Aan de orde is het debat over de handelsmissie naar Iran.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering leidt later deze maand een delegatie van twaalf Nederlandse bedrijven naar de Islamitische Republiek Iran. Dat is zeer ongewenst en onverstandig. Iran ligt onder VN-sancties, heeft illegale nucleaire ambities en wordt geregeerd door criminele godsdienstfanaten die terroristen elders in het Midden-Oosten steunen. De president van Iran roept inmiddels bijna wekelijks als een dolle hond dat het aftellen voor de vernietiging van Israël is begonnen, waarmee hij niet onderdoet voor de ambities van Hitler.

Daar gaat dan vrolijk een Nederlandse handelsmissie heen, alsof er niets aan de hand is. Een klein kind, en dus ook een net benoemde staatssecretaris van Economische Zaken, weet dat er natuurlijk geen handelsmissie moet gaan naar een land met zulke leiders en zulk een abjecte politiek. Maar tot vorige week heeft de staatssecretaris, alsof het om een handelsmissie naar Zwitserland ging, gewoon bijgedragen aan de organisatie van de reis. Niet alleen liepen de aanmeldingen via de EVD, een agentschap van het ministerie van Economische Zaken, er is ook een verkenningsmissie naar Iran gegaan. Er zijn dus kosten gemaakt die door het ministerie zullen worden vergoed. Hoe is het mogelijk dat dit allemaal is gebeurd? Waarom heeft de staatssecretaris dit allemaal helpen organiseren en deels gefaciliteerd? Waarom is de geldkraan pas dichtgedraaid en de medewerking van overheidswege aan deze missie pas gestaakt nadat een aantal Kamerfracties hierover vorige week schande sprak? Waarom is pas daarna aan de NCH dringend in overweging gegeven de missie naar Iran voorlopig op te schorten? De staatssecretaris van Economische Zaken heeft hier amateuristisch zitten blunderen. Dat staat wel vast.

Maar ook de minister van Buitenlandse Zaken heeft zitten slapen. Ik begrijp niet waarom hij tijdens het debat vorige week negatief was over deze handelsmissie, maar wel heeft toegestaan dat de onder zijn verantwoordelijkheid vallende Nederlandse ambassade in Teheran blijkbaar heeft meegewerkt aan de voorbereiding en de facilitering van deze reis, bijvoorbeeld door middel van de verkenningsmissie. Wanneer heeft de minister van Buitenlandse Zaken de staatssecretaris van Economische Zaken laten weten dat hij tegen de missie was en wat was het antwoord van de staatssecretaris? Wanneer kreeg de minister dat antwoord?

Ik heb nog een aantal vragen. Kunnen wij er nu 100% zeker van zijn dat de overheid deze handelsmissie op geen enkele wijze meer ondersteunt, niet financieel, niet organisatorisch, niet via de EVD, niet via het ministerie van Economische Zaken, niet via het ministerie van Buitenlandse Zaken en ook niet via de ambassade in Teheran; dus helemaal niet? Graag een antwoord van beide bewindslieden. Is de staatssecretaris bereid de Kamer voortaan tijdig uit eigen beweging te informeren indien er een voornemen bestaat tot een handelsmissie met overheidsbetrokkenheid naar een land waartegen de VN-veiligheidsraad sancties heeft afgekondigd, zoals in het geval van Iran? Graag een toezegging. Ik overweeg anders in tweede termijn daarover een motie in te dienen. Wil de minister van Buitenlandse Zaken zich in internationaal verband hard maken voor een totaal handelsverbod met Iran? Gelet op de huidige situatie in Iran vind ik dat er een totaal handelsverbod met Iran moet komen. Nederland kan dat niet alleen. Dat moet in VN-verband, maar wij hebben het daar niet voor het zeggen. De minister kan zich er wel hard voor maken. Is hij daartoe bereid? Ook hierover overweeg ik in tweede termijn een motie in te dienen.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Ondernemers moeten zaken kunnen doen daar waar juridische beperkingen ontbreken. Dat is hun eigen verantwoordelijkheid. De overheid moet ondernemers desgevraagd zo goed mogelijk ondersteunen in het verkennen van internationale markten. Maar er kunnen politieke redenen zijn om als overheid afstand te bewaren tot sommige handelsinitiatieven die juridisch gezien legaal zijn. Ondernemers moeten dan wel op een consistent en transparant overheidsbeleid kunnen rekenen. De overheid moet met één mond spreken.

Dat is in de kwestie van de handelsmissie naar Iran niet gebeurd. Via het CPA-programma is aan een private handelsmissie naar Iran subsidie toegezegd en ondersteuning door de Nederlandse ambassade in Teheran. Direct na het Midden-Oostendebat in deze Kamer, waarin de minister van Buitenlandse Zaken zijn aarzelingen over de missie had uitgesproken, heeft het ministerie van Economische Zaken haar medewerking aan deze handelsmissie ingetrokken en de organisatoren zelfs geadviseerd de missie niet door te laten gaan. Er is hier sprake van inconsistent beleid waarvan ondernemers de dupe zijn. Waarom is er niet voor de subsidieverlening door Buitenlandse Zaken en Economische Zaken één lijn getrokken? Waarom is het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering niet geïnformeerd over het gevoelige karakter van de ondersteuning van deze missie door de overheid? Waarom heeft het ministerie van Economische Zaken de deelnemerslijst van de missie aan het tv-programma Buitenhof ter beschikking gesteld? Welke lessen trekken de staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van Buitenlandse Zaken uit deze affaire? Wat betekent dit voor de ondersteuning in de toekomst van handelsmissies naar andere politiek gevoelige landen?

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik verwachtte dat er nog een oordeel van de VVD-fractie zou komen over de vraag of wij dit soort missies wel moeten hebben. Het enige probleem dat de VVD constateert, is dat de ondernemers zijn gedupeerd, omdat sprake is van allerlei juridische en politieke kwesties. Neem wat mij betreft dan ook de internationaalrechtelijke en mensenrechtenkwesties mee. Wat is nu de mening van de VVD? Is dit een bedrijfsongevalletje in het ondernemen of had het kabinet van het begin af aan duidelijk moeten zijn, dat dit soort missies naar Iran niet kan?

De heer Van Baalen (VVD):

De VVD heeft in het algemeen overleg over het Midden-Oosten en later in de media klip en klaar gesteld dat de Nederlandse overheid contacten met Iran tot het laagste niveau moet terugbrengen. Zij moet zeker geen missies ondersteunen. Private missies kunnen wel plaatsvinden; daar gaan wij niet over. Er had echter nooit een politiek label van goedkeuring aan mogen hangen. Met andere woorden, de missie had nooit ondersteund mogen worden.

De heer Pechtold (D66):

Dit is iets duidelijker dan wat de heer Van Baalen zojuist zei, maar ik hoor graag nog iets duidelijker wat de VVD aan het adres van ondernemend Nederland wil zeggen. Keurt de VVD missies als deze af?

De heer Van Baalen (VVD):

Het gaat nu over de overheid. Ik deel de mening van de heer Wilders over het karakter van Iran, reden om grote afstand tot dit land te bewaren. Er moet dan niet de suggestie worden gewekt dat wij de missie steunen, financieel of op een andere wijze. Dat wordt in Teheran wel zo opgevat. Ondernemers hebben recht op duidelijkheid. Zij mogen alleen niet gaan indien er internationale, Europese of nationale sanctiemaatregelen zijn waaraan zij zich hebben te houden.

De heer Wilders (PVV):

Ik ben blij dat ik de VVD aan de kant van de fractie van de Partij voor de Vrijheid vind als het gaat over de onwenselijkheid van handelsmissies naar Iran. Het is echter wel raar om handelsmissies te verbieden en wel toe te staan dat er handel wordt gedreven. Vind ik de heer Van Baalen en zijn fractie ook aan mijn zijde bij mijn oproep aan de minister van Buitenlandse Zaken om zich in de VN hard te maken voor een totaal handelsembargo tegen Iran? Hopelijk vindt hij met ons dat wat daar gebeurt niet echt een klimaat schept om lekker zaken te doen met dat land.

De heer Van Baalen (VVD):

De fractie van de VVD ondersteunt op dit moment de sancties die met name in VN-verband en EU-verband zijn getroffen. Zij heeft gezegd dat zij verdergaande sancties wil steunen. Hoever die sancties moeten gaan, zullen wij moeten bepalen op basis van een nader debat. Ik zeg echter niet dat er geen enkel economisch contact mogelijk zou zijn. Nogmaals, ik ben tegen een totale boycot en een totaal embargo op dit moment. Ik wil de sancties stapsgewijze opvoeren, om te kijken of zij effect hebben op de positie van Iran in kernwapendossiers, mensenrechtendossiers, de relatie tot Israël et cetera.

De heer Wilders (PVV):

Dat is bijzonder jammer, want ik kan nu niet anders dan concluderen dat de VVD voor de televisie en in dit huis wel heel hard roept dat zij tegen een handelsmissie naar Iran is, maar dat zij vindt dat er wel handel moet kunnen worden gedreven met dat land. Daar hebben wij niet veel aan. Ik geef de collega in overweging om mijn voorstel te steunen om niet alleen geen handelsmissies naar dat land te sturen, maar überhaupt geen handel met dat boevenland te voeren.

De heer Van Baalen (VVD):

De heer Wilders tracht mijn woorden verkeerd uit te leggen. Ik heb gezegd dat een hele reeks maatregelen tegen Iran kan worden getroffen: politieke maatregelen, economische maatregelen en in een eerder debat heb ik zelfs militaire maatregelen niet uitgesloten. Je moet dat echter verstandig en stapsgewijs doen. Ik vind het onverstandig om vandaag een totale boycot en een totaal embargo af te kondigen. Er zijn echter meer maatregelen om Iran "af te knijpen" wenselijk. Ik zal de motie van de heer Wilders beoordelen op de inhoud.

De heer Van Dam (PvdA):

Waar de heer Van Baalen het heeft over het nucleaire dossier kan ik hem volgen. Hij verbreedt het nu echter tot de mensenrechtensituatie. Er zijn nog wel een paar landen in de wereld met problemen rond de mensenrechten. Is de lijn van de VVD dat wij naar al die landen geen handelsmissies horen uit te sturen? Van landen als China, Israël, Sudan en Rusland weten wij dat de mensenrechten er geschonden worden. Zenden wij naar die landen geen handelsmissies meer uit? Verlenen wij geen ondersteuning meer voor handel met dit soort landen?

De heer Van Baalen (VVD):

Ik heb reeds eerder aangegeven dat of met een land handel mag worden gedreven afhankelijk is van internationale, Europese of nationale sancties. Als die er niet zijn, kunnen bedrijven handel drijven met zo'n land, ook al vind ik het regime onaangenaam of ga ik zelfs verder. In het geval van Iran zouden wij moeten overwegen om verdergaande sancties af te kondigen of te bevorderen. De vraag is wanneer je dat doet. Ik heb een aantal aspecten genoemd. Ik noemde in dit geval het nucleaire dossier en de mensenrechten. Je moet nagaan welke rol je kunt spelen. Gaat het land de goede kant op of juist de slechte kant op? Al deze zaken moet je wegen. Dat moet je per geval beoordelen. Je kunt het dus niet doen met een lijstje, dat je via de computer invult, waarna je precies per land weet hoe het zit. Je moet er ook voor zorgen dat het bedrijfsleven adequaat wordt geïnformeerd hoe de politiek denkt over dit soort landen en ondersteuning van missies, want het mag niet voor verrassingen worden gesteld zoals nu gebeurt.

De heer Van Dam (PvdA):

Sancties tegen Iran hebben te maken met het nucleaire dossier. U trekt het veel breder. U zegt dat veel meer zaken daarbij horen te spelen. Ik daag u uit om een aantal andere landen te noemen. Gaat u in op Rusland, op Israël, op Sudan en op China. Geeft u eens aan hoe uw beoordeling in die gevallen uitvalt.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik heb de heer Van Dam nu een aantal keren uitgelegd dat er criteria zijn. Die moet je per land en per geval wegen. Je kunt dat niet digitaal doen. Ik ben ook niet bereid dat te doen. In het geval van een land als Servië, dat de bevolking van Kosovo verdrijft en in hoge mate vermoordt – daar was sprake van genocide – moge het duidelijk zijn dat je daarmee geen handel drijft. Voor een land waar de bevolking slecht wordt behandeld, maar waar je mogelijkheden hebt om dat te verbeteren, kom ik niet digitaal tot de conclusie dat handelssancties moeten worden opgelegd. Dat zul je per geval moeten afwegen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. Nederland doet aan handelsbevordering, ook wat Iran betreft. Dat is officieel beleid van de ambassade en de Economische Voorlichtingsdienst, en met succes. De handelsuitvoer van Nederland naar Iran stijgt zelfs met 47%. Of de overheid zulke private buitenlandhandel überhaupt wel financieel moet ondersteunen, is nu niet aan de orde. Er zijn financiële instrumenten en de staatssecretaris heeft er in het geval van deze handelsmissie legaal gebruik van gemaakt. Geen sancties van toepassing, punt.

Is de staatssecretaris het echter met mij eens dat alle beleid van buitenlandse handelsbevordering politiek van aard is en dat dus alle handelsbeleid gelijk is aan buitenlandbeleid? Ga ik er terecht van uit dat Economische Zaken dus met Buitenlandse Zaken overlegt, voordat tot subsidietoekenning voor handelsbevordering wordt overgegaan? Is dat in dit concrete geval gebeurd? Zo ja, wanneer was dat? Wanneer is de subsidie toegekend? Buitenlandbeleid gaat niet alleen over de vraag of iets mag, maar ook over de vraag of iets verstandig en wenselijk is. Het is overduidelijk dat de buitenlandse betrekkingen met Iran problematisch zijn. Iran is een obstakel op het gebied van regionale stabiliteit en terrorismebestrijding, om maar niet te spreken van de aanhoudende mensenrechtenschendingen waardoor onze eigen mensenrechtenambassadeur zelfs eind vorig jaar zijn bezoek aan Iran helemaal heeft moeten afzeggen.

De staatssecretaris legt in zijn brief uit dat hij de subsidie tegen de achtergrond van de internationale ontwikkelingen heeft ingetrokken. Hij erkent dus dat voortzetting van de financiering onverstandig en onwenselijk is. Ergens heeft dus Economische Zaken zitten slapen en buitenlandbeleid doorkruist. De omstandigheden die de staatssecretaris tot inkeer brachten, waren tijdens de subsidietoekenning toch ook al bekend? Vindt de staatssecretaris dat de subsidie verstandig en wenselijk was op het moment van toekenning?

Voor zover de overheid een taak heeft bij het bevorderen van goede handelsbetrekkingen, is dat er één van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Handel die eerlijke en duurzame welvaart bevordert, geen handel die dubieuze regimes of regimes die de mensenrechten onderdrukken of de internationale rechtsorde bedreigen, steunt. Hoe heeft de staatssecretaris zich bij deze handelsmissie van zijn plicht om MVO te bevorderen, gekweten? Ik vermoed namelijk dat de staatssecretaris niet zo zwaar tilt aan zijn MVO-verplichtingen als ik bijvoorbeeld de antwoorden lees op vragen vanuit zijn eigen partij over zijn opvatting over Nederlandse handel en investeringen in Sudan waar genocide aan de gang is. De taak van de staatssecretaris en van de minister van Buitenlandse Zaken gaat voor mijn fractie veel verder dan wat nu gebeurt. Zij zouden zich als leeuwen ervoor moeten inzetten dat overheidsondersteuning van dubieuze regimes wordt voorkomen en dat bedrijven die desondanks private handel met deze regimes drijven, zich actief voor maatschappelijk verantwoord ondernemen inzetten.

Kan de staatssecretaris alsnog al zijn contacten met het private bedrijfsleven dat handelt en investeert in landen als Iran en Sudan – maar er zijn er nog meer – benutten om ervoor te zorgen dat die bedrijven ter plekke proactief iets doen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Mevrouw de voorzitter. Vandaag bespreken wij de actie van twee partijen om een particuliere handelsmissie van een aantal bedrijven naar Iran te doen verbieden. De staatssecretaris is gevraagd naar zijn mening hierover en hij heeft een tweeslachtige brief geschreven waarin hij de delegatie ernstig ontraadt te gaan, maar waarin hij ook meldt geen juridische middelen te hebben om die missie te verbieden. Wel heeft de regering financiële middelen en de staatssecretaris aarzelt niet om deze in te trekken.

Er zullen geen subsidies meer worden verstrekt aan de organisatie. Tot vorige week heeft de Nederlandse ambassade nog meegewerkt aan de organisatie van de reis en deze schaart zich nu bij monde van de staatssecretaris in het koor van de twee partijen die de missie willen verbieden. Wat heeft de staatssecretaris tot deze stap doen besluiten? Wat is de consequentie van het stopzetten van de subsidie? Hoe lang duurt deze maatregel en wat gebeurt er als de delegatie zich hiervan niets aantrekt?

De brief van de staatssecretaris riekt naar willekeur en paniek. De roep om de handelsmissie naar Iran te stoppen, aldus de staatssecretaris in zijn brief van 8 juni 2007, kan absoluut niet los worden gezien van een internationale beweging om politieke druk op Iran te zetten. Er zou in VN-verband worden gesproken over een mogelijke aanscherping van het sanctiebeleid. Nu blijken enkele Nederlandse partijen hierop vooruit te willen lopen. De afgelopen maanden zijn tot tweemaal toe sanctiemaatregelen getroffen tegen Iran vanwege zijn uraniumverrijkingsbeleid.

De missie die nu naar Iran wenst te gaan, doet naar onze informatie niet in wapens of kernenergie. Kan de staatssecretaris aangeven of onder de nieuwe internationale maatregelen die genomen zouden kunnen worden, wellicht ook een embargo zit op de handel in bijvoorbeeld vis, planten en motoren? Dankzij het uitlekken van een lijst van bedrijven die meegaan, zijn dat namelijk de producten die de deelnemers aan de missie naar Iran verhandelen. Of kan de staatssecretaris aangeven of het in deze missie om andere soorten handel gaat, handel die wellicht wél gevoelig ligt en die wanneer het om Iran gaat, besmet is?

Er is voor de SP-fractie geen enkele aanleiding om voor de muziek uit te marcheren en zelf aanvullende sancties tegen Iran op te leggen. Is dit de opmaat van een Nederlandse alleingang? Gaat Nederland vooroplopen om een nog scherper beleid te voeren? Gaat de Nederlandse regering een vlucht naar voren maken in haar afkeer van de dictatuur in Iran en zal zij zich niet scharen aan de zijde van degenen die dreigen met oorlog en geweld? Dat is er al genoeg in het Midden-Oosten en wij weten hoe het in Irak verloopt.

Er valt in de kranten volop te lezen dat vanuit de VS de nodige druk wordt uitgeoefend op bedrijven buiten de VS en ook op overheden om niet langer met Iran in zee te gaan. Hebben Amerikaanse autoriteiten zich ook gewend tot het Nederlandse ministerie van Economische Zaken?

De heer Van Dam (PvdA):

Mevrouw Gesthuizen zei dat het allemaal niet zo'n probleem was zolang de handelsmissie alleen maar ging over niet zo gevoelige zaken, zaken die geen bijdrage leveren aan het nucleaire programma. Volgens mij hebben ook de vorige sprekers aangegeven dat zij van mening zijn dat handel een instrument is in het buitenlandse beleid en dat het feit dat je een handelsmissie uitzendt, al een gevoelig politiek signaal is. Is de SP het daarmee niet eens? Is dat de conclusie?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De VN-resolutie bevat duidelijke regels. Er staat letterlijk dat handel met Iran in feite beperkt zou moeten blijven tot bijvoorbeeld handel op het gebied van landbouw, medische ondersteuning en ontwikkelingssamenwerking. Zolang een handelsmissie zich daaraan houdt, zie ik niet in waarom Nederland voor de troepen uit zou moeten lopen door dat niet toe te staan of zelfs actief tegen te werken.

De heer Van Dam (PvdA):

De wezenlijke vraag is of handel en vooral een handelsmissie, in eerste instantie ondersteund door onze regering, een politiek signaal is. Zo ja, vindt de SP het op dit moment verstandig om het politieke signaal af te geven aan Iran: het kan wel zijn dat u een groot conflict heeft met de hele wereld, maar maakt u zich geen zorgen; wij blijven gewoon handel drijven met u, dus zo serieus hoeft u ons niet te nemen?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Op dit moment liggen er duidelijke regels. Die regels waren tot een paar weken geleden precies hetzelfde. Deze actie getuigt van willekeur, van selectieve verontwaardiging en van paniek. Wil ik mij bij uw woorden aansluiten, dan kan ik nog wel een paar andere landen verzinnen waarvoor hetzelfde geldt.

De heer Pechtold (D66):

Regels zijn regels, hoor ik de SP zeggen. Zo zie je maar hoe helemaal rechts en helemaal links elkaar soms kunnen vinden. U zegt: daar moeten wij ons aan houden en verder is er niks aan de hand. Ziet u niet een voorbeeldfunctie? Kunt u zich nog het begin van de jaren tachtig herinneren? Toen de rest van de wereld nog niet zo scheutig was, draaide Nederland Zuid-Afrika wat meer de duimschroeven aan. Stopt voor de SP de solidariteit inderdaad bij Oss?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Het is een prachtig voorbeeld. Volgens mij is er in een land altijd een breed draagvlak nodig om dit soort embargo's op de kaart te zetten. Als er geen draagvlak is onder de bevolking, zou dit soort sancties wel eens heel averechts kunnen werken.

De heer Pechtold (D66):

Dat is werkelijk een heel spannende uitlating van de SP, die hier altijd probeert om draagvlak bij de bevolking te krijgen voor allerlei maatregelen. Bent u er als volksvertegenwoordiger niet juist voor om draagvlak te creëren en meer aandacht te vragen voor niet alleen het nucleaire programma van Iran, maar ook de rechten van vrouwen, oppositie – ons toch welbekend – en homo's?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik weet niet of de heer Pechtold bedoelt dat ik vanaf deze plek in Nederland ervoor moet zorgen dat er een breed draagvlak onder de Iraanse bevolking komt voor een embargo. Ik weet dat er geen roep is geweest van de oppositie in Iran om een dergelijk embargo. Ik weet dat in andere landen, bijvoorbeeld in Birma, die roep er wel is geweest. Zoiets zullen wij van harte ondersteunen. In het algemeen lijdt de bevolking – het geldt vooral voor de vrouwen – het hardst onder dit soort embargo's, als ze op deze manier worden afgekondigd.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over het Midden-Oosten hebben wij al gesproken over de kwalijke rol die Iran in het Midden-Oosten speelt: obstakel voor vrede in de regio, sponsor van internationaal terrorisme, gevaarlijke nucleaire ambities en een president die concreet oproept tot vernietiging van Israël. Zo'n land moet aan den lijve ondervinden dat het niet ongestraft deze koers kan blijven varen. Wij zijn er dan ook voorstander van dat de internationale druk op Iran beduidend wordt opgevoerd. Wij hebben het idee dat er tot nu toe te terughoudend wordt gereageerd op de handelwijze en de bedreigingen van dit land. Bij dergelijke regimes maken louter en alleen diplomatieke veroordelingen doorgaans weinig indruk. Als er verder niets gebeurt, zien dergelijke regimes dit soms juist als een aanmoediging om op de ingeslagen weg verder te gaan. Kortom, tandeloze boodschappen alleen kunnen de positie van het regime wel eens versterken in plaats van verzwakken.

De SGP-fractie wil dat het Iraanse regime ervaart dat zijn onverantwoorde optreden een prijs kent. Daarom kunnen wij niet volstaan met diplomatieke volzinnen, maar moeten wij aanvullende stappen zetten. Economische sancties en het afzien van handelsmissies zijn dan logische vervolgstappen. Waarvoor wil de minister van Buitenlandse Zaken zich in internationaal verband sterk maken? Wij willen inzetten op een handelsverbod voor Iran, het liefst zo breed mogelijk gesteund.

Wij zijn blij dat het kabinet heeft gezegd – in dat opzicht is het bijgedraaid – geen financiële ondersteuning te geven voor de voorgenomen handelsmissie en heeft aangegeven graag te zien dat de missie helemaal niet doorgaat. In hoeverre is en wordt bij de EZ-subsidie ook de politieke opportuniteit van zo'n missie meegewogen? Bieden de kaders daar tot nu toe ruimte voor? Zo niet, zou dat niet moeten meespelen bij de weging om al dan niet subsidie te verlenen?

Ik heb in de media iets gelezen over het intrekken van de subsidie. Ik heb in de brief iets anders gelezen, namelijk dat de missie in ieder geval niet verder voor overheidsfinanciering in aanmerking komt. Is er inderdaad een bestaande subsidie ingetrokken? Wat is dan de juridische grondslag daarvoor? Tot zover de subsidiekant.

Gaat de missie nu wel door? Het lijkt er wel op. Het NCH zegt dat het er toch mee wil doorgaan. Dat is onverstandig en onwenselijk en strookt niet met de maatschappelijke verantwoordelijkheid die het wil nemen. Kan de staatssecretaris iets meer zeggen over het contact tussen het NCH en het kabinet op dit punt? Wat was de reactie van het NCH op de logische gedachte, ingegeven door de politieke omstandigheden, dat dit werkelijk het verkeerde moment is en dat het onverstandig zou zijn om deze missie door te zetten? Daar zou het NCH toch gevoelig voor moeten zijn?

Ik kom bij mijn laatste vraag. In hoeverre is gewaarborgd dat, als de missie doorgaat, er op geen enkele manier ondersteuning wordt verleend door de Nederlandse ambassade? Er mag dan ook geen ambassadeur komen opdraven. Graag krijg ik op dat punt meer duidelijkheid.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Vorige week werd de CDA-fractie onaangenaam verrast door het bericht dat er eind juni een handelsmissie naar Iran gaat. Handelsmissies zijn op zichzelf nuttig en heel belangrijk. Mijn fractie steunt de staatssecretaris dan ook in zijn streven om ondernemers zo goed mogelijk te ondersteunen. Echter, wij zijn tegen deze handelsmissie. Ons land zoekt traditiegetrouw naar een evenwicht tussen koopman en dominee, maar hier is de juiste balans niet gevonden. De handelsmissie naar Iran ondermijnt de verscherpte sancties die de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties vanwege het nucleaire programma tegen Iran heeft afgekondigd. Er is geen enkele reden om deze politieke druk economisch te verlichten.

De CDA-fractie is om vier redenen ontevreden over de brief van de staatssecretaris. Ten eerste is het zeer de vraag of hierbij sprake is van een private missie. De EVD is een agentschap van het ministerie van EZ. Dat betekent dat de staatssecretaris van EZ politiek verantwoordelijk is. De Kamer van Koophandel is een publiekrechtelijke zbo en valt dus wel degelijk onder het toezicht van het ministerie van EZ. Ik heb daar twee vragen over. Wat is de rol van de EVD in deze missie? Welke mogelijkheden heeft de staatssecretaris in zijn rol als toezichthouder van de Kamer van Koophandel, deze missie te weerhouden? Ik neem aan dat de staatssecretaris deze visie van het CDA deelt.

Ten tweede is de staatssecretaris hoe dan ook verantwoordelijk voor de subsidie die hij aan handelsmissies verleent. In de brief staat dat de missie in ieder geval niet verder voor overheidsfinanciering in aanmerking komt. Uit deze formulering blijkt niet dat de staatssecretaris de inmiddels toegezegde subsidie intrekt. Het CDA wil echter wel dat de subsidie wordt ingetrokken. Ik hoor graag een duidelijke reactie van de staatssecretaris.

Ten derde geeft de staatssecretaris aan dat hij het NCH heeft gevraagd, de missie op te schorten. Dat gaat mijn fractie niet ver genoeg. De handelsmissie dient afgelast te worden.

Ten vierde wil de CDA-fractie dat de staatssecretaris al zijn mogelijkheden benut om ervoor te zorgen dat deze handelsmissie niet doorgaat. Wat zijn de middelen van de staatssecretaris om de missie daadwerkelijk te voorkomen?

De CDA-fractie wil dat dit soort missies in de toekomst worden voorkomen. Nederlandse handelsmissies moeten in overeenstemming zijn met de politieke koers van het kabinet. Het CDA stelt daarom voor dat het kabinet vanaf nu alle voorstellen met betrekking tot handelsmissies naar landen waartegen VN-sancties zijn opgelegd, aan de Kamer voorlegt, zodat de Kamer haar controlerende taak kan waarmaken.

Het CDA wil graag dat de staatssecretaris met veel passie initiatieven neemt om de Europese commissaris Mandelson een duidelijke EU-richtlijn op te laten stellen, die in overeenstemming is met de lopende sancties van de VN. Dan zijn wij ook in staat om in EU-verband een rechte koers te varen.

De heer Wilders (PVV):

Ik wil de collega van het CDA dezelfde vraag stellen als de collega van de VVD. U bent gelukkig tegen deze handelsmissie, maar bent u ook zo consequent dat u dan vindt dat er eigenlijk in VN-verband een totaal handelsverbod zou moeten zijn als het gaat om de Islamitische Republiek Iran?

De heer Ten Hoopen (CDA):

Ik ben ervoor dat dit soort zaken in internationaal verband worden georganiseerd. Om dit soort sancties echt effectief te laten zijn, moet dat gebeuren in het kader van de VN. Dat is de lijn die wij als Nederland ook volgen.

De heer Wilders (PVV):

Dat is een prachtige lijn, maar ik heb nog geen antwoord op mijn vraag. Bent u daar voor of niet?

De heer Ten Hoopen (CDA):

Alleen in internationaal verband, zoals ik al zei.

De heer Wilders (PVV):

Het heeft dus uw warme steun om de minister van Buitenlandse Zaken op te roepen om zich daar hard voor te maken.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Ik blijf bij mijn woorden. Ik heb gezegd: in internationaal verband en in het kader van de VN.

De heer Wilders (PVV):

Steunt u mijn verzoek aan de minister van Buitenlandse Zaken om zich in internationaal verband hard te maken voor een VN-handelsembargo tegen Iran?

De heer Ten Hoopen (CDA):

Ik zeg het nu voor de derde keer: in internationaal verband en in het kader van de VN. Dat is de lijn van het CDA.

De heer Wilders (PVV):

U geeft geen antwoord op mijn vraag.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Ik begrijp helemaal niets van de opstelling van het CDA. Ik hoor de heer Ten Hoopen zeggen dat de staatssecretaris moet voorkomen dat deze particuliere missie naar Teheran afreist. Daarmee treedt hij in de rechten van ondernemers. Wij hebben het niet over ondersteuning door de overheid. Die staat daar los van en op dat punt zitten wij op één lijn. De heer Ten Hoopen wil echter ondernemers verbieden om naar Iran te gaan, terwijl er geen sprake is van dienovereenkomstige sancties tegen dit land. Dat is ondernemersvijandelijk beleid en dat ben ik niet van hem gewend.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Ik pleit niet voor ondernemersvijandelijk beleid, integendeel. Ik vraag de staatssecretaris om helder aan te geven wat binnen welke kaders mogelijk is. Ondernemers nemen dit soort besluiten voor eigen risico en rekening. Ik hoor graag van de staatssecretaris welke initiatieven hij neemt om deze missie niet door te laten gaan.

De heer Van Baalen (VVD):

Wilt u dat de staatssecretaris de missie verbiedt als hij daartoe de mogelijkheid heeft? Of zegt u met mij dat die missie niet verstandig is, maar dat dit de eigen verantwoordelijkheid van ondernemers is?

De heer Ten Hoopen (CDA):

Ik heb gezegd dat ik graag verneem welke mogelijkheden de staatssecretaris heeft om deze missie niet door te laten gaan. Ik ben graag bereid om naar zijn argumenten te luisteren.

De heer Van Dam (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Het Nederlandse volk is een handelsvolk en een volk dat zich wenst in te zetten voor respect voor mensenrechten en internationaal recht wereldwijd. Twee zielen in één lichaam: de beroemde koopman en de dominee. Die twee houden elkaar in balans en bij de les. Met preken alleen verdien je geen boterham, maar een koopman zonder ethiek leeft slechts volgens de regel dat de een zijn dood, de ander zijn brood is. Er is niets mis met het verdienen van een goedbelegde boterham, maar niet over de ruggen van onderdrukte of vervolgde burgers.

De balans tussen de koopman en de dominee houdt de Nederlandse politiek steeds bezig. Handel is een belangrijk instrument in het buitenlands beleid. Als Nederland werkelijk de ambitie heeft om een bijdrage te leveren aan het omvormen van probleemlanden in prachtlanden – om in de terminologie van het kabinet te blijven – dan is een verstandige inzet van economische betrekkingen essentieel. Zoals mevrouw Peters al zei: handelsbeleid is buitenlands beleid. Voor sommige probleemlanden kan handel een instrument zijn om het land te hervormen, voor andere is handel juist een ideaal sanctie-instrument om een regering onder druk te zetten. Iran is daar op dit moment een duidelijk voorbeeld van.

Er zijn ook landen waarmee je überhaupt geen zaken moet willen doen omdat daarmee schendingen van mensenrechten worden gesteund. Sudan is daar een typisch voorbeeld van. Ik ben geschrokken van de antwoorden op mijn vragen over handel met en investeringen in Sudan. De regering vindt daar kort samengevat niets van, terwijl wij allemaal weten dat het Sudanese regime inkomsten uit vooral de oliehandel al jarenlang gebruikt voor bewapening van milities en inzet van de eigen strijdkrachten in Darfur. Over een geplande handelsmissie – weer van de NCH – spreekt de regering in dit geval geen enkel oordeel uit.

Dit voorbeeld en eerdere discussies die mijn fractie had met de vorige regering over handel met Birma maken dat ik de indruk heb dat de inzet van de handel in het buitenlands beleid niet consistent gebeurt maar ad hoc. Is er eigenlijk beleid voor de manier waarop handel als instrument van buitenlands beleid wordt ingezet en, zo ja, willen de bewindslieden dat dan voor de Kamer op papier zetten?

Mijn fractie vindt dat een handelsmissie naar Iran een verkeerd signaal is op een moment dat de internationale gemeenschap in conflict is met dit land. Als er door de internationale gemeenschap gedreigd wordt met verdergaande sancties is het een vreemd signaal om toch een handelsmissie uit te zenden. Het is verstandig dat het kabinet in ieder geval de ondersteuning van die handelsmissie heeft afgeblazen. Het is alleen jammer dat dit onder druk van de Kamer moest gebeuren. Daarom stel ik de volgende vragen.

Wanneer is het plan voor deze missie opgepakt? Hebben de bewindslieden daarover gesproken? Zo ja, waren zij het erover eens dat die handelsmissie verstandig was? Welke rol heeft de ambassade gespeeld bij de voorbereiding van de handelsmissie? Hebben de bewindspersonen geen bedenkingen gehad tegen de missie voordat de Kamer het kabinet vroeg om ervan af te zien? Wat was het verschil tussen het moment van planning en het moment van intrekking van steun aan de missie? Wist minister Verhagen werkelijk niet van de missie toen de Kamer erover begon? Zo nee, hoe kan dat? Zo ja, waarom spreekt de minister zich pas in de commissievergadering uit tegen de missie en niet eerder? Waarom heeft hij niet eerder ingegrepen?

Het ministerie van Economische Zaken onderhoudt een structurele relatie met het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering en nog veel sterker met de Kamers van Koophandel. Hoe denkt het kabinet erover dat deze organisaties de missie toch doorzetten ondanks zijn bezwaren? Is het waar dat ongeveer de helft van de subsidie al is uitgekeerd? Hoe verhoudt dit zich tot de mededeling dat het kabinet geen ondersteuning wenst te bieden? Misschien zie ik het verkeerd, maar zo blijft het toch een door het kabinet ondersteunde missie. Speelt de ambassade nog enige rol bij de ondersteuning van deze handelsmissie?

De heer Pechtold (D66):

De heer Van Dam stelt terecht veel vragen. Is dit, gezien de kritiek die ik in die vragen proef, voor de fractie van de PvdA een kwestie van eens maar nooit meer?

De heer Van Dam (PvdA):

Het is in dit soort debatten gebruikelijk dat je eerst vragen stelt, wacht op de antwoorden die je vervolgens weegt en beoordeelt en pas dan conclusies trekt.

De heer Van Baalen (VVD):

De heer Van Dam is een rode dominee en dat zijn de ergsten. In reactie op zijn opmerkingen over Sudan merk ik op dat wij een ontwikkelingsrelatie hebben met de regering in Karthoum. Die relatie is door mevrouw Van Ardenne opgezet en wordt door minister Koenders overgenomen. De heer Van Dam wil dat ondernemers geen zaken meer mogen doen met Sudan, maar tegelijkertijd stemt hij ermee in dat er bakken geld uit Den Haag in die richting gaan. Dit lijkt mij of dom of hypocriet.

De heer Van Dam (PvdA):

Dom is in ieder geval niet goed luisteren en niet goed lezen. Er zijn handelsbetrekkingen met Sudan die ten gunste komen van de ontwikkeling van het land en van de bevolking, met name in het zuiden van Sudan. Er is ook een vorm van handel die rechtstreeks ondersteuning biedt aan het regime in Karthoum. Daaronder valt onder meer de olie- en gaswinning in Sudan. Wij weten dat het grootste deel van de inkomsten die het regime daarmee heeft verworven, is ingezet voor de genocide in Darfur. Als de heer Van Baalen dit goedkeurt, is dit zijn zaak, maar ik keur dit niet goed.

De heer Van Baalen (VVD):

De regering in Karthoum krijgt ontwikkelingsgelden. Ik ga ervan uit dat de heer Van Dam dit in de toekomst zal verhinderen. Als hij spreekt over de relatie en de handelsbetrekkingen met Iran, ga ik ervan uit dat hij ook zo consistent is dat hij geen verlichting van de sancties tegen Cuba zal vragen, omdat dit land de foute en niet de goede kant op gaat.

De heer Van Dam (PvdA):

Over dit laatste zullen wij vanmiddag nog uitgebreid kunnen spreken. De heer Van Baalen weet als geen ander dat ons ontwikkelingsgeld in Sudan wordt ingezet ter bevordering van de economische ontwikkeling, met name in het zuiden, en de verbetering van de mogelijkheden voor de bevolking. Die inzet is niet gericht op ondersteuning van het regime bij het plegen van genocide in Darfur. Het zou hem sieren als hij net als ik zou afkeuren dat ook Nederlandse bedrijven investeren in grote Chinese en Indiase oliemaatschappijen die een grote rol spelen in het ondersteunen van het Sudanese regime en daardoor het Sudanese regime van inkomsten voorzien die zijn gebruik voor de genocide in Darfur. Dat zou hij moeten afkeuren in plaats van dit soort vragen te stellen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Mohammed ElBaradei, de voorzitter de nucleaire waakhond van de Verenigde Naties IAEA, heeft twee weken geleden geconstateerd dat Iran nog slechts drie tot acht jaar nodig heeft om een nucleair wapen te maken. Hij geeft aan dat Teheran uranium verrijkt met 1312 centrifuges en volgens de IAEA worden er honderden nieuwe centrifuges gebouwd of getest. De organisatie vreest dat het Iraanse regime vanaf eind juni beschikt over 3000 centrifuges waarmee op industriële schaal uranium kan worden verrijkt. De VN overwegen op dit moment een nieuwe resolutie om de sancties tegen Iran te verscherpen. In Iran worden mensenrechten op grove wijze geschonden. De politieke oppositie, vrouwen, homoseksuelen en minderheden worden opgesloten of zelfs geëxecuteerd.

Tegen deze achtergrond gaat een Nederlandse handelsmissie op zoek naar zaken in Iran. De fractie van D66 vindt dat deze ondernemers zich moeten schamen. Het vergevorderde stadium waarin de handelsmissie zich bevindt en het feit dat in eerste instantie het ministerie van Economische Zaken middels het Programma collectieve promotionele activiteiten (CPA) wel ondersteuning heeft toegezegd aan deze handelsmissie, laten zien dat het slecht is gesteld met verantwoord ondernemen in Nederland en de voorbeeldfunctie van het ministerie van EZ. Wij zijn dan ook blij dat de minister van Buitenlandse Zaken heeft ingegrepen na een oproep hiertoe van de Kamer. Er moet veel harder worden getrokken aan verantwoord ondernemen. De D66-fractie wil graag horen welke extra maatregelen de staatssecretaris van EZ gaat nemen om verantwoord ondernemen te stimuleren.

De Amerikanen hebben unilateraal al wat langer zwaardere sancties ingesteld door het eigen bedrijfsleven te verbieden zaken te doen met Iran. Uit de pers heb ik vernomen dat de VS ook niet-Amerikaanse bedrijven heeft gewaarschuwd voor het handelen met Iran. Heeft de regering hier meer informatie over, wat is haar visie hierop en wat is de Nederlandse inzet ten aanzien van het aanscherpen van deze sancties? VNO-NCW zegt dat buiten de huidige sancties om normale economische contacten met Iran mogelijk zijn. Kan de regering hierop ingaan? Zijn economische activiteiten niet zo met elkaar verweven dat handel in één product investeringen in andere producten mogelijk maken? Kan de regering ingaan op de wijze waarop hiermee binnen de EU wordt omgegaan?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Vandaag stond in een landelijke krant het verhaal van een Amerikaanse wetenschapper die zonder pardon werd gearresteerd op verdenking van spionage en zonder proces al maanden vastzit in Iran. President Ahmadinejad zei twee weken geleden nog dat Israël van de kaart zou moeten geveegd en dat de Holocaust een mythe is. Iran staat op de derde plaats van landen waar christenvervolging plaatsvindt en de president heeft zich tot doel gesteld om de bekeringen tot het christendom een halt toe te roepen. Het is een land met nucleaire ambities waartegen internationale sancties lopen die mogelijk verscherpt gaan worden.

Binnenkort gaan er tien tot twintig Nederlandse bedrijven met een handelsmissie naar Iran. Deze handelsmissie werd oorspronkelijk financieel gesteund door de Nederlandse overheid. Vorige week is tijdens het algemeen overleg over het Midden-Oosten gesproken over de handelsmissie. Minister Verhagen zei toen twijfels te hebben. Hij zou de Iraanse ambassadeur om opheldering vragen over de uitspraken van de president. Is dat inmiddels gebeurd?

Vanuit het ministerie van EZ waren de eerste signalen minder positief omdat er volgens de regels gehandeld zou zijn. Gelukkig heeft staatssecretaris Heemskerk in zijn recente brief aan de Kamer aangegeven dat hij de handelsmissie ernstig ontraadt en dat hij deze niet voorziet van financiële middelen. De toon van de brief blijft echter wel dat de missie eigenlijk gewoon zou kunnen doorgaan omdat er binnen de regels wordt geopereerd. Er wordt geen moment stilgestaan bij de impact die een dergelijke missie heeft op de betrekkingen tussen landen en het beeld dat zou kunnen ontstaan door deze handelsmissie. Als een Nederlandse delegatie op bezoek is, ontstaat bij de burgers van Iran toch het beeld dat Nederland het business as usual vindt, ook al is het een missie zonder subsidie. Wat is de visie van de staatssecretaris hierop? Heeft het ministerie van EZ ook zicht op welke bedrijven er meegaan, welke bedrijven in Iran worden bezocht en met welke personen er wordt gesproken? De staatssecretaris is het toch met mij eens dat moet worden voorkomen dat op welke manier dan ook betrekkingen worden onderhouden met de Iraanse regering? Blijft de Nederlandse ambassade actief betrokken bij deze handelsmissie?

Zoals gezegd, blijkt dat de missie in feite met de regels strookt. De vraag is vooral of je een dergelijke missie moreel kunt verantwoorden. Mijn fractie vindt van niet. De volgende vraag is of de regels voldoen. Wordt het niet tijd dat Nederland opnieuw de lijst bestudeert van de strategische goederen die naar Iran worden uitgevoerd? Hoe zit het met de dual-usegoederen? Zijn die inmiddels van de lijst geschrapt of staan die op de zwarte lijst van de handel met Iran? Ik krijg hier graag een toelichting op.

De staatssecretaris vermeldt in zijn brief dat de Europese Unie ruimte voor dergelijke missies laat. Volgens de voorzitter van het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering gaan omringende landen wel gewoon op handelsmissie. Mijn fractie roept de staatssecretaris daarom op om bij zijn Europese collega's te pleiten voor versteviging van de Europese richtlijnen.

Tot slot: Ondersteunt Nederland eventueel strengere sancties van de VN?

De heer Van Dam (PvdA):

Hoor ik de heer Voordewind nu werkelijk zeggen dat betrekkingen met Iran moeten worden voorkomen?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat hebt u mij niet horen zeggen. Ik heb de staatssecretaris gevraagd of de lijst producten die wij naar Iran uitvoeren, aangescherpt moet worden.

De heer Van Dam (PvdA):

Nee, u had het over de rol van de ambassade in de betrekkingen met Iran.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het ging om de rol die de ambassade in deze delegatie naar Iran speelt. Mijn fractie ziet de ambassade liever niet betrokken bij het doorgaan van deze missie.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Heemskerk:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de heldere inbreng in eerste termijn, waarin een parallel is getrokken tussen de koopman en de dominee. Ik ben geen koopman – ook geen Amsterdamse koopman zoals anderen zich wel eens afficheren – maar ook geen dominee als het gaat om internationaal ondernemen. Ik ben staatssecretaris voor Buitenlandse Handel, die in het buitenland het Nederlandse bedrijfsleven ondersteunt en promoot, maar ik kijk ook heel zorgvuldig waar en hoe wij ons geld verdienen in de wereld. Overheid en bedrijfsleven moeten verantwoord handelen. Daar sta ik voor. Nederland is van oudsher een zeer open economie. Daaraan ontlenen wij ook een groot deel van onze economische kracht en onze positie. Dat betekent dat Nederland ook openstaat voor economische activiteiten in die landen waar de situatie complex is. Private partijen maken daarin natuurlijk in eerste instantie hun eigen afwegingen. De overheid heeft vervolgens wel een herkenbare rol. Ik ben er om de internationale handel te bevorderen. Vanzelfsprekend betrek ik daarbij een breed scala aan aspecten. Dat is geen wiskundige formule waaruit automatisch voortvloeit wat er wel en niet gebeurt. Dat vergt uiteindelijk een politiek oordeel van het kabinet in goede onderlinge afstemming.

De elementen die wij daarbij meenemen zijn in willekeurige volgorde vrede, veiligheid, stabiliteit, kwaliteit van het overheidsbestuur, transparantie van de macht, de mensenrechtensituatie, het VN-beleid en de daaruit voortvloeiende internationale verplichtingen, de positie van de EU en van onze EU-partners, wederopbouw en arbeidsomstandigheden. Laten wij niet vergeten dat handel instrumenteel kan zijn aan bredere doelen, bijvoorbeeld het openhouden van kanalen in een moeizame relatie of in een wederopbouwproces.

Dat is de reden waarom wij juist actief zijn in Afghanistan en in Noord-Irak. Zeker waar de situatie complex is vraagt dit alles om een scherpe monitoring van de politieke en sociale ontwikkelingen. Dat doet mijn ministerie in nauw overleg met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het gaat dan om concrete afwegingen, die per land kunnen verschillen. Zo kunnen wij ook snel ingrijpen als wij zien dat de overheidsrol juist niet goed uitpakt of ongewenst is.

De situatie in Iran is zeer ingewikkeld en zorgelijk. Daarop zal de minister van Buitenlandse Zaken nog uitgebreid ingaan. Naast de mensenrechten en andere misstanden zijn er grote zorgen over de nucleaire aspiraties. Er is gemeenschappelijk EU-beleid als het gaat om de uitvoering van sancties en het embargo voor wapens en voor nucleaire en aanverwante technologie, met een strikt toezicht op dit beleid dat uitdrukkelijk door Nederland is onderschreven.

Tegelijkertijd houden wij ondertussen de dialoog open om ruimte te blijven zoeken voor een oplossing voor het verschil. Onderdeel van dit beleid is het zo goed mogelijk onderhouden van de economische contacten, waarbij wij natuurlijk steeds in de gaten houden wat wel en wat niet kan. Het ministerie van Economische Zaken voert hierin een bewust beleid in onderlinge afstemming met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Een beslissing tot een handelsmissie en tot de inzet van overheidsgeld is inderdaad iets waarvoor politieke verantwoordelijkheid wordt gedragen. Die verantwoordelijkheid is gedragen voor het besluit van eind vorig jaar, toen in principe goedkeuring werd verleend aan deze missie. Er was sprake van consistent beleid, omdat ook bij het akkoord omtrent deze handelsmissie is aangegeven dat nog steeds zou worden bezien of feitelijke uitvoering wenselijk en opportuun was, zoals bij elke missie naar een zo complex land. Die voorwaarde is door mijn ministerie ook van meet af aan duidelijk gemaakt aan het NCH, waar men wist dat zelfs kort voor de missie de overheid haar steun zou kunnen intrekken.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik begrijp dat alles ongelofelijk goed wordt afgewogen, maar is er toen het ministerie de initiële beslissing nam afstemming met Buitenlandse Zaken geweest? Heeft Buitenlandse Zaken uitgesproken geen bezwaar te hebben tegen het ondersteunen van de handelsmissie?

Staatssecretaris Heemskerk:

Natuurlijk is er afstemming tussen Economische Zaken en Buitenlandse Zaken. Die was er ook vorig jaar, toen de procedure rond de missie van start ging. Daarvoor gold toen de politieke verantwoordelijkheid. Het nieuwe kabinet neemt die over.

De heer Van Baalen (VVD):

Met andere woorden, Buitenlandse Zaken had destijds geen bezwaar tegen het ondersteunen, vooral financieel, maar wellicht ook met inzet van de handelsattaché in Teheran, van de missie? Buitenlandse Zaken heeft volgens mij pas later bezwaar gemaakt, tijdens het debat over het Midden-Oosten vorige week.

Staatssecretaris Heemskerk:

Nee, er is goed overleg geweest. Er is altijd duidelijk gemaakt, ook aan het NCH, dat het kabinet de vinger aan de pols zou houden. Er is altijd een politieke afweging, of er een go- of een no-gobeslissing komt. Het NCH klaagt over een ad hoc beslissing. Zo'n beslissing neem je nu eenmaal van de ene dag op de andere, in het licht van de verdere ontwikkeling van de internationale politieke context. De Kamer heeft daar uitgebreid over gesproken met de minister van Buitenlandse Zaken. Hij zal daar dadelijk nog een keer op ingaan.

De heer Van Baalen:

Met andere woorden, het was het NCH volstrekt duidelijk dat het mogelijk was dat de missie alsnog niet op ondersteuning zou mogen rekenen. Dat kon gebeuren. De beslissing kwam dus niet uit de lucht vallen.

Staatssecretaris Heemskerk:

Het NCH wist dat er een beslissing over genomen kon worden, zelfs nog kort voor het vertrek. De overheid zou haar financiële steun kunnen intrekken. Dat is altijd een duidelijke voorwaarde geweest.

De heer Pechtold (D66):

De staatssecretaris begon zo helder. Hij zei dat hij duidelijk wilde zijn, want de Kamer was ook duidelijk. Vervolgens hebben wij gehoord wat hij niet was. Hij was niet dit en hij was niet dat. Hij moet rekening houden met zus en hij moet rekening houden met zo.

Staatssecretaris Heemskerk:

De wereld is nu eenmaal niet zwart-wit.

De heer Pechtold (D66):

Vervolgens legt de staatssecretaris de bal bij het vorige kabinet. Kunnen wij nu toekomen aan het punt, honderd dagen geleden, waarop hij hoorde dat er een missie naar Iran ging? Stond hij toen te popelen? Waarom houden wij nu, vlak voor het vertrek, een spoeddebat?

Staatssecretaris Heemskerk:

Ik leg de bal helemaal niet bij het vorige kabinet. Op vragen uit de Kamer heb ik aangegeven hoe de besluitvorming rond de missie is geweest. Die heeft het vorig jaar plaatsgevonden. Ik heb gezegd dat de politieke verantwoordelijkheid gold voor de besluiten die toen zijn genomen. Natuurlijk geldt de politieke verantwoordelijkheid ook voor mij.

Voorzitter: De Pater-van der Meer

Staatssecretaris Heemskerk:

Vervolgens is altijd duidelijk gemaakt dat de mogelijkheid bestond, ook kort voor het vertrek, dat de steun aan de missie zou worden ingetrokken. Dat is onderdeel van de voorwaarden bij complexe landen en complexe missies. Ik neem de politieke verantwoordelijkheid voor de beslissing om de steun in te trekken.

De heer Pechtold (D66):

Dit gaat mij toch even te gemakkelijk. Ik zou bijna de heer Van Baalen bijvallen. Dit lijkt mij heel onzorgvuldig bestuur. De staatssecretaris zegt dat men in de kleine lettertjes moet kunnen lezen dat wij altijd op het laatste moment "nee" kunnen zeggen. Ik zou nu graag aan de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris toekomen. Het verbaast mij dat pas vorige week, toen de Kamer met zijn collega, de minister, over de missie sprak het balletje is gaan rollen. Nu liggen er een wat onvolledige brief en een negatief reisadvies. Of had de staatssecretaris zelf al het voornemen om ons een brief te sturen dat de financiële steun zou worden ingetrokken?

Staatssecretaris Heemskerk:

De afweging of de overheid wel of geen steun verleent is een fluïde proces. Het is niet vast te pinnen op één specifiek punt, maar het is een optelsom van een aantal factoren.

Mijn lijn is volstrekt helder. Ik neem de beslissing over het al dan niet doorgaan, maar het internationaal-politieke oordeel van de minister van Buitenlandse Zaken is daarvoor zeer belangrijk. Ik neem dat zeer serieus. Het is een optelsom van factoren, waar de Kamer ook over gesproken heeft. De rapportage van het IAEA heeft het beeld verder verscherpt. Het heeft geleid tot mijn besluit om de overheidssteun voor de missie terug te trekken.

Over het bredere beeld van de internationaal-politieke context heb ik al een aantal dingen gezegd. De minister zal ingaan op de verdere afweging in de gesprekken die hij heeft gevoed. Wij nemen daar dan in goed overleg een besluit over.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Als ik het goed begrijp, is het nu in de bredere internationale politieke context niet politiek opportuun wat eind december, toen de beslissing viel, nog wel politiek opportuun werd geacht. Wat is er veranderd sinds eind december? Eind december moest de mensenrechtenambassadeur zijn bezoek al afgeblazen, lag de mensenrechtendialoog al op zijn gat en was er al de eerste sanctieresolutie van de VN-Veiligheidsraad tegen Iran vanwege de IAEA-verplichtingen.

Staatssecretaris Heemskerk:

In december vorig jaar hebben wij gezegd dat wij akkoord gingen met het ondersteunen van deze missie, dat zij paste in het internationale sanctiebeleid. Er werden geen sancties geschonden. Wij hebben echter ook altijd duidelijk gemaakt dat Iran een complex land is en dat wij het volgen. Wij behouden ons de mogelijkheid voor dat een politiek besluit valt dat het onverstandig is en dat wij er geen schepje bovenop willen doen op basis van de huidige handelsrelatie. Bedrijven moeten doen wat zij mogen doen, maar de vraag is altijd of de overheid er een schepje bovenop doet. Wij hebben altijd gezegd dat wij op die afweging kunnen terugkomen.

De heer Wilders (PVV):

Het vorige kabinet heeft geblunderd en dit kabinet heeft die blunders consequent overgenomen.

Nu naar het antwoord dat u aan mijn collega van D66 gaf. U kunt beter dan wat gebrabbel over een fluïde proces. De concrete vraag was of u, als de Kamer vorige week niet aan de bel had getrokken, ook vorige week een brief had geschreven dat u de financiële overheidssteun zou intrekken of was de delegatie gewoon gegaan? Daar kunt u toch een eerlijk antwoord op geven?

Staatssecretaris Heemskerk:

Je moet altijd oppassen met alsvragen. Op dagelijkse basis is er overleg tussen mijn ministerie en dat van Buitenlandse Zaken. Als Buitenlandse Zaken aangeeft dat het gerede twijfels heeft en dat het niet helpt in het internationale politieke beleid dat een handelsmissie doorgaat, komt dat signaal direct bij mij. Ik neem dan daarover een besluit en ik informeer ook de Kamer daarover.

De heer Wilders (PVV):

Ik krijg geen antwoord op mijn vraag. Ik durf er wat om te wedden dat de missie gewoon was gegaan, als de Kamer vorige week niet moord en brand had geschreeuwd dat zij vond dat die missie niet moest doorgaan. Kijk naar de website van uw eigen agentschap de EVD. Daar staan gewoon aanmeldformulieren op. De reis was gewoon doorgegaan. Als de Kamer niet van zich had laten horen, had u vermoedelijk niets gezegd. Of u moet nu keihard zeggen dat u de brief sowieso had gestuurd, maar ik geloof er niets van.

Staatssecretaris Heemskerk:

Er is overleg geweest tussen de Kamer en de minister van Buitenlandse Zaken over de ontwikkelingen in Iran. Het gaat daar niet heel erg goed. Dat hoef ik u niet te vertellen. In het kader daarvan maak ik de afweging, gehoord hebbende de minister van Buitenlandse Zaken, of zo'n handelsmissie helpt of niet helpt. Het is aan mij om dat te beslissen.

De heer Van Dam (PvdA):

Laten wij het moment van die commissievergadering terughalen. De staatssecretaris zegt dat de minister van Buitenlandse Zaken hem adviseert, waarna hij zijn beslissing neemt. Hij zegt nu: gehoord hebbende Buitenlandse Zaken. Wij hebben het allen in de commissievergadering Buitenlandse Zaken gehoord. De minister zei dat het hem niet zo'n goed idee leek en dat hij het eens zou bespreken met de staatssecretaris. Moet ik uit de opmerking van de minister toen concluderen dat hij daarvoor het advies nog niet aan de staatssecretaris had gegeven en dat het advies van Buitenlandse Zaken pas kwam na de commissievergadering?

Staatssecretaris Heemskerk:

Wij hebben elkaar na het algemeen overleg erover gesproken. Als de minister van Buitenlandse Zaken tot het oordeel komt dat het een complex land is en een complexe afweging en dat een handelsmissie erbovenop, gesubsidieerd door de overheid, niet helpt in het buitenlands beleid, is het aan mij om daarover te beslissen. Ik heb het direct besloten.

De heer Van Dam (PvdA):

Maar direct na het algemeen overleg.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Is de staatssecretaris door de Verenigde Staten onder druk gezet om zijn steun aan deze handelsmissie in te trekken of heeft hij er weet van dat de minister van Buitenlandse Zaken onder druk is gezet door de Verenigde Staten?

Staatssecretaris Heemskerk:

Ik ben niet onder druk gezet door de Verenigde Staten om die handelsmissie af te blazen.

De heer Van Baalen (VVD):

Als deze missie nu niet aan de orde was gekomen in het algemeen overleg van vorige week, had de staatssecretaris dan uit eigen beweging deze missie ontraden en de subsidie ingetrokken? Daar gaat het in feite om. Of heeft de staatssecretaris gewoon gereageerd op het politieke feit dat een meerderheid in de Kamer hier geen zin in had? Was het eigen beleid of was het buigen voor de Kamer?

Staatssecretaris Heemskerk:

Ik heb op de lagere school van meester Van der Tol geleerd: as is verbrande turf. Als het AO niet had plaatsgevonden en wij hadden dezelfde signalen gekregen over de ontwikkelingen in Iran, had ik de missie afgeblazen, ook gehoord de minister van Buitenlandse Zaken dat het niet goed gaat in Iran.

De heer Van Baalen (VVD):

Heeft de staatssecretaris vóór het AO signalen gehad vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken dat het onverstandig was om de missie te faciliteren zoals hij van plan was?

Staatssecretaris Heemskerk:

Natuurlijk hebben mijn ambtenaren met de ambtenaren van Buitenlandse Zaken gesproken en geconstateerd dat het niet de goede kant op gaat in Iran. Wij volgen de situatie iedere dag en hadden iedere dag een besluit kunnen nemen. Dat hebben wij ook gemeld aan het NCH. Ik ben direct tot de beslissing gekomen om het niet te doen. Het is "samen leven, samen werken". U gaat daarover nog meer horen vanmiddag.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ook ik ben geïnteresseerd in het antwoord op de vraag wanneer de kleine lettertjes in een subsidietoekenning nu echt geactiveerd worden als een beslissing om steun te geven aan een missie wordt herzien. Hoe moet ik mij dat in de praktijk voorstellen? Zijn er diverse vaste momenten waarop bekeken wordt of het nog steeds verstandig is om te gaan, of is het afhankelijk van het politieke rumoer of er weer gekeken wordt naar zo'n subsidietoekenning?

Staatssecretaris Heemskerk:

Mijn ministerie en het ministerie van Buitenlandse Zaken volgen dag en nacht wat er gebeurt in Iran. Uiteindelijk is het mijn beslissing om een handelsmissie wel of niet door te laten zetten. Dat is ook vooraf gecommuniceerd. Als de minister van Buitenlandse Zaken of zijn ambtenaren ons aangeven dat een missie niet helpt in de internationale politieke context en dat het de verkeerde kant opgaat in het te bezoeken land, kan ik zo'n beslissing à la minuut nemen. Zo gaat dat in de praktijk.

De heer Ten Hoopen (CDA):

De staatssecretaris zei dat hij op een rijdende trein is gestapt en dat wij nu drie à vier maanden verder zijn. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris de volle verantwoordelijkheid neemt voor zijn beslissingen. Het besluit om wel of niet subsidie toe te kennen, is toch de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Economische Zaken die op dit moment in charge is?

Staatssecretaris Heemskerk:

Dat is correct! Dat heb ik ook vanaf dag één duidelijk gemaakt. Ik draag volledige politieke verantwoordelijkheid voor het besluit, voor de financiële steun en voor de EVD. December vorig jaar is besloten de mogelijkheid voor die handelsmissie open te stellen. Daarvoor is toen politieke verantwoordelijkheid genomen en die politieke verantwoordelijkheid heb ik overgenomen. De beslissing om deze handelsmissie af te blazen, is mijn beslissing. Ik zou echter wel gek zijn als ik het oordeel van de minister van Buitenlandse Zaken daarbij niet meeneem.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Dat debat hebben wij gevoerd. Ik heb dus goed begrepen dat de staatssecretaris bij zijn aantreden de volle verantwoordelijkheid genomen heeft voor het dossier wat er lag en voor de besluitvorming die nu voorligt?

Staatssecretaris Heemskerk:

Volstrekt!

Er is gevraagd naar mijn afweging om een missie wel of niet te ondersteunen en welke instrumenten worden ingezet op die landen: PESP, PSOM, inzet voor ondersteuning van private missies. Laat ik de Kamer een brief toezeggen over internationaal ondernemen. Ik zal daarbij ingaan op de afwegingen. Een afweging om wel of geen steun te verlenen aan een missie zoals deze, is geen eenvoudige wiskundige formule. Er is geen formule waar het uit komt rollen. De situatie in een land kan heel snel wijzigen. Wij moeten dan op de nieuwe toestand anticiperen. Een in beton gegoten afwegingskader kan ik de Kamer daarom niet verstrekken, maar ik kan haar wel zo helder mogelijk aangeven hoe wij in deze kwestie staan. Als de Kamer dat wenst, wil ik hierover een nader debat voeren. Zelf zie ik daar naar uit.

De heer Pechtold (D66):

Ik weet niet of ik namens anderen spreek, maar mijn opvatting is: gebruik de tijd beter. Ik zit helemaal niet te wachten op een brief over internationaal ondernemen. Ik stel mij zo voor dat dat een brief van dertig kantjes wordt. Daarentegen wil ik de staatssecretaris adviseren om iets anders te doen. Hij kan bijvoorbeeld zeggen: de regels waren misschien nog niet helemaal scherp, ik heb te maken met een erfenis, ik heb dit dossier aangetroffen, er zijn vragen van de Kamer, ik heb vervolgens besloten het proces stop te zetten en om iets anders te doen. Dat hele verhaal over internationaal ondernemen, waarin men het zal hebben over een spannend gebied en mitsen en maren zal aanvoeren, vind ik geen recht doen aan het punt van de ondernemers. Zij krijgen op het allerlaatste moment van de overheid te horen: het mag niet. Daarover kunnen wij treuren, maar hier gaat het om. Laat dit dan ook weten, maar ga niet een heel verhaal over internationaal ondernemen toezeggen. Ik heb helemaal geen behoefte aan zo'n verhaal.

Staatssecretaris Heemskerk:

Als u daar geen behoefte aan heeft, is dat uw zaak. Ik zeg nogmaals dat het aan mij is om zo'n missie af te blazen. Dat is niet gemakkelijk, maar ik wil transparant zijn en zeggen wat ons afwegingskader is en hoe wij met het buitenlandinstrumentarium, ook als het complexe landen betreft, omgaan.

De heer Wilders (PVV):

Bent u bereid om in het vervolg bij politiek gevoelige missies naar bijvoorbeeld landen waartegen VN-sancties zijn afgekondigd, in de eerste fase, dus voordat er verkenningsmissies naartoe gaan, de Kamer te informeren, zodat zij desgewenst hierover in een eerder stadium met u kan spreken? Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen.

Staatssecretaris Heemskerk:

Afgevaardigde Pechtold wil geen enkele brief.

De heer Wilders (PVV):

Ik spreek namens mijn eigen fractie.

Staatssecretaris Heemskerk:

Afgevaardigde Wilders wil bij iedere missie een brief.

De heer Wilders (PVV):

Niet bij iedere missie. U moet goed luisteren. Ik heb het gehad over politiek gevoelige missies, missies naar landen die tot commotie kunnen leiden. Dat zijn bijvoorbeeld landen waartegen VN-sancties zijn afgekondigd, maar er zijn ook andere situaties denkbaar. Bent u bereid om dan in een vroeg stadium de Kamer te informeren over het voornemen tot steun aan dergelijke handelsmissies, missies die door de overheid worden gefaciliteerd, zodat dit gedoe kan worden voorkomen?

Staatssecretaris Heemskerk:

Ik heb een buitenlandinstrumentarium waar de handelsmissies een onderdeel van uitmaken. Ik wil u een brief toezeggen waarin ik aangeef hoe wij dat buitenlandinstrumentarium inzetten, ook in de contacten met complexe landen. Ik wil ook aangeven wat het nut en de effectiviteit van het instrumentarium zijn en tevens zeggen op welke manier het in een bredere politieke context, waarbij ik denk aan handel en economie, kan bijdragen aan goed beleid. Dat kan ik u toezeggen.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Wilders weer wil interrumperen, maar ik denk dat die toezegging nogal uitgebreid wordt.

De heer Wilders (PVV):

Maar ik heb een punt van de orde. Ik krijg geen antwoord op mijn vraag. De staatssecretaris kan toch zeggen: ja, mijnheer Wilders, u krijgt die brief. Of: nee, u krijgt die niet. Het gaat mij niet om een brief waar een collega al dan niet behoefte aan heeft. Ik heb de staatssecretaris een concreet verzoek gedaan, namelijk om in het vervolg bij politiek gevoelige missies, bijvoorbeeld bij missies naar landen waartegen VN-sancties zijn afgekondigd, de Kamer tijdig te informeren en te zeggen welke paar landen het dan betreft. Op die vraag kan hij toch gewoon ja of nee zeggen.

Staatssecretaris Heemskerk:

Nee, ik ga u niet informeren bij iedere handelsmissie die ik organiseer of steun.

Voorzitter. Er is een aantal vrij specifieke vragen gesteld, bijvoorbeeld over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik heb de Kamer een kabinetsbrede visie over maatschappelijk verantwoord ondernemen beloofd. Die zal de Kamer na de zomer ontvangen. Tegen mevrouw Peters zeg ik dat ik met die visie zeker zal ingaan op de vraag op welke manier de overheid maatschappelijk verantwoord ondernemen door bedrijven wil stimuleren, juist bij internationaal ondernemen.

De heer Van der Staaij stelde een vraag over politieke opportuniteit bij subsidieverlening. Uiteraard speelt de politieke opportuniteit mee. Bij de beoordeling van projectvoorstellen zal mijn ministerie altijd een politieke toets uitvoeren. Ook op dit punt hebben wij natuurlijk nauw contact met Buitenlandse Zaken. EZ en mijn agentschap de EVD verlenen geen financiële steun aan activiteiten als die politiek niet opportuun zijn.

Dit brengt mij tot een conclusie. Nederland is een economie die van oudsher open, competitief en sterk op het buitenland gericht is. Dat betekent dat Nederlandse bedrijven complexe markten betreden. Het is in eerste instantie aan die bedrijven om zich af te vragen hoe zij dergelijke markten moeten betreden en of zij in hun ogen daarin verantwoord handelen. Ook de overheid dient verantwoord te handelen en moet zich telkens afvragen of, gelet op de internationale politieke ontwikkeling, een overheidsrol nog verantwoord is bij het betreden van dergelijke complexe markten door bedrijven. Alles overwegende heb ik daarom vorige week besloten de financiële steun voor deze private bedrijvenmissie naar Iran in te trekken.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik heb de staatssecretaris gevraagd of hij het betreurt dat de deelnemerslijst aan de missie naar Iran aan het programma Buitenhof ter beschikking is gesteld door zijn ministerie.

Staatssecretaris Heemskerk:

In het geheel niet. Mijn ministerie heeft die bedrijvenlijst verstrekt. Wij verstrekken altijd een handelsmissieboek met daarin namen, foto's en telefoonnummers van bedrijven die meegaan. Een onderdeel van de handelsmissie is de "matchmaking", het koppelen van bedrijven uit Nederland met de bedrijven daar. Die bedrijven hebben ook helemaal niets om zich voor te schamen. Sterker nog, zij gaan ermee naar buiten.

De heer Van Baalen (VVD):

U had uw handen van de missie afgetrokken, dus het was inmiddels een volstrekt private missie. Dan is het aan het NCH, dat de missie organiseert of aan de individuele bedrijven om naar buiten te brengen dat zij ernaartoe gaan. Ik heb begrepen dat u dit heeft gedaan zonder de instemming van de partijen te vragen.

Staatssecretaris Heemskerk:

Het is informatie die beschikbaar is op mijn departement. Ik vind het ook belangrijk om er niet geheimzinnig over te doen. Het is niet anders dan gebruikelijk dat er bij een handelsmissie een missieboekje wordt gemaakt waarin namen, telefoonnummers, foto's en e-mailadressen van bedrijven staan. Ook als er een handelsmissie naar Iran is, ga ik daar niet geheimzinnig over opereren. Dat is transparantie.

De heer Van Baalen (VVD):

En dat is standaardbeleid? Met andere woorden, u heeft daarmee op geen enkele wijze bestaande afspraken geschonden tussen uw ministerie en bijvoorbeeld het NCH?

Staatssecretaris Heemskerk:

De informatie is beschikbaar op mijn departement. Ik kan beslissen of ik die informatie naar buiten breng. Sterker nog, de informatie kan worden opgevraagd via de Wob.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Ik heb gevraagd wat u verder gaat doen, zodat de handelsmissie daadwerkelijk niet doorgaat. Ik heb er geen antwoord op gekregen en krijg graag een klip en klaar antwoord.

U bent helemaal niet ingegaan op de vraag of het een private of een publieke missie is. U knikte bij mijn inbreng dat de EVD en de Kamers van Koophandel onder uw verantwoordelijkheid vallen. Ik lees u even voor: in de commotie rond dit onderwerp is er wat ons betreft geen aanleiding om ons terug te trekken, laat de Kamer van Koophandel Rotterdam weten. Met andere woorden, wat besluit u en wat doet u met die verantwoordelijkheid?

Staatssecretaris Heemskerk:

De Kamers van Koophandel zijn zbo's. Ik kan het ze niet expliciet verbieden. Ik heb wel aangegeven, ook in mijn brief, dat ik een grote voorkeur heb voor het opschorten van de missie. "Opschorten" betekent niet dat de missie drie dagen later wel moet doorgaan. Het betekent: u doet het niet, maar wellicht verbetert de situatie in Iran en stel ik die subsidie wel ter beschikking. Uiteindelijk is het een private handelsmissie. Zij hebben zich te houden aan de internationale verdragen en de internationale sancties daarbinnen. Maar als zij een vliegticket naar Teheran kopen, kan ik dat niet verbieden.

De heer Van Dam (PvdA):

Hoe kwalificeert de staatssecretaris een missie waarvoor de ondersteunende subsidie al voor de helft is verleend en ook niet wordt teruggevorderd en die wordt uitgevoerd door Kamers van Koophandel, die een zbo zijn? Ik weet niet precies hoe het bij de Kamers van Koophandel zit, maar bij de meeste zbo's heeft de bewindspersoon ook de mogelijkheid om een aanwijzing te geven. Ze vallen dan ook wel degelijk rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de bewindspersoon. Hoe kwalificeert hij deze missie?

Staatssecretaris Heemskerk:

Het oordeel over de missie is heel helder in de brief: ik verzoek de missie op te schorten. Ik kan de Kamers van Koophandel geen individuele aanwijzing daarin geven, maar ik kan wel morele druk uitoefenen. De brief laat aan duidelijkheid niets te wensen over.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Deelt de staatssecretaris de visie dat het terugtrekken van de steun van het ministerie van EZ aan deze handelsmissie vooruitloopt op mogelijke VN-sancties? Is dit de opmaat voor een Nederlandse alleingang tot een scherper beleid voor Iran?

Staatssecretaris Heemskerk:

Ik ben verantwoordelijk voor de financiëlesteunverlening. Tegen de heer Van Dam zeg ik dat er inderdaad al kosten waren gemaakt. Die betroffen gedane inspanningen. Wij zijn nette contractspartijen, dus wij kunnen niet achteraf zeggen dat wij dat deel niet betalen. De vragen over eventuele besluiten van de Verenigde Naties en hoe de Europese Unie hierin staat, zal de minister van Buitenlandse Zaken beantwoorden.

De heer Pechtold (D66):

Ik betreur het zeer dat de staatssecretaris tijdens de inbreng van de Kamer niet heeft meegeschreven, want er zijn tal van vragen niet beantwoord. Van te voren opgestelde spreekteksten zijn niet voldoende. Ik heb hem gevraagd hoe hij omgaat met het verantwoord ondernemen en of hij daarvoor extra maatregelen neemt.

Staatssecretaris Heemskerk:

Daar heb ik een brief over toegezegd. De heer Pechtold moet gewoon luisteren.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Als de staatssecretaris een robbertje wil, dan kan hij het krijgen. Hij heeft een brief over internationaal ondernemen toegezegd. Daar kun je een boek over schrijven, maar daar zitten wij niet op te wachten. Ik vraag hem hoe hij met zulke maatregelen omgaat. Ik heb hem gevraagd hoe hij de Amerikanen beoordeelt die zeggen dat Nederlandse bedrijven Amerikaanse en niet-Amerikaanse bedrijven hebben gewaarschuwd niet te handelen met Iran. Ik heb hem gevraagd hoe hij over VNO-NCW oordeelt. Hij beantwoordt gewoon geen vragen.

Staatssecretaris Heemskerk:

Ik heb mevrouw Peters toegezegd dat het punt van maatschappelijk verantwoord ondernemen zal worden meegenomen in de toegezegde kabinetsbrief hierover en over de manier waarop je dit nationaal en internationaal kunt bevorderen. Ik heb op de vragen van mevrouw Gesthuizen over de Verenigde Staten geantwoord dat ik enkel verantwoordelijk ben voor een Nederlandse handelsmissie. Ik ben daarin niet onder druk gezet door de Verenigde Staten.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind dat een passieve houding. Ik vraag u niet om dit punt mee te nemen in toekomstig beleid, maar ik vraag u om stevigere uitspraken over het hele verloop van deze missie. Dat doet u niet. U kunt over maatschappelijk verantwoord ondernemen toch zeggen dat het uw intentie is om het beleid op dit gebied aan te scherpen en beter te regelen? U kunt over de Amerikanen, die Nederlandse bedrijven misschien druk opleggen, toch zeggen dat u ervoor gaat staan? Op alle vragen antwoordt u dat het niet uw verantwoordelijkheid is of dat u dat in de toekomst zal vertellen. Dit is een spoeddebat! Wij vinden, behalve de fractie van de SP en die van de VVD, die nog wat wankelmoedig is, dat die missie niet door moet gaan. Er is dus sprake van een grote Kamermeerderheid. Ik stop met zeuren als u gewoon zegt dat u er alles aan zult doen wat binnen uw macht en uw verantwoordelijkheid ligt om die missie te stoppen. Dan hoef ik geen brieven. Dan hoef ik verder niets, want dan hebben wij duidelijkheid.

Staatssecretaris Heemskerk:

Ik ben met u van mening dat die missie niet door zou moeten gaan. Ik heb het NCH ook opgeroepen om die missie op te schorten. Ik heb verder gedaan wat in mijn macht lag en ik heb mijn portemonnee gesloten en geen extra geld meer gegeven om die missie te stimuleren. Ik ben echter gehouden aan de internationale sancties en verdragen. Ik kan een bedrijf bovendien niet verbieden om naar Iran te gaan. Dat wil ik, als zo'n missie past binnen de internationale context en de internationale wetgeving op dat punt, ook niet verbieden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijn vraag sluit hierop aan. Heeft de staatssecretaris, nadat hij het NCH dat briefje, waarin hij vraagt om die missie op te schorten, heeft gestuurd en nadat hij hoorde dat die missie toch gewoon door zou gaan, nog verdere acties ondernomen of heeft hij zich er bij neergelegd?

Staatssecretaris Heemskerk:

Mijn ministerie heeft contact opgenomen met het NCH en heeft duidelijk gemaakt wat mijn standpunt was. Ik heb dat ook formeel medegedeeld. Wij trekken de financiële steun aan die missie in. Vervolgens is het dan aan het NCH om de afweging te maken om wel of niet door te gaan met de missie. Ik betreur het dat het NCH heeft besloten om die missie wel door te zetten, maar dat is aan hun.

De heer Van der Staaij (SGP):

Volgens mij is het niet goed geregeld in de kleine lettertjes bij de subsidietoekenning. In dit soort gevallen moet je een "samen uit, samen thuis"-clausule hebben. Als de subsidie aan een missie om politieke redenen wordt ingetrokken, moet ook de missie worden afgeblazen. Volgens mij kan een dergelijke voorwaarde in de subsidiebeschikking opgenomen worden.

Staatssecretaris Heemskerk:

Dat kan niet. Als de overheid haar financiële steun intrekt, kunnen bedrijven zelf besluiten om toch te gaan.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik vond de beantwoording van de vragen van de heer Pechtold door de staatssecretaris een beetje mager. Het is mooi dat wij na de zomer een brief over maatschappelijk verantwoord ondernemen krijgen, maar deze missie staat nu voor de deur. De staatssecretaris heeft ook nu de taak om maatschappelijk verantwoord ondernemen te bevorderen. Ik hoor graag hoe hij zich bij deze missie van deze taak kwijt. Ik ben het niet eens met de staatssecretaris dat hij aan de bodem van zijn mogelijkheden zit. Hij kan bevorderen dat bedrijven proactief handelen en zelf informatie zoeken over het land waar zij heen willen gaan. Bedrijven kunnen proactief handelen om het respecteren van mensenrechten of van vrouwenrechten met hun handelsactiviteiten te bevorderen.

Staatssecretaris Heemskerk:

Bij de missies die door mij worden betaald en waarop ik meega wordt standaard het oordeel van Amnesty International en andere maatschappelijke organisaties betrokken. De handelsmissie naar Iran wordt echter niet door mij betaald.

Minister Verhagen:

Mevrouw de voorzitter. Het is overduidelijk dat de Kamer terecht zeer bezorgd is over de ontwikkelingen in Iran. Naast de nucleaire kwestie zijn er problemen met de mensenrechten. Er wordt steun verleend aan terrorisme. De rol van Iran in de regio is een grote bron van zorg. De recente aanhoudingen van mensenrechtenactivisten, de executies van minderjarigen en de recente, zeer verwerpelijke uitspraken van president Ahmadinejad over Israël spreken boekdelen.

Ik schets de context van de besluitvorming over de handelsmissie. Ten tijde van de goedkeuring, begin december 2006, is een afweging gemaakt van de gevoeligheden van een bedrijvenmissie in het licht van de internationale ontwikkelingen rond Iran. De sanctieresoluties 1737 en 1747 bestonden toen nog niet. Deze resoluties zijn respectievelijk 23 december 2006 en 24 maart 2007 aangenomen door de Veiligheidsraad. Ik heb begrepen dat de Kamer zeer hecht aan de uitspraken van de Veiligheidsraad en graag in dat kader wil opereren. Ondanks dat er destijds zorgen waren over Iran, was handel volledig mogelijk. Daarmee werd juist bijgedragen aan het openhouden van de kanalen met dit land. Een private bedrijvenmissie naar Iran was absoluut niet strijdig met het internationale beleid. Integendeel, dit werd juist door meerdere landen voorgestaan, gelet op de contacten die een dergelijke missie met zich kon brengen.

Dit voorjaar is wederom een afweging gemaakt. Toen is met nadruk gesteld dat wij erop zouden toezien dat eventuele handelscontacten binnen het sanctiebeleid vallen. Met andere woorden: de economische activiteiten die onder het sanctieregime zouden vallen, zouden niet mogen plaatsvinden. De voorziene activiteiten van die handelsmissie waren in lijn met de sancties zoals verwoord in deze resoluties, zelfs met de aanscherping van de resolutie van maart. Gelet op de elkaar snel opvolgende internationale ontwikkelingen met betrekking tot Iran is toen ook bepaald dat de situatie kort voor het vertrek opnieuw zou worden beoordeeld.

In deze context gaat het natuurlijk met name om het nucleaire dossier. Uit de rapportage van de heer ElBaradei jongstleden over de uitvoering van de resolutie van 24 maart, blijkt dat Iran wederom niet aan de eisen van de Veiligheidsraad heeft voldaan. De omstreden nucleaire activiteiten zijn niet opgeschort, de bouw van de centrifuges gaat door en men komt niet tegemoet aan de vraag van de Veiligheidsraad. Iran herwint op deze manier niet het vertrouwen van de internationale gemeenschap in het vreedzame karakter van zijn nucleaire programma. Dit vertrouwen is door de langdurige ontplooiing van clandestiene verborgen nucleaire activiteiten ernstig geschonden. Nu opnieuw blijkt dat Iran in gebreke blijft, riskeert het willens en wetens aanvullende maatregelen in VN-kader.

Ik heb vorige week, op 5 juni, in Wenen een gesprek gevoerd met de heer ElBaradei over zijn bevindingen. Dit gesprek heeft mij in mijn overtuiging gesterkt dat er ondanks de twee sanctieresoluties van de Veiligheidsraad, helaas absoluut geen progressie zit in het standpunt van Iran. Iran weigert tot op heden te voldoen aan de eis van de Veiligheidsraad tot opschorting van zijn nucleaire programma.

Nu blijkt dat Iran niet meewerkt en dat daarnaast de ontwikkelingen reden geven tot zorg, ligt het voor de hand dat er in de Veiligheidsraad opnieuw zal worden gediscussieerd over de vraag wat er op basis van de bevindingen van de heer ElBaradei moet gebeuren. Misschien moeten er additionele sancties worden getroffen of moet er op een andere manier voor worden gezorgd dat de verdere ontwikkeling van de centrifuges voor het nucleaire programma wordt stopgezet.

Op basis hiervan heb ik die dinsdag kenbaar gemaakt dat ik aarzelde over het doorgaan van de missie. Ik heb verder gezegd dat het bedrijfsleven dat bijvoorbeeld door deze handelsmissie nieuwe contacten zou aangaan, het risico loopt dat er aanvullende sanctiemaatregelen worden getroffen in een nieuwe resolutie van de Veiligheidsraad. Ik heb gezegd dat ik daar moeite mee heb. De dag daarna was er een algemeen overleg over het Midden-Oosten. Toen bleek dat de discussie zich niet beperkte tot het Midden-Oosten in enge zin of tot het Palestijns-Israëlische conflict, heb ik gesproken over mijn aarzelingen over de missie en heb ik gezegd dat ik daarover contact zou opnemen met mijn collega van Economische Zaken. Ik kwam dus niet door dit debat tot dit inzicht. Integendeel, ik had al eerder mijn aarzelingen. Ik had die kenbaar gemaakt en later die week zou ik daarover met mijn collega hebben gesproken. Ook als het debat niet had plaatsgevonden, had ik die week geprobeerd om staatssecretaris Heemskerk in een gesprek ertoe te bewegen de steun aan de missie in te trekken.

Omdat ik mijn aarzelingen schriftelijk kenbaar had gemaakt aan het ministerie van Economische Zaken, vond ik het niet netjes om de Kamer in het ongewisse te laten door hierover niets te zeggen in het algemeen overleg. Over deze zaak werd een memo naar mij gestuurd, omdat wij eerder hadden besloten om op grond van de laatste ontwikkelingen een definitief besluit te nemen. Ook als er geen debat had plaatsgevonden, zou de uitkomst van het overleg met de staatssecretaris geweest zijn dat hij de steun aan de handelsmissie zou intrekken.

Het is duidelijk dat de resoluties niet leiden tot een economisch isolement van Iran. Landen zijn echter terughoudend. Gelet op de bevindingen van ElBaradei vond ik dat het gepast zou zijn dat de overheid zich nog terughoudender zou opstellen tegenover handelsbevordering. Van het stimuleren van handelsactiviteiten zou mijns inziens een verkeerd signaal uitgaan. Bovendien zou toekomstige aanscherping van de bestaande sancties dit signaal ook nog wel eens kunnen inhalen. Ik vond ook de timing van de missie verkeerd, omdat de Veiligheidsraad zich nog moet buigen over de bevindingen van ElBaradei en het niet duidelijk is of de discussie daarover zal leiden tot nieuwe sancties. Als geoordeeld wordt dat nieuwe sancties niet effectief zijn, moet worden bezien of op een andere manier een einde kan worden gemaakt aan de verdere ontwikkeling van het nucleaire programma van Iran. Het is de vraag of sancties daarvoor het geëigende middel zijn.

De heer Van Baalen (VVD):

Aan de vooravond van het algemeen overleg hebt u een brief over uw grote aarzelingen naar het ministerie van Economische Zaken gestuurd.

Minister Verhagen:

Ik corrigeer u maar onmiddellijk, want ik heb geen brief gestuurd, maar gereageerd op een memo. Dit memo betrof de stand van zaken rond de geplande handelsmissie. Op dat memo heb ik geschreven dat ik grote aarzelingen had en dat bedrijven, na een eventuele nieuwe VN-resolutie, getroffen zouden kunnen worden door aanvullende sancties. Op basis van dat memo zou ik die week met collega Heemskerk een gesprek gehad hebben om hem ertoe te brengen af te zien van ondersteuning van deze missie.

De heer Van Baalen (VVD):

U schetst het hele traject, inclusief de maatregelen van de VN, de resoluties en de discussies in de Veiligheidsraad en het Atoombureau. Daaruit blijkt hoezeer de situatie verslechterde. Bij u is daardoor de overtuiging gegroeid dat Nederland handelscontacten niet langer mocht ondersteunen. Had u dan niet al eerder tegen uw collega van Economische Zaken moeten zeggen dat u het de verkeerde kant op zag gaan en dat het waarschijnlijk ongewenst zou zijn om de missie door te laten gaan? U bent wel heel lang rustig gebleven. Waarom heb u niet eerder een signaal afgegeven? Ik vind dat u te laat hebt gereageerd.

Minister Verhagen:

Dit kunt u niet serieus menen, mijnheer Van Baalen. Ten tijde van het besluit was er nog helemaal geen sprake van sanctiemaatregelen. Toen sanctiemaatregelen zijn genomen, heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken bovendien meteen in afstemming met het ministerie van EZ zeker gesteld dat Nederlandse bedrijven zich houden aan die sancties. Als u voor unilateraal beleid wilt pleiten, moet u uw gang gaan. Wij hebben ook toen kenbaar gemaakt dat, juist gelet op de ontwikkelingen, de afweging op het laatste moment moet worden gemaakt.

U zegt dat ik al veel eerder had moeten zeggen dat die missie niet mag doorgaan. Ik wijs u erop dat wij hier in de Tweede Kamer hebben gesproken over het beleid ten aanzien van Iran, in verschillende overleggen. Ik heb toen gezegd dat er enerzijds sprake moet zijn van sancties en anderzijds van dialoog en openheid. Dat tweesporenbeleid, waar toen expliciet om is gevraagd, is door deze Kamer aanvaard. De heer Wilders schudt nee, maar de Kamer was het er mee eens. De Kamer wist absoluut dat er zowel sancties zijn als contacten en dialoog. Er is voor gekozen om de deur niet dicht te doen en Iran niet economisch te isoleren. Dat is het beleid dat ik hier heb verdedigd en waar de Kamer in grote meerderheid achter stond.

De heer Van Baalen (VVD):

Daar ging mijn vraag totaal niet over. Mijn vraag was of als je de situatie in Iran ziet verslechteren, het niet verstandig is om aan het ministerie van EZ het signaal af te geven dat er zwaar weer aan lijkt te komen. U had kunnen zeggen dat het ministerie er rekening mee moest houden dat u hun op een gegeven moment zou adviseren om de missie, of althans de ondersteuning ervan, niet door te laten gaan. U hebt daar gewoon heel erg lang mee gewacht.

Minister Verhagen:

Nee.

De heer Van Baalen (VVD):

U kunt natuurlijk zeggen dat u bijna een halfjaar lang de situatie niet ernstig genoeg vond om uw collega daarover te informeren. Dat kan zijn, maar de ondernemers worden daar wel de dupe van. Dat kunt u niet willen.

Minister Verhagen:

Dat is een volstrekt verkeerde voorstelling van zaken. De ontwikkelingen in Iran zijn steeds aanleiding geweest om te doen wat wij hebben gedaan. Wij hebben ervoor gezorgd dat er geen activiteiten zouden plaatsvinden die onder het sanctieregime vallen en wij hebben heel duidelijk aangegeven dat er rekening moet worden gehouden met nieuwe resoluties en bevindingen. ElBaradei heeft geconstateerd dat Iran niet voldoet aan resoluties. De VN hebben echter nog geen nieuwe maatregelen getroffen. Er vindt nog discussie plaats over de vraag of er een aanscherping van de sancties moet komen. De Veiligheidsraad heeft nog niet besloten om nog meer sancties te treffen ten aanzien van Iran waar eventueel activiteiten van deze missie onder zouden vallen, want dat is nu nog niet het geval. Ik ben daarop vooruitgelopen door te zeggen dat ik het tijdstip van de missie niet goed vond en dat ik ook vond dat van de missie een verkeerd signaal zou uitgaan. Ik heb dat op het moment gedaan dat de bevindingen van ElBaradei werden gepresenteerd. Dan gaat u mij toch niet zeggen dat ik te laat ben? U lijkt er bij voorbaat vanuit te gaan dat de resoluties van de Veiligheidsraad niet worden nageleefd en daarom wilt u verder gaan. De heer Wilders wil nu al een totale handelsboycot.

De heer Van Baalen (VVD):

Er is niet gesteld dat er nieuwe sancties unilateraal van Nederland moeten komen . Er is alleen gezegd dat het wellicht handig was geweest als u uw collega van EZ had geïnformeerd toen u zag dat de situatie verslechterde en hem had gezegd dat het misschien verstandig was om de ondernemers of het NCH hierover te informeren. Dat is niet vooruitlopen op zaken, dat heet fatsoenlijk bestuur.

Minister Verhagen:

Dat is precies wat er is gebeurd. U moet het nu niet gekker maken dan het is. Ik heb EZ laten weten dat ik die missie gelet op die ontwikkelingen onverstandig vindt, zonder dat er op dit moment al een resolutie van de Veiligheidsraad is die vraagt om maatregelen die een handelsmissie zouden treffen.

Voorzitter: Verbeet

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Het gaat maar steeds over wat nog gaat komen, maar de hamvraag is volgens mij: komen de goederen die de bedrijven van de missie van de NCH willen verhandelen onder het embargo te vallen of lopen wij hiermee in Nederland alvast maar eventjes vooruit op een discussie? In de ogen van mijn fractie moet die discussie uiterst zorgvuldig binnen de VN worden gevoerd om te voorkomen dat wij in een negatieve spiraal terechtkomen, zoals indertijd in het geval van Irak is gebeurd. Met andere woorden: nemen wij hier vast een in de ogen van mijn fractie te veelzeggend voorschot?

Minister Verhagen:

Wij lopen inderdaad vooruit, want deze handelsmissie zou op basis van het sanctieregime van de Veiligheidsraad mogen plaatsvinden. Andere EU-landen laten ze ook doorgaan. In die zin hebt u volkomen gelijk: wij lopen vooruit. De regering is op dit moment alleen geen voorstander van een economisch isolement van Iran. Ik acht open lijnen met de meer hervormingsgezinde delen van de Iraanse maatschappij wenselijk. Ik vond en vind alleen dat een handelsbevorderende activiteit op dit moment niet gepast is, omdat daardoor een verkeerd signaal aan Iran en het bedrijfsleven wordt gegeven. Het gaat mij veel te ver om op dit moment te praten over een totale handelsboycot of unilateraal beleid. Juist omdat er nog een discussie plaatsvindt over de vraag of er aanvullende sancties moeten worden opgelegd naar aanleiding van de bevindingen van ElBaradei, zou ik dat een verkeerd signaal en een verkeerde timing vinden.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dan concludeer ik dat dit zeker in contradictie is met wat u hiervoor zei en dat u dus een verkeerd signaal afgeeft.

Minister Verhagen:

Daarover ben ik het niet met u eens, anders zou ik het zo ook niet voorstellen.

De heer Wilders (PVV):

De minister van Buitenlandse Zaken heeft gewoon zitten slapen. Hij heeft gewoon zitten slapen en vlucht nu in allerlei procedures. Als hij nog woordvoerder buitenland van zijn oude fractie was, had hij hier in februari jongstleden al gestaan. Hij wist een halfjaar geleden ook dat de president van Iran de meest abjecte dingen zei. Hij wist ook dat Iran terrorisme steunde. Hij wist dat er al VN-resoluties lagen, al gingen die misschien nog niet zo ver als de laatste. In ieder geval was dit allemaal al bekend. Laat de minister niet met smoesjes aankomen als zou hij er later nog naar kijken. Hij schrok vorige week pas wakker toen mijn fractie dit onderwerp aan de orde stelde. Hij heeft zitten slapen.

Minister Verhagen:

Ik begrijp dat de heer Wilders in de overtreffende trap moet spreken om zijn positie duidelijk te maken. Dat is zijn goed recht. Een ding heb ik niet gedaan: slapen, integendeel. Zodra het oordeel over deze missie moest worden geveld, heb ik dat gedaan op basis van de ontwikkelingen en op basis van de bevindingen van ElBaradei. Eerder was überhaupt niet mogelijk geweest.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Het is mij ook niet helemaal duidelijk. Nu ziet de minister aanleiding om voor de troepen uit te lopen, terwijl het een halfjaar geleden nog in de mode was om aan tweesporenbeleid te doen. Dat was er alleen helemaal niet. IAEA-schendingen hingen al in de lucht, sancties ook en de mensenrechtendialoog liep allang niet meer, zoals ik net al zei. Wat was er toen aan tweesporenbeleid? Wat is er veranderd waardoor de minister nu wel voor de troepen uitloopt?

Minister Verhagen:

Ik houd nog steeds vast aan het tweesporenbeleid. Ik ben het dus ook niet eens met degenen die in de Kamer voor een algemene handelsboycot of een totale boycot pleiten. Daar ben ik het op dit moment niet mee eens. Ik heb de staatssecretaris van Economische Zaken geadviseerd om deze handelsmissie niet te steunen omdat de discussie over de resolutie van 24 maart jongstleden, die Iran niet heeft nageleefd, nog plaatsvindt. Een aantal landen wenst geen aanvullende sancties, maar vinden dat er een freeze-to-freezebenadering moet worden gekozen, zodat Iran niet verder kan gaan met de ontwikkeling van de centrifuges. Er vindt dus een discussie plaats over de vraag wat het effectiefste middel is om zeker te stellen dat Iran niet over drie tot vijf jaar over kernwapens beschikt, iets waar wij allen zo bezorgd over zijn. Dat is de vraag die aan de orde is. Het tweesporenbeleid als zodanig bestaat nog steeds, maar ik vind het in een maand waarin wij discussiëren over het zetten van aanvullende stappen verkeerd om handelsbevorderende maatregelen te nemen of een missie te laten plaatsvinden waarmee het signaal "business as usual" wordt afgegeven, alsof er niets aan de hand zou zijn en waarmee men de handel rustig wil uitbreiden. Ik ben tegen het verder ondersteunen van deze missie. Dat heb ik kenbaar gemaakt. In goed overleg met de staatssecretaris van Economische Zaken is het besluit over de missie genomen. Omdat ik mijn aarzelingen kenbaar had gemaakt aan het ministerie van Economische Zaken voordat het algemeen overleg plaatsvond, zou dat besluit wat mij betreft sowieso zijn genomen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

De minister is nog niet ingegaan op de vraag hoe het mogelijk is dat hij in dezelfde maand een bezoek van zijn eigen mensenrechtenambassadeur aan Iran afblaast en een subsidie toekent aan een handelsmissie naar dat land.

Minister Verhagen:

Ik ken geen subsidie toe. De Nederlandse regering...

Mevrouw Peters (GroenLinks):

...werkt aan een subsidietoekenning.

Minister Verhagen:

Juist omdat wij een meersporenbeleid voeren, is dit mogelijk, zoals wij ook in deze Kamer hebben gewisseld. Als u nu ineens, in tegenstelling tot een maand geleden, roept dat er een totale isolatie moet komen van Iran hoor ik dat wel. Wij vinden dat wij een meersporenbeleid moeten voeren. Het zou dus inderdaad mogelijk kunnen zijn wat u schetst, namelijk dat de mensenrechtenambassadeur niet naar Iran gaat. Dat geeft aan dat wij ons zorgen maken over de mensenrechten. De vraag is of het effectief is om Iran volledig te isoleren en of het niet beter is om via de normale contacten en via handel te proberen hierin verandering te brengen. Dat is de kwestie van het tweesporenbeleid, dat ik hier een maand geleden heb geschetst. Op dat moment was de meerderheid van de Kamer het daarmee eens. Als u nu pleit voor totale isolatie omdat onze mensenrechtenambassadeur niet naar Iran gaat of omdat er verwerpelijke uitspraken worden gedaan over Israël, hoor ik dat graag van u. Ik vind een algehele boycot en een totale economische isolatie van Iran een slechte stap.

De heer Van Dam (PvdA):

De minister heeft uitvoerig uiteengezet dat hij ook van mening is dat met een handelsmissie een politiek signaal wordt afgegeven. Is het denkbaar dat de staatssecretaris van Economische Zaken het advies van de minister van Buitenlandse Zaken, die toch gaat over politieke signalen in het buitenlandse beleid, naast zich zou neerleggen?

Minister Verhagen:

De heer Van Dam kent mij als een redelijk standvastig persoon. Als ik op basis van mijn argumenten de staatssecretaris van Economische Zaken niet meteen kan overtuigen, kan de heer Van Dam ervan uitgaan dat ik nog dusdanige gesprekken met hem zou voeren dat hij het uiteindelijk volledig met mij eens is.

De heer Van Dam (PvdA):

Er was geen duidelijker manier waarop de minister had kunnen uitleggen dat het primaat over het afgeven van politieke signalen, en dus het politieke primaat over het uitzenden van handelsmissies naar landen waarover discussie is, bij de minister van Buitenlandse Zaken ligt.

Minister Verhagen:

Nee. Anders had ook uw fractie dit bij de formatiebesprekingen en bij de afspraken over de taakverdeling anders moeten regelen, die ook in de Staatscourant is gepubliceerd op basis van de inbreng van onder meer uw fractie. Het primaat ligt bij de staatssecretaris van Economische Zaken. Hij is daartoe bevoegd, ik niet. Ik ben in dit geval slechts een nederige adviseur van de staatssecretaris van Economische Zaken.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik vind dit een heel wezenlijk punt. Ik kan mij voorstellen dat de minister van Buitenlandse Zaken zich met heel veel landen in de wereld amper wenst te bemoeien en dat de staatssecretaris van Economische Zaken gewoon moet zorgen dat de handel tussen Nederland en die landen bevorderd wordt. Met een aantal landen in de wereld hebben wij vanuit Buitenlandse Zaken politiek problemen. Ik neem aan dat de minister van Buitenlandse Zaken bepaalt welke politieke lijn wij uitzetten voor dat soort landen en dus ook hoe handel in dat beleid wordt ingezet.

Minister Verhagen:

Ook daar geldt natuurlijk dat wij dat in principe niet unilateraal doen, zeker niet bij economische sancties. Als minister van Buitenlandse Zaken heb ik invloed op het sanctiebeleid van de Europese Unie of van de Verenigde Naties. Ik stuur daar mee. De heer Wilders vroeg niet voor niets aan mij om te bevorderen dat er in het VN-kader een totaal handelsembargo tegen Iran wordt afgesproken. Ik ben het daar op dit moment niet mee eens, omdat ik het geen goed middel vind. Als er sancties worden afgesproken in VN-verband heeft de staatssecretaris van Economische Zaken, in overleg met Buitenlandse Zaken, ervoor zorg te dragen dat de activiteiten die het Nederlandse bedrijfsleven ontplooit zich voegen binnen het afgesproken sanctiebeleid.

De voorzitter:

De laatste interruptie in deze termijn van de minister is voor de heer Voordewind. Overige interrupties moeten worden bewaard voor de tweede termijn, die zeer kort zal zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De minister gaat niet over de financiering van zo'n missie, maar hij gaat wel over zijn ambassades. In hoeverre is de Nederlandse ambassade erbij betrokken als de missie doorgaat? Is de minister van mening dat de ambassade zich afzijdig moet houden van de begeleiding van de missie?

Minister Verhagen:

Die vraag is meermalen, om te beginnen door de heer Wilders, gesteld. In december vorig jaar was goedkeuring gegeven aan de missie. De ambassade heeft daarom bij de voorbereiding van de missie een ondersteunende rol gespeeld, onder meer bij het identificeren van mogelijk interessante partners voor Nederlandse bedrijven. Ondersteuning van het bedrijfsleven is een reguliere taak van de ambassade. Het zal overduidelijk zijn dat het intrekken van de steun voor de missie consequenties moet hebben voor de rol van de ambassade in dezen, die sterk wordt gereduceerd. Ik noem een aantal voorbeelden van activiteiten bij een ondersteunde missie, die nu niet worden ontwikkeld. De ambassade zal geen netwerkreceptie geven. Daarbij straalt de overheid uit dat zij erbij betrokken is. De ambassadeur zal de deelnemende bedrijven niet op afspraken vergezellen. De bedrijven zullen niet worden begeleid bij de reizen buiten Teheran. De gewone, reguliere ondersteuning die een burger of een bedrijf in het buitenland krijgt, blijft gewoon plaatsvinden. Wij willen wel duidelijk maken dat de Nederlandse overheid een handelsmissie heeft, maar de normale ondersteuning van een Nederlander in den vreemde, zeker in een land als Iran, blijft plaatsvinden.

Ten slotte wil ik ingaan op de vragen van de heer Van Dam over Darfur in Sudan. Ook daar geldt dat de overheid in het beginstadium handelsactiviteiten in Sudan bevorderd heeft in het kader van het vredesproces en het verbeteren van de leefsituatie van de mensen in Sudan. Daarbij gaat het om water en dergelijke. Gezien de huidige situatie in Darfur zal de regering een voorgenomen handelsmissie naar Sudan geen financiële of politieke steun verlenen. Ook hier geldt dus dat wij dat niet doen. In Sudan zijn op dit moment ontwikkelingen gaande rond de acceptatie van de hybride VN/AU-missie die de discussie over sancties of verdergaande sancties tegen Sudan in een ander licht plaatsen. Als de regering wel volledige medewerking gaat geven, waar het nu op lijkt, zal er ook geen sprake zijn van het aanscherpen van de sancties. Ik heb in eerdere debatten over Sudan gezegd dat in EU-kader aanscherping absoluut mogelijk zal zijn indien het noodzakelijk is, gelet op de blijvende tegenwerking van de regering in Karthoum en het eventuele ontbreken van aanvullende sancties door de Verenigde Naties vanwege bijvoorbeeld een blokkade door een land als China. Maar let op, wij hebben in het verleden juist gelet op het vredesakkoord ook handelsactiviteiten gestimuleerd. Zo zie je dat je nu iets anders kunt doen dan een jaar geleden. Dat geeft aan dat je rekening moet houden met situaties die kunnen wijzigen.

De voorzitter:

De spreektijd in tweede termijn bedraagt een minuut, inclusief moties. Dat betekent dat er geen tijd is om te interrumperen.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Ik concludeer dat het kabinet heeft zitten slapen en blunderen. De minister van Buitenlandse Zaken geeft op de bekende handige wijze antwoord. Daar heb ik nog wel respect voor. Maar de staatssecretaris van Economische Zaken? Ik heb zelden zo'n hakkelend, Kamervragen ontwijkend antwoord van een bewindsman gehoord. Ik hoop echt dat dit veel beter gaat in de toekomst.

Ik wil drie moties indienen. De eerste gaat over het feit dat ik vind dat de Kamer in het vervolg tijdig moet worden geïnformeerd over een missie naar dergelijke landen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de Kamer inzake de handelsmissie naar Iran van eind juni niet uit eigen beweging heeft geïnformeerd;

overwegende dat het wenselijk is dat de Kamer door de regering tijdig geïnformeerd wordt als er een voornemen bestaat tot een politiek gevoelige handelsmissie;

spreekt als haar mening uit dat de regering de Kamer tijdig dient te informeren indien er een voornemen bestaat tot een handelsmissie met overheidsbetrokkenheid naar een land waartegen de VN-Veiligheidsraad sancties heeft afgekondigd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57(30800 XIII).

De heer Wilders (PVV):

Mijn tweede motie gaat over de wens van de fractie van de Partij voor de Vrijheid dat de minister zich hard maakt voor een totaal handelsembargo.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de huidige resoluties van de VN-Veiligheidsraad aan Iran opgelegde sancties niet ver genoeg strekken;

spreekt als haar mening uit dat de minister van Buitenlandse Zaken zich in internationaal verband sterk dient maken voor een door de VN-Veiligheidsraad af te kondigen totaal handelsverbod met Iran,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58(30800 XIII).

De heer Wilders (PVV):

Mijn laatste motie heb ik helaas met de pen moeten schrijven, het ging niet anders. Ik vind dat de regering méér moet doen met de middelen die zij heeft om toch te proberen deze missie tegen te houden. Collega's spraken over de Kamer van Koophandel die ook meegaat. Ik vind dat die inspanningen méér kunnen zijn dan één regel in een brief. Vandaar mijn laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat de voorgenomen handelsmissie naar Iran geen doorgang mag vinden;

verzoekt de regering, al het mogelijke te doen om te voorkomen dat deze handelsmissie feitelijk zal gaan plaatsvinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59(30800 XIII).

De heer Van Baalen (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De VVD-fractie is van mening dat tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken en vanuit het ministerie van Economische Zaken in de richting van het bedrijfsleven onvoldoende afstemming heeft plaatsgevonden. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat ondernemers volledig vrij zijn om internationaal zaken te doen zolang hun optreden niet aan internationale, Europese of nationale juridische beperkingen onderhevig is;Van Baalen

van mening dat het van groot belang is dat de Nederlandse overheid ondernemers, desgevraagd, bij het verkennen van de internationale markten ondersteunt, maar dat er politieke redenen kunnen zijn om van deze ondersteuning geheel of gedeeltelijk af te zien;

van mening dat het bedrijfsleven in zulke gevallen niet voor verrassingen mag worden gesteld, maar op een consistent en transparant beleid van de overheid moet kunnen vertrouwen;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat het bedrijfsleven in een vroeg stadium en bij voortduring wordt geïnformeerd over de mogelijkheden van ondersteuning en dat een eenmaal toegezegde ondersteuning alleen op basis van gewijzigde politieke omstandigheden wordt ingetrokken en dat dit niet gebeurt vanwege onvoldoende of onvolkomen afstemming binnen de overheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baalen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60(30800 XIII).

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Naar het oordeel van de SP-fractie is Iran een dictatuur en zijn er tal van redenen om daar geen winst te willen maken. De SP is ook van mening dat internationale economische boycotacties alleen zin hebben als zij door de binnenlandse oppositie tegen een dictatuur worden gevraagd. Anders treffen zij vooral de bevolking en heeft de bevolking daarvan vooral economisch nadeel. Zij verkiest dat echter soms te doen om een einde te maken aan onderdrukking. In Iran heeft de oppositie zo'n verzoek niet gedaan. Boycot of oorlog voeren gaat altijd ten koste van de bevolking.

Naar het oordeel van de SP-fractie wordt er een politiek gevoerd tegen Iran die wel eens in oorlog en ellende zou kunnen eindigen. Door de Amerikaanse regering wordt beweerd dat geen enkele optie wordt uitgesloten. Dat is behoorlijk angstaanjagend, zeker als wij de recente geschiedenis met Irak in herinnering roepen.

Wat vindt de staatssecretaris ervan dat in Nederland, het land waarin hij verantwoordelijk is voor het onderwerp economische zaken, Nederlandse bedrijven door de Verenigde Staten onder druk worden gezet, bijvoorbeeld door middel van congressen die de Amerikaanse autoriteiten laten organiseren, om geen handel te drijven met Iran, zoals in het FD van 31 mei te lezen valt?

Als inderdaad op ieder moment kan worden besloten om handelsmissies af te blazen, waarom wordt er dan niet gewacht tot het moment van een nieuwe eventuele VN-resolutie?

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Het onbevredigende in dit debat is dat de staatssecretaris zegt dat het goed is dat de financiële ondersteuning stopt maar dat hij de missie helaas niet kan tegenhouden. Daaruit klinkt een zekere machteloosheid die ons niet aanspreekt. Wij steunen het signaal vanuit de Kamer dat de staatssecretaris moet kijken wat hij kan doen om deze missie toch tegen te houden. Wij zouden ook voor de toekomst moeten kijken naar een meer juridisch toegesneden instrument om zeker als er een subsidierelatie met een missie is, de mogelijkheid te hebben om de missie te kunnen stoppen als het niet opportuun is dat die doorgaat en de subsidie stopt. Daarop ziet de motie die ik nu wil indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vanuit het ministerie van Economische Zaken geregeld (financiële) overheidssteun wordt verleend aan handelsmissies naar het buitenland;

overwegende dat het opzetten van handelsmissies naar bepaalde landen in voorkomende gevallen het buitenlands beleid, zoals bepaald door Kamer en regering, kan frustreren;

verzoekt de regering om voortaan bij het verlenen van overheidssteun aan handelsmissies daaraan de voorwaarde te verbinden dat de handelsmissie niet wordt uitgevoerd, indien deze missie niet spoort met het Nederlandse buitenlands beleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61(30800 XIII).

De heer Ten Hoopen (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun antwoorden. Ik ben blij dat de staatssecretaris heeft bevestigd dat hij, maar dan ook hij alleen, vanaf het moment van zijn aantreden verantwoordelijk is voor handelsmissies. Ik maak hem er wel op attent dat hij voor de Kamers van Koophandel een beleidsregel kan maken en daarmee daadwerkelijk invloed kan uitoefenen. Het moet dus mogelijk zijn om de subsidies niet te verstrekken. Ik nodig de staatssecretaris uit al het mogelijke te doen. Daar gaat mijn eerste motie over.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de EVD, het Nederlandse Centrum voor Handelsbevordering (NCH) en de Kamers van Koophandel de missie door willen laten gaan;Ten Hoopen

overwegende dat de staatssecretaris van Economische Zaken politiek verantwoordelijk is voor de EVD en de Kamers van Koophandel en ook op andere manieren bij de handelsmissie betrokken is;

verzoekt de regering, alle mogelijkheden aan te wenden om de missie niet door te laten gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ten Hoopen, Voordewind en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62(30800 XIII).

De heer Ten Hoopen (CDA):

Voorzitter. Mijn tweede missie...

De voorzitter:

U bedoelt waarschijnlijk: mijn tweede motie over de missie.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Het is mijn missie en daarom kom ik met een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de economische handelsmissie naar Iran ongewenst is;

overwegende dat economische handelsmissies in overeenstemming moeten zijn met de politieke koers van het kabinet;

overwegende dat de Nederlandse regering daarbij dient te opereren in overeenstemming met de aan landen opgelegde VN-sancties;

verzoekt de regering, in de toekomst alle voorstellen voor economische handelsmissies waaraan de Nederlandse overheid een bijdrage levert, naar landen waartegen de VN sancties heeft opgelegd, aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ten Hoopen, Voordewind en Van Dam. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63(30800 XIII).

Ik zie dat de heer Wilders wil interrumperen, maar ik heb gezegd: geen interrupties.

De heer Wilders (PVV):

Maar het gaat mij niet om de inhoud van de motie, maar om iets waar u zelf ook vaak op hebt gewezen. De heer Ten Hoopen heeft een motie ingediend waarvan het dictum identiek is aan het dictum van mijn motie. Van mij mag het, maar echt chic is het niet.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Ik meen dat hier goede omgangsvormen gelden. U zegt dat wat ik doe niet chic is, maar u zou uw motie aan mij hebben kunnen voorleggen. Dan had ik daarover met u kunnen spreken.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording. Ik dank vooral de minister van Buitenlandse Zaken. Hij heeft zeer helder uiteengezet hoe alles is gelopen. De datum van 23 mei was de deadline van de VN-resolutie. De minister heeft er twee weken over gedaan om EZ te adviseren. Dat is misschien een beetje lang, want je kon zien aankomen wat er zou gebeuren, maar ik ben het eigenlijk met de minister eens dat hij voor 23 mei geen definitief advies over de handelsmissie aan EZ kon geven. De enige vraag die voor mij resteert, is of het NCH voor 23 mei signalen heeft gekregen waaruit bleek dat de ondersteuning voor de missie zou komen te vervallen als Iran zich niet aan de resolutie zou houden. Heeft men signalen gekregen waaruit bleek dat de kans reëel was dat de ondersteuning van de handelsmissie zou worden afgeblazen?

Mijn conclusie na dit debat is dat de staatssecretaris van EZ in dergelijke situaties moet varen op het advies van de minister van Buitenlandse Zaken. Wij hebben immers maar één minister van Buitenlandse Zaken, die gaat over het buitenlands politieke beleid. Handel is wat mijn fractie betreft een instrument in het buitenlands politieke beleid. Zij is van mening dat bij de keuze of en zo ja, in welke mate je handelt met landen de minister van Buitenlandse Zaken het politieke primaat heeft.

De minister van Buitenlandse Zaken heeft binnen twee weken na het verstrijken van de VN-resolutie geadviseerd aan Economische Zaken. De staatssecretaris heeft daarop direct besloten. Ik kan aan het eind van dit debat niet concluderen dat het geen nette gang van zaken is. Het enige voorbehoud dat ik daarop maak, is de vraag of het NCH tijdig is geïnformeerd dat het waarschijnlijk zo zou aflopen, want wij zagen allemaal aankomen dat Iran zich niet aan de VN-resolutie zou houden. Dat zou wel zo netjes zijn geweest.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. D66 vindt maatschappelijk verantwoord ondernemen cruciaal bij handelsmissies, zeker als er sprake is van VN-resoluties. Het spreekt voor zichzelf dat daarbij afstemming tussen EZ en Buitenlandse Zaken zeer van belang is.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de standaarden inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen ook een belangrijke rol moeten spelen in de voorbereiding, organisatie en ondersteuning van internationale handelsmissies en voorts dat ook het ministerie van Buitenlandse Zaken hier naast het ministerie van Economische Zaken een rol in moet spelen;Koşer Kaya

overwegende dat de standaarden inzake maatschappelijk ondernemen extra scherp moeten gelden voor handelsmissies naar landen waar VN-resoluties op van kracht zijn;

verzoekt de regering, de Kamer in een zeer vroeg stadium te informeren over handelsmissies naar landen waarvoor VN-resoluties gelden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64(30800 XIII).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Om de schijn van betrokkenheid van Nederland niet alleen bij deze handelsmissie, maar ook bij volgende handelsmissies te voorkomen, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat indien de regering handelsmissies ontraadt, het voor de hand ligt dat de Nederlandse ambassades geen medewerking zullen verlenen aan missies;

verzoekt de regering, ontraden handelsmissies niet te faciliteren, ook niet via medewerking van de Nederlandse ambassades ter plekke,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65(30800 XIII).

Staatssecretaris Heemskerk:

Voorzitter. In de motie van de heer Wilders op stuk nr. 57 spreekt de Kamer als haar mening uit dat de regering de Kamer tijdig dient te informeren indien er een voornemen bestaat tot een handelsmissie met overheidsbetrokkenheid naar een land waartegen de VN-Veiligheidsraad sancties heeft afgekondigd. Deze motie lijkt nogal op de motie op stuk nr. 64. Ik ontraad in dit geval de aanneming van de motie, omdat de constatering dat de regering de Kamer niet uit eigen beweging heeft geïnformeerd inzake de handelsmissie naar Iran van eind juni, onjuist is. De minister van Buitenlandse Zaken heeft tijdens het algemeen overleg al aangegeven dat er twijfels waren. Vervolgens heb ik het besluit genomen om de financiële bijdrage aan die handelsmissie af te blazen. Over dit besluit is de Kamer direct geïnformeerd. Ik ontraad daarom de aanneming van deze motie.

In de motie-Wilders op stuk nr. 59 wordt de regering verzocht, al het mogelijke te doen om te voorkomen dat deze handelsmissie feitelijk zal plaatsvinden. Ik heb al een brief aan de Kamer gestuurd en het NCH geïnformeerd dat deze missie opgeschort dient te worden. Wat dat betreft is er aan duidelijkheid niets te wensen overgelaten. Ik heb, in mijn optiek, al het mogelijke gedaan om te voorkomen dat deze handelsmissie feitelijk zal plaatsvinden. Dit debat draagt nog een keer bij aan het politieke oordeel over die missie. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer over.

In de motie-Van der Staaij op stuk nr. 61 wordt de regering verzocht, voortaan aan het verlenen van overheidssteun van handelsmissies, de voorwaarde te verbinden dat de handelsmissie niet wordt uitgevoerd indien deze missie niet spoort met het buitenlands beleid. Wij kunnen bedrijven niet verbieden af te reizen naar dergelijke landen als er geen sanctiebepalingen zijn of als men geen andere regels schendt. Deze missie is daar het voorbeeld van. Daarom staan wij hier. Ik kan dit verzoek niet uitvoeren, dus ik moet de aanneming van de motie ontraden.

In de motie-Ten Hoopen c.s. op stuk nr. 62 wordt de staatssecretaris verzocht alle mogelijkheden aan te wenden om de missie niet door te laten gaan. Dat lijkt in feite op de vorige motie. Ik laat ook het oordeel over deze motie aan de Kamer over.

In de motie-Ten Hoopen c.s. op stuk nr. 63 wordt de staatssecretaris van Economische Zaken verzocht in de toekomst alle voorstellen voor economische handelsmissies waaraan de Nederlandse overheid een bijdrage levert, naar landen waartegen de VN sancties heeft opgelegd, aan de Kamer voor te leggen. Deze handelsmissie naar Iran is in overeenstemming met de opgelegde VN-sancties. Er wordt dus niet iets gedaan wat niet mag. Deze motie vraagt mij om handelsmissies naar ingewikkelde landen aan de Kamer voor te leggen. Wij moeten echter voorkomen dat de Kamer over iedere handelsmissie een debat gaat voeren en dat iedere handelsmissie moet wachten tot de Kamer toestemming heeft gegeven. De regering regeert en de Kamer controleert. Ik heb toegezegd dat ik zal aangeven op basis waarvan internationaal ondernemen plaatsvindt en hoe het instrumentarium daarin past. Ik wil de wijze waarop handelsmissies tot stand komen transparanter maken. Daarop gelet, laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer over.

De motie van de leden Koşer Kaya en Pechtold lijkt sterk op de vorige motie. Het enige verschil is dat er wordt verzocht om de Kamer zeer vroeg in plaats van vroeg te informeren over handelsmissies. Dit is een overbodige motie en daarom ontraad ik aanneming daarvan.

De heer Van der Staaij (SGP):

De staatssecretaris heeft over mijn motie gezegd dat het niet mogelijk is om een dergelijke voorwaarde te stellen. Ik ben redelijk goed bekend met het algemeen bestuursrecht, ook op het punt van subsidies. Ik zie niet in waarom dit niet vooraf als subsidievoorwaarde opgenomen kan worden.

Staatssecretaris Heemskerk:

Wij leven niet in een dictatuur. Als ik subsidie intrek, kunnen bedrijven toch hun missie doorzetten.

De heer Van der Staaij (SGP):

Is dit werkelijk uw reactie op deze serieuze motie? In de kleine lettertjes kan heel goed worden opgenomen dat bij intrekking van de subsidie ook de missie niet door zal gaan. Het alternatief is dan dat bedrijven geen subsidie aanvragen. Dat heeft niets met een dictatuur te maken. Als je geld geeft, mag je toch verwachten dat je beleid niet wordt doorkruist?

Staatssecretaris Heemskerk:

U heeft het over een intentieverklaring. Het NCH had de afweging kunnen maken dat wanneer de subsidie wordt ingetrokken, de missie niet door zou gaan. De bedrijven willen echter toch en de missie past binnen de sancties. Dan houdt het voor mij op.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb het niet over deze missie, want daarvoor geldt de door mij bedoelde subsidievoorwaarde nog niet. Mijn stelling is dat je heel goed van tevoren af kan spreken dat een door de overheid gesubsidieerde missie niet doorgaat als later blijkt dat deze bepaald onverstandig is. Het alternatief is dat bedrijven geen subsidie aanvragen.

Staatssecretaris Heemskerk:

Dan kunnen de bedrijven alsnog besluiten om te gaan. De overheid kan en wil dat niet verbieden. Daarom moet ik aanneming van de motie ontraden.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik bestrijd dat in onze motie hetzelfde wordt gevraagd als in de motie-Ten Hoopen c.s. Wij leggen een duidelijk verband met maatschappelijk verantwoord ondernemen en met Buitenlandse Zaken. De staatssecretaris gaat te kort door bocht als hij aanneming van de motie-Koşer Kaya/Pechtold om die reden ontraadt.

Staatssecretaris Heemskerk:

Dat is uw oordeel. Maatschappelijk verantwoord ondernemen ligt mij zeer na aan het hart. Ik heb al een beleidsnotitie over dit onderwerp aangekondigd. Ik geef daarin aan wat ik allemaal doe om maatschappelijk ondernemen in Nederland en in het buitenland verder te bevorderen. Kortom, ik sta pal voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Kennelijk heeft u allerlei plannen om maatschappelijk verantwoord ondernemen aan de orde te stellen en dan is onze motie zeker niet overbodig.

Staatssecretaris Heemskerk:

In de motie-Ten Hoopen c.s. gaat het over het informeren van de Kamer over handelsmissies. Ik heb al gezegd dat ik een brief zal sturen over de wijze waarop wij met handelsmissies omgaan. Dan ook nog een motie indienen waarin wordt gevraagd om de Kamer daarover in een zeer vroeg stadium te informeren, gaat mij te ver. Ik laat het oordeel over de motie-Ten Hoopen c.s. over aan de Kamer, maar de motie-Koşer Kaya/Pechtold acht ik overbodig. Wij moeten geen overbodige moties willen behandelen en daarom ontraad ik aanvaarding daarvan.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik zal mijn vragen herhalen. Wat vindt de staatssecretaris ervan dat Nederlandse bedrijven in Nederland onder druk worden gezet door de VS door middel van bijvoorbeeld congressen die de Amerikaanse autoriteit laat organiseren?

Mijn tweede vraag was waarom wij niet wachten tot het moment dat er eventueel een nieuwe VN-resolutie wordt geformuleerd als het waar is dat wij onze steun aan een handelsmissie op het laatste moment kunnen intrekken.

Staatssecretaris Heemskerk:

Ik heb in eerste termijn al iets gezegd over de Amerikaanse druk. Ik heb dit niet zo gevoeld. Het is aan de Amerikaanse regering om haar politieke standpunt toe te lichten. Zij kan dit ook in de richting van bedrijven doen en het is dan aan de bedrijven om te zien hoe ze hiermee omgaan en of ze dat als druk ervaren.

Ik heb gezegd dat het politiek opportuun is om nu niet af te reizen. Daar ging ook dit hele debat over. Ik voeg hier aan toe dat de minister van Buitenlandse Zaken en ik het hierover zeer eens zijn.

Minister Verhagen:

Mevrouw de voorzitter. Ik begrijp niet dat de heer Wilders er ondanks dit debat nog steeds van uitgaat dat wij hebben zitten slapen. Integendeel, zou ik willen zeggen. Wij hebben eerder dan de internationale gemeenschap gereageerd op de bevindingen van de heer ElBaradei. Wij hebben er de consequentie uitgetrokken dat een handelsmissie nu niet opportuun is. Wij hebben dit dus in een heel vroeg stadium gedaan en zeker niet te laat omdat wij zaten te slapen.

Ik heb al eerder gezegd dat het landen vrijstaat om unilateraal sancties te treffen en dat het ze ook vrijstaat om zelfstandig verder te gaan dan de VN-sancties, maar dat wij, zoals wij dat ook bij de Helms-Burton Act destijds duidelijk naar voren hebben gebracht, tegen de executoriale werking zijn van nationale wetgeving. Wij dragen dit standpunt nog steeds uit.

De heer Wilders vraagt in een motie of het kabinet zich sterk wil maken voor een totaal handelsverbod met Iran. Ik ben van mening dat wij, gelet op de bevindingen, moeten vasthouden aan de sancties en de mogelijkheid van verdergaande sancties, maar een totaalverbod gaat mij te ver, juist gelet op het tweesporenbeleid dat ik voorsta. Daarom ontraad ik de aanneming van deze motie.

De heer Van Baalen is horende doof. Hij stelt dat er onvoldoende afstemming heeft plaatsgevonden, dat het bedrijfsleven daardoor niet goed is geïnformeerd en dat de politieke omstandigheden geen rol hebben gespeeld. Ik vraag me af welk debat hij heeft bijgewoond. Het is juist vanwege de gewijzigde politieke omstandigheden dat wij tot de conclusie zijn gekomen dat wij onze steun aan deze missie moeten intrekken. Er was juist sprake van zeer goede afstemming. Deze motie is dus feitelijk onjuist. De heer Van Baalen pleit ervoor dat het bedrijfsleven al in een vroeg stadium wordt geïnformeerd. Hij zou consistent zijn als hij zou pleiten voor een totaal handelsverbod en unilaterale stappen. In dat geval weet je immers zeker dat je over een half jaar geen activiteiten hoeft te ontraden, vanwege gewijzigde omstandigheden. Juist omdat politieke omstandigheden kunnen veranderen, moet je bereid zijn om indien nodig je beleid aan te passen. Als hij vindt dat handelsactiviteiten van het Nederlandse bedrijfsleven uit den boze zijn, moet hij durven pleiten voor een VN-handelsverbod.

Voorzitter. Ik ontraad dus de aanneming van deze motie, vanwege feitelijke onjuistheden en het inconsistente beleid dat zij tot gevolg zou hebben.

De heer Voordewind heeft een motie ingediend over de ondersteuning door de Nederlandse ambassade. De ondersteuning door de Nederlandse ambassade is sterk gereduceerd en de handelsmissie heeft daardoor niet langer de uitstraling van een overheidsmissie. Met zijn motie vraagt hij dus eigenlijk om alle activiteiten van de ambassade te staken. Ik vind echter dat normale steun voor een individueel bedrijf mogelijk moet blijven, omdat je anders in wezen zou stoppen met het consulaire werk. Het is, met andere woorden, de bedoeling van de motie dat ik tegen de ambassade zeg dat er niets meer mag. Om die reden ontraad ik aanneming van deze motie.

De heer Van Baalen (VVD):

De minister brengt zaken naar voren die ik helemaal niet aan de orde heb gesteld. Mijn punt in deze motie is niet dat er feitelijke omstandigheden van politieke aard zijn die tot een beslissing nopen, maar dat een minister van Buitenlandse Zaken met zijn collega van Economische Zaken om de tafel moet gaan zitten als hij ziet dat de situatie verslechtert. Vervolgens moet deze het bedrijfsleven informeren dat het fout gaat lopen. Daarmee helpt hij zowel zijn collega als het bedrijfsleven. De minister is blijkbaar niet zo wakker. Dat kan ik hem niet euvel duiden, want dat heeft met iemands constitutie te maken. Ik wil hem echter wel vragen om terug te nemen dat ik gezegd zou hebben dat er een absolute boycot van Iran moet komen. Dat heb ik namelijk niet gezegd.

Minister Verhagen:

Ik ben blij dat de woordvoerder van de VVD-fractie duidelijk zegt dat hij geen voorstander is van een absolute boycot van Iran. Dat is genoteerd.

Ik constateer dat de Kamer, inclusief de VVD-fractie, op basis van de resolutie van 24 maart jongstleden haar instemming heeft betuigd met de opstelling van de Verenigde Naties. De sancties die daarvan het gevolg waren, stonden een handelsmissie naar Iran niet in de weg. Met het oog daarop kan ik niet anders dan concluderen dat gewijzigde politieke omstandigheden altijd tot gevolg kunnen hebben dat je in een laat stadium een handelsmissie moet afwijzen. Die late afwijzing was niet het gevolg van afstemmingsproblemen. Integendeel, het beleid is altijd in goed overleg met het ministerie van Economische Zaken afgestemd.

De voorzitter:

Dat hebt u allemaal al een keer gezegd!

Minister Verhagen:

De heer Van Baalen stelt een vraag en ik geef antwoord.

De voorzitter:

Maar u hoeft zich niet te herhalen, ook niet als de heer Van Baalen u daartoe uitdaagt.

Minister Verhagen:

Je mag hier niks zeggen.

De voorzitter:

Zo bedoel ik het niet, maar u kunt wel iets korter antwoorden.

De heer Wilders (PVV):

De moties over het tijdig informeren van de Kamer over handelsmissies raken ook de buitenlandpolitiek en de rol van de ambassades. Daarom hoor ik graag het oordeel van de minister over deze moties. Ik wil hem vragen dat minder kinderachtig te doen dan de staatssecretaris van Economische Zaken. Die ontraadde namelijk twee moties van de oppositie, terwijl ze hetzelfde dictum hadden als de motie van de coalitie, waarover hij het oordeel aan de Kamer liet. Ik hoop dat de minister wel een eerlijk en inhoudelijk oordeel wil geven over deze moties.

Minister Verhagen:

Het is natuurlijk aan de Kamer om gelijkluidende moties wel of niet samen te voegen. Er werd gevraagd om de Kamer te informeren over handelsmissies naar landen waarvoor al sancties in het kader van de VN gelden. De regering spreekt met één mond. De staatssecretaris heeft al gesteld dat het oordeel over deze motie aan de Kamer wordt overgelaten. Dat geeft aan dat de regering er niet onwelwillend tegenover staat om, indien de Kamer dat wenst, de Kamer in een vroeg stadium te informeren over eventuele handelsmissies naar landen waarop VN-sancties van toepassing zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

U legde mijn motie uit alsof erin werd verzocht om ambassades geen hulp meer te laten verstrekken aan bedrijven ter plekke. Dat was de strekking van die motie niet. Er werd in verzocht om handelsdelegaties die door de regering zijn ontraden, niet laten te faciliteren door de ambassade ter plekke als bedrijven besluiten om alsnog te gaan, dit om onduidelijkheid te voorkomen.

Minister Verhagen:

Ik had het niet over bedrijven ter plekke. Ik sprak over vertegenwoordigers van bedrijven die erheen gaan, dus individuele bedrijven. Ook los van handelsmissies gaan er immers vertegenwoordigers van individuele bedrijven naar bepaalde landen toe om handelsactiviteiten te ontplooien. Ik heb gezegd dat ik er, gelet op het feit dat wij de activiteiten sterk hebben gereduceerd en op geen enkele wijze uitstralen dat er sprake is van een overheidsmissie, van uit ga dat u met uw motie nog verdere beperking wilt. Ik heb immers al toezeggingen gedaan, dus daarover hoeft geen motie te worden ingediend. U roept mij immers niet op om nog meer te doen dan ik al doe. Als uw bedoeling is om meer te doen dan ik al doe, ontraad ik het aannemen van deze motie. Als u dat niet doet, is de motie overbodig. De activiteiten zijn immers al sterk gereduceerd.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

U hebt in uw beantwoording gezegd dat u de activiteiten sterk zult reduceren. Daarmee hebt u ruimte gecreëerd voor ambassades om ontraden handelsmissies die alsnog gaan, toch te faciliteren. Het doel van mijn motie is om te voorkomen dat er een schijn van betrokkenheid ontstaat.

Minister Verhagen:

Ik herhaal dat als in de motie meer wordt gevraagd dan wat ik heb toegezegd, ik het aannemen ervan ontraad. Ik vind namelijk dat de ambassade zijn reguliere activiteiten moet kunnen blijven uitvoeren ten aanzien van Nederlanders die zich in het buitenland bevinden of die naar het buitenland gaan, of dat nu vertegenwoordigers van bedrijven zijn of anderen. Als u motie overeenstemt met mijn toezeggingen, is zij overbodig. Uit uw nadere toelichting begrijp ik dat ik de activiteiten van de ambassades verder moet beperken dan ik al heb gedaan, ook in de toekomst. Daarom ontraad ik het aannemen van deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven