Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 oktober 2007 over het tabaksbeleid.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Zoals bekend is de Partij voor de Vrijheid tegen een rookverbod in de horeca. Het boetesysteem is ons eveneens een doorn in het oog. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het op vrijwillige basis rookvrij worden van horecagelegenheden nog steeds toeneemt en een te grote overheidsbemoeienis weerstand kan opleveren;

verzoekt de regering, de handhaving van het rookverbod in de horeca zodanig in te richten dat horecaondernemers bij de eerste overtreding alleen een waarschuwing krijgen en in tweede instantie een boete van maximaal € 100,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 136(22894).

Mevrouw Schippers (VVD):

Voorzitter. In het debat hebben wij vier toezeggingen van de minister gekregen. Ik wil graag een expliciete bevestiging dat ik het goed heb begrepen. Ten eerste: binnen is binnen en buiten is buiten; daar is geen code of practice voor nodig. Dus geen nieuwe regels over afdak en zijwand. Ten tweede: geen rookverbod voor zelfstandigen zonder personeel. Ten derde: geen verbod op verkoop van tabak in de cultuursector, op festivals en poppodia. Ten vierde: rookruimten in de horeca zijn geen ruimten waar niets mag – zeg maar de veredelde bezemkast – maar zijn gewoon onderdelen van de horecazaak; er wordt alleen niet bediend. Graag hoor ik dat nog van de minister.

Ik heb een aantal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Tabakswet uitgaat van bescherming van werknemers tegen tabaksrook;

constaterende dat een horecaondernemer zonder personeel geen werknemers in dienst heeft;

constaterende dat derhalve ook geen sprake is van werknemers die beschermd moeten worden en de ondernemer zelf beschikt en beslist over zijn werkomgeving;

overwegende dat deze horecaondernemer, ook volgens de ratio van de wet, ervoor moet kunnen kiezen dat in zijn zaak wel mag worden gerookt, en – mits bij binnenkomst helder aangegeven – ook bezoekers er zelf voor kunnen kiezen of zij al dan niet in de zaak aanwezig willen zijn;

voorts overwegende dat deze horecagelegenheden een beperkte omvang hebben, aangezien er geen personeel in dienst is, en er derhalve doorgaans te weinig ruimte is om een rookgedeelte en een rookvrij gedeelte in te richten, als gevolg waarvan er concurrentievervalsing optreedt;

verzoekt de regering, voor bovengenoemde horecagelegenheden deze keuzevrijheid in stand te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schippers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 137(22894).

Mevrouw Schippers (VVD):

Deze motie lijkt veel op een motie uit juli. Ik heb hem speciaal ingediend omdat er een nieuw element in de discussie kwam, over concurrentievervalsing.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Schippers

constaterende dat de regering heeft besloten, de vrijstelling voor de tabaksdetailhandel van de regeling rookvrije werkplek te schrappen;

constaterende dat de regering in 2001 bij de invoering van de rookvrije werkplek op uitdrukkelijk verzoek van de Kamer heeft besloten de tabaksspeciaalzaak uit te zonderen van de verplicht rookvrije werkplek en de Kamer voorts heeft voorkomen dat deze uitzondering per 2004 zou worden geschrapt;

overwegende dat het argument voor deze uitzondering was dat winkeliers in een tabaksspeciaalzaak in de gelegenheid moeten zijn, desgewenst hun klanten tabaksproducten te laten "proeven, ruiken en voelen", omdat dit onderdeel is van de normale bedrijfsvoering in een tabaksspeciaalzaak en dat "proeven" in het geval van rookwaren gelijkstaat aan "opsteken";

overwegende dat om dezelfde reden de regering in 2003 in het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek ook het voor het publiek bestemde deel van de tabaksspeciaalzaak heeft opgenomen;

overwegende dat bovendien tabaksspeciaalzaken de verkoop van tabakswaren als specifiek doel hebben en zij, indien gewenst, gemakkelijk gemeden kunnen worden;

overwegende dat als gevolg van het schrappen van de vrijstelling de adviesfunctie van de tabaksdetaillist zeer ernstig wordt bemoeilijkt;

overwegende dat de regering in de voorhangende ontwerpbesluiten geen steekhoudende argumenten heeft aangevoerd die het schrappen van de uitzondering rookvrije werkplek in de tabaksdetailhandel rechtvaardigen;

verzoekt de regering, de ontwerpbesluiten zodanig aan te passen dat de uitzondering rookvrije werkplek voor de tabaksspeciaalzaken van kracht blijft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schippers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 138(22894).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in "alle overige gebouwen waar, al dan niet door tussenkomst van personeel, goederen worden verhandeld of diensten worden verricht" een rookverbod wordt ingevoerd, met uitzondering van zelfstandigen zonder personeel;

constaterende dat het hier dan gaat over bijvoorbeeld onbemande automatieken en parkeergarages, waar dus niemand toezicht houdt, maar waar de eigenaar of beheerder wel verantwoordelijk wordt gehouden voor handhaving van het rookverbod;

overwegende dat dit een onmogelijke situatie voor de eigenaar en de beheerder betreft;

verzoekt de regering, de onmogelijkheid hiervan in te zien en met een redelijke oplossing te komen ofwel af te zien van het invoeren van een rookverbod in deze gebouwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schippers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 139(22894).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Arbowet is geregeld dat de inlener de verantwoordelijkheid draagt voor de feitelijke arbeidsomstandigheden en dat de inlener in dit geval is aan te merken als werkgever, hoewel het uitzendbureau de formele werkgever is;

constaterende dat in de Tabakswet enkel wordt gesproken over de werkgever, zonder enige verwijzing of nadere aanduiding;

overwegende dat dit de "formele" werkgever betekent;

overwegende dat dit zou betekenen dat het uitzendbureau verantwoordelijk is voor de "rookvrije werkplek";

overwegende dat dit op zijn minst onduidelijkheid schept over wie formeel verantwoordelijk is en wie bij eventuele problemen kan worden aangesproken door uitzendkracht of VWA;

verzoekt de regering, in de Tabakswet aan te sluiten op de Arbowet en de inlener verantwoordelijk te maken voor de "rookvrije werkplek",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schippers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 140(22894).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er zich in andere Europese landen waar een rookverbod in de horeca is ingesteld volgens de minister geen noemenswaardige handhavingsproblemen hebben voorgedaan;

overwegende dat het kabinet zich een taakstelling heeft opgelegd aangaande overheidspersoneel;

overwegende dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg, die een zeer belangrijke taak heeft ten aanzien van de kwaliteit van zorg, heeft moeten inleveren aan mankracht;

van mening dat dit een kwestie is van prioriteitstelling;

verzoekt de regering, af te zien van uitbreiding van de capaciteit van de VWA en deze middelen in te zetten bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schippers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 141(22894).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, coffeeshops uit te zonderen van het rookverbod in de horeca,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 142(22894).

De heer Van der Ham (D66):

Wij hebben veel debatten gevoerd over coffeeshops. Vandaar deze principiële motie. Het gevaar bestaat dat het coffeeshopbeleid met een U-bocht alsnog wordt ondergraven. Dat is slecht voor het aanpakken van alcoholmisbruik onder jongeren. Een meerderheid van de Kamer zal geneigd zijn, deze motie niet te steunen. Daarom dien ik nog een motie in, om de AHOJG-criteria in de praktijk niet in het gedrang te laten komen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel coffeeshophouders aangeven dat de uitvoering van het rookverbod in coffeeshops per 1 juli 2008 kan conflicteren met de handhaving van de AHOJG-criteria;

verzoekt de regering, het rookverbod in coffeeshops te herzien wanneer de handhaving van de AHOJG-criteria in de praktijk in het gedrang komt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 143(22894).

Mevrouw Joldersma (CDA):

Kan de heer Van der Ham toelichten waarom hij een discrepantie ziet met de handhaving van de criteria? Ik zie die niet zo.

De heer Van der Ham (D66):

Er zijn eigenaars van coffeeshops die vrezen dat zij doordat zij straks in een afgesloten ruimte moeten zitten, hun zaak minder goed kunnen overzien, minder kunnen rondlopen en dus minder goed in de gaten kunnen houden wat er in de coffeeshop gebeurt. Het risico is dan groter dat er mensen jonger dan 18 jaar zijn of dat er alcohol of harddrugs worden gebruikt. Wij hebben hier al eerder over gesproken en ik zal dit niet herhalen. De minister heeft toegezegd dat hij hier goed op zal letten, maar ik wil met deze motie onderstrepen dat de Kamer een gaatje wil openhouden om tot een herziening te komen als blijkt dat in de praktijk gebeurt waarvoor ik nu vrees. Welke oplossing wij dan zullen kiezen, kan ik nu niet zeggen. Het is misschien niet nodig om het rookverbod geheel op te heffen, maar wij moeten wel een opening houden om daarover te kunnen spreken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben een uitgebreid debat gevoerd over de rookvrije horeca. Het zal duidelijk zijn dat de fractie van GroenLinks voorstander is van een rookvrije horeca. Wij hebben eerder de wens uitgesproken om te komen tot een rookvrije werkplek en de maatregelen daartoe vloeiden voort uit een amendement van mijn fractie.

Mevrouw Schippers heeft een motie ingediend over de positie van zelfstandigen zonder personeel. Ik kan mij daar wel iets bij voorstellen, want waarom zou je geen kleinschalige rooksalons toelaten als er geen personeel in dienst is. Je hoeft er immers niet te komen. Ik neig er dan ook toe om deze motie te steunen. Ik ben ook niet voor een hetze tegen rokers. Buiten moet het gewoon kunnen, op een terras of in een goede rookruimte waar bijna alles mag, maar waar niet bediend mag worden.

De mensen die tegen het rookverbod zijn, verwachten veel problemen bij de handhaving, maar de mensen die ervoor zijn, kijken gewoon naar de feiten in andere landen waar dit allemaal vrij ontspannen verloopt.

Ik wil twee moties indienen. De eerste is bedoeld om mensen te steunen bij het afkicken van het roken. Wij weten hoe moeilijk dit is en daarom pleiten wij ervoor dat de afkickmethodes worden opgenomen in het basispakket. Deze motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er effectief bewezen methodes van stoppen met roken bestaan;

verzoekt de regering, deze methodes al per 1 januari 2008 op te nemen in het basispakket,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 144(22894).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Wij hebben grote moeite met het voorstel om de coffeeshops rookvrij te maken. Wij hebben dit langdurig overwogen, maar voor ons is een coffeeshop waar je niet mag roken, net zoiets als een zwembad waar je niet mag zwemmen. Dit is met elkaar in tegenspraak en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat "het niet de bedoeling is om het huidige gedoogbeleid voor coffeeshops via een U-bocht van het rookvrij maken van de horeca te ondermijnen";

overwegende dat dit risico wel degelijk bestaat;

verzoekt de regering om in overleg te treden met het Landelijk Overleg Coffeeshops-bonden, de Kamer over de uitkomsten daarvan te informeren en het besluit om ook de coffeeshops rookvrij te maken tot die tijd op te schorten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 145(22894).

Mevrouw Joldersma (CDA):

De heer Van der Ham heeft zojuist een motie ingediend waarin de regering wordt gevraagd om überhaupt geen rookverbod voor coffeeshops in te voeren. Die uitspraak is duidelijker dan die van mevrouw Van Gent die vraagt om een opschorting. Dit kan ertoe leiden dat de branche denkt: als wij ervoor zorgen dat er geen overleg is, dan hoeven wij geen rookvrije horeca in te voeren. Waarom kiest mevrouw Van Gent hier voor opschorting, en niet bij de horeca die er toch ook op wijst dat er nog maar weinig overleg is gevoerd?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Nou, dat er weinig overleg zou zijn geweest met de horecabranche, dat kunt u hier toch niet met droge ogen beweren, mevrouw Joldersma. Dat is absoluut niet het geval. Deze discussie loopt al heel erg lang. Het amendement van Corrie Hermann over de rookvrije werkplek is eerder van eergisteren of van nog langer geleden, dus men heeft alle tijd gehad om zich hier serieus over te buigen. Ik vind u hier toch een beetje krokodillentranen huilen. Het coffeeshopbeleid staat apart en daar moeten wij ook heel goed naar kijken.

Minister Klink:

Voorzitter. Ik ga de moties een voor een langs en zal proberen dat betrekkelijk snel, maar zorgvuldig te doen.

Als er overtredingen geconstateerd worden, is er altijd eerst sprake van een waarschuwing en dan pas van een boete. De boete is ontleend aan de Tabakswet en beloopt € 300 bij overtreding van de voorgeschreven rookvrije werkplek. Die boete kennen wij natuurlijk nu al, alleen wordt zij nu ook van toepassing op de horeca. In feite ligt dus het verzoek van mevrouw Agema – eerst een waarschuwing, dan een boete – reeds in het systeem besloten. Uit dien hoofde wil ik de aanneming van deze motie ontraden.

Mevrouw Agema (PVV):

U ziet niets in een lagere boete?

Minister Klink:

Nee, ik zou hier gelijke monniken, gelijke kappen willen toepassen. De rookvrije werkplek is het referentiepunt, ook om de Tabakswet te wijzigen. Ik wil die consistentie in de sancties en in de modaliteiten daarvan handhaven.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik wil hier graag een vraag aan koppelen over de handhaving. Wanneer wordt die boete nu precies opgelegd? Ik hoor vanuit de branche, ook vanuit de sportkantines, dat men heel veel moeite heeft om het personeel te instrueren. Hoe moeten zij hier nu precies mee omgaan in de toekomst? Als de vrijwilligers in een sportkantine zich heel erg inspannen om rokers te weren en zij hebben daartoe een grote inspanning geleverd, krijgen zij dan wel een boete opgelegd of juist niet? Wat verwacht de minister dat er in een horecaonderneming of door vrijwilligers wordt gedaan om rokers te weren?

De voorzitter:

Mevrouw Joldersma, dit is een VAO. Dit onderwerp is al uitgebreid besproken, ook in het algemeen overleg. Het gaat hier alleen nog om korte vragen ter verduidelijking van de moties.

Minister Klink:

Ten eerste blijken mensen die wel roken in het buitenland geen groot probleem te zijn. Ten tweede dient iemand die wel rookt en die daarop wordt aangesproken, desgevraagd de zaak te verlaten. Doet de roker dat niet, dan is er sprake van lokaalvredebreuk. Dat is een strafbaar feit dat op het conto van de bezoeker komt. Daar kan de horecaondernemer gebruik van maken of de persoon die in de sportkantine de roker in kwestie aanspreekt. Ten derde: als een aangesproken roker weigert om de zaak te verlaten, dan is er niet alleen sprake van lokaalvredebreuk, maar komt ook de proportionaliteit bij de handhaving om de hoek kijken. Als iemand eerst een waarschuwing gekregen heeft en er zich daarna een dergelijk incident voordoet, terwijl er alles aan gedaan is om dat te voorkomen, dan wordt er geen boete opgelegd. Dat is een kwestie van proportionaliteit bij de handhaving.

Mevrouw Schippers had het over vier toezeggingen. Ik zou bijna zeggen dat het er geen vier waren, het waren er twee van mijn kant. De eerste toezegging betrof de zzp'er. Ik zal daar niet over uitweiden, het moge duidelijk zijn wat ik daarmee bedoel, behoudens dan in de horeca, waar ik zo meteen nog op terugkom. Mijn tweede toezegging betrof de verkoop in de kunst- en cultuursector, bij de podia enzovoorts. Dat zijn inderdaad toezeggingen van mijn kant, in die zin dat ik zal zorgen dat deze niet in de AMvB worden meegenomen.

Verder gaf ik nog wat preciseringen van wat er bedoeld is. Dat zijn geen toezeggingen, maar ik herhaal ze graag. Wat er bedoeld wordt met binnen of buiten, moge duidelijk zijn. Buiten mag er gerookt worden. Desalniettemin hebben wij een code of practice nodig. Ik wil nagaan, of er geen misbruik wordt gemaakt van het begrip "buiten". Ik heb echter vorige keer al gezegd dat ik geen benepen toestanden wil en dat ik er ook zelf niet benepen mee wil omgaan. De code of practice zal, wat mij betreft, ruimhartig zijn. Buiten kan er gerookt worden, tenzij iemand van "buiten" in feite "binnen" aan het maken is.

Het beeld van de veredelde bezemkast als rookruimte is mooi gevonden. Echter, als een horecaondernemer hiervoor kiest, dan is dit zo. Maakt hij er een paleistuin van, dan is dat ook goed. Een zo riant mogelijke ruimte is wenselijk.

Mevrouw Van Gent diende een motie in over de zzp'er in de horeca. Ik ben het met haar eens dat hierbij geen sprake is van een werknemer. Tegelijkertijd speelt binnen de horecasector het gelijke speelveld een belangrijke rol, evenals duidelijkheid voor de bezoeker. Ik wil voorkomen dat er ontwijkgedrag ontstaat en dat men via allerlei juridische constructies eenmanszaken gaat creëren. Het aantal van dergelijke zaken zal dan snel toenemen. Bovendien speelt het handhavingsvraagstuk. Deze vier overwegingen zijn voor mij doorslaggevend.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het is dus ook voor de heer Klink absoluut duidelijk dat het verbieden aan zzp'ers om roken in de zaak toe te staan, niets te maken heeft met het amendement over een rookvrije werkplek.

Minister Klink:

Ik ben het met u eens dat de rookvrije werkplek sec, bedoeld voor de werknemer, hier niet geldt. Uit andere hoofde vallen de zzp'ers toch onder de wet.

Over uitzonderingen voor de tabaksdetailhandel merk ik het volgende op. Afgezien van het feit dat de wet veranderd zou moeten worden om de tabaksdetailhandel ruimte te geven voor vrijstelling van de rookvrije werkplek, geldt voor mij een meer principiële overweging. Immers, ook hier dient personeel beschermd te worden. Om deze reden zou ik het aanvaarden van deze motie willen ontraden, evenals de vorige.

Ik heb de indruk dat er sprake is spraakverwarring over de arbowetgeving. Laat duidelijk zijn dat ik aansluiting heb gezocht bij de Arbowet. Eventuele uitkomsten van de scan zal ik overnemen. Volgens de Arbowet heeft de werkgever nog steeds de verantwoordelijkheid als zijn werknemers elders werkzaamheden verrichten. Ook de inlener heeft de verantwoordelijkheid om een rookvrije werkplek te garanderen. Dat is de reden dat ik de vorige keer zei dat het probleem dat hier wordt geschetst, zich niet snel zal voordoen. Immers, ook de inlener draagt verantwoordelijkheid voor een rookvrije werkplek. De verantwoordelijkheid van de inlener ontslaat de formele werkgever, in dit geval bijvoorbeeld een uitzendbureau, niet van de eigen verantwoordelijkheid voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer. De tabaksregelgeving willen wij hiermee in overeenstemming brengen, dus ook met de Arbowet. Mocht het zo zijn dat beide regelgevingen niet met elkaar sporen, dan zal ik dit aanpassen in de nog te bespreken AMvB. Ik beschik nu alleen over de uitkomsten van de scan die is gemaakt.

Mevrouw Schippers (VVD):

De werkgevers denken hierover heel anders. Ik heb het dan over VNO-NCW, MKB-Nederland en de uitzendbureaus. Zij bestrijden dat dit past bij hetgeen gebruikelijk is in de Arbowet. Het lijkt dan ook zaak dat de mensen die dit moeten uitvoeren, de logica ervan inzien.

Minister Klink:

Ik geloof u op uw woord, mevrouw Schippers, dat de werkgevers en de uitzendbranche hiermee grote moeite hebben en kennelijk wel een afwijking van de Arbowet waarnemen. Ik zal hier heel serieus naar kijken. In die zin neem ik de strekking van uw motie in ieder geval mee, namelijk dat de wetgeving op beide gebieden parallel moet lopen. Ik ontraad het aanvaarden van de motie, omdat zij overbodig is. Immers, ik neem uw argumentatie in die zin serieus dat er parallellie moet zijn tussen de Arbowet en mijn voorstel.

De nieuwe regelgeving vraagt natuurlijk wel om handhaving. Deze handhaving dient direct goed ter hand genomen te worden. Anders zal men haar niet serieus nemen. Wij willen dan ook tijdelijk fte's toevoegen aan de formatie van de VWA om voldoende slagkracht te krijgen in met name de eerste periode. Mocht nu blijken dat, zoals ook in andere landen is gebeurd, de handhaving als het ware spontaan gaat en er door de sociale controle geen probleem meer is, zal de tijdelijke uitbreiding teruggebracht worden en weer naar de reguliere capaciteit worden teruggegaan. De middelen die daardoor vrijkomen, zullen op een andere manier worden ingezet. Het is mogelijk dat dit budget naar de IZG of een ander instelling gaat. Ik ontraad het aanvaarden van deze motie.

De heer Van der Ham heeft een motie ingediend over coffeeshops. Wij hebben hier vrij uitvoerig over gesproken. Het rookvrij maken van de werkplek voor werknemers in de coffeeshop staat voor mij bovenaan. Dit lijkt mij ook verzoenbaar met de coffeeshop zoals wij die kennen en het gedoogbeleid. Ik heb al verschillende keren gezegd dat ik eraan hecht om dit niet via een loophole of een U-bocht te ondermijnen. Ik heb daar geen enkele behoefte aan. Daarom ontraad ik het aannemen van deze motie.

Hetzelfde geldt voor de motie over de AHOJG-criteria. Neemt u maar van mij aan dat wij nagaan wat er aan eventuele spanningen met de criteria te doen valt. Natuurlijk willen wij het gedoogbeleid ook niet via een U-bocht ondermijnen. Wij willen alleen de daarmee gemoeide AHOJG-criteria niet ondergraven. Het een heeft met het ander te maken. Het kan niet zo zijn dat op basis van de AHOJG-criteria die vanwege de rookvrije werkplek onder druk komen te staan, de coffeeshop onder druk komt te staan. Dat is mijn doel niet. Net zoals mevrouw Joldersma zie ik die spanning niet meteen, maar de toekomst is ongewis. In ieder geval is het mijn doel niet om indirect de coffeeshops te ondermijnen. Er kan in coffeeshops gewoon worden gerookt en geblowd.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. De minister en ik verschillen over de eerste motie van mening. Aan de tweede motie heeft de minister nog geen kwalificatie gegeven, maar eigenlijk ondersteunt zij zijn beleid. De minister zegt dat hij gaat overwegen wat daarin staat, maar wat hij vervolgens doet, weet ik niet. Dit heb ik ook in mijn toelichting gezegd. Ik vind het van belang dat de Kamer de motie aanneemt om te benadrukken dat er geen spanning mag ontstaan. De minister zegt dat hij die spanning niet ziet. Dat is zijn appreciatie. Ik denk dat dit een lastige kwestie wordt, maar laten wij daar niet nog eens over discussiëren, want dat hebben wij tijdens het algemeen overleg al gedaan. Laat de minister deze motie beschouwen als herinnering aan het feit dat hij hier goed naar moet kijken, dat de Tweede Kamer het goed in het oog houdt en via deze motie benadrukt.

Minister Klink:

Ja, dat doe ik, maar op voorwaarde dat er rookvrije werkplekken blijven bestaan. Voor zover ik de tweede motie-Van der Ham goed begrepen heb, vindt hij dat dit ook heroverwogen moet kunnen worden. Daar ga ik niet in mee.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Zo heb ik mijn motie niet toegelicht. Dit zeg ik ook tegen mevrouw Joldersma. De motie komt tegemoet aan alle veiligheidscriteria die overigens niet alleen zij, maar ook wij rondom coffeeshops willen. Zoals ik heb gezegd tijdens mijn toelichting op de motie, beoog ik ermee dat er een heroverweging plaatsvindt. Ik doel er niet op dat het rookverbod helemaal wordt opgeheven; er kan ook via een andere vorm aan eventuele problemen tegemoet gekomen worden. Die is alleen pas aan de orde als zich inderdaad een conflicterende situatie voordoet. De minister hoeft de motie dus niet te stevig te interpreteren.

Minister Klink:

Ik vind het ook een sympathieke motie, omdat zij mijn bedoeling onderstreept dat het gedoogbeleid intact blijft. Het gaat mij te ver dat daarin de eventualiteit van een heroverweging van de rookvrije werkplek opgenomen is. Daarom ontraad ik de aanneming ervan.

Mevrouw Van Gent heeft een motie ingediend over de zelfstandigen zonder personeel in de horecasector. Ik heb verschillende keren uitgelegd wat mijn overwegingen ter zake zijn en een viertal redenen opgesomd waarom ik de aanneming hiervan moet ontraden. Volgend jaar doen wij een experiment met een cursus stoppen met roken voor in het basispakket. Het experiment heeft niet te maken met het feit dat wij niet weten of het al dan niet effectief is, want dat is voldoende duidelijk, maar met het feit dat de manier van uitvoeren ook belangrijk is. Wij mogen niet tegen allerlei uitvoeringsvraagstukken aanlopen. Daar is het experiment voor bedoeld. Mevrouw Van Gent wordt dus op haar wenken bediend, zij het dat het vanwege het experimentele karakter dat volgend jaar wordt gerealiseerd, nog even de adem inhouden is.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil juist dat mensen wat eerder lucht krijgen en er misschien allemaal van mee kunnen profiteren. Ik kan tegenwoordig mijn adem best goed inhouden, maar vraag mij af hoe lang. Er is nu een experiment. Het gaat allemaal zo traag als een slak, terwijl de minister net zo goed als ik weet dat het helpt. Waarom zouden wij wachten?

Minister Klink:

Wij hebben het hier tijdens de behandeling van de preventiebrief nog uitgebreid over. Het experiment heeft met de uitvoering te maken. Al deed ik u een toezegging, dan nog kon het pas per 1 juli 2008, want dan is de pakketherziening altijd aan de orde. Uit het feit dat wij ermee gaan experimenteren en dat wij weten dat het effectief is, kunt u afleiden dat het de intentie is om het volledig in het basispakket te stoppen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik hoor de minister iets interessants zeggen. Hij zegt: al deed ik een toezegging, dan nog kon het pas per 1 juli 2008. Kunnen wij dan met elkaar afspreken dat u zich er echt voor inzet dat het per die datum echt mogelijk is en dat het in het basispakket komt? Dan hebben wij iets.

Minister Klink:

Ik moet u nageven dat het pas 1 juli 2009 wordt als het volgend jaar redelijk blijkt te lopen, want er zit altijd een jaar tussen de pakketbeslissingen. Dat is nu eenmaal de procedure die daarbij past. Ik ga kijken hoe snel wij het experiment kunnen realiseren. Mocht het voor de zomer overduidelijk zijn dat het buitengewoon goed functioneert – dat kan ik nu niet inschatten, want ik heb die experimentele trajecten nog niet op mijn netvlies – dan gaan wij er inderdaad zo snel mogelijk toe over. Daarop hoop ik bij de behandeling van de preventiebrief terug te komen. Mocht het duidelijk zijn dat de experimenten haalbaar zijn dan gaan wij het zo snel mogelijk doen, wellicht per 1 juli 2008. Ik ga niet iets beloven wat ik niet kan waarmaken; zo'n traject heeft ook zijn tijd nodig.

Mevrouw Van Gent vraagt mij bij motie om in het kader van het gedoogbeleid te overleggen met het LOC. Ik heb toegezegd dat ik dat zal doen, niet om het besluit op te schorten of te heroverwegen maar wel om de uitvoering te bezien.

Wat de motie over onbemande gebouwen betreft, heb ik de vorige keer tijdens het debat gezegd dat ik tot de conclusie ben gekomen dat de algemene stelregel "overal waar goederen en diensten verhandeld worden" tot implicaties leidt die ik ook niet wil, onder andere vanwege zelfstandigen zonder personeel die thuis aan het werk zijn. Zij verhandelen immers goederen en diensten. Ik vind het voorbeeld van de parkeergarages dat mevrouw Schippers aanhaalt hierbij passen. Ik zal ook die implicatie heroverwegen, in die zin dat ook ik vind dat er al heel snel sprake is van overkill. In die zin kan ik mij verzoenen met de strekking van de motie. Ik zal bezien in hoeverre ik dit in de AMvB kan aanpassen. Daarover zullen wij opnieuw spreken nadat de Raad van State hierover heeft geadviseerd.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, hedenmiddag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven