Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 28 maart 2007 over maatschappelijk verantwoord ondernemen.

De voorzitter:

Ik wijs de leden erop dat de spreektijd twee minuten bedraagt, inclusief de indiening van eventuele moties.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Twee minuten moet kunnen, zelfs in mijn geval. Wij hebben tijdens het algemeen overleg met de nieuwe staatssecretaris van Economische Zaken een ambitieus man gezien en dat is goed. Wij hebben echter nog niet echt ambitieuze plannen gezien. Wat niet is, kan echter nog komen en wij gaan hem daarbij helpen. Daarom dien ik enkele moties in. Deze moties zijn allemaal gericht op de beleidsbrief maatschappelijk verantwoord ondernemen die de staatssecretaris voornemens is, zo heeft hij aangekondigd, het komend najaar naar de Kamer te sturen. Overigens vraag ik hem daarbij of het denkbaar is om de beleidsbrief uiterlijk 1 november in de Kamer te laten landen. Hij zou mij daarmee een groot plezier doen. In het kader van "help deze staatssecretaris de zomer door" dien ik de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederlandse pensioenfondsen (internationaal) mogelijk beleggen in activiteiten die naar Nederlands en/of internationaal recht (in het bijzonder de internationale arbeids-, mensenrechten- en milieuverdragen) verboden zijn dan wel maatschappelijk ongewenst zijn;

van mening dat dergelijke beleggingen ongewenst zijn;

verzoekt de regering, de Kamer een voorstel te doen voor een bindende "zwarte lijst" van ongewenste beleggingen dan wel een aanverwant voorstel te doen met hetzelfde resultaat gericht op het voorkomen van ongewenste beleggingen van Nederlandse pensioenfondsen;

verzoekt de regering, haar bevinden op te nemen in de Beleidsbrief maatschappelijk verantwoord ondernemen, die na de zomer van 2007 aan de Kamer wordt gestuurd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik, Irrgang en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43(26485).

De VendrikKamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat maatschappelijk verantwoord ondernemen door (Nederlandse) bedrijven krachtig bevorderd dient te worden;

van mening dat een bindend normatief kader daarbij niet op voorhand mag worden uitgesloten;

constaterende dat nationaal en internationaal diverse (vrijwillige) (concept)codes beschikbaar zijn, zoals de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de VN-normen voor mensenrechten en multinationale ondernemingen;

verzoekt de regering, de mogelijkheden voor een dergelijk bindend normatief kader te onderzoeken en een voorstel aan de Kamer te doen toekomen;

verzoekt de regering, dit voorstel op te nemen in de Beleidsbrief maatschappelijk verantwoord ondernemen, die na de zomer van 2007 aan de Kamer wordt gestuurd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik, Irrgang en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(26485).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de code-Tabaksblat de positie van aandeelhouders heeft versterkt;

van mening dat bevorderd dient te worden dat aandeelhouders bijdragen aan het maatschappelijk verantwoord ondernemen van de bedrijven waarin zij participeren;

verzoekt de regering, de bijdrage van aandeelhouders aan maatschappelijk verantwoord ondernemen (of het gebrek daaraan) te onderzoeken, daarbij in het bijzonder de bestaande code-Tabaksblat tegen het licht te houden en zo mogelijk voorstellen te doen om de code-Tabaks­blat te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45(26485).

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de transparantiebenchmark aangeeft of er in het jaarverslag voldoende aandacht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt besteed, maar dat daarmee niet zeker is of het bedrijf in de praktijk daadwerkelijk maatschappelijk verantwoord werkt;

voorts constaterende dat op basis hiervan een ranglijst wordt gepresenteerd die niet is gebaseerd op het daadwerkelijk handelen van de bedrijven;

overwegende dat de transparantiebenchmark daarmee een beoordeling suggereert die hij niet kan waarmaken, en bedrijven die slecht handelen, een goede beoordeling kan geven en omgekeerd;

spreekt als haar mening uit dat de transparantiebench­mark in deze vorm ongewenst is;

verzoekt de regering, de transparantiebenchmark vanaf heden achterwege te laten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Aptroot en Graus. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46(26485).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het onderzoek naar vijf jaar Nationaal Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen duidelijk maakt dat het NCP slecht functioneert;

overwegende dat de voorlichting over de OESO-richt­lijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen heel toegankelijk en met een fractie van de kosten kan door een website;

spreekt als haar mening uit dat het NCP moet worden opgeheven;

verzoekt de regering, een goede website voor maatschappelijk verantwoord ondernemen op te zetten en de voor het NCP beoogde formatieplaatsen en budgetten te laten vervallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Aptroot en Graus. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47(26485).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb Aptrooteen vraag over de vorige motie van de heer Aptroot. Hij spreekt via de motie uit dat hij de transparantiebench­mark wil laten vervallen. Komt er wel iets voor in de plaats? Ik mag hopen dat ook de VVD-fractie er hartstochtelijk voorstandster van is dat bedrijven zich sterk maken voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.

De heer Aptroot (VVD):

Mijn fractie is zeer voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar daar zijn ondernemingen, medewerkers en politici verantwoordelijk voor. Die laatsten dienen bijvoorbeeld maatschappelijk verantwoord te vergaderen. Mijn fractie vindt niet dat de politiek alles moet regelen. Zojuist hebben wij de Vestigingswet ingetrokken. Moeten wij dan nu al weer nieuwe regelingen treffen, zoals u beoogt met de drie moties die u hebt ingediend? Mijn fractie vindt dat wij consequent moeten zijn en er ook een beetje op moeten vertrouwen dat mensen verstandig handelen.

De heer Biskop (CDA):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg dat wij met de staatssecretaris hebben gevoerd, zijn vragen van mijn fractie onbeantwoord gebleven. Dit noopt mij tot het indienen van de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Kamer van Koophandel zich verzet tegen een wet van de Chinese overheid die tot doel heeft om de arbeidsomstandigheden in China te verbeteren;

constaterende dat de Europese Kamer van Koophandel namens enkele Nederlandse multinationals spreekt;

van mening dat bedrijven een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben, juist in opkomende economieën waar werknemers vaak onder zware omstandigheden en met een gebrekkige bescherming hun werk verrichten;

constaterende dat deze maatschappelijke verantwoordelijkheid is neergelegd in de OESO-richtlijnen;

verzoekt de regering om de naleving van de OESO-richtlijnen te bevorderen, de inzet van de betrokken Nederlandse multinationals nader te onderzoeken en de betreffende bedrijven, indien nodig, aan te spreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en de Kamer daarover voor 15 mei aanstaande te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Biskop, Kalma en Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48(26485).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Als ik het goed gehoord heb, verzoekt de heer Biskop de regering in het eerste dictum van zijn motie om het naleven van de OESO-richtlijnen te bevorderen. Hoe moet ik mij dat voorstellen? Een van de problemen van de OESO-richtlijnen is dat zij vrijwillig zijn en dus vrijblijvend, volgens mij. Bedrijven kunnen ze dus naast zich neerleggen.

De heer Biskop (CDA):

Dan hebt u tijdens het algemeen overleg niet goed geluisterd, want ik heb toen juist betoogd dat vrijwilligheid niet hoeft te betekenen dat het vrijblijvend is. Ik heb er ook bij de staatssecretaris op aangedrongen dat hij in zijn beleidsbrief ingaat op de manier waarop volgens hem vrijwilligheid niet in vrijblijvendheid hoeft om te slaan. Bovendien heb ik suggesties gedaan om dat te voorkomen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Nu het gaat om de uitleg van de motie die u indient en in het bijzonder om dit dictum wil ik nog eens van u horen hoe de staatssecretaris volgens u bevordert dat alle multinationale ondernemingen vrijwillige richtlijnen naleven.

De heer Biskop (CDA):

Ik herhaal dat ik de staatssecretaris ertoe heb uitgenodigd om ook die vraag te beantwoorden. Om dat te bewerkstelligen heb ik hem tijdens het algemeen overleg de suggestie gedaan om bij handelsmissies bedrijven te selecteren die de OESO-richtlijnen naleven en om aan "naming and shaming" of juist "naming and faming" te doen, in het laatste geval natuurlijk als bedrijven de afspraken nakomen. Ik wacht de reactie van de staatssecretaris op die suggesties graag af.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. In de jaren negentig heb ik als actievoerder van mijn partij wekenlang iedere zaterdag en af en toe een zondag bij Ikea voor de deur gestaan omdat Ikea werd verdacht van het gebruikmaken van kinderarbeid voor zijn producten. Het probleem was dat Ikea gebruik maakte van onderaannemers. Om die reden was dat een heel ingewikkelde discussie. In de debatten over maatschappelijk verantwoord ondernemen spreken wij in dat kader over de noodzaak om te komen tot een zorgplicht, zodat bedrijven niet kunnen aangeven dat zij niets te maken hebben met wat er bij hun onderaannemers gebeurt. Wij hebben hier een AO over gehad. Mijn fractie vindt dat wij na de liberale jaren die achter ons liggen af moeten van de vrijblijvendheid en vrijwilligheid bij maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat betekent voor ons onder andere een zorgplicht. Daartoe dien ik de volgende motie in:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in veel ketens het een groot probleem blijft dat onduidelijk is waar en onder welke omstandigheden producten worden gemaakt;

overwegende dat het wenselijk is dat consumenten inzage krijgen in de herkomst van producten en in de omstandigheden waaronder producten zijn gemaakt;

verzoekt de regering, een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid van de invoering van een zorgplicht voor bedrijven bij hun operaties in het buitenland, gebaseerd op naleving van internationale verdragen, zodat Nederlandse bedrijven verplicht worden om er zorg voor te dragen dat de producten die zij internationaal inkopen, zorgvuldig zijn geproduceerd, onder meer zonder schending van arbeidsrechten, mensenrechten en illegale (milieu)praktijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Irrgang, Ouwehand en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49(26485).

De heer Aptroot (VVD):

Hoe denkt de heer Irrgang dat een klein handelsbedrijfje met misschien twee of drie medewerkers dat iets wil kopen ergens in de wereld, aan die zorgplicht kan voldoen? Ik heb het dus niet over Koninklijke Olie of Philips. Moet dat bedrijfje een aantal mensen in dienst nemen dat continu bij de productie zit? De gedachte achter de motie vind ik sympathiek, maar het kan dus niet, tenzij je het mkb direct de nek omdraait.

De heer Irrgang (SP):

Dat ben ik niet met de heer Aptroot eens. Het verzoek in de motie is om dit serieus te onderzoeken, met als doel om uiteindelijk tot de invoering ervan te komen. Redelijkheid en billijkheid bij wat je van een bedrijf mag verwachten bij het inkopen staan uiteraard voorop. Van een grote multinational als Ikea mogen wij echter veel vragen bij het selecteren van onderaannemers. Onder andere op grond van de beloning die wordt betaald moeten zij redelijkerwijs kunnen bekijken of er gebruik wordt gemaakt van kinderarbeid, al kun je dat nooit helemaal uitsluiten. Je mag meer verwachten van een grote multinational dan van een klein bedrijf, maar dat er op dat punt iets mag worden verwacht, staat voor mijn partij voorop.

De heer Aptroot (VVD):

Ik verzoek de heer Irrgang de kwestie van de redelijkheid en billijkheid op te nemen in de motie, omdat dit soort regels voor het mkb waarschijnlijk niet kan gelden. Als de motie wordt aangenomen, zonder die toevoeging, verwacht ik een kleine ramp.

De heer Irrgang (SP):

Ik heb niet gezegd dat ik van het mkb helemaal niets verwacht, verre van dat. Je kunt wel differentiëren naar de omvang van een bedrijf. Van het ene bedrijf mag je meer verwachten dan van het andere. In het dictum van de motie wordt om een onderzoek gevraagd. Ik hoop dat ik op de steun van de fractie van de VVD rekenen. Blijkbaar heeft de heer Aptroot sympathie voor de gedachte achter de motie. Wij kunnen er vervolgens nader over spreken.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik vind de motie sympathiek, want wij zijn tegen kinderarbeid. Dat moet worden uitgebannen. De vraag is hoe je dat doet. Ik heb daar ook in het AO over gesproken. Toch steun ik collega Aptroot die de heer Irrgang in overweging geeft om de kwestie van redelijkheid en billijkheid op te nemen in de overwegingen van de motie. Dat lijkt essentieel. Vervolgens kan dat als randvoorwaarde worden meegenomen in de uitwerking. Ik steun het verzoek van de heer Aptroot de tekst van de motie daarop te bezien, want dat is een wezenlijke toevoeging. Ook de heer Irrgang had daar volgens mij begrip voor.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Mijn toelichting op de motie telt ook mee bij de uitleg ervan. Ik laat het verzoek van de heer Van der Vlies bezinken. Als daartoe aanleiding is, zal ik de motie wijzigen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Mevrouw de voorzitter. De Partij voor de Dieren is blij met de ambitie om maatschappelijk verantwoord ondernemen naar een hoger plan te tillen. Wij zijn dan ook zeer benieuwd naar de beleidsbrief die eind dit jaar de Kamer zal bereiken.

Omdat wij hebben moeten constateren dat dieren vooralsnog niet heel veel aandacht hebben gekregen in welk maatschappelijk verantwoord ondernemingsbeleid dan ook, dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het welzijn van dieren tot op heden onderbelicht is gebleven in (overheids)beleid op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen;

constaterende dat aan dierenwelzijn een groeiend maatschappelijk belang wordt toegekend;

verzoekt de regering, dierenwelzijn op te nemen Ouwehandals onderdeel van haar MVO-beleid en de Kamer te informeren over haar visie op dit punt in de Beleidsbrief maatschappelijk verantwoord ondernemen, die na de zomer van 2007 aan de Kamer wordt gestuurd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Irrgang en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50(26485).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Heemskerk:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in eerste termijn. Het algemeen overleg heb ik ervaren als constructief. Ik heb uiteengezet dat wij een schep erbovenop doen en ik heb daarbij de lijnen geschetst. Het wordt een ambitieuze beleidsbrief. Ik zeg bij dezen de heer Vendrik toe dat die brief er voor 1 november aanstaande komt en dat die goed zal worden afgestemd met veel collega's. Er zijn immers veel aspecten waarlangs men maatschappelijk verantwoord ondernemen kan en moet beoordelen.

Er zijn veel moties ingediend waarvan ik nog afweeg hoe wij daarmee omgaan. Aan de ene kant kan ik zeggen dat er een beleidsbrief komt en dat ik heb uiteengezet wat daarin komt te staan, dus veel zaken zijn wellicht overbodig. Aan de andere kant is er ook veel ondersteuning van het beleid. Ik zal dit per motie aangeven.

In de eerste motie van de heer Vendrik wordt de regering verzocht, een voorstel te doen voor een bindende zwarte lijst en ongewenste beleggingen door Nederlandse pensioenfondsen te voorkomen. Ik zal op dit onderwerp ingaan. De heren Donner en Bos hebben er tijdens het vragenuurtje al over gesproken hoe wij ervoor kunnen zorgen dat pensioenfondsen en de bestuurders daarvan hun verantwoordelijkheid hierin nemen. Een zwarte lijst acht ik geen goede optie. Dat is mijn probleem met deze motie, waarvan ik de aanneming daarom ontraad, zij het wel vanuit de visie dat pensioenfondsen meer aan maatschappelijk verantwoord ondernemen zullen en moeten doen, ook in hun beleggingsbeleid. De heer Vendrik is al bezig met de oplossing, namelijk hoe dan ook een zwarte lijst. Dat is niet zo gemakkelijk. Vandaar mijn ontrading van de motie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan verdient het aanbeveling dat de staatssecretaris het hele dictum van de motie bekijkt. Mijn optie is een zwarte lijst. Er kan ook een gelijkluidend voorstel komen. Daar ben ik voor in. Ik hang niet aan instrumenten, als het resultaat maar duidelijk is dat beleggingen in activiteiten die bij Nederlands of internationaal recht verboden, dan wel sterk maatschappelijk ongewenst zijn niet meer worden gedaan door pensioenfondsen. Dat moet het resultaat zijn, zoals vastgelegd in deze motie. Dit geef ik de staatssecretaris nogmaals in overweging.

Staatssecretaris Heemskerk:

Wij gaan niet bepaalde beleggingen van pensioenfondsen verbieden. Pensioenfondsen hebben zich aan de wet te houden. In die zin vind ik dat ook deze uitleg van de heer Vendrik leidt tot een zwarte lijst. Ik verzet mij tegen een zwarte lijst. Ik zal echter wel meenemen in de beleidsbrief hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de dialoog op aandeelhoudersvergaderingen door pensioenfondsen met de bedrijven, maar ook de dialoog binnen de besturen van pensioenfondsen wordt gevoerd over het type beleggingen dat men wil.

In de tweede motie wordt gevraagd om een normatief kader. Daarover heb ik inderdaad gezegd dat er niet alleen maar vrijblijvendheid moet zijn. Het verzoek aan de regering is om het voorstel mee te nemen in de beleidsbrief Maatschappelijk verantwoord ondernemen die na de zomer aan de Kamer wordt gestuurd: wat kun je bindend voorstellen en wat niet? Dat gaan wij onderzoeken, dus ik zie de motie op stuk nr. 44 als ondersteuning van het beleid.

De motie op stuk nr. 45 verzoekt de regering, de bijdrage van aandeelhouders aan maatschappelijk verantwoord ondernemen of het gebrek daaraan te onderzoeken en te kijken welke rol de code-Tabaksblat daarin kan spelen. Ook dat zeg ik toe. Ik zie dat als ondersteuning van het beleid. Ik heb aangegeven dat aandeelhouders een zeer belangrijke rol hebben, namelijk om te spreken met de ondernemingsleiding: wat is je beleid, is dat wel maatschappelijk verantwoord?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat laatste is prima, maar het is misschien de halve realiteit. De andere helft is dat sommige aandeelhouders zich juist helemaal niets aantrekken van de noodzaak dat bedrijven zich maatschappelijk verantwoord opstellen en zelfs pogingen van de bedrijfsleiding daartoe blokkeren. Is dat ook betrokken in het onderzoek van de staatssecretaris? De code-Tabaksblat speelt op dat punt misschien een negatieve rol.

Staatssecretaris Heemskerk:

Ik zeg toe dat ik de relatie tussen de aandeelhoudersvergadering en de onderneming meeneem in mijn visie op maatschappelijk verantwoord ondernemen. Maar ik kan niet beloven dat alle aandeelhouders het met uw definitie van maatschappelijk verantwoord ondernemen eens zijn. De ene zal zeggen dat het niet hoeft, de andere zal zeggen dat je dan iets extra's moet doen. Het is uiteindelijk aan de aandeelhoudersvergadering om bij meerderheid een opdracht te geven aan het ondernemingsbestuur. Ik kan u niet toezeggen dat de aandeelhouders die wellicht meer in de school zitten van de heer Aptroot en die maatschappelijk verantwoord ondernemen wellicht flauwekul vinden het met u eens worden.

De voorzitter:

Dit is uitlokking, mijnheer de staatssecretaris.

De heer Aptroot (VVD):

Dat vind ik ook, voorzitter. Heeft de staatssecretaris begrepen dat ik heb gezegd dat maatschappelijk verantwoord ondernemen heel belangrijk is, maar dat het ook de eigen verantwoordelijkheid is, niet alleen van de ondernemers en van de medewerkers, maar ook van politici, ambtenaren en dergelijke?

Staatssecretaris Heemskerk:

En van de aandeelhouders, begrijp ik dus. Nu wordt het echt gevaarlijk, als de heer Vendrik en de heer Aptroot het eens zijn. Ik denk dat dit onderwerp op de aandeelhoudersvergadering kan en moet worden besproken. Ik zal kijken in hoeverre de code-Tabaksblat daarin een rol kan spelen en zie de motie op stuk nr. 45 als ondersteuning van het beleid.

Ik ontraad aanneming van de motie op stuk nr. 46 van de heer Aptroot en de heer Graus om de transparantiebenchmark achterwege te laten. De transparantiebenchmark is een instrument in ontwikkeling. Het is inderdaad gek dat je goed scoort, als je opschrijft dat je niks doet aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Je bent er dan transparant over dat je niks doet. Dat verdient bijstelling. Je zou niet bovenaan de ranglijst moeten komen te staan, als je over alles opschrijft dat jeniks doet. De transparantiebenchmark is een nuttig instrument om de dialoog op de aandeelhoudersvergadering en tussen bedrijven te verbeteren, dus ik ontraad aanneming van deze motie. Gooi geen oude schoenen weg voordat je nieuwe hebt.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 47 van de heer Aptroot en Graus om twee fte in mijn ministerie te schrappen. Die twee fte doen nuttig werk; zij ondersteunen namelijk het Nationaal contactpunt voor de OESO-richtlijnen. Het Nationaal contactpunt doet twee dingen. Het geeft informatie en wellicht kan er een website bij komen die dat nog beter doet, maar het ondersteunt ook bij bemiddeling in conflicten. Dat is een nuttige functie die voortvloeit uit de OESO-richtlijnen. Ik heb de indruk dat de hele Kamer die richtlijnen belangrijk vindt, zelfs de VVD. Dit is een onderdeel van de OESO-richtlijnen. Schrap dat Nationaal contactpunt nou niet! Zorg dat het goed gaat werken! Wij maken het onafhankelijker en gaan het zeer beperkt, met 2 fte, ondersteunen. Ik ontraad aanneming van deze motie.

De heer Biskop heeft een motie ingediend waarin de regering verzocht wordt, de naleving van OESO-richtlijnen te bevorderen, met name ten aanzien van de arbeidsomstandigheden in China. Maatschappelijk verantwoord ondernemen, juist ook in China, vind ik heel belangrijk. Mijn beleid is er dan ook op gericht, bedrijven bewust te maken. Als een bedrijf meegaat met een handelsmissie van Economische Zaken, krijgt het van tevoren een map met zaken waarvan ngo's aangeven dat er iets mis mee is. Bedrijven kunnen echt niet meer zeggen dat zij er niet van afwisten. Wij hebben geen aanwijzingen dat er verzet is van Nederlandse bedrijven tegen de verbeteringen van de arbeidsomstandigheden in China. Vanuit de multinationals is aangegeven dat het aan de Chinese overheid is om wetgeving verder aan te scherpen en te verbeteren. Het dient door iedereen nageleefd te worden. Niet alleen de multinationals, maar ook de lokale ondernemingen moeten erop worden aangesproken.

De heer Biskop schrijft in zijn motie dat de Europese Kamer van Koophandel namens enkele Nederlandse multinationals spreekt. Nederlandse multinationals hebben de Europese Kamer van Koophandel natuurlijk niet aan een touwtje. Ik ben bereid mijn ambtenaren nog eens te laten spreken met die multinationals en de Kamer daarover vóór 15 mei te berichten.

De heer Biskop (CDA):

Neemt de staatssecretaris dan ook de reactie van de Europese Kamer van Koophandel mee? Het moet duidelijk worden wat daarin nu precies gezegd is. Wij hebben er schriftelijke vragen over gesteld en wij hebben er ook in het AO over gesproken. Het leek nu even dezelfde kant op te gaan.

Staatssecretaris Heemskerk:

In mijn reactie zal ik het standpunt van de Europese Kamer van Koophandel meenemen. Ik wil echter niet al te veel verwachtingen wekken. Naar mijn informatie stellen de Nederlandse multinationals zich op het volgende standpunt: als de Chinese overheid wet- en regelgeving wil aanscherpen, is dat haar verantwoordelijkheid. Het signaal over het naleven van de wet- en regelgeving is slechts dat die naleving door alle bedrijven verbeterd moet worden om een eerlijk speelveld te creëren. Nogmaals, vóór 15 mei zal ik de Kamer daarover berichten.

De heer Aptroot (VVD):

Het advies van de staatssecretaris over deze motie is mij niet duidelijk. Hij zal vóór 15 mei met een reactie komen, maar wat vindt hij van de motie? Ontraadt hij de motie, ziet hij de motie als ondersteuning van het beleid...

Staatssecretaris Heemskerk:

Ik zeg de heer Biskop toe dat hij vóór 15 mei nadere informatie zal krijgen. De motie kan ík natuurlijk niet intrekken.

De heer Aptroot (VVD):

U vindt de motie dus volstrekt overbodig.

Staatssecretaris Heemskerk:

Ik zeg toe dat er vóór 15 mei informatie komt, en daarmee wordt de motie uitgevoerd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het is een parlementair gebruik dat leden van het kabinet een advies aan fracties geven omtrent het stemgedrag. Daarbij past een oordeel: ik neem de motie over, de motie is overbodig, ik ontraad de motie...

De voorzitter:

...of ik laat het oordeel aan de Kamer over. Dat kan ook.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat kan ook, maar dat vind ik de minst sterke formule.

Staatssecretaris Heemskerk:

Er zijn heel veel smaken. Ik neem de motie over.

De heer Biskop (CDA):

Ik vind dat prima. Of ik de motie ga intrekken, hou ik nog even in beraad.

Staatssecretaris Heemskerk:

Voorzitter. Vervolgens kom ik te spreken over de motie-Irrgang. Vraag daarbij is hoe ver men kan gaan met de zorgplicht. Dat is precies het punt waarover ik aan de SER advies heb gevraagd. Dat heeft ook betrekking op de ketenaansprakelijkheid. Gaat het alleen om eigendom, dus om de directe investeringen die men in het buitenland doet en mag je een bedrijf alleen aanspreken op het daadwerkelijke eigendom van een dochter die zich niet aan bepaalde regels houdt? Of gaat het ook om langdurige handelsrelaties en in hoeverre kun je daarop grote of kleine ondernemingen aanspreken? In mijn beleidsbrief zal ik reageren op de motie.

De heer Irrgang (SP):

Het is natuurlijk prima dat u bij de SER hierover advies vraagt. U kunt zich door iedereen laten adviseren maar de motie verzoekt eigenlijk dit punt te onderzoeken en om daarop terug te komen. Het betekent dus eigenlijk dat u dit toezegt.

Staatssecretaris Heemskerk:

Ja. Ik verzoek u dan ook deze motie aan te houden totdat mijn beleidsbrief over maatschappelijk verantwoord ondernemen er ligt. Dan gaan wij het debat aan over de vraag hoe vrijblijvendheid kan worden voorkomen en op welke wijze vrijblijvendheid weggenomen kan worden.

De heer Irrgang (SP):

Ik zal de motie aanhouden. Ik zeg er wel nadrukkelijk bij dat de zorgplicht er ook over gaat dat verder wordt gekeken dan alleen het directe eigendom en dat het wel degelijk gaat over de gehele ketenbenadering. Dus dat houdt niet op bij eigendom alleen.

Staatssecretaris Heemskerk:

Precies, bedrijven moeten verder kijken dan hun neus lang is ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het is dan dus wel heel erg beperkt om te zeggen: ik ben alleen verantwoordelijk voor datgene waar ik 100% eigenaar van ben. Hoe ver die ketenverantwoordelijkheid zich uitstrekt en hoe je dat kunt toepassen op grote en kleine ondernemingen is onderdeel van de SER-adviesaan­vraag. Ik zal dat ook meenemen in de beleidsbrief. Dus ik verzoek u de motie aan te houden totdat de beleidsbrief er is.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Irrgang stel ik voor, zijn motie (26485, nr. 49) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Heemskerk:

Voorzitter. Ten slotte ga ik in op de motie van mevrouw Ouwehand met betrekking tot dierenwelzijn. In het coalitieakkoord zijn al een aantal zaken opgenomen over dierenwelzijn. De minister van LNV heeft diverse keren aangegeven dit een belangrijk onderwerp te vinden. Bovendien komt het terug in het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dus ik zie ook deze motie als ondersteuning van het beleid, in die zin dat ik in de beleidsbrief in zal gaan op de vraag wat wel en niet realistisch is om te verwachten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen over de ingediende moties.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

Naar boven