Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 december 2006 over de Milieuraad.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben zojuist een algemeen overleg met de staatssecretaris van milieu gehad over de Milieuraad die begin volgende week gehouden wordt. Naar aanleiding van dat overleg wil ik een motie indienen. Het gaat dan om de toekomst van onze zeeën. De Europese Unie is daar bezorgd over en wil daar beleid voor maken. Dit is bij uitstek een grensoverschrijdend probleem. Ik wil daar om twee redenen een motie over indienen.

De eerste reden is een inhoudelijke. Uit het overleg bleek dat de inzet van de Nederlandse regering naar de overtuiging van mijn fractie onvoldoende is, te vrijblijvend, en te weinig op zal leveren dat de zeeën echt schoner worden. Er kan echt meer dan de Nederlandse regering wil. De tweede reden is dat mijn fractie het belangrijk vindt op dit soort grote onderwerpen de regering een duidelijk mandaat vanuit ons parlement mee te geven en duidelijk te maken wat de opdracht is van het Nederlandse parlement. Ik heb die opdracht geformuleerd in een motie en ik hoop dat daar een meerderheid voor is. Al te vaak praat de Kamer in dit soort overleggen in en de staatssecretaris uit en daarna neemt de staatssecretaris het mee. Vervolgens is onduidelijk wat precies de inzet was, laat staan wat het effect van die inzet is geweest op het uiteindelijke resultaat.

Om beide redenen, de inhoudelijke en de meer procedurele, wil mijn fractie de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Noordzee één van de zeeën is die er ecologisch het slechtst voorstaan door grensoverschrijdende milieuproblemen;

overwegende dat de Europese Commissie een Kaderrichtlijn mariene strategie heeft voorgesteld, die beoogt dat lidstaten een strategie opstellen om het zeemilieu te beschermen;

overwegende dat de regering in de onderhandelingen over de Kaderrichtlijn tot nu toe heeft aangestuurd op niet-bindende inspanningsverplichtingen;

overwegende dat hiermee de grensoverschrijdende problemen van de Noordzee niet adequaat kunnen worden aangepakt, aangezien ieder Noordzeeland de problemen anders zal definiëren en andere doelen zal stellen;

verzoekt de regering, in de EU-milieuraad het standpunt in te nemen dat er per mariene regio wordt vastgesteld wat de bedreigingen zijn en wat een goede ecologische toestand is en dat er per mariene regio concrete en bindende milieudoelen worden gesteld, zodat hieraan gezamenlijk kan worden gewerkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 231(21501-08).

Staatssecretaris Van Geel:

Mevrouw de voorzitter. Het kabinet onderschrijft het grote belang van een mariene strategie. Wij hebben dat ook steeds aangegeven. Wij nemen ook actief deel aan bijvoorbeeld regionale zeeconferenties, zoals het OSPAR-verdrag. Ik heb begrepen dat de Kamer binnenkort van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat een notitie over de Noordzee krijgt, waarin veel aspecten aan de orde zijn die inhoud geven aan het beleid dat het Nederlandse kabinet op dat terrein wil voeren.

Wij hebben ook actief bijgedragen aan de ontwikkeling van deze mariene strategie. Ik zal eerst iets zeggen over de procedure en dan iets over de inhoud. De heer Duyvendak verkondigt de stevige stelling dat het Nederlandse kabinet een mandaat mee krijgt. Ik teken daar het volgende bij aan. Wij hebben hierover vaker gesproken. In het verleden is al gebleken dat de opvattingen van de Kamer buitengewoon zwaar wegen bij de inbreng van het kabinet in het Europese debat. Dat wordt echter onwerkbaar in een onderhandelingspositie, waarbij het geven en nemen is. Een mandaat over de wens van de Kamer kan in dat geval een wurgende werking hebben op een bewindspersoon, die dan immers geen flexibiliteit heeft bij de inzet. Wie het anders wil hebben, moet kiezen voor het Deense model. Dat moet echter op een ander moment worden besproken, in de formatie of met het nieuwe kabinet. De Nederlandse regering kiest immers voor een ander model. Als ik iets anders doe dan de Kamer wenst, kan de Kamer mij ter verantwoording roepen om met mij in politieke zin af te rekenen. De in deze kabinetsperiode gehanteerde formule is dan ook de juiste.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik heb het woord mandaat niet willen gebruiken in de Deense zin van het woord. Ik heb het woord mandaat in figuurlijke zin gebruikt. Een motie van de Kamer geeft echter een meer strikte opdracht aan een bewindspersoon dan het resultaat van een gedachtewisseling in een algemeen overleg.

Staatssecretaris Van Geel:

Dan hebben wij daar geen verschil van mening over.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Wij zien graag dat de staatssecretaris de indertijd uitgezette lijn blijft volgen. Kan hij dat toezeggen? Wij hebben geen behoefte aan een motie met een mandaat en met verplichtingen.

Staatssecretaris Van Geel:

Over de inhoud kom ik nog te spreken. Ik heb eerst strikt formeel de positie van het kabinet in een onderhandeling willen aangeven. Bijvoorbeeld bij het dossier van de luchtkwaliteit zijn de posities in gemeen overleg met de Kamer gemarkeerd.

De kanttekeningen van het kabinet bij dit dossier hebben geen betrekking op het doel of de noodzaak van een strategie. Ook het kabinet ziet dat in een aantal regio's, zoals de Oostzee en de Middellandse zee, een impuls moet worden gegeven aan de samenwerking. Dit geldt in iets mindere mate voor de Noordzee. Daar gaat het veel beter. Bij de Oostzee moet echter een fantastische incentive aan de regionale samenwerking worden gegeven.

Als er een strategie en een kaderrichtlijn komen, willen wij die op een aantal punten positief-kritisch bijsturen. Wij willen naast de Kaderrichtlijn water niet iets hebben dat daar niet op is afgestemd. Ook de kosteneffectiviteit speelt een rol in de discussie. Het mag ook niet in strijd zijn met, of in de plaats komen van, de goed functionerende regionale zee- en visserijconferenties. Wij moeten niet dubbelop werken. Wij moeten waar nodig aanvullen en invullen. Die punten hebben wij binnengehaald in de discussie. Ik noem het behoud van de regionale focus en de kosteneffectiviteit. De motie spreekt van het al of niet bindende karakter van wat onder goede milieukwaliteit wordt verstaan. Ik heb daar een bezwaar tegen. De definitie van goede milieukwaliteit wordt nu aan de regio overgelaten. Dat kan best bindend worden, al weten wij niet wat de consequenties daarvan zijn. Vandaar dat wij tot nu toe met succes in Europa ervoor gepleit hebben om uit te gaan van inspanningsverplichtingen en niet van resultaatsverplichtingen. Dat is het verschil van inzicht. Het kabinet vindt dat een resultaatsverplichting niet kan omdat het resultaat bereikt moet worden op een dossier waarbij de invloed van anderen op het resultaat groot is, net zoals bij het dossier luchtkwaliteit. Ik moet aanvaarding van de motie dan ook ontraden.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik wil één misverstand wegnemen. De staatssecretaris suggereert nu dat ik in mijn motie het niveau van de milieukwaliteit vastleg, maar dat doe ik niet. Ik zeg alleen dat het uiteindelijk wel bindend moet zijn en gericht op het behalen van de resultaten. Het is niet slechts een inspanningsverplichting. Dat is de kern van de motie.

Staatssecretaris Van Geel:

Ik zal niet zeggen dat wij door schade en schande wijs zijn geworden. Maatregelen, zoals die voor het bronbeleid, die ook resultaatverplichtend zijn, vinden wij prima. Het gaat om een eindtoestand die niet door ons beïnvloed kan worden. Nederland veroorzaakt slechts een klein deel van de problematiek. Het kabinet vindt het een stap te ver gaan om die maatregelen als een resultaatverplichting te beschouwen. Om die reden moet ik aanneming van de motie ontraden. Wij zijn wel ambitieus. Wij zijn echt bereid om in de sfeer van bronmaatregelen resultaatverplichtingen te accepteren op Europees niveau. Wij willen alleen niet dat de kwaliteitseisen uiteindelijk verplichtend worden opgelegd. Die lijn hebben wij uitgezet.

De heer Poppe (SP):

Mijn fractie zal deze motie steunen. Ik begrijp uw redenering niet helemaal. Voor een inspanningsverplichting moet je een duidelijk omschreven doel hebben. Anders is het een zeepbel. Dan sta je niet sterk als er tegenwind komt en zeker op zee is tegenwind heel slecht. Wat is er mis aan een motie waarin de regering wordt gevraagd om vast te leggen waar die inspanningsverplichting uiteindelijk toe moet leiden?

Staatssecretaris Van Geel:

Aan resultaatsverplichtingen die niet door beleid van het Nederlandse kabinet belegd kunnen worden, beginnen wij gewoon niet. Verplichtingen voor het bronbeleid vind ik fantastisch, maar niet voor de kwaliteitseisen als zodanig. De ervaringen van de laatste jaren zijn terechtgekomen in het Nederlandse beleid. Ik denk daarbij vooral aan de luchtkwaliteit. Dat zouden wij niet moeten doen.

De heer Van der Ham (D66):

Wij hebben het tijdens het algemeen overleg gehad over het bodembeleid. Eigenlijk zei iedereen dat wij dat niet moeten doen. De Kamer vindt dus met u dat dit niet moet gebeuren. De weg die daarvoor bewandeld moet worden, kan ter sprake komen aan de onderhandelingstafel. Hier geldt toch hetzelfde? Kamer en kabinet willen iets. U hebt gezegd dat u uw best gaat doen en u krijgt daarvoor een steun in de rug van de Kamer. Wij hopen zo dicht mogelijk in de buurt van dat doel komen. Wat is daar mis mee? Ik heb helemaal niet gehoord dat het een resultaatverplichting is.

Staatssecretaris Van Geel:

Ik zal een voorbeeld geven. Wij komen met het Verenigd Koninkrijk tot een afspraak over de Noordzee op een nader te bepalen verplichtend niveau. Vervolgens zegt het Verenigd Koninkrijk dat het niet aan de verplichtingen kan voldoen. En dan?

De heer Van der Ham (D66):

Dan maken het Engelse en het Nederlandse parlement de afweging of ze blij zijn met de inspanningen van de staatssecretaris of de minister. Dat is altijd zo.

Staatssecretaris Van Geel:

Wij worden dan afgerekend op het feit dat de goede kwaliteit van de Noordzee niet gegarandeerd is, terwijl wij de maatregelen niet kunnen beïnvloeden. Verplichtende maatregelen per lidstaat kunnen natuurlijk altijd, maar dat is van een andere orde. Het kernpunt van het bezwaar tegen de motie is dat wij niet afgerekend kunnen worden op kwaliteitseisen die wij zelf niet kunnen beïnvloeden, omdat het beleid vanuit Europa of de collega-lidstaten is.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Wij hebben altijd sterk betwijfeld of wij hier iets mee zouden moeten doen in Brussel. Wij hopen dat de staatssecretaris niet zal meewerken aan zaken waar verplichtingen en resultaten uit voortvloeien waarop het parlement en Nederland geen grip hebben.

Staatssecretaris Van Geel:

Mevrouw de voorzitter. Ik ben van mening dat de kern van mijn betoog betrekking had op deze vraag.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik denk dat de staatssecretaris schromelijk overdrijft als hij spreekt over resultaats- en inspanningsverplichtingen. OSPAR zit vol resultaatsverplichtingen. Wil de staatssecretaris nu beweren dat hij sowieso geen resultaatsverplichting wil afspreken?

Staatssecretaris Van Geel:

Ik heb gezegd dat het kabinet op het niveau van maatregelen resultaatsverplichtingen op Europees niveau bespreekbaar en aanvaardbaar acht. Daarom richten wij ons in vergelijking met andere dossiers zo op harde resultaatsverplichtingen voor bronbeleid. Dit is een verzamelbegrip van ecologische kwaliteit waarop de instrumenten moeten aangrijpen. Dus op instrumenteel niveau verplichtend, akkoord, maar ons bezwaar tegen de motie richt zich op het dictum om als uiteindelijk resultaat te komen tot een goede ecologisch kwaliteit van water, omdat wij daar als lidstaat geen invloed op hebben.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 15.25 uur tot 15.35 uur geschorst.

Naar boven