Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 2 oktober 2008 over visserij.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Het begint een herhaling van zetten te worden met dit kabinet: leuke ambities als het gaat om de bescherming van de natuur, maar concrete actieplannen en doelstellingen waarop de Kamer de minister kan afrekenen, ho maar. Vandaar twee moties die vragen om de daadwerkelijke bescherming van de Noordzee als een natuurgebied dat wij niet teloor mogen laten gaan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Noordzee een natuurgebied is dat sterk onder druk staat, zoals recent weer bevestigd in de Natuurbalans 2008;

constaterende dat het kabinet erkent dat er voor de bescherming van mariene gebieden een inhaalslag nodig is, maar dat geen sprake is van een krachtig en coherent programma voor de realisering hiervan;

verzoekt de regering, een helder actieprogramma op te stellen voor het beschermen van gebieden op de Noordzee, met afrekenbare deadlines en voldoende budget,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52(29675).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Mijn volgende motie betreft de aanwijzing van de natuurgebieden in de Noordzee. Wij vinden dat de minister veel te lang draait en talmt en dat zij de internationale verplichtingen aan haar laars lapt. Wij zijn van oordeel dat zij de gebieden die in aanmerking komen voor bescherming moet aanwijzen ofwel dat zij het resterend onderzoek snel moet afronden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland internationale verdragen en wettelijke regelingen heeft getekend die verlangen dat landen in 2010 (OSPAR-verdrag) en 2012 (Vogel- en Habitatrichtlijn) een netwerk van beschermde gebieden op zee hebben gerealiseerd;

constaterende dat al sinds 2005 bekend is dat tien gebieden (waarschijnlijk) voldoen aan de criteria van de Vogel- en Habitatrichtlijn en/of OSPAR, zoals de Doggersbank, het Friese Front en de Bruine Bank;

overwegende dat het kabinet slechts vier gebieden wil aanmelden/aanwijzen (delen Kustzone, Doggersbank, Klaverbank en Friese Front), waarmee nog altijd geen netwerk wordt gerealiseerd waardoor kwetsbare leefgebieden en soorten onvoldoende kunnen herstellen;

verzoekt de regering, haar internationale verplichtingen na te komen en per direct over te gaan tot bescherming van de overige zes gebieden (Zeeuwse Banken, Bruine Bank, Borkumse Stenen, Gasfonteinen, Centrale Oestergronden en Noordkrompgebied) dan wel het vereiste criteriaonderzoek af te ronden en/of voortvarend op te starten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53(29675).

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. Het AO ging met name over de mosselzaadvisserij in de Waddenzee waarover een mooi akkoord is bereikt. Rest nog de kwestie over de Noordzee en alle tegengestelde belangen daarbij. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat:

  • - de ruimteclaims op de Noordzee toenemen waardoor conflicten tussen gebruikers kunnen toenemen bij uitblijven van adequate wet- en regelgeving;

  • - de Noordzee sinds 1990 in zijn geheel is aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (ehs);

  • - Nederland zich middels diverse internationale verdragen heeft gecommitteerd aan behoud en herstel van biodiversiteit (onder andere het VN-biodiversiteitsverdrag, 1992);

  • - de Natuurbalans 2008 concludeert dat er geen verbetering zichtbaar is in de gevarieerde en waardevolle natuur van de Noordzee en dat de huidige kwaliteit slechts ongeveer de helft is van die in een ongerepte, natuurlijke situatie;

  • - de Natuurbalans 2008 concludeert dat juist op de Noordzee ruimtelijke sturing kan bijdragen aan behoud van mariene natuur, ook in afweging met andere ruimtelijke claims;

verzoekt de regering, conform de aanbeveling uit de Natuurbalans 2008 zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval in deze kabinetsperiode, te gaan werken aan de borging van de diverse planologische claims, door toe te werken naar een rijksbestemmingsplan Noordzee,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Polderman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54(29675).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben een uitgebreid algemeen overleg gehad over deze kwestie. Mijn conclusie daaruit was min of meer dat de vis – je zou wellicht kunnen zeggen: de visch – vroeger duur betaald werd door de vissers, maar dat tegenwoordig de vis duur wordt betaald als het gaat om natuur en milieu. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Universiteit Wageningen (Imares) onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van het sluiten van delen van de Noordzee voor de visserij;

constaterende dat wanneer 30% tot 50% van de Noordzee wordt afgesloten voor visserij, dit een positief effect heeft op de visstand;

overwegende dat het afsluiten van delen van de Noordzee de visstand zal doen groeien, een positief effect zal hebben op het bodemleven en het herstel van verdwenen soorten mogelijk maakt;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken en met een plan te komen, teneinde 30% tot 50% van de begrensde Ecologische Hoofdstructuur Noordzee te sluiten voor visserij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55(29675).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het is mij een genoegen dat ik deze motie samen met mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren kan indienen.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Indachtig dat er inmiddels een maatschappelijke convenant is gesloten voor de Noordzee, dat er veel aanbevelingen in de Natuurbalans 2008 staan voor de Noordzee, dat wij willen dat er een goede balans is tussen de ecologie en de economie op de Noordzee, dienen wij een tweetal moties in. In verband met de tijd houd ik mijn inleiding kort. Eén motie betreft een verzoek tot onderzoek.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er waardering is voor de inzet van de minister ten aanzien van het maatschappelijk convenant;

constaterende dat voor Bruine Bank, Borkumse Stenen, Zeeuwse Banken en Gasfonteinen sinds 2005 en voor het Noordkrompgebied (2007) sterke aanwijzingen zijn dat deze voldoen aan ecologische criteria voor beschermde gebieden (Natura 2000 en/of OSPAR-criteria);

overwegende dat het voor de visserijsector van belang Jacobiis om te weten welke voor- en nadelen een netwerk van beschermde gebieden op zee voor hen heeft;

verzoekt de regering, voor Bruine Bank, Borkumse Stenen, Zeeuwse Banken, het Noordkrompgebied en Gasfonteinen in 2009 te starten met het onderzoek dat nodig is om te beoordelen of deze gebieden op basis van ecologische criteria eveneens in aanmerking komen voor bescherming;

verzoekt de regering, in dit onderzoek tevens de voordelen voor visserij van (een netwerk van) beschermde gebieden te bekijken;

verzoekt de regering, in 2009 tevens onderzoek te starten naar (on)mogelijkheden van verschillende vormen van visserij in beschermde gebieden;

verzoekt de regering, de partners uit het maatschappelijk convenant bij deze onderzoeken te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56(29675).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

De tweede motie betreft de Centrale Oestergronden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Natuurbalans 2008 stelt dat een deel van de ecologisch waardevolle gebieden op de Noordzee met de huidige plannen voor aanmelding/aanwijzing onbeschermd blijft;

constaterende dat voor de Centrale Oestergronden al sinds 2005 vaststaat dat dit gebied voldoet aan de ecologische criteria voor een beschermd gebied (OSPAR);

constaterende dat de Natuurbalans 2008 concludeert dat mariene soorten en habitats onvoldoende uitgewerkt zijn in soortenlijsten van Natura 2000 (Vogel- en Habitatrichtlijn);

overwegende dat het kabinet de ambitie heeft, bij te dragen aan de kwaliteitsverbetering op de Noordzee middels OSPAR, onder meer door maatregelen voor de OSPAR-lijst van bedreigde en afnemende diersoorten en habitats (zie Beleidsprogramma Biodiversiteit);

voorts overwegende dat de Kaderrichtlijn Mariene Strategie een impuls kan geven aan de kwaliteit van het Noordzeemilieu, onder andere door de verplichting tot ruimtelijke beschermingsmaatregelen;

verzoekt de regering, naast de Doggersbank, de Klaverbank, het Friese Front, de Westerscheldemonding en de kustzone tussen Bergen en Petten (Natura 2000) zo spoedig mogelijk de Centrale Oestergronden aan te melden bij OSPAR als beschermd gebied;

verzoekt de regering, aan de slag te gaan met het beheerplan voor dit gebied;

verzoekt de regering, te komen tot een uitwerking van de beschermingsmaatregelen voor mariene beschermde gebieden in het kader van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie op basis van ecologische criteria voor beschermde gebieden binnen OSPAR,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57(29675).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Het spijt mij dat er zoveel tekst nodig is, maar het dient uiteindelijk een goed doel: een goede Noordzee.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Na het AO hebben wij inmiddels het convenant over de mosselvisserij ontvangen. Het is een belangrijk convenant, maar het roept bij mijn fractie toch nog duidelijk vragen op en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met het tot stand komen van het Convenant transitie mosselsector en natuurherstel Waddenzee er meer duidelijkheid is ontstaan over het toekomstperspectief van de mosselsector en de bevordering van het natuurherstel in de Waddenzee;

overwegende dat in het convenant de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee en het behoud van het unieke open landschap als hoofddoelstelling worden genoemd;

overwegende dat op basis van het convenant een gezamenlijk plan van uitvoering moet worden uitgewerkt waarin maatregelen en afspraken worden opgenomen die uitgaan van een zodanige tijdfasering dat het perspectief van een economisch gezonde mosselsector blijft bestaan;

overwegende dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een zwaarwegende rol speelt in de totstandkoming van het plan van uitvoering binnen de kaders van het convenant;

van mening dat naast de hoofddoelstelling voor de Waddenzee het behoud van een economisch gezonde mosselsector zeer gewenst is;

verzoekt de regering om de Kamer te informeren wat Neppérusde randvoorwaarden zijn in termen van benodigde omvang van mosselzaadinvang, benodigde tijd voor ontwikkeling en introductie van alternatieven enzovoorts om een economisch gezonde mosselsector te behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Neppérus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58(29675).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Er is voorlopig een deal tussen de groene sector en de mosselsector. Daar moet men vervolgens met elkaar uitkomen. Nu staat mevrouw Neppérus in dat potje te roeren en kiest zij meer voor economie dan voor ecologie, terwijl het juist ging om een gelijkwaardige invalshoek. Waar staat de VVD-fractie nu? Zij brengt de hele deal om zeep als zij zo doorgaat.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Als je deze deal zo leest, ligt er een heel imposant accent op het milieu. Dat vind ik prima, maar de toekomst van de mosselsector is niet helder, zo is daarna gebleken. Daarom wil ik voor de begrotingsbehandeling meer duidelijkheid krijgen om er dan gefundeerd over te kunnen spreken.

De heer Koppejan (CDA):

Ik heb dezelfde opmerking als mevrouw Van Gent.

De voorzitter:

Dat kan niet. Dan is hij al gemaakt. U moet iets nieuws verzinnen.

De heer Koppejan (CDA):

Ik wil mij graag aansluiten bij mevrouw Van Gent. Wij zijn het niet zo heel vaak met elkaar eens, maar deze keer zeker wel. Ik vraag mij werkelijk af of wij als Tweede Kamer niet ook onze plaats moeten kennen. Er is hier een duidelijk convenant gesloten tussen partijen. Daarmee is iedereen van de convenantspartners blij. Moet de Tweede Kamer dan niet even een stapje terug doen en zeggen: prima, laat dit proces zijn werk doen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Over het feit dat iedereen zo blij is, bestaat inmiddels wat discussie, is mij intussen gebleken. Toen ik dat convenant nader ging lezen – ik ga ervan uit dat de heer Koppejan dat ook zal doen – vond ik het ontzettend onhelder. Daarom wil ik wat meer weten om echt te kunnen zien of beide elementen er voldoende in zitten: het milieu, maar ook de mogelijkheid om die sector economisch te behouden. Ik hoop antwoorden te krijgen die vertrouwenwekkend zijn.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Voor mij geldt hetzelfde als wat ook een beetje voor mevrouw Neppérus geldt. Ik moet het allemaal nog zien. Voorlopig is er het convenant. Dat ben ik met mevrouw Van Gent en de heer Koppejan eens. Maar voor nu en de toekomst zijn er ook andere visserijsectoren, dus niet alleen de mosselsector, maar ook de garnalensector. Ik wil het breder trekken naar de visserijsectoren op zichzelf. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de voortdurend in onzekerheid verkerende visserijsectoren, waaronder de garnalensector en de mosselsector, nu en in de toekomst, proactief in bescherming te nemen tegen activistische vormen van zorgelijk groeiende natuur- en milieupaniek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59(29675).

Minister Verburg:

Voorzitter. Als u het mij toestaat, begin ik onmiddellijk met de beoordeling van de moties. Het zijn er acht in totaal. De eerste, op stuk nr. 52, is van mevrouw Ouwehand en mevrouw Van Gent. Deze motie is overbodig, omdat wij in het kader van het op te stellen Nationaal Waterplan een hoofdstuk zullen toevoegen dat is gewijd aan de Noordzee. Daarin wordt ook ruimtelijk perspectief geboden over het te voeren beleid in de komende jaren. Dat hoofdstuk zal het vastgelegde beleid over de Noordzee in de Nota Ruimte vervangen. Daarnaast is het kabinet vorig jaar met het beleidsprogramma Biodiversiteit gekomen. Daarin is het mariene thema een van de prioriteiten. Om die redenen acht ik deze motie overbodig.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik hoopte al een beetje dat de minister met deze reactie zou komen. Omdat je het nooit weet, heb ik de motie toch ingediend. Ik kijk met genoegen uit naar het actieprogramma Biodiversiteit dat wordt ontwikkeld. Ik houd deze motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, de motie-Ouwehand/Van Gent (29675, nr. 52) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Verburg:

Voorzitter. De tweede motie van mevrouw Ouwehand en mevrouw Van Gent verzoekt de regering, haar internationale verplichtingen na te komen en per direct over te gaan tot bescherming van de overige zes gebieden dan wel het vereiste criteriaonderzoek af te ronden en/of voortvarend op te starten. Ik ontraad aanvaarding van deze motie. Ik heb daar de volgende overwegingen voor. Ik moet eerst onderzoek laten doen, wat tijd kost. Zoals bekend ben ik bereid om onderzoek te doen of nog meer gebieden in de Noordzee aan de criteria van de Vogel- en Habitatrichtlijn voldoen. Het verrichten van dergelijk onderzoek is tijdrovend, complex en vereist grote zorgvuldigheid. Er zijn bijvoorbeeld meerjarige vogeltellingen nodig om te kunnen vaststellen of de Bruine Bank op basis van de Vogelrichtlijn kwalificeert. Dergelijk onderzoek laat zich niet per definitie en ook niet bij motie versnellen. Tellingen van één jaar bieden onvoldoende inzicht om over te gaan tot bescherming. De procedure van aanmelding en aanwijzing van de huidige vijf Natura-2000-gebieden is tijdrovend en intensief en loopt tot 2010 door. Ik wil dit proces niet belasten door daaraan op dit moment nog meer gebieden te koppelen. Dat zou ten koste gaan van de kwaliteit die ik kan ontwikkelen op de andere gebieden.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, is dit punt niet al uitvoerig besproken tijdens het AO? Ik kan mij niet voorstellen dat dit niet het geval is.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De minister leest het dictum niet goed. Het is eigenlijk een aansporingsmotie: wijs aan wat er al aan te wijzen valt, moet er nog wat onderzoek worden gedaan dan moet dat worden afgerond of voortvarend worden opgestart. Dat is eigenlijk wat de minister zojuist aangaf. Deze motie biedt daar ruimte voor, maar het is wel een duidelijke aansporing. Ik begrijp niet waarom de minister de motie niet omarmt.

Minister Verburg:

Ik ken de bedoelingen van mevrouw Ouwehand en zeer waarschijnlijk ook die van mevrouw Van Gent en haar fractie. Ik heb mijn tempo aangegeven. Als ik iets toezeg, doe ik dat graag zorgvuldig. Ik ken mevrouw Ouwehand zodanig dat als ik nu zeg dat ik dit ga doen, zij volgende week in staat is om een motie in te dienen met de vraag waarom het eigenlijk nog niet is gebeurd. Ik ontraad dus aanvaarding van deze motie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De vraag is natuurlijk wel of de minister gaat doen wat wij vragen, al dan niet met het specifieke tijdpad. Ik wil gewoon weten of dit is waar de minister naartoe werkt, ja of nee.

Minister Verburg:

Ik heb hierover uitvoerig gesproken tijdens het algemeen overleg. Ik ga nu bezig met de gebieden waarover ik in het algemeen overleg heb gesproken. Ik heb gezegd dat ik in dat onderzoek ook ervaring wil opdoen met de onderzoeken. Misschien kunnen wij bij het ene onderzoek gebruikmaken van het andere. De afwegingen over de andere gebieden komen wat mij betreft later. Ik heb ze ook heel helder op de kalender gezet.

Dan de motie van de heer Polderman, die de regering verzoekt om conform de aanbevelingen uit de Natuurbalans zo spoedig mogelijk maar in ieder geval in deze kabinetsperiode te werken aan de borging van diverse planologische claims door toe te werken naar een rijksbestemmingsplan Noordzee. Deze motie beschouw ik als ondersteuning van mijn beleid. Het kabinet bereidt op dit moment het Nationaal Waterplan voor, waarin een hoofdstuk over de Noordzee is opgenomen. Dat heb ik zojuist al gezegd in mijn reactie op een andere motie. Dat hoofdstuk zal het Noordzeebeleid uit de Nota Ruimte vervangen, en heeft de status van een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. Volgens de planning zal de ministerraad dit plan in december van dit jaar vaststellen.

Ik ontraad de aanneming van de motie-Van Gent/Ouwehand. Daarin wordt de regering verzocht, de mogelijkheid te onderzoeken en met een plan te komen teneinde 30% tot 50% van de begrensde Ecologische Hoofdstructuur Noordzee te sluiten voor visserij. Er zijn op dit moment in het kader van Natura 2000 en op basis van ecologische criteria, vijf gebieden aangemeld. Mij wordt gevraagd om gebieden te sluiten voor de visserij, maar dat is feitelijk onmogelijk. Ik kan immers wel een gebied sluiten voor de Nederlandse visserij, maar visserijbeleid wordt in Europees verband gevoerd. Ik kan niet vissers van een andere nationaliteit verbieden om in gebieden op de Noordzee te vissen. Daarom ontraad ik aanneming van deze motie.

De motie-Jacobi is een heel lange en complexe motie. Dus ik heb even wat tijd nodig om toe te lichten waarom ik aanneming van deze motie ontraad. Ik ben mij ervan bewust dat het OSPAR-verdrag en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie verantwoordelijkheden met zich meebrengen. De Centrale Oestergronden kwalificeren zich niet op basis van de Vogel- en Habitatcriteria, wel op basis van de OSPAR-criteria, en mogelijk op basis van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. In het Integraal Beheerplan Noordzee 2015, dat in 2005 door de Kamer is aangenomen, is besloten dat alleen gebieden onder bescherming worden gebracht die zowel voldoen aan de criteria voor de Marine Protected Areas (MPA's) in OSPAR-kader, als aan de criteria van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dat betekent dat ik de aanneming van deze motie ontraad.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Heeft de minister het nu over de motie op stuk nr. 56 of die op stuk nr. 57?

Minister Verburg:

Dit heb ik gezegd naar aanleiding van de motie op stuk nr. 57. Ik excuseer mij voor het omdraaien van de volgorde, maar dank dat u mij weer op het rechte spoor heeft gebracht.

Voorzitter. Dan kom ik nu op de vijfde motie, ingediend door mevrouw Jacobi, op stuk nr. 56. Het dictum bestaat uit drie onderdelen. Deze motie beschouw ik als ondersteuning van het beleid, met één opmerking, namelijk over het tweede dictum. Het eerste onderzoek is een ecologisch onderzoek. Daarom kan ik niet in dit onderzoek ook al de voordelen voor de visserij meenemen. De gevraagde onderzoeken worden dus uitgevoerd, maar de voordelen voor de visserij worden daarin nu nog niet meegenomen.

De motie van mevrouw Neppérus op stuk nr. 58 beschouw ik als ondersteuning van het beleid. Ik had ook kunnen zeggen dat de motie overbodig is, maar ik ben een vriendelijk mens en daarom zie ik haar graag als ondersteuning van het beleid. Natuurlijk houd ik de Kamer op de hoogte. De brief over het interimbeleid mosselzaadinvanginstallaties is al naar de Kamer verzonden. Volgens het convenant wordt er aan een plan van uitvoering gewerkt. De termijn daarvoor is februari volgend jaar. Ik kan dit niet versnellen; de betrokken partijen voeren daarover met elkaar overleg. Zodra de uitkomst hiervan bekend is, stel ik de Kamer natuurlijk op de hoogte, want ik meld de Kamer heel graag goed nieuws. Het feit dat er nu een convenant is gesloten waarover zowel de mosselsector als de Waddenorganisaties zeer verheugd zijn, betekent een fantastische stap. In de krant hebt u kunnen lezen dat deze minister daarmee zielsgelukkig is. Ik heb de heer Polderman bedankt voor de complimenten die hij daarover heeft uitgesproken in het algemeen overleg. Anderen hebben zich daarbij aangesloten.

Dan kom ik op de laatste motie, die is ingediend door de heer Graus. Hij verzoekt de regering de voortdurend in onzekerheid verkerende visserijsector, waaronder de garnalen- en de mosselsector, nu en in de toekomst proactief in bescherming te nemen tegen activistische vormen van zorgelijk groeiende natuur- en milieupaniek. Ik zou de aanneming van deze motie willen ontraden. Ik heb u gemeld dat ik dolblij ben en zielsgelukkig, in die varianten, met het akkoord dat nu is gesloten tussen de natuurbeschermingsorganisaties en de mosselsector. Dat geeft beide sectoren perspectief. Het is in mijn ogen een win-winsituatie. Mevrouw Van Gent heeft hier nog een keer gewezen op het Noordzeeconvenant. Ook dat is een initiatief van visserijorganisaties en natuurbeschermingsorganisaties zelf. Ik geloof niet dat het vinden van een gezamenlijke weg naar de toekomst geholpen wordt door dit soort teksten in moties. Als u mij de vraag stelt of ik bereid ben om op te treden tegen organisaties die hun boekje te buiten gaan en de wet overtreden om hun doelen eenzijdig en activistisch te bereiken, dan is mijn antwoord daarop: natuurlijk, maar ik heb het liefst dat wij met elkaar de route naar een goede toekomst voor zowel de visserij als voor de natuur uitstippelen.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik wil aan de minister vragen of zij de aanneming van de motie nog steeds ontraadt. Er staat immers: "nu en in de toekomst" en "proactief", dat betekent dat wij het voor willen zijn. Er staat ook "activistische vormen". Dan zijn wij Ban de kikkerbruggetjes en al die andere zinloze zaken gewoon voor. Dat is de vraag die ik aan de minister wil stellen, en of zij dan nog de motie ontraadt.

Minister Verburg:

Als u haar zo uitlegt, kan ik de motie zien als ondersteuning van beleid. Waar het mij om gaat, is dat ik denk dat je meer vliegen vangt met stroop dan met azijn. Ik denk dat het een win-winsituatie is voor de visserij en voor de natuurbeschermingsorganisaties, als zij met elkaar aan tafel oplossingen vinden waarin zij beide doelen met elkaar verbinden. Dat is zeer wel mogelijk, zoals nu is gebleken in de mossel- en Waddensector. Daar ga ik voor. Waar milieu- of natuurorganisaties eenzijdig hun boekje te buiten gaan, zal ik hard optreden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven