Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik deel mee dat ingevolge artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde de aangehouden moties 30800-XIV, nrs. 54 en 72, en 30800, nr. 55, zijn vervallen.

Aangezien voor de stukken gedrukt onder de nummers 23908 (R1519), nr. 75, 24493 (R1557), nrs. 27 en 28, 30944, 30947, 30963 (R1819) en 30964 (R1820) de termijnen zijn verstreken, stel ik voor dat, wat deze Kamer betreft, de daarbij ter stilzwijgende goedkeuring overgelegde stukken zijn goedgekeurd. Ik stel voor, deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Aangezien voor de stukken 23490, nrs. 439 en 442, 30502, 30873, nr. 2, 30910, 30931, 30932, 30948 en 30965 de termijnen zijn verstreken, stel ik voor, deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda voor volgende week:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet inburgering in verband met de invoering van een kwalificatieplicht (30901);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de jeugdzorg met het oog op verruiming van de mogelijkheden tot gedragsbeïnvloeding van jeugdigen (gedragsbeïnvloeding jeugdigen) (30332);

  • - het wetsvoorstel Wet intrekking Vestigingswet Bedrijven 1954 (30828);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997; Tweede nota van wijziging (30857);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet OM-afdoening en enige andere wetten in verband met het wegnemen van enkele technische onvolkomenheden (30961);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele wetten op het terrein van de scheepvaart in verband met een wijziging in de benaming van de inspectiefunctie binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (30969);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Politiewet 1993 en het Wetboek van Strafvordering in verband met de taken en bevoegdheden van de Koninklijke marechaussee en de bijstand aan de Koninklijke marechaussee (30557);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op Voorzitterde vennootschapsbelasting 1969 teneinde beleggingsinstellingen de mogelijkheid te bieden om vastgoed te ontwikkelen ten behoeve van de eigen portefeuille (30689).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik verzoek u, het verslag van het gisteren gehouden algemeen overleg over handhaving op de plenaire agenda te zetten.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit VAO toe te voegen aan de agenda van volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Karabulut, namens de heer Irrgang.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter, ik verzoek u, het verslag van het algemeen overleg over de OESO toe te voegen aan de agenda van vandaag.

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij dit VAO, indien nodig, toevoegen aan de agenda van hedenmiddag en aansluitend stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Kunt u een indicatie geven hoe laat wij gaan stemmen?

De voorzitter:

Ik doe mijn uiterste best om die stemmingen rond 15.30 uur, 16.00 uur te doen plaatsvinden, maar dat ligt ook aan uzelf, zoals u weet.

Het woord is aan de heer Aptroot.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Mijn fractie heeft met verbazing en verontwaardiging kennisgenomen van uw brief aan de ministers van Financiën en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 maart. Ik heb die brief van de website van RTLNieuws afgehaald. In die brief schrijft u dat er eigenlijk niet met de Tweede Kamer valt te praten over het budget van de Kamer. De rest van de overheid moet daar kritisch naar kijken en heeft taakstellingen opgelegd gekregen, maar de Kamer doet daar niet aan mee. Wij vinden dat dit niet kan. Die houding staat ons niet aan. Wij vinden dit niet aanvaardbaar, ook niet in de richting van de rest van de overheid en de bevolking. Wij verzoeken om een spoeddebat met de Voorzitter van de Tweede Kamer over dit onderwerp.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Dit debat over de positie van de Kamer ten opzichte van het ministerie van BZK is heel klassiek. Het komt elk jaar terug. Ik weet uit het verleden, toen ik deel uitmaakte van het Presidium, dat er eigenlijk altijd met de Kamer te praten was over kwesties als bezuinigingen. Er kan echter nooit sprake zijn van een verplichting van de kant van BZK, vanwege de staatsrechtelijke verhoudingen. In het verleden werd evenwel nooit tot de conclusie gekomen dat met het oog op de efficiency niet kon worden gekomen tot bezuinigingen. Zoveel nieuws is er dus niet onder de zon als ik kijk naar de brief van het Presidium, behalve dat de staatsrechtelijke lijn goed is getrokken. Ik weet niet of dit een spoeddebat waard is.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Deze brief staat mede in het teken van de raming die wij binnenkort in de Kamer zullen behandelen. Die wordt in het Presidium voorbereid. Daarin participeren de nodige fracties, die eerst daar hun mening kunnen geven over wat er in de beantwoording moet komen en in de voorstellen van het Presidium. Ik weet ook dat dit gebeurt. Vervolgens kunnen de fracties in het debat over de raming zich erover uitlaten. Dat lijkt mij de aangewezen procedure en geen reden om nu, nu één element is uitgelekt, een spoeddebat erover te voeren.

De heer Bosma (PVV):

De fractie van de Partij voor de Vrijheid sluit zich graag bij het verzoek van de heer Aptroot aan.

De heer Atsma (CDA):

De CDA-fractie heeft geen behoefte aan een spoeddebat nu. Ik sluit mij aan bij de argumenten die de heer Van der Staaij heeft aangedragen. Het komt binnenkort terug en het komt aan de orde bij de raming.

De heer De Wit (SP):

Dat geldt ook voor de SP-fractie. Wij hebben op dit moment geen behoefte aan zo'n debat. Wat de argumentatie betreft, sluit ik mij aan bij de heer Van der Staaij.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Als ik goed ben geïnformeerd, vindt het debat over de raming traditiegetrouw in juni plaats. Ik kan niet helemaal overzien tot welke acties op korte termijn of tot welke contacten tussen de Kamer en het kabinet deze brief aanleiding geeft. Mijn fractie heeft behoefte aan een iets nadere duiding van wat deze brief op korte termijn behelst. Meteen overgaan tot een debat is misschien een stapje te vroeg. Ik vraag u om in elk geval mijn fractie iets meer helderheid te bieden over wat deze brief op korte termijn behelst en tot welke contacten die aanleiding geeft. Wellicht kunnen wij volgende week bezien of dat aanleiding is tot een debat op de wat kortere termijn. Tot juni wachten lijkt mij op dit moment iets te gemakkelijk.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik heb geen behoefte aan een spoeddebat. Ik steun de argumentatie van de heer Van der Staaij.

De voorzitter:

Ik stel vast, dat er voldoende leden zijn voor het houden van een spoeddebat. Volgens mij is er evenwel sprake van een misverstand. Ik vraag u dan ook, mij de kans te geven om opheldering te verschaffen over de stand van zaken, voordat wij het definitieve besluit nemen.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Daartoe zijn wij natuurlijk altijd bereid. Collega's wijzen op de procedure. De raming wordt hier besproken. Het gaat ons erom dat de voorzitter een standpunt inneemt door aan te geven hoe de Kamer denkt over haar uitgaven. Dat standpunt lijkt nu te zijn: er valt met ons niet te praten, bij ons gaat er geen euro van af. Daarover willen wij met u praten. Als u echter zegt dat u in een brief kunt toelichten dat dit het standpunt niet is, dan wil ik wel dat in de brief ook wordt aangegeven:

  • - of het een brief is namens het Presidium of dat het een soloactie van de Voorzitter is;

  • - of het Presidium echt van mening is of dat u echt van mening bent dat geen enkele taakstelling op het gebied van efficiency mogelijk is en, zo ja, waarop dat gebaseerd is;

  • - of u vindt dat dit soort brieven, ook al zijn zij niet voor de publiciteit bedoeld – dat maakt ons niets uit – de mening van de Kamer zou moeten weergeven.

De voorzitter:

Vanzelfsprekend is het Presidium over de brief geraadpleegd en geïnformeerd. Dat is twee weken geleden gebeurd. Het was natuurlijk niet de bedoeling dat de brief zou uitlekken. Als u de brief echter goed leest, staat er niet in wat u zegt. Er staat in dat de Kamer wel degelijk bereid is om te kijken naar efficiency en soberheid. Als u ermee kunt instemmen, krijgt u nog deze middag nadere informatie en kunnen wij alsdan bekijken of u nog behoefte hebt aan een debat. Het was in elk geval geen soloactie.

De heer Aptroot (VVD):

Bij een volgende regeling kan ik er alsnog op terugkomen om een debat aan te vragen. Ik weet dat er nu een meerderheid is. Ik wil echter ook zorgvuldig zijn en ik geef u natuurlijk de gelegenheid om opheldering te verschaffen.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Atsma.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Drie weken geleden hebben collega Van Hijum en ik vragen gesteld aan de bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over een project om te komen tot een voorziening voor jongeren die zijn vastgelopen in het Friese Gaasterlân-Sleat bij Balk. De bewindslieden hebben nog niet gereageerd. Het is urgent, omdat de tijdsdruk toeneemt. Het pand waarover het gaat, moet namelijk uiterlijk volgende week zijn aangekocht. Ik vraag om een beantwoording met spoed van de gestelde vragen, uiterlijk dit weekend.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven