Aan de orde is het debat naar aanleiding van de brief van de minister-president (19637, nr. 1114) over uitvoering van de motie-Dijsselbloem c.s. (19637, nr. 1113).

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. In de formatiebesprekingen zal linksom of rechtsom een generaal pardon tot stand komen. Er is een meerderheid in de Kamer die dat wil en daarvoor zal zorgen. Naar het zich laat aanzien zal tot die tijd niemand die onder deze regeling gaat vallen, worden uitgezet. Voor alles is dat het resultaat van de debatten van de afgelopen week. Het is het resultaat waar het de PvdA-fractie ook steeds om te doen is geweest. Het is goed nieuws voor de mensen om wie het gaat, het is goed nieuws voor de Kamer, die zich bevestigd ziet in haar verwachting dat uitspraken van een Kamermeerderheid door het kabinet uitgevoerd moeten worden. Ik zeg tegen de minister-president dat de PvdA-fractie hier voor alles blij mee is.

Dat is de ene kant van het verhaal, er is echter ook een andere kant. Tot anderhalve dag geleden kregen wij te horen dat ons verzoek aan minister Verdonk staatsrechtelijk en praktisch gezien eenvoudigweg niet kon. Maar het kan dus wel. De problemen lagen uiteindelijk niet in de staatsrechtelijke of praktische uitvoerbaarheid, maar in de nietsontziende manier waarop minister Verdonk niet alleen haar partij maar ook het kabinet in de greep hield. Dit leidde tot een volstrekt ongepaste houding van deze minister tegenover de Kamer en tot onwerkbare verhoudingen tussen het kabinet en de Kamer. Hier is nu eindelijk een einde aan gekomen, en ook dat is winst.

Het resultaat voor de groep van 26.000, die ik op deze manier maar even zo betitel, is naar het zich laat aanzien, zo goed als het resultaat dat de PvdA-fractie van begin af aan heeft nagestreefd. Ik kan daarom deze gang van zaken in één zin karakteriseren: de operatie is mislukt maar de patiënt is wel genezen. Dat is nu gebeurd. Die nieuwe situatie is nu een feit. Het is wel een situatie die ook wat ons betreft her en der nog wel om verduidelijking vraagt. Dat zou ik graag stap voor stap willen doen.

Allereerst gaat het om de omschrijving van de doelgroep in de brief van de minister-president. Daar is veel over op te merken, maar uiteindelijk gaat het ons maar om één zaak. Wij zijn over de opschorting van de uitzettingen begonnen, omdat wij vinden dat asielbeleid niet alleen streng, maar ook humaan moet zijn. In het licht van ons pleidooi om humanitaire overwegingen zwaarder te laten wegen dan tot nu toe is gebeurd, willen wij dat er een generaal pardon komt en dat er tot die tijd niemand wordt uitgezet die daar mogelijkerwijs onder valt. Die humanitaire overwegingen die zo centraal staan in ons pleidooi en die humanitaire overwegingen die wij de laatste jaren ook zo node hebben gemist, staan ook centraal in de formulering van de minister-president in de brief. Dat geeft ons reden om ervan uit te gaan dat, hoewel de formulering in de brief een andere is dan de formulering in de motie-Dijsselbloem, de brief van het kabinet tot stand is gekomen met de bedoeling de juridisch meest houdbare formulering te kiezen die de facto leidt tot het opschorten van uitzetting van dezelfde groep als door de Kamer wordt beoogd. Als dit niet zo is, horen wij dat graag, maar wij gaan ervan uit dat het wél zo is en dat stemt tot grote tevredenheid.

Dan kom ik op de eenheid van het kabinetsbeleid. De brief maakt melding van het feit dat de VVD-bewinds­personen het kabinetsbesluit maar niets vinden en dat hebben zij vannacht ook luid en duidelijk voor allerlei microfoons en camera's gezegd. In de brief staat vervolgens dat dit besluit nu deel uitmaakt van het kabinetsbeleid. Ten slotte beroept het kabinet zich voor de gekozen oplossing in de laatste zinnen van de brief op de bijzondere constitutionele context waarbinnen de besluitvorming zich heeft voltrokken. Het is een feit dat het hier gaat om een demissionair kabinet, dat er een motie van afkeuring ligt en dat alle bewindspersonen zich verantwoordelijk voelen voor de regeerbaarheid van het land. Mijn fractie trekt daar de volgende conclusies uit.

In de eerste plaats concluderen wij dat alle bewindspersonen gehouden zijn het kabinetsbeleid uit te dragen en te verdedigen, nu dit besluit deel uitmaakt van het kabinetsbeleid. Wij begrijpen best dat de VVD-bewindspersonen niet juichend de straat op zullen gaan om dit beleid uit te dragen. Er is ook niemand die dat van ze vraagt. Wij nemen echter wel aan dat wij na de persconferentie van vannacht, waar met name de ministers Zalm en Verdonk hun hart mochten luchten, niet meer hoeven mee te maken dat deze bewindspersonen verdere, dit nieuwe beleid ondergravende uitlatingen en acties zullen ondernemen. Ook dat is namelijk van belang voor de regeerbaarheid van het land.

In de tweede plaats concluderen wij dat deze gang van zaken geen enkel staatsrechtelijk precedent creëert voor het verminderd belang van de eenheid van kabinetsbeleid, omdat de rechtvaardiging van de nu tot stand gekomen oplossing enkel en alleen gelegen is in de unieke samenloop van omstandigheden rond dit onderwerp in deze constellatie en op dit moment.

Dan de motie van afkeuring en de vraag waarom minister Verdonk geen verantwoordelijkheid meer draagt voor Vreemdelingenzaken. Laat ik beginnen met te zeggen dat de fractie van de PvdA blij is met het feit dat minister Verdonk die verantwoordelijkheid niet meer draagt en dat wij rekenen op een goede samenwerking met minister Hirsch Ballin. Ik voeg daar wel een constatering aan toe. Minister Verdonk zei vannacht: ik kan geen verantwoordelijkheid dragen voor dit gewijzigde beleid. Nee, mevrouw Verdonk, u mag geen verantwoordelijkheid dragen voor dit gewijzigde beleid. De Kamer heeft u namelijk weggestuurd, ver weg van het beleid waarvoor u verantwoordelijk was en dat dinsdagnacht door deze Kamer is afgekeurd. Wij hebben allemaal gehoord wat u vannacht hierover hebt gezegd, teneinde uzelf en de VVD verder gezichtsverlies te besparen. In het licht van de bijzondere constitutionele context, zoals de minister-president dat in zijn brief noemt, zijn wij bereid, in ons oordeel over deze uitkomst de nodige welwillendheid aan de dag te leggen, maar over de aard van een motie van afkeuring en de gevolgen die een minister daaraan hoort te verbinden, mag geen enkel misverstand bestaan.

Voorzitter. Het slagveld overziend, constateer ik dat het kabinet zich veel problemen had kunnen besparen als meteen op 30 november was toegezegd wat pas vannacht mogelijk bleek. Maar goed: het is gebeurd en voorbij. Wat nu telt, is het resultaat. In de formatiebesprekingen zal linksom of rechtsom een pardonregeling tot stand komen. Er is een meerderheid in deze Kamer die dat wil en daarvoor zal zorgen. Tot die tijd zal, naar het zich laat aanzien, niemand die onder die regeling gaat vallen, worden uitgezet. Dat is een mooi resultaat en daar zijn wij blij mee.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie is van mening dat in deze demissionaire periode nieuw vreemdelingenbeleid niet tot stand dient te komen per motie, maar dat eventuele beleidswijzigingen in de formatie moeten worden gerealiseerd. Het ware ook beter geweest dat dit onontgonnen staatsrechtelijke terrein niet was betreden. Dat was ook de reden dat de CDA-fractie bij monde van Wim van de Camp het kabinet heeft gesteund in zijn afwijzing van de motie-Bos en de motie-Dijsselbloem.

Desalniettemin ontstond een nieuw feit toen de Kamer het beleid van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie afkeurde, nadat die uitspraken waren gewisseld. Daardoor dreigde namelijk een onmogelijke patstelling te ontstaan tussen het demissionaire kabinet en de nieuwe Kamer. Voor de bestuurbaarheid van het land kan een dergelijke patstelling niet voortbestaan. De CDA-fractie vindt het dan ook terecht dat de minister-president zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Wij steunen het kabinet in zijn opvatting dat een handreiking noodzakelijk was om als demissionair kabinet met de Kamer tot een werkbare verhouding te komen. Die noodzaak is er behalve vanwege de regeerbaarheid ook vanwege de verantwoordelijkheid die partijen hebben voor de bestuurbaarheid van het land in een demissionaire periode.

De oplossing waarmee het kabinet nu is gekomen, moet wat ons betreft niet primair worden beoordeeld als staand vreemdelingenbeleid. Wij beschouwen het als een oplossing voor een impasse die is ontstaan doordat de Kamer rechtstatelijk het onmogelijke van het kabinet verlangde, daarin volhardde en dit met een motie van afkeuring bekrachtigde, ondanks de demissionaire status van het kabinet. Als oplossing voor die constitutionele impasse vinden wij de oplossing die nu is gekozen verantwoord. Wanneer iedereen op zijn beginselen blijft staan, lopen wij immers alleen maar verder vast. Als er twee met de koppen tegen elkaar gaan staan, moet er uiteindelijk één het verstandigst zijn. Het kabinet bewijst met de voorliggende oplossing het verstandigst te willen zijn. Het is nu aan de Kamer om met verstand te antwoorden. Het besluit van het kabinet om de gedwongen uitzetting van de groep ex-asielzoekers die in de laatste fase van behandeling zijn binnen het project Terugkeer gedurende de demissionaire periode niet te effectueren, is enerzijds een handreiking naar de meerderheid van het parlement en loopt anderzijds niet vooruit op een eventuele pardonregeling die onder een nieuw kabinet tot stand zou kunnen komen.

Ook al konden de VVD-bewindslieden zich niet vinden in het besluit van het kabinet, wij waarderen het dat zij gehoor hebben gegeven aan het beroep van de minister-president om in het landsbelang aan te blijven. Voor de beslissingen van het kabinet geldt ook wat ons betreft de eenheid van kabinetsbeleid, ook als die bij meerderheid zijn genomen. Dat laat onverlet dat in een demissionaire periode, waarin alleen een afgezwakte vertrouwensregel geldt, de partijen waaruit het kabinet is samengesteld van mening kunnen verschillen over het beleid zonder dat dit directe consequenties heeft voor het kabinet.

De heer Rutte (VVD):

Ik wil nog even terugkomen op de inhoud van de brief van de minister-president van gisteren waar de heer Verhagen aan refereert. In deze brief wordt een wijziging voorgesteld van het asiel- en immigratiebeleid. Ik zou willen vragen hoe hij dat duidt in het licht van het debat dat zich vorige week afspeelde in deze Kamer. De CDA-woordvoerder Van de Camp zei toen dat de beleidswijziging die voorlag zou leiden tot valse verwachtingen. Hij zei dat mensen hierdoor zouden gaan denken dat zij wellicht toch onder het generaal pardon van de heer Bos zouden gaan vallen. Hoe duidt de heer Verhagen deze uitspraak in het licht van de verruiming van het asielbeleid waarover het kabinet gisteren bij meerderheid overeenstemming heeft bereikt?

De heer Verhagen (CDA):

Er is geen sprake van een wijziging van het vreemdelingenbeleid, maar van het niet effectueren van de uitzettingen om humanitaire redenen om tegemoet te komen aan een volhardende Kamer. Ik heb al gezegd dat wij wel met de koppen tegen elkaar kunnen blijven staan, maar dat wij hier dan over een halfjaar nog zitten. Wij komen dan geen millimeter vooruit. De enige consequentie daarvan is dat het land dan niet bestuurbaar is. Als fractievoorzitter – o nee, ik ben op dit moment vicefractievoorzitter – van een grote partij vind ik dat ik mij ook verantwoordelijk moet opstellen.

Ik kan hier principieel blijven volharden in een standpunt, waar wij overigens geen letter van hebben teruggenomen. Ik heb aan het begin van mijn betoog al uitgelegd waarom mijn fractie dat standpunt heeft ingenomen in die debatten. Wij komen met die volharding echter geen stap verder. Ik vind dat ik de verantwoordelijkheid heb om tot werkbare verhoudingen met de Kamer te komen. Dat geldt zowel voor de Kamer richting het kabinet als voor het kabinet richting de Kamer.

De heer Rutte (VVD):

Ik begrijp dat er sprake is van een bijzondere constitutionele positie en dat wij daaruit moeten zien te komen. Het gaat vandaag echter ook over de inhoud van de voorgestelde beleidswijziging. Het stopzetten van uitzettingen voor een beperkte groep is ook vorige week in het debat aan de orde geweest. Er zijn toen uitspraken gedaan, onder andere door de woordvoerders van de regeringspartijen, die naar mijn overtuiging volstrekt tegengesteld zijn aan de beleidswijziging die in de brief van de minister-president van gisteren is aangekondigd.

De heer Verhagen (CDA):

Dat kunnen wij niet ontkennen.

De heer Rutte (VVD):

Hoe wil de heer Verhagen dat duiden? Dat is nogal een draai die de CDA-fractie daar inhoudelijk lijkt te gaan maken.

De heer Verhagen (CDA):

Hoezeer het misschien ook een te idealistische houding is, ga ik er nog steeds van uit dat je in een debat in de Tweede Kamer niet hoe dan ook doof blijft voor hetgeen naar voren wordt gebracht. Wij kunnen wel blind en doof blijven voor de feiten, maar ondanks de uitgewisselde argumenten en het klemmende pleidooi van onder andere mijn fractie heeft de Kamer het beleid afgekeurd. Je kunt zeggen: dit is het kabinetsbeleid en daar staan wij voor, maar er moet wel worden gekomen tot een werkbare verhouding. Daarom rest ons niets anders dan op een gegeven moment de feiten te accepteren en te proberen om uit de impasse te komen. Je kunt wel een heel zuiver betoog blijven houden, maar dan blijft de impasse bestaan. Mijn fractie steunt de stap van het kabinet, omdat zij van mening is dat er iets moest worden bewogen om uit de impasse te komen. Zij vindt de keuze van het kabinet derhalve terecht en verantwoord.

De heer Rutte (VVD):

Naar de overtuiging van mijn fractie gaat de beweging die het kabinet gisteren heeft gemaakt, veel te ver. Wat gisteren technisch en juridisch onhaalbaar was, blijkt vandaag technisch en juridisch wel haalbaar te zijn, althans, dat staat feitelijk in de brief van de minister-president aan de Kamer. Ik heb op zichzelf alle begrip voor de woorden van de heer Verhagen dat men eruit moest zien te komen. Is hij het alleen niet met mij eens dat de beweging die het kabinet nu maakt, wel zeer vergaande consequenties voor het asiel- en immigratiebeleid heeft, gegeven ook de uitspraken die zijn eigen woordvoerder vorige week heeft gedaan? Die betoogde juist dat.

De heer Verhagen (CDA):

Nee! Ik heb gezegd dat ik de oplossing niet zozeer primair als onderdeel van een staand vreemdelingenbeleid beoordeel, als wel als manier om dit land regeerbaar en bestuurbaar te houden. Ik herhaal dat wij kunnen blijven terugvallen op de standpunten die wij al sinds enkele weken innemen, maar dat wij daar uiteindelijk niets voor kopen. Mijn fractie vindt het verantwoord om die stap te zetten, mede dankzij het feit dat het kabinet duidelijk heeft gesteld dat het niet vooruitloopt op de toekomstige stappen die een kabinet op het vlak van het vreemdelingenbeleid zou moeten zetten.

De heer Rutte (VVD):

Volgens de zienswijze van mijn fractie wordt met de beweging die de minister-president gisteren in zijn brief heeft aangekondigd, het bestaande asiel- en immigratiebeleid in de prullenmand gegooid. Dit zal tot een nieuwe realiteit leiden. Hiermee komt feitelijk een pardon in Nederland. Dat is de consequentie van de brief die gisteren is verzonden. Dat hebben de leden van de fractie van het CDA in het verleden ook betoogd. Ik begrijp dat de heer Verhagen zegt: wij moesten eruit zien te komen, maar ik vraag hem, nu hij er nog een nacht over heeft geslapen, of het kabinet in zijn ogen niet veel te ver is gegaan in zijn poging om de Kamer tegemoet te komen door het asiel- en immigratiebeleid in de prullenmand te gooien, terwijl dat in de afgelopen vier jaar spectaculair succesvol is geweest.

De heer Verhagen (CDA):

Integendeel. Ik denk dat het kabinet bewezen heeft dat het verstandig kan omgaan met dreigende impasses. Ik vind het ook de plicht van een minister-president dat hij voorkomt dat een patstelling voortduurt. Dat is niet in het belang van het land. Dat is niet in het belang van een goed vreemde­lingenbeleid en ook niet in dat van een toekomstig vreemdelingenbeleid. Ik ben het feitelijk ook niet met u eens, want in de brief staat nadrukkelijk dat het kabinet met dit voorstel niet anticipeert op toekomstige regelingen. Als u dat wel wilt blijven denken, komen wij geen stap verder. Dan kunnen wij moties blijven indienen en zitten wij hier over anderhalf jaar nog. Ik geloof niet dat dit in het belang van Nederland is.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Ik ben het met de heer Rutte van de VVD-fractie eens dat dit besluit van het kabinet veel te ver gaat en een stap in de richting van het generaal pardon is. Ik snap er dan ook helemaal niets van dat de mensen van de VVD-fractie toch nog netjes in dat kabinet blijven zitten en om de tafel zitten met de partij die dat allemaal gaat uitvoeren. Ik vind dat onbegrijpelijk van de heer Rutte, maar daar zal ik zo dadelijk met hem over spreken.

Mijnheer Verhagen, waarom zegt u niet gewoon wat de werkelijke reden is van wat gisteren is gebeurd? U wilt gewoon met de Partij van de Arbeid aan tafel gaan. U bent uitgekeken op de VVD. U vormt met die partij ook geen meerderheid. U wilt gewoon iets aardigs doen, zodat de heer Balkenende dadelijk weer op het pluche van de premierzetel terechtkomt. Dan kan het CDA als regeringspartij door regeren. Dat is de reden dat het CDA is gaan draaien met iets wat haaks staat op wat de heer Van de Camp hier jarenlang heeft verkondigd. Zegt u dat dan gewoon eerlijk.

De heer Verhagen (CDA):

Dit zegt meer over hoe de heer Wilders in elkaar zit dan over de werkelijke opstelling van de fractie van het CDA. Wij vinden dit soort argumenten niet van belang. Als lid van de grootste regeringspartij heb ik de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat wij hier uitkomen. Het kabinet wilde ook uit de impasse komen, maar anticipeert niet op een toekomstige regeling. Op basis van eventuele humanitaire bezwaren is ervoor gekozen de uitzettingen niet te effectueren. Ik vind dat wijs. Dat heeft niets te maken met de eventuele wens weer lid te kunnen worden van de volgende regering, maar met het nemen van verantwoordelijkheid als huidige regeringspartij.

De heer Rutte (VVD):

De heer Wilders vroeg hoe het kan dat wij zo kritisch zijn over het genomen besluit, maar toch in het kabinet blijven. Ik wijs erop dat dit geen gewoon kabinet is. Het is een demissionair kabinet. Zou sprake zijn geweest van een gewoon kabinet, dat de machtsvraag bij het parlement kan leggen, dan was de VVD gisteren uiteraard uit de regering gestapt. De VVD heeft echter ook nog een andere verantwoordelijkheid. Die heeft te maken met de constitutionele en bestuurlijke continuïteit van Nederland. Dat hebben wij moeten laten meewegen.

De heer Wilders (PVV):

De heer Rutte heeft slappe knieën.

De heer Rutte (VVD):

Mijn partij kiest ervoor die constitutionele en bestuurlijke verantwoordelijkheid te nemen. Wij zijn tegen dit besluit. Was dit een gewoon kabinet geweest, dat de machtsvraag hier had kunnen neerleggen, dan waren wij gisteravond weggegaan, maar dat is niet het geval. De VVD waakt ervoor dat Nederland constitutioneel en bestuurlijk in woelig vaarwater terechtkomt. Ook die verantwoordelijkheid hebben wij.

De heer Wilders (PVV):

Slappe knieën!

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb goed geluisterd naar het verhaal van de heer Verhagen over de verhoudingen in een demissionaire periode en zijn opmerkingen over de verminderde vertrouwensregel, zodat hij dat noemde. Mag ik uit zijn betoog concluderen dat hij het met mij eens is dat ook in een demissionaire periode alle ministers die in het kabinet zitten ten volle verantwoordelijk zijn voor het volledige beleid, inclusief de onderdelen waar zij het mee oneens zijn?

De heer Verhagen (CDA):

Ja.

Gezien de stellingname van de VVD is het naar onze mening terecht dat minister Hirsch Ballin verantwoordelijk wordt voor het beleidsterrein Vreemdelingenzaken en dat dit niet langer tot de verantwoordelijkheid van minister Verdonk behoort. Ook dat zien wij overigens als een handreiking richting Kamer, die het beleid van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie eerder heeft afgekeurd. De CDA-fractie is van mening dat het kabinet een verstandige lijn heeft gevolgd met betrekking tot de ontstane impasse, juist omdat het het normale machtsmiddel, het uitschrijven van nieuwe verkiezingen, niet had. Nu het kabinet duidelijk actie heeft ondernomen om de patstelling te doorbreken, hopen wij dat ook de Kamer haar verantwoordelijkheid neemt om weer tot werkbare verhoudingen met het demissionaire kabinet te komen. De verstandige stap van het kabinet om uit de impasse te komen, moet nu door de Kamer met verstand worden beantwoord. Wie namelijk het onderste uit de kan wil, krijgt het lid op de neus.

De heer Marijnissen (SP):

Mevrouw de voorzitter. Het was een bizarre vertoning gisteren en dat was het. Je had een beetje het idee dat Nederland dobberde op de oceaan zonder stuurman en zonder motor en alle kanten uit kon. Maar gelukkig, uiteindelijk kon de minister-president na ruim twaalf uur conclaaf de Kamer komen vertellen dat er een akkoord was. Het was een akkoord, bestaande uit heel belangrijke onderdelen. Ten eerste: wij hebben nog een regering. Ten tweede: de motie die uitspreekt dat het uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers die nog vallen onder de oude Vreemdelingenwet, moet worden stopgezet. Ten derde: de verantwoordelijk minister is van asielzaken afgehaald. Ik wil hier ronduit uitspreken dat ik de minister-president feliciteer met dit resultaat. Ik denk dat velen gisterenochtend hadden gedacht dat het niet goed ging aflopen. Ik moet zeggen dat mijn fractie met het resultaat dat er nu ligt, kan leven.

Mijn vraag aan de minister-president is wel of het niet eerder had gekund. Het is al door de heer Bos gezegd, maar ook door anderen bij interruptie. Nu blijkt in één keer wel te kunnen wat eerder staatsrechtelijk niet zou kunnen en wat praktisch niet zou kunnen. Zo is het althans verwoord door de minister in de debatten. Achteraf blijkt dat alles in één keer wel te kunnen. Ik wil nu niet via een omweg de regievraag van de minister-president weer ter tafel brengen, maar ik vind wel dat de Kamer mag weten hoe de minister-president hier met terugwerkende kracht tegen aankijkt. Had de vertoning van de afgelopen dagen ons als Kamer en als Nederlandse volk niet bespaard kunnen worden?

Ik kom vervolgens bij de inhoud. Wie vallen er volgens het kabinet onder de regeling die nu is afgesproken? Er zijn tal van formuleringen. In de motie-Dijsselbloem staat er een waar wij achter staan. De regering kwam gisteren met een andere. VluchtelingenWerk Nederland heeft een omschrijving. Ik wil graag van de minister-president weten wie nu onder deze regeling vallen. Terecht hebben veel mensen zich beklaagd over het feit dat het zo veel gaat over procedures, over politiek en zo weinig over de mensen zelf. Misschien mag ik twee mensen noemen die hier al weken in onzekerheid leven door de debatten, maar eigenlijk al jaren? De eerste is mevrouw H.K. uit Azerbeidjan, een vrouw van Armeense afkomst, 66 jaar oud en sinds 1999 in Nederland. Haar man en haar zoon zijn in het land van herkomst om etnische redenen vermoord. Zij is alleenstaand en heeft geen familie in Azerbeidjan. Zij heeft ernstige psychische en lichamelijke gezondheidsproblemen. Mag deze mevrouw snel antwoord, alstublieft? De tweede is de heer M.K. uit Iran, 39 jaar oud en sinds 1995 in Nederland. De heer K. is in 2001 getrouwd met een Iraanse vrouw die in Nederland een asielstatus heeft. Zij hebben samen een kind van vier jaar oud. Het kind heeft de Nederlandse nationaliteit. Als de heer K. wordt uitgezet, wordt zijn gezin definitief uit elkaar gerukt, want zijn vrouw is als erkend vluchtelinge absoluut niet veilig in Iran en kan dus niet samen met haar man terugkeren. Het zijn misschien maar twee voorbeelden, maar zij zijn wel illustratief voor de situatie waarover wij nu praten en die de gemoederen zo bezighoudt.

Voorzitter, wat heeft deze week ons verder geleerd? De Kamer is de volksvertegenwoordiging en niet de regering. Daarom dient een minister het vertrouwen te genieten van de Kamer. Daarom heeft de Kamer het recht te beslissen waaraan ons belastinggeld wordt uitgegeven, het budgetrecht. Daarom gaat een Kameruitspraak boven een regeerakkoord of een kabinetsbesluit, ook wanneer het kabinet demissionair is. Het is geen vorm van flinkheid om als minister te zeggen: ik ga mijn eigen gang, ik negeer de Tweede Kamer. Dat heeft de Kamer met het aannemen van de motie van afkeuring eergisteren duidelijk willen maken. De Kamer heeft getoond, geen lam te zijn maar een leeuw, vooral door het indienen en aannemen van een motie van afkeuring tegen de verantwoordelijke minister. De minister die nu door het kabinet van asielzaken is afgehaald, heeft naar mijn idee hier een heel flinke les van te leren. Mijn fractie vindt het een goede zaak dat er nu staatsrechtelijke duidelijkheid bestaat over de positie van de Kamer en van de regering. Dat is deze week nog eens duidelijk onderstreept.

Wij zullen de zaak van de minister die van asielzaken is afgehaald, niet verder op de spits drijven.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik begrijp buitengewoon goed dat de VVD-bewindslieden, inclusief minister Verdonk, na het kabinetsbesluit van gisteren hebben gezegd dat zij voor dit kabinetsbesluit geen verantwoordelijkheid kunnen en willen dragen. Naar de overtuiging van mijn fractie hebben zij daar groot gelijk in. Ik heb er ook begrip en respect voor dat diezelfde VVD-bewindslieden op dringend verzoek van de minister-president hebben aangegeven bereid te zijn om in het landsbelang aan te blijven. Het is dan zeer begrijpelijk dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft gezegd dat zij, gegeven de besluitvorming in het kabinet, niet meer verantwoordelijk wil zijn voor het vreemdelingenbeleid. Om die reden heeft zij met de minister van Justitie de ruil gedaan zoals wij in de brief van de minister-president kunnen lezen.

De verantwoordelijkheid voor deze hele gang van zaken ligt zonder meer bij de Partij van de Arbeid en de partijen die in de afgelopen weken de meerderheid hebben gegeven aan de moties die zijn aangenomen. Op de dag van de beëdiging van deze nieuwe Tweede Kamer diende de Partij van de Arbeid de motie-Bos in, waarin gesteld wordt dat er een pardonregeling moet komen. Dat is een omstreden beleidswijziging, en een omstreden beleidswijziging hoort thuis in de kabinetsformatie. Een demissionair kabinet ontbeert het instrument van het dreigen met het eigen aftreden. Als het demissionaire kabinet in zijn geheel zou aftreden, ontstaat er immers een constitutionele crisis. Bij de afwezigheid van dat dreigement past het niet dat de Kamer de regering dwingt tot fundamentele beleidswijzigingen. Die horen thuis in de formatie.

Nog geen twee weken later diende diezelfde Partij van de Arbeid de motie-Dijsselbloem in. Daarin wordt gevraagd om voorlopig te stoppen met het uitzetten van een bepaalde groep asielzoekers. Zo'n voorlopige stopzetting is feitelijk de aankondiging van een generaal pardon. De moties-Bos en -Dijsselbloem zeggen dat ook met zo veel woorden. Zij kondigen dat generaal pardon feitelijk aan. Met deze moties heeft de PvdA het demissionaire kabinet in een onmogelijke positie gebracht en het land dichtbij een bestuurlijke en constitutionele patstelling. Ik vind dat onverantwoordelijk.

Ik heb een paar vragen aan de minister-president. Waarom hebben de CDA-bewindslieden in het kabinet het besluit doorgedrukt dat gisteravond is genomen? In de brief van de minister van Justitie van 7 december verklaarde hij nog dat ook het stopzetten van uitzettingen zou leiden tot "verkeerde verwachtingen, rechtsongelijkheid, aanzuigende werking, juridische aanspraken en diverse knelpunten in de uitvoering van de werkzaamheden in de vreemdelingenketen". Mijn vraag aan de minister-president is dan ook: geldt dat argument voor de CDA-bewindslieden thans niet meer?

Dan de afbakening van de doelgroep. Hoe denken de CDA-bewindslieden de toverformule in de brief "humanitaire bezwaren, in het bijzonder gezinnen met kinderen" in te vullen? Hoe denken zij te voorkomen dat de groep zal blijven groeien en groeien? Hoe willen zij voorkomen dat bij grote groepen mensen verkeerde verwachtingen worden gewekt?

De VVD is en blijft tegen een generaal pardon. Het is principieel onjuist, want ongelijke gevallen worden dan gelijk behandeld. Het is onrechtvaardig, want wat zeggen wij tegen de afgewezen asielzoekers die wél zijn vertrokken? Het is praktisch onuitvoerbaar, want het is onduidelijk wie ervoor in aanmerking zouden moeten komen. Het heeft een sterke aanzuigende werking, want ons restrictieve immigratiebeleid wordt op die manier opzijgeschoven. Een tijdelijke stopzetting van de uitzettingen komt neer op het voorsorteren op een generaal pardon. Dat betekent dat veel mensen belanden in een juridisch moeras tussen hoop en vrees. De VVD-fractie werkt daar niet aan mee.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Gisterenavond zag ik de heer Rutte op televisie de uitspraak doen dat de VVD niet akkoord gaat met het kabinetsbesluit. Hij sprak ongetwijfeld als voorzitter van de VVD-fractie in de Tweede Kamer. Omdat de context waarin die uitspraak werd gedaan, er één was van de verantwoordelijkheid van bewindslieden, vraag ik hem of hij dezelfde vraag wil beantwoorden die ik zojuist aan de heer Verhagen heb gesteld. Is de heer Rutte met mij van mening dat alle ministers die in een kabinet zitten voluit verantwoordelijk zijn voor het volledige kabinetsbeleid, inclusief die besluiten waarmee zij het oneens zijn?

De heer Rutte (VVD):

Ik vraag, net als de heer Verhagen zo-even deed, begrip voor de bijzondere constitutionele situatie waarin wij ons bevinden. Wij zijn in een situatie beland die wij niet eerder in de parlementaire geschiedenis zijn tegengekomen, namelijk dat een parlementaire meerderheid een demissionair kabinet dwingt tot een beleidswijziging. Dat vraagt om het zoeken naar oplossingen die voorkomen dat deze zaak uiteindelijk door het staatshoofd moet worden opgelost, en ertoe leiden dat wij het hier zelf kunnen oplossen, want daar gaat het natuurlijk om. De bestuurlijkheid van Nederland dient voorop te staan. Het is duidelijk dat de VVD-bewindslieden zich op geen enkele manier kunnen vinden in het besluit dat is genomen. Ja, het is waar dat grondwettelijk en in het reglement voor de ministerraad eenheid van kabinetsbeleid staat. Wij zullen die twee zaken op de een of andere manier met elkaar moeten zien te verenigen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat begrip voor de gecompliceerde constitutionele situatie heeft u, en dat is precies de reden dat ik deze vraag stel. Juist omdat het zo'n unieke situatie is, mag er geen begin van twijfel zijn dat het zich zou kunnen voordoen dat ministers om bepaalde redenen – in dit geval, zoals aangegeven door de minister-president, het landsbelang – in het kabinet blijven, maar zich niet verantwoordelijk achten voor bepaalde delen van het kabinetsbeleid. De opvatting van de VVD-bewindslieden over dit besluit zijn helder in de brief van de minister-president verwoord, maar juist daarom hecht ik eraan ook uit uw mond klip en klaar te horen dat ook de ministers van VVD-huize ten volle verantwoordelijk zijn voor het volledige kabinetsbeleid. Dat is namelijk grondwettig zo vastgelegd, en daarover mag geen begin van twijfel ontstaan. Bent u dat met mij eens?

De heer Rutte (VVD):

Als dit een normaal kabinet was geweest, was de VVD uit het kabinet getreden. Het is geen gewoon kabinet, en het is geen gewone situatie. U kent de VVD als een partij die ook bestuurlijk al 58 jaar bereid is verantwoordelijkheid voor het landsbestuur te nemen, en dat op een verstandige manier probeert te doen. Wij zullen het inhoudelijk niet altijd eens zijn, maar wij hebben als partij een traditie hoog te houden. Wij laten het land in deze onmogelijke situatie waarin een meerderheid van de Kamer de regering heeft gebracht, niet in de problemen achter. Dus nemen wij onze verantwoordelijkheid en zullen wij binnen de precedenten en de tradities proberen zo goed mogelijk te handelen. Maar vraagt u de VVD-bewindslieden niet zich te scharen achter deze beslissing. Dat kunnen zij niet, en dat zullen zij niet doen. Maar zij zullen, dat zal duidelijk zijn, de beslissing niet tegenwerken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik kan dit nog niet accepteren. De heer Rutte laat door zijn antwoord ruimte voor de conclusie dat de ministers van VVD-huize het zo oneens zijn dat zij dit besluit niet voor hun rekening kunnen nemen. Dat zij het ermee oneens zijn, is duidelijk, maar juist omdat gisteren door VVD-bewindslieden uitspraken zijn gedaan in de geest van "VVD-bewinds­lieden kunnen dit besluit niet voor hun rekening nemen" hecht ik eraan, juist van de VVD-fractie, gelet op haar traditie op dit punt, klip en klaar te horen dat door het zwaar laten wegen van het landsbelang en het aanblijven alle ministers de verantwoordelijkheid dragen, conform de Grondwet. Dat moet u met een simpel "ja" kunnen beantwoorden, zoals de heer Verhagen dat zojuist ook deed.

De heer Rutte (VVD):

Uiteraard zullen de ministers van VVD-huize handelen binnen tradities, precedenten, de Grondwet en het reglement van orde voor de ministerraad. Verder stel ik u voor deze vraag te stellen aan de minister-president, wiens woordvoerder ik niet ben.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Weest u er maar van overtuigd dat ik die vraag zal stellen aan de minister-president. Ik zal daar zelfs een heel belangrijke vraag van maken. Ik hecht er echter ook aan, juist omdat u dat "ja" er niet uit krijgt, om niet alleen van u te horen dat u zult handelen binnen uw traditie, maar om ook klip en klaar van u te horen of alle ministers conform de Grondwet verantwoordelijk zijn voor het volledige kabinetsbeleid. Ik kan mij niet voorstellen dat u een ander antwoord dan "ja" kunt of wilt geven.

De heer Rutte (VVD):

Als de VVD zegt dat zij het oneens is met deze beslissing, maar dat zij in het kabinet blijft zitten, omdat zij haar verantwoordelijkheid wil nemen als het gaat om de continuïteit, zal zij dat uiteraard doen binnen alle afspraken en tradities die daarvoor gelden. Verder is dit een vraag die ik niet kan beantwoorden. Die vraag moet u in uw termijn zelf aan de minister-president stellen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik beschouw dit maar als een "ja".

De heer Pechtold (D66):

Ik wil iets dieper op de materie ingaan. Opmerkingen over afspraken en traditie zijn mij iets te vaag. Ik heb het over artikel 45, lid 3 van de Grondwet, waarin het gaat om de eenheid van het kabinet. Ik ben daarmee bekend, zoals u weet.

De heer Rutte (VVD):

Dat was een van uw krachtigere artikelen.

De heer Pechtold (D66):

Hij ligt ook op mijn nachtkastje. Ik wil graag van u weten of de VVD-bewindslieden zich daaraan moeten houden. Verder sprak u over een bijzonder kabinet. Wat is bijzonderder dan een demissionair minderheidskabinet? Kunt u daar wat dieper op ingaan? Vervolgens sprak u over de problemen van het land. Kunt u aangeven wat die problemen zijn, waardoor de VVD daar de komende zo hard nodig is?

De heer Rutte (VVD):

Ik wil ook de heer Pechtold adviseren om zijn eerste vraag te stellen aan de minister-president. Ik heb daar zojuist op een vraag van de heer Rouvoet op geantwoord wat ik heb geantwoord en ik heb daar niets aan toe te voegen.

De heer Pechtold (D66):

De heer Rouvoet zei al heel juist dat het niet alleen om tradities gaat. Hij gebruikte het woord "Grondwet". Ik preciseer dat met artikel 45, lid 3 van de Grondwet. Dat gaat over die eenheid. Ik vraag dan aan u, als politiek leider en verantwoordelijk voor het eventueel terugtrekken of aanstellen van uw bewindslieden, of u opdracht geeft aan uw bewindslieden om zich aan dat grondwetsartikel te houden.

De heer Rutte (VVD):

Ik heb niets toe te voegen aan het eerdere antwoord dat ik aan de heer Rouvoet heb gegeven. Wij spraken toen ook over de Grondwet. Ik adviseer collega Pechtold om deze vraag aan de minister-president te stellen.

De tweede vraag van de heer Pechtold ging over het bijzondere karakter van dit kabinet. Natuurlijk is dit een bijzonder kabinet, zoals ieder kabinet dat na verkiezingen regeert, bijzonder is. Het is namelijk een demissionair kabinet. Dat betekent dat u en ik als Kamer gehouden zijn om op kousenvoeten met het kabinet om te gaan en dat het kabinet op kousenvoeten moet omgaan met de Kamer. Dit kabinet ontbeert het ultieme machtsmiddel dat iedere regering heeft, namelijk het machtsmiddel om af te treden en daarmee vervroegde verkiezingen uit te lokken. Deze Kamer heeft bij meerderheid, willens en wetens, besloten om het kabinet te confronteren met een beleidswijziging waar het kabinet tegen is. Het kabinet heeft daar vier jaar lang een beleid op gevoerd dat volledig tegengesteld is aan wat de meerderheid van de Kamer wil. Daarmee heeft die meerderheid van de Kamer dus willens en wetens aangestuurd op een constitutionele en bestuurlijke patstelling. Ik vind dat verwijtbaar en laakbaar.

De heer Wilders (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Het kabinetsbesluit om uitzettingen van asielzoekers per direct op te schorten is een verschrikkelijk slecht besluit. Mensen die niet aan de regels voor asiel voldoen en het land uit moeten, mogen nu toch voorlopig in Nederland blijven. Het stelselmatig weigeren om Nederland te verlaten, wordt nu ook beloond. De wet wordt dus niet langer gehandhaafd en de tamtam dat je Nederland niet wordt uitgezet als je niet aan de asielvoorwaarden voldoet, gaat nu al de wereld rond.

Het is onbegrijpelijk dat de VVD-bewindslieden in het kabinet blijven zitten. Zij doen dit zogenaamd in het landsbelang en voor de regeerbaarheid van het land. Is het echter in het landsbelang dat de wet niet gehandhaafd wordt? Is het in het landsbelang dat mensen die niet aan de regels voldoen, toch in Nederland mogen blijven? Is het in het landsbelang dat hierdoor nog veel meer gelukszoekers naar Nederland zullen komen? Is het in het landsbelang dat niemand Nederland meer zal verlaten, al was het maar omdat men denkt dat dit de eerste stap is op weg naar een generaal pardon? Hoe kan de VVD in een kabinet blijven zitten, een kabinet dat een beleid voert dat volstrekt haaks staat op wat men wil? Het motto van de VVD lijkt te zijn: wij zijn het er niet mee eens, maar wij doen het wel. De heer Rouvoet heeft volstrekt gelijk als hij zegt dat de ministers in een kabinet voor alle besluiten verantwoordelijk zijn, ook als zij het niet met die besluiten eens zijn. De VVD is dus vanaf vandaag verantwoordelijk voor een versoepeling van het asielbeleid. De zwakke knieën van de heer Rutte en de zijnen zijn stuitend. Het is glashelder dat je voor een streng vreemdelingenbeleid niet bij de VVD moet zijn.

De heer Rutte (VVD):

De heer Wilders heeft zich af kunnen reageren wat de gebeurtenissen van gisteren betreft. Als de VVD gisteren uit het kabinet was getreden, was hetzelfde kabinetsbesluit genomen. Dit is geen gewoon kabinet. Dit is een demissionair kabinet. De ministers van de VVD zijn gevraagd, net zoals die van het CDA, om de lopende zaken waar te nemen. Opstappen was overeengekomen met het bedrijven van schonehandenpolitiek. Wij hadden dan onze mening verduidelijkt door uit het kabinet te stappen. Dan hadden wij onze handen schoon gehouden. Misschien was dat vanuit het partijbelang gezien te verkiezen geweest. Ik ben echter blij om leider te zijn van een partij die het landsbelang verkiest boven het partijbelang.

De heer Wilders (PVV):

De heer Rutte is een politicus met slappe knieën en met een gebrek aan enige ruggengraat. Hij is leider van een politieke partij die toegeeft dat een versoepeling van het asielbeleid...

De voorzitter:

Wilt u zich alstublieft enigszins beperken in uw kwalificaties?

De heer Wilders (PVV):

Ik zeg niets wat niet klopt.

De voorzitter:

Ik verzoek u vriendelijk iets zakelijker...

De heer Wilders (PVV):

Ik neem geen woord terug van wat ik heb gezegd.

De voorzitter:

Dat vraag ik niet. Ik vraag u om u met het oog op de toekomst wat zakelijker op te stellen.

De heer Wilders (PVV):

Ook dat ga ik niet doen.

Naar mijn mening is de fractievoorzitter en de politiek leider van de VVD door de keuze om in het kabinet te blijven voor 100% verantwoordelijk voor een versoepeling van het asielbeleid. Dat siert hem niet. Het is helder voor heel veel mensen in het land waar de VVD staat als het gaat om het asielbeleid.

De heer Rutte (VVD):

Ik laat de megafoonopmerkingen van de heer Wilders aan mijn adres onbesproken. Ik leg die terzijde. Dit slaat helemaal nergens op. Het is in strijd met hoe wij hier met elkaar om moeten gaan. Dit zegt dan ook meer over hem dan over mij. Het gaat om de vraag hoe wij uit deze onmogelijke positie komen. Wij verkeren in een situatie die zich niet eerder heeft voorgedaan in de parlementaire geschiedenis van Nederland. Daar heeft een meerderheid in de Kamer voor gezorgd. De fractie van de heer Wilders maakt daar geen deel van uit. Ik ben blij dat het demissionaire kabinet niet tegen het staatshoofd heeft hoeven zeggen: wij komen er niet uit, lost u het maar op. Het is goed dat er een formule is gekomen om er uit te komen. Ik ben het met die formule inhoudelijk oneens. Die formule maakt het echter mogelijk om de lopende zaken af te handelen, in afwachting van de kabinetsformatie. Een vertrek van de VVD-ministers had niets veranderd aan het besluit dat de regering gisteren heeft genomen. De heer Wilders vindt het bedrijven van schonehandenpolitiek blijkbaar belangrijker dan continuïteit van bestuur en constitutie.

De heer Wilders (PVV):

Ik hoor veel woorden van de heer Rutte, die probeert te zeggen dat het in het belang van het bestuur van het land is dat de VVD-ministers blijven zitten. De kern van mijn kritiek op de houding van de VVD en haar leider is het volgende. Het zou in het landsbelang zijn dat de VVD-ministers blijven zitten. Dat is echter, met alle respect, complete onzin. De heer Rutte vindt immers ook dat het niet in het landsbelang is dat mensen die zich niet aan de regels houden in Nederland mogen blijven, dat de wet niet gehandhaafd wordt en dat de aanzuigende werking groter wordt. Dat is immers in strijd met het landsbelang. Het was dus eerder in het landsbelang geweest als de VVD had laten zien ruggengraat te hebben in plaats van slappe knieën. De VVD had moeten zeggen hier niet aan mee te doen en hier grondwettelijk geen verantwoordelijkheid voor te nemen. De heer Rutte heeft daar niet voor gekozen. Dat is zijn goed recht. Ik vind dat echter erg laakbaar.

De heer Rutte (VVD):

Ik denk dat de heer Wilders toe is aan een goede les parlementaire geschiedenis van Nederland, want hij begrijpt er werkelijk niets van. Ik kan hem het boek Honderd jaren van de heer Oud, de oprichter van de VVD, aanraden. Daarin beschrijft hij precies hoe deze zaken horen te gaan. Een kabinet dat demissionair is, is niet gehouden om besluiten van de Tweede Kamer uit te voeren die ingaan tegen het beleid dat het kabinet in de afgelopen jaren heeft gevoerd. Toch is er een Kamermeerderheid die het kabinet daartoe dwingt. Als dat niet gebeurt, leidt dat tot een constitutionele en bestuurlijke patstelling. De VVD neemt dus op geen enkele manier de verantwoordelijkheid voor die beslissing. Integendeel, als wij uit het kabinet waren getreden, was er precies hetzelfde gebeurd. Het verschil tussen de leden van uw en mijn partij is dat de leden van mijn partij er niet tussenuit "muizen" op het moment dat het nodig is.

De heer Wilders (PVV):

Met alle respect, er klopt niets van wat u nu zegt over het nemen van verantwoordelijkheid. U hebt het interruptiedebatje net ook gevolgd en daaruit bleek ook dat u verantwoordelijk bent. Uw geestverwanten zitten in het kabinet. Ook al zijn zij het er niet mee eens, toch dragen alle ministers de verantwoordelijkheid voor het beleid. Dat blijkt uit de Grondwet. Dus ook de VVD-ministers in het kabinet blijven voor 100% verantwoordelijk, ook al zijn zij het oneens met een kabinetsbesluit, zoals het voortzetten van het moratorium op het uitzetten van asielzoekers. Dat neemt u voor uw rekening en dat nemen de VVD-bewindslieden voor hun rekening. Ik had dat nooit voor mijn rekening willen nemen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik begrijp wel waarom u dit zo tegen de heer Rutte zegt. In het begin van uw betoog sloot u echter aan bij mijn stellingname over de verantwoordelijkheidsvraag en daarom plaats ik toch een kanttekening. Ik heb, anders dan u, niet willen betogen dat de VVD verantwoordelijk is voor besluiten. Dat is aan de betrokkenen en aan de fractie. Mijn stelling is dat de bewindslieden verantwoordelijk zijn, ongeacht hun politieke kleur. Het maakt niet uit of zij het eens of oneens zijn met het kabinetsbeleid. U kent mij als iemand die graag enige nuance in het betoog aanbrengt.

De heer Wilders (PVV):

Zo heb ik het ook gezegd. Ik heb gezegd dat de geestverwanten van de heer Rutte in het kabinet, als dienaren van de Kroon, voor 100% verantwoordelijk zijn voor ieder besluit van het kabinet, ook als zij het daarmee oneens zijn.

Voorzitter. Het gedraai van het CDA is naar mijn mening met geen pen te beschrijven. De minister-president kwam eergisteren naar de Kamer om zich vierkant achter de minister voor de Vreemdelingenzaken en Integratie, toen nog, te scharen. Hij zag er wat witjes uit, maar hij sprak stevige woorden: de motie die vraagt om een verlenging van de uitzetstop gaan wij niet uitvoeren. Ook het aannemen van de motie van afkeuring heeft hij sterk ontraden. De boodschap van de minister-president was dat dit niet het beleid van minister Verdonk was maar kabinetsbeleid. Inmiddels weten wij beter.

Om de Kamer tegemoet te komen – dat is de formele reden – heeft de premier binnen 24 uur een politieke pirouette gemaakt. Hij doet inhoudelijk water bij de wijn. Er komt ineens wel een moratorium op het uitzetten van asielzoekers. Daarmee laat hij minister Verdonk vallen als een baksteen. Is de werkelijke reden niet dat het CDA de PvdA te vriend wil houden omdat samenwerking met de VVD er toch niet meer in zit? De premier zal het ongetwijfeld ontkennen, maar ik denk dat dit erachter zit en dat vind ik zeer kwalijk.

Het is onverstandig en onbegrijpelijk dat het kabinet de uitzetting van asielzoekers nu staakt. In de Kamer en in brieven meldde het kabinet nog maar enkele dagen geleden dat de stop op de uitzetting van asielzoekers zou leiden tot het ontstaan van verkeerde verwachtingen. Het zou leiden tot rechtsongelijkheid en het zou een aanzuigende werking hebben op nieuwe asielzoekers. Er zouden juridische aanspraken kunnen komen en het zou leiden tot knelpunten in de uitvoering van de werkzaamheden in de vreemdelingenketen bij de IND.

Al deze problemen, al deze negatieve effecten van een uitzetmoratorium zijn ineens als sneeuw voor de zon verdwenen. Het kan nu in een keer allemaal wel. De linkse oppositie kan inderdaad tevreden zijn, maar het is slecht voor Nederland. De politieke geloofwaardigheid van dit huis en van dit kabinet heeft een enorme deuk opgelopen met dit gezwabber van vooral de minister-president en ook van de VVD. Daar zijn het CDA en de VVD in eerste instantie voor verantwoordelijk. Dit slappe compromis, dit gevolg van het zwabberende beleid is misschien de redding van dit broze kabinet, maar een ram voor Nederland.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. Het goede nieuws en ook het enige lichtpunt in de chaos van de afgelopen dagen, is dat veel mensen die jarenlang in onzekerheid hebben verkeerd, nu uitzicht krijgen op een specifiek pardon in plaats van op uitzetting. Daarmee is wat GroenLinks betreft een stap gezet in de richting van de Kamer.

Het slechte nieuws concentreert zich op de staatsrechtelijke rommel die dit kabinet heeft laten ontstaan. Deze premier schrijft bij iedere crisis of val van een van zijn kabinetten, nieuw staatsrecht. De oude stelregel dat regering en parlement behoedzaam met elkaar omgaan in een demissionaire periode, hebben hij en zijn kabinet in 2002 al los gelaten, toen het kabinet-Balkenende in de aanloop naar de verkiezingen controversiële besluiten bleef nemen zoals bijvoorbeeld over de aanschaf van de JSF. Het was en is dan ook niet geloofwaardig dat de premier zich in deze kwestie beroept op een regel die hij vier jaar geleden al met voeten heeft getreden.

Ik heb samen met collega Dijksma in oktober 2002 een motie ingediend waarin ervoor wordt gepleit om betere criteria op te stellen voor de controversialiteit van kabinetsbeslissingen die recht doen aan de demissionaire status van een kabinet. Deze motie werd toen door een rechtse meerderheid verworpen. Het lijkt mij na de gebeurtenissen van deze week verstandig dat de Kamer en het kabinet afspraken maken over de staatsrechtelijke regels die gehanteerd moeten worden in een demissionaire situatie. Ik krijg hierop graag een reactie van de premier en van zijn collega's.

Dat het staatsrecht de afgelopen anderhalve week zo zwaar op de proef is gesteld, is vooral veroorzaakt door de personalisering van de politiek en in het bijzonder van het ministerschap. Wie het ambt van minister vervult, dient de Kroon en is verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid dat in overleg met de medewetgever tot stand is gekomen. Nieuwe Kameruitspraken zullen altijd tot wijzigingen in beleid of in de uitvoering kunnen leiden. Maar als in de vervulling van het ambt de rechte rug van een individuele minister de overhand krijgt, wordt het kennelijk onmogelijk om wijzigingen te accepteren die de Kamer wenst. Dan dient het ambt de politicus en dient de politicus, die tevens minister is, niet langer de Kroon. Als die personalisering er ook nog eens toe leidt dat het gevoerde beleid in naam aan de persoon wordt verbonden, de "koers Verdonk" zoals de minister haar eigen koers heeft genoemd, is iedere ruimte weggenomen om een meningsverschil tussen minister en een Kamermeerderheid ordentelijk op te lossen. Dit bleek ook de afgelopen anderhalve week. Hierin ligt naar de mening van de fractie van GroenLinks de oorzaak van de keiharde en ook onnodig confrontatie van de afgelopen week.

Het is voor mijn fractie verbijsterend dat iemand die haar eigen ambt zo personaliseert, vervolgens geen persoonlijke consequenties trekt uit een motie van afkeuring. Ook in haar persconferentie ging de minister voorbij aan de motie van afkeuring en benadrukte zij geen verantwoordelijkheid te willen nemen voor het beleid dat zij als lid van deze regering nu zal uitvoeren. De minister klinkt als een kalkoen die tegen beter weten in blijft voorstellen om met kerstmis vegetarisch te eten. Mijn fractie vindt het onbegrijpelijk waarom de minister zichzelf met tweecomponentenlijm aan het pluche vastplakt, terwijl haar haar portefeuille is afgenomen en de Kamer geen vertrouwen in haar heeft.

Ik neem het alle dienaren van de Kroon kwalijk, de minister-president voorop, dat zij zich hebben laten gijzelen door een politicus die de grenzen van haar ambt niet kent. Helaas lijkt dit slechte voorbeeld besmettelijk te zijn. Het is namelijk ronduit onbetamelijk dat de vicepremier zich gisteren betitelde als een burgemeester in oorlogstijd. Als het voor de vicepremier oorlogstijd is, wat zegt dat dan over de Kamermeerderheid, zijn CDA-collega's en de positie van de premier? Ik neem aan dat de vicepremier inmiddels spijt heeft van zijn onzinnige uitlating van gisteravond en daarop wil terugkomen.

Het kabinet heeft voor een bedenkelijke staatsrechtelijke constructie gekozen om uit een impasse te komen. Daarmee is het begin van een oplossing ontstaan voor een inhoudelijk probleem van een groep mensen die te lang in onzekerheid verkeert en de afgelopen jaren buitengewoon slecht is behandeld. Nieuwe afspraken over het staatsrecht moeten herhaling van de beschamende vertoning van de afgelopen weken voorkomen. Het opschorten van uitzettingen was en is het doel van een Kamermeerderheid. De formulering in de brief van het kabinet roept vragen op. Ik sluit mij gemakshalve aan bij de opmerkingen die door anderen hierover zijn gemaakt. Ik heb vannacht echter ook de vicepremier gehoord, die in zijn persconferentie stelde dat met dit besluit een beroep op het beginsel van gelijke behandeling zal worden gedaan – ik denk dat hij daarin gelijk heeft – waardoor alle uitzettingen zullen worden opgeschort. Dat is ook gehoord door alle advocaten en rechters in Nederland. Daarmee is de door het kabinet schriftelijk geformuleerde verbijzondering achterhaald geworden. Ik vraag de premier of hij dit erkent en of feitelijk alle uitzettingen worden opgeschort van asielzoekers die onder het project Terugkeer vallen.

Het opschorten nu moet leiden tot een pardonregeling straks. Ik dank de heer Bos dat hij mijn oproep in het debat op de avond van de verkiezingen om onmiddellijk met de nieuwe Kamer een pardon te regelen zo voortvarend heeft opgepakt. Nu dient in de formatie wel resultaat te worden bereikt. Dat is in de formatie van 2002 en 2003 niet gelukt. Deze derde keer moet het scheepsrecht zijn.

De heer Rutte (VVD):

Ik stel u graag nog een vraag. Bent u zich ervan bewust dat u daar zelf aan kan bijdragen door te bevorderen dat er zo snel mogelijk een nieuwe regering komt?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik had die opmerking verwacht van de PvdA-fractie, niet van u. GroenLinks kan daaraan bijdragen, maar de ChristenUnie en de SP ook. De VVD kan dat niet. Het zou heel goed zijn als u de komende jaren in de oppositie te hoop moet lopen tegen een nieuw kabinet dat dit gaat regelen.

De heer Rutte (VVD):

Mag ik erop vertrouwen dat u een beetje vaart zet achter die formatie?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik neem aan dat u dit ook tegen de premier heeft gezegd. Zeker nu de uitzetting wordt opgeschort en er duidelijkheid moet komen over een specifiek pardon is het in ons aller belang dat de formatie voortvarend wordt doorgezet. Het lijkt mij tijd dat het CDA zich uitspreekt over wat het eigenlijk wil. Dat is echter niet het onderwerp van dit debat.

De heer Rutte (VVD):

Wat kan daarbij de rol zijn van de heer Marijnissen, alias Zoef de haas?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U kunt toch niet van mij verwachten dat ik daar een antwoord op geef? Zoef de haas is even weggezoefd, zoals u ziet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Toen de minister-president gisteravond met zijn verklaring begon, sprak hij de woorden uit dat de uitkomst van het kabinetsberaad van gisteren recht deed aan het gevoelen van de Kamer. Dit debat dient ertoe om te bezien of hij met die inschatting gelijk heeft gehad. Dat is de kernvraag voor de fractie van de ChristenUnie in dit debat. Uitgangspunt hierbij is de brief van de minister-president die hij namens het kabinet aan de Kamer heeft geschreven. Voor de fractie van de ChristenUnie moet het kabinet helderheid bieden op twee cruciale hoofdpunten. Doet het kabinet inderdaad voldoende recht aan de wens van de Kamer op het punt van het opschorten van de uitzettingen en het niet nemen van onomkeerbare beslissingen? Wat zijn na gisteren de staatsrechtelijke en politieke verhoudingen binnen het kabinet en tussen het kabinet en de Kamer?

De fractie van de ChristenUnie heeft waardering voor de bereidheid van het kabinet, die is gebleken uit de brief, om de Kamer tegemoet te komen. Namens het kabinet schrijft de minister-president in deze brief dat het kabinet wenst te voorkomen dat er verdere discussie ontstaat rond de verwijdering van ex-asielzoekers in het kader van het project Terugkeer. Dit was ook in essentie de bedoeling van de motie-Bos en de eerste motie-Dijsselbloem. De ChristenUnie-fractie heeft, evenals andere fracties, wel een aantal vragen over de omschrijving van deze groep. Deze vragen zijn voor ons belangrijk. De eerste vraag richt zich op het punt van de humanitaire bezwaren, waarnaar in de brief wordt verwezen. Deze worden in de brief iets nader ingevuld, want er staat "in het bijzonder bij gezinnen met kinderen". Dat zou namelijk het criterium zijn waarom niet tot uitzetting wordt overgegaan. Hieraan wordt toegevoegd dat de uitzettingen van deze groep per direct worden opgeschort. Het kabinet kiest ervoor om de opschorting van de uitzettingen los te koppelen van een pardonregeling, waar het kabinet niet op vooruit wil lopen. Het kabinet voert dus humanitaire bezwaren aan als criterium om niet uit te zetten. Gelet op de voorgaande debatten over dit onderwerp, mag het wat de ChristenUnie-fractie betreft duidelijk zijn dat de humanitaire bezwaren er per definitie in gelegen zijn dat het gaat om het uitzetten van mensen die straks onder een pardonregeling zouden kunnen vallen. Daarom moeten deze mensen straks niet worden uitgezet. Dat moet dan ook de invulling zijn van het begrip "humanitaire bezwaren" in de brief van het kabinet. Iedere andere invulling van het begrip "humanitaire bezwaren" zou namelijk nieuw beleid impliceren. Zoals wij allen weten stuit dat in een demissionaire periode op bezwaren.

Wij hebben ook een vraag over de toevoeging "in het bijzonder bij gezinnen met kinderen". Ik zou van het kabinet meer inzicht willen krijgen in de vraag op wie dat opschorten nog meer betrekking zou kunnen hebben. De volgende vraag luidt als volgt. Als de laatste zin van die alinea luidt dat de uitzettingen van "deze groep per direct worden opgeschort", kan dat alleen betekenis hebben als wij precies weten over welke groep het hier gaat. Anders kun je die uitzettingen namelijk niet per direct opschorten. Dat betekent dat ik aan het kabinet vraag op wie die groep dan precies betrekking heeft, welke omvang die groep heeft en of die groep op enigerlei wijze kan afwijken van de eerder door de Kamer bedoelde groep die onder een pardonregeling zou moeten kunnen vallen en waarover dus geen onomkeerbare beslissingen zouden moeten worden genomen. Ik ga er vooralsnog van uit dat wij het over diezelfde groep hebben die indertijd in de moties is aangeduid. Dat betekent overigens wel dat de eerder aangevoerde bezwaren tegen die moties daarmee automatisch zijn komen te vervallen. Ik stel dan ook vast dat de door de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie eerder zwaar aangezette juridische en staatsrechtelijke argumenten tegen die moties daarmee eveneens zijn komen te vervallen.

Voorts kom ik te spreken over de staatsrechtelijke en politieke verhoudingen tussen kabinet en Kamer. De brief van de minister-president is duidelijk. De VVD-ministers konden zich niet verenigen met het besluit, maar na een dringend beroep van de minister-president zijn ze aangebleven vanwege het landsbelang. Dit besluit maakt nu onderdeel uit van het kabinetsbeleid, schrijft de minister-president. Ik wil erop wijzen dat die zin niet staat in de passage over de inhoud van het besluit, maar in de alinea over de bezwaren van de VVD-ministers. Dat heeft een betekenis, lijkt mij. Nu de VVD-bewindslieden zijn aangebleven, nemen zij dus ook verantwoordelijkheid voor dit onderdeel van het kabinetsbeleid. In die context staat die zin namelijk. Is de minister-president het eens met die analyse? Vindt hij ook dat alle ministers door aan te blijven voluit verantwoordelijk zijn voor een besluit, ook als zij het daar niet meer eens zijn? Ik vind dat vanzelfsprekend, en de heer Verhagen ook volgens mij. Ik heb ook geconcludeerd dat de heer Rutte het hiermee eens is, want hij heeft mijn conclusie niet weersproken. Ik heb begrepen dat de minister-president gisterenavond voor de camera zei dat hij blij is dat de VVD-ministers verantwoordelijkheid willen nemen voor dit kabinetsbesluit. Ik hoor graag zijn bevestiging.

De heer Rutte (VVD):

Ik ga over mijn eigen woorden en u gaat over de conclusies die u daaruit trekt. Dat zijn de verhoudingen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb op basis van een viervoudig antwoord geconcludeerd dat ik dit als een "ja" mocht opvatten. U hebt dat niet weersproken. Als u dat nu wel doet, moet u dat duidelijk maken.

De heer Rutte (VVD):

Ik heb u gezegd dat ik bleef bij mijn antwoord en dat uw conclusies voor u zijn. Ik heb u aangeraden om die vraag aan de premier te stellen, zoals u zojuist hebt gedaan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U hebt wel gezegd dat dit besluit uiteraard binnen de Grondwet en het reglement van orde van de ministerraad zou vallen. Dat impliceert het dragen van de verantwoordelijkheid voor die besluiten. Als dat anders is, moet u dat nu klip en klaar zeggen. U mag dat, juist vanuit de traditie van uw partij, niet in de mist laten hangen. Als dat niet het geval is, begrijp ik niet helemaal waarom u het nu nodig vindt om naar voren te komen als ik concludeer dat u het met mij eens bent dat de Grondwet ook nu geldt.

De heer Rutte (VVD):

U bent een ravissant knap formuleerder, maar dit klopt niet. Ik ga over mijn eigen woorden en u gaat over de conclusies die u daaraan verbindt. Ik laat het bij wat ik er al over heb gezegd en adviseer u verder om de dialoog hierover rechtstreeks met de premier te voeren.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik betreur het dat hier mist ontstaat over een zo evident punt als de geldigheid van in dit geval artikel 42 van de Grondwet waarin staat dat ministers verantwoordelijk zijn. Ik heb deze vragen gesteld omdat minister Zalm gisterenavond op zijn persconferentie zei: "Een VVD-minister kan dit besluit niet voor zijn of haar rekening nemen." Dat moet een kennelijke onzorgvuldigheid zijn. Als het een particuliere opvatting is, is die volstrekt irrelevant voor de conclusie die ik zo-even heb getrokken. Ik neem aan dat de minister-president hier namens alle ministers zal verklaren dat zij allemaal voluit verantwoordelijk zijn en dat daarover binnen de ministerraad geen verschil van opvatting bestaat.

Wat nog wel relevant is, is dat minister Zalm aan zijn staatsrechtelijk onjuiste opmerking de stelling verbond dat is gekozen voor een portefeuilleruil omdat minister Verdonk hier geen verantwoordelijkheid voor wil of kan dragen. Minister Verdonk zei: "Ik heb mijn portefeuille overgedragen aan een collega." De fractie van de ChristenUnie gaat ervan uit dat de motie van afkeuring die door de Kamer is aangenomen, de reden is geweest dat minister Verdonk nu niet langer is belast met deze portefeuille. De uitkomst van het beraad van gisteren over de ontstane situatie is de brief, inclusief de conclusie dat minister Verdonk niet langer is belast met die portefeuille. Ik beschouw dat als de consequente van de aangenomen motie van afkeuring en dus niet als een keuze van minister Verdonk. Mijn fractie hecht zeer aan een ondubbelzinnige bevestiging door de minister-president van deze conclusie, want daarvan hangt op dit punt ons oordeel over brief af.

De heer Rutte (VVD):

Ik wacht op dat punt ook de beantwoording van de premier geïnteresseerd af. Ik heb de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie gisteren iets horen verklaren – ik ben mijn eigen bijdrage in eerste termijn daarmee begonnen – over de reden dat zij heeft besloten niet langer de verantwoordelijkheid te willen dragen voor het vreemdelingenbeleid. Haar verklaring is contrair aan wat de heer Rouvoet hier zegt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat contraire opvattingen worden uitgewisseld in een debat is niet ongebruikelijk. Er zou zelfs kunnen worden gezegd dat het essentieel is voor een debat. Ik begrijp de relevantie van uw opmerking dat u een andere opvatting heeft over de reden dat minister Verdonk niet meer met de portefeuille is belast, dus niet helemaal. Ik ga er in elk geval van uit dat de minister-president straks zal bevestigen wat in de brief niet expliciet staat, namelijk dat de motie van afkeuring heeft geleid tot de conclusie dat minister Verdonk niet langer wordt belast met deze portefeuille. Het kan niet zo zijn dat minister Verdonk, zoals zij op haar persconferentie suggereerde, ervoor heeft gekozen om die portefeuille af te stoten omdat zij toe iets aan iets nieuws of iets dergelijks.

De heer Rutte (VVD):

Omwille van de tijd lijkt het mij het meest praktisch dat wij de beantwoording van de premier afwachten.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Om die reden heb ik deze vraag gesteld.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. De angel lijkt uit het debat, maar de koevoet zit tussen de deur. Na meer dan twaalf uur beraadslaging heeft het kabinet een reactie op de motie van afkeuring, die dinsdagnacht is aangenomen. Eigenlijk zijn het twee reacties. Het CDA-deel van het kabinet vindt en doet namelijk iets anders dan het VVD-deel. Daarmee is het kabinet erin geslaagd, van een bescheiden verzoek van een in rechte staande Kamer een buitengewoon bevreemdende staatsrechtelijke vertoning te maken. Aan de minister-president vraag ik: hoe heeft u het zo ver kunnen laten komen? Waar was uw regie, de afgelopen twee weken, maar ook gisteren gedurende de meer dan twaalf uur durende beraadslaging? Uiteindelijk komt u met een verklaring waarin wat eerst door u als onmogelijk werd verklaard, toch mogelijk bleek te zijn. Een kwartier na uw verklaring aan de Kamer trok minister Zalm de regie weer naar zich toe en legde zijn versie van het kabinetsbeleid uit. Dat deed hij in stevige bewoordingen, zo stevig, zo uit de bocht, dat ik niet anders kan dan ze een vicepremier onwaardig te noemen. Hoezo zwarte dag? Hoezo gedrocht? Hoezo burgemeester in oorlogstijd? Herhaalt minister Zalm deze kwalificaties of schoot hij vanuit de heup voor de bühne? Ondertussen is het nauwelijks te volgen. Wiens uitleg verwoordt het kabinetsbeleid, die van de minister-president of die van de vicepremier? Staan de VVD-bewindslieden nu achter het kabinetsbeleid? Aanvaarden de VVD-bewindslieden nu verantwoordelijkheid voor de uitvoering van kabinetsbeleid?

Artikel 45, lid 3 van de Grondwet behandelt de homogeniteit van het kabinetsbeleid. Hoe verhoudt zich de ontstane situatie met dit artikel? Ik krijg hierop graag een reactie van de minister-president én van de vicepremier, bij voorkeur de zelfde reactie. Mocht de interpretatie van de vicepremier anders zijn dan die van de minister-president, vraag ik mij af waarom hij er niet de enige logische conclusie aan heeft verbonden: opstappen. De kwalificatie dat bij het opstappen van de VVD het land onbestuurbaar zou worden, lijkt mij schromelijk overdreven. Een rompkabinet, bestaande uit het CDA alleen, is zonder precedent, maar was zeker mogelijk geweest. Dit demissionaire minderheidskabinet regeert namelijk niet; het past op de winkel. Toch vond de VVD zichzelf onmisbaar. Een van de redenen hiervoor was onder andere de missie-Uruzgan, waar VVD-minister Kamp de leiding over had, zo stelde minister Zalm gisteren. Dat is een merkwaardig gelegenheidsargument, want vorige week was minister Kamp van Defensie nog in de running voor het Kamervoorzitterschap, missie in Uruzgan of niet.

Er is dezer dagen sprake van prostituering van het staatsrecht. Deze premier, die normen en waarden hoog in het vaandel heeft staan, maakt dat het constitutionele recht niet meer wordt gevolgd zoals het gevolgd behoort te worden. Ik hoop dat de minister-president en de vicepremier licht kunnen werpen op het door hen zelf gecreëerde staatsrechtelijk improvisatietheater. Hoe kan het zijn dat een uit 1860 stammende vertrouwensregel terzijde werd geschoven? Als de Kamer bij monde van de indiener stelt dat een motie van afkeuring tevens moest worden gelezen als een motie van wantrouwen, heeft de minister te gaan. Dan is er geen ruimte meer voor een eigen afweging van de minister, noch van het kabinet. Het gaat D66 in dit geval niet om minister Verdonk. Van haar heeft mijn fractie in juni al afscheid genomen. Het gaat haar om de toekomstige toepassing van de vertrouwensregel. Daarom stelt mijn fractie voor, de vertrouwensregel te codificeren. Zij komt daar op een later moment op terug.

Zoals gezegd, lijkt de angel uit het debat, maar zit de koevoet tussen de deur. Die deur is overigens door de minister-president zelf op een kier gezet, toen hij als lijsttrekker tijdens de campagne verklaarde dat een pardon geen breekpunt zou zijn bij de formatieonderhandelingen. Er viel dus te praten over een pardon. Een meerderheid voor een pardon na de verkiezingen hing al boven de markt. Tijdens de campagne is een pardon door de partijen, van links tot rechts, inzet van de verkiezingen gemaakt. Met andere woorden, de verwachting werd gewekt dat een pardon na de verkiezingen wel mogelijk zou worden gemaakt.

Een nieuwe meerderheid in deze Kamer heeft op 30 november ingezet op een uitzetstop voor mensen die onder het bereik van het project Terugkeer vallen en hier al jaren in onzekerheid verblijven. D66 heeft tijdens deze hele voorstelling maar één doel voor ogen gehad: een uitzetstop voor mensen die onder het bereik van het project Terugkeer vallen. Als dat moet gebeuren door dit te omschrijven als "op humanitaire bezwaren stuitend", vind ik dat best, want zetten wij ooit mensen uit als sprake is van humanitaire bezwaren?

Het kabinet heeft de Kamer steeds voorgehouden dat haar verzoek onuitvoerbaar was en dat de doelgroep niet te definiëren zou zijn. Er werd hier gevraagd: wie vallen er nu precies onder? Wat mijn fractie betreft valt iedereen, aangeduid in de motie-Bos c.s., er nu onder. Ik heb dan ook slechts één inhoudelijke vraag over dit voorstel. Ik wil daarop graag een antwoord van zowel de minister-president als de uitvoerend minister. Vinden zij dat uitzetting van een persoon die op enig moment heeft behoord tot de doelgroep van het project Terugkeer, die sinds die tijd ononderbroken hoofdverblijf heeft gehad in Nederland, en waartegen geen contra-indicaties bestaan, op humanitaire bezwaren stuit? D66 vindt van wel. Wij vinden dat uitzetting van iemand die aan deze criteria voldoet op humanitaire bezwaren stuit. Wat mij betreft kom ik hier voor elk individueel geval terug om dat te verdedigen en te regelen.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Kan de heer Pechtold mij uitleggen wat het verschil is in humanitair opzicht tussen een gezin met kinderen, een aanvraag ingediend hebbend op 25 maart 2001, en een gezin met kinderen, een aanvraag ingediend hebbend op 25 april 2001?

De heer Pechtold (D66):

Het hangt ervan af of zij Pechtoldvallen onder het project Terugkeer, want daarover wordt in de motie-Bos c.s. steeds gesproken. Ik hoop dat de oude en nu de nieuwe minister die dossiers heeft. Ik ben ooit op werkbezoek in Winschoten geweest. Daar vind je 3,5 kilometer archief van de IND. Daar kun je die dossiers vinden en dan checken hoe het zit met die gezinnen.

De heer Rutte (VVD):

Het humanitaire verschil is dus de datum van indiening van de aanvraag.

De heer Pechtold (D66):

Het woord "humanitair" heb ik zojuist al gebagatelliseerd. Voor mij is er geen verschil of het gaat om gezinnen met kinderen, alleenstaande homo's, alleenstaande christenen, of wie dan ook. Voor ons gaat het vanaf het begin om degenen die vallen onder het project Terugkeer, om degenen die vallen onder de oude wet.

De heer Rutte (VVD):

Als de heer Pechtold consequent wil zijn, moet hij een wetswijziging indienen op de nieuwe Vreemdelingenwet. Anders zijn zijn woorden lege hulzen.

De heer Pechtold (D66):

De heer Rutte en ik staan allebei aan de zijkant van nieuwe formatiebesprekingen, maar ik zal er graag op toezien dat deze kwestie, de humanisering van de wetgeving, nauw wordt gedefinieerd in de nieuwe wet, want daar zijn wij inderdaad hard aan toe. Daar hadden wij de afgelopen dagen misschien beter aan kunnen besteden.

De heer Rutte (VVD):

Waarmee de heer Pechtold de wet van Job Cohen naar de prullenbak verwijst.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. De Partij voor de Dieren is blij met de brief van het kabinet. Wel willen wij weten op welke groep uitgeprocedeerde asielzoekers het kabinet doelt. Het is voor ons van groot belang dat de verhouding tussen Kamer en kabinet is verduidelijkt en bestendigd en dat er recht wordt gedaan aan de positie van de Kamer als hoogste gezag van dit land.

Daarnaast spreekt mijn fractie er haar waardering voor uit dat de regeringspartijen CDA en VVD hun verantwoordelijkheid nemen, in het belang van de bestuurbaarheid van dit land, ondanks dat zij principieel anders staan ten aanzien van het vluchtelingenbeleid dan een meerderheid van de Kamer. Wij hebben eerder onze teleurstelling uitgesproken over het feit dat er sprake leek te zijn van een machtsspel, waarin de positie van de mensen over wie dit debat eigenlijk zou moeten gaan, ondergeschikt leek te worden gemaakt aan politieke belangen. Een Kamermeerderheid heeft gekozen voor mededogen als uitgangspunt. Het kabinet heeft besloten om niet langer halsstarrig te weigeren de wens van de Kamer uit te voeren. Wij zijn blij dat daarmee onzekerheid voor kwetsbare groepen is weggenomen en de tegenstellingen in dit huis niet onnodig verder zijn aangescherpt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Het wachten op een uitweg uit de impasse gisteren is uiteindelijk gebleken niet voor niets te zijn. Rond de klok van twaalf vannacht heeft de minister-president een oplossing gepresenteerd die in tal van opzichten afwijkt van wat normaal is. Een abnormale oplossing dus. Normaal is dat een door de Kamer aanvaarde motie wordt uitgevoerd. Normaal is dat het kabinet een motie die het fundamenteel onuitvoerbaar acht, niet uitvoert en zich daarover verantwoordt. Normaal is dat een minister die een motie van wantrouwen of afkeuring aan zijn broek krijgt, opstapt. Normaal is dat ministers die het principieel oneens blijven met een nieuw kabinetsbesluit, opstappen. Normaal is dat ministers die blijven zitten, zich conformeren aan genomen besluiten, ook al zijn zij het er in persoon niet mee eens.

Zo bezien, is het niet moeilijk om de gepresenteerde uitweg stevig te bekritiseren. Normaal is het allemaal niet. Het is een staatsrechtelijk noodverband. Eén ding is helder: de ongekende patstelling die tussen Kamer en kabinet was ontstaan, leidde tot een buitengewone situatie, een uitzonderlijke situatie die vraagt om een uitzonderlijke oplossing. Het is fair om zo ook de gepresenteerde uitweg te beoordelen. Er ontstond een crisisachtige sfeer, toen de polarisatie rond de pardonregeling een kookpunt bereikte door toedoen van een onzes inziens onbesuisd opererende Kamer, met uiteindelijk de aanvaarding van een motie van afkeuring. Een onbestuurbare situatie leek te ontstaan. Het staatsbelang vordert dan ook, over de eigen politieke schaduw heen te stappen.

Dan is voor ons de keuze helder: als wij op inhoudelijke gronden een beleidskeuze moeten maken tussen het probleem van een vooruitlopen op een mogelijke pardonregeling en het afwachten van zo'n regeling die uit de formatie zal resulteren, kiezen wij overtuigd voor het laatste. Dan kiezen wij voor wijze terughoudendheid. Maar als wij moeten kiezen tussen het voortduren van een crisissituatie door vast te houden aan het eigen gelijk en genoegen nemen met het toch vooruitlopen op zo'n pardonregeling, kiezen wij voor het laatste. Zo moet het dan maar, mits vragen die toch leven bevredigend beantwoord kunnen worden.

De vragen die zich eerder tot de indieners van de moties richten, komen nu op het bordje van het kabinet terecht. Ik noem er slechts twee. Een eerste vraag is wat nu precies de doelgroep is. De formulering is nogal cryptisch en bevat de vage beperkende voorwaarde dat uitzetting niet plaatsvindt, wanneer het op humanitaire bezwaren stuit. Een tweede vraag is welke uitvoeringsinspanning dit alles gaat vragen, juist door onhelderheid die er nog is. Wat betekent dit voor het beroep op de rechter? Welke extra inspanning wordt van de IND gevraagd? Wij willen bovendien van het kabinet een harde toezegging dat alle inspanningen die nu hiervoor gepleegd moeten worden, niet ten koste gaan van het voortvarend beoordelen van de individuele dossiers op de schrijnendheid. Het zou toch onverteerbaar zijn als juist die nu langer in onzekerheid gaan verkeren.

De SGP-fractie kan in het licht van de regeerbaarheid van ons land leven met het aanblijven van alle VVD-ministers, inclusief mevrouw Verdonk, met een herschikking van taken. Ook hier is het niet moeilijk de bedenkingen en bezwaren te vermenigvuldigen, maar in het belang van de regeerbaarheid van ons land en als uitzonderlijke oplossing in de gegeven omstandigheden is ons eindoordeel helder: zo moet het dan maar. Om een crisis te bezweren is van alle kanten terughoudendheid nodig. Wat dat betreft gaat het nu nog lang niet zo ver als in de tijd van Koning Willem II, die naar eigen zeggen in één nacht van een conservatief liberaal werd.

Het is een goede zaak dat de VVD-ministers in het belang van de regeerbaarheid willen aanblijven, ongeacht hun grote bezwaren tegen de gang van zaken. Laat dan wel helder zijn dat hetzelfde landsbelang vraagt zich te conformeren aan de gemaakte keuzes en deze niet publiekelijk te blijven bekritiseren of daarvan toch weer afstand te nemen. Anders is het landsbelang meer gediend met het opstappen dan met het aanblijven. Kortom, geen opschorting van "uithetkabinetzetting" van oppositievoerende ministers.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 13.12 uur tot 13.55 uur geschorst.

Naar boven