op de bepaling die de PvdA-fractie zelf in haar vragen heeft gelegd, namelijk dat deze voor de jaarwisseling beantwoord moesten worden. De heer Van Dam heeft aan mij aangegeven dat hij de beantwoording van de vragen wilde afwachten. De beantwoording is niet gekomen voor de jaarwisseling. Toen mijn fractie begin januari een debataanvraag indiende, had de PvdA-fractie deze dus voluit kunnen steunen, conform haar eis dat de vragen eerder beantwoord hadden moeten worden.

De heer Van Dam (PvdA):

Het is wat lastig om hier te spreken over fouten in de interne organisatie waardoor niet is doorgegeven dat ik de vragen voor het einde van het jaar beantwoord had willen hebben. Daarover hebben wij onderling gesproken. Ik vind het lastig om een debat te voeren als de regering nog geen standpunt heeft bepaald. Daarom hebben wij op maandag de regering om haar standpunt gevraagd. Naar aanleiding daarvan zouden wij besluiten of wij een debat wenselijk vonden. Toen het standpunt er lag, hebben wij – u was daarbij aanwezig – aangegeven dat wij een debat wenselijk achtten, omdat het standpunt niet in lijn was met het door ons gewenste standpunt.

De heer Van Bommel (SP):

Ik wil hierover nog één ding zeggen. Inmiddels was de situatie verergerd en was er niet slechts sprake van beschietingen, maar ook van een inval in de Gazastrook. Dat was voor mijn fractie aanleiding om de Kamer begin januari van reces terug te roepen. Ik kan alleen maar mijn verbazing uitspreken dat zelfs die escalatie van geweld voor de PvdA-fractie onvoldoende aanleiding was om een debat aan te vragen, terwijl zij, anders dan de oppositiefracties, ervan op de hoogte was dat de minister van Buitenlandse Zaken voor twee weken naar Azië zou vertrekken, waardoor geen debat meer mogelijk zou zijn. Doordat de minister dit tussentijds nog heeft gemeld bij de oppositie, kon het debat alsnog plaatsvinden.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik vond het geweld vanaf de eerste dag verschrikkelijk. Ik vond ook dat Europa een vuist moest maken, want u weet net zo goed als ik dat Europa degene is die dat daadwerkelijk kan in een conflict als dit. Ik heb helaas al in de eerste week van het conflict, voor de start van de grondinvasie, moeten constateren dat er in Europa, mede door de opstelling van Duitsland en Tsjechië, geen bereidheid was om die vuist te maken en dat men alleen bereid was tot een inspanning om te komen tot een zo spoedig mogelijk staakt-het-vuren. Dat leek op dat moment in Europa het hoogst haalbare. Wij zijn nu zo'n anderhalve week verder en helaas is dat nog steeds zo. Dat heeft ook mij teleurgesteld, maar dat zijn wel de feitelijke omstandigheden waarmee wij op dat moment te maken hadden. Hoe erg het geweld ook is, Europa slaagt er nog altijd niet in om over zijn eigen schaduw heen te stappen en een gezamenlijke vuist te maken tegen dit soort geweld.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Peters wil interrumperen. Ik wil haar nog een keer het woord geven, maar wijs erop dat over deze onderwerpen van gedachten is gewisseld in het AO. Ik stel daarom voor dat wij na de interruptie van mevrouw Peters dit onderdeel afronden en dat de heer Van Dam dan zijn betoog vervolgt.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik waardeer uw opmerking, voorzitter, maar ik wijs erop dat ik een paar nieuwe elementen in de opmerkingen van de heer Van Dam en de andere collega's bespeur, elementen die wij niet in het AO hebben besproken. Ik kan niet anders dan constateren dat de Partij van de Arbeid langzaam op deze oorlog reageert. Verder constateer ik dat die reactie ook gekenmerkt wordt door crescendo en dat die nu culmineert met de positie die de heer Van Dam vandaag inneemt. Afgelopen vrijdag, struikelde zijn partijgenoot de heer Blom tijdens het spoed-AO over zijn opmerkingen over de semantiek. Hij hield het op buitensporig geweld en zei dat er zeker geen oorlogsmisdaden waren gepleegd, zoals de heer Berman eerder had beweerd. Het woord disproportioneel dat de heer Van Dam nu gebruikt, nam hij niet in de mond. Het gaat hier om meer dan om semantiek. Juist voor mensen die niet juridisch geschoold zijn, is het belangrijk om onderscheid tussen de termen te maken. Mag ik nu de opstelling van de fractie van de Partij van de Arbeid zo opvatten dat zij anders dan afgelopen vrijdag wel wil spreken van disproportioneel geweld? Afgelopen vrijdag wilde zij dat nog niet doen. Komt de fractie van de Partij van de Arbeid nu tot een scherpere veroordeling? Afgelopen vrijdag nam de fractie van de Partij van de Arbeid genoegen met het uitspreken van een eigen oordeel en met zelf een kwalificatie aan het geweld te geven en vroeg zij de regering niet om een oordeel. Is het juist dat anders dan vrijdag deze fractie nu specifiek wel de regering om een oordeel vraagt? Neemt deze fractie er geen genoegen mee dat deze twee opvattingen beide worden gehandhaafd? Komt de fractie van de Partij van de Arbeid in actie als de regering zich thans niet in haar opvatting kan vinden?

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Mag ik iets in algemene zin zeggen? Er moet mij namelijk iets van het hart. Is het mevrouw Peters opgevallen wie tijdens mijn betoog hebben geïnterrumpeerd? Eén interruptie kwam van de heer Van Baalen en de rest kwam van politici die hetzelfde oordeel hebben over wat er gebeurt als ik. Ik weet ook zeker dat zij daarover hetzelfde oordeel hebben. Wij denken hetzelfde als het gaat om het vinden van de wegen die tot een oplossing moeten leiden, terwijl wij ons met dezelfde passie met dit onderwerp bezighouden. Hiermee geef ik aan wat wij altijd doen. Wij stellen ons zo op, omdat wij ons onmachtig voelen. Wij voelen ons onmachtig bij het zien van het geweld dat elke dag op de televisie wordt getoond en daarom gaan wij elkaar de maat nemen en de vraag stellen of wel het goede woord wordt gebruikt en of wel op de juiste dag wordt gereageerd. Wij gaan elkaar de vraag stellen of wij wel stevig genoeg in het debat staan. Dit doen wij steeds. Ik snap dat deze opstelling voortkomt uit onze eigen onmacht en onze frustratie, maar misschien moeten wij met deze manier van reageren ophouden en misschien moeten wij elkaar de hand reiken. Wij willen uiteindelijk hetzelfde. Wij voelen uiteindelijk de onmacht op dezelfde manier. Wij willen een vuist maken. Laten wij daarom elkaar de hand reiken en gezamenlijk optrekken. Laten wij dus elkaar in de ogen kijken en elkaar zeggen waar het werkelijke probleem ligt. Het werkelijke probleem is namelijk dat bepaalde krachten in Europa al jarenlang een oplossing van dit conflict tegenhouden en dat die al jarenlang niet bereid zijn om beide partijen op een evenwichtige wijze aan te spreken. Dat is het werkelijke probleem. Natuurlijk kunnen wij doorgaan met dit debat en dan wil ik graag alle vragen beantwoorden. Dan wil ik ook wel zeggen of er verschil is tussen disproportioneel en buitensporig, maar waar het werkelijk om gaat, is de vraag hoe wij er gezamenlijk in zullen slagen om bepaalde krachten in Europa als het ware te ontmantelen, de krachten die al jarenlang verhinderen dat dit conflict wordt opgelost.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Peters en de heer Pechtold willen interrumperen. Ik stel mevrouw Peters nog een keer in staat om een vraag te stellen, maar de heer Pechtold niet meer. Ik heb hem al een aantal keren het woord gegeven.

De heer Pechtold (D66):

Maar dit is een nieuw punt en ik word aangesproken.

De voorzitter:

Mevrouw Peters heeft het woord voor een interruptie.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. De woordvoerder van de fractie van de Partij van de Arbeid reikt mij de hand. Gelet ook op de taal die hij gebruikt, zeg ik: natuurlijk neem ik die uitgestoken hand. Er moet mij wel iets van het hart. Mijnheer Van Dam, wij hebben u gemist. De positie die u nu in deze zaal inneemt, is anders dan toen u reageerde op de opvattingen van het kabinet. Wij hadden destijds graag gevoeld dat er een band was. Wij hadden die dus graag willen voelen op het juiste moment en op de juiste plaats.

De heer Van Dam (PvdA):

U weet net zo goed als ik dat dit kabinet te maken heeft met een Kamer waarvan de meerderheid een andere opvatting heeft dan u en ik. Ik zou ook graag willen dat dat anders was. Ik zou dus ook graag zien dat het kabinet een ander standpunt innam, maar daarvoor is nodig dat de meerderheid van deze Kamer tegen het kabinet zegt dat het een ander standpunt moet innemen. Tot nu toe is dat niet gebeurd. U weet dat wij afgelopen vrijdag precies hetzelfde hebben gezegd als nu. Wij hebben het geweld op dezelfde wijze als nu gekarakteriseerd. Het gaat er nu om dat wij er eindelijk in slagen om in deze Kamer – ik kijk vooral naar de rechterzijde – partijen zover te krijgen dat zij niet alleen Hamas aanspreken, maar dat zij de bereidheid hebben om beide partijen aan te spreken als die buitensporig geweld gebruiken. Ik snap wel dat u al uw interrupties op mij plaatst, want zo gaat het hier vaak. Maar plaatst u uw interrupties nu eens op de heren Haverkamp en Van Baalen, want daar zit het echte probleem. Dat weet u net zo goed als ik.

De voorzitter:

De heer Pechtold voelde zich aangesproken. Ik stel hem nog in staat er een vraag over te stellen.

De heer Pechtold (D66):

Graag, want ik spreek ook de SGP aan wanneer zij alleen het antisemitisme ziet. Maar als u mij aanspreekt als vriend, spreek ik u aan op uw verantwoordelijkheden, want vrienden mag je de waarheid vertellen. Ik heb u inderdaad gemist, want u bent regeringspartij. U zegt nu zelf dat de heer Haverkamp het probleem is. Dan kunt u wat veranderen en dat had ik gehoopt, niet in een motie die lang boven de markt hangt, maar in regeringsbeleid – u spreekt zelfs de minister-president erop aan – dat direct tot iets had geleid en niet dagen later.

De voorzitter:

Mijnheer Van Dam, ik stel voor dat u hierop antwoordt en dan uw betoog vervolgt.

De heer Van Dam (PvdA):

Uiteraard spreek ik ook de minister-president aan, net als de minister van Buitenlandse Zaken, die ik op de tweede dag van dit conflict heb aangesproken. Uiteraard spreken wij het kabinet erop aan, op het moment dat wij van mening zijn dat de beoordelingen en veroordelingen niet evenwichtig zijn. Dat zijn ze niet en wij hebben dat de afgelopen twee weken steeds naar voren gebracht. U weet ook dat wij dat graag anders hadden gezien. Ik herhaal dat ik ook graag had gezien dat een meerderheid van deze Kamer zich anders zou opstellen in dit conflict. Op het moment dat een meerderheid in deze Kamer en een meerderheid in Europa zich blijven opstellen zoals men de afgelopen jaren heeft gedaan, hebben wij niet alleen een conflict dat al 40 jaar heeft geduurd, maar ook een conflict dat nog 40 jaar zal duren.

Voorzitter. Ik heb u in mijn zojuist ingediende motie ons politieke oordeel voorgelegd. Ik hoop uiteraard – ik vrees dat het ijdele hoop is – dat de Kamer dat oordeel kan volgen.

Er zijn ook tal van voorvallen waarover niet alleen een politiek oordeel gewenst is, maar ook een juridisch oordeel. Die voorvallen moeten alle onderzocht worden. Ik ben blij daarom de volgende motie samen met het CDA te kunnen indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat grote aantallen burgers slachtoffer zijn geworden van gewelddadigheden en dat het zowel Israëlische als Palestijnse burgers betreft;

overwegende dat het internationaal recht strijdende partijen verplicht, burgerslachtoffers zo veel mogelijk te vermijden;

overwegende dat de Nederlandse regering van mening is dat alle partijen zich dienen te gedragen conform het humanitair oorlogsrecht en bereid is, onderzoek te doen naar situaties waarover twijfel bestaat of conform het internationaal recht is gehandeld;

overwegende dat het voor een beoordeling van de situatie van belang is, te beoordelen of het gebruikte geweld van alle in het conflict betrokken partijen conform het internationaal recht heeft plaatsgevonden of plaatsvindt;

verzoekt de regering, op korte termijn in VN-verband onafhankelijk onderzoek te bepleiten naar alle gevallen waarin VN-organisaties of internationaal erkende hulporganisaties zoals het Rode Kruis of de Rode Halve Maan, twijfelen of het gebruikte geweld past binnen de verplichtingen en randvoorwaarden die het internationale recht aan gebruik van geweld stelt en de Kamer zo spoedig mogelijk over de resultaten van de gepleegde inspanningen te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam en Haverkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 277(23432).

De heer Van Baalen (VVD):

Dit is interessant; misschien kan de heer Haverkamp zich ook klaarmaken. De regering heeft duidelijk gesteld, ook afgelopen vrijdag, dat Israël geen buitenproportioneel geweld heeft gebruikt en het humanitair oorlogsrecht niet heeft geschonden. Dat is door de minister van Buitenlandse Zaken gesteld. Betekent dit dat door beide ondertekenaars uiteindelijk afstand van die mening van de regering wordt genomen? Kortom, twijfelen beide ondertekenaars of de minister van Buitenlandse Zaken het juiste woord heeft gesproken?

De heer Van Dam (PvdA):

Ik heb de minister van Buitenlandse Zaken ook op de televisie horen zeggen dat er situaties zijn waarover twijfel kan bestaan en waarnaar onderzoek nodig is. Een van de meest prangende voorbeelden is natuurlijk de situatie waarin die school is gebombardeerd. Zo zijn er nog meer gevallen waarin twijfel kan bestaan of het gebruikte geweld wel in overeenstemming is met de verplichtingen en randvoorwaarden die het internationaal recht daaraan stelt. In deze motie wordt de regering verzocht inspanningen te plegen om ervoor te zorgen dat in VN-verband al deze gevallen onderzocht zullen worden.

De heer Van Baalen (VVD):

Dit klinkt mooi. Deze motie klinkt een beetje als een schaamlap: een schaamlap voor u, want u staat aan de goede kant en een schaamlap voor het CDA, want wij gaan toch onderzoeken en wij zijn ook stevig in debat. U hebt het debat niet kunnen volgen. Op een vraag van de heer Haverkamp of het bombarderen of het beschieten van die VN-school niet aanschuurde tegen buitenproportioneel geweld heeft de minister van Buitenlandse Zaken letterlijk gezegd: dat is niet het geval; wij kunnen het onderzoeken, maar het is niet zoals ik erin sta. Volgens mij bent u het volstrekt met elkaar oneens en is dit een schaamlap om dat te verbergen.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik verbaas mij in hoge mate over de woorden van de heer Van Baalen. Volgens mij is het in oorlogssituaties verstandig om te toetsen of het gebruikte geweld voldoet aan de randvoorwaarden die het internationaal recht daaraan stelt. Er zijn in het geweld van de afgelopen twee weken helaas tal van voorvallen waarbij, door de VN of andere internationaal erkende hulporganisaties, getwijfeld wordt of daar sprake van is. Het zou goed zijn om te onderzoeken of in al die gevallen het internationaal recht geëerbiedigd is. Ik ga ervan uit dat de heer Van Baalen daar niet tegen kan zijn.

De heer Van Baalen (VVD):

Deze motie is door twee coalitiepartijen ondertekend. Ik zou ook graag van de heer Haverkamp horen of hij twijfelt aan de rechtmatigheid van het Israëlisch optreden.

De voorzitter:

Ik wil hem daarover het woord geven als hij straks zijn termijn heeft.

De heer Van Baalen (VVD):

Is het niet handiger dat hij nu openheid geeft?

De voorzitter:

Dat zou misschien wel handiger zijn, maar straks dient hij nog een motie in en kan hij uw vraag ook beantwoorden. Is dat akkoord?

De heer Van Baalen (VVD):

Dan weet u meer dan ik.

De voorzitter:

Nou, ik weet niet of ik meer weet, maar dat heb ik gehoord.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb twee vragen aan de heer Van Dam. Hij dient net een motie in waarin hij de regering verzoekt om buitensporig geweld van beide kanten te veroordelen. Nu dient hij een motie in – hij weet het waarschijnlijk zelf ook nog niet zeker – om daar eerst onderzoek naar te doen. Het lijkt mij dat je eerst de uitwerking van de ene motie moet afwachten, om tot de indiening van de volgende te komen. Dat kan pas als de feiten bekend zijn en als er inderdaad sprake is van buitensporig geweld. Is de heer van Dam het daarmee eens?

In de motie staat dat er onderzoek moet komen naar het "gebruikte geweld". In zijn toelichting spreekt hij erover om "bij twijfel" het gebruikte geweld te onderzoeken. De minister was heel duidelijk. Waar wij twijfel hebben, moeten wij onderzoek doen. Daar ben ik het van harte mee eens. Hier staat dat wij bij alle geweld onderzoek moeten doen.

De heer Van Dam (PvdA):

Wat betreft het laatste staat in de motie dat er onderzoek moet komen indien VN-organisaties of internationaal erkende hulporganisaties daaraan twijfelen.

De andere vraag lijkt mij politieker dan wat er precies in de tekst van de motie staat. De heer Voordewind zegt dat ik mijn oordeel al klaar heb. Dat is juist. Ik heb mijn politieke oordeel al klaar. Ik vind het in politieke zin buitensporig, disproportioneel zo u wilt, dat je raketten afschiet op burgers. Ik vind het buitensporig om luchtaanvallen uit te voeren op dichtbevolkt gebied. Dat leidt onherroepelijk tot grote aantallen burgerslachtoffers en dat hebben wij helaas de afgelopen twee weken kunnen zien. Dat is dus mijn politieke oordeel. Ik vind het buitensporig. Ik vind dat je zoiets niet doet en dat je geen bommen gooit op een dichtbevolkte stad. Dat is echter niet hetzelfde als een juridisch oordeel. Er valt namelijk ook over bepaalde voorvallen een juridisch oordeel te vellen en daar komt het internationaal recht om de hoek kijken. Dat is dus iets anders als een politiek oordeel. In deze tweede motie wordt gevraagd om een VN-onderzoek dat tot een juridisch oordeel moet kunnen leiden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan komen wij toch in een raar steekspel terecht. Trekt de heer Van Dam zijn oordeel in als blijkt dat er geen buitensporig geweld is gebruikt? Dan kan een VN-onderzoek zoals hij dat bepleit dat niet bevestigen. Dat zou betekenen dat zijn vooroordelen die nu tot een oordeel leiden te prematuur waren.

De heer Van Dam (PvdA):

Nee, er is geweld dat op zich binnen het internationaal recht zou kunnen passen dat ik desondanks buitensporig zou kunnen vinden. Dat kan de heer Voordewind zich wellicht niet voorstellen, maar dat kan. Zelfs als het binnen het internationaal recht zou zijn toegestaan om bommen te gooien op een dichtbevolkte stad, vind ik dat je dat niet hoort te doen en dat dit buitensporig is. Dat is het verschil tussen de juridische en politieke werkelijkheid. Je kunt het politieke oordeel hebben dat het gebruikte geweld buitensporig is, zonder dat dit iets zegt over het juridische oordeel. Ik zou het goed vinden als over bepaalde situaties een juridisch oordeel geveld wordt. De heer Voordewind heeft zelf het voorbeeld van de school genoemd. Ik kan mij ook voorstellen dat het beschieten van een hulpkonvooi daaronder valt. Er is nog een aantal situaties waarvan VN-organisaties en internationaal erkende hulporganisaties hebben gezegd dat zij betwijfelen of die in lijn zijn met het internationaal recht. Ik vind het goed als daarover ook een juridisch oordeel geveld wordt.

De heer Pechtold (D66):

Wij zijn politici en geen juristen, maar de heer Van Dam zegt als politicus dat het een politiek oordeel is dat het disproportioneel is en dat hij daaronder bijvoorbeeld het bombarderen van dichtbevolkt gebied vindt vallen. Wat zit er dan volgens hem nog in de weg om uiteindelijk tot het juridisch oordeel te komen?

De heer Van Dam (PvdA):

Wij hebben afgelopen vrijdag heel bewust het woord "buitensporig" gebruikt, om niet in de juridische discussie terecht te komen. De proportionaliteitseis in het internationaal recht stelt bepaalde voorwaarden. Het door de heer Pechtold genoemde bombardement op de school is typisch een situatie die goed onderzocht zou moeten worden, omdat daarbij vele burgerslachtoffers gevallen zijn en je je kunt afvragen of dat vermeden had kunnen worden. Het vermijden van burgerslachtoffers is een verplichting die voortvloeit uit het internationaal recht. Je zou een situatie dus langs de juridische meetlat moeten leggen. Het gaat dan om dergelijke incidenten en voorvallen, om situaties die helaas in de afgelopen twee weken hebben plaatsgevonden. Dat staat los van het algemene oordeel dat je kunt hebben over de gewelddadigheden van beide zijden. Zoals ik al zei, hebben wij raketbeschietingen op burgerdoelen altijd al veroordeeld. Die vormen geen invulling van het recht op verzet van een bezet volk. Wij hebben tegelijkertijd gezegd dat wij het geweld van Israëlische zijde ook buitensporig vinden. Dat is een politiek oordeel over de algemene situatie en dat is iets anders dan een juridisch oordeel over specifieke situaties waarvoor je op de grond onderzoek moet kunnen doen, om te kunnen beoordelen hoe een en ander juridisch ligt.

De heer Pechtold (D66):

Nogmaals, wij zijn politici en wij zijn geen rechters. De fractie van de heer Van Dam bleef vrijdag heel duidelijk weg bij het woord "disproportioneel" en kwam met het woord "buitensporig" als politiek oordeel, terwijl de heer Van Dam over het weekend heen kennelijk wel in staat is om het politiek disproportioneel te vinden. Ik geef toe dat het een hoop semantiek is, maar het is wel belangrijk. Wat is er nodig om straks internationaal van het politieke oordeel te komen naar het juridische oordeel dat het ook disproportioneel is? Omdat de heer Van Dam zelf met deze semantiek begonnen is, vind ik het heel belangrijk om dat nu te weten. De heer Van Dam weet namelijk ook dat de regering er absoluut niet aan wil.

De heer Van Dam (PvdA):

De heer Pechtold zegt zelf al dat het semantiek is. Hij zal dan ook begrijpen waarom wij de woorden hebben gekozen die wij hebben gekozen en die wij in de motie hebben vastgelegd. Hij weet net als ik dat de woorden "buitensporig" en "disproportioneel" in normaal spraakgebruik exact hetzelfde betekenen. Als de heer Pechtold mij dus vraagt naar mijn politieke, morele oordeel, kan ik daarvoor beide woorden gebruiken. De heer Pechtold weet ook dat aan het woord "disproportioneel" ook een juridische kant zit en dat er dus ook sprake zou kunnen zijn van een juridisch oordeel. Vraagt hij mij naar mijn politieke oordeel, dan zeg ik dat ik het buitensporig vind wat er is gebeurd. Mijn fractie vindt wat er aan beide zijden is gebeurd, buitensporig.

Het is ook van belang om specifieke voorvallen te onderzoeken en te voorzien van een juridisch oordeel. Je moet die voorvallen toetsen aan het internationaal recht en onderzoeken of er conform het internationaal recht gehandeld is. In een aantal situaties is er helaas alle reden om daaraan te twijfelen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Deze motie gaat veel verder dan de stellingname van de minister van Buitenlandse Zaken, waarmee de CDA-fractie volgens mij vrijdag wel instemde, namelijk dat er alleen maar een gericht onderzoek nodig was in de kwestie van de school. Nu is er kennelijk een opvatting dat het allemaal veel breder moet. Betekent dit dat ook Israëlisch onderzoek niet serieus wordt genomen? De minister van Buitenlandse Zaken zei dat Israël een rechtsstaat is en dat je lang niet in alle situaties waarin twijfel is, onmiddellijk allerlei onderzoekers van buiten hoeft te laten komen. Betekent deze motie dat op Israëlisch onderzoek niet vertrouwd wordt? Ziet de motie ook op situaties met geweld van Hamas. Kan de heer Van Dam voorbeelden noemen van situaties die ook onder deze motie vallen?

De heer Van Dam (PvdA):

De Kamer heeft wel eens de neiging om moties in te dienen die in enige of meerdere mate afwijken van het kabinetsstandpunt. Dat gebeurt hier soms en daar zijn moties over het algemeen ook voor bedoeld. De heer Van der Staaij constateert dat in de motie meer wordt gevraagd dan vrijdag werd gewisseld en dat heeft hij goed gelezen. Daarom zei ik ook dat ik blij was om de motie te kunnen indienen. In de motie vragen wij om een VN-onderzoek, een onafhankelijk onderzoek. Dat staat er volgens mij heel duidelijk in. Zo'n onderzoek lijkt mij in kwesties als deze altijd van groot belang. De laatste vraag van de heer Van der Staaij was of het dan ook kan gaan om geweld dat door Hamas is gebruikt. Uiteraard kan dat. Er zijn meerdere partijen betrokken in dit conflict en dus moet het gebruik van geweld van alle zijden aan onderzoek worden onderworpen. Ik kan mij bijvoorbeeld ook voorstellen dat beweringen als zouden burgers zijn ingezet als menselijk schild, nader onderzocht worden.

De heer Van der Staaij (SGP):

De heer Van Dam zei dat wat de Kamer per motie vraagt, soms inderdaad verder gaat dan de stellingname van de regering. Daarvoor zijn moties ook; dat is mij helemaal helder. Meestal voel je het dan aankomen omdat je het in tweede termijn niet eens wordt. Ik had in dit geval het idee dat het debat op een aantal punten niet werd voortgezet, terwijl wij nu ineens een verdergaande scherpe motie zien. Daarover was ik meer verbaasd dan dat de motie verder gaat dan het standpunt dat de regering heeft ingenomen. Dit wilde ik nog zeggen ter toelichting op mijn vraag.

De heer Van Baalen (VVD):

De PvdA-fractie trekt nu een politieke mist op door te praten over politieke en juridische oordelen. Het woord "oorlogsmisdaad" is een juridische kwalificatie. De collega van de heer Van Dam in het Europees Parlement, de heer Berman, heeft die kwalificatie gebezigd. Daarna sprak hij letterlijk nog over "Israëlische barbarij". Ik sprak de heer Berman zondag; hij stond nog steeds achter deze woorden. Is de PvdA-fractie bereid uit te spreken dat zij deze woorden en kwalificaties geenszins steunt en ervan afstand neemt?

De voorzitter:

Dat kan door de heer Van Dam in principe kort gedaan worden, want ik begrijp dat hierover ook gesproken is in het AO.

De heer Van Baalen (VVD):

Dat was ook niet al te duidelijk.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik heb het toevallig nog terug gezien. Als er één passage in dat debat was die aan duidelijkheid niets te wensen overliet, dan was het deze passage. De heer Van Baalen heeft op deze vraag van mijn collega Blom een helder antwoord gehad. Hij heeft gezegd dat wij ons niet eens in staat achten om zo'n juridisch oordeel te vellen. De heer Blom heeft afgelopen vrijdag dan ook afstand genomen van de aangehaalde woorden. Dat weet de heer Van Baalen, want hij was erbij.

De heer Van Baalen (VVD):

De vraag is of de heer Van Dam dat nu hier doet.

De heer Van Dam (PvdA):

Als de heer Van Baalen bij deze nogmaals bevestigd wil zien dat wij in staat zijn om uit één mond te spreken, dan wil ik dat graag doen. Ik noch enig ander lid van mijn fractie heeft de kwalificatie "oorlogsmisdaden" in de mond genomen.

De heer Van Baalen (VVD):

Dan gaat de heer Van Dam nog met de heer Berman praten, om te voorkomen dat deze het nog voor de derde keer zegt.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat de heer Van Dam langzamerhand zijn betoog afrondt.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik kom tot mijn derde motie. Mijn fractie heeft afgelopen vrijdag ingebracht dat het voor haar niet voor de hand zou liggen dat de EU doet alsof er niets aan de hand is en gewoon verder praat met Israël over een intensivering van de onderlinge relaties. Het kabinet, en ik geloof ook een meerderheid van deze Kamer, vond niet dat er reden was om de besprekingen daarover te bevriezen. Gelukkig is er in dit geval meer wijsheid in Brussel. De EU heeft namelijk vandaag besloten om die besprekingen wel degelijk te bevriezen. Dat stemt mijn fractie tevreden, maar het is volgens haar wel verstandig om dan ook afspraken te maken over het eventueel heropenen van die besprekingen. Dat brengt mij tot de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Van Dam

overwegende dat de VN-Veiligheidsraad resolutie 1860 heeft aangenomen;

overwegende dat geen van de betrokken partijen tot op heden VN-resolutie 1860 heeft nageleefd;

constaterende dat vandaag de EU en Israël hebben besloten, de gesprekken over intensivering van de onderlinge relatie tijdelijk te bevriezen;

van mening dat VN-resolutie 1860 door beide partijen onverkort moet worden nageleefd;

verzoekt de regering om in EU-verband te pleiten voor het niet heropenen van de gesprekken over de intensivering van de relatie EU-lsraël zolang Israël zijn verplichtingen uit resolutie 1860 niet is nagekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Dam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 278(23432).

De heer Van Dam (PvdA):

Voor alle volledigheid zal de heer Haverkamp mede namens mij een motie indienen waarin de regering wordt verzocht om haar inspanningen voort te zetten, om te komen tot een staakt het vuren en toegang van humanitaire hulp tot de Gazastrook.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Het is al gememoreerd: de oorlog in Gaza is inmiddels verhevigd tot diep in Gaza-stad. Inmiddels zijn er tegen de 1000 doden gevallen, waaronder juist zoveel kinderen. Het gaat om een offensief dat reeds door velen als disproportioneel of buitensporig is bestempeld, waarover wij net uitgebreid hebben gesproken. Wat mijn fractie en andere fracties betreft – zij vormen lang niet de meerderheid in deze Kamer – is een van de oorzaken van de escalatie van dit geweld dat juist niet wordt gesproken met een van de partijen in het conflict, Hamas. Daarom zitten wij nu in de situatie waarin wij nu zitten. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Unie inmiddels drie jaar lang het beleid volgt om niet met Hamas te praten of te onderhandelen;

constaterende dat inmiddels door verschillende bevriende niet-EU-landen overleg wordt gepleegd met Hamas, teneinde een bestand tussen Hamas en Israël te bewerkstelligen;

verzoekt de regering, in EU-verband aan te dringen op een evaluatie van de effectiviteit van het EU-Hamasbeleid en te onderzoeken hoe dit beleid in de toekomst het beste vormgegeven kan worden teneinde de stabiliteit in de regio te bewerkstelligen en te behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 279(23432).

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Collega Van Dam zei het zo-even al: de gesprekken over intensivering van het EU-Associatieakkoord met Israël worden nu bevroren. Dat is een uitkomst die denk ik niet aan de inzet van de Nederlandse regering is te danken, want afgelopen vrijdag hebben wij die nog horen verdedigen dat het hét moment was om juist het tegenovergestelde te doen. Het lijkt mij een nederlaag voor de inzet van Nederland in Europa, of positief geformuleerd, ik ben blij dat Nederland niet van zijn vetorecht op dit onderwerp gebruik heeft gemaakt. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering op 9 januari jongstleden in de gang van zaken omtrent Gaza nog geen reden zag, de EU-gesprekken over het intensiveren van de bilaterale relaties met Israël op te schorten;

constaterende dat de regering er voorstander van was, deze juist nu te intensiveren;

verwelkomt dat die EU-lsraëlgesprekken heden alsnog zijn bevroren vanwege de oorlog in Gaza,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 280(23432).

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Over het Nederlands-Deens initiatief om te komen tot een grensbewakingsmissie heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Unie het Nederlands-Deense voorstel omarmd heeft om grenstoezicht tot stand te brengen op de Gazaans-Egyptische grens in geval van een staakt-het-vuren;Peters

constaterende dat een bestand alleen duurzaam kan zijn wanneer het zowel Israël als de Gazanen voldoende oplevert;

verzoekt de regering, met het voorstel voor een EU-grensbewakingsmissie, in woord en daad, evenwichtig twee doelen na te streven:

  • 1. het tegengaan van de smokkel van wapens door Hamas, om de veiligheid van Israël te vergroten;

  • 2. de opheffing van de blokkade van Gaza, om de humanitaire situatie het hoofd te bieden en de levensvatbaarheid van Gaza te herstellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 281(23432).

De heer Haverkamp (CDA):

Voorzitter. Tijdens het debat heb ik namens de CDA-fractie aangegeven dat wat ons betreft alle Nederlandse inspanningen erop gericht moeten zijn om met, laten wij realistisch zijn, de beperkte mogelijkheden die wij hebben het staakt-het-vuren en de leniging van de humanitaire nood dichterbij te brengen. De situatie in en rond Gaza is ernstig, waarbij ons medeleven uitgaat naar de nabestaanden van de vele burgerslachtoffers. Wij spreken dan ook onze afschuw uit over de vele onschuldige slachtoffers als gevolg van terreur. Wij steunen de minister in zijn aanpak om de Israëlische autoriteiten erop aan te spreken dat zo veel mogelijk burgerslachtoffers voorkomen moeten worden. Het is goed dat de minister in dat kader steun verleent aan het onderzoek naar de aanval op de VN-school om er achter te komen wat er precies gebeurd is. Wij weten dat Hamas niet schuwt om burgers in te zetten als menselijk schild. Mede namens mijn fractie heeft de heer Van Dam daarover een motie ingediend. Ik meende dat de heer Van Baalen daarover een vraag aan mij had. Misschien dat hij die nog even precies kan herhalen, want er is ondertussen veel gewisseld in het interruptiedebat met de heer Van Dam. Ik heb het gevoel dat de motie duidelijk is. Maar zijn er nog vragen bij de heer Van Baalen?

De voorzitter:

U behoeft niet iedereen op te roepen om met vragen te komen. Ik stel de heer Van Baalen nog wel in staat om zijn vraag te herhalen.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik zal dat graag doen, voorzitter. De minister wilde inderdaad een heel specifiek onderzoek naar de raketaanval op de VN-school, maar voor het overige stelde hij dat Israël zaken zelf kan onderzoeken en dat er dus een specifieke noodzaak moet zijn om meer onderzoek te plegen; en die noodzaak zag hij niet. De vraag is dus waarom de heer Haverkamp in algemene zin wil dat alles waar enige twijfel over kan bestaan – hij noemde de Rode Halve Maan et cetera – wordt onderzocht. Nogmaals, dat is helemaal het beleid van de regering niet. Dus hij ondertekent een motie die rechtstreeks ingaat tegen het regeringsbeleid.

De heer Haverkamp (CDA):

Of deze motie rechtstreeks ingaat tegen het regeringsbeleid zal u straks horen in de kwalificatie van het kabinet. Wat ons betreft – onze inzet in het debat is heel helder – heeft Israël het recht om zichzelf te verdedigen volgens artikel 51 van het Handvest van de VN. Wij maken een groot onderscheid tussen Hamas als terroristische organisatie en Israël als rechtsstaat. Mijn fractie is echter van mening dat wanneer je je beroept op artikel 51 van het Handvest van de VN je daarmee ook de rest van het boek krijgt. Op het moment dat er bij internationaal erkende organisaties, zoals de VN, het Rode Kruis en de Rode Halve Maan, twijfel is, vinden wij het ook in het voordeel van Israël dat die twijfel wordt weggenomen. Daarom ondersteunen wij het dat er onderzoek naar wordt gedaan. De regering heeft die lijn ook gevolgd in de situatie rondom de school. Er is ook contact opgenomen door onze regering met de Israëlische regering toen er twijfel was over het hulpkonvooi. Wij vinden dat die lijn naar de toekomst toe bestendigd moet worden. Dat willen wij in deze motie vastleggen.

De heer Van Baalen (VVD):

De regering heeft in het debat van afgelopen vrijdag juist gesteld dat in dit specifieke geval er een onderzoek zou moeten komen. Nou, prima. U zei: het schuurt zo aan tegen de proportionaliteit. De minister van Buitenlandse Zaken was er ook duidelijk in dat dit dan eerst moest worden vastgesteld. Maar de regering is niet voor een algemene onderzoeksplicht. En die staat wel in de motie geformuleerd. Dan kunt u wel zeggen dat de heer Timmermans zo meteen namens de regering zal reageren, maar ik vraag u nu of deze motie niet indruist tegen de opvatting van minister Verhagen dat je in specifieke gevallen onderzoek kan vragen maar dat in andere gevallen partijen zelf onderzoek moeten doen.

De heer Haverkamp (CDA):

Er staat duidelijk benoemd dat het gaat om specifieke gevallen. Ik heb bewust het voorbeeld van de school genoemd, want dat is een van de weinige veilige plekken waar mensen op dit moment naartoe kunnen in Gaza. Het is internationaal erkend dat dit een veilige plek is. Er is wat dat betreft een groot onderscheid tussen de staat Israël die zich volgens mijn fractie tot het uiterste inspant om slachtoffers te voorkomen enerzijds en de terroristische organisatie Hamas anderzijds. Als zo-even genoemde twijfel bestaat, vind ik dat er een onderzoeksplicht ligt bij een onafhankelijke instelling. En dat kunnen de VN zijn.

De heer Van der Staaij (SGP):

Heeft de heer Haverkamp enig idee op hoeveel situaties deze motie nu slaat?

De heer Haverkamp (CDA):

Wij kennen op dit moment de situatie rondom de school en het konvooi. Wij weten niet wat er in de toekomst verborgen ligt. Daarom hebben wij deze motie ingediend. Wij vonden dat de regering adequaat heeft gereageerd. Daarom zie ik ook niet het licht, wat de heer Van Baalen wel ziet, tussen deze motie en het standpunt zoals verwoord door het kabinet. Zoals gezegd, willen wij de lijn bestendigen richting de toekomst. Zo duiden wij als fractie deze motie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Nu wordt het een beetje onduidelijk. De heer Van Dam gaf als antwoord dat de motie verdergaat dan wat de regering wil. Nu zegt de heer Haverkamp dat de motie juist mooi in lijn is met wat de regering wil. Wat is nu precies de meerwaarde van deze motie? Waar gaat het nu over? Is die heel specifiek gericht op de school of betekent de motie een aanzienlijke verruiming van allerlei onderzoeken die niet onder verantwoordelijkheid van de Israëlische regering zelf mogen plaatsvinden maar onder VN-verantwoordelijkheid?

De heer Haverkamp (CDA):

De regering heeft in dat debat, mede in antwoord op vragen van mijn fractie, duidelijk aangegeven dat zij in de concrete casus van de school van mening is, dat er een VN-onderzoek moet plaatsvinden. Dat verwelkomen wij. Wij kunnen echter niet uitsluiten dat er in de toekomst nog meer van dit soort onduidelijkheden ontstaan. Als de heer Van der Staaij zegt dat dit een verruiming is, is het een verruiming. Daarom vinden wij dat die lijn moet worden bevestigd.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik kreeg van de heer Van Dam toch een wat andere indruk. Het gaat nu eigenlijk nog steeds alleen om die ene school en nauwelijks om meer. De rest is voor de toekomst.

De heer Haverkamp (CDA):

Het aardige van een motie is dat zij op papier staat. Het is misschien handig als de heer Van der Staaij haar er even bij haalt. Er staat heel duidelijk "in alle gevallen waarin VN-organisaties of internationaal erkende hulporganisaties, zoals het Rode Kruis of de Rode Halve Maan, twijfelen." Ik denk niet dat dit onduidelijkheid overlaat, althans wat ons betreft niet.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De heer Haverkamp leest nu alleen de eerste regels van het dictum voor. Hij praat nu over de toekomst. De laatste regel van het dictum is "en de Kamer zo spoedig mogelijk over de resultaten van de gepleegde inspanningen te rapporteren". Dat is erg moeilijk als het gaat over toekomstige zaken die wij nog niet kennen.

De heer Haverkamp (CDA):

Wij roepen de regering op, zich in te spannen en ons te rapporteren over die inspanningen. De regering heeft al toegezegd, in het concrete geval van de school aan het werk te gaan. Wij sluiten niet uit dat er in de toekomst misschien meer zaken ontstaan, maar wij vragen de regering wel om daarover te rapporteren. Het lijkt mij toch niet vreemd dat als je de regering iets vraagt, je ook nog een moment wacht op het antwoord.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De heer Haverkamp vraagt dus aan de regering – dat is eigenlijk het dictum van de motie – om te rapporteren over de inspanningen om een VN-onderzoek te gaan organiseren. Dat is zijn invulling van het dictum. Als het antwoord er is, zou ik graag ook de invulling van het dictum horen van de heer Van Dam.

De heer Haverkamp (CDA):

De heer Van Dam heeft deze motie mede namens ons ingediend. De tekst is wat mij betreft gewoon helder. Wij hebben van de regering de ruimhartige toezegging gekregen dat zij in het geval van de school in VN-verband een onderzoek zal bepleiten en ondersteunen. Wij zeggen dat er in de toekomst vergelijkbare situaties zouden kunnen ontstaan. Dan verwachten wij dezelfde opstelling van de regering.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Nogmaals: de heer Haverkamp vraagt dus niet om een onderzoek naar alles wat nu al is gebeurd in Gaza. Laat ik de vraag maar zo stellen: de heer Haverkamp vraagt dus niet om een onderzoek naar alle feiten die nu al zijn gebeurd in Gaza?

De heer Haverkamp (CDA):

Misschien is het toch nog even handig om de tekst erbij te halen: "verzoekt de regering, op korte termijn in VN-verband onafhankelijk onderzoek te bepleiten naar alle gevallen waarin VN-organisaties of internationaal erkende hulporganisaties, zoals het Rode Kruis en de Rode Halvemaan, twijfelen." Ik denk dat dit de vraag van mevrouw Verdonk beantwoordt.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Het gaat dus over de bestaande situatie.

De heer Van Bommel (SP):

In het debat heeft de minister van Buitenlandse Zaken aangegeven dat er wat hem betreft onderzoek moet komen naar het beschieten van één VN-school. Dat was een duidelijk standpunt. Deze motie vraagt volgens mij meer, want er zijn drie VN-scholen en een transport van het Rode Kruis beschoten. Bedoelt de heer Haverkamp dat ook die gevallen – want daarover is twijfel uitgesproken door de organisaties – moeten worden onderzocht?

De heer Haverkamp (CDA):

Ik heb bij eerdere interrupties al gezegd dat wij ons in het debat concreet hebben gefocust op de casus van de school en het hulpkonvooi. Dat waren de bekende feiten toen wij het debat met elkaar voerden. De regering heeft toen duidelijk gezegd dat zij het VN-onderzoek ondersteunt en dat zij rondom de ambulances nog een stap verder ging, omdat zij over dat punt eigenstandig contact heeft gelegd met de Israëlische ambassadeur in Nederland. Mijn fractie ondersteunt die lijn, sterker nog: zij verwelkomt die lijn en vindt dat dit een bestendige lijn moet worden. Stel dat er in de toekomst rondom de scholen weer een discussie is en de VN zegt het gevoel te hebben dat een gebouw dat als veilige plek is aangewezen, ten onrechte is beschoten. Dan roept deze motie de regering inderdaad op om, binnen de grenzen van de mogelijkheden die zij heeft, mee te werken aan een onderzoek.

De heer Van Bommel (SP):

Dat is een duidelijk standpunt. De heer Haverkamp krijgt mijn steun daarvoor. Toch wil ik kijken hoe ver de motie gaat door nog een andere casus erbij te betrekken, namelijk het gebruik van wit fosfor. Daarover wordt gesproken door Human Rights Watch, een internationaal bekende hulporganisatie, dunkt mij. Is de motie zo te lezen dat een onderzoek naar het gebruik van wit fosfor ook valt onder het onderzoek waarom de heer Haverkamp vraagt?

De heer Haverkamp (CDA):

Wij hebben het nu over VN-organisaties en internationaal erkende hulporganisaties als het Rode Kruis en de Rode Halve Maan. Ik heb de concrete casussen van de school en de ambulance genoemd. Dat is de wijze waarop de motie moet worden geduid.

De heer Van Bommel (SP):

Dus uitspraken van Human Rights Watch over iets wat in strijd is het met oorlogsrecht, vallen daar niet onder?

De heer Haverkamp (CDA):

Op dit moment hebben wij deze concrete casussen. Dit is onze duiding van de motie. Wat ons betreft moet voorkeur worden gegeven aan VN-organisaties en het Rode Kruis. Deze motie is mede ingediend door de heer Van Dam, maar dit is de duiding van mijn fractie.

De CDA-fractie staat recht achter het recht van Israël om te handelen uit zelfverdediging om zijn eigen bevolking te beschermen na maandenlange beschietingen door Hamas. Israël moet er alles aan doen om humanitaire hulp mogelijk te maken. De minister dringt daar ook op aan. De CDA-fractie steunt het initiatief van minister Verhagen voor een waarnemingsmissie om een staakt-het-vuren te bestendigen. Wij weten dat de minister continu werkt aan het bereiken van een zo spoedig mogelijke overeenstemming over deze missie. Wij vragen hem middels de motie die de heer Voordewind mede namens ons heeft ingediend de Kamer daarover zo spoedig mogelijk te informeren. Een spoedig en duurzaam staakt-het-vuren is nodig. Helaas verloopt dit moeizaam. Er moet een einde komen aan wapensmokkel naar Gaza en tegelijkertijd is opening van de grenzen voor humanitaire goederen en economisch verkeer noodzakelijk. Bij het sluiten van de achterdeur hoort het openen van de voordeur. Ik dien een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er vele burgerslachtoffers zijn te betreuren als gevolg van de gewelddadigheden in en rondom Gaza en dat velen in Israël en Gaza in angst leven door de beschietingen;

overwegende dat zo spoedig mogelijk een duurzaam staakt-het-vuren moet worden bereikt, dat humanitaire hulp, waaronder psychische hulp, ongehinderd zijn weg moet kunnen vinden naar de bevolking in Gaza en dat de tijdelijke humanitaire corridor niet gehinderd moet worden door beschietingen;

overwegende dat door het Nederlandse initiatief tot een waarnemingsmissie een bijdrage geleverd kan worden aan verbeterde toegang van humanitaire goederen tot Gaza;

verzoekt de regering om alle noodzakelijke inspanningen te verrichten die de mate van toegang van humanitaire hulp voor de Gazastrook vergroot, zich blijvend in te spannen dat hulpverleners onbelemmerd toegang krijgen en dat de grenzen van Gaza geopend blijven voor humanitaire goederen en zich blijvend in te zetten voor het komen tot een duurzaam staakt-het-vuren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Haverkamp, Van Dam en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 282(23432).

De heer Haverkamp (CDA):

De heer Van der Staaij heeft mede namens mijn fractie een motie ingediend. Om een interruptie van de heer Pechtold voor te zijn, zeg ik hem dat mijn fractie zijn motie ter zake ook zal steunen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Dam, het lijkt mij vreemd dat u een vraag stelt over een motie die u mede hebt ondertekend.

De heer Van Dam (PvdA):

De heer Haverkamp heeft heel veel gezegd. Ik heb de motie mede ondertekend omdat zij min of meer in lijn is met de resolutie die de Veiligheidsraad in de nacht van donderdag op vrijdag heeft aangenomen. Vrijwel meteen daarna hebben wij kunnen zien dat beide partijen zich niets aantrekken van die resolutie. De heer Haverkamp weet ook dat het in VN-verband heel gebruikelijk is dat als partijen zich niets aantrekken van een resolutie van de Veiligheidsraad, te spreken over vervolgstappen en eventuele sancties. Wat is zijn mening daarover?

De heer Haverkamp (CDA):

Wij hebben daar uitgebreid bij stilgestaan in het debat van afgelopen vrijdag. Het concrete geval dat toen besproken is, is het Associatieakkoord. Mijn fractie kan zich vinden in de lijn van de regering op dat punt.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik vroeg wat anders. Ik geloof dat vrijdag ongeveer tijdens het debat bekend werd dat beide partijen de resolutie van de Veiligheidsraad naast zich neerlegden. U hebt daar een paar dagen over kunnen nadenken, mijnheer Haverkamp. Er is nog steeds geen enkele verandering gekomen in de opstelling van beide partijen. Zij blijven die resolutie naast zich neerleggen. Gebruikelijk is dat binnen de VN dan wordt gesproken over vervolgstappen en eventuele sancties. Vindt u dat er in dit geval, net als in alle gevallen waarin de Veiligheidsraad zich uitspreekt en een resolutie niet wordt nagekomen, sprake moet zijn van vervolgstappen en eventuele sancties door de VN?

De heer Haverkamp (CDA):

U kent ook de volgorde der dingen, mijnheer Van Dam. De eerste organisatie die de resolutie verwierp, was Hamas. Wat ons betreft is Hamas een terroristische organisatie. Daartegen kun je niet voldoende sancties treffen. Ik kan mij daarnaast voorstellen dat de Israëlische regering denkt: wij hebben al één keer iedereen de kans gegeven voor een opstelling ten behoeve van de vrede, en dat heeft raketten tot gevolg gehad. In het standpunt van de Israëlische regering dat Israël deze keer een eenzijdig staakt-het-vuren niet accepteert, kan mijn fractie zich goed vinden. Wij vinden daarom sancties tegen Israël dan ook niet op hun plaats.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Vindt de heer Haverkamp dat Israël handelt conform internationaal recht?

De heer Haverkamp (CDA):

Ja, op dit moment heeft mijn fractie die opvatting.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Waarom steunt de heer Haverkamp dan een motie van de heer Van Dam, waarin van de Nederlandse regering gevraagd wordt "dat alle partijen zich dienen te gedragen conform het humanitair oorlogsrecht" en "bereid is onderzoek te doen naar situaties waarover twijfel bestaat of conform het internationaal recht is gehandeld"? Er wordt gesproken van "alle partijen", dus ook Israël. Er is dus ook twijfel of Israël zich aan het internationaal heeft gehouden.

De heer Haverkamp (CDA):

Ik snap uw vraag niet.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Laat ik dan een keer de vraag stellen: hebt u de motie bij de hand? Het staat in de derde overweging.

De heer Haverkamp (CDA):

Wij hebben in Nederland toch ook een Wetboek van Strafrecht? Daarvan zeggen wij toch niet automatisch: daar doen wij verder niets mee, want iedereen zal zich wel keurig gedragen? Iedereen is onschuldig tot het tegendeel bewezen is. Anders dan sommige andere fracties, die wel al een oordeel kunnen vellen zonder dat er een onderzoek is geweest, zeggen wij: wij hebben op dit moment geen enkele aanleiding om te zeggen dat Israël het humanitair schendt. Wij erkennen echter dat er twijfel is. Wij vinden het dan ook in het belang van Israël dat die twijfel weggenomen wordt. Daarom vinden wij het goed dat er een onderzoek plaatsvindt.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik begon met te vragen naar de conclusie. Ik vroeg letterlijk: vindt het CDA dat Israël handelt conform het internationaal recht? De conclusie van de heer Haverkamp is: ja. Mijn vraag is dan waarom hij toch ergens twijfel vandaan haalt of dat inderdaad zo is. Waarom anders dat onderzoek? Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Van Baalen: wat een schaamlap! Waar zijn wij mee bezig in Nederland? Waar zijn het CDA en de PvdA mee bezig in Nederland, als het gaat om een zo ernstige situatie als in Gaza? Een beetje partijpolitiek!

De heer Haverkamp (CDA):

Ik heb geen serieuze vraag gehoord, voorzitter.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Die heb ik wel gesteld. Misschien heeft de heer Haverkamp het even niet willen horen. Nogmaals: handelt Israël conform internationaal recht, ja of nee?

De heer Haverkamp (CDA):

Ja.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Waarom is er dan een onderzoek?

De voorzitter:

Dit gaat niet goed. Dit wordt een herhaling van vragen. Er was in uw betoog nog één niet beantwoorde vraag gesteld.

De heer Haverkamp (CDA):

Misschien was ik niet duidelijk genoeg. Anders dan de PvdA – laten wij het verschil helder naar voren brengen – zeggen wij: Israël houdt zich aan het humanitair oorlogsrecht. In Nederland geldt dat ieder die verdacht wordt, onschuldig is tot het tegendeel is bewezen. In het debat hebben wij aangegeven dat er twijfel is gerezen, onder andere door internationale organisaties. Deze zijn door ons ook expliciet genoemd. Wij vinden het, ook in het belang van de staat Israël, belangrijk dat die twijfel weggenomen wordt. Daarom zijn wij voor een onderzoek.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik wil toch nog één vraag stellen. Ik heb nog weinig interrupties geplaatst tot nu toe. Is de heer Haverkamp er dus voorstander van om nu een onderzoek te gaan doen naar alle onschuldige mensen in Nederland om te weten of zij misschien toch schuldig zijn?

De heer Haverkamp (CDA):

In deze motie wordt niet gesproken over alle mensen in Nederland. Er wordt gesproken over de situatie in Gaza. Wij willen niet dat ook maar iemand kan zeggen dat men twijfel heeft. In de motie wordt gesproken van de Verenigde Naties en organisaties als het Rode Kruis en de Rode Halve Maan. Ik denk dat de vraag daarmee duidelijk beantwoord is.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De kern van het debat is tweeledig. Ten eerste is er de vraag of Israël en Hamas buitensporig geweld hebben gebruikt, "disproportioneel geweld", zoals de term uit het internationaal recht luidt. Ten tweede is er de vraag hoe het zou moeten met het toezicht op de grens tussen Gaza en Egypte, volgens een voorstel dat afkomstig is van Nederland en Denemarken.

Ten aanzien van het eerste punt heeft mijn fractie geoordeeld dat er sprake is van buitensporig, disproportioneel geweld, omdat er burgerdoelen worden aangevallen. Ook al wordt uit die burgerdoelen geschoten, dan nog is het niet geoorloofd om daarop grootschalig geweld toe te passen. Ik deel de opvatting van de Partij van de Arbeid daarover. De PvdA-fractie heeft op dit punt een motie ingediend. Mijn fractie zal deze motie steunen, maar er is onduidelijkheid blijven bestaan over de organisaties die hun twijfel kunnen aanspreken, waarop eventueel onderzoek zou moeten volgen. Daarom wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een speciale VN-gezant voor het Midden-Oosten spreekt van "excessief" geweld door Israël in de oorlog in Gaza;

constaterende dat de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch meldt dat Israël op ongelegitimeerde wijze wapens als witte fosfor heeft gebruikt;

verzoekt de regering, er bij de Verenigde Naties op aan te dringen, een onafhankelijk onderzoek te doen uitvoeren naar de naleving van het oorlogsrecht door Israël, Hamas en de overige gewapende groepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bommel en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 283(23432).

De heer Van Bommel (SP):

Een tweede belangrijk punt in het debat betrof het internationale toezicht. Het voorstel hiertoe door Nederland zou beperkt moeten zijn tot de grens tussen Gaza en Egypte. Ik heb betoogd dat een van de belangrijke oorzaken van de geweldsexplosie te maken heeft met het afsluiten van de grens tussen Gaza en Israël, waardoor er op dit moment en ook eerder geen hulpgoederen, voedsel, medicijnen en brandstof Gaza in konden. Daarom dien ik de volgende motie in. Voorzitter, ik vergis mij. Ik had een motie op dit punt, maar deze is eigenlijk al ingediend door mevrouw Peters van GroenLinks. Deze motie zal mijn fractie steunen. Ik heb wel een motie met betrekking tot de wapenexport. Ik heb dit onderwerp in het debat aangereikt omdat er via Europese luchthavens wapens en onderdelen van wapens richting Israël gaan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland een terughoudend wapenexportbeleid voert en dat Nederland hecht aan het uitvoeren van het wapenexportbeleid van de EU;

constaterende dat Israël in een spanningsgebied ligt;

voorts constaterende dat veel van de wapens en munitie die bij dit offensief worden ingezet afkomstig zijn uit de Verenigde Staten en via Europees en Nederlands grondgebied naar Israël worden vervoerd;

van mening dat voorkomen moet worden dat Europese luchthavens gebruikt worden als doorvoerhavens van wapens voor spanningsgebieden;

verzoekt de regering, per direct een ad-hocvergunningplicht volgens de wet op doorvoer van strategische goederen in te stellen om zo een onmiddellijk einde te maken aan het transport van wapens en munitie naar Israël via Nederland en er tevens bij de EU-partners op aan te dringen, hetzelfde te doen,

en gaat over tot de orde van de dag,

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bommel en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 284(23432).

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb nog een enkele afsluitende opmerking. Mijn fractie heeft betoogd dat het ongepast is om nu over te gaan tot een opwaardering van de relatie tussen de Europese Unie en Israël. Nederland meende dat het uitblijven van een opwaardering zou worden opgevat als een sanctie tegen Israël. Zo was mijn voorstel ook bedoeld. Ik ben er dan ook zeer verheugd over dat Nederland links is ingehaald door de Europese Unie. Vandaag is namelijk gemeld dat er een time-out komt in de onderhandelingen over de opwaardering van de relatie. Voor mijn fractie is dit op dit moment voldoende. Wij zullen daarover daarom geen motie indienen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Trots op Nederland beziet met mededogen al het menselijk leed in Gaza. Wij kunnen daaraan vanuit onze plek, als Nederlandse parlementariërs, heel weinig doen. Discussiëren en debatteren over woorden; verder komen wij niet.

Ik wil het heel kort houden. Ik roep de regering op om een einde te maken aan al die agressieve antisemitische uitlatingen in Nederland, door wie dan ook. Wij zijn voorstander van een civiele bijdrage aan de grensbewaking. De bijdrage van Nederland en de inzet van de regering zou moeten zijn om een goede missie te maken, om de grens tussen Gaza en Egypte te beveiligen en om ervoor te zorgen dat geen wapens meer doorgevoerd worden en de humanitaire transporten wel doorgang kunnen vinden. Dat vinden wij heel belangrijk. Ik heb de minister gevraagd om een concrete toezegging te doen om te zorgen dat het een civiele missie is. Ik heb daar geen concreet antwoord op mogen ontvangen. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het tekort bij Defensie 7000 mensen bedraagt;

overwegende dat de druk op het zittende Defensiepersoneel door de Iopende uitzendingen al niet acceptabel meer is;

overwegende dat een evenwichtige verdeling van de Defensie-inzet over onze NAVO-partners en andere landen de voorkeur verdient;

verzoekt de minister, toe te zeggen dat er geen sprake zal zijn van een Nederlandse Defensie-inzet in of rond Gaza,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 285(23432).

De vergadering wordt van 19.30 uur tot 19.32 uur geschorst.

Staatssecretaris Timmermans:

Voorzitter. Voordat ik inga op de teksten van de moties en de reactie van het kabinet daarop, wil ik nogmaals nadrukkelijk memoreren dat zoals minister Verhagen afgelopen vrijdag ook uitvoerig uiteengezet heeft, zijn inspanningen en die van de Nederlandse regering gericht zijn op het bereiken van een zo spoedig mogelijk staakt-het-vuren en op het lenigen van humanitaire nood. Dat is waar al onze inspanningen zich nu op concentreren. Overigens zie je hetzelfde in heel Europa. Je ziet ook dat de verschillen in opvatting en inschatting die in deze Kamer bestaan en die ook in deze discussie zijn geuit, dwars door de Europese Unie en de lidstaten lopen. Wat alle lidstaten verenigt en wat ik vanavond merk dat ons allemaal in de Kamer verenigt, is de wens om zo snel mogelijk een staakt-het-vuren te bereiken, om zo snel mogelijk de ellende die wordt uitgestort over de mensen in Gaza en in Israël tot een einde te brengen en om de humanitaire nood te lenigen. Dat is de reden dat nu ook de diplomatieke inspanningen worden verhevigd en dat de Kwartetvertegenwoordiger Tony Blair en secretaris-generaal Ban Ki-moon, die vandaag in Kaïro is gearriveerd, proberen om de partijen tot beter overleg te krijgen.

Overigens, en dit is dan meteen een impliciete reactie op een aantal moties, is de wens om te concentreren op de twee hoofddoelen van staakt-het-vuren en humanitaire hulpverlening, ook de reden dat de Europese Commissie en Israël in gezamenlijk overleg tot de slotsom zijn gekomen dat zij nu niet praten maar handelen, om die twee hoofddoelen naderbij te brengen. Degenen van u die hierin een sanctie zien tegen Israël, hebben het dus echt bij het verkeerde eind. De Europese Commissie oordeelt zelfstandig of zij de gesprekken wil voeren. De Commissie is samen met Israël tot de slotsom gekomen dat zij nu niet verder praten, maar zich gaan concentreren op wat zij samen willen: een staakt-het-vuren bereiken en de humanitaire nood lenigen. Degenen die zeggen dat de Commissie nu doet wat de Nederlandse regering weigert te doen, wijs ik erop dat dit geen absoluut geen sanctie tegen Israël is. Dit is het kiezen van een andere prioriteit. Sommige sprekers zeggen dat intensivering van de betrekkingen tussen Israël en de Europese Unie niet mag plaatsvinden. Dit is al eerder afgesproken en er is geen aanleiding om op eerdere afspraken terug te komen.

Ik kom te spreken over de ingediende moties. De heer Pechtold verzoekt de regering in zijn motie op stuk nr. 268 om bij het uitwerken van dit initiatief, voorstellen te doen voor een stevige opdracht, omvang en mandaat van een dergelijk grenstoezicht. Het is aan de partijen waarmee de Egyptenaren in Kaïro spreken, om conform resolutie 1860 te handelen. Uitwerking van dat Nederlands-Deense initiatief ligt dit allereerst bij hen. Het initiatief is verwelkomd door veel partijen. Ik heb dat gemerkt toen ik het voorstel zelf kon toelichten in de informele Razeb. Uiteraard zal Nederland er alles aan zal doen om dit voorstel te realiseren. Als ik de motie zo mag lezen, dat wij alles eraan moeten doen om het te realiseren binnen de kaders van resolutie 1860, dan zie ik deze motie als ondersteuning van het beleid.

In zijn motie op stuk nr. 269 verzoekt de heer Pechtold de regering om door middel van een beheerste agendering van deze intensivering, rekening te houden met de ontwikkeling van de huidige crisis in Israël en Gaza. Dat heeft de Commissie eigenlijk gedaan. Zij zegt, in onderling overleg met Israël en gelet op de ontwikkelingen en de prioriteiten, dat zij nu even niet met Israël praat en zich op die andere dingen gaat concentreren. Dat hoeft de regering dus niet te doen. De Commissie heeft een zelfstandige afwegingsbevoegdheid bij dit soort onderhandelingen. Ik wil dit ook graag bij haar laten. De motie kan als overbodig worden betiteld, want commissaris Ferrero-Waldner heeft conform gehandeld.

De heer Van Bommel (SP):

De staatssecretaris beschouwt de motie-Pechtold op stuk nr. 268 als ondersteuning van het beleid. Nu wordt in deze motie gesproken over ontwapening, terwijl de regering steeds heeft gesproken van waarneming van smokkel van wapens. Ontwapening is volstrekt iets anders. Ik begrijp dan ook niet dat de staatssecretaris de motie beschouwt als ondersteuning van het beleid.

Staatssecretaris Timmermans:

Ik heb gezegd dat hetgeen moet gebeuren, moet plaatsvinden met inachtneming van resolutie 1860. Daarmee worden de kaders aangegeven. Als ik de motie zo mag lezen dat met inachtneming van de kaders van deze resolutie een EU-missie wordt gezonden, conform het Nederlands-Deense voorstel, beschouw ik de motie als ondersteuning van het beleid. Nogmaals, de kaders worden aangegeven met resolutie 1860 van de Veiligheidsraad en er wordt gehandeld conform het voorstel dat door Nederland en Denemarken is gedaan. Mag ik de motie zo lezen?

De heer Pechtold (D66):

Het is moeilijk om mijn mimiek in het verslag op te nemen daarom zeg ik tegen de staatssecretaris: dat mag u.

Staatssecretaris Timmermans:

Met de motie op stuk nr. 270 verzoekt de heer Pechtold de regering om "alert te zijn op de toename van antisemitisme, anti-islamisme of andere vormen van discriminatie en waar nodig accuraat tot vervolging over te gaan". Voorzitter. De Nederlandse regering wil dat inderdaad doen. Dit is ook nodig. Zojuist had ik het over de lijn van de discussie die dwars door deze Kamer en dwars door andere parlementen in de Europese Unie loopt. Die lijn loopt ook dwars door alle samenlevingen. Er is in Europa geen samenleving die door dit conflict niet diep beroerd wordt, die niet door wat men ziet, door de beelden die men thuis ontvangt, geraakt wordt. Dit conflict rijt vaak oude wonden open. U kent de Europese geschiedenis: die oude wonden hebben alles te maken met het negeren van de identiteit van anderen, met het bestrijden van de identiteit van anderen. Die oude wonden hebben te maken met antisemitisme. Ik weet niet hoe het de leden vergaat, maar het doet mij pijn dat er voortdurend de Shoa bij wordt gehaald. Het doet mij pijn dat het conflict beelden oproept die leiden antisemitische uitlatingen van mensen op straat. Het doet mij ook pijn dat de reacties leiden tot het verwerpen van andere identiteiten en religies. De samenleving moet naar mijn mening alert zijn als het om deze uitingen gaat. Ik vind het dan ook een taak van het kabinet om te doen wat de heer Pechtold vraagt. Overigens is dit niet iets nieuws. Wat hij vraagt doen wij in Europees en internationaal verband al heel lang. Wij hebben ook in OVSE-verband al jaren geleden gevraagd om aandacht voor het toenemend antisemitisme en de toenemende intolerantie. Wij hebben ook in het afgelopen jaar veel aandacht besteed aan de interculturele dialoog. Al die zaken hebben te maken met het onderhoud van een democratische samenleving. Daaraan moeten wij met name aandacht besteden als er conflicten zijn zoals dit conflict. Dergelijke conflicten roepen emoties en beelden op en zij zetten mensen aan tot het doen van iets verschrikkelijks.

Ik wil echter een voorbeeld geven van een positieve bijdrage. Die werd mij zojuist gemeld. Burgemeester Cohen van Amsterdam heeft vandaag de moeite genomen om naar jongeren toe te gaan bij wie veel emoties leven vanwege dit conflict. Vaak denken zij: men wil niet inzien dat wij pijn voelen, men heeft geen zicht op ons verdriet. Burgemeester Cohen is met ze gaan praten en hij heeft met ze over het conflict gesproken. Hij heeft ook geluisterd naar wat de jongeren te melden hadden. Ik zie het als een plicht van het kabinet, maar, als ik zo brutaal mag zijn, ook als een plicht van de volksvertegenwoordigers om in deze tijd zelf een rol te spelen, om hierover te praten en om een visie te geven. Wij moeten de mensen opzoeken op die plekken waar ze bij elkaar komen en hun zorgen over dit conflict delen.

Voorzitter. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van ons beleid en wij willen graag doen wat de heer Pechtold vraagt.

De heer Pechtold (D66):

Mijn steun aan het kabinet en uw steun aan mijn standpunt zijn belangrijk, maar de fractie van de SGP en mevrouw Verdonk stellen zich eenzijdig op en hebben het alleen over antisemitisme. Daarom is het van belang dat deze motie de steun van de regering krijgt. Dat zou steun voor u zijn. Een herbevestiging is niet overbodig.

Staatssecretaris Timmermans:

Mijn steun voor het initiatief van de heer Van der Staaij wordt hiermee niet minder, want de heer Van der Staaij en de zijnen hebben heel nadrukkelijk gewezen op iets wat op dit moment pregnant zichtbaar is, namelijk een toenemend antisemitisme. Ik ben het helemaal met de heer Pechtold eens als hij zegt dat alle vormen van discriminatie aandacht moeten krijgen en dat alle vormen van intolerantie jegens andersdenkenden en jegens mensen die een ander geloof hebben, aandacht moeten krijgen. Dat ben ik zeer met hem eens. Ik zie ook het punt van de heer Van der Staaij als hij zegt: wij zien bij dit conflict een toename van het antisemitisme en daar moeten wij stelling tegen nemen. Ik zou het jammer vinden als beide moties tegenover elkaar werden gezet. Ik meen dat dit niet de bedoeling is van de heer Pechtold. Naar mijn idee hebben de heer Pechtold en de heer Van der Staaij uiteindelijk dezelfde bedoeling. Daarom kunnen beide moties door de regering worden omarmd.

De heer Pechtold (D66):

De heer Timmermans is politicus en ziet dat in mijn motie antisemitisme staat, evenals anti-islamisme en vervolgens alle vormen. Zojuist heeft de heer Van der Staaij de staatssecretaris geïnterrumpeerd. Hij ontwijkt anti-islamisme. Ik heb gezegd dat hij daarmee, ook gezien zijn achtergrond, de verdenking op zich laadt dat hij het conflict eenzijdig benadert. Ik snap dat de staatssecretaris zegt dat hij beide moties omarmt. Ik zal de motie van de heer Van der Staaij namelijk ook steunen. Dat neemt niet weg dat ik die onvolledig vind. Mijn motie is volledig.

De heer Van der Staaij (SGP):

Nu er sprake is van polarisatie van deze motie, hecht ik eraan om het volgende te zeggen. Toen ik mijn motie voorbereidde, had ik er geen flauw benul van dat ik daarmee iemand zou uitsluiten. Het is louter een reactie op de antisemitische incidenten die zich hebben voorgedaan. Ik schrijf niet artikel 1 van de Grondwet volledig uit omdat daar nog iets anders aan de hand kan zijn. Mijn motie is dus niet gericht op het bewust uitsluiten van groepen. Als sprake zou zijn van een hoos van brandstichtingen tegenover moskeeën, had ik daarvan ook een punt gemaakt. Dat is nu echter niet het item.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter, mag ik hierop reageren?

De voorzitter:

Ja, maar wel heel kort.

De heer Pechtold (D66):

Mijnheer Van der Staaij, gezien de eerste interruptie, vind ik dit niet fair. Ik heb u alle ruimte gegeven om mijn motie – dat was de eerste die werd ingediend – te steunen. Ik heb gesproken over Franse scholen die in brand worden gestoken. Dat zijn islamitische scholen. Er zijn vaker brandhaarden vanuit Frankrijk naar Nederland overgeslagen. Als de heer Van der Staaij niet onvolledig wil zijn, roep ik hem op om mijn motie te steunen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De heer Pechtold begint opeens over Frankrijk, maar de Nederlandse regering wordt verzocht om iets aan die uitlatingen te doen. Op televisie hoor ik vooral agressieve, antisemitische uitlatingen. Die worden niet alleen door burgers gedaan, maar ook door leden van de Tweede Kamer. Daaraan stoor ik mij en daarom heb ik mij daarover op die manier uitgelaten. Ik heb er ook geen behoefte aan om politiek correct te zijn en hoop dat ook van de staatssecretaris te horen.

Staatssecretaris Timmermans:

Ik zeg nogmaals dat u erop kunt rekenen dat dit kabinet zich volledig inspant om de sociale rust in Nederland te bewaren en de Nederlandse rechtsorde te bewaken. De Nederlandse rechtsorde wordt geschonden als men zich verlaagt tot antisemitisme en als men andere bevolkingsgroepen discrimineert. Daartegen zullen wij optreden. In die geest heb ik beide moties gezien. Ik begrijp heel goed dat de heer Pechtold zegt dat er wel sprake moet zijn van een balans. Dat is ontzettend belangrijk, want ook andere groepen in de Nederlandse samenleving voelen zich op dit moment aangesproken. Zelfs als er geen sprake is van directe uitlatingen ten aanzien van onze joodse medeburgers, kan men zich aangesproken en gediscrimineerd voelen. Als daartoe geen aanleiding is, hoeft de Nederlandse regering niet op te treden. Anders zal zij dat wel doen.

Ik kom op de motie-De Roon op stuk nr. 271 waarin hij de regering verzoekt om Israël in de strijd te blijven steunen totdat Hamas is uitgeschakeld. Ik ontraad de Kamer om die motie aan te nemen, want het kader waarbinnen wij opereren is dat van resolutie 1860 van de VN-Veiligheidsraad. Dat heb ik al eerder gezegd. Dit verzoek gaat ver buiten die kaders.

Ik kom op de motie-De Roon op stuk nr. 272 waarin hij de regering verzoekt om geen fondsen en hulpgoederen voor de bevolking van de Gazastrook beschikbaar te stellen zolang niet is onderzocht en zeker gesteld dat die fondsen en hulpgoederen Hamas niet ten goede komen. Ik ontraad de Kamer ook om die motie aan te nemen. Wij blijven namelijk humanitaire hulp verlenen. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft besloten om daarvoor een extra bedrag van 3 mln. ter beschikking te stellen, alsmede 2 mln. voor de VN, UNWA, en 1 mln. voor de Rode Halve Maan. Ik denk dat het belangrijk is dat wij nu ook onze verantwoordelijkheid nemen om de humanitaire nood te lenigen. Daarom ontraad ik de Kamer dus om die motie aan te nemen.

De heer Van Baalen (VVD):

De hulp die Nederland ter beschikking stelt, mag niet wegvloeien naar Hamas. Ik neem dan ook aan dat de regering maatregelen neemt om te voorkomen dat dit gebeurt.

Staatssecretaris Timmermans:

Daarover mag geen enkel misverstand bestaan. De hulporganisaties waarmee wij werken, namelijk UNWA en de Rode Halve Maan, zorgen ervoor dat diegenen hulp krijgen die hulp nodig hebben. Daar waar wij dat kunnen, zullen wij daarop toezien.

Ik kom op de motie-Van der Staaij c.s. op stuk nr. 273 waarin de regering wordt opgeroepen om te bevorderen dat zowel in Nederland als in Europa geen enkele tolerantie wordt betracht tegen antisemitisme. Ik heb daarop al gereageerd. Die motie beschouw ik als ondersteuning van het beleid.

Ik kom bij de motie van de heer Voordewind op stuk nr. 274, waarin de regering wordt verzocht er via de EU bij Egypte, Israël en de Palestijnse Autoriteit op aan te dringen dat er een internationale c.q. EU-missie komt. Dat is ondersteuning van het beleid.

De heer Van Dam (PvdA):

In de motie wordt gesproken over "met een robuust mandaat". Mijn interpretatie is altijd dat het gaat om bewapening en mogelijkheden tot zelfverdediging. Interpreteer ik dat verkeerd, lees ik dat verkeerd? In dat geval lijkt mij de bedoeling van de motie anders dan de bedoeling van de regering.

Staatssecretaris Timmermans:

Omdat ik het al een aantal keren heb gezegd en wat tempo wilde maken voor uw Kamer, heb ik het niet herhaald. De kaders waarbinnen wij deze discussie plaatsen, zijn de gesprekken die door Egypte worden gevoerd met de partijen en de Veiligheidsraadresolutie die hierop betrekking heeft: binnen deze kaders robuust optreden oké, maar niet erbuiten. Het is dus ook aan partijen om daaraan invulling te geven in de onderhandelingen.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik zou het graag voor onszelf duidelijk willen hebben. De regering heeft gesproken over een waarnemersmissie en mijn fractie heeft dat gesteund. Wanneer je spreekt over een robuust mandaat of over robuust optreden, gaat het om meer dan waarnemen; dan gaat het ook over handelen. Na de eerdere toelichtende woorden van de heer Voordewind, ook in de media, lijkt er een verschil te zijn tussen een waarnemersmissie en een missie met een robuust mandaat die ook de mogelijkheid heeft om te handelen.

Staatssecretaris Timmermans:

Ik hoop dat wij nu niet spijkers op laag water gaan zoeken. Als je een missie stuurt om wapensmokkel effectief tegen te gaan en ervoor te zorgen dat humanitaire goederen wel ongehinderd het gebied kunnen bereiken, moet die missie toegerust zijn om dat doel te kunnen bereiken. Dat verstaan wij onder "robuust". Als je een missie stuurt die niets kan doen om wapensmokkel te voorkomen en humanitaire goederen in Gaza te krijgen, heeft die missie geen zin.

De heer Van Bommel (SP):

Het uitgangspunt van de minister van Buitenlandse Zaken was een civiele missie. Er is niet zoiets als een civiele missie met een robuust mandaat. Een robuust mandaat kan alleen maar duiden op een militaire missie. Als de staatssecretaris deze motie omarmt – hij zegt dat het ondersteuning van het beleid is – gaat hij kennelijk ook uit van de mogelijkheid van een militaire missie in plaats van een civiele missie. Dat zou wel degelijk een verandering van het standpunt zijn.

Staatssecretaris Timmermans:

Ik wil niet dat mij hier woorden in de mond worden gelegd. Wij willen een effectieve missie. Een effectieve missie moet erop kunnen toezien dat er geen smokkel van wapens plaatsvindt en dat humanitaire goederen toegang vinden. Een robuuste missie is niet per definitie een militaire missie. Het kan ook een politiemissie zijn of een civiele missie. Het is trouwens ook aan de partijen om in het kader van de onderhandelingen te bepalen wat de meest effectieve missie is. Maar het wil er bij mij niet in dat u zegt: u mag dat niet robuust noemen, want dat is militair. Dat vind ik niet logisch. Het wil er bij mij ook niet in dat u zou kunnen instemmen met een missie die op geen enkele manier het doel kan bereiken dat wij beogen, namelijk het voorkomen van wapensmokkel.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ter duiding van mijn eigen motie: ik kan de woorden van staatssecretaris Timmermans onderschrijven. Zoals hij die interpreteert, is zij ook bedoeld: wapensmokkel tegengaan. EUBAM is niet voldoende geweest, het moet robuuster.

Staatssecretaris Timmermans:

Ik kom bij de motie van de heer Voordewind op stuk nr. 275 over contacten met Hamas. In algemene zin is dat ondersteuning van het beleid. Maar ter voorkoming van misverstanden wil ik erop wijzen dat minister Verhagen de noodzaak heeft onderstreept om te voldoen aan de voorwaarden. Daar is geen enkel misverstand over. Hij heeft erbij gezegd – hij verwees naar de reactie van de regering op het WRR-rapport ter zake – dat er een uitzondering wordt gemaakt, indien de gesprekken erop gericht zijn het geweld te beëindigen. Die kwalificatie hoort er onlosmakelijk bij, als je hebt afgesproken dat je niet met een terroristische organisatie praat. Hamas is een terroristische organisatie. Er zijn duidelijke voorwaarden aan verbonden met een uitzondering, namelijk als de gesprekken gericht zijn op het bereiken van een situatie waarin het geweld wordt beëindigd.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Met de motie bedoel ik pas gesprekken aan te gaan met Hamas als aan de drie voorwaarden van het Kwartet is voldaan. Ik begrijp dat de staatssecretaris zegt dat de inzet van het gesprek kan zijn om Hamas aan de drie voorwaarden van het Kwartet te laten voldoen. Dan is de inzet van mijn fractie dat daar een intentieverklaring aan ten grondslag ligt dat het geweld wordt afgezworen en dat Israël wordt erkend. Anders heeft het geen zin om die gesprekken aan te gaan.

Staatssecretaris Timmermans:

Het enige wat ik wilde doen, was de Kamer in herinnering roepen dat hierover een afspraak is gemaakt. Er wordt niet met Hamas gesproken, met één uitzondering: als het onmiddellijk leidt tot een situatie waarin geweld wordt beëindigd. Dat is zo met de Kamer afgesproken en dat wilde ik even in herinnering roepen. Deze motie moet er niet toe leiden dat een eerder met de Kamer gemaakte afspraak wordt veranderd. Dat is het enige dat ik voor alle zekerheid wilde vastleggen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan tot duiding: als wij de woorden van de staatssecretaris letterlijk nemen, betekent dit dat wij een gesprek met Hamas moeten aangaan als de inzet een staakt-het-vuren is. Ik hoop niet dat de staatssecretaris dat bedoelt.

Staatssecretaris Timmermans:

Nee, dat bedoelt de staatssecretaris niet. Ik zeg nogmaals dat wij bij de bespreking van het WRR-rapport hebben vastgesteld dat er situaties denkbaar zijn dat er met vertegenwoordigers van Hamas gesproken moet worden bij het beëindigen van geweld. Dat is toen met de Kamer afgesproken, onverlet de voorwaarde dat er geen contacten mogen zijn met Hamas, zoals die is gesteld en door de heer Voordewind in zijn motie wordt benadrukt. Ik wil alleen maar voorkomen dat de indruk zou kunnen ontstaan dat met de motie van de heer Voordewind een verandering van eerder afgesproken beleid wordt ingezet. Ik had de indruk dat zijn motie juist bedoeld was om nog eens het beleid zoals het met de Kamer is afgesproken, te bevestigen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Om de mist weg te halen: mijn motie is bedoeld als ondersteuning van het beleid om niet te praten met Hamas totdat aan de drie voorwaarden van het Kwartet is voldaan.

De heer Pechtold (D66):

De staatssecretaris spreekt nu over praten met Hamas bíj het beëindigen van geweld. Je moet met Hamas praten óver het beëindigen van geweld. Hij doet nu alsof je iets tegelijkertijd kunt doen ...

De voorzitter:

U gaat het debat opnieuw voeren.

De heer Pechtold (D66):

Nee, ik heb het over deze motie. Daar zou wel degelijk een volgtijdelijkheid in zitten.

Staatssecretaris Timmermans:

Luister eens even, het gaat om het voeren van gesprekken die erop gericht zijn om het geweld te beëindigen. Zo is dat vrijdag ook besproken met de minister van Buitenlandse Zaken. Het enige wat ik nu wil doen, is duidelijk stipuleren dat wij de motie van de heer Voordewind zien als ondersteuning van het beleid in zijn totaliteit. Daar heeft de minister van Buitenlandse Zaken vrijdag een duidelijke kwalificatie aan gegeven en die heb ik alleen maar herhaald.

De heer Van Baalen (VVD):

Er is een verschil tussen directe gesprekken met Hamas en indirecte gesprekken over een staakt-het-vuren via Egypte, de Palestijnse Autoriteit of wie dan ook. Om een staakt-het-vuren te bereiken mag je die indirecte gesprekken voeren. In de motie staat duidelijk dat wij geen direct contact aangaan. Wij gaan niet aan een onderhandelingstafel zitten met een bordje Hamas en een bordje Nederland. Dat gaat niet gebeuren.

Staatssecretaris Timmermans:

Dat is ook helemaal niet aan de orde. Egypte probeert in gesprekken met Israël en Hamas een staakt-het-vuren naderbij te brengen. De secretaris-generaal van de VN heeft zijn goede diensten aangeboden en is nu in Kaïro. Tony Blair probeert er ook het zijne aan bij te dragen. Dat is de inzet van de hele internationale gemeenschap. Het is staand beleid van de regering dat er niet met Hamas wordt gesproken.

De heer Haverkamp (CDA):

Ik heb een vraag aan de heer Voordewind. De duiding zoals de staatssecretaris die geeft, heb ik ook aan de heer Voordewind gegeven. Toch ziet hij nog aanleiding om zijn motie in stemming te brengen. Voor mijn fractie is het belangrijk om te weten waar nu het verschil zit tussen de duiding van de staatssecretaris en de duiding van de heer Voordewind. Wij moeten hier morgen wel over stemmen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De afrondende woorden van de staatssecretaris vormen ook het standpunt van de ChristenUnie.

De voorzitter:

Dank u. Wij gaan over naar de motie van de heer Van Dam op stuk nr. 276.

Staatssecretaris Timmermans:

De heer Van Dam verzoekt de regering daarin om het buitensporig geweld van beide kanten te veroordelen en zich conform dit oordeel op te stellen in internationale gremia. Wat ons niet verdeelt, hoe men ook de positie van partijen inschat, is dat wij het allemaal verschrikkelijk vinden dat er zo veel burgerslachtoffers vallen. Dat heeft minister Verhagen vrijdag in stellige bewoordingen gezegd en het staat ook in de brief die hij vrijdagochtend namens het kabinet aan de Kamer heeft gestuurd. In die brief staat ook dat het maken van burgerslachtoffers zo veel mogelijk vermeden dient te worden, conform de regels die daarvoor internationaal zijn vastgelegd in het humanitaire oorlogsrecht. De minister heeft dat ook benadrukt. Nederland verwacht dat alle partijen in het conflict zich gedragen conform de regels van het oorlogsrecht en die opvatting wordt voortdurend aan Israël duidelijk gemaakt. Tegelijkertijd beschikt Nederland niet over eigen of geobjectiveerde waarnemingen van de precieze Israëlische gevechtshandelingen of militaire instructies. Nederland beschikt overigens ook niet over waarnemingen van de wijze waarop Hamas in Gaza zelf opereert. Dat kan voor de regering niet anders dan leiden tot de conclusie dat wij de Kamer aanneming van de motie van de heer Van Dam, waarin een veroordeling van buitensporig geweld wordt vastgelegd, moeten ontraden. Wij kunnen dat buitensporig geweld namelijk niet vaststellen.

De voorzitter:

De volgende motie is die op stuk nr. 277 van de heer Van Dam en de heer Haverkamp.

Staatssecretaris Timmermans:

De minister van Buitenlandse Zaken heeft vrijdag duidelijk gezegd dat wat zich heeft afgespeeld bij de VN-school in het kamp Jabalia, onderzocht moet worden. Dat staat ook in de brief. In de motie wordt gesteld dat er andere incidenten kunnen zijn waarbij internationale organisaties twijfelen of men zich gedragen heeft conform de regels van het humanitaire oorlogsrecht. De minister van Buitenlandse Zaken heeft duidelijk gesteld dat het natuurlijk in eerste instantie de verantwoordelijkheid is van partijen zelf om bij dit soort twijfel en dit soort incidenten onderzoek te doen. Ik neem aan dat de Kamer het met mij eens is dat de rechtsstaat Israël op dit punt in het verleden zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en dat ook op dit moment doet. Overigens kunnen wij dat helaas bepaald niet van Hamas zeggen. Natuurlijk zullen wij Israël erop blijven aanspreken en het blijven aanmoedigen het te doen. Als de Kamer echter van oordeel is dat de Nederlandse regering zich er in VN-kader voor moet inzetten dat ook bepleit wordt dat er onderzoek wordt gedaan als VN-organisaties dat bij twijfel nodig achten, dan zal de Nederlandse regering handelen conform dat oordeel van de Kamer.

De voorzitter:

Betekent dit dat het aan het oordeel van de Kamer is?

Staatssecretaris Timmermans:

Ja, dat betekent dat het aan het oordeel van de Kamer is.

De voorzitter:

Dank u wel. De volgende motie is die op stuk nr. 278 van de heer Van Dam.

Staatssecretaris Timmermans:

Wij hebben het daar al over gehad. Het feit dat de Europese Commissie, die dit besluit zelfstandig mag nemen, in onderling overleg met Israël heeft besloten om nu niet te praten, maar zich te concentreren op andere zaken, is geen sanctie. Het is een oordeel van de hele Europese Unie, waar Nederland onderdeel van uitmaakt, waar wij het mee eens zijn en dat wij gestand willen doen. Wij laten het dus over aan het oordeel van beide partijen, de Europese Commissie en Israël, wanneer zij weer gaan praten. Daarom moet ik de Kamer aanneming van deze motie ontraden.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 279 van mevrouw Peters. Daarin wordt de regering gevraagd om de effectiviteit van het EU-beleid inzake Hamas te onderzoeken. Naar aanleiding van de motie-Voordewind heb ik zojuist al gezegd hoe de Nederlandse regering oordeelt over Hamas. Hamas staat op de lijst van terroristische organisaties en hoort daarop ook thuis, gelet op de constante beschietingen van burgerdoelen in Israël en andere gedragingen. Daarom is er geen enkele aanleiding om het beleid van de EU ten aanzien van Hamas te herzien. Ik moet het aannemen van de motie dan ook ontraden.

In de motie-Peters op stuk nr. 280 gaat het opnieuw over de gesprekken tussen de EU en Israël. Ik ben daarop al eerder ingegaan. De gesprekken zijn niet bevroren; zij zullen later worden voortgezet, op het moment dat de Commissie daartoe samen met Israël besluit. Mevrouw Peters zei al: wat is die Commissie toch wijs. Laat de Commissie die wijsheid dan ook in eigen verantwoordelijkheid toepassen. Zoals ik al eerder zei, is de intensivering van de betrekkingen al eerder besloten in de Associatieraad van afgelopen juni. Dat is bevestigd in de Europese Raad van december. Er is dan ook geen sprake van nieuw beleid; dit is een feitelijke onjuistheid in de motie. Het zal niet verbazen dat ik ook het aannemen van deze motie moet ontraden.

Ik kom bij de motie-Peters op stuk nr. 281, waarin het gaat om het tegengaan van smokkel en wapens en het leveren van humanitaire hulp. Gelet op het verloop van de eerdere discussie die wij hebben gevoerd naar aanleiding van andere moties zal het niet verbazen dat het kabinet deze motie beschouwt als een ondersteuning van het beleid, wederom binnen de kaders van de resolutie van de VN-Veiligheidsraad en het initiatief dat door Nederland en Denemarken gezamenlijk is genomen.

In de motie-Haverkamp op stuk nr. 282 wordt de regering verzocht om te komen tot de verstrekking van humanitaire goederen en een blijvende inzet om een duurzaam staakt het vuren te bereiken. Deze motie ziet het kabinet als een ondersteuning van het gevoerde beleid. Dat blijkt ook uit de discussie die hier wordt gevoerd.

In de motie-Van Bommel op stuk nr. 283 wordt de regering verzocht om er bij de VN op aan te dringen een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de naleving van het oorlogsrecht door Israël, Hamas en de overige gewapende groepen. Ik denk dat al bij de bespreking van de motie-Van Dam/Haverkamp duidelijk gezegd is wat de positie van de Nederlandse regering is in verband met het humanitair oorlogsrecht. Het zal dan ook niet verbazen dat ik het aannemen van deze motie ontraad.

De motie-Van Bommel op stuk nr. 284 gaat over het instellen van een ad-hocvergunningsplicht volgens de Wet doorvoer strategische goederen. Het uitgeven van vergunningen is bedoeld voor uitzonderlijke situaties. Dat is een afspraak die gemaakt wordt in EU-verband en NAVO-bondgenootschappelijk verband. Daarover is al een afspraak gemaakt. Het is niet wenselijk dat Nederland daaraan nog een aparte, eigen toets toevoegt en zodoende de eerder gemaakte weging nog eens overdoet. Daarvoor zou ook bij onze partnerlanden erg weinig begrip zijn. Deze overweging is bij behandeling van de memorie van toelichting bij de betreffende wetswijziging duidelijk met de Kamer besproken. Het onderwerp is overigens ook al vaker in de Kamer besproken. Een ruime meerderheid van de Kamer steunt de opvatting van de Nederlandse regering dat wij dat niet moeten doen. Ik moet het aannemen van deze motie dan ook ontraden.

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 285, van mevrouw Verdonk. Wij hebben met de Kamer heel precieze procedures afgesproken over wat wij doen bij een eventuele militaire inzet. Deze Kamer heeft daarbij het laatste woord. Maar die procedures verlopen niet via dit soort moties. Als met deze motie wordt beoogd dat er niets kan gebeuren zonder dat de Kamer daarover een besluit neemt, heeft mevrouw Verdonk deze motie niet nodig, want de Kamer is daarin de baas. Ik ontraad de Kamer derhalve aanneming van deze motie.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Een lichtelijk flauw antwoord van de staatssecretaris, die zich nu ineens achter procedures verschuilt. Ik vraag gewoon of het de intentie van dit kabinet is om Nederlandse militairen in te zetten in Gaza.

Staatssecretaris Timmermans:

Nu stelt u mij een duidelijke vraag. Dat is bepaald niet de intentie van het Nederlandse kabinet. Maar als wij erin slagen een staakt-het-vuren te bereiken, een duurzame vrede te bereiken, echte vooruitgang te boeken en een historische doorbraak te bereiken, moet Nederland de principiële bereidheid hebben daaraan een bijdrage te leveren. Ik kan mij niet voorstellen dat deze motie beoogt ook die mogelijkheid nu al uit te sluiten. De Nederlandse regering heeft geen intentie op dat vlak. Als zij iets doet, komt zij eerst naar deze Kamer. Ik kan vanuit de Nederlandse regering niet ondersteunen dat per motie onder alle omstandigheden wordt uitgesloten dat Nederland een bijdrage levert, ook in militaire zin, aan het bestendigen van een eventueel bereikte vrede in het Midden-Oosten.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ook nu weer een hoop onduidelijkheid: wel intentie, geen intentie. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat dit kabinet wel de intentie heeft. Natuurlijk wil ik ook dat er een einde komt aan het oorlogsgeweld daar, natuurlijk wil ik dat er vrede komt in Gaza, maar er zijn meer landen op de wereld dan Nederland. Ook andere landen moeten durven overgaan tot een defensie-inzet. Maar de staatssecretaris zegt hier: het is de intentie van dit kabinet dat er defensie-inzet kan komen van Nederlandse militairen.

Staatssecretaris Timmermans:

Dit is niet fair, dit heb ik absoluut niet gezegd. Het kabinet heeft juist geen enkele intentie in die richting. Maar wat u vraagt, is categorisch, onder alle omstandigheden, uitsluiten dat er ooit enige militaire bijdrage zou kunnen aan een vredesregeling in het Midden-Oosten. Daar kan ik natuurlijk geen "ja" op zeggen, dan zou sprake zijn van een heel slecht beleid. Maar er is bij dit kabinet geen enkele intentie om militairen naar Gaza te sturen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Wordt er nu gepraat over de inzet van Nederlands defensiepersoneel, op wat voor niveau dan ook, in Gaza?

Staatssecretaris Timmermans:

Het antwoord is eenduidig: nee.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris, mede gelet op zijn vervanging van de minister van Buitenlandse Zaken. Over de ingediende moties zal morgen worden gestemd.

De vergadering wordt van 20.15 uur tot 21.10 uur geschorst.

Naar boven