Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 7 juni 2007 over de Landbouw- en Visserijraad.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Mijn fractie heeft gevraagd om dit VAO omdat er in de komende maanden in de Landbouwraad uitvoerig wordt gesproken over de voortgang van de WTO-onderhandelingen. Wij hebben al diverse malen naar voren gebracht – en ik heb de indruk dat dit een Kamerbreed gevoelen is – dat de Europese norm ten aanzien van de zogenaamde non trade concerns wereldwijd de norm moet zijn. De Landbouwraad moet daarop volop blijven inzetten. Daarbij moet uiteraard rekening worden gehouden met de bijzondere positie van ontwikkelingslanden en dan vooral de minst ontwikkelde landen. Wij willen de minister bij die onderhandelingen een steuntje in de rug geven. Het is wellicht verstandig vanuit de Kamer het signaal af te geven dat het haar ernst is met de zogenaamde non trade concerns. Daarom wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het stellen van normen voor onder meer dierenwelzijn, milieu, voedselkwaliteit en arbeidsnormen het belang van afspraken over eerlijke handelsvoorwaarden in de wereld versterkt;

overwegende dat alleen van eerlijke handelsvoorwaarden kan worden gesproken als landen zich houden aan internationaal overeengekomen en erkende normen en afspraken op bovengenoemde terreinen;

overwegende dat het wenselijk is dat de WTO in haar regelgeving en in het geval van uitspraken inzake handelsgeschillen dergelijke non trade concerns in haar overwegingen betrekt en respecteert;

overwegende dat de Europese Unie tot dusverre zonder resultaat ernaar heeft gestreefd dat genoemde non trade concerns integraal onderdeel uitmaken van de lopende WTO-ronde;

verzoekt de regering, zich met kracht te blijven inzetten voor de non trade concerns in de nu lopende Doha-ronde en in toekomstige WTO-onderhandelingsrondes, rekeninghoudend met de bijzondere positie van ontwikkelingslanden en in het bijzonder de positie van de minst ontwikkelde landen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Waalkens, Snijder-Hazelhoff en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 223(21501-32)

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik ben verrast door deze motie. Als ik mij goed herinner heeft de minister op vragen van de PvdD al toegezegd dat zij gaat doen wat er in deze motie staat. Ik ben benieuwd naar haar reactie. De motie sluit aan bij onze verlangens en ik vraag mij af waarom u ons niet hebt gevraagd of wij de motie ook willen ondertekenen.

De heer Atsma (CDA):

Misschien dat uw handtekening er alsnog onder kan worden gezet. Graag zelfs! Anderen zijn hierbij ook uitgenodigd. U zegt dat u dit herhaalde malen aan de orde hebt gesteld. Ik ben blij dat ook de PvdD het belang van de landbouw in de Europese context erkent en de meerwaarde ervan onderkent. Een gelijk speelveld wereldwijd is inderdaad erg belangrijk. Wel moet ik nog even opmerken dat wij de PvdD in het laatste overleg met de minister hebben gemist, en dan houdt het op.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Het gaat slecht met de wilde paling; dat weet de minister ook. Uitsterven ligt op de loer en dat besef begint eindelijk door te dringen. Op zich is dat goed nieuws. De landbouwministers hebben maandag afgesproken dat alle lidstaten eind 2008 een plan moeten hebben om ervoor te zorgen dat 40% van de paling de zee kan bereiken. Nederland werpt vele obstakels op: vanuit het IJsselmeer bereikt bijvoorbeeld maar een op de zevenhonderd palingen de zee. Je zou als een soort no-regretmaatregel de vangst van de paairijpe paling moeten verbieden, net zoals de jacht in het broedseizoen ook verboden is.

De sportvissers zijn groot voorstander van zo'n vangstverbod. De beroepsvissers zouden er ook voor moeten zijn, want de vraag of de paling blijft bestaan, gaat uiteindelijk ook om hun toekomst. Zij zitten echter met een sociaal dilemma, en op zich is dat begrijpelijk: je bent een dief van de eigen portemonnee als je er als enige niet meer op vist. Door dit collectief te regelen doorbreek je dat sociale dilemma. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de omvang van het aalbestand op een historisch dieptepunt is en niet meer binnen veilige grenzen is voor het voortbestaan van de soort;

overwegende dat de aalstand nog steeds verder terugloopt en elk jaar nu telt om uitsterven te voorkomen;

overwegende dat een belangrijk probleem is dat de volwassen palingen het paaigebied in de Sargassozee niet weten te bereiken;

overwegende dat binnen Europa afspraken zijn gemaakt om te zorgen dat 40% van de volwassen palingen, berekend vanuit de natuurlijk populatie, de zee kan bereiken en lidstaten vóór eind 2008 hiervoor een beheerplan moeten opstellen;

overwegende dat op dit moment in Nederland jaarlijks 280 ton van deze paairijpe paling wordt gevangen, wat een eerste grote belemmering is om de 40%-doelstelling te bereiken;

verzoekt de regering, een vangstverbod in te stellen voor de paairijpe paling als no-regretmaatregel voor het halen van de 40%-doelstelling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 224(21501-32).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik dien deze motie in met mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren. Ik nodig onze collega's uit om alsnog te medeondertekenen.

Mijn fractie zal de SP-motie medeondertekenen over de passeerbaarheid van sluizen, stuwen, gemalen en waterkrachtcentrales. Wij zullen ook meetekenen met een motie van de Partij voor de Dieren over een warme sanering van de boomkorvisserij. En om helder te zijn: deze motie van GroenLinks houdt geen algemeen vangstverbod in. Ook als onze motie wordt gevolgd, blijft er voor de beroepsvissers genoeg te vangen over.

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad hebben we het uitvoerig gehad over de paling. Inmiddels is de raad geweest en inmiddels is ook duidelijk dat er een Europees akkoord over de paling is. Wij vinden dat Europese akkoord wat mager, maar we zullen het ermee moeten doen.

Aansluitend op het Europese akkoord heeft Nederland zelf het nodige te doen om te voorkomen dat de soort uitsterft. Nederland heeft met name een taak om ervoor te zorgen dat de paairijpe paling gezond en wel uit kan trekken. Op twee terreinen hebben wij hierbij een forse opgave. Er is ten eerste een opgave in het opheffen van fysieke belemmeringen en ten tweede in het ervoor zorgen dat de paairijpe aal, de zogenaamde "schieraal", gifvrij is. Daarbij speelt het dioxineprobleem een cruciale rol. De laatste tijd is commotie ontstaan over dioxine in palingen in verband met de volksgezondheid, maar de normen voor het dioxinegehalte die gesteld zijn in verband met die volksgezondheid, zijn veel ruimer dan de norm die gesteld moet worden aan de mogelijkheid voor voortplanting. Juist omdat het beest op zijn vetreserves in één ruk doorzwemt naar de Sargassozee, is het gehalte dioxine voor de voortplanting uiterst kritisch. Wij moeten er in Nederland daarom voor zorgen dat er zo veel mogelijk dioxinevrije paling kan uittrekken. Om dat te bereiken, dien ik de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voortbestaan van de paling (Anguilla anguilla) ernstig bedreigd is;

constaterende dat het dioxinegehalte in de Nederlandse aal op meerdere plaatsen zodanig hoog is dat er zelfs vragen zijn gerezen of consumptie van dergelijke aal nog wel verantwoord is;

constaterende dat, blijkens onderzoek van de universiteit Leiden, voor een succesvolle voortplanting het dioxinegehalte in de uittrekkende paling (schieraal) vele malen lager dan de consumptienorm moet zijn, namelijk minder dan 1 picogram TEQ per gram verse vis;

verzoekt de regering, bij de verdere uitwerking van het Nationaal Beheerplan Aal mogelijk te maken dat er zo veel mogelijk schieraal met een gehalte van minder dan 1 picogram TEQ per gram verse vis kan uittrekken richting de paaigebieden in de Sargassozee, zodat de bijdrage van de Nederlandse aal aan het voortplantingsresultaat maximaal zal zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Polderman. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 225(21501-32).

De PoldermanKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voortbestaan van de paling (Anguilla anguilla) ernstig bedreigd is;

constaterende dat in de Europese Commissie na langdurig onderhandelen een akkoord is bereikt over maatregelen ter voorkoming van het uitsterven van de Europese aal, dat Nederland ook een Nationaal Beheerplan Aal heeft ontwikkeld en dat dit plan verder moet worden uitgewerkt;

overwegende dat nog steeds onnodig veel paling sterft in gemalen, en ook stuwen en sluizen niet goed passeerbaar zijn;

verzoekt de regering, de passeerbaarheid van sluizen, stuwen, gemalen en waterkrachtcentrales voor aal zo snel als technisch mogelijk is te optimaliseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Polderman, Van Gent en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 226(21501-32).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

In een algemeen overleg met de minister is besloten dat een aalherstelplan wordt opgesteld. De moties die net zijn ingediend, passen eigenlijk in een dergelijk plan. Ik vraag de heer Polderman daarom of hij deze moties buiten het kader van dat aalherstelplan ziet. De opmerkingen over de tweede motie laat ik over aan de heer Van der Vlies. Ik wilde daar ook een opmerking over maken, maar ik laat de eer aan hem.

De heer Polderman (SP):

Ik hoop dat mevrouw Jacobi gelijk heeft, maar het is nog niet gezegd dat het punt binnen het aalbeheersplan past. Het zal erin moeten passen. Het gaat over de uitwerking van het plan en daar moet het in passen. Het aalbeheersplan gaat vooral over hoe wij omgaan met die dioxine en met schone en minder schone wateren.

De heer Van der Vlies (SGP):

De tweede motie van de heer Polderman betreft het zo veel mogelijk wegnemen van de fysieke belemmeringen. Die motie is sympathiek en lijkt heel erg op een motie die ik heb ingediend en die aanvaard is door de Kamer. De uitvoering van die motie is ook ter hand genomen, hoewel dat niet erg opschiet. Aan de uitvoering van de door de heer Polderman ingediende motie hangt natuurlijk een prijskaartje. Waar kan de rekening naartoe worden gestuurd?

De heer Polderman (SP):

Ik ben blij dat u terugkomt op de motie die door u is ingediend. Die had allang uitgevoerd moeten zijn. Ik stel voor om bij vernieuwingen, want die gemalen en stuwen moeten gewoon na bepaalde tijd vervangen worden, het punt van de passeerbaarheid mee te nemen. Dan hoeft het allemaal niet zoveel te kosten.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat is precies mijn motie. Uw motie voegt daar dan niet echt wat aan toe. Het gaat u echter om het zo snel mogelijk optimaliseren. Dat kost gigantisch veel geld. Ik vind dat ik u daarom mag vragen waar de rekening naar toe moet, want de uitvoering van mijn motie is hierop vastgelopen.

De heer Polderman (SP):

In de motie staat "zo snel als technisch mogelijk". Dat mag worden opgevat als puur technisch, betreffende de gemalen, maar ook als financieel-technisch. Bij de begroting zullen wij daar inderdaad wat voor moeten vinden. Ik wacht op dit punt ook de reactie van de minister af.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De Nederlandse boomkorvisserij kent vaak een groot aantal bijvangsten. Schattingen variëren maar liefst van 40% tot 60%. De noodzaak om ongewenste bijvangsten te verminderen wordt breed onderkend. Dit lukt echter nauwelijks door middel van innovatie. De kottersector zelf erkent de noodzaak van een sanering en ook het regeerakkoord spreekt het voornemen uit om tot een sanering te komen, in het belang van de vissen, de visbestanden en de vissers. In de begroting van LNV is echter voor sanering nog geen post opgenomen. Daar maken wij ons zorgen over. Wij willen daarom middels de volgende motie de regering verzoeken om met een plan van aanpak te komen en de Kamer daar spoedig over te informeren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Nederlandse boomkorsysteem om te vissen op platvissen resulteert in ongewenste bijvangsten van tussen de 40% en 60%;

constaterende dat zowel het regeerakkoord als de Nederlandse kottersector zelf de noodzaak onderkennen van een sanering van de boomkorvloot;

verzoekt de regering, een plan van aanpak op te stellen voor een warme sanering van de boomkorvisserij en dat binnen een halfjaar aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Polderman en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 227(21501-32).

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. Ik wil er wel op wijzen dat wij afgelopen maandag de Visserijraad hebben gehad en afgelopen dinsdag de Landbouwraad. Dat betekent dat wij stappen hebben gezet en besluiten hebben genomen op Europees niveau. Dat gezegd hebbend, zal ik de moties langslopen en van een reactie voorzien.

De motie-Atsma c.s. verzoekt de regering zich met kracht te blijven inzetten voor de non trade concerns in de nu lopende Doha-ronde en in toekomstige WTO-onderhandelingsronden, rekening houdend met de bijzonder positie van ontwikkelingslanden en in het bijzonder de positie van de minst ontwikkelde landen. Een duurzame leefomgeving is een van de zes pijlers van deze coalitie. Een duurzame leefomgeving is van belang om de wereld voor komende generaties beter achter te laten dan wij hem hebben aangetroffen. Respect voor het leven van medemens, dier en natuur is daarbij een leidend beginsel. Net als mijn collega's in het kabinet sta ik vierkant achter dit beleid. Op mijn beleidsterreinen maak ik mij er dan ook hard voor. Zorg voor een duurzame leefomgeving komt onder meer tot uiting in de non trade concerns, de niet-handelsgerelateerde zorgen over mogelijke nevenactiviteiten van handel. Vanaf het begin van de Doha-ronde in 2001 hebben de non trade concerns deel uitgemaakt van de agenda.

Vanaf het begin heeft de Europese Commissie expliciet de opdracht van de Raad gekregen om de non trade concerns, zoals dierenwelzijn, milieu en het voorzorgprincipe, een plaats te geven in de nieuwe WTO-afspraken. Ik deel de zorg die is geuit over het ontbreken van enige voortgang in de WTO-onderhandelingen op het terrein van de non trade concerns. De heer Atsma en mevrouw Ouwehand wezen er terecht op dat ik daarvoor bij voortduring aandacht van de Commissie heb gevraagd tijdens de Landbouw- en Visserijraad in Brussel. Voor veel van onze handelspartners lijken de non trade concerns op dit moment nog een brug te ver te zijn. Voor mij blijven zij echter een offensief belang. U kent de tegenstelling tussen offensieve en defensieve belangen.

Wij moeten op dit moment bekijken wat in de lopende Doha-ronde en binnen de bestaande WTO-regels, maar ook in nieuw af te sluiten vrijhandelsakkoorden, haalbaar is. Daarnaast moeten wij ervoor zorg dragen dat de non trade concerns ook in de toekomst op de agenda blijven staan. Wat betreft de lopende Doha-ronde blijf ik er bij de Commissie op aandringen om bij de EU-keuze van gevoelige producten onder meer rekening te houden met een aantal dierenwelzijnsgevoelige producten in de lagetariefbanden, zoals pluimvee en varkensvlees. Wij moeten verder creatief blijven zoeken naar mogelijkheden en ruimte voor de non trade concerns binnen de bestaande WTO-regels. Ook de vrijhandelsakkoorden waarover de Europese Unie op dit moment met een aantal derde landen onderhandelt, bieden mogelijkheden om concrete afspraken te maken over de non trade concerns. Voor de toekomst acht ik het belangrijk om er bij de Commissie op te blijven aandringen dat in het Doha-akkoord nu reeds expliciet wordt vastgelegd dat de non trade concerns in de toekomst nadrukkelijk op de agenda zullen blijven staan. Daarmee verankeren wij dat dan dus. Alles wat wij door het voortschrijden van deze ronde en het wellicht naderen van een eindonderhandelingsronde op het gebied van non trade concerns niet meer kunnen bereiken in deze ronde, hebben wij dan tenminste alvast geagendeerd voor de volgende ronde.

In 2005 heeft de Kamer met algemene stemmen twee moties aangenomen, een van de leden Douma en Dezentjé Hamming en een van de leden Douma en Jonker, waarin de Kamer de duidelijke wens uitspreekt om de verankering van de non trade concerns in de huidige WTO-ronde en bij de opstelling van de agenda voor een volgende handelsronde vast te leggen. Tegen deze achtergrond beschouw ik de motie-Atsma als een ondersteuning van het door de regering gevoerde en te voeren beleid. Ik voeg eraan toe dat ik deze ruggensteun zowel in Brussel als in Genève goed kan gebruiken.

Verder heb ik hier een motie van mevrouw Van Gent. Ik dacht dat die mede ondertekend was door mevrouw Ouwehand. Hierin wordt de regering verzocht, ervoor te zorgen dat Rijkswaterstaat de Brouwersdam niet meer sluit om palingvissers ter wille te zijn als een no-regretmaatregel voor het halen van de 40%-doelstelling. Inderdaad is in het verleden, tot zeer recent zelfs, deze dam speciaal voor de palingvisserij een aantal dagen dichtgehouden...

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter, volgens mij is hier sprake van een misverstand. Ik zou aanvankelijk twee moties indienen. De motie die ik heb ingediend, gaat over de paairijpe paling, volgens mij niet over de Brouwersdam.

Minister Verburg:

Ik heb twee dezelfde versies van een motie van uw hand. Ik stel voor dat ik eerst de moties van de heer Polderman en mevrouw Ouwehand behandel. In de tussentijd kan er wellicht iemand zorgen dat ik de juiste motie van mevrouw Van Gent krijg.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ben wat in verwarring. De minister heeft dus een tekst van een motie in handen die ik niet heb ingediend? Dat is toch een mysterie, voorzitter, vindt u ook niet?

De voorzitter:

Ja inderdaad, maar u bent vaak ook een mysterie. Ik stel voor dat wij het voorstel van de minister volgen. Zij heeft het woord.

Minister Verburg:

Dank u. Ik kom dus op de motie van de heer Polderman op stuk nr. 225. Daarin wordt verzocht om het bij de verdere uitwerking van het Nationaal Beheerplan Aal mogelijk te maken dat er zo veel mogelijk schieraal met een gehalte van minder dan 1 picogram TEQ per gram verse vis kan uittrekken richting de paaigebieden in de Sargassozee, opdat de bijdrage van de Nederlandse aal aan het voortplantingsresultaat maximaal kan zijn.

Zoals de Kamer weet, hebben wij afgelopen maandag overeenstemming bereikt over herstelmaatregelen voor de Europese aal. De Europese Commissie geeft aan dat de lidstaten een scala aan maatregelen kunnen nemen en ook hebben te nemen, zoals het verminderen van de beroepsvisserij, de sportvisserij, het uitzetten van glasaal, het verbeteren van de migratiemogelijkheden – onder andere door visgeleidingssystemen aan te leggen – et cetera. Er is nog onderzoek nodig om het effect te kwantificeren van al deze maatregelen op de uiteindelijke Europese doelstelling, namelijk het laten terugzwemmen naar zee van 40% van de schieraal. De eerste fase van dit onderzoek wordt momenteel uitgevoerd door IMARES. Op dit moment kan ik daarom nog niet precies aangeven welke maatregelen wel en welke niet zullen worden genomen. Ik streef echter naar een goede balans waarbij elke sector zijn steentje zal moeten bijdragen.

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter...

De voorzitter:

Het gaat hier over een motie die niet door u is ingediend, mijnheer Koppejan.

De heer Koppejan (CDA):

Dan mag ik geen vraag stellen aan de minister?

De voorzitter:

De minister licht de motie toe en geeft een advies. Wij hebben er geen debat over.

Het woord is aan de minister.

Minister Verburg:

Omdat uit onderzoek bekend is dat vervuilde schieralen zich niet kunnen voortplanten, stelt de heer Polderman voor om de nationale maatregelen zodanig in te richten, dat zo veel mogelijk schieralen die vrijwel geen dioxine bevatten, kunnen uittrekken naar zee. Ik denk dat dit in praktische zin niet uitvoerbaar is, omdat er geen onderscheid te maken is tussen vervuilde aal en schone. In het trekseizoen van de schieraal bevinden zich alen uit allerlei watersystemen in onze rivieren. Zij zijn deels afkomstig uit het buitenland. Als je goede van slechte aal wilt kunnen onderscheiden, is het noodzakelijk om veel meer metingen te doen dan nu. Ik wil ook niet verhelen dat dit een kostbare operatie is. Bovendien moeten hiervoor veel schieralen worden gedood, omdat de dieren moeten worden bemonsterd. Verder betekent dit ook een aanscherping van de Europese doelstelling. Ik meen oprecht dat het behalen van de 40%-doelstelling rond de schieralen al moeilijk genoeg zal zijn. Als wij alleen de alen zonder dioxine willen laten uittrekken, zal de visserij nog verder beperkt moeten worden. Kortom, het voorstel van de heer Polderman is wellicht theoretisch interessant, maar praktisch acht ik het niet uitvoerbaar, en dat is de reden waarom ik de Kamer aanneming van deze motie ontraad.

De heer Polderman (SP):

De motie verwijst naar het herstelplan aal. Ik vraag eigenlijk om met het herstelplan aal maatregelen te nemen. Dat plan zal een gebiedsgerichte benadering moeten kennen. De vervuilde en onvervuilde aal zwemmen namelijk niet door elkaar. Het probleem doet zich voor op de grote rivieren, maar er zijn ook schone gebieden in bijvoorbeeld Friesland. Ik noem ook de Grevelingen. Met een gebiedsgerichte benadering aan de hand van het herstelplan aal is wat ik vraag wel degelijk mogelijk. Ik stel dus niet voor om elke aal te vangen en te controleren of die al dan niet voldoende dioxine bevat.

Minister Verburg:

Ik ben u erkentelijk voor uw nadere toelichting, maar de motie is dermate technisch en specifiek dat zij praktisch niet uitvoerbaar is. Ik ga serieus, ook met de sector, na hoe wij het aalherstelplan voor Nederland kunnen invullen, maar ik ontraad de Kamer om deze motie nu aan te nemen.

Met zijn tweede motie verzoekt de heer Polderman de regering de passeerbaarheid van sluizen, stuwen, gemalen en waterkrachtcentrales voor aal zo snel als technisch mogelijk te optimaliseren. Over dit thema hebben wij van gedachten gewisseld tijdens het voorbereidingsoverleg over de visserijraad. Toen heeft de heer Polderman voorbeelden aan de hand van foto's gegeven. Overigens was ik zelf al met het probleem bekend. Ik heb gezegd dat wij zouden nagaan wat wij kunnen doen.

Er wordt met de motie gevraagd om "zo snel als technisch mogelijk" de passeerbaarheid van sluizen voor aal te optimaliseren. Dat is echter wel heel veel gevraagd. Als het technisch al mogelijk zou zijn om de passeerbaarheid te vergroten, is het nog de vraag hoe wij dit financieel in orde moeten maken. Zoiets is namelijk gemakkelijker toegezegd dan georganiseerd en gefinancierd. Ik ben wel bereid om dit aspect bij het pakket te betrekken en het dan van een oordeel te voorzien. Ik heb dat ook toegezegd in het algemeen overleg. Echter, de aanneming van deze motie moet ik vanwege dit dictum ontraden. De redenen daarvoor betreffen de organiseerbaarheid, maar ook de financiële haalbaarheid. Ik wijs er ook nog op dat de uitvoering van deze motie zou moeten worden verwerkt bij de invoering van de kaderrichtlijn Water. Ik moet aanneming van deze motie dus echt ontraden.

Mevrouw Ouwehand, de heer Polderman en mevrouw Van Gent verzoeken de regering bij motie om een plan van aanpak op te stellen voor een warme sanering van de boomkorvisserij en dat plan binnen een halfjaar naar de Kamer te sturen. Een- en andermaal heb ik gezegd – en ik doe dat vanavond graag nog een keer – dat ik de noodzaak van innovatie, vernieuwing, verduurzaming en de daarbij passende sanering van de Noordzeevisserij zie. Die noodzaak hangt in belangrijke mate samen met de afspraken die eind vorig jaar in Europees verband zijn gemaakt om de quota in de komende jaren fors te reduceren. Er wordt gewerkt aan een systeem van bevissing op basis van het principe van maximaal duurzame opbrengst. De verwachting is dat de bestanden van platvis in de Noordzee zich kunnen herstellen. Zonder een saneringsregeling zal er in de komende jaren een forse onbalans zijn tussen de capaciteit van de vloot, dus het aantal vaartuigen, en de te bevissen quota. Dat leidt waarschijnlijk tot een sociaal onaanvaardbare situatie en dat zal geen warme, maar een koude sanering tot gevolg hebben. Daarom wil het kabinet de komende jaren middelen uittrekken voor innovatie en verduurzaming en daarnaast een saneringsregeling opstellen. Dat is met het vandaag gepresenteerde beleidsprogramma nog eens bevestigd. De regeling en het voornemen laten onverlet dat bij de overblijvende boomkorvaartuigen aanpassingen zullen moeten worden aangebracht om duurzamer te kunnen vissen. Een substantiële vermindering van de bijvangsten moet daarvan een onderdeel zijn, naast de algemene aanpassing met als oogmerk minder negatieve effecten op de natuur.

Voorzitter. Ik stel de Kamer voor om deze motie nu niet aan te nemen. Ik ontraad dus aanneming ervan. Ik vind namelijk dat dit plan, dit idee, een onderdeel moet zijn van een totaalplan, waarin naast innovatie en verduurzaming ook wordt gezegd hoe wordt omgegaan met een eventuele sanering. Ik zou het op prijs stellen als de Kamer mij en de sector de kans liet om daarvoor met elkaar een plan op te stellen. Inmiddels heb ik de sector daartoe uitgenodigd. De conclusie is dat ik de Kamer ontraad om deze motie aan te nemen. Dat neemt niet weg dat de suggestie en de richting van werken ook door mij worden overwogen als onderdeel van een totaalplan. Ik wens een en ander echter wel af te stemmen met de sector.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De motie is vooral bedoeld om de plannen niet onnodig lang boven de sector te laten hangen. Het doel is dus een plan van aanpak dat niet alleen is gericht op sanering, maar ook op innovatie en verduurzaming. Ik overweeg om de motie op die punten aan te passen. Het lijkt mij wel van belang om een termijn te stellen voor het vervaardigen van een plan, dus nog niet de concrete maatregelen, waarover de regering in overleg kan treden met de sector. Naar mijn idee is de sector gebaat bij duidelijkheid daarover. Is de minister dat met mij eens?

De voorzitter:

Wij spreken nu over de ingediende motie. De minister heeft daarover een advies gegeven. Mevrouw Ouwehand heeft een verduidelijking gevraagd. Dat lijkt mij voldoende.

Ik geef nu kort het woord aan de minister.

Minister Verburg:

Het is wat lastig om tijdens dit debat te onderhandelen over een motie. Ik heb zojuist gezegd dat ik de sector heb uitgenodigd om te komen tot een plan. Ik geef de Kamer op een briefje dat de sector ervan overtuigd is dat er iets moet gebeuren in het belang van zijn toekomst en dat van de visserij, ook in het kader van het herstel en om over 10 tot 15 jaar ook nog te kunnen vissen. De tekst van de motie is enerzijds eenzijdig en anderzijds wordt daarin een termijn gesteld die misschien te lang of te kort is. Ik zeg de Kamer niet voor de eerste keer toe dat ik daaraan voortvarend zal werken. Het stellen van een termijn op alleen dat ene punt vind ik echt te eenzijdig. Naar mijn idee zouden wij de sector daarmee geen recht doen. Ik kies voor een plan dat samen met de sector wordt opgesteld, dat houdbaar is en dat op draagvlak bij iedereen kan rekenen. Het moet een plan zijn dat uiteindelijk de uitwerking heeft die eenieder wenst.

De voorzitter:

Ik stel voor om kort terug te komen op de motie-Van Gent op stuk nr. 224.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Die motie was wel degelijk ingediend.

Minister Verburg:

De motie-Van Gent op stuk nr. 224 bevat behoorlijk wat tekst. Ik tracht die nu snel te lezen.

Afgelopen maandag hebben wij in Luxemburg belangrijke afspraken gemaakt over de aal en andere vissoorten waaruit voor de lidstaten belangrijke verplichtingen voortvloeien. De motie houdt een deelvoorstel in. Naar mijn oordeel is het verstandiger om op basis van de afspraken van afgelopen maandag voor Nederland tot een totaalpakket te komen. Ik vind dat de motie te gedetailleerd is en vraag mij af of die tot de beoogde resultaten zal leiden. Daarom ontraad ik de Kamer om de motie aan te nemen. Ik verzoek haar, mij de ruimte te geven om zo snel mogelijk met concrete voorstellen te komen op basis van de afspraken met de EU.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De minister kondigt het ene totaalpakket na het andere aan. Dat is niet verkeerd, maar ik wil wel graag weten op welke termijn zij daarmee komt. Houdt zij daarbij rekening met de inhoud van mijn motie? Het is namelijk heel goed mogelijk om het onderscheid te maken voor paairijpe paling. Zij hoeft natuurlijk niet langer met deze maatregel te wachten dan nodig is. Ik wil graag weten wanneer zij boter bij de vis levert.

Minister Verburg:

Ik heb gezegd dat ik dit zo snel mogelijk wil aanpakken. Afgelopen maandag is het besluit genomen in Europees verband. Dat heeft langer geduurd dan mij lief is, maar het had zijn tijd nodig. Ik ben blij met het resultaat dat voorligt. Het moet nu ingevuld worden. Dat zullen wij voortvarend doen, maar dat moet wel samen met de sector. Ik wil dat er draagvlak voor is en dat de maatregelen effectief zullen zijn. Mijn verwachting is dat ik voor het einde van dit jaar met een voorstel ter zake kom. Alle suggesties die gedaan worden, zullen in dat pakket gewogen worden. Dus ook deze suggestie wordt daarbij meegenomen. Ik wil aanvaarding van deze motie ontraden als eenzijdige maatregel op dit moment.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Aanstaande dinsdag zal over de ingediende moties worden gestemd.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven