Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een schriftelijk overleg over de brief van 24 september 2007 inzake het risicovereveningssysteem 2008 (29689, nr. 164).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de zorgvraag zal toenemen onder andere door vergrijzing van de samenleving en technologische ontwikkelingen;

overwegende dat de zorg in de eerste lijn kwalitatief goed, dicht bij de patiënt, doelmatig en vertrouwd is;

constaterende dat de minister in zijn begroting voor 2008 aangeeft, serieus werk te maken van substitutie van zorg maar daarbij niet precies aangeeft of en op welke wijze hij bestaande bekende hindernissen wil wegnemen en onvoldoende feitelijke informatie geeft om substitutie daadwerkelijk optimaal mogelijk te maken;

constaterende dat er in de eerste en tweede lijn een breed draagvlak bestaat om substitutie van zorg door te zetten en gezamenlijk te organiseren;

constaterende dat er in het risico vereveningsstelsel perverse prikkels zitten die voor verzekeraars klinische zorg soms goedkoper maken dan poliklinische zorg en tweedelijnszorg soms goedkoper maken dan de eerstelijnszorg in plaats van andersom;

verzoekt de regering, door middel van een onderzoek binnen zes maanden inzichtelijk te maken:

  • - wat de financiële scenario's van substitutie zijn tot 2012;

  • - welke hindernissen een versnelling van substitutie in de weg staan;

  • - welke aanpassingen nodig zijn in het financieringssysteem zoals het vereveningsstelsel;

  • - welke organisatievorm van de eerste lijn hij voor ogen heeft;

  • - wat substitutie van zorg betekent voor kwaliteit, doelmatigheid en conform van de patiënt;

  • - concrete acties te ondernemen om hindernissen weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Van der Veen en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 170(29689).

Mevrouw Schippers (VVD):

Inhoudelijk heb ik niets op deze motie aan te merken, maar procedureel wel. Wij hebben een schriftelijk overleg over de risicoverevening. Deze motie heeft niets met de corebusiness van het schriftelijk overleg te maken. De heer Omtzigt gaat in een kerstregime, waarin wij over moties verder niet kunnen debatteren, deze motie hier indienen terwijl wij over een paar weken een overleg hebben over de eerste lijn. Dat begrijp ik niet. Kan de heer Omtzigt daar een toelichting op geven?

De heer Omtzigt (CDA):

Mevrouw Schippers gaat ervan uit dat de motie alleen over de eerste lijn gaat, maar deze motie gaat over substitutie en over de perverse prikkels van het vereveningsstelsel. Wij hebben meerdere keren besproken dat wij het wenselijk vinden om die prikkels in kaart te brengen. Ik heb daarvoor in het schriftelijke overleg uitvoerig aandacht gevraagd. Ik vind dat de minister met voorstellen moet komen. Hij doet ook wel aanzetten daartoe, maar onze fractie wil hem een forse aanmoediging geven om de komende maanden met een voorstel te komen zodat het in het risicovereveningsstelsel van 2009 wordt meegenomen. Ik dien de motie nu in zodat nu het onderzoek gestart kan worden, omdat wij anders gewoon te laat zijn.

Mevrouw Schippers (VVD):

Ik concludeer dat de VVD-fractie het procedureel een rare gang van zaken vindt, ook omdat je geen inhoudelijk debat kan hebben.

De heer Van Gerven (SP):

Wij lezen vanmorgen in De Telegraaf dat het CDA, of in elk geval de heer Omtzigt, een groot voorstander is van de invoering van dbc's in de huisartsenzorg. Dat zou meer bureaucratie en stukloon betekenen. Hij zou met een voorstel komen. Ik denk dat dat deze motie is. Kan hij dat toelichten? Wij zijn het inhoudelijk eens; het is een goede zaak als die substitutie bevorderd wordt. Als er financiële drempels zijn, mogen die weggenomen worden. Maar wil hij ook dbc's in de volle breedte invoeren in de huisartsenzorg? Want dan heeft hij aan de SP een verklaarde tegenstander.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik vind het interessant dat de heer Van Gerven niet eens de moeite neemt om de quote uit De Telegraaf voor te lezen. Wij hebben daarin het volgende gezegd: als er een behandeling is die door artsen en huisartsen gezamenlijk wordt gedaan, kunt u zich voorstellen dat er een bepaalde vorm van keten­samenwerking en één betaling is. Ik ben er natuurlijk geen voorstander van om integrale dbc's voor elke huisartsenverrichting in te voeren, dat moge volstrekt helder zijn.

De heer Van Gerven (SP):

In de Telegraaf staat dat Omtzigt één groot financieringssysteem bepleit. Huisartsen moeten volgens hem onderdeel worden van de dbc's oftewel het betalingssysteem voor de zorg. Zo staat het er en niet anders.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik ben volstrekt helder geweest. Wij willen geen huisartsen-dbc's. In het artikel gaf ik het voorbeeld van fysiotherapeuten die ter voorbereiding op een openhartoperatie de patiënt ondersteunen om de longcapaciteit te doen toenemen. Dan is er sprake van een gezamenlijke behandeling. Als er een obstakel is om dat te financieren, bijvoorbeeld via de dbc of via het vereveningsstelsel, moet dat obstakel in onze ogen worden weggenomen. Zo dient deze motie gelezen te worden.

Voorzitter. Ik dien mijn tweede motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering twee jaar na invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet een internationale commissie zal installeren om de werking van het risicovereveningsstelsel te evalueren;

overwegende dat risicoselectie door verzekeraars nooit moet lonen;

overwegende dat dit vereveningsstelsel hoeksteen is van de Zorgverzekeringswet, en dus goed verankerd dient te zijn;

verzoekt de regering, voor 15 maart 2008 de onderzoeksvragen en onderzoeksopzet aan de Kamer te doen toekomen, en daarin expliciet de volgende vragen mee te nemen:

  • 1. wanneer is risicoselectie in het huidige stelsel lonend en hoe kunnen mogelijke voorspelbare winsten en verliezen op verzekerden en dus mogelijke risicoselectie worden geëlimineerd?;

  • 2. is de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het departement, het College voor zorgverzekeringen en de Nederlandse Zorgautoriteit helder, en dient deze wetgeving beter te worden vastgelegd?;

  • 3. is de capaciteit van de bij verevening betrokken publieke organen in kwalitatieve en kwantitatieve zin voldoende om de werkzaamheden te verrichten?,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Van der Veen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 171(29689).

Minister Klink:

Mijnheer de voorzitter. Het risicovereveningssysteem is een belangrijk element in de Zorgverzekeringswet. Daar zijn wij allen van doordrongen. Het systeem is één van de beste in de wereld. Dat durf ik wel te stellen, ook al moet de internationale evaluatie nog gaan plaatsvinden. Die evaluatie zal zich in de komende tijd voltrekken. Met alle plezier zal ik de Kamer uiterlijk halverwege volgend jaar een opzet doen toekomen over de onderzoekvraagstellingen en alles wat daar vervolgens mee gemoeid is.

Ten aanzien van de eerste motie van de heer Omtzigt het volgende. Ik onderschrijf dat het belangrijk is dat de zorg zoveel mogelijk binnen de eerste lijn plaatsvindt en dat er ruimhartig substitutiemogelijkheden aanwezig zijn. Ik onderstreep ook dat de heren Omtzigt, de heer Van der Veen en mevrouw Wiegman behalve over substitutie ook spreken over het gezamenlijk organiseren van de zorg. Ook dat gaat mij na aan het hart, omdat ik wil dat zowel de tweede als de eerste lijn zorg organiseren rondom de patiënt. Kwaliteit is daarbij belangrijk, evenals de kosten, want in de regel is de eerste lijn goedkoper dan de tweede lijn. Dat substitutie niet gehinderd moet worden door financieringssystemen onderschrijf ik dan ook van harte. Ik ben mij ervan bewust dat er in de bekostiging en in de risicoverevening op dit moment nog perverse prikkels zitten. Ik noem de verschillen in tariefstructuren tussen de eerste en de tweede lijn, de inschrijftarieven in de eerste lijn en dbc in de tweede lijn. De heer Van Gerven heeft daarop ook gewezen. Ik wijs ook op de huidige financiering van de kapitaallasten, hoewel wij bezig zijn met een operatie om die te veranderen. In het risicovereveningssysteem zitten ook perverse prikkels voor substitutie. Op dit moment lopen verzekeraars bij de eerstelijnszorg namelijk meer risico dan bij de tweede lijn.

Hiermee heb ik enkele belangrijke hindernissen genoemd. Het lijkt mij een prima idee om ons daarvan een integraal beeld te vormen, namelijk een beeld van de hindernissen die deze substitutie en het gezamenlijk aanbieden van de zorg in de weg staan. Mijn doel is om aanpassingen aan te brengen in de diverse financieringssystemen, zodat de substitutie niet wordt gehinderd. Ik heb al even gewezen op de kapitaallasten, waarmee wij bezig zijn. Ook heb ik verwezen naar de stappen die zijn gezet om de risicodragendheid van de zorgverzekeraars te vergroten, ook door aanpassingen van het vereveningsstelsel.

Het lijkt mij goed om voor de Kamer inzichtelijk te maken welke aanpassingen verder nodig zijn. Ik had al eerder toegezegd om begin 2008 mijn visie op de eerstelijnszorg aan de Kamer aan te bieden. Naar aanleiding van deze motie wil ik deze visie verbreden met de door de Kamer aangegeven elementen, mits de Kamer deze motie ondersteunt. Ik weet niet of het mij voor eind januari 2008 al zal lukken om alle elementen even uitvoerig te behandelen. Waar dat mogelijk is, zal ik de resultaten van mijn bevindingen al melden, maar waar nader onderzoek nodig is, zal ik ook dat aangeven. In deze visie zal ik ook ingaan op mijn opvattingen over de organisatievorm van de eerste lijn en de effecten van substitutie. Dit sluit aan bij hetgeen met de motie is beoogd. Ik zie beide moties als ondersteuning en versterking van het beleid en laat het oordeel graag over aan de Kamer.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik dank de minister voor zijn ruimhartige beantwoording. De minister heeft voor de evaluatie van de risicoverevening halverwege volgend jaar genoemd. Wij zouden het prettig vinden als dit conform de motie halverwege maart 2008 zou gebeuren. Als de minister voor bepaalde onderdelen van die motie, namelijk de perverse prikkels, meer tijd nodig heeft dan tot januari, dan vinden wij het niet erg dat die worden losgekoppeld en dat de prikkels bij de volgende evaluatie van het risicovereveningsstelsel worden betrokken.

Minister Klink:

Ik zal een en ander wel zo veel mogelijk meenemen in de brieven in januari aanstaande, maar voor zover dat meer tijd vergt, ben ik blij met de ruimhartigheid van de heer Omtzigt om aan te sluiten bij wat ik heb aanbevolen, namelijk om dat in het vervolg mee te nemen. In hoeverre het in maart mogelijk is, dan wel half januari, kan ik niet toezeggen.

De heer Omtzigt (CDA):

In de motie over de internationale commissie stond half maart. De minister heeft in zijn beantwoording gezegd: halverwege het jaar. Denkt de minister dat het voor half maart zal lukken?

Minister Klink:

Als het enigszins mogelijk is om dat in maart te doen, doen wij het in maart.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende moties aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven