Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van een van de volgende weken:

  • - het wetsvoorstel Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (31439);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet in verband met maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast (31467);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer en enkele andere wetten met het oog op integratie van verplichtingen op het terrein van milieuverslaglegging (31592);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen en de Kadasterwet in verband met aanvulling, verduidelijking en enige technische verbeteringen (31726);

  • - het Voorstel van rijkswet van het lid Van der Staaij houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van het vereiste van een meerderheid van twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen in de Staten-Generaal voor de goedkeuring van verdragen betreffende de Europese Unie (30874, R1818);

  • - het voorstel van wet van de leden Vermeij, Koopmans en Neppérus tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een regeling voor herstel van gebreken in een besluit hangende beroep bij de bestuursrechter (Wet bestuurlijke lus Awb) (31352).

Ik stel voor een aantal stukken voor kennisgeving aan te nemen. De bijzonderheden zullen in de Handelingen worden opgenomen.

(De nummers van de stukken zijn opgenomen aan het eind van deze editie.)1

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de fractie van de ChristenUnie benoem ik het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink tot plaatsvervangend lid in de vaste commissie voor Economische Zaken in plaats van het lid Cramer.

Op zijn verzoek geef ik in de regeling van werkzaamheden eerst het woord aan de heer Ormel.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Vanmiddag staat het verslag van het algemeen overleg over de situatie in Gaza op de plenaire agenda. Daarbij zullen moties worden ingediend. Namens meerdere leden van de commissie verzoek ik u om de stemmingen over deze moties morgenochtend om 11.00 uur te laten plaatsvinden.

De voorzitter:

Ik begrijp dat verscheidene leden andere verplichtingen hebben, die hun nopen buitenslands te gaan.

De heer Ormel (CDA):

Dat is de ene reden van het verzoek. De andere reden is de actualiteit van de situatie. Daarom verzoeken deze leden om stemming deze week.

De voorzitter:

Wij zullen proberen om morgen om 11.00 uur te stemmen. Het is mij geworden dat dat vroeg genoeg is.

De heer Ormel (CDA):

Ik luister nauwkeurig naar u. Ik vraag u niet om het te proberen, maar om te stemmen om 11.00 uur.

De voorzitter:

U kent mijn pogingen om niet iets te beloven wat ik niet voor 100% zeker weet. 100% zeker weet ik nooit iets, maar wij doen ons best.

De heer Ormel (CDA):

Dat hangt er dus vanaf of er moties worden ingediend. Als zij worden ingediend, zal de Kamer morgen om 11.00 uur stemmen.

De voorzitter:

Jazeker.

De heer Ormel (CDA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Ik heb gisteren in het vragenuur een interview aan de orde gesteld dat de minister van Defensie had gegeven aan De Telegraaf. Er was onduidelijkheid over de vraag of dat een interview was. De minister beweerde dat het niet geautoriseerd was. Daarmee viel het vragenuurtje een beetje in het water. Gisteravond ontving ik via journalisten een persverklaring van Defensie waarin de minister terugkomt op zijn uitspraak dat die beweringen uit de lucht gegrepen zouden zijn en waarin hij stelt dat het interview dat aan De Telegraaf is gegeven wel degelijk is geautoriseerd door medewerkers van zijn ministerie en dat de uitspraken dus als gedaan moeten worden opgevat.

Tevens zei de minister dat de inhoud van het artikel overeenstemt met hetgeen hij andermaal met de Kamer heeft besproken. Dat is tamelijk opmerkelijk. Ik zou daarom graag een spoeddebat met de minister van Defensie willen om nader op de inhoud van het interview in te gaan. Ik teken daarbij aan dat ik alle begrip heb voor het feit dat de minister op dit moment niet bereikbaar is omdat hij in het ziekenhuis wordt behandeld. Ik wens hem beterschap vanaf deze plaats. Ik hoop dat wij zo spoedig mogelijk dat debat kunnen voeren.

De heer Boekestijn (VVD):

Voorzitter. Ook de VVD-fractie heeft met verbijstering kennisgenomen van het persbericht van gisteravond. Het is buitengewoon merkwaardig dat binnen vijf uur opeens alles anders is. Daarom steunen wij het verzoek om een spoeddebat te houden.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ook de fractie van de PvdA steunt dit verzoek.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Hetzelfde geldt voor de fractie van GroenLinks.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Communiceren over wat in kranten staat, is volgens de CDA-fractie niet altijd doeltreffend. Je kunt je namelijk afvragen of alles wat in de krant staat waar is. Hierover ging het debat gisteren ook al. Daarom ontvangt mijn fractie graag een brief van de minister van Defensie, waarin hij in een soort feitenrelaas aangeeft wat er is gebeurd.

De voorzitter:

Dit is een ander voorstel. U steunt dus niet het verzoek om een spoeddebat, mijnheer Knops?

De heer Knops (CDA):

Nee, voorlopig niet.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Mijn fractie steunt het verzoek niet.

De voorzitter:

Toch constateer ik dat er 30 leden voor het houden van een spoeddebat zijn. De Kamer weet dat de minister van Defensie op dit moment wordt geopereerd aan de hand waarmee hij de brief moet schrijven. Wij moeten daarom wachten tot wij een brief hebben ontvangen. Daarna zullen wij op zo kort mogelijke termijn een debat organiseren.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De persverklaring die gisteren door het ministerie van Defensie is uitgedaan, bevat volgens mij alle informatie. Deze verklaring heeft mij wel bereikt, maar naar ik heb begrepen een aantal leden niet. Ik vraag daarom via u of de persverklaring die door het ministerie van Defensie is uitgedaan, aan alle leden kan worden gezonden. Daarmee hebben wij volgens mij alle informatie die wij nodig hebben om dit debat te kunnen voeren.

De voorzitter:

Wij zullen die verklaring verspreiden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Knops heeft zojuist om een brief gevraagd. Ik wil vragen of het kabinet daarin ook kan reageren op de uitspraak die minister Verhagen ook in De Telegraaf deed. Hij zegt daar dat alle opties open zijn in 2010, ook de optie om in Uruzgan verder te gaan. Kan de regering duidelijk maken wat daarvan waar is?

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik heb geen behoefte aan een spoeddebat, maar daarvoor is al voldoende steun. Ik steun wel het verzoek om hierover een brief te ontvangen. Het moet niet zo zijn dat de Kamer uit persberichten verneemt dat de woorden die in de Kamer zijn gesproken, worden teruggenomen door de minister.

De voorzitter:

Laten wij dit ordelijk doen, want daar houd ik van. De heer Van Bommel heeft voldoende steun voor het houden van een spoeddebat. Het is duidelijk dat hij geen behoefte heeft aan een brief, maar hij vindt het wel een goede zaak als alle leden de persverklaring ontvangen. Voor hem is dat voldoende. Het spoeddebat gaan wij dus organiseren. Door de heer Knops is gevraagd om een brief. De heer Voordewind wil daaraan nog wat onderwerpen toevoegen. Het vragen om zo'n brief is uiteraard mogelijk, maar die brief is geen voorwaarde voor het organiseren van het spoeddebat. Dat is de stand van zaken. Wij organiseren dus een spoeddebat.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Ik ben het met de heer Van der Staaij eens als hij zegt dat de Kamer niet via websites van ministeries geïnformeerd moet worden. Ik vind daarom dat wij hierover een brief moeten ontvangen.

De voorzitter:

Het punt is duidelijk. Wij zullen het stenogram doorgeleiden naar het kabinet en een spoeddebat plannen zodra de minister in staat is, dat te voeren.

Het woord is aan de heer Jansen.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Onze fractievoorzitter, mevrouw Kant, heeft gisteren gevraagd om een debat over de uitverkoop van Essent. Dat debat gaat door; dat is mooi. Wij ontvingen via u deze ochtend een brief van de minister van Financiën. Daarin schrijft hij dat hij eigenlijk geen behoefte heeft om te komen. Hij stelt dat vragen van de Kamer over een eventuele staatsdeelneming in Essent door de minister van Economische Zaken kunnen worden beantwoord. De SP-fractie houdt vast aan het verzoek om de minister van Financiën uit te nodigen. Dit doen wij om verscheidene redenen. De minister van Financiën heeft zich in het verleden bij herhaling met deze discussie bemoeid. Hij was aanwezig bij het vorige algemeen overleg over Essent, in juni 2008. Hij is in algemene termen verantwoordelijk voor het beleid rond staatsdeelnemingen. Er komen bovendien ook andere financiële aspecten aan bod, bijvoorbeeld het effect op de gemeentelijke en provinciale financiën. Daarom houden wij vast aan ons verzoek om de minister van Financiën uit te nodigen voor dit debat.

De voorzitter:

Ik heb inderdaad deze ochtend een brief ontvangen van de minister van Financiën. Ik weet niet of alle leden die brief al hebben. Als dat niet zo is, heb ik hier nog wat kopieën liggen. In de brief legt de minister van Financiën uit dat dit onderwerp binnen de portefeuille van de minister van Economische Zaken valt en dat hij daarom vindt dat hij vanavond niet bij het debat aanwezig hoeft te zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik steun het herhaalde verzoek van de heer Jansen. Waarschijnlijk heeft de minister van Financiën het erg druk; ik heb geen inzicht in zijn agenda. Als hij persisteert in zijn weigering om te komen, dan ga ik ervan uit dat echt alle vragen die zijn portefeuille regarderen volledig, uitputtend en uitvoerig door de minister van Economische Zaken worden beantwoord. Ik wil op geen enkel moment in het debat te horen krijgen: daarvoor moet u bij minister Bos zijn. Dat is de afspraak die wij in dezen minimaal met het kabinet willen maken.

De heer Zijlstra (VVD):

Hoewel voor ons een spoeddebat niet nodig was geweest, is er wel duidelijk en met redenen een uitnodiging gestuurd. Ik vind dat de Kamer daarin moet persisteren omdat de heer Jansen een aantal duidelijke argumenten heeft gegeven. Wat staatsdeelnemingen betreft, doet minister Bos ook nog iets met banken. In verband met staatsdeelnemingen zie ik de minister van Economische Zaken over het algemeen ook niet verschijnen. Het lijkt mij dus buitengewoon verstandig dat de minister van Financiën die consistente lijn doorzet en ook op het gebied van Essent zijn belang in de staatsdeelnemingen weet te verdedigen in de Kamer.

De heer Graus (PVV):

Ik steun het verzoek van de heer Jansen.

De heer Hessels (CDA):

De CDA-fractie had sowieso niet veel behoefte aan dit spoeddebat, maar als het er moet komen, dan met de minister van Economische Zaken. Het kabinet maakt zelf uit wie het naar het debat stuurt. Ik ben het wel eens met de heer Vendrik dat de minister van Economische Zaken antwoord moet kunnen geven op alle vragen. Wat de CDA-fractie betreft, hoeft de minister van Financiën hierbij niet aanwezig te zijn.

De heer Jansen (SP):

Ik geef nog een reactie op de opmerking van de heer Vendrik. Ik dank hem voor de steun, maar de minister van Financiën heeft in zijn brief niet het argument van tijd gebruikt. In dat geval hadden wij nog kunnen zoeken naar een nieuwe datum. Hij heeft alleen het principiële argument gebruikt. Dat deugt niet naar onze mening.

De voorzitter:

Wij zullen het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Leijten. Woensdag, rappeldag. Dat hebben wij voor de vakantie besloten. Daaraan gaat zij nu beginnen.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Mijn allereerste rappel ging over toezending van het rapport over Philadelphia. Dat is binnen. Het is nog niet geheel compleet. Ik verzoek om een debat daarover.

De voorzitter:

Dit staat niet zo op mijn agenda. Vandaar dat ik u anders introduceerde.

Mevrouw Leijten (SP):

Dat komt omdat dit vijf minuten geleden is binnengekomen.

De voorzitter:

Heel goed. Ik heb daarvoor alle begrip, maar daarom introduceerde ik u anders.

De heer Jan de Vries (CDA):

Inmiddels hebben wij kennis kunnen nemen van de brief en van de samenvatting van het rapport. De staatssecretaris geeft in diezelfde brief aan dat zij vandaag en morgen nog gesprekken voert met cliënten en participatieorganisaties. Dit zijn voor de Kamer ook relevante gesprekken, zo lijkt mij. Het is goed om een eventueel debat pas te voeren op het moment dat de staatssecretaris mede op basis van die gesprekken de Kamer definitief heeft geïnformeerd over haar visie op de situatie. Temeer omdat een interpellatie of een debat mede is gericht op het verkrijgen van die informatie, lijkt het ons goed om een eventueel debat, dat ook onze steun heeft, te voeren op het moment dat die informatie er is.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik vind het fijn dat iedereen blij is met de samenvatting van het rapport. Volgens mij heeft de Kamer gisteren verzocht om het rapport, waarvan ontvangst op vrijdag was beloofd, vandaag voor 12.00 uur toe te sturen. Ik stel vast dat het er niet voor 12.00 uur was en dat het er nu nog steeds niet is. Er is alleen een samenvatting. Ik constateer dat niet volledig aan ons verzoek is voldaan. Ik blijf erbij dat het belangrijk is dat wij een debat voeren op basis van feiten en niet van meningen. Daarin steun ik de heer De Vries. Ik wil dus graag het debat pas voeren als alles rond is.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Wij steunen het verzoek om een debat. Wij willen dit graag voeren op het moment dat de informatie er ligt. Wij gaan er daarom vanuit dat de staatssecretaris heel snel de resterende stukken zal leveren en dat wij uiterlijk volgende week het debat kunnen voeren.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik sluit mij aan bij de vorige sprekers. Laten wij zorgen dat wij alle informatie hebben en daarna een debat voeren, waarvoor wij dan ook de tijd moeten hebben.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik begin een beetje recalcitrant te worden. Wij hadden geen samenvatting gevraagd. Wij hadden om het rapport gevraagd.

De voorzitter:

Maar dat punt is gemaakt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Dan zeg ik: dan maar een debat, nu dus.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik vind niet dat de staatssecretaris op deze wijze de Kamer kan traineren. Ik vind daarom dat zij morgen voor 12.00 uur die stukken moet aanleveren, zodat wij morgenmiddag alsnog het debat kunnen houden.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik heb gisteren ook al aangegeven waarom er wat mij betreft sprake was van spoed. Dat is omdat er onomkeerbare stappen worden gezet bij Philadelphia. Een van de redenen waarom ik deze week dit debat wilde, is dat die onomkeerbare stappen niet moeten worden gezet voor alles boven water is. Wij hebben nog niet alles boven water, daarin hebben mevrouw Van Miltenburg, mevrouw Koşer Kaya en mevrouw Agema gelijk. Er is toegezegd dat dit vandaag zal komen. Daarop vertrouwen wij. Natuurlijk wil ik ook dat het zo goed mogelijk gaat, maar als de staatssecretaris kan aangeven dat geen onomkeerbare stappen zullen worden gezet dat zij daar achterheen zal zitten bij de raad van commissarissen en de raad van bestuur, dan vind ik een debat op dinsdag prima. Dan wil ik wel die toezegging, anders sta ik hier morgen weer en voeren wij morgen een debat.

De voorzitter:

Volgens mij kan ik al een conclusie trekken, als u het goed vindt. Als ik het niet goed doe, kunt u mij altijd corrigeren.

Mevrouw Leijten wil de stukken hebben en zij wil dat de staatssecretaris geen onomkeerbare stappen zet. Daar kunnen wij aan voldoen door het stenogram naar het kabinet door te geleiden. Dan is de staatssecretaris van een en ander op de hoogte. Zij heeft het zelf ook aangegeven. Wij moeten er in de relatie Kamer-kabinet op kunnen rekenen dat dit dan ook niet gebeurt.

Dan het moment van het debat. De meerderheid van de Kamer wil een gewoon debat en geen spoeddebat, maar wel op grond van zo volledig mogelijke informatie. De staatssecretaris wil morgen nog een aantal gesprekken voeren, want zij wil een afgerond beeld aan de Kamer kunnen voorleggen. Wij komen er dan op uit dat het debat volgende week kan worden gehouden. Als het anders loopt, kunt u er morgen bij de regeling van werkzaamheden weer op terugkomen.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Met de toevoeging dat het wat mij betreft gaat om het niet zetten van onomkeerbare stappen bij Philadelphia. Daar bestaat onduidelijkheid over de financiële basis voor het herstelplan. Daarbij speelt de vraag of de ontslagen nodig zijn. Die kwestie is wel in gang gezet. Daardoor is er onrust en ruzie met de vakbonden. Er is door de raad van bestuur en de OR zelfs besloten tot een nieuw gezamenlijk accountantsrapport. Juist daarom moeten er geen verdere stappen worden gezet. De staatssecretaris kan dat ook aangeven in haar gesprekken of in een telefoontje naar de raad van bestuur. Als zij dat toezegt, is wat mij betreft de spoed voor deze week eraf. Dan wil ik het debat volgende week.

De voorzitter:

Dat is helder. Wij zullen het stenogram doorgeleiden naar het kabinet. U heeft uw punt volledig gemaakt. Iedereen kan dat in het stenogram nalezen.

Nu een nieuw optreden van mevrouw Leijten, want zij heeft nog meer punten.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Woensdag rappeldag.

Ik heb op 18 december, samen met mijn collega Van Gerven, vragen gesteld over het tekort aan gespecialiseerde verpleegkundigen. Graag antwoord daarop. Ik heb samen met collega Jasper van Dijk op 9 december vragen gesteld over het vervallen van de aanvullende beurs voor studenten met ouders die vallen onder de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Ook graag antwoord daarop. Ik heb samen met collega Roemer ook op 9 december vragen gesteld over het regiovervoer in Gelderland. Ook op die vragen krijg ik graag antwoord. Er staan ook nog aanvullende vragen van mij open over de uitblijvende zorg door een defecte tillift bij Philadelphia. Die vragen dateren van 18 november. Daar moet antwoord op komen, mede omdat ik hierover al eerder heb gerappelleerd.

De voorzitter:

Wij zullen het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

Wat betreft het vorige punt moet ik nog melden dat er inmiddels vertrouwelijke stukken zijn bezorgd. Ik neem aan dat u daar allen kennis van hebt genomen.

Het woord is aan mevrouw Van Velzen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Ik wil van woensdag rappeldag geen gewoonte maken, maar vandaag is het wel nodig.

Ik krijg graag antwoord op de vragen die ik tot twee keer toe heb gesteld, in oktober, over het sluiten van coffeeshops in de grenssteden. Daarnaast wil ik antwoord hebben op vragen die ik in november heb gesteld aan de ministers van VWS en van LNV over valse gezondheidsclaims. Ik wil ook graag antwoord op de vragen die ik aan Justitie heb gesteld over de leveranties van grondstoffen vanuit Nederland voor gifgassen die in Irak zijn ingezet. Ik wil ook antwoord op de vragen die ik aan de minister van Justitie heb gesteld over de Nederlandse medewerker aan wie financiële sancties vanuit de VS zijn opgelegd voor zijn medewerking aan het bewind van de Zimbabwaanse president. Ik wil ook antwoord op de vragen, gesteld aan de minister van VWS, hier aanwezig, over de onwaarheden die hij tot drie keer toe heeft gesproken over paddo's. Ik wil ook antwoord op de vragen die ik heb gesteld aan de staatssecretaris van Justitie over ontsnappingen uit de Bijlmerbajes en de intimidatie van het personeel daar. Ten slotte wil ik antwoord op de vragen die ik heb gesteld aan de staatssecretaris van Justitie over het veiligheidsbed in justitiële jeugdinrichtingen. Dat is mijn lijstje voor vandaag, voorzitter.

De voorzitter:

Wij zullen de rappels van mevrouw Leijten en van mevrouw Van Velzen doorgeleiden naar het kabinet. Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de regeling van werkzaamheden.

Naar boven