Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 1 september en 2 oktober 2008 over biotechnologie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben in twee etappes gesproken met de ministers van LNV en van VROM over het beleid inzake biotechnologie. Er is veel aan de hand en er is veel om op terug te komen. Ik beperk mij tot twee punten.

Ik heb de minister van VROM gevraagd om een integraal overzicht van de rijksmiddelen die rijksbreed worden ingezet ter ondersteuning van de ontwikkeling van biotechnologie. Hetzelfde geldt voor de middelen die ingezet worden ter ondersteuning van de traditionele veredeling. De minister wilde niet verder gaan dan, in voorbereiding op de begrotingsbehandeling LNV, alleen het overzicht van de middelen op haar eigen begroting daartoe uit te splitsen en voor de Kamer inzichtelijk te maken. Wij weten dat ook op de begrotingen van diverse ministeries direct of indirect middelen voor bijvoorbeeld biotechnologie beschikbaar komen. Ik denk dan met name aan het ministerie van EZ en van OCW. Daar willen wij meer zicht op hebben. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat een integraal, rijksbreed overzicht van de kosten voor onderzoek naar biotechnologie, afgezet tegen de kosten die gemaakt worden voor traditionele veredelingstechnieken, ontbreekt;

verzoekt de regering, vóór de begrotingsbehandeling LNV een integraal, rijksbreed overzicht te leveren van de kosten die gemaakt worden voor het onderzoek naar biotechnologie, afgezet tegen de kosten die gemaakt worden voor traditionele veredelingstechnieken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik, Van Velzen en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 119(27428).

De heer Ormel (CDA):

De heer Vendrik spreekt in de motie over de kosten die gemaakt worden voor onderzoek naar biotechnologie. Bedoelt hij de kosten die de overheid maakt of ook de kosten die het bedrijfsleven maakt?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik vraag uiteraard een overzicht van de kosten die de overheid maakt. Ik kan de minister eens vragen wat er allemaal gebeurt in de markt, maar daar heeft zij ongetwijfeld minder greep op en misschien ook minder zicht op. Het gaat mij puur en alleen om de kosten die rijksbreed direct of indirect worden gemaakt, die op de begrotingen worden verantwoord, dan wel uit fondsen worden betaald, die vanuit de begroting van een of meer departementen worden gefinancierd.

In de toelating van ggo-gewassen, -diervoeder, of -producten lijkt in Europa een en ander te verschuiven. Dat baart mijn fractie grote zorgen, temeer daar onhelderheid bestaat over de onderzoeken van het EFSA die ten grondslag liggen aan de toelatingsprocedures die gelopen hebben of die gaan lopen. Ook de Europese Commissie heeft op dat punt ingegrepen. Om zeker te weten dat de procedure in de toekomst ordelijk verloopt, dat wij eerst orde op zaken stellen bij het EFSA, en dat eerst de langetermijneffecten daadwerkelijk in beeld kunnen komen, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onder het Franse EU-voorzitterschap is aangedrongen op een herziening van de Europese toelatingsprocedure voor ggo;

overwegende dat, als onderdeel hiervan, is aangedrongen op een reorganisatie van EFSA, zodat in de toekomst adequate adviezen kunnen worden gegeven over de wenselijkheid van toelating van ggo-gewassen, -diervoer en -producten, waarbij een oordeel van EFSA over Vendrikde langetermijneffecten van toelating onontbeerlijk is;

constaterende dat deze reorganisatie nog niet is afgerond;

verzoekt de regering, in Europees verband het standpunt in te nemen dat:

  • 1. de bestaande adviezen niet adequaat zijn en derhalve geen basis kunnen zijn voor besluiten over toelating;

  • 2. alle besluiten over toelating minimaal op te schorten totdat de reorganisatie is afgerond en zeker is gesteld dat de advisering adequaat is;

  • 3. de bestaande besluiten heroverwogen moeten worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 120(27428).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Het is goed om te weten wat je eet. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat slechts 35% van de Nederlandse bevolking voor genetische modificatie is (Eurobarometer 2008);

overwegende dat er grote onbekendheid bij de Nederlandse burger is over de herkomst van het veevoer en of dit al dan niet genetisch gemodificeerd is;

constaterende dat het kleine aantal plantaardige producten (19) dat genetisch gemodificeerde bestanddelen bevat wel via het etiket herkenbaar zijn voor de consument, maar de vele dierlijke producten die met genetisch gemodificeerd veevoer tot stand gekomen zijn, niet via de etiketten herkenbaar zijn;

constaterende dat Nederlandse consumenten op dit moment niet de keuze hebben om dierlijke producten te kiezen die niet gevoerd zijn met genetisch gemodificeerd veevoer, behalve de (veelal) duurdere biologische producten;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om op de etiketten te vermelden dat betreffende dierlijke producten (al dan niet) tot stand zijn gekomen met behulp van genetisch gemodificeerd veevoer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 121(27428).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg hebben wij gesproken over de situatie in de imkerijen in Duitsland die geconfronteerd zijn met een verbod op verkoop van honing omdat deze vervuild is met maïspollen van een maïssoort die niet voor humane consumptie bestemd is. Dat is een ernstige situatie. Immers, bijen zijn voor nog meer zaken nodig dan alleen het maken van honing. Ze zijn van wezenlijk belang voor de landbouw. Daarom wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Duitsland de verkoop van honing die maïspollen van de genetisch gemodificeerde maïs MON 810 bevat, door de rechter werd verboden, omdat deze maïssoort niet voor humane consumptie is toegestaan;

constaterende dat maïs MON 810 ook in Nederland is geteeld op proefvelden, maar dat bijenhouders niet betrokken zijn geweest bij het co-existentieoverleg om te komen tot een restschadefonds;

overwegende dat niet valt uit te sluiten dat MON 810 op commerciële basis in Nederland geteeld zal worden en dat bijen onmisbaar zijn binnen de Nederlandse landbouw;

verzoekt de regering, maatregelen te treffen om in de toekomst te voorkomen dat Nederlandse honing besmet wordt met maïspollen van MON 810 en andere genetisch gemodificeerde gewassen die niet toegestaan zijn voor humane consumptie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 122(27428).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. De vraag wat gentechgewassen kunnen betekenen voor verduurzaming van de landbouw, zal voorafgegaan moeten worden door de vraag wat duurzame landbouw is. Vervolgens moet men zich afvragen of en, zo ja, welke rol gentech zou kunnen spelen. In het kader van de Fairtrade week is vandaag een mooie bijlage bij het dagblad Trouw verschenen. Ik citeer Bram Verkerke, campagnecoördinator bij ontwikkelingsorganisatie Solidaridad: "In principe zijn wij niet tegen gentech. Er is echter nog veel mis met deze techniek. De beloften dat het beter zou zijn voor het milieu en goedkopere producten zou opleveren, zijn onvoldoende waargemaakt." Ik kan deze woorden beamen. Maatschappelijke belangen, zoals duurzaamheid voor mens en milieu moeten meegewogen worden bij de techniek. Volgens de fractie van de ChristenUnie gebeurt dit in de huidige toelatingsprocedure nog onvoldoende, zowel op nationaal als op Europees niveau. Ik wil dan ook de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onduidelijk is of en, zo ja, welke rol genetische technologie in een duurzame landbouw kan spelen;

overwegende dat er verschillende vormen van gentechniek in de plantenveredeling bestaan;

overwegende dat er verschillende teeltmogelijkheden en toepassingen van gentechgewassen bestaan;

verzoekt de regering, bindende en transparante eisen te formuleren waaraan de gentechnologie moet voldoen om een plek in de verduurzaming van de landbouw te krijgen, vergelijkbaar met de ontwikkelde "Cramercriteria" op grond waarvan biomassa wordt getoetst, met daarbij aandacht voor de mate van onafhankelijkheid van bestrijdingsmiddelen en kunstmest, biodiversiteit, landgebruik, klimaat en internationale sociaaleconomische gevolgen op korte en lange termijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 123(27428).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Verburg:

Voorzitter. Wij hebben een vrij uitgebreid overleg gehad over biotechnologie, zelfs op twee verschillende momenten. Een aantal van de ingediende moties herken ik dan ook als punten die tijdens dat overleg aan de orde zijn geweest.

Zeker de eerste motie herken ik regelrecht. De heer Vendrik vraagt mij daarin om een rijksbreed begrotingsonderzoek te doen. Ik heb hem gezegd dat ik graag bereid ben om zijn vraag mee te nemen voor wat betreft de LNV-begroting. Ik zal die vraag dan als een van de over de begroting gestelde vragen behandelen. Het ligt echter niet op mijn weg om dit onderzoek rijksbreed te doen. Dat ligt veeleer op de weg van de Kamer. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de Kamer daarbij het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven inschakelt. Dat zou ik de Kamer willen adviseren. Ik ontraad dan ook aanneming van deze motie.

Mevrouw Van Velzen (SP):

De minister kan wel suggereren dat wij onze ambtenaren daarop zetten. Eigenlijk is deze motie echter een verzoek om informatie. Als Kamerleden hebben wij natuurlijk wel recht op informatie. Wij willen gewoon een overzicht waaruit blijkt wat de ministeries uitgeven aan het onderzoek naar biotechnologie. Eigenlijk is het zelfs een beetje bizar dat wij dat per motie moeten afdwingen. Ik snap dan ook niet waarom de minister suggereert dat wij haar huiswerk moeten doen. Kan zij daarop nader ingaan?

Minister Verburg:

Zoals ik al in het algemeen overleg heb gezegd, ben ik graag bereid om dit onderzoek te doen voor wat betreft mijn begroting. Ik zal dat ook zo doen. Daarvoor is geen motie nodig. Als het ook om de andere begrotingen gaat, dan ligt het in de rede om als Kamer naar al die andere begrotingen te kijken. Ik doe de Kamer de suggestie om daarbij het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven in te schakelen. Dit kan dan op grond van dezelfde onderzoeksvraag alle begrotingen screenen enzovoorts. Dat lijkt mij minder omslachtig dan dat ik al mijn collega's een briefje moet sturen – dat zou immers het effect zijn – om hun te vragen om de Kamer van informatie te voorzien. Dan loopt de Kamer bovendien het risico dat zij wat ongelijksoortige informatie verkrijgt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De oplossing van de minister suggereert dat in alle begrotingen van alle departementen volstrekt helder is of en, zo ja, in welke omvang, gelden voor bijvoorbeeld biotechnologie beschikbaar worden gesteld. Het punt is dat die helderheid niet bestaat. Met het bestaande materiaal dat wij van het kabinet hebben gekregen, kunnen de ambtenaren van de Kamer hun werk niet doen. Ik snap dat de minister van LNV niet gaat over het werk van haar collega's. Als er echter een motie van de Kamer is om rijksbrede informatie van het kabinet, is het niet erg als die aangenomen wordt en als het kabinet zal doen wat in de motie gevraagd wordt. Mag ik het zo samenvatten?

Minister Verburg:

Ik begrijp de vraag van de heer Vendrik. Het lijkt mij in het belang van de Kamer dat dit onderzoek wordt gedaan door één instantie. Dan kan de Kamer heldere onderzoeksvragen formuleren en kan ook gekeken worden naar de gelijksoortigheid. Ik adviseer de Kamer om daarvoor een beroep te doen op het BOR, het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven. Ik ontraad dan ook aanneming van deze motie.

Voorzitter. De tweede motie is eveneens een motie van de heer Vendrik. Daarin wordt geconstateerd dat de bestaande adviezen van EFSA niet adequaat zijn en derhalve geen basis kunnen vormen voor besluitvorming over toelating. In de motie wordt verzocht om alle besluiten over toelating op te schorten en om bestaande besluiten te heroverwegen.

De EFSA-adviezen zijn goed. Op dit moment is er geen enkele aanleiding tot twijfel. EFSA kijkt ook naar de langetermijneffecten voor de gezondheid van mens, dier en milieu. Dat is een belangrijke en grote verantwoordelijkheid. Daarom is er geen reden om de besluitvorming over markttoelatingen van ggo's op te schorten of te heroverwegen. Op dit moment ligt er echter wel een stuwmeer van aanvragen van EFSA. Laten wij eens kijken op welke manier wij EFSA in haar kracht kunnen zetten, zodat zij het werk dat haar voorhanden komt, ook aan kan en er niet te lang een stuwmeer ligt. Ik steun van harte de inzet om EFSA zo snel en adequaat mogelijk haar werk te laten doen. Ik ontraad dan ook aanvaarding van deze motie.

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, nog één vraag.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik constateer dat ook de minister van LNV van mening is dat EFSA niet adequaat functioneert, want zij zegt dat die organisatie in haar kracht moet worden gezet. Dat betekent dat je op dit moment je werk niet goed doet.

De motie ging over iets anders. Het was namelijk de Europese Commissie die dit oordeel over de huidige werkwijze van EFSA heeft geveld en heeft aangedrongen op een reorganisatie en op een veel beter zicht op het werk van EFSA met betrekking tot de langetermijneffecten van mogelijke toelating van ggo. Dat lijkt mij geen mis te verstane conclusie; het betekent dat de huidige EFSA-onderzoeken niet adequaat zijn. Hoe kunnen deze wel de basis vormen van besluitvorming, als de Europese Commissie constateert dat EFSA niet goed functioneert en de langetermijneffecten onvoldoende in beeld brengt?

Minister Verburg:

U duidt mijn antwoord niet juist, net zo min als de uitlatingen van de Europese Commissie.

Op dit moment is er meer aanbod dan EFSA aankan. Je wilt dat op enig moment, binnen een redelijke termijn, je verzoek is behandeld door EFSA. Er wordt dus gekeken naar de manier waarop EFSA adequaat en slagvaardig kan opereren. Als daardoor een kleine of wat grotere herschikking moet plaatsvinden in de arbeidsorganisatie, is dat ook prima. Het is natuurlijk ook goed dat de Europese Commissie op de kleintjes let; het zijn allemaal wel budgetten afkomstig van onder andere de Nederlandse belastingbetaler.

EFSA in haar kracht zetten, betekent dus dat EFSA slagvaardig, efficiënt, deskundig, toegewijd en binnen bepaalde termijnen kan oordelen over de risico's die nieuwe aanbiedingen hebben op het gebied van de gezondheid van mens en dier en van het milieu, zowel op de korte als de langere termijn.

De motie-Van Velzen c.s. op stuk nr. 121 verzoekt om de mogelijkheden te onderzoeken om op etiketten te vermelden dat betreffende dierlijke producten etikettering van dierlijke producten (al dan niet) tot stand zijn gekomen met behulp van genetisch gemodificeerd veevoer. Wij hebben in deze Kamer al vaker gesproken over etikettering. Etikettering is een zaak van private partijen en daarom ontraad ik aanvaarding van deze motie.

Mevrouw Van Velzen (SP):

U zegt dat etikettering een zaak van private partijen is.

Er geldt nu al een etiketteringsplicht voor plantaardige producten met ggo-bestanddelen. Dat is niet privaat, maar komt vanuit de overheid. Kunt u parallel daaraan etikettering voor dierlijke producten regelen?

Minister Verburg:

U vraagt het echter met een speciaal doel. De overheid stelt regels voor etikettering, waar private partijen aan voldoen. U weet dat veevoer niet geldt als genetisch gemodificeerd met betrekking tot de producten.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik vraag u om de mogelijkheden te onderzoeken. Klopt het dat u dat dus niet eens wilt doen?

Minister Verburg:

Nee, ik ga het niet onderzoeken. Ik ontraad althans aanvaarding van de motie.

De motie-Van Velzen c.s. op stuk nr. 122 verzoekt de regering maatregelen te treffen om in de toekomst te voorkomen dat Nederlandse honing wordt besmet met maïspollen van MON 810 en andere genetisch gemodificeerde gewassen, die niet toegestaan zijn voor humane consumptie. Hier hebben wij het tijdens het AO natuurlijk ook over gehad. Bijen kunnen inderdaad stuifmeel meenemen van ggo-gewassen; dat is onvermijdelijk, want bijen vliegen en doen dat vaak ook vrij. Bijen zijn natuurlijk onmisbaar in de natuur. Als gevolg daarvan kan honing ggo-pollen bevatten.

De wetgeving houdt daar rekening mee. Volgens EU-regelgeving mag honing tot 0,9% toegelaten ggo's bevatten. Alle landen hebben zich daar aan te houden; Nederland houdt zich daar ook aan, net als Duitsland. Dat betekent dat ik ook de aanneming van deze motie ontraad.

Ik kom op de motie van mevrouw Wiegman en mevrouw Van Velzen. De regering moet bindende en transparante eisen formuleren waaraan de gentechnologie moet voldoen om een plek in de verduurzaming van de landbouw te krijgen, vergelijkbaar met de Cramercriteria op grond waarvan biomassa wordt getoetst, met daarbij aandacht voor de mate van onafhankelijkheid van bestrijdingsmiddelen, kunstmest, biodiversiteit, landgebruik, klimaat en internationale sociaaleconomische gevolgen op korte en lange termijn. Ik probeer dit dictum een klein beetje te duiden. Ggo-gewassen kunnen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een duurzamer landbouw en daarmee aan het terugdringen van de milieubelasting. Nederland is er geen voorstander van om sociaal-maatschappelijk voor- en nadelen bij elke individuele toelating af te wegen. Dat zou een extra vertraging van de toelatingsprocedure veroorzaken en is bovendien in strijd met WTO-afspraken en EU-kaders. Ik zal de Kamer zoals eerder toegezegd binnenkort een brief sturen over de Nederlandse inzet in deze Europese discussie.

Wij zullen in de samenleving de discussie aangaan over de sociaaleconomische voor- en nadelen van ggo's. Ik organiseer binnenkort een seminar over de sociaaleconomische gevolgen van het EU-ggo-beleid en de meerwaarde die ggo's kunnen hebben. Op basis daarvan zal ik een Europees seminar organiseren. In de Europese discussie zullen wij pleiten voor het ontwikkelen van een methode voor het identificeren en evalueren van relevante sociaaleconomische criteria. Wij zouden kunnen bekijken of de punten die in het dictum van de motie worden genoemd, in die criteria passen en of ze dan ook werkbaar zijn. Ik ben graag bereid om de Kamer daarvan op de hoogte te houden. Ik kan het mij voorstellen dat de Kamer daarin is geïnteresseerd. Als ik de motie op deze manier mag interpreteren, zie ik haar als ondersteuning van beleid.

De heer Ormel (PvdA):

De minister duidt het dictum van de motie, maar er wordt wel gesproken van bindende en transparante eisen. Als zij het formuleren van bindende eisen ondersteuning van beleid noemt...

Minister Verburg:

Ik heb gezegd dat wij een traject ingaan en dat wij dan eens even moeten bekijken of een methode te ontwikkelen is. Ik ben nu nog niet toe aan bindende en transparante eisen, want ik kan daar nu niet aan voldoen. Het heeft geen zin om zonder nader onderzoek te beslissen om het wel of niet te doen. Ik heb aangegeven welke route ik wil bewandelen: eerst nationaal en dan internationaal. Vervolgens wil ik bekijken of wij zo'n methode kunnen ontwikkelen. Daarna komt de vormgeving aan de orde: adviserend, kaderstellend of hoe dan ook. Ik heb het dictum willen duiden om deze mogelijkheid open te houden.

De voorzitter:

Ik geef alleen de indieners de gelegenheid om te reageren.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik ben blij dat de minister met de motie aan de slag wil gaan. Ik handhaaf de tekst om aan te geven wat de denkrichting moet zijn. Als wij zo'n methode hebben, moet er iets verbindends aan zitten. Dat is echter voor een later moment. Ik wens de minister heel veel succes met het traject dat zij ingaat.

De heer Ormel (CDA):

Ik heb een vraag aan mevrouw Wiegman, want ik vind het onduidelijk. Deelt mevrouw Wiegman de duiding die de minister eraan heeft gegeven...

De voorzitter:

Dat heeft zij heel duidelijk gezegd.

De heer Ormel (CDA):

... dat er op dit moment geen sprake is van bindende eisen?

De voorzitter:

Dat heeft zij duidelijk gezegd.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik heb gezegd dat ik blij ben met het traject dat deze minister ingaat. Ik geef haar de motie graag mee om aan te geven welke kant wij op willen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen volgende week dinsdag over de moties stemmen.

Naar boven