Aan de orde is de aanbieding van de jaarverslagen over het jaar 2006 en de rapporten van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen.

Minister Bos:

Mevrouw de voorzitter, geachte leden. Het is mij een eer om voor het eerst het financiële jaarverslag van het Rijk aan de Tweede Kamer te mogen aanbieden. En natuurlijk moet ik eigenlijk zeggen dat het mij een eer en een genoegen is, maar zoals men ongetwijfeld weet, verkeer ik thans in de wel heel bijzondere omstandigheid dat ik verantwoording mag afleggen voor beleid waartegen ik in mijn vorige positie zo nu en dan ook wel enig bezwaar naar voren heb gebracht. Maar ook deze bijzondere situatie zal ik vandaag met een ijzeren glimlach doorstaan.

Niettemin is er ook sprake van echt genoegen, allereerst omdat ik als minister van Financiën tevreden constateer dat de rechtmatigheid van de rijksuitgaven wederom heel hoog is: ruim 99% van de rijksuitgaven is conform wet- en regelgeving gedaan. Dit is al jaren zo en ik ben blij dat wij dit weten vast te houden. Ook internationaal is dit echt een prestatie van formaat. Terwijl het bij verantwoordingsdag misschien vooral om het verleden lijkt te gaan, is terugkijken soms juist ook heel belangrijk voor de toekomst, ook voor de toekomst van verantwoordingsdag zelf.

Voordat ik hierop wat uitgebreider inga, wil ik nog kort stilstaan bij de resultaten van het in 2006 gevoerde beleid. Een van de zaken die bij de verantwoording opvallen, is dat vele onderwerpen in het jaarverslag niet alleen in 2006 in het brandpunt van het politieke debat stonden, maar ook nu nog. Denk aan internationale vrede en veiligheid; dit onderwerp komt in de verslagen voor en nog steeds nemen duizenden Nederlandse militairen deel aan belangrijke missies in het buitenland. Denk aan wat er in de verslagen verantwoord wordt op het gebied van de problemen en de wachtlijsten in de jeugdzorg. Nog altijd – dit wordt helaas bevestigd door de berichten van de afgelopen dagen – is er op dat terrein heel veel werk aan de winkel. Denk ook aan wat er in de verslagen verantwoord wordt op het gebied van succesvolle re-integratie-inspanningen. Het beleid heeft in de afgelopen jaren resultaten gehad, maar nog steeds staan te veel mensen aan de zijlijn van het maatschappelijk speelveld. Denk aan de leefbaarheid van de wijken, waarbij resultaten zijn geboekt waarvoor wij ons verantwoorden, maar nog altijd is er een stevige impuls nodig om de oude wijken van de steden leefbaar te houden. Denk ook aan de resultaten die geboekt zijn bij het terugdringen van de milieudruk en aan de niet aflatende noodzaak om daaraan prioriteit te geven. Op al deze gebieden verantwoorden wij ons, in de wetenschap dat ze ook in de komende jaren nog prioriteit in het kabinetsbeleid zullen hebben.

Zoals ik in het begin al aangaf, ziet een minister van Financiën uiteraard graag dat uitgaven rechtmatig zijn. Het is een goed teken dat het financiële beheer van het Rijk op orde is. Hier werken elke dag vele ambtenaren aan en het is ook voor hen belangrijk om te weten dat hun inspanningen onderkend en gewaardeerd worden. Maar ook de positie van de burgers is belangrijk; zij willen dat de overheidsuitgaven rechtmatig zijn, het zijn immers hun belastingcenten. Dit geldt ook voor geld dat in Europa wordt uitgegeven. De Europese Rekenkamer kan helaas al twaalf jaar achtereen geen goedkeurende verklaring bij de rekening afgeven. Nederland vindt dit uiterst ongewenst en daarom is de Nederlandse regering er met brede steun van de Kamer toe overgegaan om maar zelf een nationale verklaring over de besteding van deze gelden op te stellen. Op 7 mei jl. heb ik deze verklaring aangeboden aan Eurocommissaris Kallas, waarmee Nederland het eerste land van Europa is dat dit doet. De Europese Commissie heeft hier veel waardering voor en vandaag bied ik deze nationale verklaring ook aan de Kamer aan. Ze gaat nu alleen nog maar over de besteding van het landbouwgeld, maar de volgende keer zullen ook de structuurfondsen en de eigen middelen erbij betrokken worden. Hiermee loopt Nederland bewust voor de andere landen in Europa uit, maar de steun van en de interesse bij de andere landen neemt toe, en dit doet ons deugd.

Mevrouw de voorzitter. Het is vandaag de zevende keer dat een uitgebreid rijksjaarverslag, inclusief departementale verslagen, aan de Kamer worden aangeboden. Dinsdag 22 mei, volgende week, vindt het verantwoordingsdebat plaats. Een debat dat dan voor de derde maal zal plaatsvinden. Daarna vindt normaal gesproken met iedere Kamercommissie een overleg plaats over het departementale jaarverslag. Graag wil ik de aanbieding vandaag op verantwoordingsdag aangrijpen om iets te zeggen over die verantwoording zelf. Voldoet de verantwoording aan de verwachtingen? Is zij effectief en zo ja, voor wie dan? Wat zou er beter kunnen en geldt dit dan ook voor alle betrokkenen? Ik heb daarbij een aantal observaties en zorgen.

De VBTB-operatie – één van onze mooiste afkortingen: van beleidsbegroting tot beleidsverandering – kan gemakkelijk leiden tot het stellen van almaar meer regels en het vereisen van almaar meer rapportages. Dat is om verschillende redenen zorgelijk, bijvoorbeeld omdat dit kabinet in het coalitie programma juist als prioriteit stelt het verminderen van bureaucratie en regeldrukte.

Er is echter nog een gevaar. Wij moeten voorkomen dat VBTB leidt tot almaar meer willen weten en almaar meer willen meten. Dat leidt niet alleen tot het risico van meer bureaucratie en regeldrukte, maar ook tot illusies van beheersing en controle. Het staat ook voor het bredere fenomeen dat professionals in de publieke sector steeds meer tijd dreigen kwijt te raken aan administratie en rapportage en steeds minder toekomen aan hun eigenlijke taak: onderwijzen, de buurt veilig maken, zorg verlenen enzovoort. Cijferfetisjisme frustreert de uitvoering van publieke taken. Ook het Rekenkamerrapport Tussen beleid en uitvoering, al uit 2003, waarschuwt hiervoor. Met andere woorden, verantwoording mag er niet toe leiden dat het hele functioneren van de publieke sector in te gedetailleerde en te gekwantificeerde prestatie afspraken wordt vervat, ook omdat wij inmiddels allemaal weten hoe dit tot volstrekt onbedoelde effecten kan leiden. Denkt u daarbij aan de slepende discussies, ook hier, over de vraag of de prestatiecontracten met de politie niet per definitie tot een onderwaardering van preventief werk leiden. Dat laatste is niet te meten en dus al snel ondergeschikt aan dat wat wel te meten is.

Ik ben dus niet zonder zorgen. Tegelijkertijd staat het buiten kijf dat het in een democratie essentieel is dat de politiek zich verantwoordt. Mocht ik dat al willen vergeten, dan hebben wij gelukkig een president van de Algemene Rekenkamer die haar ijzeren glimlach altijd gereed heeft om mij daaraan te herinneren.

Verantwoording is dus essentieel. Verantwoording is ook politiek en verantwoording hoort te gaan over de burger. Daar zijn wij dus nog lang niet. Wij moeten constateren dat de debatten over de verantwoording van de overheidsuitgaven hier steeds minder politiek worden en zich steeds meer intern in Den Haag afspelen. De burger komt er nauwelijks meer in voor en het politieke profiel wordt steeds fletser. Ik vind die technocratisering zorgelijk en onwenselijk. Bij ons nadenken hoe wij de komende jaren omgaan met verantwoording en verantwoordingsdag hoop ik, dat u met ons wilt meedenken hoe deze processen de professionals in de publieke sector niet onnodig belasten, hoe wij bureaucratie kunnen vermijden, hoe wij de debatten weer politiek kunnen maken en hoe wij de burger erbij kunnen betrekken.

Ik stip ten slotte drie richtingen aan waarin wij de oplossingen zouden kunnen zoeken. Misschien moeten wij ons allereerst beperken teneinde meer focus in de verantwoording te kunnen aanbrengen. "Less is more", overdaad schaadt. Een andere richting die ik graag met u verken, is of wij de verantwoording minder vrijblijvend kunnen maken door de verantwoording beter te koppelen aan voorgenomen beleidswijzigingen en daarbij horende financiën. Immers, een debat waarin enkel wordt teruggekeken terwijl op een ander moment de echt grote beslissingen vallen over de toekomst, kan een heel geïsoleerd debat worden. Een laatste richting die ik graag verder met u bekijk, is of wij op verant­woordingsdag niet de praktijk van de uitvoering centraler zouden moeten zetten. Allemaal hebben wij onze mond vol van het feit dat de uitvoerders in de publieke sector, de onderwijzer, de politieagent, de verpleegkundige, de kraamhulp en de gezinscoach, veel meer onze waardering verdienen. Misschien helpt het dan ook om het debat op en naar aanleiding van verantwoordingsdag meer over hun positie, hun problemen en hun ervaringen te laten gaan. Ik constateer met enig genoegen dat een van de grondleggers van de VBTB-exercitie, het voormalige Kamerlid Jan van Zijl, de afgelopen dagen in diverse media heeft aangestipt dat mogelijkerwijs in deze richtingen een verbetering te bereiken valt. Hij heeft daarbij overigens ook het een en ander gezegd over wat hij in dat opzicht van Kamerleden verwacht en vraagt, maar daar zou ik uiteraard niet over durven te oordelen.

Mevrouw de voorzitter. Een effectieve verantwoording over het beleid van de overheid is uiteindelijk in ieders belang. Het is in het belang van de Tweede Kamer met haar controlerende taak, in het belang van het kabinet dat de plannen maakt, in het belang van de Rekenkamer die erop moet toezien of de overheid haar financiële verantwoording wel op orde heeft, maar vooral in het belang van de belastingbetaler die er recht op heeft, te weten wat er met zijn of haar geld gebeurt. Met dat belang voor ogen bied ik u graag bijgaande verslagen aan.

De voorzitter:

Dank u voor deze prachtige stukken met een fraaie strik erom.

Ik geef nu graag het woord aan de president van de Algemene Rekenkamer, mevrouw Stuiveling.

Mevrouw Stuiveling:

Mevrouw de voorzitter, geachte leden van de Tweede Kamer, minister van Financiën. Verantwoordingsdag 2007 is in een aantal opzichten bijzonder. Het is bijzonder voor u, leden van de Tweede Kamer, want het is uw eerste. Ook al was u misschien al lid van de vorige Tweede Kamer, dan nog is het uw eerste in deze recent aangetreden Tweede Kamer. Het is ook een première voor mevrouw de voorzitter en voor de minister. Dus eigenlijk ook een beetje voor mij, want ik was gewend dat de heer Bos in de bankjes zat te luisteren in plaats van dat hij hier het woord voerde. Voor ons is het weliswaar geen première, maar het is zeker nog geen goed ingeregelde voorstelling. Verantwoordingsdag is nog jong en is in het leven geroepen op een moment dat de rijksdienst de rechtmatigheid onder controle had. Het werd tijd veel meer, en vooral veel meer gestructureerd, jaarlijks de verantwoording toe te spitsen op de beleidsresultaten. Met deze migratie van het verleggen van het accent van rechtmatigheid naar beleid, zijn wij nu wel een eind op streek, maar het swingt nog niet echt, als ik de commentaren van deze en gene zo hoor. In elk geval is het niet of nog niet gelukt verantwoordingsdag op de derde woensdag in mei en in de daaropvolgende debatten een volwaardige tegenhanger te maken van Prinsjesdag, de derde dinsdag in september, en de daaropvolgende debatten over de plannen die dan centraal staan.

Toch is er ook wel iets positiefs te melden. Wij zijn ervan overtuigd dat langzamerhand de situatie begint te ontstaan dat de Kamer eindelijk over de volle breedte van de ministeries en fondsen de beschikking krijgt over beleidsinformatie waarmee zij aan de slag kan. Wat ons betreft zou het omslagpunt van het in het parlement ook werkelijk kunnen gaan gebruiken van die informatie in deze zittingsperiode vleugels moeten krijgen. Wij zullen graag met de commissie voor de Rijksuitgaven en uiteraard met de minister van Financiën, die zojuist ook een aantal suggesties daarover heeft gedaan, daaraan en daartoe intensief samenwerken.

Bij het aanbieden van onze rapporten bij de jaarverslagen 2006 en het Financieel Jaarverslag van het Rijk besteed ik aandacht aan een vast drieluik, al doe ik het dit jaar in een omgekeerde volgorde. Dat wil ik zo laten, want de beleidsinformatie waarmee ik begin betreft zaken waar wij in de toekomst op willen focussen. Kortom, beleidsinformatie, bedrijfsvoering van de departementen en de rechtmatigheid.

Ten eerste beleidsinformatie. Op grond van ons onderzoek naar 2006 concluderen wij opnieuw dat de beschikbaarheid van beleidsinformatie en beleidsverantwoordingsinformatie licht is toegenomen. Bovendien stellen wij vast dat die beleidsinformatie in de jaarverslagen 2006 deugdelijk tot stand is gekomen en voldoet aan de verslaggevingeisen. Daarenboven hebben wij bij alle ministeries gekeken naar een selectie van die informatie en of de informatie die uw Kamer over de verschillende onderwerpen krijgt ook bruikbaar is. Wij zijn blij met de vele goede voorbeelden van bruikbare informatie die wij hebben gevonden. Ik noem er twee: emissies van verzurende en luchtverontreinigende stoffen in het jaarverslag van VROM en de administratieve lastenvermindering voor burgers in het jaarverslag van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Maar – en dat hoort bij ons vak – wij hebben in onze rapporten uiteraard ook aangegeven waar volgens ons de bruikbaarheid van de informatie beperkt is en hoe een ministerie dat beter zou kunnen doen.

Juist omdat het proces van het beschikbaar krijgen van beleidsinformatie in begrotingen en jaarverslagen, zoals dat enkele jaren geleden is ingezet, toen al door ons is ingeschat als weerbarstig en een jaren in beslag nemend verbeteringstraject, brengen wij al enkele jaren ook op Verantwoordingsdag parallel een speciaal aan beleidsinformatie gewijd rapport uit: de Staat van de beleidsinformatie. De Staat stelt ons in staat één onderwerp of één invalshoek te selecteren en daarnaar diepgaander onderzoek te doen, iets wat binnen de controle van de jaarverslagen over de volle breedte en met die diepgang praktisch niet, respectievelijk nog niet uitvoerbaar is.

De editie 2007 die wij vanochtend hebben gepubliceerd en aan enkele Kamercommissies hebben gepresenteerd, biedt een overzicht van alle nog lopende zogenaamde grote projecten die u bij uw aantreden als Kamer aantrof. Speciaal onderzocht is de beleidsinformatie over zes grote projecten, te weten Ruimte voor de rivier, Mainportontwikkeling Rotterdam, Maaswerken, Vervanging pantservoertuigen en de inmiddels afgeronde projecten ICT in het onderwijs en Groepsgrootte en kwaliteit basisonderwijs. Wij zijn nagegaan of u voldoende gegevens van de betrokken minister ontvangt over nut en noodzaak en resultaten van deze projecten om uw controlerende taak te kunnen uitoefenen. Onze hoofdconclusie is dat in de politieke discussie over grote projecten niet alle relevante informatie over nut, noodzaak, uitvoering en resultaten van deze projecten wordt gebruikt. De daarvoor vereiste informatie is bij de zes onderzochte projecten doorgaans wel op de departementen beschikbaar, maar de manier waarop de informatie wordt gepresenteerd is niet altijd evenwichtig. Ook krijgt u de informatie soms te laat. Daarnaast is het door de onduidelijke manier waarop de doelen van grote projecten zijn geformuleerd vaak moeilijk te bepalen of een lopend project nog op koers ligt of dat een afgerond project succesvol is geweest. Wij hebben de ministers aanbevelingen gedaan om de informatievoorziening aan u te verbeteren en op enkele punten ook aangegeven hoe dat kan. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft zich daaraan in grote lijnen namens het kabinet gecommitteerd. Daarvan gaan u en de samenleving hopelijk de vruchten plukken.

Terug naar de jaarverslagen. Idealiter kunt u met de informatie in de jaarverslagen op twee manieren uw voordeel doen. Ten eerste kunt u met die informatie iets leren over hoe het het afgelopen jaar is gegaan met de voornemens. Ten tweede kunt u met die opgedane kennis over vorig jaar de plannen voor het lopende jaar én die voor het komende jaar beter beoordelen, ja misschien zelfs verbeteren. In die zin sluit ik aan bij het accent dat de minister van Financiën op dat punt voor het gebruik van de informatie legt. Wij kijken dan ook met belangstelling uit naar uw debatten naar aanleiding van de jaarverslagen en onze rapporten.

Dan nu de bedrijfsvoering. Hoe functioneerde het Rijk in 2006? Wij beoordelen de bedrijfsvoering van de Rijksdienst in 2006 als voldoende. Het aantal onvolkomenheden in de bedrijfsvoering is 56. Dat betekent dat er twee minder waren dan in 2005 toen het aantal nog op 58 lag. Dat is historisch laag, zoals de minister van Financiën het in zijn stukken kwalificeert. De Algemene Rekenkamer geeft dat de minister graag toe, maar wijst er tegelijkertijd op dat er in die verzameling van onvolkomenheden vijf zijn die de Rekenkamer ernstig acht. Dat zijn er twee meer dan vorig jaar. De ernstige onvolkomenheden hebben te vaak veranderingen en reorganisaties als achtergrond. Die eisen kennelijk soms hun tol. Sturing en beheersing vragen in onze ogen juist als er wordt gereorganiseerd extra aandacht.

De ernstige onvolkomenheden in 2006 waren er in de eerste plaats bij het ministerie van Financiën bij de Belastingdienst. Dat is geen nieuws voor u, maar daarom is de situatie in 2006 niet minder ernstig geweest. De cumulatie van nieuwe, deels branchevreemde uitvoeringstaken, zoals premie-inning huurtoeslag en kinderopvangtoeslag, heeft tot de inmiddels u allen en veel burgers bekende problemen geleid.

Bij het ministerie van Defensie waren de onvolkomenheden vooral bij het materieelbeheer en vooral het wapen- en munitievoorraadbeheer. Het ministerie van Defensie is overigens een voorbeeld van de combinatie van te veel reorganisaties en veel onvolkomenheden in de bedrijfsvoering. Behalve de ernstige onvolkomenheden telt het ministerie nog 16 onvolkomenheden in de bedrijfsvoering. Dat wijst op sturings- en beheersingsproblemen waar wij meer van willen weten. Daarom doen wij dit jaar bij Defensie een zogenaamd bezwaaronderzoek. Van de uitkomsten daarvan houden wij u uiteraard op de hoogte.

De derde ernstige onvolkomenheid betreft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat te maken had met de moeizame introductie van een nieuw financieel systeem.

De vierde. Bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is het subsidiebeheer al sinds 2002 een ernstige onvolkomenheid, maar dankzij het in 2006 ingerichte zogenaamde subsidieplein op VWS verwacht het ministerie dat de problemen in 2007 worden opgelost.

Ten slotte hebben wij het voorschottenbeheer bij het ministerie van Buitenlandse Zaken als een ernstige onvolkomenheid gekwalificeerd en daar in april ook bezwaar tegen aangekondigd. Er staat 5,7 mld. aan geld voor ontwikkelingssamenwerking uit waar de afrekeningen en verantwoordingen van achterblijven. Mede daardoor is deels ook niet duidelijk waaraan het is besteed. De rappeldiscipline blijkt zwak. Als reactie op ons bezwaar heeft het ministerie inmiddels een goed plan van aanpak vastgesteld, zodat wij ons bezwaar niet hebben doorgezet. De uitvoering van dat plan volgen wij natuurlijk wel op de voet.

Na deze opsomming wil ik echter nogmaals herhalen dat de bedrijfsvoering van de Rijksdienst over het algemeen als voldoende wordt beoordeeld. Dat voldoende geldt nog in sterkere mate voor de rechtmatigheid, waarmee ik deze toelichting graag wil besluiten.

Voor het eerst dit jaar rapporteren de ministers zelf in hun jaarverslagen over die rechtmatigheid. Mede door deze vernieuwing is er enige nuanceverschil ontstaan tussen de verantwoording van het Rijk zelf en ons, maar intussen hebben wij over de deels controletechnische verschillen van opvatting met de minister van Financiën afgesproken daarover te overleggen, uiteraard met de bedoeling om ze tijdig op te lossen voor verantwoordingsdag 2008.

Uit de jaarverslagen 2006 en onze rapporten daarbij blijkt dat er drie jaarverslagen een rechtmatigheidsprobleem op jaarverslagniveau hebben: Defensie, VROM in verband met de huurtoeslag en dat weer in verband met de Belastingdienst, en het jaarverslag van de Staten-Generaal. In 2006 was er bij de inhuur van derden een probleem met het correct naleven van Europese aanbestedingsregels. Maar deze drie kwesties en de onzekerheid bij de ontvangsten bij de Belastingdienst zijn tezamen onvoldoende substantieel om onze goedkeuring voor de Rijksrekening 2006 in de weg te staan of zelfs maar in gevaar te brengen. Kortom, wij keuren de Rijksrekening 2006 goed.

Mevrouw de voorzitter. Ik bied u met genoegen onze rapporten aan evenals het rapport Rijk Verantwoord bij de door de minister van Financiën zojuist aangeboden jaarverslagen en Rijksregeling 2006.

De voorzitter:

Ik dank de minister van Financiën en de president van de Algemene Rekenkamer, en in haar alle leden van de Algemene Rekenkamer, voor de aangeboden stukken die samenhangen met de verantwoording over de begroting 2006.

De Kamer kon vanaf vanmorgen bij het ochtendkrieken over de stukken beschikken conform de onlangs met de minister-president namens het kabinet overeengekomen embargoregeling voor deze gelegenheid. Dit is in vergelijking met vorig jaar winst. Toen kon de Kamer over de stukken beschikken vanaf het moment van de aanbieding in de plenaire zaal. Ik hoop dat de wijze waarop de embargoregeling is toegepast, vertrouwen geeft voor de toekomst.

Ik zal straks bij de regeling van werkzaamheden voorstellen om het plenaire debat over de verantwoording te voeren op 22 mei aanstaande. In de weken na het plenaire debat zullen de vaste commissies de stukken nauwgezet bestuderen en behandelen. De afrondende besluitvorming over de jaarverslagen en de slotwetten is voorzien in de laatste vergaderweek voor het zomerreces.

Ik wens de Kamer veel wijsheid toe bij het bestuderen en doorvorsen van de stukken. Verantwoording afleggen vraagt de moed om aan het daglicht te brengen wat misschien soms al in het donker van het verleden ligt. Het is terugblikken om beter te kunnen vooruitzien.

Zoals altijd zullen de rapporten van de Algemene Rekenkamer de leden van de Kamer zeer behulpzaam zijn bij de beoordeling van het gevoerde beleid in 2006. Ik wens de Kamer veel succes bij het vele en belangrijke werk dat haar te wachten staat bij de behandeling van de stukken die vandaag zijn aangeboden.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De voorzitter:

De ontvangen brieven en wetsvoorstellen staan op een lijst die op de tafel van de griffier ligt. Op die lijst staan voorstellen over hoe de Kamer deze stukken kan gaan behandelen. Als aan het einde van de vergadering geen bezwaar is gemaakt tegen deze voorstellen, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven