Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enkele andere wetten in verband met de evaluatie van deze wet, de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en deregulering (31514).

(Zie vergadering van 29 oktober 2008.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Ik moet eerst een illusie bij de heer Blok wegnemen. Ik heb gezegd dat ik bewondering heb voor de logistieke organisatie van het uitzendwezen. Er zijn ook heel veel mensen die bewondering hebben voor de logistieke organisatie van een bankroof of van de Grote Treinroof, maar dat maakt van bewonderaars nog geen bankrovers. Met mijn bewondering voor de logistiek ben ik geen bewonderaar van de uitzendformule.

Ik heb geen bewondering voor deze fusie. Op 30 plaatsen wordt de lokale samenwerking afgebroken en worden netwerken vernietigd. Wethouders en burgemeesters worden eigenlijk door de staatssecretaris geschoffeerd. Hij zegt dat de sluiting gerechtvaardigd is omdat men eigenlijk maar wat aanrommelt, daar in Bladel. Dat is het beeld dat hij gisteren schetste.

Mijn partij wil niet minder en grotere vestigingen, maar meer en kleinere. Dus niet sluiten, maar eerder splitsen. De minister zei dat er overleg is met de gemeenten. Ik wil dat overleg een handje helpen en ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, in overleg te treden met gemeenten die een LWI-vestiging binnen de gemeentegrenzen willen houden, en behulpzaam te zijn bij het behouden van filialen van UWV in die gemeenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(31514).

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. UWV geeft nu wel reiskosten, CWI niet en bij gemeenten verschilt dit. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door het sluiten van CWI-vestigingen de reisafstand en reiskosten toenemen;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat mensen die voor diensten van UWV of gemeenten naar een Locatie Werk en Inkomen buiten de grenzen van de eigen gemeente moeten reizen, de reiskosten vergoed krijgen op basis van tweede klas openbaar vervoer,Ulenbelt

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(31514).

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Medewerkers van UWV krijgen met veranderingen te maken. Er komen nieuwe functies. De leiding krijgt ook een nieuwe functie. Er is dus alle aanleiding om bij deze fusie topsalarissen bij UWV aan te pakken. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de leden van de raad van bestuur van UWV en CWI een beloning ontvangen, hoger dan het gemiddeld belastbare loon van "onze ministers";

verzoekt de regering, de salarissen bij UWV te maximeren op het gemiddelde belastbare loon van onze ministers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17(31514).

De heer Ulenbelt (SP):

Destijds is het UWV-personeel bij wijze van uitzondering buiten het pensioenfonds ABP gehouden. De redenen voor die uitzondering zijn volgens mij volledig vervallen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, te bevorderen dat de pensioenregeling van alle UWV-medewerkers wordt ondergebracht bij het pensioenfonds ABP,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(31514).

De heer Ulenbelt (SP):

Mevrouw Vermeij wees er gisteren op dat je waarschijnlijk niet komt waar je wezen moet wanneer je in een stad de weg vraagt naar het werkplein. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de bemiddelings- en re-integratieactiviteiten van UWV uit te voeren onder de naam Arbeidsbureau,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(31514).

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Bij de aanvang van dit debat leek het amendement van de coalitie bedoeld om de sluiting van 30 vestigingen te voorkomen. Na behandeling ervan blijkt dat dit helemaal niet het geval is. Een ingediend amendement, overgenomen door de minister, en er verandert niets! Dat is heel bijzonder. Lokale bestuurders worden door CDA en PvdA in de steek gelaten. Erger nog, op deze manier worden lokale werkgelegenheidsinitiatieven en effectieve bemiddeling gesmoord. Dat is verder weg van de menselijke maat. Wij vinden dat niet goed. Daarom zullen wij overeenkomstig stemmen als het om deze wet gaat.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zei gisteren al dat voor de fractie van GroenLinks bij deze operatie vooropstaat dat er efficiënter en effectiever gaat worden gewerkt. Vooral de effectiviteit vindt mijn fractie van groot belang. Het gaat niet aan dat wij een bezuiniging van 127 mln. binnen tikken, terwijl de klantvriendelijkheid en de dienstverlening in de richting van de cliënten minder worden. Bij dit soort operaties moet dat worden voorkomen.

Door de bezuiniging krijgen wij te maken met minder personeel, minder locaties en een hoge caseload van 100 dossiers. Wij moeten dus meer dan een zesje of een zes en een half halen. Wij willen allemaal af van de zesjescultuur voor klantvriendelijkheid, het helpen van mensen met scholing en het begeleiden naar werk, maar met deze operatie moet het wat ons betreft naar een acht. Wat is de ambitie van de bewindslieden bij deze operatie? Welk cijfer hebben zij in gedachten? Ik ben benieuwd naar hun doelstellingen. Er is vaak sprake van goede bedoelingen, maar die worden bij dit soort grootschalige operaties niet altijd gehaald.

Er is in onze ogen ook een probleem met de toegankelijkheid van de bemiddeling en de locaties van de bureaus. De staatssecretaris heeft gereageerd op de kwestie van de 30 locaties. Hij sprak over twee promille van het cliëntenbestand, op een bestand van 460.000. Dat lijkt heel weinig. De minister stelde dat het voor de een beter wordt en voor de ander wat minder, maar ook dit bestand heeft heel goede hulp nodig. Het gaat om meer dan het één keer melden bij de arbeidsbemiddelaar. Het moet een stuk intensiever.

Ik wil ook duidelijkheid over de reiskostenvergoeding. De staatssecretaris stelde dat de integrale reiskostenvergoeding terugkomt, maar dat het overleg erover nog loopt. Ik vind het volstrekt logisch, vooral gelet op de mensen met de allerlaagste inkomens, mensen die op een laag uitkeringsniveau zitten, dat dit soort kosten wordt vergoed. Ik wil daar absolute zekerheid over.

Mijn fractie kan op zichzelf leven met de criteria voor de dienstverlening en de nota van wijziging. Wij hopen dat dit in de praktijk goed uitpakt.

Ik heb in eerste termijn een vraag gesteld over de positie van het personeel. Wij hebben te maken met een forse bezuiniging. Daarbij speelt een aantal zaken. Eerst iets over de kwestie rond het ABP en de vraag wie er wel en wie er niet overgaan. Degenen die voor 1950 zijn geboren, blijven bij het ABP. De rest gaat over, maar ik vind zo'n leeftijdsonderscheid heel vreemd. Je zou het ook leeftijdsdiscriminatie kunnen noemen. Volgens mij ligt hieraan geen principiële discussie ten grondslag. Ik heb vernomen dat het 200 mln. zou kosten om alle personeelsleden bij het ABP onder te brengen. Ik weet niet of dit bedrag klopt; wellicht kan ik hierover nog wat opheldering krijgen. Ik vind dit eerlijk gezegd wel een heel fors bedrag. Ik wil in ieder geval de motie kunnen beoordelen die hierover is gediend.

Mijn fractie en de fractie van de PvdA hebben expliciet aandacht gevraagd voor de cliëntenparticipatie. Voor de fractie van GroenLinks is het van groot belang dat een en ander geregeld wordt. Wij kunnen ons vinden in de woorden van mevrouw Vermeij in haar eerste termijn en in haar interrupties. Juist bij de groepen waarover wij in dit geval spreken, gaat dit niet vanzelf, enigszins vergelijkbaar met bewonersparticipatie. Mensen melden zich niet zelf voor cliëntenparticipatie. Dit is wel een essentieel onderdeel geweest in de discussie over de hele SUWI-operatie. Ik wil graag nog eens van het kabinet horen hoe het de schouders hieronder zet.

Dan de beschikbaarheid en de expertise van de specialistische arbeidsbemiddelaars. Deze specifieke kennis blijft aanwezig, zo is mij door het kabinet verzekerd in zijn beantwoording. In alle kaartenbakken, geautomatiseerd of niet, blijven altijd de moeilijkste groepen achter. Groepen die het wel op eigen kracht of met een klein duwtje redden, worden toch eerder geholpen dan het "hardnekkige bestand". Voor deze laatste groep wil ik aandacht vragen. In de nieuwe setting zou dit op een goede manier georganiseerd moeten worden. Ik ben hier nog niet helemaal gerust op en wil dan ook een keiharde toezegging dat een en ander waterdicht geregeld gaat worden in de nieuwe uitvoering. Dat is immers van groot belang.

Wij hebben uitgebreid gedebatteerd of je nu naar de toonkamer moet, alsof je meubels gaat kopen, naar het werkplein, naar de brandweerkazerne – dit voorbeeld werd ook genoemd – of naar de Locatie Werk en Inkomen. Er is een voorstel gedaan om hiervoor de term "arbeidsbureau" te noemen. Dit klinkt sympathiek, maar ik kan mij ook wel vinden in de woorden van het kabinet dat het hierbij niet alleen om werk, maar ook om inkomen gaat. Misschien moeten wij dan ook wel een omschakeling maken en niet kiezen voor de term "arbeidsbureau" die dateert uit de vorige eeuw. Ik zou het goed vinden als wij één naam krijgen voor deze locaties, zodat glashelder is waar je terecht kunt. Daarom wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, te bevorderen dat de Locaties Werk en Inkomen alle dezelfde naam gaan hanteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Vermeij en Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20(31514).

De heer Ulenbelt (SP):

De term "arbeidsbureau" is niet gekozen vanwege nostalgische overwegingen. In mijn motie heb ik de term geschreven met "eau" aan het einde. Misschien zouden wij moeten kiezen voor een "o" aan het einde. Dan is dat toch heel modern, of niet?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Misschien heb ik mij niet helemaal goed uitgedrukt. Het gaat mij er niet zozeer om dat de term modern moet zijn. Ik wil dat mensen weten waar zij terecht kunnen en dat de gekozen benaming in het hele land dezelfde is, zeker nu de reistijden wat gaan oplopen en er verwarring kan bestaan. Wellicht is het iets te betuttelend als wij dit als Kamer gaan uitmaken. Ik vind wel dat wij een aanwijzing moeten geven om te komen tot één naam. "Arbeidsbureau" is voor mij geen taboe, maar wellicht is er nog een veel betere term te bedenken die wel van deze eeuw is.

Tot slot nog iets over de ICT. Over de 87 mln. WIA komen wij nog te spreken. Ik wil wel de absolute verzekering dat het, als het gaat om die ICT, heel goed gemonitord wordt. Dat zijn namelijk vaak bodemloze putten en soms ook zo amateuristisch dat ik denk: hoe is het mogelijk dat het bij dit soort grote instellingen zo mis kan gaan. Hoe gaat de bewindsman dat monitoren? Hoe houdt u de vinger aan de pols, zodat wij niet weer over een half jaar of een jaar geconfronteerd worden met tientallen miljoenen die in de put zijn verdwenen, terwijl er nog steeds geen goede automatisering is?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil de bewindslieden bedanken voor de beantwoording van de vragen. Er is een aantal zaken blijven liggen. De huidige arbeidsadviseur verschaft momenteel onafhankelijk informatie. Ik heb gesuggereerd deze onafhankelijke informatie op een andere manier te organiseren, bijvoorbeeld door bij de LWI's folders neer te leggen of daar in ieder te verwijzen naar de instanties waar mensen terecht kunnen voor onafhankelijk advies. Ik heb daarop geen bevredigend antwoord ontvangen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Ortega-Martijn

constaterende dat de functie van arbeidsadviseur straks niet meer voorhanden is op Locaties Werk en Inkomen;

overwegende dat werkzoekenden behoefte hebben aan onafhankelijke informatievoorziening, zoals blijkt uit de evaluatie van de arbeidsadviseur;

overwegende dat meerdere organisaties onafhankelijke informatie verstrekken op het terrein van werk en inkomen;

van mening dat werkzoekenden hiervan op de hoogte moeten zijn;

verzoekt de regering, te bevorderen dat op de Locaties Werk en Inkomen werkzoekenden onafhankelijke informatie op het terrein van werk en inkomen kunnen inwinnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ortega-Martijn en Vermeij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21(31514).

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie vindt het belangrijk dat specialistische kennis op LWI's beschikbaar blijft. Daarom wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Locaties Werk en Inkomen geïntegreerde dienstverlening aanbieden aan werkzoekenden;

constaterende dat het kabinetsbeleid erop gericht is om meer Wajong'ers naar een reguliere werkplaats te begeleiden;

van mening dat daarvoor laagdrempelige, specialistische begeleiding binnen de regio beschikbaar moet zijn;

verzoekt de regering, te waarborgen dat specialistische kennis voor Wajong'ers op Locaties Werk en Inkomen behouden blijft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ortega-Martijn, Van Hijum en Vermeij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(31514).

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb de bewindspersonen gevraagd naar de werkgeversbenadering en gevraagd om te kijken op welke manier wij tegemoet kunnen komen aan de vraag die heel duidelijk is gesteld, ook bij de hoorzittingen over dit onderwerp. Ik ben nog niet tevreden over de beantwoording. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de werkgeversbenadering een kerntaak van de Locaties Werk en Inkomen is;

constaterende dat het primaat van de uitvoering met de Wet SUWI op het lokale niveau komt te liggen, dus ook voor wat betreft de werkgeversbenadering;

van mening dat er op landelijk niveau ook afspraken moeten kunnen worden gemaakt over de bemiddeling van werkzoekenden naar het bedrijfsleven;

verzoekt de regering, te bevorderen dat een landelijk werkgeverspunt wordt ingericht waar werkgevers regio-overstijgend bediend kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23(31514).

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Uitgangspunt van de integrale dienstverlening is wat mijn fractie betreft toegankelijkheid en bereikbaarheid. Daarom hebben wij moeite met de sluiting van 30 LWI's, als dit ten koste gaat van de toegankelijkheid en bereikbaarheid. De bereikbaarheid moet voldoende zijn, maar die kan op meer manieren worden gerealiseerd. Het overeind houden van een volwaardige locatie is niet de enige manier. De minister biedt in de beantwoording ruimte voor de interpretatie van voldoende bereikbaarheid. Hij heeft het immers over maatwerk. Ook staatssecretaris Aboutaleb heeft aangegeven dat er op een andere manier voorzieningen zullen worden gecreëerd die voldoen aan de behoefte van de klant. Ik krijg graag een toezegging van de bewindslieden dat zij dit verder zullen uitwerken en de Kamer hierover zullen informeren. Wat betekent dit voorzien in maatwerk bijvoorbeeld voor een regio als de Bommelerwaard?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Ik dank beide bewindslieden voor de beantwoording van de vragen. Er resten mij nog enkele opmerkingen en vragen. Verder zal ik twee moties indienen. Ik dank de bewindslieden ook voor de indiening van de nota van wijziging, waarbij in artikel 46 een koppeling wordt gelegd met het jaarverslag, de begroting en het meerjarenbeleidsplan. Daarin kunnen wij ons vinden. Ik heb nog wel een specifieke vraag over een zinsnede die ik niet helemaal begrijp, maar ik ga er eigenlijk van uit dat de bewindslieden daarop klip-en-klaar antwoord kunnen geven. Het gaat om de toelichting ad 2: "De geïntegreerde dienstverlening in de Locaties Werk en Inkomen ware zoveel mogelijk vanuit het veld zelf op te bouwen. Datzelfde geldt voor de cliëntenparticipatie op het niveau van de Locaties Werk en Inkomen en de spreiding van de locaties." Het gaat met name om dat laatste zinnetje. Tegelijkertijd hebben wij namelijk zeer terecht, naar mijn mening, aangedrongen op de zinsnede: "dragen zorg voor de instandhouding van voldoende bereikbare locaties". De minister heeft die opgenomen. Hoe verhoudt zich dat tot de zin in de toelichting?

Ik dank de bewindslieden ook voor hun uitleg over de verhoudingen. Over de naamgeving hebben wij het al gehad. Die speelt straks een belangrijke rol in het land, denk ik, om duidelijk te maken waarover wij het hebben. Ik ben dan ook zeer blij dat mijn collega Van Gent daarover een motie heeft ingediend. Hier vinden wij in ieder geval met ons allen dat één naam moet worden gekozen. Het moet niet zo zijn als wat een andere collega gisteravond laat tegen mij zei: bij ons heet het "Activerium". Daarbij denk ik toch vooral aan een heel vies drankje.

In eerste termijn heb ik ook een aantal vragen gesteld over het regionale arbeidsmarktbeleid dat vormgegeven moet worden. Dat doen de LWI's samen met de gemeenten, maar niet alleen. Zij doen het tevens met scholingsinstellingen en met sociale partners. Dat zou althans moeten; het is niet vanzelfsprekend. Ik ken de geest van de wet. Met een motie doe ik een oproep aan de bewindslieden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet en de sociale partners op 7 oktober jongstleden hebben verklaard, de arbeidsdeelname van mensen met een zwakke arbeidsmarktpositie te bevorderen, onder andere met scholing;

constaterende dat het geen vanzelfsprekendheid is dat ook sociale partners en scholingsinstellingen hier actief bij worden betrokken;

overwegende dat gemeenten en LWI's op regionaal niveau werken aan plannen voor arbeidsmarktbeleid;

verzoekt de regering, actief te bevorderen dat de beleidsplannen voor het regionale arbeidsmarktbeleid worden opgesteld in samenspraak met sociale partners en onderwijsinstellingen in de regio en vóór Prinsjesdag 2009 over de uitkomst daarvan aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vermeij, Van Hijum, Ortega-Martijn en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24(31514).

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Gisteren hebben wij in dit huis ook over de pensioenen gedebatteerd. Omdat er daarover nu een motie van de SP-fractie ligt, zeg ik dat er in mijn fractie nog wel vragen zijn met betrekking tot de pensioenen. Wij behouden ons in ieder geval het recht voor om daarover op een later tijdstip met de bewindslieden van gedachten te wisselen. Er zijn nog vragen en die zijn gisteren niet beantwoord. Wellicht zou de Kamer daarover nog extra vragen kunnen stellen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Gaat het dan om de vraag hoeveel het kost?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Onder andere. Ik deel de mening van mevrouw Gent: wij gaan hier naar aanleiding van een korte brief niet besluiten om een hele organisatie in het ABP te zetten. Er zijn daarover echter ook wel wat vragen te stellen. Wij zouden kunnen overwegen om dat hier te doen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Gaat het daarbij ook om het punt dat ik in mijn tweede termijn noemde, de leeftijd? De knip die daarbij is gemaakt is toch wel een vreemde.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dat is inderdaad gevoelig. Daarop willen wij op een later moment terugkomen.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik heb over dit onderwerp een motie ingediend. Betekent uw uitlating dat u eigenlijk principieel vindt dat personeel van UWV, van een zbo, bij het ABP thuishoort, als dat zou kunnen?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik heb te weinig gegevens om dat standpunt in te nemen. Ik heb meer vragen dan antwoorden.

De heer Ulenbelt (SP):

U vindt wel dat personeel van zbo's op gelijke manier zouden moeten worden behandeld?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ja, maar daarover heb ik nog wel een aantal vragen. De minister zei gisteren heel terecht dat het hem onduidelijk is of er een regeling is waarbij alle zbo's standaard onder het ABP vallen. Dat is mij ook onduidelijk. Daarover moeten wij nog even met elkaar van gedachten wisselen.

Ik heb inderdaad een punt gemaakt van de cliëntenparticipatie en daar is gisteren ook al het een en ander over gezegd. Ik proefde begrip bij de staatssecretaris en hij bewoog een heel eind in die richting. De druk, die niet vanzelfsprekend is, moet hoog zijn en hoog blijven. Ik wil vanuit de Kamer niets voorschrijven, want ik ken de geest van de wet en ik heb goed geluisterd naar de bewindslieden, maar ik dien toch de volgende motie in met betrekking tot cliëntenparticipatie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat UWV en gemeenten in een LWI samen afspraken maken over de uitwerking van cliëntenparticipatie;

overwegende dat de Wet SUWI hierbij vooralsnog veel vrijheid laat aan deze partijen;

overwegende dat het onwenselijk is dat telkens opnieuw het wiel uitgevonden moet worden;

verzoekt de regering, de Raad voor Werk en Inkomen te vragen om een handreiking uit te werken voor de vormgeving van de cliëntenparticipatie in de LWI,Vermeij

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vermeij en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(31514).

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Ik heb gisteren gezegd dat de CDA-fractie op zichzelf positief is over deze stap naar wat dan "geïntegreerde dienstverlening" wordt genoemd. Als het ware wordt met de vorming van de Locaties Werk en Inkomen een nieuwe infrastructuur aangelegd waarbij, als het goed is, zowel cliënten als werkgevers baat hebben. Cliënten omdat zij niet langer van loket naar loket worden gestuurd en ondersteuning op maat krijgen en werkgevers omdat zij, als zij personeel zoeken voor hun vacatures, met hun vraag ook bij één loket terechtkunnen en daar goed bediend worden. Wij hopen echt dat met deze stap de LWI's hun rol, ook als makelaar op de arbeidsmarkt die vraag en aanbod matcht, beter gaan vervullen, met name voor de meer kwetsbare groepen in de samenleving.

Ik heb wel gezegd dat het proces van samenwerking tussen gemeenten en het Werkbedrijf tamelijk vrijblijvend vormgegeven is. Wij moeten maar afwachten wat voor moois er opbloeit in al die regio's. Daarom hebben wij ook amendementen ingediend, onder andere over de basisdienstverlening en de regionale spreiding. Daarom ook onze royale steun voor de motie van mevrouw Van Gent van de oppositie om tenminste duidelijkheid over de naamgeving te creëren. Dat is toch wel de minste voorwaarde die wij kunnen opleggen. Ik zeg er maar even bij dat die steun voor ons een diepere laag heeft.

Ik leg de Kamer nog een motie voor over de schaal waarop wordt samengewerkt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat regionale samenwerking tussen gemeenten, UWV, scholingsinstellingen, werkgevers en uitzend- en re-integratiebedrijven van groot belang is voor een vraaggerichte en effectieve bemiddeling van werkzoekenden;

verzoekt de regering om, na overleg met gemeenten en UWV, de Kamer voor 1 juli 2009 te informeren over de schaal van de regionale samenwerking en de aanwijzing van de bovenlokale dienstverlening door "LWI plus"-vestigingen in deze regio's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Hijum, Vermeij, Ortega-Martijn en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(31514).

De heer Van Hijum (CDA):

Ik heb vragen gesteld over hoe de getallen en de schaal van de zaken waarmee wij bezig zijn zich tot elkaar verhouden, want er zijn 100 Locaties Werk en Inkomen, 30 arbeidsmarktregio's en 57 trekkende gemeenten. De staatssecretaris is daar wel op ingegaan, maar ik heb daar nog geen goed beeld van. Als je 57 trekkende gemeenten hebt voor 30 arbeidsmarktregio's, dan heb je er 27 te veel. Ik wil gewoon duidelijkheid over de schaal waarop die samenwerking gaat plaatsvinden.

Ik ben blij met de nota van wijziging die wij vanochtend van het kabinet hebben mogen ontvangen. Ik heb gisteren twee amendementen ingediend. Een ervan wordt feitelijk overgenomen in de nota van wijziging: het criterium "voldoende bereikbaar" wordt toegevoegd aan de wet voor de Locaties Werk en Inkomen. Wij vinden dat het tweede amendement materieel op een goede manier wordt overgenomen. De minister geeft aan dat hij weliswaar niet via een AMvB, maar via ministeriële regels toch eisen gaat stellen aan de dienstverlening via het jaarplan van UWV en dat hij daarbij expliciet een oordeel zal vellen over de dienstverlening en over de spreiding. Daarmee is op een goede manier tegemoetgekomen aan de vragen en zorgen die wij daarover hadden. Ik neem aan dat dit betekent dat het amendement kan worden ingetrokken of dat het niet nodig is, als het is overgenomen. Dat is mij juridisch nooit helemaal duidelijk.

De voorzitter:

Als het kabinet het amendement overneemt, moet u daarvoor toestemming geven. Dan maakt het deel uit van het wetsvoorstel.

De heer Van Hijum (CDA):

Daar zou ik dan graag toestemming voor geven.

De voorzitter:

Maar ook de andere leden moeten dat goedvinden. Als een lid bezwaar maakt, kan het niet. Als niemand er bezwaar tegen heeft, is het akkoord.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Ik gaf gisteren al aan dat de VVD tevreden in dit debat stond: een oppositiepartij die positief is over een wetsvoorstel. Die tevredenheid is niet afgenomen, ook niet door de woorden van de SP van vanochtend. Ik was inderdaad blij met de positieve kritiek van de heer Ulenbelt op de arbeidsbureaus. Die vergelijking met bankrovers zou ik echter niet gemaakt hebben, vooral niet omdat ik dacht dat er gisteren ook voor hem een mooi moment in het debat was. Dat was toen de heer Van Hijum de minister betichtte van een stalinistische visie. Ik dacht: toch een SP-man in het kabinet. Had dat nou naar u toe getrokken.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik houd van een scherp debat, maar de heer Blok moet mij geen woorden in de mond leggen die ik niet heb gebruikt. Ik heb gezegd dat de minister een tamelijk stalinistische interpretatie van mijn amendement heeft gegeven, niet dat hij er een visie op nahoudt die daarmee vergelijkbaar is.

De heer Blok (VVD):

Ik wilde in ieder geval wijzen op de ideologische verwantschap tussen de politicus die u noemde en andere partijen.

Ik heb toch nog een inhoudelijk punt. Ik heb aangegeven dat de VVD eigenlijk verder had willen gaan in de hervorming van de organisaties die betrokken zijn bij re-integratie en het verstrekken van uitkeringen. De minister zei toen dat wij een evaluatie van de SUWI hebben gehad die daar geen aanleiding toe geeft, net alsof dat het enige rapport is dat wij hier krijgen. De minister zelf heeft de commissie-Bakker ingesteld en kwam daarna nogal juichend in de Kamer over een heel nieuw paradigma enzovoort. Dat ging ook hierover. Overigens hebben beide coalitiepartijen ook hun visie gegeven op datgene wat er zou moeten gebeuren in die keten. De PvdA-fractie heeft er een hele nota over geschreven en de CDA-fractie heeft wat gedachten laten klinken die nog niet erg zijn uitgewerkt, maar die in ieder geval gaan over de eerste zes maanden in de WW. Het verrast mij dan toch dat de minister zegt dat er verder helemaal niets gebeurt. Om het concreter te maken: het regeerakkoord zelf zegt dat de WGA geprivatiseerd gaat worden. Misschien kan de minister aangeven of hij dat nog van plan is en zo ja, wanneer. Vindt hij dat dit traject dan klaar is of gaat hij ook nog iets doen met de schoten voor de boeg van de coalitiepartijen? De staatssecretaris gaat ons weliswaar verlaten, maar de minister blijft nog even, dacht ik.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik heb gisteren drie punten aan de orde gesteld, maar die zijn mijns inziens nog niet voldoende beantwoord.

De bewindspersonen vinden het niet nodig om de samenwerking verder te formaliseren. Zij zeggen dat zij goede voorbeelden hebben gezien en dat voor bepaalde situaties het algemeen ketenoverleg bestaat. De tijd zal het leren wat de PVV-fractie betreft. Wij vinden het raar dat het succes van de samenwerking wordt opgehangen aan de kwaliteit van de mensen die hun schouders eronder zetten. Die kwaliteit is namelijk erg divers en vluchtig. De ene LWI kan worden getrokken door een goede gemeentemanager, de andere door een UWV-manager. Maar hoe staat het er op zo'n locatie voor wanneer die managers ontslag nemen? De staatssecretaris had het al over de agenten aan de poort. Ook die kunnen in kwaliteit verschillen. Hoe neutraal is zo'n agent aan de poort eigenlijk als hij of zij een gemeenteambtenaar is of een UWV-personeelslid? Hoe goed is zo'n agent? Daar is gisteren nog niet op ingegaan. Kan een werkzoekende kiezen voor een andere agent als deze hem niet bevalt of het niet botert?

Wat ons betreft mogen de re-integratiebudgetten worden afgeschaft. Er wordt veel te veel geld weggepompt zonder enig zichtbaar resultaat. Waarom grijpt de minister nu niet de kans om werkgevers meer te betrekken? Wat ons betreft zijn de 30 LWI-plusvesti­gingen waar de minister over spreekt volstrekt onvoldoende. De focus moet veel meer liggen op de werkgevers en niet op de uitkeringsgerechtigden.

Werken is geen keuze, werken is een plicht. Ik mis een volgende stap op het gebied van handhaving. De staatssecretaris zei dat hij met een wetsvoorstel komt om huiszoeking te faciliteren, maar wat ons betreft moet handhaving en controle op uitkeringsfraude veel scherper in dit land.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik kom even terug op de LWI-plusvestigingen. Vanuit die vestigingen gaat de werkgeversdienstverlening plaatsvinden. Is de heer Van Dijck ervan op de hoogte dat juist de werkgeversorganisaties ervoor hebben gepleit om dat aantal verder terug te brengen en dat wij zo op die 30 vestigingen zijn uitgekomen? Daarmee komen wij juist tegemoet aan een belangrijke vraag en wens van de werkgevers.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dat is mij bekend. Hier wordt de discussie gevoerd over naamgeving en of het aantal vestigingen wel genoeg is. Het gaat mij erom of die werkgevers wel genoeg betrokken worden. Zij helpen de mensen aan een baan. Het zijn niet de LWI's of de re-integratiebureaus die dat doen. Ik maak mij zorgen over de betrokkenheid van werkgevers in dit hele proces. Wij vinden dat de focus veel meer moet liggen op het prikkelen van de werkgevers om mensen in dienst te nemen.

De vergadering wordt van 11.46 uur tot 11.50 uur geschorst.

Minister Donner:

Voorzitter. Er is een groot aantal moties ingediend. Tevens zijn enkele vragen gesteld rond die moties. De staatssecretaris en ik hebben de moties verdeeld. Met uw goedvinden, zal ik mijn betoog inrichten aan de hand van de moties en de daarbij gemaakte opmerkingen.

Allereerst kom ik dan te spreken over de problematiek van de regionale spreiding. Inmiddels heb ik een nota van wijziging ingediend waarin het criterium van toegankelijkheid duidelijk is neergelegd. Die toegankelijkheid geldt overigens niet alleen voor de cliënten zelf maar ook voor de werkgevers die evenzeer cliënten zijn. Dat is de reden waarom wij komen tot de LWI-plus. Dat geeft al aan dat met verschillende begrippen wordt gewerkt. De opmerking vanuit de Kamer dat de bureaus toegankelijk moeten zijn, is volstrekt terecht. De motie van de heer Ulenbelt op stuk nr. 15 verzoekt de regering in overleg te treden met gemeenten die een LWI-vestiging binnen de gemeentegrenzen willen houden. Welnu, dat doet onrecht aan het feit dat er nu al tal van gemeenten zijn waarin geen vestiging van CWI is. Ik heb al aangegeven dat er overlegd wordt, maar dan met alle gemeenten binnen een regio. Het proces waarmee wij nu bezig zijn, heeft de bedoeling om, juist omdat er meer gemeenten bij betrokken zijn, na te gaan op welke locaties vestiging het best kan geschieden. Er zijn criteria die met de Kamer zijn gecommuniceerd. Langs die lijnen wordt ook geopereerd. Derhalve moet ik aanneming van de motie ernstig ontraden.

In het besef dat de heer Ulenbelt zeer voor het behoud is van veel dingen, snap ik zijn motie op stuk nr. 17 wat minder. Ik ben niet in staat om met een motie van de Kamer contracten zoals die er liggen, open te breken. Er ontstaat geen nieuwe situatie ten aanzien van het bestuur van UWV. Er zijn arbeidsvoorwaardelijke besluiten genomen. De mensen zijn aangesteld. Dus dat kan niet overgenomen worden. Bovendien introduceert de heer Ulenbelt met deze motie een geheel nieuwe norm, namelijk het gemiddeld belastbaar loon van "Onze Ministers". Ik heb gisteren al uitgelegd dat ook indien op dit moment de zogenaamde Balkenendenorm zou worden ingevoerd voor de leden van de raad van bestuur van UWV, zij nog steeds meer zullen verdienen dan het gemiddeld belastbaar inkomen van "Onze Ministers" omdat dit de enige categorie is die dat salaris niet krijgt. Ook vanwege het feit dat de motie dus geheel nieuwe normen introduceert, moet ik aanneming van deze motie ontraden.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. De minister snapt mijn motie niet, dus wil ik die nog even toelichten.

De voorzitter:

U weet dat dit niet waar is. U weet dat hij de motie wel snapt. U bent het alleen niet eens met het antwoord. Als de minister al uw moties heeft beoordeeld, kunt u nog één opmerking maken, maar niet nu.

Minister Donner:

Voorzitter. De heer Ulenbelt heeft een motie ingediend op stuk nr. 18 waarin de regering wordt verzocht, te bevorderen dat pensioenregelingen van alle UWV-medewerkers worden ondergebracht bij het pensioenfonds ABP. Ook dit zou een vrij peremptoire ingreep zijn in de onderhandelingsvrijheid van sociale partners. De keuze waar pensioenfondsen en waardeverplichte pensioenen worden ondergebracht, is een kwestie die door sociale partners wordt geregeld. Die is in overleg met sociale partners voor het huidige UWV geregeld. Er is met sociale partners met betrekking tot de regeling na de fusie gekozen voor het onderbrengen van de pensioenen onder het UWV-pensioenfonds. Ik meen dat het niet aangaat dat ministers ingrijpen in gemaakte afspraken. Derhalve is er ook geen aanleiding om te constateren dat de medewerkers van UWV ontevreden zijn met de huidige situatie en dat zij nu opeens allen ondergebracht moeten worden onder het ABP. Bovendien vermoed ik dat dit ettelijke miljoenen zal kosten, zonder dat ik concrete cijfers kan noemen. Voor alle betrokkenen zal er ook een vorm van pensioenbreuk optreden zonder dat daar enige aanleiding voor is in de zin dat zij een andere betrekking aannemen. Daarom moet ik ook aanvaarding van deze motie ontraden.

Vervolgens heeft de heer Ulenbelt een motie ingediend op stuk nr. 19 over de naamgeving van de bemiddelings- en re-integratieactiviteiten van UWV. Ik weet dat de heer Ulenbelt een zeer behoudend mens is die graag iedere verandering afwijst en dat hij daarom wil vasthouden aan de oude naam Arbeidsbureau. Die hebben wij indertijd al verlaten toen de constatering was dat het niet alleen maar om arbeid ging maar ook om uitkeringen. Daarom kan ik mij heel wel vinden in de motie van mevrouw Van Gent op stuk nr. 20 om alle activiteiten één naam te geven, onder voorbehoud van de overgangstermijn. Het is namelijk niet mogelijk dat alles per 1 januari die naam kan hebben. Ik ben het helemaal met haar eens dat er geen verwarring moet bestaan, de LWI's moeten één naam krijgen en het liefst een aansprekende naam.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Geen toonkamer, hè?

Minister Donner:

Ik kan u toezeggen dat het niet toonkamer zal zijn. Ik sluit helemaal niet uit dat het Arbeidsbureau wordt. Zoals u weet, zijn de behoudende krachten in Nederland sterk.

Voorzitter. Mevrouw Van Gent heeft vragen gesteld over de gevolgen van de bezuiniging. Ik meen dat er van onze zijde geen onduidelijkheid over bestaat. De keuzes die gemaakt zijn in het kader van de aanwending van middelen houden inderdaad in dat er minder geld beschikbaar zal zijn voor UWV samen met CWI. Dat is niet anders dan bij andere overheidsdiensten waarvoor ook een taakstelling geldt. Dat zal onvermijdelijk gevolgen hebben voor de wijze waarop de dienstverlening plaatsvindt. Daar moet geen enkele illusie over bestaan. Het betekent niet dat deze operatie ingegeven is door bezuinigingen. In het wetsvoorstel dat voorligt is geregeld dat de prestatie-indicatoren bij wettelijke maatregel worden vastgelegd. Jaarlijks vindt overleg plaats over de wijze waarop deze worden ingevuld. Er vindt onderzoek plaats naar de mate waarin voldaan wordt aan die prestatie-indicatoren. Wij hebben een prestatie-indicator opgevoerd met betrekking tot de tevredenheid onder andere onder werkgevers. Die ontbrak tot nu toe. Dit wordt wel onderzocht bij de andere cliënten en er vindt daarover overleg plaats. Onze ambitie wordt vastgelegd in de jaarplannen die met UWV worden gemaakt voor het verbeteren van de situatie wanneer de streefdoelen niet worden gehaald. Dat is heel beslist geen zesjescultuur. Dat is af te lezen aan de gestelde criteria en de mate waarin dat gerealiseerd wordt.

Naar aanleiding van de vragen over toegankelijkheid verwijs ik naar de nota van wijziging en de toelichting daarop. Daarin is duidelijk gemaakt dat de spreiding een punt is dat wel degelijk bekeken kan worden in relatie tot het jaarplan op basis van artikel 46. Dit betekent dat met deze norm, die nu ook in de wet wordt opgenomen, beantwoord kan worden aan de zorg over de toegankelijkheid. Dit betekent niet dat enkel en alleen omdat er nu een vestiging is, die voor alle tijden behouden moet blijven omdat de toegankelijkheid anders zou verslechteren. Nogmaals, concentratie is ook een onderdeel van de kwaliteit van de dienstverlening. Aan de andere kant wordt de regering in moties gevraagd te bevorderen dat de kennis en specialistische vaardigheden behouden blijven op de verschillende locaties. Dit vereist op een goed moment ook een zekere concentratie van vestigingen, omdat die een bepaalde werklast, een bepaalde vraag, moeten hebben. Voor dit vraagstuk moet een oplossing worden gevonden en dit heeft geresulteerd in de criteria die zijn vastgelegd en zijn gecommuniceerd met de Kamer. Wij maken nu in de wet duidelijk dat toegankelijkheid daarvan ook een onderdeel is.

De staatssecretaris zal ingaan op de reiskosten. Wij moeten ons realiseren dat er nu al tal van situaties zijn waarin mensen buiten de eigen gemeente een CWI-instelling moeten bezoeken, omdat nu eenmaal niet iedere gemeente een CWI-instelling heeft. Daarvoor wordt op dit moment ook geen reiskostenvergoeding verschaft. Er is wel een reiskostenvergoeding voor UWV. Nogmaals, er vindt overleg plaats en wij moeten wachten op de uitkomst daarvan. De staatssecretaris zal hierop verder ingaan.

Ik heb al gesproken over de gedachte dat alle personeelsleden zouden moeten overgaan naar het ABP. Ik meen dat dit een eenzijdige ingreep zou zijn in de vrijheid die sociale partners doorgaans hebben.

De staatssecretaris zal ook ingaan op de vragen over de specialistische kennis.

Er is nog in het bijzonder zorg uitgesproken over de gevolgen voor de ICT. Ik heb al gezegd dat het overleg met UWV en de besluitvorming over nieuwe projecten zijn aangescherpt mede naar aanleiding van het falen van de invoering van een nieuw systeem voor de WIA. Wij zullen dit nog nader bespreken. Het gaat dan in eerste instantie niet om het invoeren van nieuwe projecten behoudens het digitaal klantdossier. De staatssecretaris zal hierop ingaan. Het gaat vooral om het samenvoegen in dat proces. Ik zeg toe dat dit mijn bijzondere aandacht zal hebben, ook in het overleg met UWV. Dit zal ook inhouden dat ik er zo goed mogelijk voor zal zorgen dat dit niet opnieuw leidt tot grote investeringen of tot het falen van het systeem. Ik streef ernaar dat er zo snel mogelijk een toegankelijk systeem bestaat als onderdeel van de dienstverlening.

Mevrouw Ortega heeft een motie ingediend waarin zij de regering verzoekt ervoor te zorgen dat er onafhankelijke informatie beschikbaar is op de Locaties Werk en Inkomen. Als ik dat zo mag uitleggen dat men daar moet kunnen vinden waar men terecht kan voor die informatie, dan is dit onderdeel van de dienstverlening. Dit betekent niet dat die informatie en de adviseurs nog steeds uit publieke middelen moeten worden betaald. Er kan echter wel worden aangegeven welke onafhankelijke informatie beschikbaar is en waar. In die zin zie ik de motie als ondersteuning van het beleid. De staatssecretaris zal ingaan op de motie over specialistische kennis.

Ik ben ingegaan op de vragen van mevrouw Vermeij over de geïntegreerde dienstverlening en de spreiding en de wijze waarop wij gemeend hebben om daaraan tegemoet te moeten komen met de nota van wijziging. Mevrouw Vermeij vroeg of uitgelegd kon worden wat met een bepaalde zinsnede bedoeld wordt. Daarmee wordt precies bedoeld wat ook het uitgangspunt is, namelijk dat het op zichzelf, binnen de mal die ook gegeven wordt met de toelichting van wat er naar onze mening op de verschillende Locaties Werk en Inkomen aan dienstverlening moet zijn plus de verschillende andere indicaties die er zijn, ook in het kader van het ketenoverleg, de bedoeling is om de discussie over waar die locaties liggen primair een proces te laten zijn van de betrokken gemeenten in de regio, op basis van de criteria. Tal van gemeenten zullen moeten meedoen die nu ook al geen vestiging van UWV hebben of een vestiging van CWI. Daar wordt op gedoeld. Er wordt gesteld dat dat in het kader van de samenwerking een proces moet zijn dat zoveel mogelijk door onderling overleg tot stand komt, behoudens de grenzen. Daar hoort ook de eis van bereikbaarheid bij die in de wet komt te liggen. Binnen die mal moet een en ander zich voegen, met de mogelijkheden die er zijn om, als dat proces dreigt mis te lopen, in te grijpen via een wijziging dan wel een AMvB.

Mevrouw Vermeij heeft een motie ingediend over de cliëntenparticipatie. De staatssecretaris zal daar nader op ingaan. Ook op dit punt blijkt hoe een amendement, in dit geval over de RWI, op gespannen voet kan staan met een motie. De Raad van Werk en Inkomen wordt gevraagd om een cliëntenparticipatie, een handreiking, te organiseren waar UWV niet bij zit, als althans het amendement zoals dat is voorgesteld, wordt gehandhaafd. Juist om die reden is in het kabinetsvoorstel heel nadrukkelijk aangegeven dat als men wil overleggen over de uitvoering, het aangewezen is dat UWV daarbij zit als waarnemer. Dat geeft aan hoezeer de verschillende wensen op gespannen voet staan. Ik kan mij voorstellen dat op het punt van de taakomschrijving een verduidelijking plaatsvindt. In lijn met de praktijk en de inzet van de RWI is het mijn mening dat als men serieus wil praten over de uitvoering, UWV daarbij moet zitten. Als dat niet gebeurt, dan vermindert dat de waarde van de adviezen van de RWI. Ik waarschuw dus dat het amendement geen verbetering zou betekenen van de positie van de RWI. Dat zou uit de praktijk kunnen gaan blijken.

De heer Blok meende uit mijn woorden af te leiden dat er niets meer wordt gewijzigd in de onderliggende materiewetten. Ik heb echter slechts aangegeven dat de opzet van deze operatie met betrekking tot de uitvoering is om in de materiewetten geen wijziging te brengen. Dat laat onverlet de uitvoering op andere punten waar dat wenselijk is, mede in het licht van de rapporten die er zijn en het coalitieakkoord. Dat proces staat hierbuiten. Mijn precisering betrof de ambitie met dit wetsvoorstel.

De heer Blok (VVD):

Ik heb ook specifiek gevraagd naar de regeerakkoordafspraak over private uitvoering van de WGA. Wanneer kunnen wij die verwachten?

Minister Donner:

Daar zijn indicaties van gegeven, ook in de begroting en de uitvoering van het coalitieakkoord. Dat wordt gedaan in het kader van de WGA-evaluatie. Die staat op de agenda voor komend jaar. Dan wordt aangegeven hoe de uitvoering verder ter hand wordt genomen.

De heer Van Dijck stelde dat wij de samenwerking niet verder willen formaliseren. Ik meen toch dat met de nota van wijziging duidelijk is gemaakt op welke wijze nu al de formalisering daarvan mogelijk is en op welke wijze dit naar onze mening het best kan geschieden. Het kan zijn dat de heer Van Dijck vindt dat dit gewoon zou moeten worden opgelegd. Daarover verschillen wij dan van mening, maar hij kan niet zeggen dat de samenwerking niet wordt geformaliseerd. Dat is wel degelijk het geval.

Kan een werkzoekende kiezen voor een andere bemiddelaar? Er zijn afspraken over, waar er onvrede bestaat. Dat is niet een zaak die hier aan de orde komt of die in de wet geregeld wordt, maar die op het niveau van de uitvoeringsorganisaties geregeld wordt.

De heer Van Dijck heeft hieraan toegevoegd dat alle re-integratiemiddelen wat hem betreft zouden kunnen worden geschrapt. Daarmee is dan ook zijn eerste probleem opgelost, want dan is er geen bemiddelaar meer. Dan hoef je niet meer te kiezen welke bemiddelaar je wilt, want dan is daar gewoon geen geld meer voor.

De heer Ulenbelt (SP):

Om ieder misverstand over mijn motie weg te nemen, wijs ik erop dat de definitie van het begrip "topinkomen" is ontleend aan artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens, dus er kan geen enkel misverstand over bestaan wat daarmee bedoeld is. Ja, ik ben behoudend, maar alleen als het gaat om de goede dingen!

De voorzitter:

Waarvan akte. Hier hoeft de minister niet op te reageren.

Minister Donner:

Ik ben blij dat u zo tevreden bent dat bijna alles een goed ding is!

De heer Van Hijum (CDA):

Het amendement op stuk nr. 10 is overgenomen, dat onder nr. 11 kunnen de indieners intrekken vanwege de toezegging in de nota van wijziging.

De voorzitter:

Het amendement-Van Hijum c.s. (stuk nr. 11) is ingetrokken.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Voorzitter. Ik ga in op een aantal moties. De eerste is die op stuk nr. 2 van de heer Ulenbelt over de reiskosten van mensen die straks een bezoek brengen aan de nieuwe LWI-vestigingen. Ik wijs erop dat die reiskostenvergoeding nu geldt voor UWV-vestigingen, niet voor CWI. Nu is het ook al zo dat mensen moeten reizen om een bezoek te brengen aan CWI. Dat doen zij nu ook zonder reiskostenvergoeding. Ik heb gisteren gezegd dat over de nieuwe situatie op dit moment overleg plaatsvindt en dat wij graag bereid zijn, de Kamer tijdig te informeren over de uitkomst daarvan. Derhalve vraag ik de indiener om deze motie aan te houden, in afwachting van de uitkomst van dit overleg.

Er is veel gezegd over het waarborgen van de specialistische kennis, onder meer voor Wajong'ers, maar ook voor andere groepen. Het is de bedoeling dat wij gaan werken met werkcoaches, die zo veel mogelijk allround inzetbaar zullen zijn. Diverse klantengroepen vragen om specialistische kennis, maar de overgang die wij nu maken, houdt in dat wij tal van specialistische programma's willen afbouwen en dat wij ertoe willen overgaan om zo veel mogelijk mensen die aan het loket staan allround specialistische kennis aan te bieden. Dat wil niet zeggen dat specialistische kennis daarmee verdwijnt, die blijft in het werkbedrijf gewoon beschikbaar. Maar eerlijk is eerlijk, het aantal mensen zal afnemen. Daar is natuurlijk ook de bezuinigingstaakstelling van 190 mln. mee gemoeid.

Ik kom op de motie op stuk nr. 22. Daarin wordt de regering verzocht te waarborgen dat specialistische kennis voor Wajong'ers op Locaties Werk en Inkomen behouden blijft. Ik heb geen bezwaar tegen deze motie, maar wel in de duiding die ik zojuist heb aangegeven.

De voorzitter:

U laat het oordeel aan de Kamer over.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Zo is het, voorzitter.

Dan de motie op stuk nr. 23 over het inrichten van een landelijk werkgeverspunt waar werkgevers regio-overstijgend worden bediend. Dat is de bedoeling. Wij werken regionaal, maar op een aantal thema's kunnen werkgevers behoefte hebben aan een landelijk aanspreekpunt. Dat is bijvoorbeeld gebeurd rondom de Wajong. Ik heb geen bezwaar tegen deze motie. Ik beschouw die als een ondersteuning van het beleid.

In de motie op stuk nr. 24 wordt de regering verzocht te bevorderen dat de beleidsplannen voor het regionale arbeidsmarktbeleid worden opgesteld in samenspraak met de sociale partners en onderwijsinstellingen in de regio en om voor Prinsjesdag 2009 over de uitkomst te rapporteren aan de Kamer. Wellicht kan dat zelfs eerder. Ik heb een tijdje geleden met de minister verslag gedaan van wat er is afgesproken tijdens het Najaarsoverleg. Er is onder andere afgesproken dat er nog in november een speciale werktop komt. De in de motie genoemde partners zullen daaraan deelnemen. Het is ons voornemen om dan goede, procesmatige, maar ook inhoudelijke en cijfermatige afspraken te maken. Wellicht kunnen wij de Kamer dus al eerder berichten dan voor Prinsjesdag 2009.

In de motie op stuk nr. 25 wordt de regering verzocht, de Raad voor Werk en Inkomen te vragen een handreiking uit te werken voor de vormgeving van de cliëntenparticipatie. Deze motie dirigeert het kabinet in een rol die het niet heeft. De cliëntenparticipatie is een zaak van UWV en cliëntenorganisaties zelf. Het staat hen vrij al dan niet hulp van wie dan ook in te roepen. Ik heb gisteren aangegeven dat ik het geweldig vind om het idee van de Kamer hieromtrent ook aan te bevelen aan partijen. Het is inderdaad goed als zij gebruik maken van de kennis die eventueel elders beschikbaar is, bijvoorbeeld bij de Raad voor Werk en Inkomen, maar mijn bezwaar tegen de motie is dat het kabinet een rol krijgt die het niet toekomt. Daarom ontraad ik de aanneming van deze motie.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Wij verzoeken de regering om de Raad voor Werk en Inkomen te vragen om een handreiking uit te werken. Welke rol heeft het kabinet dan niet? Het kabinet kan dat toch vragen?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Het kabinet moet op dat punt niet al te prominent aanwezig zijn. Het overleg tussen UWV en cliëntenorganisaties is aan die partijen. Als mevrouw Vermeij het verzoek in de motie in die zin verandert, dat de regering het aan partijen aanbeveelt om kennis op te doen over cliëntenparticipatie, bijvoorbeeld bij de RWI, maar niet alleen de RWI, dan kunnen wij daarmee leven. Ik geef mevrouw Vermeij dus in overweging nog eens naar de motie te kijken.

In de motie op stuk nr. 26 wordt de regering verzocht om de Kamer voor 1 juli 2009 te informeren over de schaal van de regionale samenwerking en de aanwijzing van de bovenlokale dienstverlening. Deze motie stuit niet op bezwaren van de regering. Zij sluit aan bij mijn eerdere mededeling over de te verwachten werktop. Ik verzoek de Kamer wel om niet te veel druk te zetten op de voornemens met betrekking tot het op deze manier aan de slag gaan met de regionale coördinatie, want een en ander moet wel groeien. Iedereen in de regio moet zijn rol kennen, dus binnen de LWI's, de werkgevers, de loketten en noem maar op. Het is goed om de vinger aan de pols te houden en te blijven controleren hoe het loopt, als het maar niet nodig is dat het vogeltje per se binnen zes maanden moet zijn geboren, eitjes moet hebben gelegd waar ook weer vogeltjes zijn uitgekomen die ook al kunnen vliegen, want dan vraagt de Kamer het onmogelijke. Mede gezien de discussie die wij eerder gevoerd hebben over re-integratie en de noodzaak om netjes met de middelen om te gaan, begrijp ik dat de heer Van Hijum vraagt om hierop zeer alert te zijn. Ik nodig de Kamer uit om met ons de vinger aan de pols te houden, maar tegelijkertijd de partijen ruimte en tijd te gunnen om aan elkaar te wennen in hun nieuwe rollen.

Mevrouw Ortega-Martijn heeft een opmerking gemaakt over ICT. Zij sprak over de noodzaak om één systeem op het bureau te hebben. Ik zou mevrouw Ortega-Martijn willen uitnodigen om eens een werkbezoek te brengen aan de Sociale Verzekeringsbank. Daar staan namelijk standaard twee monitoren op de desks, omdat dit hoort bij de dienstverlening. Ik begrijp echter heel goed waar zij het over heeft; dit is wel degelijk ook onze zorg. Wij komen uit een situatie waarin CWI, UWV en de gemeente ieder een eigen systeem hebben. Deze systemen dienen bij elkaar gebracht te worden. Daarnaast moeten informatiebronnen gestandaardiseerd worden. Als het even kan moet het digitaal klantdossier hierin een belangrijke rol vervullen, ook om te vermijden dat steeds weer opnieuw gegevens moeten worden opgevraagd bij burgers. Ik heb reeds eerder laten weten dat fase 1 van het digitaal klantdossier is afgerond. Er liggen nu plannen klaar om verder te gaan met fase 2. Hiertoe worden ook de financiën geregeld. In het kader van de tweede fase van de DKD-programma loopt al een aantal projecten die voorzien in ondersteuning en actualisering van integrale dienstverlening. Ik denk dat wij, mede door het digitaal klantdossier, op een goede wijze de vinger aan de pols houden. Het is echter ontegenzeggelijk waar dat de systemen op elkaar moeten worden afgestemd en met elkaar moeten gaan communiceren. Wij houden dit zeer nauwlettend in de gaten.

De heer Van Dijck heeft gevraagd hoe goed een agent is die aan de poort staat. Dit betreft een werkcoach die de aanmelding van een werkzoekende in behandeling neemt. Zelf heb ik groot vertrouwen in de professionals die wij aan het loket zetten. Tijdens al mijn werkbezoeken is mij gebleken dat zij buitengewoon gemotiveerd zijn om ervoor te zorgen dat zo min mogelijk mensen toegang krijgen tot de WW of de Wwb. De dienstverlening is wat mij betreft goed geborgd. Ik heb gisteren aangegeven dat de experimenten hebben laten zien dat deze werkwijze ook verhindert dat er problemen ontstaan over de vraag wie de dienstverlening betaalt: UWV of de gemeente. Ik ben er dus redelijk optimistisch over dat een en ander goed zal verlopen, gelet op de experimenten die wij hebben uitgevoerd.

De heer Van Dijck heeft zorgen ten aanzien van fraude en de handhaving op dit punt. Hierop ben ik zeer scherp. Fraudebestrijding is een buitengewoon prominent beleidsonderdeel van dit kabinet. Ik heb al aangegeven dat het wetsvoorstel over huisbezoeken dit nog verder zou moeten versterken.

Ik keer even terug naar de eerste motie die ik heb behandeld. Deze betreft de reiskosten. Ik wil even een misverstand wegnemen. Ik deed de suggestie om de motie aan te nemen. Echter, in deze vorm ontraad ik aanneming van de motie.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik heb nog een vraag over ICT. Wanneer kan de Kamer de conclusies uit de voorlopige analyse tegemoet zien?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Dat kan ik op dit moment niet overzien. Ik zal dit nog laten weten aan de Kamer.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik heb van de staatssecretaris het verzoek gekregen om mijn motie aan te houden. Ik kan hierop nu al antwoord geven. Wij dreigen een wetsvoorstel aan te nemen dat heel veel mensen op extra kosten jaagt in een organisatie die moet gaan bezuinigen. Ik wil van de Kamer de uitspraak dat de mensen met een langere reistijd niet de rekening gaan betalen.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Het is helder. Ik heb aangegeven dat ik aanneming van de motie in deze vorm ontraad. Ik geef in overweging om de motie aan te houden totdat helder is wat uit het overleg naar voren komt. De keuze is aan de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen volgende week dinsdag stemmen over het wetsvoorstel, de moties en de amendementen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven