Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 13 maart 2008 over arbeidsmarktbeleid in de zorg.

De voorzitter:

Ik heet de bewindslieden van VWS van harte welkom.

Mevrouw Schippers (VVD):

Voorzitter. Het arbeidstekort in de gezondheidszorg wordt echt een heel groot probleem. Daarover is ook geen politieke onenigheid of discussie. Maar dit probleem dreigt wel in de wervelwind van alledag onder te sneeuwen. Daarom moet er een concrete marsroute komen die als Deltaplan kan dienen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het tekort aan zorgverleners een van de grootste problemen in de gezondheidszorg van de toekomst wordt als daarop niet tijdig wordt ingegrepen;

van mening dat het driesporenbeleid van het kabinet op zichzelf goed is, maar concretisering behoeft;

van mening dat steun van sociale partners bij dit driesporenbeleid wenselijk is;

verzoekt de regering:

  • - alle beleidsvoornemens inzake de arbeidsmarkt in de gezondheidszorg te bundelen;

  • - deze voor de zomer 2008 bij voorkeur samen met de sociale partners te vertalen in concrete acties en meetbare doelen;

  • - tot slot de Kamer te informeren over de daarvoor benodigde instrumenten, de kosten, het tijdpad en de daarbij behorende deadlines,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schippers, Agema en Jan de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50(29282).

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Vorige week ontving de Kamer een brandbrief van de thuishulpen van Thuiszorg Midden-Limburg, een thuiszorgorganisatie die de lonen van 500 à 600 medewerkers met de functie thuishulp A wil verlagen naar de laagste schaal van de cao. Dat betekent voor hen € 300 minder per maand. "Wij staken niet", zeggen zij, "want dan zijn onze cliënten de dupe." In de vrije sector zou wel een opstand zijn uitgebroken. De SP-fractie vindt dat de politiek de dure plicht heeft om de voorwaarden te creëren die noodzakelijk zijn om werkenden in de zorg fatsoenlijke loon- en arbeidsvoorwaarden te bieden. Vandaar de volgende moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het actief werven van zorgpersoneel in landen waar tekorten aan zorgpersoneel bestaan of door deze actieve werving dreigen te ontstaan, ongewenst is en dient te worden voorkomen;

constaterende dat diverse zorginstellingen op dit moment of zelf of via een uitzendbureau actief verzorgend personeel werven in Polen en andere Oostbloklanden;

verzoekt de regering, maatregelen te treffen die het actief werven van zorgpersoneel in deze landen onmogelijk maakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51(29282).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Leijten

constaterende dat, als de ontwikkelingen van de afgelopen jaren zich onveranderd voortzetten, tussen nu en 2020 er circa 500.000 werkenden in de zorg bij moeten komen;

overwegende dat kwijtschelding van het college- of lesgeld voor verplegenden en verzorgenden een effectief middel zou kunnen zijn om studenten een dergelijke opleiding te laten volgen;

verzoekt de regering, deze mogelijkheid te onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52(29282).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de loon- en arbeidsvoorwaarden in de publieke sector zorg en welzijn onder druk staan waardoor werkenden in deze sector structureel op achterstand staan dan wel dreigen te komen ten opzichte van de werkenden in de vrije sector;

overwegende dat een goed levensfase- en seniorenbeleid van groot belang is om werkenden voor de zorg te behouden;

overwegende dat deze ontwikkeling de kwaliteit van de zorg negatief kan beïnvloeden;

constaterende dat in deze sector door de toenemende zorgvraag de arbeidsmarkt structureel krap is en er honderdduizenden werkenden in de zorg bij moeten komen;

verzoekt de regering, een onderzoek te doen hoe de loon- en arbeidsvoorwaarden in de sector zorg en welzijn zich verhouden tot die van de vrije sector en de overheid en met voorstellen te komen voor duurzame en adequate loon- en arbeidsvoorwaarden zodat werken in de sector zorg en welzijn wordt gestimuleerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53(29282).

De heer Jan de Vries (CDA):

Mevrouw de voorzitter. De CDA-fractie is met het kabinet doordrongen van de noodzaak van een actief arbeidsmarktbeleid. Daar hebben wij in het algemeen overleg uitgebreid en constructief over gesproken. Dat is ook nodig, omdat de dreigende tekorten in de zorg misschien wel de grootste bedreiging van de kwaliteit van de zorg zijn. Wij moeten nu dus samen aan het werk, ook samen met sociale partners. Vandaar dat ik de motie-Schippers van harte heb ondertekend, omdat die motie daartoe oproept.

Er zijn ook medische beroepen waarvoor de belangstelling groter is dan de opleidingscapaciteit. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Capaciteitsorgaan in het Capaciteitsplan 2008 streeft naar een evenwicht tussen vraag en aanbod van artsen en op grond daarvan adviseert, de instroom van het aantal geneeskundestudenten te verlagen;

constaterende dat de regering streeft naar een ruim voldoende aanbod van artsen;

constaterende dat steeds meer buitenlandse artsen nodig zijn om te voldoen aan de zorgvraag;

overwegende dat vergrijzing, deeltijdwerk, substitutie, de toenemende zorgvraag en nieuwe marktontwikkelingen leiden tot een grote onzekerheid over de werkelijke toekomstige vraag naar artsen;

overwegende dat meer artsen kunnen leiden tot kortere wachtlijsten, een betere bereikbaarheid, lagere tarieven en meer onderlinge competitie op kwaliteit;

van oordeel dat daarom "een ruim voldoende aanbod" van artsen te weinig is om de publieke doelen voor de zorg te realiseren;

verzoekt de regering, voor alle medische specialismen te streven naar een overcapaciteit en de instroom van het aantal geneeskundestudenten daarop af te stemmen en in ieder geval niet te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jan de Vries en Timmer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54(29282).

Staatssecretaris Bussemaker:

Voorzitter. Ik reageer allereerst op de motie van mevrouw Schippers. Ik deel de overwegingen in de motie. Het tekort aan zorgverleners is inderdaad een van de grootste problemen in de gezondheidszorg. Dat probleem wordt in de komende jaren slechts groter.

Het doet mij deugd dat mevrouw Schippers het driesporenbeleid dat wij hebben ingezet op zichzelf goed vindt. Zij dringt echter aan op concretisering. Mevrouw Schippers geeft terecht aan dat steun van sociale partners bij het driesporenbeleid wenselijk is. Ik zou dat iets scherper willen aanzetten. De sociale partners zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor de vormgeving van het arbeidsmarktbeleid. De rol van de minister en mijzelf daarbij is vooral ondersteunend. Onze taak is om in te zetten op de drie sporen. Wij moeten ervoor zorgen dat werk wordt gemaakt van innovatie, stageplekken et cetera. De sociale partners nemen echter het voortouw bij de arbeidsmarkt.

Er zijn al concrete afspraken gemaakt. Een deel daarvan staat in de arbeidsmarktbrief. Ook over het stagefonds zijn concrete afspraken gemaakt. In vier jaar tijd moeten het aantal BPV-plaatsen voor bol-studenten met 10% toenemen en voor bbl'ers met 20%. Wij willen ook een landelijk dekkend systeem van goed opererende regionale samenwerking tussen zorginstellingen, onderwijsinstellingen, gemeenten en arbeidsvoorziening, gericht op het werven en opleiden van nieuwe medewerkers. Kortom, er zijn concrete ambities. Het zou mooi zijn als wij die ook op andere terreinen verder kunnen vormgeven. Ik begrijp de motie zo dat het kabinet en vooral de sociale partners opgeroepen worden om voor de arbeidsmarktproblemen concrete acties en meetbare doelen te stellen. Als ik de motie zo mag interpreteren, laat ik het oordeel over de motie over aan de Kamer. Ik zeg er het volgende nadrukkelijk bij. De vraag in hoeverre wij de Kamer voor de zomer kunnen informeren is ook afhankelijk van de sociale partners. Wij zijn echter bereid om alles te doen wat in onze macht ligt om daaraan bij te dragen.

Mevrouw Schippers (VVD):

De motie vraagt om de urgentie te vertalen in een tijdpad en doelen. Als er sprake is van urgentie, moeten er ook concrete, strakke deadlines worden gesteld. Daarom staat er in de motie "voor de zomer". De staatssecretaris vraagt of zij dit mag vertalen als een inspanningsverplichting. Wij vragen de regering echter om voor de zomer met een vertaling van die nota in een deltaplan te komen.

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik snap de zorg van mevrouw Schippers. Ik heb het voorbeeld van de stages gegeven waarin wij heel concrete doelstellingen hebben geformuleerd. Ik heb wel gezegd dat ik, als ik die doelstellingen voor de zomer in een uitgewerkt plan aan de Kamer wil voorleggen, de sociale partners nodig heb bij de vormgeving ervan. Wij zullen er alles aan doen om dit zo concreet en zo goed mogelijk samen met hen te doen.

Minister Klink:

Mevrouw de voorzitter. Ik begin met de motie-Van Gerven/Leijten waarin de regering wordt gevraagd om het actief werven van zorgpersoneel in landen als Polen en andere Oostbloklanden onmogelijk te maken. Ik heb tijdens het algemeen overleg al gemeld dat er een keurmerk is voor wervingsbureaus. Wij verzoeken de zorginstellingen om, voor zover zij een bemiddelingsbureau inschakelen, zich ervan te vergewissen dat dit bureau een keurmerk heeft. Ik heb verder gezegd dat wij graag een gedragscode zouden zien die wordt onderschreven door de zorgaanbieders, dus degenen die behoefte hebben aan zorgpersoneel, opdat er niet wordt geworven in landen die überhaupt van zelf en van binnenuit al kwetsbaar zijn, zoals Polen.

Ik zie deze motie dan ook als een ondersteuning van de koers die het kabinet heeft uitgezet. Ik onderschrijf de strekking van de motie, maar ik laat het oordeel aan de Kamer over.

In de motie-Van Gerven/Leijten over collegegeld of lesgeld voor verplegenden en verzorgenden wordt om een onderzoek gevraagd. Ik kan dit onderzoek laten uitvoeren, maar wij moeten ons wel realiseren dat niet alleen de zorgsector, maar ook het onderwijs, andere sectoren en het bedrijfsleven kampen met de schaarste op de arbeidsmarkt. Dit is dus geen zorgspecifiek probleem, maar een algemeen probleem. Nu staat onderzoeken natuurlijk altijd vrij. In 2003 is bezien in hoeverre deze maatregelen een impuls zouden kunnen geven aan de werving. Daar is toen niets van gebleken. Nogmaals, omdat onderzoeken altijd kan en wij erop gericht zijn om deze problematiek zo veel mogelijk te ondervangen, loop ik hier niet voor weg, maar de kansen op een goed resultaat lijken mij gering. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer over.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik wijs erop dat de commissie-Rinnooy Kan dit op mijn verzoek heeft meegenomen voor docenten en hun opleidingen. De commissie is tot de conclusie gekomen dat het zeker een rol kan spelen in de beslissing van studenten om voor de opleiding te kiezen als zij weten dat zij hun collegegeld terugkrijgen als zij gaan werken in het onderwijs of de zorg. Dat kan nu nog een barrière zijn, maar de minister laat het oordeel aan de Kamer over en dat wacht ik nu maar af.

Minister Klink:

Ik teken hierbij aan dat het ministerie van OCW niet alleen met deze problematiek kampt. Ook de zorg en bijvoorbeeld de metaalsector kennen dit probleem. In die zin kunnen wij haasje over spelen met elkaar en maatregelen nemen die tot een zekere concurrentie tussen sectoren zullen leiden, maar dat doe ik liever niet. Nogmaals, onderzoeken staat vrij. Ik laat het oordeel aan de Kamer over, maar ik schat de kansen laag in.

Dan is er nog de motie-Van Gerven/Leijten over loon- en arbeidsvoorwaarden. Tijdens het algemeen overleg heb ik benadrukt dat de loonruimte in de pas loopt met de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Ik zie daarom nu geen noodzaak voor een onderzoek naar de verhouding van de loon- en arbeidsvoorwaarden in de sector tot die van de vrije sector, want daarvoor zijn de nodige waarborgen gecreëerd. Overigens zijn de werkgevers-werknemersrelaties in de zorg zodanig, dat de besturen verantwoordelijk zijn voor het arbeidsvoorwaardenbeleid en dat wij via het volgen van de trend in de loonontwikkeling, de ruimte voor een goede cao creëren.

Ik ontraad daarom de aanneming van deze motie.

De heer De Vries heeft een motie ingediend waarin hij vraagt om te streven naar overcapaciteit. Ik onderschrijf de overwegingen die hij daarbij geeft. Vergrijzing, deeltijdwerk, substitutie en nieuwe marktontwikkelingen maken de toekomstige vraag naar medisch personeel onzeker. Het Capaciteitsorgaan adviseert om de instroom in de opleiding Geneeskunde te verlagen. De heer De Vries stelt voor, het advies van het Capaciteitsorgaan niet over te nemen. Ik ben het eens met de overweging dat er een ruim voldoende aanbod moet zijn van zorgpersoneel. Ik wil niet toe naar een situatie waarin opnieuw wachtlijsten kunnen ontstaan als gevolg van personeelsschaarste. Ik vind de motie op zichzelf dus sympathiek, maar ik laat het oordeel graag over aan de Kamer.

De heer Jan de Vries (CDA):

Ik stel graag nog een vraag over het advies bij de eerste motie-Leijten/Van Gerven over het werven in Polen en andere Oostbloklanden. U zegt dat u het oordeel hierover aan de Kamer laat. In de motie wordt echter ook gesproken over het onmogelijk maken van werving. Gaat u zo ver dat u vindt dat werven onmogelijk gemaakt moet worden of geeft u, zoals uit uw reactie bleek, de voorkeur aan codes en keurmerken? Wilt u het ook verbieden, wat eigenlijk de strekking van de motie is?

Minister Klink:

Eerlijk gezegd viel mijn oog op de woorden "onmogelijk maakt". Ik plaats hierbij de kanttekening dat verbieden mij onmogelijk lijkt, aangezien binnen de Europese Unie een vrij verkeer van personen geldt. Dat geldt ook voor landen als Polen en dergelijke. Ik heb de motie zo verstaan, dat wij in ieder geval de maatregelen verkennen die vallen binnen de bandbreedte van datgene wat mogelijk is. Als de strekking is dat werving wettelijk onmogelijk gemaakt moet worden, sluit ik mij aan bij de heer de Vries en ontraad ik het aannemen van de motie.

Mevrouw Leijten (SP):

Het gaat om het onmogelijk maken van actief werven. Wij kennen allemaal de voorbeelden. Mijn collega heeft hierover ook gesproken in het algemeen overleg. Het is waar dat er een vrij verkeer van personen is. Het is niet mogelijk om Polen te verbieden om in Nederland in de zorg te komen werken. Het gaat ons echter vooral om het actief werven in combinatie met het aanbieden van lagere lonen aan het eigen personeel. Wij moeten eerst de problemen in Nederland oplossen en daarna pas actief werven. Wij dienen deze motie in, omdat dit in de praktijk heel actief gebeurt.

Minister Klink:

Ik moet mij dan toch aansluiten bij de heer De Vries. Zijn interruptie leidt tot zelfcorrectie aan mijn kant. Als de motie zo ver strekt dat ik maatregelen moet nemen om te verbieden dat men werft, dan vind ik dat wij eerst naar maatregelen moeten kijken die meer appelleren aan de eigen verantwoordelijk. Ik denk daarbij aan keurmerken en gedragscodes. Ik ontraad in dat geval toch het aannemen van deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Volgende week dinsdag wordt over de ingediende moties gestemd.

De vergadering wordt van 10.45 uur tot 12.00 uur geschorst.

Naar boven